Arbeidshof te Brussel

Transcriptie

1 Repertoriumnummer Uitgifte Uitgereikt aan 2016/ Datum van uitspraak 5 juli 2016 Rolnummer op JGR 2016/CB/4 Arbeidshof te Brussel eerste kamer Arrest

2 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p. 2 KORT GEDINGEN - andere tegensprekelijk arrest definitief D. C., appellante, vertegenwoordigd door mr. MORTIER Karel loco mr. DELPORTE Christiaan, advocaat te 1170 BRUSSEL, Terhulpsesteenweg 181/24 tegen MONTEBI NV, met zetel te 1780 WEMMEL, De Limburg Stirumlaan 274, geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. DESMADRYL Amelie loco mr. ADRIAENS Bart, advocaat te 8500 KORTRIJK, Ring Bedrijvenpark / Brugsesteenweg 255. *** * Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel volgend arrest uit: Gelet op de stukken van rechtspleging, in bijzonder: - het voor eensluidend verklaard afschrift van het bestreden vonnis, uitgesproken op tegenspraak op 15 maart 2016 door de Nederlandstalige arbeidsrechtbank Brussel, in kortgeding (A.R. 16/1/C), - het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van dit hof op 25 maart 2016, - de conclusie voor de appellante, - de conclusies voor de geïntimeerde, - de voorgelegde stukken. *** *

3 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p. 3 De partijen hebben hun middelen en conclusies uiteengezet tijdens de openbare terechtzitting van 17 juni 2016, waarna de debatten werden gesloten, de zaak in beraad werd genomen en voor uitspraak werd gesteld op heden. I. FEITEN EN RECHTSPLEGING *** * 1. Op 3 juni 2009 ondertekenden mevrouw C. D. W. en de nv Montebi een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd, waardoor mevrouw D. W. op 10 augustus 2009 in dienst kwam als handelsvertegenwoordiger voor de verkoop van uurwerken en juwelen. In art. 4 wordt de sector omschreven als België en Luxemburg. Art. 6 bevat een wijzigingsbeding van de sector, mits de handelsvertegenwoordiger 30 dagen vooraf verwittigd wordt en mits de wijziging geen verlies meebrengt voor de handelsvertegenwoordiger. Uitdrukkelijk wordt bepaald dat een aanpassing van de sector of het productengamma als niet essentieel beschouwd wordt. 2. De sector en het productengamma worden herhaaldelijk gewijzigd; mevrouw D. W. oefent haar activiteit meermaals uit in het Groot Hertogdom Luxemburg, maar nooit uitsluitend. 3. Naar aanleiding van een langdurige arbeidsongeschiktheid van een collega wordt diens sector herverdeeld over 3 vertegenwoordigers, waaronder mevrouw D. W., die de producten Nona en Bruce zal vertegenwoordigen en Olivier Stelli in Vlaanderen.

4 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p Vanaf 13 juli 2015 tot 30 november 2015 is de arbeidsovereenkomst van mevrouw D. W. geschorst wegens economische werkloosheid en jaarlijkse vakantie. Ze werkte dan enkel op woensdag in de dienst na-verkoop. 5. Op 1 september 2015 hervatte de zieke collega haar werk. Deze nam de merken Nona en Bruce in de sector Vlaanderen terug over van mevrouw D. W.. Het merk Olivier Strelli werd niet meer afzonderlijk vertegenwoordigd, maar toebedeeld aan de verkopers van Rodania. 6. Hierdoor diende na de economische werkloosheidsperiode voor mevrouw D. W. een nieuwe sector en productengamma te worden bepaald, waarvoor ze op 1 december 2015 werd uitgenodigd om dit te bespreken. 7. Op 2 december 2015 werd haar meegedeeld dat ze vanaf de dag erna voor het grondgebied Luxemburg de vertegenwoordiging diende te doen voor het merk Nona. Ondersteuning werd haar daarbij aangeboden. 8. Vanaf 3 december 2015 tot 18 december 2015 is mevrouw D. W. arbeidsongeschikt, waarna ze verlof neemt van 19 december 2015 tot 31 december 2015 om terug te komen werken van 4 januari 2016 tot 10 januari 2016, ze hielp dan bij de inventaris. Van 11 januari 2016 tot 14 januari 2016 nam ze opnieuw verlof. Nadien was ze opnieuw arbeidsongeschikt tot heden (laatste verlenging tot 17 juli 2016). 9. Met aangetekende brief van 10 december 2015 protesteerde de raadsman van mevrouw D. W. de werkverdeling, zoals meegedeeld op 2 december. Ze ervaarde dit als werd ze op een zijspoor gezet, omdat de sector Luxemburg niet gelijkwaardig was en tot

5 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p. 5 onredelijke werkvoorwaarden leidde. Ze vroeg het herstel van haar voorgaande werkregeling. De raadsman van Montebi betwistte dit bij antwoordbrief van 24 december 2015 en wees op de tijdelijke voorgaande werksituatie die verklaard werd door de arbeidsongeschiktheid van een inmiddels teruggekeerde collega. De sector Luxemburg werd omschreven als een gelijkwaardige sector en kwam overeen met de wens van mevrouw D. W. om Franstalige klanten te prospecteren. 10. Op 12 januari 2016 bracht mevrouw D. W. dagvaarding in kortgeding uit lastens Montebi en vroeg een bevel opdat Montebi de eenzijdige wijzigingen, meegedeeld op 2 december 2015 zou opschorten tot er een akkoord was of tot de arbeidsovereenkomst zou beëindigd worden, hetzij door partijen of eenzijdig door één partij of via gerechtelijke weg. Ze vroeg ook dat dat de voorgaande arbeidsvoorwaarden (vertegenwoordiging van Nona en Bruce in Vlaanderen) verder ongewijzigd zouden kunnen worden voortgezet tot er een akkoord was of tot de arbeidsovereenkomst zou beëindigd worden, hetzij door partijen of eenzijdig door één partij of via gerechtelijke weg. 11. Met kortgedingbeschikking van 15 maart 2016 verklaarde de voorzitter van de Nederlandstalige arbeidsrechtbank te Brussel deze vordering ontvankelijk, maar ongegrond wegens gebrek aan spoedeisendheid. 12. Met verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen te griffie van het arbeidshof te Brussel op 25 maart 2016, tekende mevrouw D. W. hoger beroep aan en hernam ze haar oorspronkelijke vordering in kortgeding.

6 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p. 6 II. BEOORDELING 13. Het hoger beroep werd tijdig en met een naar de vorm regelmatige akte ingesteld, wat niet wordt betwist. De hoogdringendheid 14. Art. 584, lid 2 Ger. W. bepaalt dat de voorzitter van de arbeidsrechtbank in gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak doet; in de zin van die wetsbepaling is er sprake van spoedeisendheid wanneer een onmiddellijke beslissing wenselijk is om schade van een bepaalde omvang of ernstige ongemakken te voorkomen; men kan derhalve zijn toevlucht nemen tot het kort geding wanneer met de gewone rechtspleging het geschil niet tijdig is op te lossen, waardoor de rechter in kort geding over een ruime feitelijke beoordelingsmacht beschikt en, in juiste mate, over de grootste vrijheid (Cass. 21 mei 1987, RW , 1425; Cass. 11 mei 1990, RW , 987, noot LAENENS J., TBH 1990, 774, noot LINDEMANS D.). 15. De spoed mag niet te restrictief beperkt worden tot de mogelijkheid van schade; er is ook spoed bij het verhinderen van dreigende schade en er zal gekeken worden of bij een gewone rechtspleging de zaak tijdig zal kunnen worden opgelost (J. PETIT, Sociaal Procesrecht, in ICA-reeks 14, Brugge, die Keure, 2000, 336, nr. 280). 16. Tijdens de debatten in graad van beroep, meer bepaald de toelichting door de raadsman van mevrouw D. W. gegeven ter zitting van 17 juni 2016, is aangehaald dat de

7 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p. 7 voortdurende arbeidsongeschiktheid van mevrouw D. W. o.m. het gevolg is van de hier voorliggende discussie, zodat ze op doktersvoorschrift niet in staat geacht werd om onmiddellijk het werk te hernemen. Deze geblokkeerde situatie hypothekeert blijkbaar mevrouw D. W. om ernstig te reageren op het dubbele voorstel dat Montebi in haar beroepsconclusie na bericht tot voortzetting (27 mei 2016) deed. 17. In die omstandigheden kan de spoedeisende aard van de zaak worden aangenomen. De beslissing bij voorraad steunend op een voldoende schijn van recht 18. Hoewel de kortgedingrechter kan overgaan tot een onderzoek van de rechten van partijen, mag hij geen nadeel toebrengen aan de grond van de zaak en dient hij zich te steunen op een voldoende schijn van recht (Cass. 31 januari 1997, Arr. Cass. 1997, 140). Bij de beoordeling van het wijzigingsrecht kan dit een delicate aangelegenheid zijn, reden waarom soms een onderscheid gemaakt wordt tussen de wijziging van arbeidsvoorwaarden en de wijziging van arbeidsomstandigheden. Het wijzigingsrecht moet eerst en vooral bekeken worden vanuit de bepalingen van de arbeidsovereenkomst. 19. Art. 4 van de arbeidsovereenkomst omschrijft Luxemburg als een deel van de sector. Mevrouw D. W. heeft overigens deels in dit land gewerkt, zij het niet op uitsluitende basis. Een verzet tegen een tewerkstelling als dusdanig in Luxemburg kan, bezien vanuit de arbeidsovereenkomst en de latere uitvoering, geen voldoende schijn van recht verantwoorden.

8 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p Art. 6 van de arbeidsovereenkomst bepaalt een wijzigingsrecht van de sector en het productengamma door de werkgever. Hij dient daarbij wel een gelijkwaardigheid in acht te nemen. In deze bepaling wordt ook voorzien dat de werkgever bij een sectorwijziging 30 dagen op voorhand moet verwittigen. Deze bepaling heeft blijkbaar tot doel ervoor te zorgen dat partijen kunnen overeenstemmen over de gelijkwaardigheid en de voorwaarden. Het is dus geenszins een potestatieve bepaling. Deze termijn was op 2 december 2015 niet nageleefd, daar de bespreking pas startte op 1 december Maar inmiddels is zoveel tijd verstreken dat partijen dit overleg konden voeren. Meer, nog in haar laatste conclusie stelt Montebi 2 opties voor om de gelijkwaardigheid en de voorwaarden te verfijnen; ze laat ook nog overleg open over het bonussysteem en biedt ondersteuning aan. 21. Alleszins volgt uit het laatste lid van art. 6 van de arbeidsovereenkomst dat elke aanpassing van de sector of het productengamma door de partijen als niet-essentieel beschouwd wordt in het kader van de arbeidsovereenkomst. 22. Wanneer het Hof van Cassatie onderlijnt dat de kortgedingrechter over een ruime feitelijke beoordelingsmacht beschikt, maar deze moet gebruiken op een juiste mate, (Cass. 21 mei 1987, RW , 1425) dan houdt dit alleszins in dat een beslissing bij voorraad niet zo ver kan gaan dat de rechter gans de arbeidsorganisatie van de werkgever overneemt. 23. Bovendien dient bij de beoordeling van het wijzigingsrecht ook rekening te worden gehouden met de context van de onderneming (vgl. Cass. 11 oktober 2010, Soc. Kron.

9 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p /8, 434). In die zin besliste het arbeidshof Brussel reeds dat indien de eerdere functie werd afgeschaft, de vordering in kortgeding strekkende tot behoud ervan ongegrond is, omdat het voorwerp van de vordering onmogelijk kan worden verwezenlijkt (Arbh. Brussel 5 maart 2009, JTT 2009, 214). 24. In deze zaak vervielen de vorige tijdelijke arbeidsvoorwaarden, omdat de zieke titularis opnieuw was teruggekeerd. Het is dan ook onmogelijk om deze voorwaarden te herstellen en het arbeidshof is tevens in de onmogelijkheid om de arbeidsorganisatie van de werkgever over te nemen. 25. Bovendien is er alleszins een onvoldoende schijn van recht, rekening houdend met de bepalingen van art. 4 en 6 van de arbeidsovereenkomst, zoals besproken in de randnummers 19 tot 21. Gelet op de nieuwe voorstellen van de werkgever, hoort het aan mevrouw Montebi om hierop te goeder trouw te reageren en in constructief overleg te gaan, wanneer haar medische toestand voldoende verbeterd zal zijn; ondertussen kunnen mogelijk de raadslieden ook remediërend optreden. Ook Montebi zal bij het zoeken naar een goede oplossing rekening houden met de verzuchtingen van mevrouw D. W., gelet op het feit dat alleszins een gelijkwaardige sector moet worden toegezegd. Ze zal tevens vanuit de regels van goede trouw meehelpen voor een verdere oplossing.

10 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p Gelet op het niet voorhanden zijn van een voldoende schijn van recht, zijn de voorwaarden van het kortgeding niet vervuld. Het hoger beroep is daardoor ongegrond, zij het op basis van een andere motivering dan deze van de eerste rechter. 27. De gerechtskosten in hoger beroep zijn ten laste van mevrouw D. W. ; er is geen reden om een andere rechtsplegingsvergoeding dan deze op basis van het basisbedrag toe te kennen. OM DEZE REDENEN HET ARBEIDSHOF Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24, Recht sprekend op tegenspraak, Verklaart het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond; Bevestigt de bestreden beschikking, met een aangepaste motivering. Veroordeelt mevrouw D. W. bijkomend tot de gerechtskosten van het hoger beroep, deze begroot op: Rechtsplegingsvergoeding hoger beroep (aangepast aan de indexatie)

11 Arbeidshof te Brussel 2016/CB/4 p. 11 Aldus gewezen en ondertekend door de eerste kamer van het Arbeidshof te Brussel, samengesteld uit: Lieven LENAERTS, Georgy EGGERMONT, Jan VERCAMST, bijgestaan door : Kelly CUVELIER, kamervoorzitter, raadsheer in sociale zaken, werkgever, raadsheer in sociale zaken, werknemer-bediende, griffier. Lieven LENAERTS, Kelly CUVELIER, Georgy EGGERMONT, Jan VERCAMST. en uitgesproken op de buitengewone openbare terechtzitting van dinsdag 5 juli 2016 door: Lieven LENAERTS, kamervoorzitter, bijgestaan door Dirk DE RAEDT, griffier. Lieven LENAERTS, Dirk DE RAEDT.