bpf dr bpf dranken Geachte mevrouw Oppenhëimer,

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "bpf dr bpf dranken Geachte mevrouw Oppenhëimer,"

Transcriptie

1 bpf dr bpf dranken Ministerie van Sociale Zaken Directie uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving T.a.v. mw. C. Oppenhëimer Postbus LV Den Haag Datum : 3 februari 2014 Kenmerk : BPFD/2014/009 Contactpersoon : mw. drs. A.S. Hofland CPC Betreft : verzoek tot wijziging verplichtstellingsbeschikking Geachte mevrouw Oppenhëimer, Op 2 december jl. heeft het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie (bpf dranken) verzocht om aanpassing van de verplichtstellingsbeschikking. Naar nu blijkt is bij de opstelling van de gewenste werkingssfeer abusievelijk uitgegaan van een tekst die op punten afwijkt van de huidige werkingssfeer. Aangezien het bestuur niet heeft beoogd de werkingssfeer aan te passen, anders dan de verhoging van de pensioenrichtleeftijd, verzoeken zij u de gedane aanvraag te wijzigen. Dit betekent dat de eerder ingediende omschrijving van de gewenste werkingssfeer komt te vervallen en wordt vervangen door bijgevoegde omschrijving. Deze herziene omschrijving van de gewenste werkingssfeer is - afgezien van de pensioenrichtleeftijd - identiek aan de huidige werkingssfeer. De eerder ingezonden documenten sluiten aan op deze herziene werkingssfeer en blijven derhalve ongewijzigd. Dit geldt ook voor de aangetoonde representativiteit; deze gegevens waren reeds gebaseerd op de herziene werkingssfeer. Wellicht ten overvloede merk ik hierbij - in navolging op mijn eerdere bericht inzake de vrijgestelde werkgevers - nog op dat één vrijgestelde werkgever met drie werknemers niet direct gebonden is aan het bpf. Dit heeft echter geen gevolgen voor de representativiteit. Deze blijft 67,8%. Volledigheidshalve heb ik deze correctie ook doorgevoerd in bijgevoegde representativiteitsopgave. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Mocht het bovenstaande aanleiding geven tot vragen, dan zijn wij uiteraard gaarne bereid een nadere toelichting te geven. Met vriendelijke groet, r^o^^onc hot bestuulvan bpf dranken. mw.,drs. A.S. Hofland, beléidsmedewerker Stichting.Bedrijfstakpensioenfonds vqor de Drankindustrie Postbus Laan van Zuid Hoorn 165 '2280 CA Rijswijk ZH,,,. ' 2289^DD Rijswijk'ZH Tel Fax '69 wvw.bpfdranken.nl ~ info@ssagh.nl De pensioenregeling van bpf dranken wordt uitgevoerd door AGH

2 # bpf dranken Sociale partners in de drankindustrie, te weten de Vereniging van Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden (GDH), gevestigd te Den Haag; Spirits NL, gevestigd te Den Haag; de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren (KVNW), gevestigd te Den Haag; de Vereniging Nederlandse Frisdranken, Waters, Sappen (FWS), gevestigd te Den Haag; FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht; de CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht; de Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Culemborg verzoeken de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de verplichtstelling voor deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie als volgt te wijzigen: de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie is verplicht gesteld voor de mannelijke en vrouwelijke werknemers van 20 jaar tot en met 67 jaar die op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in een onderneming in de Drankindustrie, met uitzondering van: de werknemers welke werkzaam zijn in onderdelen van ondernemingen in welke onderdelen uitsluitend ofin hoofdzaak het bierbrouwerijbedrijf wordt uitgeoefend; de werknemers, die krachtens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (21 december 2000, Staatsblad 628) verplicht zijn tot deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voorde Groenten- en Fruitverwerkende Industrie; de directeur-grootaandeelhouder van een naamloze of besloten vennootschap, zijn/haar echtgeno(o)t(e), partner en overige familieleden indien zij op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, maar niet verplicht verzekerd zijn voor de sociale werknemersverzekeringen, met dien verstande dat niet als werknemer in de zin van deze verplichtstelling wordt beschouwd degene die als vakantiewerker gedurende de schoolvakantieperiode in dienst is van een onderneming in de drankindustrie. Als werknemer in de zin van deze verplichtstelling wordt niet beschouwd degene die als vakantiewerker gedurende de schoolvakantieperiode in dienst is van een onderneming in de drankindustrie Onder drankindustrie wordt voor de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie verstaan: / a. de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin uitsluitend of in hoofdzaak, het bedrijf wordt uitgeoefend van het bereiden, verwerken, aaji^de handel verkopen of aan ~\ de handel afleveren van: i - gedistilleerde dranken en/of - likeuren/of - limonadesiroop en/of \ - zwakalcoholhoudende, al dan niet koolzuurhoudende dranken en/of alcoholvrije, koolzuurhoudende dranken en/of / - alcoholvrije, niet koolzuurhoudende li monades en/óf - verpakte, al dan hiet koolzuurhoudende waters;

3 b. de ondememingen, waarin uitsluitend of in hoofdzaak de groothandel in wijn wordt uitgeoefend; c. de ondememingen en onderdelen van ondememingen, waarin, uitsluitend of in hoofdzaak, de groothandel in de onder a. genoemde dranken, gearomatiseerde melkdranken, vruchtensappen, koolzuur en ruw ijs wordt uitgeoefend, een en ander met dien verstande, dat ondernemingen, waarin uitsluitend het bierbrouwerijbedrijf wordt uitgeoefend, niet tot de drankindustrie worden gerekend te behoren.

4 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid FORMULIER REPRESENTATIVITEITSGEGEVENS (bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artlkel 3, onderdeel f, artikel 4, eerste lid, onderdeel d van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte deelneming In een bedrijfstakpensioenfonds 2000) Bij een aanvraag om verplichtstelling dienen de representativiteitsgegevens, de gebruiicte bronnen en de gehanteerde onderzoeksmethodiek te worden opgegeven. Deze opgave kan worden ingediend aan de hand van dit formulier. Gebruikmaking van dit formulier is vereist bij een percentage representativiteit onder de 60% en ingeval beargumenteerde zienswijzen tegen de representativiteit daartoe aanleiding geven. INHOUD 1 REPRESENTATIVITEITSOPGAVE Werkaeversaeaevens O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkgevers O Werkgevers gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer Geaevens werkzame personen O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkzame personen O Werkzame personen gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer TOELICHTING Gehanteerde onderzoeksmethode Gebruikte bronnen Wijze van meting Relatie tot de werkingssfeer Actualiteit van de cijfers Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp Pagina I van 12

5 REPRESENTATIVITEITSOPGAVE Het verplichtstellen van de deelname in een bedrijfstakpensioenfonds (bpf) vereist dat, naar het oordeel van de minister, het georganiseerde bedrijfsleven dat de aanvraag om (wijziging/intrekking van de) verplichtstelling indient een belangrijke meerderheid van de in de betreffende bedrijfstak(ken) werkzame personen vertegenwoordigt. Het meerderheidsvereiste wordt aan de hand van de representativiteitsgegevens bepaald. De mate van representativiteit wordt als volgt berekend: het aantal werknemers in de betreffende bedrijfstak(ken) in dienst van werkgevers direct betrokken bij het bpf (indien van toepassing incl. personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak) (teller), gedeeld door: het totale aantal werknemers in de betreffende bedrijfstak(ken) in dienst van wèrkgevers vallend onder de werkingssfeer (indien van toepassing incl. personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak) (noemer). De in de verplichtstelling van het bpf gedefinieerde werkingssfeer dient als uitgangspunt voor het bepalen van de aantallen personen in zowel de teller als de noemer. Tot het aantal personen kunnen naast werknemers ook zelfstandigen worden gerekend, indien in de werkingssfeer bepaald is dat deze ook op hen van toepassing is. Zelfstandigen dienen in voorkomend geval in de totaaltelling te worden meegenomen. Daarenboven dient in voorkomend geval in de representativiteitsopgave apart melding te worden gemaakt van de aantallen van deze specifieke groep, en van de betrouwbaarheid van de gebruikte bronnen. Wanneer het bij de aanvraag slechts om een deel van de werkingssfeer gaat of om één of meer van de bedrijfstakken in het geval van een bpf dat volgens de opgave van partijen meerdere afgebakende bedrijfstakken omvat, dan dient de representativiteitsopgave betrekking te hebben op de werkingssfeer van het deel van de bedrijfstak of de bedrijfstak(ken) waarop de aanvraag zich richt. In het geval van meerdere bedrijfstakken impliceert dit dat voor elke afzonderlijke bedrijfstak waarop de aanvraag betrekking heeft separaat de vereiste representativiteitsopgave dient te worden gegeven. Gezien de verstrekkende consequenties van het verplichtstellen van de deelname in een bpf is het noodzakelijk dat de representativiteitsopgave voldoet aan de eisen van: reproduceerbaarheid validiteit interne consistentie onderzoekstechnische kwaliteit, en actualiteit Het is een vereiste voor de beoordeling van het representativiteitscijfer dat dit reproduceerbaar is. Brongegevens, gebruikte enquête, uitgevoerde berekeningen, analyses en extrapolatie moeten beschikbaar zijn, zodat desgevraagd een accountant, dan wel het Ministerie van SZW op basis hiervan het cijfer zelfstandig kan reproduceren. Het begrip validiteit heeft betrekking op de vraag of daadwerkelijk is gemeten wat beoogd was. Is het te meten begrip, werkzame personen, op de juiste wijze gedefinieerd én zijn vervolgens de werkzame personen ook conform de operationalisering gemeten. Voor het begrip werkzame personen bijvoorbeeld speelt dan de werkingssfeer een rol en of op een juiste wijze is gecorrigeerd voor werkzame personen die in de werkingssfeer worden uitgesloten. Pagina 2 van 12

6 Bij de interne consistentie gaat het om gebruikte meeteenheden. De eenheid in de teller moet overeenstemmen met de gehanteerde eenheid in de noemer. In teller én noemer moeten standcijfers, (gemeten op een bepaald moment) of stroomcijfers (gemeten over een periode) worden gebruikt. De definitie van werkzame personen moet in beide gelijk zijn. En ook de peildatum of de peilperiode moeten in teller en noemer vergelijkbaar zijn. Bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek wordt nagegaan of voldaan is aan de vereisten van zorgvuldigheid. Het gaat hierbij om zaken als de gebruikte methode om de gegevens te verzamelen, de omvang van de enquête, de hoogte van de non-respons, de gebruikte weging, gehanteerde analyses en uitgevoerde berekeningen. De gegevens waarop het representativiteitscijfer is gebaseerd, hiogen in principe niet ouder zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag. Om te kunnen beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan, dient een toelichting te worden gegeven op de verstrekte werkgeversgegevens en gegevens over het aantal werkzame personen. Pagina,1 van 12

7 WERKGEVERSGEGEVENS Direct aan het bpf gebonden werkgevers Hoeveel werkgevers vallen direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf^? SpiritsNL 23 werkgevers KVNW 121 werkgevers GDH 80 werkgevers FWS 21 werkgevers Totaal 245 werkgevers Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 december Werkgevers gebonden door de werkingssfeer van de verplichtstelling Wat is het totale aantal werkgevers dat valt onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf? 293 werkgevers Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 december 2013 De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkgevers dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het bpf valt moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstvlak nodig heeft klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deet 2 van dit formulier. Dat deel gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4); en de actualiteit van de gegevens (ad. 5). Een werkgever valt direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf als hij lid is van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij de aanvraag om verplichtstelling. Pagina 4 van 12

8 Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: de gebruikte bronnen (ad. 2) ^ de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) Alle gegevens zijn verkregen vanuit de administratie van het pensioenfonds. Deze administratie omvat alle ondernemingen welke onder de werkingssfeer van de verplichtstelling van bpf dranken vallen. Aan de hand van de ledenlijsten van de werkgeversorganisaties in de sector is vastgesteld hoeveel van deze ondernemingen door hun lidmaatschap van één van deze organisaties gebonden zijn. Ook de vrijgestelde ondernemingen zijn in deze cijfers meegenomen. Er is gebruik gemaakt van meerdere bestanden. Geef onderstaand een beschrijving van: de representativiteit van de bestanden (ad. 2) uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1) De bronnen sluiten niet volledig aan bij de werkingssfeer, Geefeen beschrijving van: de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) Onderzoek Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête. Geef een beschrijving met cijférmatige onderbouwing van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1) Extrapolatie Pagina.5 van 12

9 Onderzoeksgegevens zijn middels andere bronnen geëxtrapoleerd. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) de verschillen tussen de bronnen (ad. 2)) eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) Peildatum Er zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Geefeen beschrijving van: de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) Overig Overige opmerkingen Pagina 6 van 12

10 GEGEVENS WERKZAME PERSONEN Direct aan het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (in voorkomend geval inclusief personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)? 3601 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden is? n.v.t. Geef aan op wetke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 december 2013 Werknemers gebonden door de verplichtstelling Wat is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling (in voorkomend geval inclusief personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken) zoals zzp-ers)? 5313 In voorkomend geval: het aantal personen dat in eeh andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en waarop de verplichtstellingsaanvraag betrekking heeft? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wet over wetke periode de gegevens verzameld zijn. 1 december 2013 De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u Een werknemer valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam is bij een werkgever die lid is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf. Pagina 7 van 12

11 opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstvlak nodig heeft, klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek, en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deel gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4); en de actualiteit van de gegevens (ad. 5). Bestaande bronnen/bestanden Voor het uitgevoerde onderzoek, geefeen beschrijving van: de gebruikte bronnen (ad. 2) de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) de gehanteerde meeteenheid (ad. 3) De werknemersaantallen zijn afkomstig uit de administratie van het pensioenfonds. Deze administratie omvat de gehele werkingssfeer van de huidige verplichtstelling (dus alle werknemers van 20 tot 65 jaar). Omdat er op dit moment nog vrijwel geen werknemers zijn van 65 jaar of ouder zal de huidige werkingssfeer nauwelijks afwijken van de gewenste werkingssfeer. Uit de administratie is een overzicht gegenereerd van alle werkgevers met de onder de verplichtstelling vallende werknemers. Vervolgens is aan de hand van dit overzicht het totale aantal werknemers bepaald. Met behulp van de ledenlijsten van de werkgeversorganisaties is vastgesteld hoeveel werknemers in dienst zijn bij georganiseerde werkgevers en derhalve direct gebonden zijn. De aantallen werknemers van vrijgestelde werkgevers zijn apart bij de betreffende werkgevers opgevraagd. Reden hiervoor is dat het pensioenfonds niet beschikt over de werknemersaantallen van vrijgestelde werkgevers. Uiteraard is wel bekend welke werkgevers vrijstelling hebben. Hen is verzocht opgave te doen van het bij hen in dienst zijnde aantal werknemers van 20 jaar en ouder. De ontvangen aantallen zijn in de representativiteitsgegevens opgenomen. Indien gebruik is gemaakt van meerdere bestanden, geef een beschrijving van: de representativiteit van de bestanden (ad. 2) uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) de wijze van matching van bestanden (ad. 1) Sluiten de bronnen niet volledig aan bij de werkingssfeer, geefeen beschrijving van: de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) Pagina 8 van 12

12 Onderzoek Is er aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geef een beschrijving van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 ) Extrapolatie Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geefeen beschrijving van: de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) Peildatum Zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, geef een beschrijving van: de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) Overia Overige opmerkingen Pagina 9 van 12

13 TOELICHTING De door partijen bij een aanvraag tot (wijziging/intrekking van de) verplichtstelling van de deelname in een bpf aangeleverde representativiteitsgegevens dienen, ten behoeve van de beoordelingscriteria, te worden voorzien van een toelichting op de volgende punten: 1. De wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd a. populatieonderzoek b. steekproefonderzoek c. extrapolatie 2. De gebruikte bronnen voor het onderzoek a. uitgevoerde correcties 3. De wijze van meting a. aard van de gegevens 4. De relatie tot de werkingssfeer van de verplichtstelling a. uitgesloten werkzame personen b. vrijwillige aansluiting c. vrijgestelden d. deelnameteeftijd 5. De peildatum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben ad 1 Gehanteerde onderzoeksmethode Het is noodzakelijk dat een beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode wordt gegeven. Het gaat om de vraag hoe de gegevens zijn verzameld. Idealiter wordt er gebruik gemaakt van populatiebestanden, zowel voor werkgeversaantallen als aantallen werkzame personen. Indien geen populatiegegevens beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van steekproefonderzoek. Het gebruik van steekproefgegevens vereist dat een toelichting wordt gegeven op de uitvoering van de enquête, de respons, de representativiteit, verzamelde aanvullende informatie, uitgevoerde berekeningen en schattingen. Aandachtspunten: Beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode. Een beschrijving van de hierbij gebruikte bestanden. De manier waarop de steekproef is getrokken (waaronder het gebruikte steekproefkader). De respons van de steekproef. De representativiteit van het steekproefonderzoek. Op bestanden toegepaste correcties ten opzichte van de populatie; Het gebruik van aanvullende informatie. De manier waarop berekeningen, schattingen en eventuele extrapolaties zijn uitgevoerd. Het is niet zorgvuldig om het aantal werkzame personen van nietresponderende bedrijven op nul te schatten. i Streef altijd naar de verkrijging van gegevens uit één bronbestand. Dit doet u door het bestand, waarin de gegevens van de bij het bpf betrokken werkgevers zijn opgenomen, te matchen met het bestand waarin de totale aantallen werkgevers en werkzame personen zijn opgenomen. Een nadere uitleg over de uitvoering van het matchen van bestanden is te vinden in het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv-verzoeken. Pagina 10 van 12

14 stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 20 (zie de website onder achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008). ad 2 Gebruikte bronnen Een representativiteitsopgave moet een beschrijving bevatten van de gebruikte bronnen. Niet alle bronrien zijn even betrouwbaar. Ook zijn niet alle bronnen even volledig gegeven de werkingssfeer van de verplichtstelling. Inherent hieraan is het gebruik van meerdere bronnen. Van belang is dat de gebruikte bronnen en de daarbij gehanteerde berekeningen goed worden beschreven. Aandachtspunten: Het is aan te bevelen zo min mogelijk bronnen te gebruiken. Worden gegevens uit verschillende bronnen gebruikt, dan vereist dit een toelichting op onderlinge vergelijkbaarheid waarbij aandacht nodig is voor dubbeltellingen, uitgesloten groepen werkzame personen en verschillen in meetmomenten. Gebruik van branche- of sectoronderzoek vereist een toelichting op de representativiteit van de gegevens. Aandacht vereist de periode waarin het onderzoek is gehouden, de onderzoeksmethode en de relatie tot de werkingssfeer. Ten aanzien van de gebruikte bronnen wordt aandacht gevraagd voor de vrijwillig aangesloten werkgevers, (gedeeltelijk) vrijgestelde werkgevers en de actualiteit van de gegevens. ad 3 Wijze van meting Uitgangspunt bij het berekenen van het representativiteitscijfer is dat de teller en de noemer worden uitgedrukt in dezelfde eenheid. Idealiter worden de teller en de noemer uitgedrukt in aantallen personen. Andere meeteenheden worden in principe afgeraden. Andere maatstaven die worden gebruikt om tot een berekening te komen van het aantal personen zijn de loonsom, aantal fte's of omzetgegevens. U dient dan wel aannemelijk te maken dat de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal personen zodat geen sprake is van een systematische, eenzijdige vertekening van de representativiteitsgegevens. In geval van fte als meeteenheid moet aannemelijk worden gemaakt dat de parttimefactor van bij het bpf betrokken werkgevers ten opzichte van door de verplichtstelling gebonden werkgevers vergelijkbaar is. Dit betreft de eis van interne consistentie. Teller en noemer moeten in dezelfde eenheid worden uitgedrukt en de peildata moeten vergelijkbaar zijn. Aandachtspunten: De wijze van meting moet dezelfde zijn voor teller en noemer. De eenheid moet gelijk zijn. Gegevens moeten ofwel standcijfers óf stroomcijfers zijn. De gegevens moeten zijn uitgedrukt in dezelfde eenheid. In de teller aantallen personen dan ook in de noemer aantallen personen gebruiken. Het gebruik van een andere meeteenheid dan aantallen personen vereist een gedegen toelichting op het gebruikte bestand en in hoeverre de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal werkzame personen. ad 4 Relatie tot de werkingsfeer De representativiteitsopgave dient gerelateerd te zijn aan de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf. In de werkingssfeer uitgesloten categorieën werkzame personen moeten dan ook in de tellingen voor de representativiteitsopgave buiten beschouwing worden gelaten. Het is van belang dat daadwerkelijk gemeten wordt wat beoogd was. Het gaat hier om de validiteit van de gegevens. Aandachtspunten: - Pagina 11 van ] 2

15 Aandacht voor vrijwillig aangesloten werkgevers die in de representativiteitsopgave niet mogen worden meegenomen. De bronnen mogen niet vervuild zijn met werkzame personen die niet onder de werkingssfeer vallen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld hoger personeel. In de tellingen moeten van de verplichte deelname in het bpf vrijgestelde werkgevers en hun werknemers wel worden meegerekend. Bestanden dienen -indien van toepassing- gecorrigeerd te worden voor jongeren die niet onder de werkingssfeer van de verplichtstelling vallen vanwege een ondergrens in de deelnameleeftijd. ad 5 Actualiteit van de cijfers Voor de representativiteitsopgave dient de datum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben te worden vermeld. Als regel geldt dat gegevens, om te voldoen aan de eis van actualiteit, in beginsel niet ouder dan één jaar mogen zijn gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Tevens geldt dat de verschillende peildata niet te ver uit elkaar moeten liggen, omdat anders de interne consistentie van de representativiteitsopgave in het geding is. Als uitgangspunt hierbij geldt dat de peildata niet meer dan één jaar uiteen mogen liggen. In geval de peildata te ver in het verleden liggen kunnen de gegevensbestanden op basis van de werkgelegenheidsontwikkeling in de branche worden geactualiseerd, oftewel geëxtrapoleerd. De marktontwikkelingen in het verleden vormen de basis om de huidige waarden met een zekere onzekerheidsmarge te voorspellen. Het is dan wel van belang om expliciet te vermelden op welke gegevens deze extrapolatie is gebaseerd en hoe die is uitgevoerd. De bestanden die hiervoor gebruikt worden moeten vergelijkbaar zijn naar bijvoorbeeld verhouding voltijders-deeltijders ofde verhouding grote-kleine bedrijven. Aandachtspunten: De actualiteit van de gebruikte gegevens. Deze mogen gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag in beginsel niet ouder zijn dan 1 jaar. Indien de gebruikte gegevens ouder zijn, dient vermeld te worden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (zie ook aanvulling bij de vraag over actualiteit). Het toepassen van extrapolatie. Indien op basis van andere gegevensbronnen de gegevens voor de representativiteitsopgave zijn geactualiseerd dient aangegeven te worden welke bronnen gebruikt zijn en op welke wijze voor onderlinge afwijkingen tussen de bronnen is gecorrigeerd. Een nadere uitleg over de wijze van extrapoleren is te vinden in het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avvverzoeken. Stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 21 (zie de website httd://cao.szw.nl. onder achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008 ). De peildatum dan wel de periode waarop de gegevens betrekking hebben. Pagina 12 van 12

16 bpf dranken Pensioenreglement I Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie

17 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1-3- ALGEMENE BEPALINGEN Begripsbepalingen Karakter. 5. Deelnemerschap. 5. Pensioenaanspraken 6 - Informatieverstrekking algemeen Infonnatie aan de deelnemers bij aanvang van de deelneming (startbrief) Jaarlijkse informatie aan de deelnemers (uniform pensioenoverzicht) Informatie aan de deelnemers bij beëindiging van de deelneming Periodieke Infonnatie aan gewezen deelnemers Informatie op verzoek van de (gewezen) deelnemers, de gewezen parther en de pensioengerechtigde -9- Informatieverstrekking aan gewezen partner bij scheiding Periodieke informatie aan gewezen partner Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden bij pensioeningang Periodieke infomatie aan pensioengerechtigden Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat Verplichtingen van de aangesloten ondememingen, de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden. 10. Wettelijke bepalingen.11- Algemeen voorbehoud -11- Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten HOOFDSTUK PENSIOENGRONDSLAG -12- Loon.12 - Maximum loon B.13. Pensioengrondslag -13- H00FDSTUK3-14- PREMIEVASTSTELLING -14- Premie, betalingen en inning. 14. HOOFDSTUK OUDERDOMSPENSIOEN -14- Ouderdomspensioen. 14. Minimumpensloen Flexibilisering.15. Ven/roeging of uitstel ten opzichte van de pensioendatum Uitruil van partnerpensioen in extra ouderdomspensioen Uitmil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen Hoog/laag-uitruil ouderdomspensioen 17 - HOOFDSTUKS -18- NABESTAANDENPENSIOEN Partnerpensioen Bijzonder partnerpensioen -ig. Overgangsregeling partnerpensioen -20- Wezenpensioen Onbetaald verlof en pensioen HOOFDSTUK SLAPERSRECHTEN.21 - Aanspraken blj beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het ingaan van het ouderdomspensioen Vrijwillige voortzetting van de deelneming Voortzetting van de verplichte deelneming in verband met het verkrijgen van een FVP-bijdrage HOOFDSTUK BIJZONDERE SITUATIES Premie en aanspraken bij een kortere dan de normale arbeidsduur

18 Premievrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO Premievrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid in de zin van de WlA Verevening ouderdomspensioen na scheiding Plicht tot waardeoverdracht Bevoegdheid tot waardeoverdracht Ven/al van aanspraken na waardeoverdracht Inkomende waardeoverdracht Bijzondere voorzieningen voor werknemers jonger dan 20 jaar HOOFDSTUKS -32- AANPASSING PENSIOENEN Verhoging van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen HOOFDSTUK AANVRAAG EN UITBETALING PENSIOENEN Aanvragen van pensioen Uitbetaling van pensioen Afkoop; algemene bepalingen -33- Afkoop klein ouderdomspensioen na einde deelneming anders dan door overlijden Afkoop klein partner- en/of wezenpensioen bij ingang Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen Buitengewone kosten Bijzondere risico's 36 - HOOFDSTUK VRIJSTELLINGSREGELING Inleidende bepalingen Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren Spaarbijdragen Spaarrekening Uitkeringen Overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer Eindigen van de vrijstelling HOOFDSTUK OVERIGE BEPALINGEN Bijzondere regelingen Samenloop van reglementaire pensioenen met andere uitkeringen Hardheidsclausule -40- Slotbepaling -40- Inwerkingtreding BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE lil Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. BIJLAGE IV BIJLAGE V -47- BIJLAGE VI. 49.

19 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN ARTIKEL 1.1 Begripsbepalingen ln dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen, omschreven in artikel 2 van de statuten. Bovendien gelden de volgende definities: a. deelnemer daar waar wordt gesproken van deelnemer wordt bedoeld deelnemer in de zin van artikel 1.2; b. gewezen deelnemer de persoon die zljn deelneming anders dan door overlijden of bereiken van de pensioendatum of de eerdere pensioeningangsdatum heeft beëindigd; c. partner: 1. degene met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voor de pensioendatum is gehuwd; 2. degene met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voor de pensioendatum conform het Burgerlijk Wetboek een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan; 3. degene met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert welke voor de pensioendatum is aangevangen; d. gewezen partner: 1. de vrouw of man van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer na het begin van zijn/haar deelneming in het fonds en na 31 december 1990 is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed; 2. de persoon van wie het geregistreerd partnerschap met de (gewezen) deelnemer na het begin van diens deelneming in het fonds is beëindigd, anders dan door dood. vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, met wederzijds goedvinden of door ontbinding anders dan door omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk; 3. de ongehuwde en niet als partner geregistreerde persoon met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die geen wettig geregistreerde partnerrelatie heeft, onafgebroken op hetzelfde adres samenwoont, die geen bloed- of aanvenwant in de rechte lijn van deze (gewezen) deelnemer is en die in een notarieel verleden samenlevingscontract door de ongehuwde (gewezen) deelnemer -onder herroeping van eerdere begunstiging van partnerpensioen- is aangewezen als begunstigde van partnerpensioen. In het samenlevingscontract is voor ieder van de partners een eenzijdige opzeggingsmogelijkheid van het samenlevingscontract door middel van een aangetekend schrijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.2, lid 10 aan de andere partner dan wel de notaris opgenomen. Indien bedoelde aanwijzing ontbreekt of meerdere partners zijn aangewezen beslist het bestuur; e. aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen; f. gepensioneerde: de deelnemer of de gewezen deelnemer die de pensioeningangsdatum heeft bereikt; g. gezamenlijke huishouding Hien/an is in dit reglement sprake indien: voor de pensioendatum een tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en een ander persoon gesloten samenlevingscontract notarieel is verleden, en

20 deze andere persoon in het samenlevingscontract als begunstigde van het partnerpensioen is aangewezen onder herroeping van eerdere begunstiging. Indien er meerdere partners zijn aangewezen beslist het bestuur. Er wordt slechts aan één aangewezen partner partnerpensioen toegekend; en deze andere persoon geen bloed- of aanvenwant in de rechte lijn is van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Indien er geen samenlevingscontract is verteden is toch sprake van een gezamenlijke huishouding indien voldaan wordt aan tenminste twee van de volgende voorwaarden: de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de andere persoon zijn sinds tenminste één jaar fiscale partners; de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de andere persoon hebben sinds tenminste één jaar een gezamenlijke bankrekening; de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de andere persoon hebben gezamenlijk één of meer kinderen. Kinderen van één van beide welke door de ander zijn erkend worden tot de gezamenlijke kinderen gerekend; de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de andere persoon wonen tenminste vijf jaar op hetzelfde adres; de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de andere persoon hebben gezamenlijk een huis gekocht dan wel gehuurd. Dit kan worden aangetoond middels een huur- of koopovereenkomst op beider naam. pensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt; ' pensioeningangsdatum: de daadwerkelijke ingangsdatum van het pensioen. De deelnemer kan voor vervroeging van de pensioendatum kiezen. De pensioeningangsdatum ligt dan tussen de eerste dag van de maand >. waarin de deelnemer 60 jaar wordt en niet later dan de eerste dag van de maand waarin de -.deelnemer 70 jaar wordt. Indien de deelnemer niet voor ven/roeging of uitstel kiest is de pensioeningangsdatum gelijk aan de pensioendatum; loonindexcijfer: het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. Deze index wordt gebaseerd op de in de CAO vastgelegde algemene loonontwikkelingen. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig; scheiding: echtscheiding of scheiding van tafel en bed. beëindiging van het geregistreerde partnerschap, anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap.in een huwelijk of beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld sub c, onder 3 van dit artikel; scheidingsdatum: in geval van echtscheiding: de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand; in geval van scheiding van tafel en bed: dë datum van inschrijving van de beschikking in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 1:116 van het Burgerlijk Wetboek; in geval van beëindiging van de partnerregistratie: de datum van inschrijving in de registers van de burgertijke stand van de verklaring van de betrokken partijen dan wel de rechtertijke uitspraak met betrekking tot beëindiging van de registratie van de partnerrelatie; in geval van beëindiging van de partnerrelatie als bedoeld onder 3. letter d van dit artikel, de datum waarop de partnerrelatie op grond van artikel 5.2 lid 10 is beëindigd; -4-

21 m. Wet Pensioenverevening: de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding; n. wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; 0. vrijstellingsbesluit: het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000; p. nabestaandenpensioen: partner- en wezenpensioen: q. maximum-uitkeringstemiijn: de termijn van 104 weken, bedoeld in artikel 7:629, eerste lid, van het Burgeriijk Wetboek, respectievelijk in artikel 29. vijfde lid, van de Ziektewet, berekend en eventueel verlengd met inachtneming van het bepaalde in deze artikelen. Het UWV kan op aanvraag van de verzekerde een kortere uitkeringstermijn vaststellen indien de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (op basis van artikel 23, zesde lid. van de Wet weri< en inkomen naar artïeldsvermogen) is. Een verkorte uitkeringstermijn bedraagt ten minste 13 weken en ten hoogste 78 weken. r. SWUD: de Stichting Vrijwillig Ven/roegd Uittreden voor de Drankindustrie en de Groothandel in Dranken; s. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte; t. toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederiandsche Bank N.V.. ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet; u. pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan. Overal waar in dit reglement de mannelijke of vrouwelijke vomi wordt gebmikt, geldt het gestelde zowel voor mannen als voor vrouwen. Artikel 1.1 A Karakter 1. Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet; 2. Voor de jaan/erslaglegging van de aangesloten ondernemingen wordt de pensioenregeling geclassificeerd als een Defined Contribution-regeling, omdat de ondememing is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds en geen verplichting heeft tot betalen van aanvullende bijdragen, doch slechts een verplichting tot het betalen van de doorsneepremie. ARTIKEL 1.2 Deelnemerschap 1. Deelnemers in de zin van dit reglement zijn de werknemers die: a. krachtens artikel 2 van de wet tot deelneming verplicht zijn; of -5

22 b. behoren tot een groep van werknemers in dienst van een aangesloten ondememing, als bedoeld in artlkel 5. eerste lid, onder a, van de statuten; of c. degenen die deelnemer waren als bedoeld onder a. of b. en de deelneming individueel vrijwillig voortzetten Werknemers als bedoeld onder a. en b. zijn slechts deelnemer indien zij krachtens het bepaalde in het uitvoeringsreglement dan wel de uitvoeringsovereenkomst door de werkgever als deelnemer bij het fonds zijn aangemeld. 2. Het deelnemerschap vangt aan op de datum van aanmelding bij het fonds door de weri<gever. mits voldaan wordt aan de omschrijving van deelnemer als genoemd in de statuten. 3. Het deelnemerschap eindigt: a. bij het bereiken van de pensioeningangsdatum; b. bij overiijden van de deelnemer voor de pensioendatum; c. door het verlies van de hoedanigheid van werknemer of het eindigen van de verplichting tot deelneming, tenzij de deelneming wordt voortgezet krachtens het vierde lid; d. voor de deelnemers, bedoeld in het eerste lid, onder b: wanneer de overeenkomst tussen het fonds en de aangesloten onderneming, waarbij zij in dienst zijn, wordt beëindigd. 4. Het deelnemerschap van degenen, die de hoedanigheid van werknemer hebben verloren of voor wie de verplichting tot deelneming is geëindigd, wordt voortgezet: a. indien en zolang de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid of werkloosheid ingevolge artikel 7.2 of 7.3 respectievelijk artikel 6.3 van dit reglement ten laste van het fonds wordt yoortgezet; b. indien en zolang de pensioenopbouw wegens vrijwillige premiebetaling ingevolge artikel 6.2 van dit reglement wordt voortgezet; c. indien en zolang de pensioenopbouw wegens deelname aan de vutregeling van de SWUD ingevolge hoofdstuk 11 van dit reglement wordt voortgezet. ARTIKEL 1.3 é; Pensioenaanspraken 1. De deelneming geeft aanspraak op: a. ouderdomspensioen aan de (gewezen) deelnemer; b. partnerpensioen aan de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; - c. bijzonder partnerpensioen aan de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; d. wezenpensioen aan: - de kinderen beneden de 18-jarige leeftijd van de deelnemer of van de gewezen deelnemer, die tot deze deelnemer of gewezen deelnemer in familierechtelijke betrekking staan; - de stief- en pleegkinderen beneden de 18-jarige leettijd van de deelnemer of gewezen deelnemer, die ten tijde van zijn overlijden door hem werden onderhouden en opgevoed. 2. Met (stief- en pleeg)kinderen beneden de 18-jarige leeftijd worden gelijkgesteld kinderen van 18 tot en met 26 jaar wier voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep. 3. De opbouw en de financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in de tijd plaats. 4. Indien een werknemer in dienst van een aangesloten ondememing overlijdt vóór het bereiken van de 20-jarige leeftijd bestaat aanspraak op partner- en wezenpensioen volgens het bepaalde in artikel 7.9.

23 Het fonds administreert de deelnemingsjaren van de deelnemers. Onder deelnemingsjaren wordt in dit vert)and verstaan: perioden als bedoeld in artikel loab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het fonds een opgave van de deelnemingsjaren en de schriftelijke bescheiden die de deelnemingsperioden, voorafgaande aan een vóór 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht kunnen staven overeenkomstig de voorschriften gesteld in de artikelen 2 en 3 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord De opgave wordt verstrekt binnen drie maanden nadat het verzoek bij het fonds is binnengekomen. Het fonds kan de (gewezen) deelnemer een vergoeding vragen voor de kosten die aan de verstrekking van de opgave verbonden zijn. Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze datum geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Deelnemers kunnen deze geconverteerde pensioenaanspraken vervroegen naar de oorspronkelijke pensioenrichtleeftijd. Artikel 1.4 Informatieverstrekking algemeen De informatie wordt schriftelijk verstrekt tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking. Bij het verstrekken van de schriftelijke infomiatie kan het fonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het fonds navraag bij de gemeentelijke basisadministratie In de laatst bekende woonplaats. De hiermee gepaard gaande kosten kan hetfonds in rekening brengen bij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner heeft ingestemd met elektronische verstrekking van informatie en het bij het fonds bekende adres voor deze elektronische verstrekking blijkt onjuist, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk. Het fonds Is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van de infomiatie als bedoeld in artikel eerste lid, onderdelen b tot en met d, en vierde lid, en artikel De overige informatie wordt kosteloos verstrekt. De informatie op grond van artikel 1.4.5, derde lid. wordt eveneens kosteloos verstrekt. De infomiatie over toeslagverlening, als bedoeld in artikel eerste lid. onderdeel c, artikel onderdeel c. artikel onderdeel b. artikel 1.4.4, eerste lid, onderdeel b, artikel 1.4.6, onderdeel b, artikel 1.4.7, eerste lid, onderdeel b, artikel 1.4.8, onderdeel c, en artikel eerste lid. onderdeel c, heeft betrekking op: a. het ambitieniveau en de voonwaarden die gelden bij de toeslagverlening; b. de wijze van financiering van voonwaardelijke toeslagveriening en, indien is gekozen voor financiering door het creëren van technische voorzieningen, de hoogte van de voorziening in relatie tot de benodigde voorziening; c. de venwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagveriening; en d. de toeslagveriening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming met het gepresenteerde toeslagenbeleid is geweest. Artikel Infomiatie aan de deelnemers bij aanvang van de deelneming (startbrief) Het fonds verstrekt de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming een zogenoemde startbrief. Deze startbrief bevat in ieder geval informatie over: a. de Ingangsdatum van de deelneming aan de pensioenregeling; b. de inhoud van de basispensioenregeling; -7-

24 c. de toeslagverlening: d. het recht van de deelnemer om bij het fonds het voor hem geldende pensioenreglement op te vragen; e. het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling; f. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds; g. het recht van de deelnemer om bij het fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitmil op zijn pensioenaanspraak. 2. Het fonds infonneert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het fonds. 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de gewezen deelnemer binnen zes maanden na beëindiging van een eerdere periode van deelneming opnieuw deelnemer wordt in het fonds en de gewezen deelnemer de in het eerste lid bedoelde informatie al eerder heeft ontvangen. Informatie die sinds de vorige verstrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt. Artikel Jaariijkse infomnatie aan de deelnemers (uniform pensioenoverzicht) Het fonds verstrekt de deelnemer jaariijks een unifom pensioenoverzicht. Dit overzicht bevat in ieder geval: a. een opgave van de venworven pensioenaanspraken; b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; ;C. informatie over toeslagveriening; en.: d. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Artikel Infomiatie aan de deelnemers bij beëindiging van de deelneming ; Het fonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming: fia. een opgave van de tot dat moment op grond van het pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken; b. informatie over toeslagverlening; c. informatie over de mogelijkheid van afkoop van aanspraken op ouderdomspensioen bij beëindiging van de deelneming voor zover er sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens; d. informatie over het recht op of de mogelijkheid tot waardeoverdracht bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling; e. informatie over de consequenties van arbeidsongeschiktheid; f. informatie over het actueel zijn van een korte- of langëtermijnherstèlplan; en g. informatie over het vervallen van de dekking tegen het risico op overiijden indien partnerpensioen werd venworven op basis van risicofinanciering. Artikel Periodieke informatie aan gewezen deelnemers 1. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in vijf jaar: a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en b. informatie over toeslagveriening. 2. Het fonds informeert de gewezen deelnemër binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging. Artikel 1.4.5

25 Informatie op verzoek van de (gewezen) deelnemers, de gewezen partner en de pensioengerechtigde 1. Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaan/erslag en de jaarrekening van het fonds; c. het uitvoéringsreglement; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en e. de verklaring Inzake beleggingsbeginselen, het kortetennijnhérstelplan, het langetennijnherstelplan. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad, over het van toepassing zijn van een aanwijzing van de toezichthouder indien het fonds niet voldoet aan de Pensioenwet, en over de aanstelling van een bewindvoerder indien het fonds een wanbeleid voert of als het bestuur van het fonds komt te ontbreken. 2. Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is. 3. Het fonds verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer op verzoek infomiatie over de consequenties van uitruil van partnerpensioen voor een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen, van ouderdomspensioen in partnerpensioen of van andere vormen van uitruil. 4. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. 5. Het fonds verstrekt de in het eerste en derde lid bedoelde infomiatie op verzoek ook aan vertegenwoordigers van deelnemers, van gewezen deelnemers, van gewezen partners of van pensioengerechtigden. Artikel Informatieverstrekking aan gewezen partner bij scheiding Het fonds verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak veri<rijgtop bijzonder partnerpensioen: ^ a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; b. informatie over toeslagveriening; en c. informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is, zoals de mogelijkheid van afkoop van een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, voor zover sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens. ' Artikel I Periodieke informatie aan gewezen partner ; 1. Het fonds verstrekt de gewezen partner ten minste een keer in de vijf jaar: a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen op grondyan artikel 1.4.6; en b. informatie over toeslagveriening. 2. Het fonds informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging. Artikel j Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden bij pensloeninigang Het fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: a. een opgave van zijn pensioenrecht; ' b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen wanneer de jaensioenregeling daarin voorziet; en c. informatie over toeslagveriening. I

26 Artikel Periodieke informatie aan pensioengerechtigden 1. Het fonds verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks: a. een opgave van zijn pensioenrecht; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en c. informatie over toeslagveriening. 2. Het fonds informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging. Artikel Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat 1. Het fonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. 2. De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven. ARTIKEL 1.5 Verplichtingen van de aangesloten ondernemingen, de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden 1. De aangesloten ondernemingen, de (gewezen) deelnemers en degenen, die aan de bepalingen van de statuten en dit pensioenreglement aanspraak op pensioen of een andere uitkering ontlenen, zijn verplicht aan het fonds de door het fonds voor een goede uitvoering van de statuten en van dit pensioenreglement nodig geachte inlichtingen te verstrekken, respectievelijk bescheiden te overleggen. Dit moet geschieden binnen de door het fonds gestelde termijn. De ondememingen zijn verplicht aan een door het fonds aan te wijzen persoon inzage te verienen van de zakelijke gegevens én bescheiden, waan/an de inzage door het fonds nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de statuten en van dit pensioenreglement. 2. Bij niet voldoening aan hët bepaalde in het eerste lid is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en zijn de betrokkenen aan deze vaststelling gebonden. Eén aangesloten onderneming is tevens gehouden tot betaling van het voorschot, als bedóeld in artikel 3.1. vierde lid. 3. De (gewezen) deelnemer, die zich in het buitenland heeft gevestigd is verplicht zijn adres aan het fonds door te geven. 4. De (gewezen) deelnemer, wiens huwelijk eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel wiens geregistreerd partnerschap formeel wordt beëindigd, is verplicht hien/an onvenwijld kennis te geven aan het bestuur of de administrateur. 5. Bij niet voldoening aan het bepaalde,in het eerste of vierde lid is het bestuur bevoegd de aanspraken op te schorten of te doen ven/allen. 6. Aanspraken op uitkeringen ontstaan slechts, indien de deelnemer zich op de door het bestuur voorgeschreven wijze heeft aangemeld, tenzij het bestuur anders beslist. -10-

27 ARTIKEL 1.6 Wettelijke bepalingen 1. Een aanspraak op pensioen kan niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds worden verminderd zonder schriftelijke toestemming van de partner. Dit geldt niet als de vermindering het gevolg is van een wettelijke bepaling. 2. Pensioenen en aanspraken kunnen niet worden afgekocht, ven/reemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voonwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. ' t 3. Verpanding is toegestaan voor het verlenen van zekerheid voor het veri<rijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5 van de Invorderingswet Volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk. 5. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan. 6. In geval van beslaglegging op pensioen is het fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk blj de pensioengerechtigde in rekening te brengen, al dan niet door vertekening met dat pensioen. 7. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden van dit artikel, is ten opzichte van het fonds nietig. 8. Bij de vaststelling van pensioenen en aanspraken worden de in de Wet op de loonbelasting 1964 aangegeven maxima en begrenzingen mee in aanmerking genomen. 9 De bij de uitvoering van dit reglement gebruikte actuariële tabellen zijn gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen ARTIKEL 1.7 Algemeen voorbehoud In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur. ARTIKEL 1.8 Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten 1. De ten laste van het fonds venwon/en pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen door het fonds verminderd worden. Het fonds is daartoe uitsluitend bevoegd indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vemiogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de wericgevers onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet. 2. De vemiindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en toezichthouder hierover geïnfonneerd zijn. worden gerealiseerd. 3. Indien in enig jaar mocht blijken dat de in artikel 3.1 lid 2 bedoelde premie voor dat jaar niet voldoende is om de over dat jaar reglementair te venwen/en pensioenaanspraken te dekken, dan kan het bestuur besluiten, gehoord de actuaris, om eventuele vrije middelen (boven het vereist eigen vermogen) van -11-

28 het pensioenfonds aan te wenden voor het aanvullen tot de vereiste bijdragen. Mochten de vrije middelen niet voldoende of niet aanwezig zijn, dan heeft het bestuur de bevoegdheid om. nadat schriftelijk advies van de actuaris is verkregen, de in dat jaar te verwerven pensioenaanspraken zodanig te veriagen tot een niveau waarop de premie wel voldoende c.q. kostendekkend is, rekening houdende met het eventuele herstel van het pensioenfonds. Het bestuur kan besluiten een eerder doorgevoerde verlaging van de jaarlijks op te bouwen aanspraken geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken, indien de financiële positie van pensioenfonds dit toelaat. Het in de vorige alinea bedoelde aangepaste opbouwpercentage geldt tevens voor de premievrije opbouw van pensioenaanspraken door (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemers als bedoeld in artikel 7.2 en 7.3. Het aangepaste opbouwpercentage heeft eveneens effect op de hoogte van het (reglementair) uit te keren nabestaandenpensioen en wezenpensioen bij overlijden van de deelnemer als bedoeld in artikel 6 lid 2 en Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. HOOFDSTUK 2 PENSIOENGRONDSLAG ARTIKEL 2.1 Loon Onder loon wordt verstaan: a. voor werknemers voor wie het salaris per jaar of per maand wordt vastgesteld: 1.08 x het overeengekomen vaste jaarsalaris over het lopende kalenderjaar, respectievelijk 12,96 x het overeengekomen vaste maandsalaris over de maand januari van het lopende jaar; b. voor werknemers voor wie het salaris per week wordt vastgesteld: 56,36 x het overeengekomen. vaste salaris over de tweede volle loonweek van het lopende kalenderjaar. Bij de bepaling van het loon wordën naast het overeengekomen vaste jaarsalaris mede in aanmerking genomen: a. een naar de periode waarover het loon wordt genoten evenredig gedeelte van elke met de onderneming schriftelijk overeengekomen vaste jaariijkse uitkering onder welke benaming dan ook, zoals dertiende maand, vaste eindejaarsuitkering, gegarandeerde tantième e.d., doch blijven buiten beschouwing gratificaties, uitkeringen krachtens winstdelingsregelingen en soortgelijke emolumenten; b. ploegentoeslag, die in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de vaststelling van de pensioengrondslag door de werknemer is genoten; c. provisie, die in de periode van twaalf maanden voorafgaande aan de vaststelling van de pensioengrondslag door de werknemer is genoten; d. ovenwerkgeld, dat op de moment van vaststelling van de pensioengrondslag tot de regelmatige over het gehele jaar verdeelde inkomsten van de werknemer behoort; 12-

29 doch blijven in elk geval buiten beschouwing vergoeding voor ovenwerk voor zover niet bedoeld onder d. hierboven, vergoeding voor reisuren vallende buiten de normale werktijd en voor gemaakte onkosten, tenwijl de vakantietoeslag in dë faktoren 1,08,12,96,14,09 en 56,36 geacht wordt te zijn venwerid. waarbij de vakantietoeslag ten minste wordt gesteld op het in de collectieve arbeidsovereenkomst voor drankindustrie genoemde minimum bedrag. Treedt een werknemer in de loop van enig kalenderjaar in dienst van een onderneming, verandert hij van onderneming binnen de drankindustrie of vangt de deelneming aan in verband met het bereiken van de aanvangsleeftijd, dan wordt met betrekking tot de bepaling van het loon zoals in sub c. omschreven de aanvang van de referteperiode voor de vaststelling van het overeengekomen vaste jaarsalaris ven/angen door de datum van indiensttreding respectievelijk het bereiken van de aanvangsleeftijd. 2. Het maximum loon A bedraagt per 1 januari Het maximum loon A wordt jaariijks per 1 januari herzien door het maximum loon A, geldend in het voorafgaande jaar aan te passen met het percentage waarmee het bedrag bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) per de eerste januari van het kalenderjaar is gewijzigd ten opzichte van 1 januari van het voorgaande kalenderjaar. Hierbij wordt geen rekening gehouden met een wijziging in het bedrag met temgwerkende kracht. Bijlage Vll geeft een overzicht van de in de afgelopen jaren geldende bedragen. 3. Het c.a.o.-loon is het loon van Groep IV met 9 functiejaren in de c.a.o. voor de Drankindustrie inclusief de in deze c.a.o. genoemde vaste bij- of toeslagen. ARTIKEL 2.2 Maximum loon B 1. Voor deelnemérs die voldoen aan de volgende voonwaarden: - zowel op 31 december 2002 als op 1 januari 2003 deelnemer zijn in het pensioenfonds; - in het jaar 2002 een loon genieten boven het in 2002 geldende maximum loon; - vóór 1 januari 2003 een excedentverzekering hebben afgesloten ten behoeve van pensioenopbouw over het loon boven het in 2002 geldende maximum loon; en - vorenbedoelde excedentverzekering dient op 1 januari van het lopende jaar niet zijn beëindigd; geldt in afwijking van artikel 2.1. tweede lid. het maximum loon B zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel. 2. Het maximum loon B voor de in het eerste lid van dit artikel bedoelde deelnemers is met ingang van 1 januari 2013 vastgesteld op ,-. Het maximum loon B wordt jaariijks per 1 januari herzien door het maximum loon B, geldend in het voorafgaande jaar aan te passen met het percentage waarmee het bedrag bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfev) per de eerste januari van het kalenderjaar is gewijzigd ten opzichte van 1 januari van het voorgaande kalenderjaar. Hierbij wordt geen rekening gehouden met een wijziging in het bedrag met temgwerkende kracht. Bijlage Vll geeft een overzicht van de in de afgelopen jaren geldende bedragen. ARTIKEL 2.3 Pensioengrondslag 1. De pensioengrondslag wordt bij aanvang van de deelneming en vervolgens jaariijks per 1 januari vastgesteld op een bedrag gelijk aan het dan geldende loon met een maximum zoals bedoeld In artikel 2.1, tweede lid, respectievelijk zoals bedoeld in artikel 2.2. tweede lid, venninderd met de franchise. 2. Indien op de datum van de vaststelling van de pensioengrondslag de onderneming aan de deelnemer tijdelijk geen loon of niet het normale loon verschuldigd is, omdat de deelnemer wegens ouderschapsveriof tijdelijk geen of niet gedurende de voor hem of haar geldende weri<tijd artieid verricht in loondienst van de onderneming, wordt als loon van de deelnemer beschouwd het loon dat zonder verzuim voor hem of haar zou hebben gegolden. -13-

30 3. De franchise wordt voor elk kalenderjaar vastgesteld. De franchise is met ingang van 1 januari 2013 vastgesteld op ,-. Het bedrag van de franchise wordt voorts jaariijks met ingang van 1 januari herzien door de franchise, geldend in het voorafgaande kalenderjaar aan te passen met het percentage waarmee het CAO-loon in de maand januari van het voorafgaande jaar is verhoogd ten opzichte van het CAO-loon in de maand januari van het daaraan voorafgaande jaar. Het aldus vastgestelde bedrag wordt naar boven afgerond óp een hele euro. Indien de hoogte van de franchise door toepassing van vorengenoemde vaststellingsmethode sterker toeneemt dan de ontwikkeling van de uitkeringen ingevolge de Algemene Ouderdomswet, is het bestuur bevoegd om van vorengenoemde vaststellingsmethode af te wijken. De franchise is in ieder geval ten minste gelijk aan de uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid. onderdeel b. en vijfde lid. van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. De franchise is ten minste gelijk aan het bedrag bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder a, van de Wet op de loonbelasting Bijlage VII geeft een overzicht van de in de afgelopen jaren geldende franchises. HOOFDSTUK 3 PREMIEVASTSTELLING ARTIKEL 3.1 Premie, betalingen en inning 1. De periode waarover de aangesloten onderneming voor een deelnemer premie verschuldigd is vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de 20-jarige leeftijd ligt respectievelijk de latere datum van indiensttreding en eindigt uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Voor de bérékening van de premie wordt een tijdsduur van 14 dagen of meer ais volle maand gérekend en een tijdsduur van minder dan 14 dagen venwaarioosd. 2. De premie voor het jaar 2013 bedraagt voor alle deelnemers jaarlijks 21,95% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. Het bestuur is bevoegd korting te verienen, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds. Bijlage Vll geeft een overzicht van de in de afgelopen jaren geldende premies. 3. Indien er sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen dan informeert het fonds elk kwartaal schriftelijk de deelnemersraad. Tevens wordt dan indien aanwezig de ondernemingsraad van de aangesloten werkgever die nog premie is verschuldigd, elk kwartaal geïnformeerd. HOOFDSTUK 4 OUDERDOMSPENSIOEN ARTIKEL 4.1 Ouderdomspensioen 1. Een deelnemer of een gewezen deelnemer heeft recht op ouderdomspensioen. Dit pensioen gaat in op de pensioeningangsdatum en eindigt op de laatste dag van de maand waarin deze overtijdt. -14-

31 i I I 2. Het jaarlijks te venwerven ouderdomspensioen is met ingang van 1 januari 2013 gelijk aan 1,55% van de voor dat jaar vastgestelde pensioengrondslag. Het jaariijkse ouderdomspensioen waarop aanspraak bestaat krachtens het pensioenreglement dat van kracht was vóór 1 januari 2012, blijft gehandhaafd. Aanvullingen reeds verieend vóór 1 januari 2007, blijven gehandhaafd en maken deel uit van het jaariijks ouderdomspensioen. Bijlage VII geeft een overzicht van de in de afgelopen jaren geldende percentages. ARTIKEL 4.2 Minimumpensioen 1. Voor deelnemers, welke vanaf de datum waarop de verplichtstelling voor de categorie werknemers waartoe zij behoren toepasselijk werd (2 april 1962 c.q. 6 april 1970) tot de eerste dag van de maand waarin zij 67 jaar worden onafgebroken deelnemer zijn geweest, bedraagt met ingang yan 1 januari 1978 het minimum levenslange ouderdomspensioen, behoudens het bepaalde in lid 5i 340,34 per jaar. 2. Het in het eerste lid gestelde geldt slechts: a. voor deelnemers, behorende tot de categorie wericnemers voor wie de verpiichtstelling toepasselijk werd op 2 april 1962, indien zij van 2 april 1961 af b. voor deelnemers, behorende tot de categorie werknemers voor wie de verplichtstelling toepasselijk werd op 6 april 1970, indien zij van die. datum af onafgebroken in dienst zijn geweest van een aangesloten onderneming en bij het bereiken van de leeftijd van 67 jaar ten minste 10 jaren onafgebroken bij één of meer aangesloten ondernemingen werkzaam zijn geweest. 3. Indien het aantal verschuldigde weekpremies minder is dan het hien/oor genoemde maximale aantal, wordt het minimumpensioen naar evenredigheid gereduceerd. Eveneens wordt het minihiumpensioen naar evenredigheid gereduceerd, indien de deelnemers bij het bereiken van de 67-jarige leeftijd niet 10 jaren onafgebroken bij één of meer aangesloten ondememingen werkzaam zijn geweest. 4. Deze minimumregeling geldt niet voor deelnemers, wier deelneming na de in het eerste jid bedoelde datum is aangevangen. I 5. Telkenjare bepaalt het bestuur, op actuarieel advies, aan de hand van de beschikbare middelen, of en zo ja in hoeverre de in de leden 1 en 3 bedoelde pensioenen zullen worden toegekend. ARTIKEL 4.3 Flexibilisering ' i De deelnemer mag binnen bepaalde grenzen veranderingen aanbrengen in de voor hem verzekerde pensioenaanspraken. Hiermee kan hij zijn pensioenaanspraken beter afstemmen op zijn persponlijke situatie. De volgende mogelijkheden zijn toegestaan: Ven/roeging of uitstel ten opzichte van de pensioendatum; en uitruil van pensioenaanspraken; en. hoog/laag-uitruil ouderdomspensioen. Ook een combinatie van deze flexibiliseringsmogelijkheden is toegestaan. De hien/oor aangegeven volgorde dient daarbij te worden aangehouden. De mogelijkheden worden nader beschreven in de artikelen 4.4,4.5,4.6 en 4.7. i il I ;

32 ARTIKEL 4.4 Ven/roeging of uitstel ten opzichte van de pensioendatum 1. Op verzoek van de deelnemer is het fonds bevoegd te bepalen, dat het ouderdomspensioen ingaat voor de pensioendatum, doch niet vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd. In deze gevallen wordt het ouderdomspensioen verlaagd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel. Deze tabel met factoren is opgenomen in bijlage II van dit reglement. 2. De keuze tot ven/roeging Is eenmalig en onherroepelijk. Het verzoek tot ven/roeging van het ouderdomspensioen moet drie maanden vóór de gewenste pensioeningangsdatum worden ingediend bij het fonds. De partner in de zin van artikel 1.1, onder c, van het reglement dan wel de nietgeregistreerde partner in de zin van artikel 1.1, onder c, van het reglement, dient schriftelijk te verklaren met de ven/roeging van het ouderdomspensioen in te stemmen. 3 Indien er geheel of gedeeltelijk afstand is gedaan van de aanspraak op partnerpensioen, wordt de aanspraak op jaartijks ouderdomspensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel (bijlage lil). Het bepaalde in artikel 18d, tweede lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 is hierbij van overeenkomstige toepassing. De tabel is zodanig vastgesteld dat voor deelnemers en gewezen deelnemers dezelfde ruilvoet geldt en sprake Is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 60 van de Pensioenwet. Bij uitruil van het partnerpensioen kan en/oor gekozen worden om het gehele, driekwart, de helft of een kwart van het partnerpensioen uit te ruilen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een milvoet of opbouwkeuzevoet per keuzerecht die voldoet aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. 4. Qp verzoek van de deelnemer is het fonds bevoegd te bepalen dat het ouderdoms-pensioen ingaat na de pensioendatum. Uitstel is alleen mogelijk voorzover de deelnemer zijn dienstbetrekking voortzet, in deze gevallen wordt het ouderdomspensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel. De tabel met uitstelfactoren is vastgesteld met in achtneming yan algemeen aanvaarde actuariële grondslagen en is opgenomen in bijlage II bij dit pensioenreglement. Het ouderdomspensioen gaat in ieder geval in zodra het maximum bedoeld in artikel 18a, vierde lid. van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt bereikt." Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet per keuzerecht die voldoet aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. ARTIKEL 4.5 Uitruil van partnerpensioen in extra ouderdomspensioen 1. De deelnemer en de gewezen deelnemer kunnen op de ingangsdatum jvan het ouderdomspensioen, geheel of gedeeltelijk afstand doen van zijn aanspraak op partnerpensioen dat is opgebouwd vanaf 1 januari De (gewezen) deelnemer voor wie na 31 december 2001 de premiebetaling is beëindigd kan op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, geheel of gedeeltelijk afstand doen van zijn aanspraak op partnerpensioen dat is opgebouwd vóór 1 januari De keuze hieryoor kan eenmalig worden gemaakt en is onherroepelijk.? 3. Indien er geheel of gedeeltelijk afstand is gedaan van de aanspraak op partnerpensioen, wordt de aanspraak op jaariijks ouderdomspensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel (bijlage IV). Het bepaalde in artikel 18d, tweede lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 is hierbij van overeenkomstige toepassing. De tabel is zodanig vastgesteld dat voor deelnemers en gewezen deelnemers dezelfde milvoet geldt en sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 60 van de Pensioenwet. Bij uitruil van het partnerpensioen kan en/oor gekozen worden om het gehele, driekwart, de helft of een kwart van het partnerpensioen uit te milen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of -16-

33 opbouwkeuzevoet per keuzerecht die voldoet aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Indien artikel 5.2 van toepassing is, dan wordt bijzonder partnerpensioen buiten beschouwing gelaten. 4. De in de vorige leden bedoelde keuze moet op het aanvraagformulier voor het ouderdomspensioen worden bekend gemaakt en is onherroepelijk. De partner of de niet geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer dient schriftelijk toestemming voor de keuze van de (gewezen) deelnemer te verienen. Indien toestemming van deze partner ontbreekt, dan wordt de (gewezen) deelnemer geacht te hebben gekozen voor ouderdomspensioen met volledig meeverzekerd partnerpensioen, tenzij de deelnemer ten genoegen van het bestuur aantoont geen partner te hebben. 5. De toepassing van dit artikel heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen. ARTIKEL 4.6 Uitmil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen 1. De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van zijn opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum van het ouderdomspensioen of bij beëindiging van de deelneming uit te oiilen voor extra aanspraken op partnerpensioen. In dat geval wordt de aanspraak op partnerpensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel (bijlage III respectievelijk bijlage IV). De tabel is zodanig vastgesteld dat sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het partnerpensioen dat wordt gekozen in plaats van het ouderdomspensioen ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve waarde van dat ouderdomspensioen. 2. Na uitmil als bedoeld in het eerste lid kan het partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen. ARTIKEL 4.7 Hoog/laag-uitmil ouderdomspensioen 1. Op de pensioeningangsdatum kan de deelnemer kiezen om zijn ouderdomspensioen tijdelijk tot de pensioendatum te verhogen. Voor de toepassing van deze hoog/laag uitruil van ouderdomspensioen in tijdelijk pensioen tot 65 jaar hoeft niet te worden voldaan aan de verhouding 100:75 voorzover het meerdere bedrag van het hoogdeel overeenkomt met het bedrag van tweemaal de AOW voor één gehuwde, inclusief vakantietoeslag, zie bijlage V bij dit reglement. De keus voor hoog/laag heeft geen invloed op de hoogte van het nabestaandenpensioen. 2. Op de pensioeningangsdatum kan de (gewezen) deelnemer kiezen om zijn ouderdomspensioen tijdelijk te verhogen, zie bijlage VI bij dit reglement. Hierbij kan de (gewezen) deelnemer kiezen uit één van de volgende perioden: 5 jaar vanaf de pensioeningangsdatum; 10 jaar vanaf de pensioeningangsdatum. Het ouderdomspensioen wordt gedurende de gekozen periode verhoogd. Na afloop van deze periode wordt het ouderdomspensioen veriaagd. De verhouding tussen het hoge en lage ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum is altijd 100:75. De keus voor uitruil heeft geen invloed op de hoogte van het nabestaandenpensioen. -17-

34 HOOFDSTUK 5 NABESTAANDENPENSIOEN ARTIKEL 5.1 Partnerpensioen 1. De partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft recht op partnerpensioen. 2. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en loopt door tot het einde van de maand van overlijden van de partner. 3. Het jaariijkse partnerpensioen bedraagt, tenzij artikel 4.5 en/of artikel 5.2, derde lid, van toepassing is: a. voor de partner van een gepensioneerde deelnemer 70% van het jaarlijkse ouderdomspensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verieende verhogingen, dat deze gepensioneerde genoot; b. voor de partner van een deelnemer 70% van het jaariijkse ouderdomspensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verleende verhogingen, dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ^ ongewijzigde voortzetting van de deelneming - zou zijn gaan genieten; c^,. voor de partner van een gewezen deelnemer 70% van het op de datum van beëindiging der deelneming verkregen uitgestelde jaarlijkse ouderdomspensioen met inbegrip van de daarop. volgens artikel 8.1 verieende verhogingen. 4. Geen aanspraak bestaat op partnerpensioen: a. voor de gehuwde partner indien het huwelijk is gesloten na de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; b.j. voor de niet-geregistreerde partner bestaat geen aanspraak op partnerpensioen: indien het samenlevingscontract notarieel wordt verleden na de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en /of indien de partner niet middels een uittreksel van het bevolkingsregister kan aantonen op het moment van overiijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met deze (gewezen) deelnemer of gepensioneerde te hebben samengewoond; c. voor de geregistreerde partner indien de registratie is ingeschrèven in de registers van de burgeriijke stand na de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. 5. Als de partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (gëwezen) deelnemer of gepensioneerde dan wordt èen partnerpensioen toegekend dat is gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden. 6. De aanspraak op partnerpensioen ven/alt of vermindert indien de deelnemer van deze aanspraak geheel of gedeeltelijk afstand heeft gedaan op de wijze als omschreven in artikel Bij verlaging of verhoging van het ouderdomspensioen door vervroeging of uitstel van de pensioendatum, zoals bedoeld in artikel 4.4, worden de bedragen van het partnerpensioen vastgesteld alsof geen ven/roeging of uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen heeft plaatsgevonden. Ook de keuze voor hoog/laag-uitmil, zoals bedoeld in artikel 4.7, heeft geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen. 18-

35 Indien er uitruil als bedoeld in artikel 4.6 toepassing heeft gevonden, ondergaat het partnerpensioen een verhoging overeenkomstig het bepaalde in het hien/oor genoemde artikel. ARTIKEL 5.2 Bijzonder partnerpensioen Indien de deelnemer na de aanvang van zijn deelneming één of meermalen gehuwd is geweest en/of één of meemialen een in de registers van de Burgerlijke Stand geregistreerd partnerschap is aangegaan gelden met betrekking tot het bijzondere partnerpensioen en het bedrag van het jaariijkse partnerpensioen de volgende bepalingen. Voor de vaststelling van de aanspraken op bijzonder partnerpensioen en op partnerpensioen wordt de deelnemingsperiode (worden de deelnemingsperioden) van de deelnemer gesplitst en wel zodanig dat: a. aan de gewezen partner wordt toegerekend het deel gelegen vóór de datum, waarop het huwelijk met de deelnemer is beëindigd, danwel het geregistreerd partnerschap Is beëindigd danwel het samenlevingsverband is beëindigd; b. aan een volgende gewezen partner wordt toegerekend het deel gelegen vóór de datum, waarop het huwelijk, danwel het geregistreerd partnerschap met de deelnemer is beëindigd, onder aftrek van het deel dat reeds is toegerekend aan de vorige gewezen partner(s) van de deelnemer; c. aan de partner als bedoeld in artikel 1.1. sub c, wordt toegerekend het resterende deel van de deelnemingsperiode(n). Het jaariijkse bijzondere partnerpensioen van een gewezen partner bedraagt 70% van het jaarlijks ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verleende verhogingen, voor zover dit betrekking heeft op het deel van de deelnemingsperiode(n). dat volgens het tweede lid aan haar/hem wordt toegerekend. Op een bijzonder partnerpensioen is het bepaalde in artikel 5.1. tweede lid en zevende lid. van overeenkomstige toepassing. Tenzij het bestuur anders besluit gaat dit pensioen echter niet eerder in dan op de eerste dag van de maand, waarin het verzoek om uitkering is ontvangen. Het jaarlijkse partnerpensioen van de volgende partner wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.1 met dién verstande dat het bedrag dat aldus wordt vastgesteld, wordt verlaagd met de al dan niet geconverteerde aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner. Geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen krachtens dit artikel heeft degene die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot conversie van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 7.4, vijfde lid. 7. Aan de gewezen partner van de deelnemer voor wie aanspraak is ontstaan op bijzonder partnerpensioen wordt een bewijs van deze aanspraak uitgereikt. 8. De gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit (gedeelteiijk) te ven/reemden aan een eerdere of latere partner van de overieden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Dit onder de voonwaarde dat de ven/reemding bij notariële akte is overeengekomen, de ven/reemding onherroepelijk is en het fonds zich bereid heeft vericlaard om een eventueel uit de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken. 9. Indien de partnen-elatie als bedoeld in artikel 1.1 letter d. onder 3 anders dan door overiijden van de deelnemer wordt beëindigd, is de in de voorafgaande leden beschreven regeling betreffende toekenning van bijzonder partnerpensioen van overeenkomstige toepassing. Dit onder voonwaarde dat Is voldaan aan het bepaalde in lid Het einde van de partnenelatie als bedoeld in artikel 1.1 letter d. onder 3 moet binnen twee jaar na het -19-

36 eindigen en/an aan het fonds worden gemeld, door overlegging van een kopie van het aangetekeride schrijven van één van de partners aan een notaris dan wel de andere partner waarmee de partnerrelatie wordt beëindigd, of een gezamenlijke verklaring aan het fonds waarin partners verklaren dat de partnerrelatie is beëindigd. 11. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt als einde van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 1.1 letter d, onder 3 aangemerkt de datum van aantekening van het aangetekende schrijven van één van de partners dan wel de dagtekening van de gezamenlijke veridaring waarmee de beëindiging een feit is geworden. Indien naar het oordeel van het fonds geen eenduidigheid bestaat over de beëindigingdatum, wordt als beêindigingdatum aangehouden de datum waarop volgens het bevolkingsregister de inschrijving van de deelnemer en zijn gewezen partner op hetzelfde adres is geëindigd. ARTIKEL 5.3 Overgangsregeling partnerpensioen Indien een persoon op grond van artikel 1.1 letter c niet kan worden aangemerkt als partner, is het bestuur van het fonds bevoegd om deze persoon voor de toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 aan te merken als partner in de zin van artikel 1.1 letter c. Dit onder de voonwaarde dat de persoon op grond van artikel 1.1 letter c zoals dit luidde op 31 december 2006 werd aangemerid als partner. ARTIKEL 5.4 Wezenpensioen 1. Kinderen yan de overieden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde hebben recht op een jaarlijks wézenpensioen. 2. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt: a. voor het kind van een gepensioneerde deelnemer 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verieende vertiogingen, dat deze gepensioneerde genoot; b. voor het kind van een deelnemer 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen met inbegrip van de \ daarop volgens artikel 8.1 verieende verhogingen, dat de deelnemer op de pensioendatum -bij ongewijzigde voortzetting van de deelneming- zou zijn gaan genieten; c. voor het kind van een gewezen deelnemer 14% van het op de datum van beëindiging der deelneming verkregen uitgestelde jaarlijkse ouderdomspensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verleende verhogingen. 3. Indien het jaarlijks wezenpensioen op de ingangsdatum beneden de afkoopgrens als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet is, wordt het jaariijks wezenpensioen enkel afgekocht indien de rechthebbende dit zelf verzoekt. Jaariijks wezenpensioen dat op de ingangsdatum beneden de afkoopgrens is, wordt niet maandelijks, maar na het verstrijken van 12 maanden uitgekeerd. Bij tussentijds overiijden van de wees wordt het recht op jaariijks wezenpensioen naar rato uitgekeerd in de maand volgende op de maand van overiijden. 4. Het jaarlijkse wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid. eindigt het jaariijkse wezenpensioen op de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel waarin voordien niet langer wordt voldaan.aan het in genoemd lid gestelde vereiste. Het bedrag van het jaarlijkse wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand waarin geen partnerpensioen wordt uitgekeerd. -20-

37 5. Geen recht op wezenpensioen bestaat voor kinderen die zijn geboren uit het huwelijk als bedoeld in artikel 5.1, vierde lid, sub a, respectievelijk een niet geregistreerd partnerschap als bedoeld In artikel 5.1, vierde lid sub b respectievelijk geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 5.1, vierde lid, sub c dan wel na het bedoelde tijdstip zijn gewettigd of geadopteerd. Daarnaast geldt de voonwaarde dat een kind reeds één jaar vóór zijn/haar overlijden door hem/haar is onderhouden en verzorgd en ten gevolge van het overlijden geen kostwinner heeft. 6. Indien het ouderdomspensioen met toepassing van artikel 4.5 en artikel 4.6 is verhoogd respectievelijk veriaagd. wordt het wezenpensioen vastgesteld alsof er geen uitruil van het (gedeeltelijk) partnerpensioen respectievelijk (gedeeltelijk) ouderdomspensioen voor een hoger ouderdomspensioen respectievelijk hoger partnerpensioen heeft plaatsgevonden. 7. Bij verlaging of verhoging van het ouderdomspensioen door vervroeging of uitstel van de pensioendatum, zoals bedoeld in artikel 4.4, worden de bedragen van het wezenpensioen vastgesteld alsof geen venn-oeging of uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen heeft plaatsgevonden. 1. ARTIKEL 5.5 Onbetaald verlof en pensioen Gedurende ouderschapsveriof als bedoeld in artikel 2.3. tweede lid van dit pensioenreglement worden aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen opgebouwd. 2. Indien een deelnemer gedurende de volledige met zijn werkgever overeengekomen wekelijkse arbeidsduur gebmik maakt van overig onbetaald verlof, met instandhouding van de arbeidsovereenkomst, worden de deelneming in het fonds voortgezet met dien verstande dat tijdens de periode van onbetaald veriof geen aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen wordt opgebouwd. 3. Indien een deelnemer gedurende een gedeelte van de met zijn wericgever overeengekomen arbeidsduur gebmik maakt van overig onbetaald verlof, wordt de deelneming in het fonds voortgezet met dien verstande dat er alleen opbouw van de in het eerste lid genoemde aanspraken plmtsvindt over het gedeelte van de arbeidsduur waarover arbeid wordt verricht. De premie en de aanspraken worden vastgesteld conform artikel Gedurende de periode dat een deelnemer volledig of gedeeltelijk gebmik maakt van overig onbetaald verlof als bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel, is met in achtneming van artikel 10a, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965, het opnemen van onbetaald veriof tot een maximum van achttien maanden niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen. HOOFDSTUK 6 SLAPERSRECHTEN ARTIKEL 6.1 Aanspraken bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het Ingaan van het ouderdomspensioen De deelnemer, wiens deelneming wordt beëindigd vóór de eerste dag van de maand waarin de 67- jarige leeftijd wordt bereikt, behoudt de reeds opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verleende verhogingen, in de vorm van een uitgesteld pensioen, ingaande op de pensioendatum. 21 -

38 De pensioenaanspraken als bedoeld in het eerste lid dienen op het moment van beëindiging volledig te zijn gefinancierd. ARTIKEL 6.2 Vrijwillige voortzetting van de deelneming 1. Indien de deelneming eindigt anders dan door overiijden en vóór het bereiken van de 62-jarige leeftijd is het bestuur bevoegd in daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende gevallen toe te staan, dat de gewezen deelnemer de deelneming voor een periode van maximaal drie jaar de deelneming voor eigen rekening voortzet. Hierbij gelden de volgende voonwaarden: a. de deelneming moet tot aan de beëindigingsdatum ten minste drie jaar hebben geduurd; b. de pensioenregeling wordt ongewijzigd voortgezet; c. de voortzetting voor eigen rekening kan niet plaatsvinden voor zover cumulatie plaatsvindt met een pensioenregeling bij een eventuele nieuwe onderneming, de vorming van een oudedagsresen/e als bedoeld in artikel 3.67 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 of deelname aan een beroepspensioenregeling; d. de voortzetting voor eigen rekening mag niet plaatsvinden in de periode van drie jaren voorafgaande aan de pensioendatum, tenzij betrokkene aannemelijk maakt dat hij om medische redenen het dienstverband heeft beëindigd. Een dergelijk verzoek moet worden gedaan binnen drie maanden na het einde van de deelneming en dient betrekking te hebben op een periode als genoemd in artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting Onverminderd het hierna bepaalde kan het bestuur aan de inwilliging van het verzoek bedoeld in het vórige lid nadere voonwaarden verbinden. Het verzoek kan worden toegestaan voor een bepaalde tijd rriet een maximum termijn van drie jaar. In bepaalde omstandigheden is vrijwillige voortzetting van de pensioenvoorziening mogelijk zonder dat sprake is van een maximum termijn van drie jaar. Deze omstandigheid doet zich voor na ontslag dat wordt veroorzaakt door arbeidsongeschiktheid van een werknemer, of indien na ontslag een werknemer een uitkering ontvangt ter vervanging van in verband ni.et de beëindiging van de dienstbetrekking gederfde inkomsten op grond van een individueel of cpllectief afgesproken regeling tussen onderneming(s) en werknemer(s). In deze omstandigheid géiden de onder a. en d. van het eerste lid opgenomen voonwaarden niet. De maximale termijn van drie jaar is niet van toepassing, maar de tijdsduur wordt beperkt tot ten hoogste de duur van de arbeidsongeschiktheid, of de periode waarin de uitkering wordt ontvangen. 3. De deelnemer is voor de voortgezette deelneming dezelfde premie verschuldigd als die welke geldt met toepassing van artikel 3.1 bij verplichte deelneming. Het bedrag van de pensioengrondslag wordt daarbij vastgesteld op basis van het loon dat op overeenkomstige wijze wordt vastgesteld als in artikel 7.2. tweede lid, is bepaald ten aanzien van het loon tijdens de premievrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid. 4. De vrijwillige voortzetting moet tijdsevenredig plaatsvinden. Het bestuur bepaalt op welke wijze, in welke termijnen en op welke tijdstippen de ter zake van de voortgezette deelneming verschuldigde premie aan het pensioenfonds moet worden voldaan, met dien verstande dat de premie ten minste per kwartaal aan de deelnemer die vrijwillig voortzet in rekening wordt gebracht. 5. De bepalingen van dit pensioenreglement, met uitzondering van artikelen 3.1,10.1 tot en met zijn op de voortgezette deelneming van toepassing. Daarbij wordt de premievrije deelneming in de ouderdomspensioenregeling bedoeld in artikel 7.2 of 7.3, verieend vanaf het tijdstip waarop de deelnemer onafgebroken 104 weken, eventueel verlengd met inachtneming van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, respectievelijk artikel 29, vijfde lid van de Ziektewet, ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid is geweest. 6. De voortzetting van de deelneming eindigt:

39 a. door het verstrijken van de duur van de vrijwillige voortzetting, met een maximum van drie jaar, behoudens het bepaalde in het tweede lid; b. door opzegging door de deelnemer of het pensioenfonds bij aangetekend schrijven, met een opzegtermijn van drie maanden; c. indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, met ingang van een door het bestuur te bepalen tijdstip; d. zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van personen, die hetzij krachtens de wet, hetzij krachtens enige bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden of een ondememingspensioenregeling verplicht zijn tot deelneming in het pensioenfonds of in een andere pensioenregeling; e. door het overlijden van de deelnemer; f. door het bereiken van de 62-jarige leeftijd. ARTIKEL 6.3 Voortzetting van de verplichte deelneming in verband met het verkrijgen van een FVP-bijdrage 1. In dit artikel wordt vérstaan onder: a. FVP: de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering bedoeld In artikel 2, eerste lid. van de Wet van 2 juli 1998, houdende privatisering Fonds Voorheffing Pensioenverzekering; b. werkloze wericnemer: de gewezen deelnemer, die als werkloze werknemer wordt aangemertct in artikel 1, onderdeel e, van het Bijdragereglement 1999; c. FVP-voortzettingsbijdrage: de in artikel 2, eerste lid, van het Bijdragereglement 1999 bedoelde bijdrage; d. FVP-koopsombijdrage: de in artikel 2, tweede lid, van het Bijdragereglement 1999 bedoelde bijdrage; e. eerste werkloosheidsdag: de in artikel 1, onderdeel h. van het Bijdragèreglement 1999 bedoelde dag; f. nabestaande: de (bijzondere) partner van de overleden werkloze werknemer die op de eerste werkloosheidsdag de leeftijd van 40 jaar nog niet heeft bereikt; g. nabestaandenpensioen: het (bijzonder) partnerpensioen ten behoeve van de nabestaande; h. werkloosheidsuitkering: de in artikel 1. onderdeel g, van het Bijdragereglement 1999 bedoelde uitkering; i. voortzettingspercentage: het door de FVP vast te stellen percentage als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van het Bijdragereglement 1999; j. verstrekkingspercentage: het door de FVP vast te stellen percentage als bedoeld in artikel i. onderdeel s. van het Bijdragereglement

40 2. Indien en zolang de werkloze werknemer, die op de eerste werkloosheidsdag de 40-jarige leeftijd heeft bereikt, in aanmerking komt voor een werkloosheidsuitkering en op grond daan/an recht heeft op een FVP-voortzettingsbijdrage. wordt zijn deelneming in de verplichte regeling van het pensioenfonds voortgezet overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2 (hiema te noemen: FVP-voortzetting). met dien verstande dat de aanspraken die voortvloeien uit de FVP-voortzetting voonwaardelijk zijn en pas definitief worden vastgesteld aan de hand van de daadwericelijk van het FVP ontvangen voorzettingsbijdrage en in overeenstemming met het voortzettingspercentage en het verstrekkingspercentage. De FVP-voortzetting vindt alleen plaats wanneer de werkloze werknemer zijn recht op de FVP-voortzettingsbijdrage geldend heeft gemaakt. 3. Wanneer aan de werkloze werknemer premievrije deelneming is verleend in verband met arbeidsongeschiktheid, dan wel wanneer hij naast de deélneming pp grond van de FVP-voortzetting. tevens deelnemer is in het pensioenfonds, dan wel in een andere pensioenvoorziening, op grond van een (deeltijd) arbeidsovereenkomst, vindt de (premievrije) deelneming bij het pensioenfonds plaats rekening houdend met de FVP-voortzettingsbijdrage. 4. Indien het recht op FVP-voortzettingsbijdrage eindigt in yerband met het ontvangen van een uitkering krachtens de Ziektewet, kan de werkloze deelnemer de FVP-voortzetting continueren zoals deze aan het einde van de FVP-voortzettingsperiode van toepassing was. Tijdens deze gecontinueerde voortzetting komt de totale premie, zowel het ondernemingsdeel als het werknemersdeel ten laste van de deelnemer. De in dit lid bedoelde gecontinueerde voortzetting eindigt zodra het recht op de in de eerste volzin bedoelde uitkering krachtens de Ziektewet eindigt. 5. De werkloze wericnemer als bedoeld in het vierde lid. die bij het bereiken van de maximumuitkeringstermijn 25% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO dan wel 35% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de WlA. heeft - ongeacht of de in het vierde lid bedoelde voortzetting heeft plaatsgevondén - vanaf het bereiken van de maximum-uitkeringstemiijn recht op toepassing van het bepaalde in artikel 7.2 respectievelijk artikel De nabestaande die recht heeft op een FVP-koopsombijdrage en dit recht ook geldend heeft gemaakt, komt in aanmerking voor een nabestaandenpensioen confonn het bepaalde in dit reglement. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de werkloze werknemer (als deelnemer) is overleden op de dag voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag. Indien de FVP-koopsombijdrage niet voldoende is voor volledige inkoop van het betreffende nabestaandenpensioen, worden dé pensioenen vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijke van de FVP ontvangen bijdrage. HOOFDSTUK 7 BIJZONDERE SITUATIES ARTIKEL 7.1 Premie en aanspraken bij een kortere dan de normale arbeidsduur Indien de voor de deelnemer (gemiddeld) per week geldende arbeidstijd c.q. artjeidsduur minder bedraagt dan 7/8 van het normale aantal arbeidsuren per week, wordt: a. voor de vaststelling van zijn pensioengrondslag zijn loon vermenigvuldigd met een breuk waan/an de teller wordt gestekl op het nórmale aantal arbeidsuren per week en de noemer gelijk is aan het aantal uren van de voor de deelnemer (gemiddeld) per week geldende arbeidstijd c.q. arbeidsduur; -24

41 het percentage van de premie, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, vermenigvuldigd met het omgekeerde van de onder a. bédoelde breuk; c. het in artikel 4.1, tweede lid, genoemde percentage van de aanspraak voor elk kalenderjaar of gedeelten daan/an. waarover met toepassing van het hieridoven onder b. bepaalde premie is betaald, vermenigvuldigd met het omgekeerde van de onder a. bedoelde breuk. ARTIKEL 7.2 Premievrije deelneming in vertiand met arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO 1. Voor een deelnemer die vanaf het bereiken van de maximum-uitkeringstermijn 65% of meer artjeidsongeschikt is, wordt de deelneming geacht niet te eindigen zolang hij ten minsjte 65% arbeidsongeschikt blijft. 2. Zolang de deelneming op grond van het bepaalde in het eerste lid niet is geëindigd, kbmt de pensioenpremie geheel ten laste van het pensioenfonds. In dat geval worden de pensioenpremie en de pensioenrechten berekend naar de pensioengrondslag, welke wordt verkregen door het laatstelijk voor de aanvang van de maximum-uitkeringstermijn voor hem geldende loon als bedoeld in artikel 2.1 met inachtneming van de maxima A respectieveriijk maxima B. telkenjare op de eerste januari te verhogen met de hierna in het achtste lid omschreven, door het bestuur nadien vastgestelde percentages en te verminderen met de op het tijdstip waarop de premie ten laste van het pensioenfonds komt. geldende franchise. 3. Voor een deelnemer die vanaf het bereiken van de maximum-uitkeringstemiijn ten mihste 25% maar minder dan 65% arbeidsongeschikt is en die daarnaast een loongerelateerde uitkering krachtens de W.W. ontvangt, geldt dat de premie geheel ten laste van het pensioenfonds komt, zolang de uitkering krachtens de W.W. voortduurt. 4 Indien het bepaalde In het derde lid niet of niet langer van toepassing is. komt voor een deelnemer die vanaf het bereiken van de maximum-uitkeringstemiijn ten minste 45% maar minder dan 65% arbeidsongeschikt is. de premie voor de helft ten laste van het pensioenfonds zolang hij ten minste 45% maar minder dan 65% arbeidsongeschikt blijft. Wordt de andere helft van de premie vrijwillig voldaan, zonder dat de deelnemer werkzaamheden venicht op grond waan/an hij beh'oort tot de groep van personen die krachtens artikel 2 lid 1 van de wet tot deelneming in het pensioenfonds verplicht is, dan worden de pensioenrechten bèpaald als omschreven in het tweede lid. In alle andere gevallen wordt deelneming voor dat gedeelte geacht te zijn geëindigd en wordt met betrekking [tot de pensioenrechten, in die periode te venwen/en, het jaarsalaris gesteld op de helft van het jaarsalaris als bedoeld in het tweede lid en wordt de wekelijkse werktijd, met inachtneming van het b'epaalde in het negende lid, gesteld op de helft van het normale aantal arbeidsuren per week. Bij overlijden van de deelnemer in deze periode wordt voor de bepaling van het partnerpensioen over het ti dvak tussen het overlijden en de pensioendatum van de overledene gerekend met dezelfde fictie. 25

42 5. Indien het bepaalde in het derde lid niet of niet langer van toepassing is, komt voor een deelnemer die vanaf het bereiken van de maximum-uitkeringstemiijn ten minste 25% maar minder dan 45% arbeidsongeschikt is, de premie voor een kwart tèn laste van het pensioenfonds zolang hij ten minste 25% maar minder dan 45% arbeidsongeschikt blijft. Wordt het drie kwartdeel van de premie vrijwillig voldaan, zonder dat de deelnemer werkzaamheden verricht op grond waan/an hij behoort tot de groep van personen die krachtens artikel 2 lid 1 van de wet tot deelneming in het pensioenfonds verplicht is. clan worden de pensioenrechten bepaald als omschreven in het tweede lid. In alle andere gevallen wordt deelneming voor dat gedeelte geacht te zijn geëindigd en wordt met betrekking tot de pensioenrechten, in die periode te venwen/en, het jaarsalaris gesteld op een kwart van het jaarsalaris als bedoeld in het tweede lid. en wordt de wekelijkse werktijd, met inachtneming van het bepaalde in het negende lid, gesteld op een kwart van het normale aantal arbeidsuren per week. Bij overlijden van de deelnemer in deze periode wordt voor de bepaling van het partnerpensioen over het tijdvak tussen het overlijden en de pensioendatum van de overiedene gerekend met dezelfde fictie. 6. Indien een deelnemer in een periode van gehele, halve of gedeeltelijke premievrijstelling als omschreven in het tweede tot en met het vijfde lid, werkzaamheden verricht op grond waarvan hij behoort tot de groep van personen, die krachtens artikel 2 lid 1 van de wet tot deelneming in het pensioenfonds is verplicht, wordt met betrekking tot die werkzaamheden een pensioengrondslag berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1 resp. artikel 2.2 jo. artikel 3.1 alsmede een daaruit voortvloeiende premie. In het geval van gehele premievrijstelling wordt vorenbedoelde premie in mindering gebracht op de premie die ten laste komt van het pensioenfonds. Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt van haar bevoegdheid ingevolge artikel 44 van de W.A.O. worden op de premies (en daaruit voortvloeiende pensioenaanspraken) die ten laste komen van het pensioenfonds op grond van het bepaalde in dit artikel, in mindering gebracht de premies (en de daaruit voortvloeiende pensioenaanspraken) uit een overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1 resp. artikel 2.2 jo. artikel 3.1 berekende pensioengrondslag over de inkomsten die de betrokken deelnemer uit arbeid geniet en met welke inkomsten de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt gekort. Deze korting geldt niet voor de deelnemers die vóór het van kracht worden van de wijziging wegens arbeidsongeschiktheid pensioenaanspraken opbouwt, tenzij de opbouw van de pensioenaanspraken uit andere hoofde wordt gerealiseerd. Indien tijdens de periode van gedeeltelijke premievrijstelling als bedoeld in het vierde en vijfde lid de deelnemer in het genot wordt gesteld van een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid met een hoger percentage dan welke hij tot dan genoot, dan verkrijgt hij daardoor in plaats van een kwart of halve premievrijstelling recht op een halve c.q. gehele premievrijstelling, tenzij het bepaalde in de laatste volzin van het vierde en/of vijfde lid van toepassing is. en worden alsdan de pensioenrechten voortvloeiende uit die gewijzigde (gedeeltelijke) premievrijstelling bepaald op (de hetft van) het jaarsalaris bedoeld in het hweede lid en wordt de wekelijkse werktijd bij halve premievrijstelling bepaald overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in het vierde lid. 7. De deelnemer, die in een periode van gedeeltelijke premievrijstelling een uitkering geniet krachtens de I.O.A.W. (danwel een zodanige uitkering zou hebben genoten indien geen inkomenstoets tussen hem en zijn partner had plaatsgevonden) en op wie het bepaaldei in het zesde lid niet van toepassing is. kan -na afloop van het bepaalde in het derde lid en na toestemming van het bestuur- de deelneming voortzetten voor het gedeelte dat hij niet arbeidsongeschikt is overeenkomstig het bepaalde in en op de wijze als voorgeschreven in artikel 6.3, mits hij aan de voonwaarden in dat artikel gesteld voldoet en hij het verzoek daartoe aan het bestuur heeft gedaan binnen zes maanden na beëindiging van de uitkering krachtens de W.W. als bedoeld in het derde lid. -26

43 8. Indien en zolang de middelen van het pensioenfonds dat naar het oordeel van het bestuur toelaten, worden voor de deelnemers, voor wie de pensioenpremie geheel of gedeeltelijk ten laste van het pensioenfonds werd gebracht, de lonen waarvan de in het tweede lid bedoelde pensioengrondslagen zijn of geacht worden te zijn afgeleid en de lonen op de eerste januari samenvallend met of volgend op de afloop van de maximum-uitkeringstermijn en op 1 januari van elk volgend jaar vertioogd met een percentage, dat door het bestuur wordt vastgesteld, met inachtneming van het loonindexcijfer als bedoeld in artikel 1.1, sub j. Bij de berekening van de nieuwe daaruit voortvloeiende pensioengrondslag worden, in aanmerking nemende het reglement dat op grond van het bepaalde in dit artikel moet worden toegepast, de dan geldende franchise en het dan geldende maximum loon in acht genomen. De in dit lid bedoelde pensioengrondslagen en pensioenrechten blijven onveranderd, zolang de maatregel tot wijziging niet wordt herhaald. 9. Indien de voor de deelnemer, op wie het bepaalde in het vierde en vijfde lid van toepassing is, (gemiddeld) per week geldende arbeidstijd c.q. arbeidsduur minder bedraagt dan het normale aantal arbeidsuren per week, wordt: a. voor de vaststelling van zijn pensioengrondslag zijn jaarsalaris vermenigvuldigd met een breuk waan/an de teller wordt gesteld op het normale aantal arbeidsuren per week en de noemer gelijk is aan het aantal uren van de voor de deelnemer (gemiddeld) per week geldende arbeidstijd c.q. arbeidsduur; b. voor de vaststelling van de premie rekening gehouden met het omgekeerde van de onder a. bedoelde breuk; c. het in artikel 7.4 genoemde percentage van de aanspraak voor elk kalenderjaar of gedeelten daarvan, waaronder met toepassing van het hien/oor onder b. bepaalde premie is betaald, vermenigvuldigd met het omgekeerde van de onder a. bedoelde breuk. 10. Het bëpaalde in dit artikel vindt slechts toepassing, indien de deelnemer:-niet reeds ongeschikt tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, zwangerschaps- of bevallingsverlof of ten minste 25% arbeidsongeschikt was op de datum, waarop zijn deelneming laatstelijk aanving; en binnen twee jaar na het bereiken van de maximum-uitkeringstermijn een verzoek doet tot toepassing van het in dit artikel bepaalde. Indien het verzoek als bedoeld in de vorige volzin pas na afloop van de termijn van twee jaar wordt gedaan, vindt toepassing van het bepaalde in dit artikel plaats met terugwerkende kracht tot twee jaar te rekenen vanaf de datum van het verzoek. Indien het verzoek eerst bij het aanvragen van een ouderdoms- of nabestaandenpensioen wordt gedaan, vindt toepassing van het bepaalde in dit artikel plaats met temgwerkende kracht tot vier jaar te rekenen vanaf de datum van het verzoek. 11. Het bestuur is bevoegd ten gunste van de deelnemer af te wijken van het bepaalde in dit artikel. 12. Deze bepaling heeft betrekking op de half- of gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die recht heeft op een WAO-uitkering en die in het kader van reïntegratie een nieuwe (voltijd of deeltijd) arbeidsovereenkomst aangaat, binnen of buiten de bedrijfstak. Het bestuur is op verzoek van de deelnemer bevoegd te bepalen dat de deelnemer extra aanspraken krijgt toegekend boven de aansprakén omschreven in het vierde en vijfde lid van dit artikel, indien dè deelnemer kan aantonen dat er als gevolg van het aangaan van de arbéidsóvereenkomst een temgval in zijn pensioenopbouw zou optreden. Dit lid is ook van toepassing in geval van reïntegratie, indien de terugval van de pensioenopbouw het gevolg zou zijn van het beëindigen van een FVP-bijdrage of het niet langer toepasselijk zijn van het bepaalde in lid zeven. I; 27 - ll

44 13. De in dit artikel vervatte regeling kan worden ingetrokken of gewijzigd met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de statuten. Dan kan ook worden bepaald, dat met ingang van de datum waarop de regeling ven/alt of gewijzigd wordt, het bepaaldé in dit artikel niet langer of niet langer ongewijzigd van toepassing is ten aanzien van de deelnemers voor wie de gehele of gedeeltelijke premievrije deelneming vóór bedoelde datum is ingetreden. De op dat tijdstip met toepassing van dit artikel venwon/en aanspraken blijven behouden. ARTIKEL 7.3 Premievrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid in de zin van de WlA 1. De deelnemer, die arbeidsongeschikt wordt volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WlA) kan een verzoek bij het fonds indienen tot voortzetting van het deelnemerschap. Als het verzoek wordt ingewilligd komt de premie geheel of gedeeltelijk ten laste van het fonds. In dat geval wordt aan de onderneming gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend teneinde gehele of gedeeltelijke voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen te bewerkstelligen. 2. Om voor voortzetting van de deelneming zonder premiebetaling in aanmericing te komen, dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: de deelnemer dient vanwege zijn arbeidsongeschiktheid te zijn ontslagen, en de deelnemer moet recht hebben op een loongerelateerde WlA-uitkering. en - de deelnemer moet minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn, en - de deelnemer moet het verzoek tot voortzetting binnen één jaar na het begin van de. arbeidsongeschiktheid bij het fonds indienen. 3. De premievrije deelneming wordt voortgezet op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Ven/olgens kan indexering plaatsvinden op basis van het bepaalde in artikel De mate van premievrije voortzetting is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. De mate van arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de deelnemer op grond van de WlA arbeidsongeschikt is yerklaard. De volgende indeling wordt aangehouden: Mate van arbeidsongeschiktheid Percentage van premievrijstelling % 100% 65-80% 72,5% 55-65% 60% 45-55% 50% 35-45% 40% O - 35% 0% Bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt het percentage van de premievrijstelling zonodig opnieuw bepaald. 5. De premievrije deelneming eindigt: a. zodra de pensioendatum is bereikt of bij eerder overlijden van de deelnemer; b. indien de deelnemer niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt is; c. indien de deelnemer een andere dienstbetrekking aanvaardt danwel indien de deelnemer na de ingang van de premievrije deelneming wordt opgenomen in een andere pensioenvoorziening; d. indien de deelnemer niet de inlichtingen verstrekt, die het fonds voor uitvoering van de premievrije deelneming nodig oordeelt; e. indien de deelnemer geen loongerelateerde WlA-uitkering meer heeft. -28-

45 In de onder b tot en met e bedoelde gevallen bepaalt het fonds de datum met ingang waan/an de premievrije deelneming eindigt.het bepaalde onder c is niet van toepassing, indien de betrokken deelnemer op de datum van opneming in een andere pensioenvoorziening gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en uit hoofde daan/an een gedeeltelijke WlA-uitkering ontvangt. De aanspraken op grond van gedeeltelijke premievrije deelneming in het fonds en de aanspraken in verband met deelneming in een andere pensioenvoorziening mogen tezamen niet meer bedragen dan de aanspraken die hij bij volledige premievrije deelneming bij hetfonds zou verkrijgen.. Het meerdere wordt in mindering gebracht op de aanspraken die op grond van premievrije deelneming worden verworven. In geval van gehele premievrije deelneming is het bepaalde onder c niet van toepassing indien dé andere pensioenvoorziening is de pensioenregeling voor de Sociale Werkvoorziening, ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Werk en (re)lntegratie. Alsdan worden de aanspraken op grond van de gehele premievrije deelneming verminderd met de aanspraken op grond van gelijktijdige deelneming in de pensioenregeling voor de Sociale Wericvoorziening. Het in dit lid bepaalde heeft betrekking op de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer, die in het kader van reïntegratié een nieuwe (voltijd of deeltijd) arbeidsovereenkomst aangaat, binnen of buiten de bedrijfstak. Het bestuur is op verzoek van de deelnemer bevoegd te bepalen dat de deelnemer extra aanspraken krijgt toegekend indien de deelnemer kan aantonen dat er als gevolg van het aangaan van de arbeidsovereenkomst een temgval van zijn pensioenopbouw zou optreden. Dit lid is ook van toepassing, indien de temgval van de pensioenopbouw het gevolg zou zijn van het beëindigen van een FVP-bijdrage. 7. Aan de gewezen deelnemer van wie het deelnemerschap tijdens ziekte is beëindigd, kan het bestuur voortzetting van het deelnemerschap toekennen. Hieraan zijn de volgende voonwaarden verbonden: - de gewezen deelnemer was arbeidsongeschikt op de beëindigingsdatum van het deelnemerschap: het deelnemerschap is beëindigd als gevolg van onvrijwillige beëindiging van het dienstverband; - de gewezen deelnemer heeft aansluitend op zijn ziekte recht op een loongerelateerde WIA-. uitkering of -aanvulling en Is op dat moment minimaal 35% arbeidsongeschikt. Het bestuur is bevoegd voor deze voortzetting van het deelnemerschap (een gedeette van) de premie bij de deelnemer in rekening te brengen. Als Ingangsdatum van de voortzetting geldt de beëindigingsdatum van het dienstverband. Als mate van arbeidsongeschiktheid geldt de indeling bij ingang van de WlA-uitkering. Tevens is het bestuur bevoegd aan de partner en kinderen van de hier omschreven zieke gewezen deelnemer die vóór ingang van zijn WlA-uitkering overiijdt, een partner- en wezenpensioen toe te kennen, dat wordt berekend alsof er voortzetting van het deelnemerschap was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De in dit artikel vervatte regeling kan worden ingetrokken of gewijzigd met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de statuten. Dan kan ook worden bepaald, dat met ingang van de datum waarop de regeling ven/alt of gewijzigd wordt, het bepaalde in dit artikel niet langer of niet langer ongewijzigd van toepassing is ten aanzien van de deelnemers voor wie de gehele of gedeeltelijke premievrije deelneming vóór bedoelde datum is ingetreden. De op dat tijdstip met toepassing van dit artikel venwon/en aanspraken blijven behouden. i: 29 - I,

46 ARTIKEL 7.4 Verevening ouderdomspensioen na scheiding 1. Dit artikel is van toepassing in geval van een scheiding waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is. Dit houdt onder meer in dat een pensioen niet verevend wordt Indien op de scheidingsdatum het deel van het pensioen, waarop recht op uitbetaling ontstaat, minder is dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag. 2. De gewezen gehuwde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde krijgt een recht op uitbetaling van een deel van elke uit te betaten termijn van het jaariijkse ouderdomspensioen, mits het pensioenfonds binnen twee jaar na de scheidingsdatum het wettelijk voorgeschreven meldingsformulier heeft ontvangen. 3. Het in het tweede lid bedoelde deel, bedraagt de helft van het ouderdomspensioen met inbegrip van de daarop volgens artikel 8.1 verteende verhogingen waarop volgens dit regtement aanspraak zou hebben bestaan indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitsluitend gedurende de deelnemingsperiode tussen de huwelijkssluiting en de scheidingsdatum zou hebben deelgenomen aan het pensioenfonds vermeerderd met de daarover verleende veriiogingen ingevolge artikel De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en zijn gewezen partner kunnen bij huwelijkse voonwaarden of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding afwijken van het gestelde in het derde lid wat betreft de deelnemingsperiede die bij de berekening in aanmerking wordt genomen en wat betreft het percentage van de berekende aanspraken dat aan de gewezen partner wordt toegekend. Dit binnen het kader van de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding gestelde voonwaarden. 5. Dé echtgenoten kunnen bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst gestoten met het oog op de echtscheiding, overeenkomen dat het recht van de gewezen gehuwde partner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen tezamen met het recht op bijzonder partnerpensioen wordt geconverteerd in een recht op eigen ouderdomspensioen op naam van de gewezen partner onder de voonwaarden ats omschreven in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze overeenkomst is slechts geldig indien het pensioenfonds zijn schriftelijke goedkeuring aan deze conversie hecht. De conversie moet voor het pensioenfonds verzekeringstechnisch neutraal zijn. Het bestuur van het pensioenfonds kan aan zijn goedkeuring voorwaarden vertjinden. 6. Conversie, als omschreven in het vorige lid, heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen, het partnerpensioen ten gunste van een nieuwe partner van de deelnemer en de opbouw van het ouderdomspensioen door de deelnemer na de scheidingsdatum. Deze worden vastgesteld alsof de gewezen gehuwde partner de aanspraak op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen en de aanspraak op bijzonder partnerpensioen heeft behouden. 7. Het gedeette van het ouderdomspensioen waarop ten behoeve van de gewezen gehuwde partner een recht op uitbetaling is ontstaan, danwel de geconverteerde aanspraak op een eigen, ouderdomspensioen, wordt vanaf de scheidingsdatum jaarlijks verhoogd met eenzelfde percentage als waarmee de premievrije aanspraken worden verhoogd. Vanaf de ingangsdatum van het pensioen worden verhogingen verleend conform de ingegane pensioenen. 8. De uitkering van een op basis van dit artikel toegekende aanspraak gaat in op dé ingangsdatum van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer, danwel in geval van conversie op de eerste van de maand waarin de gewezen gehuwde partner de 67-jarige leeftijd bereikt. De uitkering gaat echter niet eerder in dan met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop het meldingsformulier is ontvangen. 30-

47 9. Indien geen conversie heeft plaatsgevonden wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de gewezen gehuwde partner, doch niet eerder dan vanaf de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, het gehete ouderdomspensioen weer aan de gepensioneerde uitbetaald. 10. Indien conversie heeft plaatsgevonden is het bestuur bevoegd om in het kader van waardeoverdracht de aanspraken op eigen ouderdomspensioen vermeerderd met de verieende verhogingen ingevolge artikel 8.1 van de gewezen gehuwde partner te ven/angen door de uitkering van een bedrag ineens. Hierbij gelden de gelijke voonwaarden als genoemd in artikel 7.5, eerste lid. 11. Het pensioenfonds verstrekt de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en zijn gewezen gehuwde partner een opgave van de aanspraken die op grond van dit artikel zijn verkregen. 12. Het pensioenfonds kan de kosten van een verevening in rekening brengen bij de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en zijn gewezen gehuwde partner, dan wel in mindering brengen op de aan hen uit te betalen netto bedragen. 13. Het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing in geval van beéindiging van een geregistreerd partnerschap. In plaats van de huwelijkssluiting' wordt dan gelezen "het aangaan van het geregistreerd partnerschap" en in plaats van "huwelijkse voonwaarden of bij een schriftelijke overeenkpmst gesloten met het oog op de scheiding" wordt dan gelezen "partnerschapsvoorwaarden" of bij een schriftelijke overeenkomst gesloten met het oog op de beëindiging van het geregistreerd partnerschap. ARTIKEL 7.5 Plicht tot waardeoverdracht 1. Bij verandering van diensh/erband is de pensioenuitvoerder van de oude werkgever verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer, met uitzondering van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen, over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Ook in het geval er geen sprake is van een verandering van dienstverband, maar wel van een verandering van pensioenuitvoerder is de oude pensioenuitvoerder verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer over te dragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Vorengenoemde plicht tot waardeoverdracht is van toepassing bij een individuele waardeoverdracht. De artikelen 71,72, , 76,85, 86 en 91 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepzissing. 2. De gewezen deelnemer dient de waardeoverdracht binnen 6 maanden na aanvang van de deelneming in de pensioenregeling van de nieuwe pensioenuitvoerder aan te vragen bij laatstgenoemde. 3. Voor de bepaling van de ovérdrachtswaarde. de extra pensioenaanspraken uit waardeoverdracht en dergelijke worden de vastgestelde wettelijke reken- en procedureregels als genoemd in Hoofdstuk 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en paragraaf 2 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling door het fonds toegepast. 4. Bij liquidatie van het fonds is de plicht tot collectieve waardeoverdracht als genoemd in artikel 84 van de Pensioenwet van toepassing ARTIKEL 7.6 Bevoegdheid tot waardeoverdracht Bij een verzoek om inkomende of uitgaande waardeoverdracht die niet onder de plicht tot waardeoverdracht valt. is hetfonds bevoegd mee te werken aan de waardeoverdracht. Het fonds is bevoegd een opslag wegens dekkingsgraad te vragen. De verdere afhandeling van de bevoegdheid tot waardeoverdracht vindt plaats volgens de artiketen 75, ,88,90 en 92 van de Pensioenwet. ARTIKEL

48 Ven/al van aanspraken na waardeoverdracht Na ven/anging van de opgebouwde pensioenaanspraken door een uitkering ineens, kan door de betrokkene tegenover het fonds geen enkel recht meer worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de opgebouwde pensioenaanspraken betrekking had en wordt bij hernieuwde deelneming met die periode geen rekening gehouden. ARTIKEL 7.8 Inkomende waardeoverdracht Indien er waarden naar het fonds worden overgedragen, zullen deze worden aangewend ter venwerving van aanspraken op ouderdoms-, partner-, en wezenpensioen als bedoeld in dit pensioenreglement. De aanspraken worden berekend overeenkomstig de regels die daartoe bij of krachtens de Pensioenwet zijn gesteld. ARTIKEL 7.9 Bijzondere voorzieningen voor werknemers jonger dan 20 jaar Indien een werknemer, die op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam is bij een aangesloten onderneming waaraan geen vrijstelling als bedoeld in de artiketen 10.1 tot en met Is verieend, of die een zodanig verzoek heeft ingediend, overlijdt vóór de eerste van de maand waarin hij de 20-jarige leeftijd zou hebben bereikt, heeft zijn/haar partner aanspraak op een jaariijks partnerpensioen dat berekend wordt alsof de wertcnemer wel de 20-jarige leeftijd bereikt heeft op de datum van overiijden. Tevens bestaat recht op wezenpensioen alsof de overleden werknemer wel de 20-jarige leeftijd bereikt heeft op het moment van overlijden. HOOFDSTUK 8 AANPASSING PENSIOENEN ARTIKEL 8.1 Verhoging van pensioenaanspraken en pensioenrechten 1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal 70% van het loonindexcijfer. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. 2. Bij een besluit tot veriening van een verhoging van een aanspraak wordt een verhoging van een aanspraak op partnerpensioen geacht te zijn verleend op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen, welke ontstaat door het eindigen van het huwelijk, danwel het eindigen van het geregistreerd partnerschap van de deelnemer of gewezen deelnemer. 3. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt een volgende verhoging berekend over het pensioenbedrag inclusief de eerder ingevolge dit artikel verteende verhoglng(en). Als ingangsdatum van het naast ëen ingegaan ouderdomspensioen verzekerd (bijzonder) partnerpensioen of wezenpensioen wordt beschouwd de datuni van ingang van het ouderdomspensioen. 4. Voor verhogingen welke op basis van dit artikel worden toegepast geldt dat de verhoging nimmer meer bedraagt dan 6%. Oit maximum is niet van toepassing op degene die op 1 januari 1999 reeds aanspraak heeft verkregen op uitgesteld pensioen onder toepassing van artikel 6.1, eerste lid, of wiens pensioen op genoemde datum reeds was ingegaan. 5. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. -32-

49 HOOFDSTUK 9 AANVRAAG EN UITBETALING PENSIOENEN ARTIKEL 9.1 Aanvragen van pensioen 1. Indien zulks naar het oordeel van het bestuur mogelijk is, wijst het bestuur de belanghebbende op het vennoedelijke recht op uitkering. 2. Om in het genot van pensioen te worden gesteld, moet door of namens de rechthebbende een schriftelijke aanvrage worden ingediend, vergezeld van een geboortebewijs en eventueel van een bewijs van overiijden van de betrokken persoon of personen. 2. De partner respectievelijk de niet geregistreerde partner moet voorts nog bewijzen overteggen waamit - ten genoegen van het bestuur - blijkt van het huwelijk dan wel van het geregistreerd partnerschap of (in geval van niet-geregistreerd partnerschap) begunstiging alsmede van het feit dat het huwelijk respectievelijk het (niet-) geregistreerd partnerschap door de dood is ontbonden. 4. Voor een minderjarige moet een aanvrage worden ingediend door de voogd(es), die mede moet overleggen stukken, waaruit ten genoegen van het bestuur blijkt van de voogdij over het kind. Uitkeringen ten behoeve van een minderjarige geschieden aan de voogd{es). ARTIKEL 9.2 Uitbetaling van pensioen 1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt maandelijks telkens aan het einde van het tijdvak waarop de betaling betrekking heeft. Elke maandelijkse temiijn bedraagt een twaalfde van het jaarlijkse pensioen. De betaling geschiedt aan de pensioengerechtigde zelf of aan iemand die door deze is aangewezen. Een volmacht tot inning is steeds herroepelijk. 2. Het jaariijkse uit te betalen pensioen wordt naar boven afgerond in veelvouden van twaalf cent. De plaats en wijze van betaling worden door het bestuur bepaald. 3. tn afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het bestuur bepaten dat een pensioen in halfjaariijkse of driemaandelijkse termijnen wordt uitgekeerd, indien de maandelijkse temiijnen van het pensioen minder zijn dan een door het bestuur bepaald bedrag. 4. De pensioengerechtigde is verplicht, op verlangen van het bestuur, eenmaal per jaar een bewijs van in leven zijn over te leggen. 5. De aanspraak op reeds opeisbaar geworden pensioentermijnen verjaart tot en met 31 december 20Ó6 5 jaar nadat deze pensioentermijnen opeisbaar zijn geworden, tenzij de pensioengerechtigde ten genoegen van het bestuur aantoont deze niet te hebben kunnen invorderen of het bestuur om andere redenen besluit de verjaarde pensioentermijnen alsnog geheel of gedeeltelijk uit te keren. Op 1 januari 2007 nog niet verjaarde pensioentennijnén kunnen niet verjaren bij leven van de pensioengerechtigde. Een pensioentermijn waarover niet is beschikt, ven/alt aan het fonds na overiijden van de pensioengerechtigde. ARTIKEL 9.3 Afkoop; algemene bepalingen 33-

50 1. Wettelijk is afkoop bij het fonds slechts mogelijk in geval van: - klein ouderdomspensioen en overige pensioenen bij einde deelneming - klein partnerpensioen en/of wezenpensioen bij ingang - klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding - fiscaal bovenmatig pensioen - korting van de pensioenen en aanspraken door het fonds als de technische voorzieningen en het minimaal vereiste vermogen niet meer volledig zijn gedekt. 2. In de pensioenovereenkomst en het uitvoéringsreglement is het recht op afkoop van kleine pensioenen niet beperkt of uitgesloten. Het fonds conformeert zich bij afkoop van kleine pensioenen aan het wettelijk minimumbedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet. De hoogte van de pensioenen wordt bepaald inclusief de verleende toeslagen. Bijlage VII geeft een overzicht van de in de afgelopen jaren geldende minimumbedragen. 3. In de artikelen tot en met wordt aangegeven, dat afkoop binnen de termijn van zes maanden na afloop van de termijn van twee jaar zonder toestemming van betrokkene kan gebeuren. Indien de afkoop niet binnen de termijn van zes maanden plaatsvindt, zal tot periodieke uitkering worden overgegaan, tenzij betrokkene na aftoop van genoemde ternriijn alsnog instemt met afkoop. 4. Of een jaarlijks pensioen onder het wettelijk minimumbedrag ligt wordt beoordeeld op het toetsmoment. In de artiketen tot en met is aangegeven op welk tijdstip dit toetsmoment ligt. Het is mogelijk dat het jaariijks pensioenbedrag na het toetsmoment onder het wettelijk mjnimumbedrag komt te liggen. Dit wordt beoordeeld naar de situatie op de eerste januari van dat jaar. Het fonds kan in dat geval het pensioen met instemming van de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde afkopen. 5. Op de afkoopsom worden de wettelijke inhoudingen in mindering gebracht. 6. De toe te passen afkoopfactoren zijn vastgesteld op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid en zijn opgenomen in bijlage 1 achter dit reglement. Bij de afkoop wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. De afkoopfactoren zijn voor deelnemers en gewezen deelnemer dezelfde. 7. Elk beding strijdig met de hien/oor genoemde wettelijk afkoopmogelijkhëden is nietig. ARTIKEL Afkoop klein ouderdomspensioen na einde deelneming anders dan door overiijden 1. Het fonds kan klein ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer na einde deelneming anders dan door overlijden afkopen. Afkoop kan op zijn vroegst twee jaar en één maand na beëindiging van de deelneming plaats hebben. 2. Als binnen de termijn van twee jaar en één maand: - de pensioeningangsdatum wordt bereikt of - een waardeoverdracht wordt gestart, dan kan de afkoop respectievelijk overdracht op dat moment plaatsvinden. 3. Het toetsmoment of sprake is van een klein ouderdomspensioen is het tijdstip van beëindiging van de deelneming, tenzij de pensioendatum vóór het einde van de termijn van twee jaar en één maand ligt. In dat geval is het toetsmoment conform artikel 66. lidl. van de Pensioenwet de pensioen ingangsdatum. 4. Het fonds informeert de gewezen deelnemer binnen 6 maanden na afloop van de termijn van twee jsiar en één maand over de afkoop door het fonds en gaat binnen die 6 maanden tot uitbetaling over. -34-

51 5. Het fonds kan na het in lid 2 bedoelde tijdstip of na de in lid 4 bedoelde temiijn het ouderdomspensioen afkopen als de gewézen deelnemer of gepensioneerde daarmee instemt en de hoogte van het ouderdomspensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het grensbedrag als bedoeld in artikel 66 lid 1 van de Pensioenwet. 6. Als een ouderdomspensióenaanspraak wordt afgekocht, worden ook de meeverzekerde aanspraken op (bijzonder) partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de gewezen partner ter beschikking gesteld. ARTIKEL Afkoop klein partner- en/of wezenpensioen bij ingang 1. Het fonds kan een klein partner- en/of wezenpensioen van de nabestaanden bij de ingang van het partner- en/of wezenpensioen afkopen. Toetsmoment of sprake is van klein partner- en/of wezenpensioen is de ingangsdatum van het partner-en/of wezenpensioen. 2. Het fonds informeert de partner en/of wees binnen 6 maanden na de ingangsdatum van het partneren/of wezenpensioen over de afkoop en gaat ook binnen deze termijn van 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop toestemming van de partner en/of wees nodig. 3. De afkoopsom van het partner- en/of wezenpensioen wordt aan de partner en/of wees ter beschikking aesteld. ARTIKEL Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding 1. Het fonds kan het kleine bijzondere partnerpensioen van de gewezen partner afkopen. Bijzonder partnerpensioen komt voor afkoop in aanmerking als de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het minimumbedrag. 2. Het fonds infomieert de gewezen partner binnen 6 maanden na de melding van de scheiding over de afkoop en gaat ook binnen 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen partner nodig. ARTIKEL Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen 1. Het fonds kan fiscaal bovenmatig pensioen afkopen. Daarbij wordt de bovenmatigheid beoordeeld op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip: - van pensioeningang of - waarop de deelnemer of gewezen déelnemer ophoudt binnenlandse belastingplichtige te zijn. Hierbij worden de desbetreffende bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 in achtgenomen. 2. De afkoopsom van het af te kopen deel van het pensioen wordt aan de deelnemer of de gewezen deelnemer ter beschikking gesteld met uitzondering van de afkoopsom van het bijzondere partnerpensioen die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner. ARTIKEL 9.4 Buitengewone kosten 35-

52 1. De administrateur is bevoegd de kosten voortvloeiende uit door de pensioengerechtigde veroorzaakte buitengewone werkzaamheden (zoals die voortvloeiende uit faillissement en surseance van betaling van de pensioengerechtigde, ten laste van de pensioengerechtigde gelegd beslag, en procedures met de pensioengerechtigde) in mindering te brengen op de netto pensioentermijnen. 2. Indien na toepassing van het in lid 1 bepaalde nog een vordering van het pensioenfonds op de pensioengerechtigde resteert, is bedoelde rechthebbende verplicht op eerste aanmaning van de administrateur die vordering te voldoen. ARTiKEL 9.5 Bijzondere risico's 1. Indien de deelnemer overlijdt tijdens of tengevolge van enige niet Nederlandse krijgs- of gewapende dienst, wordt een zodanige verlaging op het nabestaandenpensioen toegepast, dat de contante waarde van de pensioenen gelijk wordt aan de wiskundige resen/e ten tijde van het overlijden van de deelnemer. 2. Indien de De Nededandsche Bank de aanwezigheid van een actieve ooriogstoestand binnen het grondgebied van het Koninkrijk der Nederianden heeft vastgesteld zullen door het bestuur regelen worden gesteld, daartoe strekkende, dat de op rekening van de oorlog te stelten extra-sterfte verliezen worden gecompenseerd door een korting op de nabestaandenpensioenen. HOOFDSTUK 10 VRIJSTELLINGSREGELING Artikel 10.1 Inleidende bepalingen 1. D^ze regeling kan worden aangehaald als de regeling "vrijstelling wegens gemoedsbezwaren". 2. De definitiebepalingen zoals elders opgenomen in de regeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie zijn op de regeling inzake "vrijstelling wegens gemoedsbezwaren" van gelijke toepassing. 3. Het bestuur zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid van de statuten is bevoegd om uitvoering te geven aan de regeling inzake "vrijstelling wegens gemoedsbezwaren". 4. Het bepaalde in artikel 21 van de statuten is van overeenkomstige toepassing op de regeling inzake "vrijstelling wegens gemoedsbezwaren." Artikel 1Ö.2 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 1. De werknemer of de aangesloten onderneming, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan op zijn aanvraag door het bestuur worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit pensioenreglement te^zijnen aanzien bepaalde. Dit geldt ook voor de aangesloten onderneming met rechtspersoonlijkheid, waarbij natuurlijke personen betrokken zijn. die zodanige bezwaren hebben. 36-

53 2. Bij de indiening van de aanvraag moet gebruik worden gemaakt van een door het bestuur vastgestelde modeh/erktaring. Uit deze verklaring blijkt, dat degene die de verklaring indient ovenwegende gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering en daarom noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit de door een aangesloten onderneming in te dienen verklaring moet tevens blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de haar als onderneming opgelegde verpilchtingen. 3. De aanvraag om vrijstelling van een aangesloten ondememing met rechtspersoonlijkheid moet worden ingediend door het daartoe bevoegde orgaan van de rechtspersoon onder overlegging van een veridaring, waamit blijkt dat de natuuriijke personen, die deel uitmaken van dat orgaan, in meerderheid ovenwegende gemoedsbezwaren hebben. Bij de aanvraag moet een gewaarmerict afschrift worden overgelegd van de statuten van de rechtspersoon en van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is opgenomen. 4. De vrijstelling wordt door het fonds verleend, indien de verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als onderneming opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van onderneming opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd. Van de verleende vrijstelling wordt een bewijs uitgereikt. 5. Aan de vrijstelling kunnen voonwaarden worden verbonden, welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het fonds. Een vrijgestelde onderneming is verplicht te zorgen, dat (een afschrift van) de hem verieende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats, welke vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers, zodat door hen op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling. 5. Op de reglementaire bepalingen inzake vrijstelling zijn de bepalingen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing, tenzij bij wet of ministeriële regelgeving anders bepaald is. Artikel 10.3 Spaarbijdragen 1. Voor een ieder, die vrijstelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van de pensioenven/angende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten onderneming, die geen vrijstelling heeft en die een werknemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft. Het werknemersaandeel in deze spaarbijdragen wordt op het loon van de werknemer ingehouden. 3. De wericgever is de te storten spaarbijdragen voor de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde werknemer verschuldigd aan het fonds. De werkgever is verplicht op het loon van de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde werknemer de eigen bijdrage in te houden. Ook de vrijgestelde werkgever is voor een werknemer, die geen vrijstelling heeft een spaarbijdrage aan het pensioenfonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de totale premie die bij de werkgever in rekening zou zijn gebracht als er geen vrijstelling was verleend. De werkgever dient zorg te dragen voor de inhouding en afdracht van het wertcnemersdeel van de bijdragen. Het werknemersaandeel in deze spaarbijdrage geeft recht op een evenredig deel van de pensioenaanspraken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn werkgever geen vrijstelling zou zijn verteend. Voor een dergelijke werknemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het pensioenfonds heeft gevraagd zijn wericgeverdeel in de spaarbijdrage aan te mericen ats pensioenpremie. Artikel 10.4 Spaarrekening -37-

54 De ingevolge artikel 3 voor een werknemer betaalde spaarbijdragen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in het tweede tid van genoemd artikel, worden per 1 januari van elk tjoekjaar geboekt op een spaarrekening. Het saldo daan/an wordt verhoogd met rente. Deze rente is gelijk aan het voortschrijdende gemiddelde rendement van het fonds van de afgetopen vijf boekjaren voorafgaande aan het boekjaar waarin de rentebijschrijving plaats heeft, verminderd met een half procent en daarna naar beneden afgerond op een veelvoud van een vierde procent. Het spaartegoed wordt aan de werknemer uitgekeerd op zijn pensioendatum, of aan zijn rechtverkrijgenden bij zijn eerder overiijden. Voor de werknemer als bedoeld in artikel 3, tweede lid, die geen aanvraag heeft gedaan als bedoeld in de laatste volzin van dat tid en die uit de dienst treedt van de aangesloten onderneming die wet een vrijstelling heeft, wordt de pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt als een dergelijke werknemer overlijdt of de pensioendatum bereikt. Het op zijn naam geboekte spaarsaldo ven/alt en de voor hem betaalde spaarbijdragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd. Artikel 10.5 Uitkeringen De gespaarde bijdragen voor de ven/angende uitkering voor het ouderdoms-, partner- of het wezenpensioen worden na het bereiken van de 67-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan de werknemer gedurende 15 jaar uitgekeerd. Indien het jaarbedrag uitkomt beneden het bedrag genoemd in 66 van de Pensiöénwet, wordt het spaarbedrag in één keer uitgekeerd. Artikel 10.6 Overiijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer 1. Bij het overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen aangewend voor een uitkering aan de in de regeling genoemde partner, als bedoeld in artikel 18b van de Wet op de loonbelasting De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt 15 jaar. Indien het jaarbedrag uitkomt beneden het bedrag genoemd In artikel 66 van de Pensioenwet, wordt het spaarbedrag in één keer uitgekeerd. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer wezen als bedoeld in artikel 18c van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan de wezen. Voor de uitkeringsperiode dient te worden aangestoten bij de pensioenregeling. Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting Bij overiijden van de wericnemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de in de regeling opgenomen partner als bedoeld in artikel 18b van de Wet op de loonbelasting Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de in de regeting vermelde wezen als bedoeld in artikel 18c van de Wet op de loonbelasting Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalige uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid. van de Wet op de loonbelasting Artikel 10.7 Eindigen van de vrijstelling 1. Het fonds is verplicht een vrijstelling in te trekken: a. indien de betrokkene dit aanvraagt: -38-

55 b. indien naar zijn oordeel de gemoedsbezwaren op grond waan/an de vrijstelling is verieend niet langer geacht kunnen worden te bestaan. Het pensioenfonds is bevoegd een vrijstelling in te trekken, indien de betrokkene de daarbij gestelde voonwaarden niet of niet behooriijk naleeft. 2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid ven/alt de vrijstelling, welke is verieend aan een rechtspersoon, na verloop van vijf jaar na de datum van ingang van de vrijstelling. Met ingang van de datum, waarop een vrijstelling is ven/allen kan een nieuwe vrijstelling worden verleend. 3. Door de intrekking of het ven/allen van de vrijstelling wordt voor de betrokkene de pensioenregeling voltedig van kracht. Het op zijn naam geboekte spaarsaldo ven/alt en de voor hem betaalde spaarbijdragen worden beschouwd als voor hem betaalde premie. -39-

56 HOOFDSTUK 11 OVERIGE BEPALINGEN ARTIKEL 11.1 Bijzondere regelingen 1. Het bestuur kan op verzoek van een aangesloten onderneming als deelnemer in het pensioenforids opnemen in dienst van de aangesloten onderneming zijnde groepen van werknemers, die niet tot deelneming verplicht zijn. 2. Het bestuur kan op verzoek van een aangesloten onderneming, voor alle of voor bepaalde groepen werknemers van deze onderneming, die tot deelneming verplicht zijn, voorzieningen treffen voor aanvullende pensioenen. 3. Het bestuur regelt de voorwaarden, waaronder de in de leden 1 en 2 bedoetde voorzieningen kunnen worden getroffen en bepaalt de daan/oor verschuldigde premie, 4. Het bestuur is bevoegd voor zover de financiële situatie van het pensioenfonds dit toelaat en gehoord de actuaris, uitkeringen te doen aan personen die tussen een door het bestuur vast te stellen datum en de datum van de verplichtstelling van de deelneming in het pensioenfonds de pensioendatum hebben bereikt en bij het bereiken van die datum wericzaam waren in de drankindustrie. ARTIKEL 11.2 Samenloop van reglementaire pensioenen met andere uitkeringen 1. Indien door samenloop van enig pensioen ingevolge dit reglement met uitkeringen krachtens enige publiekrechtelijke regeling betreffende ouderdoms-, of nabestaandenpensioen een bedrag wordt overschreden, gelijk aan 100% van het laatstgenoten loon van de betrokken deelnemer, zal het reglementaire pensioen met dat meerdere worden verminderd. 2. Het bedrag van de vermindering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, zal niet worden verhoogd, indien de renten of uitkeringen, op grond waarvan een vermindering werd vastgesteld, worden verhoogd. In afwijking van het bepaalde in de vorige zin is het bestuur bevoegd de vermindering te verhogen, indien de verhoging van de renten of uitkeringen het gevolg is van een bijzondere, niet uit het systeem van de betreffende wettelijke regelingen voortvloeiende, verhoging. ARTIKEL 11.3 Hardheidsclausule In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur. Indien toepassing van enige bepaling van dit reglement ten opzichte van een deelnemer, de partner of kinderen van de deelnemer tot een onbillijkheid zal leiden is het bestuur bevoegd voor die personen in afwijking van dit reglement te besluiten. ARTIKEL 11.4 Slotbepaling -40-

57 Het bestuur en de ondernemingen zullen bij de toepassing van het bepaalde in dit regtement binnen de grenzen van de fiscale wet- en regelgeving blijven. ARTIKEL 11.5 Inwericlngtreding Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2014 en is laatstelijk gewijzigd op 3 oktober

58 BULAGEI Afkoop per 1,00 aanspraak (artlkel 9.3, Ild 6) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt Interpolatie piaats. 0 14, , , , , , , , , ,512 1,218 31, ,638 1,251 31,135 30, ,768 1,285 30,931 30, , , ,035 1,356 30,509 30, ,173 1, , ,313 1, , ,454 1,470 29;833 29, , , ,741 1, , ,886 1, , ,033 1,633 28,856 28, ,181 1, , ,329 1, , ,479 1, , , , , , , ,893 26, , ,584 26, , ,268 26, ,944 25, ,174 25,611 25, , , , ,920 24, , , , , , , ,881 2, , ,104 2, , , , , , ,849 2,769 21,856 21, , , ,422 2, ,017 20,

59 Latent' ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ If Ingegaari 56 12,065 2, , ,414 3,054 19,700 19, ,247 19, ,787 18, , ,319 18, ,005 3, , ,446 3, , ,863 17, ,369 3,423 16, , ,846 16, , , ,692 _ , , , ,620 _ , , ,028 _ , , , ,907 _ ,418 _ _ , ,484 _ 90 4, _ , , , ,799 _ _ , _ _ ,

60 BIJLAGE II Vervroeging en uitstel ouderdomspensioen (artikel 4.4, lid 1 en lid 4) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie plaats. iülmëjpnwnl fe6alaa^na^^^ 60 0, , , , , , , , , , Opmerking: Alleen het ouderdomspensioen wordt veriaagd respectievelijk verhoogd. Het partnerpensioen blijft op het oude niveau. Voorbeeld: Een deelnemer heeft op 61 -jarige leeftijd ouderdomspensioen (ingaand 65 jaar) en partnerpensioen opgebouwd. Als de deelnemer het pensioen op dat moment wil laten ingaan, dan is het direct ingaand ouderdpmspensioen (ingaand 61 jaar) gelijk aan ( x 0.785). Het partnerpensioen blijft ongewijzigd op het niveau van ingaand bij overiijden van de deelnemer. -44-

61 BIJLAGE ni Uitruil tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen (artikel 4.5, lid 3 en artikel 4.6) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie piaats. ^^^^^^^^^^^ , , , , , ^^^^^^^^^^^ Voorbeeld: Een deelnemer heeft op 61-jarige leeftijd ouderdomspensioen (Ingaand 65 jaar) en partnerpensioen. Als de deelnemer het pensioen op dat moment wil laten ingaan, dan is het direct ingaand ouderdomspensioen (ingaand 61 jaar) gelijk aan (= x 0,785 (zie bijlage II)). Het partnerpensioen blijft ongewijzigd op het niveau van 7.000, ingaand bij overtijden van de deelnemer. Deze deelnemer kan er voor kiezen om bijvoorbeeld 75% van het partnerpensioen om te zetten in extra ouderdomspensioen. Dit geeft een extra ouderdomspensioen (ingaand 61 jaar) van (75% * * 0.165). Het totale ouderdomspensioen op 61-jarige leeftijd is dan gelijk aan: ( ). Het resterende partnerpensioen bedraagt (25% van 7.000). 45-

62 BIILAGE IV Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen bij einde deelneming (artikel 4.6) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt Interpolatie plaats. ^^^^^^^^^^^ ^ xtra'<^^rïér^piiöëj^ J&B- " J'SAl -. ]^&. ^ S r' ' , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,113 Opmerking: Uitruil is mogelijk voor zover het partnerpensioen niet meer bedraagt dan 70% van het ouderdomspensioen. 46-

63 BULAGEV Uitruil ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen (artikel 4.7 lid 1) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december ,865 2,919 2,975 3,032 3,091 3,153 3,216 3,282 3,350 3, , , ,326 4,441 4,562 4,689 4,822 4,963 5,115 5,276 5,446 5,627 5,819 6, ,995 7,284 7,598 7,945 8,324 8,739 9,194 9,697 10, ,577 12,368 13, ,865 3,919 3,975 4,032 4, ,350 4,421 4,494 4,570 4,650 4,734 4, ,216 5,326 5,441 5,562 5,689 5,822 5,963 6, , , ,726 7,995 8,264 8,598 8,945 9,324 9,739 10,194 10,697 11,255 11,878 12,577 13,368 14,

64 ;<^T{jdelij Voorbeeld: partnerpensioen ,971 19,716 21,849 24,515 27,943 32,514 38,913 48,512 64,510 96, Als de deelnemer op dat moment besluit de Vz van zijn ouderdomspensioen uit te ruilen voor een direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen (ingaand 61 jaar en eindigend 65 jaar), dan wordt ouderdomspensioen (ingaand 65 jaar) omgezet in een tijdelijk ouderdomspensioen (ingaand 61 jaar en eindigend 65 jaar) van ( * 3,650) of Als de deelnemer op dat moment besluit de Vz van zijn ouderdomspensioen uit te ruilen voor een diréct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen (ingaand 61 jaar en eindigend 65 jaar), dan wordt ( ,785 (zie bijlage II)) ouderdomspensioen (ingaand 61 jaar) omgezet in een tijdelijk ouderdomspensioen (ingaand 61 jaar en eindigend 65 jaar) van ( * 4,650) In beide gevallen blijft het partnerpensioen ongewijzigd op het niveau van 7.000, ingaand bij overlijden van de deelnemer. 48

65 BIJLAGE VI Hoog-laag variaties (artikel 4.7, lid 2) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt Interpolatie piaats ,220 1,217 1,213 1, ,907 0,905 0,902 0,899 0, , , , , , ,847 0,843 0,839 0,835 0,831 0,827 Voorbeeld: Een deelnerner heeft op 65-jarige leeftijd ouderdomspensioen (ingaande 65 jaar) en partnerpensioen en wenst zijn ouderdomspensioen gedurende een periode van 5 jaar te verhogen. Het ouderdomspensioen wordt op leeftijd 65 verhoogd tot ( x 1,1290). Na de periode van 5 jaar bedraagt het ouderdomspensioen ( x of te wel 75% van ). Het partnerpensioen blijft ongewijzigd op het niveau van ingaand bij overtijden van de deelnemer. 49-

66 BIJLAGE VII Grondslagen, premie en opbouwpercenatges ^ ^ ^ ^ ,20% 1,75% ,20% 1,75% tot ,70% 1,75% vanaf ,20% 1,75% tot ,20% 1,75% vanaf ,20% 1,75% ,20% 1,50% ,95% 1,55% Grensbedragen voor afkoop , , , , , ,

67 MAALDRINK VERMEULEN ADVOCATeN a NOTARISSEN Gebouw Cultura. Wassenaarseweg 20, 2596 CH s-gravenhage tei: tvww.maaldrink.nl 1 d /77/18577 versie: (3 STATUTENWIJZIGING Heden, een november tweeduizend dertien, verscheen voor mij, Mr Willem Matthijs Jan Werker, notaris te 's-gravenhage (Maaldrink Vermeulen Advocaten & Notarissen): Mevrouw Natasja Suzan van Sluis, werkzaam ten kantore van mij, notaris, kantooradres: Wassenaarseweg 20,2596 CH 's-gravenhage, geboren te Amsterdam op achtentwintig februari negentienhonderd drieënzeventig, ten deze handelend als - schriftelijk gevolmachtigde van:, 1. Mevrouw Jacqueline Aleida Maria Bergervoet, wonende 1566 EG Assendelft, -- Dorpsstraat 731, geboren te Oldenzaal op zes januari negentienhonderd éénenvijftig, (rijbewijs: ); De heer Douwe Roelof Bosma, wonende te 2518 ST 's-gravenhage, De Perponcherstraat 127, geboren te Dokkum op negenentwintig januari negentienhonderd eenenzestig ( ) (paspoort nummer: NYL0HP1C3);- volgens hun verklaring bij het geven van deze volmacht handelende als voorzitter respectievelijk vice-voorzitter van het bestuur van de stichting: "Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie", statutair gevestigd te Rijswijk, kantoorhoudende te 2289 DD Rijswijk (Zuid Holland), Laan van Zuid Hoom 165, ~ ingeschreven in het handelsregister onder dossiemummer: ; Van de volmacht op de comparante blijkt uit een onderhandse akte van ~ volmachtveriening, welke aan deze akte is gehecht. De comparante, handelend als gemeld, verklaarde dat het bestuur van genoemde - stichting, met inachtneming van het daaromtrent bij wet en statuten bepaalde, in haar vergadering gehouden ten kantore van de stichting te Rijswijk op drie oktober tweeduizend dertien ( ) heeft besloten tot een gedeeltelijke wijziging van de statuten van de stichting. Van gemeld besluit en de voorgenomen wijzigingen blijkt uit een aan deze akte gehecht, door voorzitter en vicevoorzitter ondertekend, ~ verslag van de betreffende bestuursvergadering. De comparante, handelend als voormeld, verklaarde dat de gewijzigde statuten met ingang van heden integraal luiden als volgt: Artikel 1 Naam en zetel 1. De stichting draagt de naam: "Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de - Drankindustrie". 2. Zij heeft haar zetel te Rijswijk. Artikel Begripsbepalingen In deze statuten wordt verstaan onder:. Drankindustrie:. I. de ondememingen en onderdelen van ondememingen, waarin, uitsluitend of in hoofdzaak, het bedrijf wordt uitgeoefend van het bereiden, verwerken, aan de handel verkopen of aan de handel afleveren van:

68 gedistilleerde dranken en/of. likeur en/oflimonadesiroop en/of zwakalcoholhoudende, al dan niet koolzuurhoudende dranken en/of- alcoholvrije, koolzuurhoudende dranken en/ofalcoholvrije, niet koolzuurhoudende limonades en/ofverpakte, al dan niet koolzuurhoudende waters; - II. de ondememingen, waarin groothandel in wijn wordt uitgeoeferid; -. III. de ondememingen en onderdelen van ondememingen, waarin, uitsluitend of in hoofdzaak, de groothandel in de onder I genoémde dranken, gearomatiseerde melkdranken, vmchtensappen, koolzuur en ruw ijs wordt - uitgeoefend; één en ander met dien verstande, dat ondememingen, waarin uitsluitend het bierbrouwerijbedrijf wordt uitgeoefend, niet tot de drankindustrie worden - gerekend... b. Pensioenfonds: de stichting genoemd in artikel 1. c. Bestuur: het bestuur bedoeld in artikel 10.. d. Aangesloten ondememingen: De ondememing die: a. niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis als bedoeld in artikel 4 bij het fonds heeft aangesloten door het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst met het fonds. b. werknemers in dienst heeft die onder de verplichtstelling krachtens artikel 2, lid 1, van de wet vallen. e. Deelnemers: de werknemers bedoeld in artikel 5. ~ f Reglement: het reglement bedoeld in artikel 20. g. Werknemer: de man of vrouw die in loondienst is van een ondememing. h. Accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid. Boek 2 Burgerlijk Wetboek.. i. De pensioengerechtigde: degene, die krachtens het pensioenreglement enigerlei vprm van pensioen geniet. ^ j. De wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds ~ k. CSO: de Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties, gevestigd te Utrecht. Artikel 3.. Doel en vyerkingssféér.. 1. De werkingssfeer van het fonds betreft de werkgevers in de zin van deze statuten.. 2. De Stichting heeft ten doel: het uitvoeren van een (of meerdere) pensioenovereenkomst(en) zoals overeengekomen tussen de sociale partners. Artikel 3A Actuariële en bedrijfstechnische nota: overdracht of herverzekering - 1. Het pensioenfonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In ~ deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gégeven aan het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. 2. Het bestuur legt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan - De Nederlandsche Bank Indien De Nederiandsche Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de deelnemers, de gewezen.deelnemers, ofandere belanghebbenden, gaat het pensioenfonds binnen de daarvoor door De Nederlandsche Bank gestelde termijn

69 G over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspmitenderisicodoor het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. ArtikeM Vriiwillige aansluiting 1. Een verzoek tot vrijwillige aansluiting als bedoeld in artikel 2 onder d, letter a is slechts mogelijk indien: a. de loonontwikkeling bij deze natuurlijke of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor ondememingen als bedoeld in artikel 2, onder a, en de natuurlijke of rechtspersoon deelneemt in de sociale fondsen die voor die ondememingen actief zijn of zullen zijn; of b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuuriijke of rechtspersoon die zich vrijwillig wil aansluiten en een ondememing als bedoeld in artikel 2 onder a; ofc. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuurlijke of rechtspersoon wel onder de werkingssfeer van het fonds viel. De vrijwillige aansluiting wordt neergelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de vrijwillig aan te sluiten ondememing. Het fonds is bevoegd in deze overeenkomst nadere voorwaarden te stellen. 2. De aansluiting als bedoeld in het eerste lid, kan alleen worden beëindigd per één januari van enig jaar, met inachtneming van een bij uitvoeringsovereenkomst nader vast te stellen opzegtermijn. Artikel 5 Deelnemers 1. Deelnemer is: a. de werknemer die door het bestuur op een desbetreffend verzoek tot vrijwillige aansluiting van een aangesloten ondememing als deelnemer is - toegelaten; of... b. de werknemer die krachtens artikel 2, lid 1, van de wet tot deelneming in - het pensioenfonds verplicht is;danwel c. degene die deelnemer was als bedoeld onder a. of b. en de deelneming individueel vrijwillig voortzet. Werknemers als bedoeld onder a. en b. zijn slechts deelnemer indien zij door de werkgever zijn aangemeld bij het fonds. 2. De toelating van een deelnemer als bedoeld in artikel 4 is slechts mogelijk indien de ondememing ten behoeve van alle werknemers die bij hem in dienst zijn en - tot dezelfde groep behoren, toelating verzoekt De voortzetting als bedoeld in het eerste lid onder c geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij ofkrachtens het reglement. 4. Deelneming in het pensioenfonds is verplicht voor de mannelijke en vrouwelijke werknemers van twintig jaar tot zevenenzestig jaar die op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in een ondememing in de drankindustrie, ~ met uitzondering van werknemers die werkzaam zijn in onderdelen van ondememingen in welke onderdelen uitsluitend of in hoofdzaak het bierbrouwerijbedrijf wordt uitgeoefend; - werknemers die krachtens de wet verplicht zijn tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groenten- en Fmitverwerkende Industrie; en.

70 4- de directeur-grootaandeelhouder van een naamloze of besloten vennootschap, zijn/haar echtgeno(o)t(e), partner en overige familieleden, indien zij op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, maar niet verplicht verzekerd zijn voor de sociale werknemersverzekeringen, met dien verstande dat niet als werknemer in de zin van deze statuten wordt beschouwd degene die als vakantiewerker gedurende de schoolvakantieperiode in dienst is van een ondememing in de drankindustrie. -- Artikel6 Aanvang en einde der deelneming 1. De deelneming vangt aan: - a. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 5 lid 1, onder a, op het tijdstip, waarop het verzoek tot toelating als deelnemer door het bestuur in gunstige zin is beslist;. b. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 5 lid 1, onder b, op het tijdstip, waarop voor hem de verplichtstelling van kracht wordt. 2. De deelneming eindigt door: a. het bereikén van de zevenenzestigjarige leeftijd; b. overlijden van de deelnemer vóór de zevenenzestigjarige leeftijd; c. het verlies van de hoedanigheid van werknemer of het eindigen van de verplichting tot deelneming, tenzij de deelneming wordt voortgezet overeenkomstig het bepaalde in het reglement;... d. opzegging van de aansluiting als bedoeld in artikel 4 met dien verstande dat de deelneming alleen kan worden beëindigd per één januari van enig jaar, ~ met inachtneming van een opzegtermijn als in artikel 4, lid 2, bedoeld. Artikel?.. Opgave van deelnemers en verstrekken van inlichtingen- De aangesloten ondememingen zijn verplicht aan het pensioenfonds onverwijld, doch in ieder geval binnen veertien dagen na de datum, waarop de deelneming in het pensioenfonds verplicht is gesteld, schriftelijk mededeling te doeh van de namen en eventueel andere door het bestuur benodigde gegevens van de in haar dienst zijnde werknemers, die onder de verplichting tot deelneming in het pensioenfonds vallen. 2. De aangesloten ondememingen zijn eveneens verplicht onverwijld mededeling - te doen van het:. a. in de dienst en uit de dienst der aangesloten ondememingen treden van een werknemer, die onder de verplichting tot deelneming in het pensioenfonds - valt;. b. andere plaatsgevonden hebbende mutaties met betrekking tot de in haar dienst zijnde werknemers, voorzover deze mutaties van invloed zijn op de - verplichting tot deelneming in het pensioenfonds. 3. De deelnemers zijn verplicht zich op een daartoe door hen bij het bestuur aan te vragen formulier ter inschrijving bij het pensioenfonds aan te melden. 4. De aangesloten ondememingen en de deelnemers zijn verplicht aan het pensioenfonds tijdig alle gegevens te verstrekken, die het bestuür vóor het - uitoefenen van zijn taak nodig acht. 5. Zij zijn voorts verplicht de gegevens te verstrekken volgens door het bestuur vastgestelde modellen, danwel op door het bestuur beschikbaar gestelde formulieren De aangesloten ondememingen zijn verplicht aan door het bestuur aangewezen -

71 gemachtigden gelegenheid te geven inzage te nemen van alle boeken en bescheiden, die op de loonadministratie betrekking hebben. 7. Wanneer het pensioenfonds ten aanzien van een aangesloten ondememing of van een deelnemer enig gegeven behoeft en de betrokkene na aanschrijving door of vanwege het bestuur nalatig blijft inlichtingen te verstrekken, is het bestuur - bevoegd de gegevens naar eigen inzicht vast te stellen. 8. De aldus vastgestelde gegevens worden de nalatige per aangetekend schrijven -- medegedeeld. 9. De betrokkene is binnen veertien dagen na verzending van het in lid 8 genoemde schrijven bevoegd te bewijzen, dat de vaststelling onjuist is en alsnog de verlangde gegevens te verstrekken. 10. Na verificatie wordt de vaststelling zonodig gewijzigd door het bestuur. Het bestuur kan bepalen, dat een aangesloten ondememing en een deelnemer een vergoeding verschuldigd is voor de extra kosten - waaronder begrepen het renteverlies - veroorzaakt door nalatigheid veriangde inlichtingen te vertrekken, benevens door het verstrekken van onjuiste gegevens. Artikels.... Middelen. 1. De geldmiddelen van het pensioenfonds bestaan uit: a. het stichtingskapitaal; b. ontvangen premies en koopsommen; c. inkomsten uit herverzekeringen; d. giften, erfstellingen of legaten, met dien verstande, dat erfstellingen niet dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard; e. renten en andere inkomsten. 2. De uitgaven van het pensioenfonds bestaan uit: a. uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en overige béianghebbenden;. b. betalingen voor herverzekeringen; c. administratiekosten; d. overige uitgaven. Artikel 9 Belegging.. 1. Het beleggingsbeleid van het fonds is in overeenstemming met de pmdent person regel. 2. Ter zake van de bewaring van de bezittingen van het pensioenfonds zorgt het bestuur voor de nodige waarborgen ter voorkoming van vermogensschade. Artikel 10 Bestuur 1. Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit ten minste acht en ten hoogste tien leden, welke door het bestuur op voordracht van de in lid 2 van dit artikel genoemde werkgevers- of werknemersorganisatie worden benoemd. In geval van een vacature wordt binnen dertig dagen na het ontstaan daarvan door betrokken organisaties een kandidaat-bestuurslid voorgedragen, welke voldoet - aan de in de gedragscode van het pensioenfonds gestelde eisen. Het bestuur zal - tot benoeming van dit kandidaat-bestuurslid overgaan zodra De Nederiandsche - Bank heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de benoeming. Voor ieder bestuurslid wordt een plaatsvervanger aangewezen, die bij belet of - ontstentenis van degene, die hij vervangt, als bestuurslid optreedt.

72 2. De werkgevers leden worden voorgedragen door: - de Vereniging van Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden (GDH), gevestigd te Den Haag (één lid en één plaatsvervangend lid);. - Spirits NL, gevestigd te Den Haag (één lid en één plaatsvervangend lid); - de Koninklijke Vereniging van Nederiandse Wijnhandelaren (KVNW), gevestigd te Den Haag (één lid en één plaatsvervangend lid); - de Vereniging Nederlandse Frisdranken, Waters, Sappen (FWS), gevestigd te Den Haag (één lid en één plaatsvervangend lid). 3. De andere helft van het aantal bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden - hiema genoemd werknemersleden - wordt voorgedragen door: - - FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht; - de CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht; ~ - de Unie, vakbond voor industrie en dienstveriening, gevestigd te - Culemborg. L. 4. De bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden worden voor onbepaalde - tijd aangewezen Het bestuurslidmaatschap eindigt door:. a. bedanken;.. b. overlijden,. c. een daartoe strekkend besluit van het bestuur, op voordracht van de organisatie (of organisaties), welke het bestuurslid heeft of hebben voorgedragen.... d. een daartoe strekkend besluit van het bestuur, als bedoeld in lid 9 van dit -- artikel voorzpver deze bepalingen betrekking hebben op het ontslag van een bestuurslid. 6. Het bestuur kiest uit zijn midden twee voorzitters alsmede twee plaatsvervangend voorzitters en wel één voorzitter uit de werkgeversleden en één plaatsvervangend voorzitter uit de werkgeversleden en één voorzitter uit de werknemersleden en één plaatsvervangend voorzitter uit de werknemersleden, - die afwisselend gedurende een jaar als zodanig ftingeren. Bij ontstentenis van eenftingerendvoorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van de andere voorzitter treedt de plaatsvervanger - van deftingerendvoorzitter op. Bij ontstentenis van de plaatsvervanger van de - fungerend voorzitter treedt de plaatsvervanger van de andere voorzitter op 7. Het bestuur kan - ingeval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert - de aanwijzende partij vragen een ander bestuurslid - voor te dragen.. 8. In uitzoiiderlijke gevallen kan een bestuurslid met in achtneming van het - bepaalde in lid 9 van dit artikel door het bestuur worden geschorst of ontslagen. Een bestuursbesluit tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk dopr het bestuur met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht. 9. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd in de - gevallen als bedoeld in het vorige lid, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden..... In afwijking van het bepaalde in artikel 13, vierde lid dient een besluit tot schorsing te worden genomen met twee derde meerderheid in een vergadering - waarbij alle bestuursleden aanwezig zijn met dien verstande dat de stem van het

73 bestuurslid over wiens schorsing wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. Een schorsing die niet wordt gevolgd binnen drie maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of ontslag eindigt door het verloop van - die termijn. In afwijking van het bepaalde in artikel 13, vierde lid, dient een besluit tot ontslag te worden genomen met ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarbij alle bestuursleden aanwezig - zijn met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens ontslag wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. Artikel loa Dageliiks beleid: deskundigheid besmur 1. Het dagelijks beleid van het pensioenfonds wordt bepaald door het bestuur. 2. De deskundigheid van het bestuur dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden. 3. De voomemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mpgen De Nederiandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog - op de belangen bedoeld in het tweede lid, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet buiten twijfel staat. 4. De bestuursledenrichtenzich bij de vervulling van hun taak naar de belangen - van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen - op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. 5. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank. 6. Een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien De Nederiandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt. 7. Indien zich een wijziging van de antecedenten, bedoeld in het derde lid voordoet, stelt het bestuur De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. 8. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende bestuursleden en overige (mede)beleidsbepalers Artikel Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging 1. Het bestuur draagt zorg voor de handhaving en uitvoering van de statuten en het reglement, is belast met het beheer van het fonds, bedoeld in artikel 3, tweede - Ild, en is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking, welke met het doel - van het pensioenfonds verband houden. 2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen alsmede tot het sluiten van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt ofzich tot zekerheidstelling voor een - schuld van een ander verbindt. Van de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt ofzich tot zekerheidstelling verbindt maakt het bestuur gebmik ingeval van specifieke - onderwerpen.

74 3. Het bestuur is gerechtigd een of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk aan de administrateur te delegeren. Indien aan de administrateur een bevoegdheid is gedelegeerd, oefent de administrateur die bevoegdheid uit onder verantwoordelijkheid van het bestuur.- 4. Het bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds in en buiten rechte. Het pensioenfonds kan mede in en buiten rechte vertegenwoordigd worden door de beide voorzitters gezamenlijk handelende. 5. De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur zijn ook na beëindiging van hun functie verplicht tot geheimhouding van gegevens, waarvan zij als - zodanig hebben kennis genomen en welker vertrouwelijk karakter zij kennen of moeten vermoeden Ieder der bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich - krachtens een bestuursbesluit, waarbij tenminste één vierde van het aantal bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan. Artikel IOC. Bestuursvergaderingen 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de fungerend voorzitter of twee andere - leden zulks wenselijk achten, doch tenminste éénmaal per jaar ter behandeling ~ van de jaarstukken over het voorafgaande jaar. 2. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten of het reglement daaromtrent anders bepalen, slechts worden genomen in vergaderingen, waarin tenminste twee werkgeversleden en twee werknemersleden aanwezig zijn. < 3. Indien in een bestuursvergadering geen besluiten kunnen worden genomen, omdat niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen, waarin, ook indien het quomm bedoeld in lid 2 niet aanwezig is, besluiten kunnen worden genomen over de in de eerste vergadering aan de orde gestelde voorstellen, mits met tenminste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen De besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan in de overige - bepalingen van deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stenunen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.. 5. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming óver personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.- 6. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot een volgende ~ vergadering uitgesteld. Staken de stemmen wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.~ 7. De bestuursleden hebben in de vergadering ieder één stem, indieri de aantallen ~ der ter vergadering aanwezige stemgerechtigde werkgevers en werknemersleden even groot zijn, danwel uitsluitend werkgevers of uitsluitend werknemersleden - aanwezig zijn.... Is dit niet het geval, dan brengt ieder van de werkgevers respectievelijk van de ~ werknemersleden evenveel stenmien uit als van de andere groep stemgerechtigde leden aanwezig zijn Een plaatsvervangend bestuurslid heeft het recht de vergadering bij te wonen, - ook indien het bestuurslid, waarvoor hij als plaatsvervanger optreedt, ter vergadering aanwezig is.

75 9. Bestuursbesluiten kunnen ook buiten vergadering genomen worden, mits dit geschiedt via schriftelijke vooriegging (waaronder ook begrepen voorlegging middels ofandere elektronische communicatiemiddelen) aan alle leden - van het bestuur, waarbij ieder bestuurslid of zijn/haar plaatsvervanger de gelegenheid krijgt zich over de desbetreffende voorstellen uit te spreken. De vereisten voor de geldigheid van een besluit, zoals bepaald in lid 4,6 en 7, zijn - onverkort van toepassing. Artikel lod. Oproep voor de bestuursvergaderingen 1. Voor zover in de statuten niet anders is bepaald, geschiedt de oproep voor vergaderingen van het bestuur, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van deftingerendvoorzitter, schriftelijk op een termijn van temninste veertien dagen. 2. De oproepen vermelden, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te - behandelen onderwerpen en bevatten zoveel mogelijk als bijlagen de schriftelijk toegelichte voorstellen, welke in de vergadering zullen worden behandeld. Artikel loe Reis en verblijflcosten bestuursleden Reis en verblijfkosten, door de leden en plaatsvervangende leden van het bestuur gemaakt, worden vergoed overeenkomstig daartoe door het bestuur gestelde regelen. De bestuursleden en de plaatsvervangende bestuursleden genieten als zodanig geen - bezoldiging. Artikel lof- Spoedeisende zaken Het bestuur kan besluiten, dat de beide voorzitters bepaalde spoedeisende zaken behandelen waarvan de afdoening geen uitstel gedoogt, onverminderd hun verantwoording aan het bestuur. Deze verantwoording wordt gedaan in de eerstvolgende vergadering van het bestuur. Artikel IIA Deelnemersraad 1. Het fonds kent een deelnemersraad. 2. De leden van de deelnemersraad worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werknemersorganisaties. Het CSO kan op verzoek van het bestuur leden voordragen. 3. De wijze waarop de leden van de deelnemersraad worden benoemd, de samenstelling van de deelnemersraad alsmede de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de deelnemersraad zijn vastgelegd in een reglement. Dit reglement is met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van de Pensioenwet vastgesteld door de deelnemersraad, na voorafgaande goedkeuring door het bestuur. Artikel IIB Verantwoordinpsnrpraan. 1. Het fonds kent een verantwoordingsorgaan. 2. De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd door het bestuur op - voordracht van de werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties. Het CSO - kan op verzoek van het bestuur leden voordragen. De werkgeversorganisaties dragen de kandidaten die namens de werkgevers zitting hebben in het verantwoordingsorgaan voor. De werknemersorganisaties - en het CSO dragen de kandidaten die namens de deelnemers en de

76 pensioengerechtigden zitting hebben in het verantwoordingsorgaan voor Een lid van het verantwoordingsorgaan wordt ontslagen door het verantwoordingsorgaan indien betrokkene, naar de mening van de overige leden van het verantwoordingsorgaan, emstig in gebreke blijft in de uitoefening van - zijn functie.. ^.. 4. Het bestuur van het fonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid van het bestuur en de wijze waarop het is uitgevoerd. 5. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan alsmede de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van het verantwoordingsorgaan worden vastgelegd in een door het bestuur vast te stellen reglement. Bij het opstellen van het reglement is het bestuur gebonden aan de betreffende bepalingen in de Principes voor goed pensioenfonds-bestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid op zestien december tweeduizend vijf ( ). Artikel IIC..... Vergoedingen voor de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan De leden ontvangen:. a. een vaste door het bestuur vast te stellen vergoeding per bijgewoonde vergadering; b. een vergoeding voor de reiskosten die zij in hunfiinctiehebben gemaakt. Bij gebruikmaking van een auto betreft dit een door het bestuur naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding per gemaakte kilometer. Bij gebmikmaking van het openbaar vervoer betreft dit de door hen gedane reële en redelijk te achten uitgaven. Artikel 12 Intem Toezicht. 1. Het pensioenfonds draagt zorg voor de organisatie van een transparant intem toezicht. Daartoe stelt het bestuur elke driejaar een visitatiecommissie in. 2. De visitatiecommissie bestaat uit ten minste drie onafliankelijke deskundigen. 3. De visitatiecommissie heeft als taak een oordeel te geven over: - de beleids- en bestuursprocedures en -processen en de check en balances binnen het fonds;... de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; en - - de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met derisico'sop de - langere termijn Het bestuur kan de visitatiecommissie ook andere taken opdragen betreffende - intem toezicht Het bestuur stelt een reglement op aan de hand waarvan de visitatiecommissie ~ haar werk uitvoert. Bij het opstellen van het reglement is het bestuur gebonden - aan de betreffende bepalingen in de principes voor goed pensioenfondsbestuur, - zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid op zestien december tweeduizend vijf ( ).. 6. Het bestuur komt, bij de aanstelling, met de visitatiecommissie schriftelijk oyereen welke taken de commissie zal verrichten, over welke faciliteiten de visitatiecommissie kan beschikken eri welke beloning en vergoedingen de - - visitatiecommissie voor haar werkzaamheden zal ontvangen Artikel 13. Klachten- en geschillenregeling 1. Het bestuur heeft een klachten- en geschillenregeling ingesteld. In een apart Reglement klachten- en geschillenregeling zijn de bepalingen opgenomen die -- 10

77 beantwóorden aan de betreffende bepalingen in de Principes voor goed pensioénfondsbestuur, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid op r- zéstien december tweeduizend vijf ( ). ~- 2. De voórzitter, de leden van de commissie van beroep en hun plaatsvervangers ontvangen reis- en verblijflcosten en eventueel andere vergoedingen volgens door het bestuur vastgestelde regels. : Artikel 14 Vaststelling van budget. Het bestuur stelt jaarlijks een budget beschikbaar aan de deelnemersraad waamit de - uitgaven voortvloeiende vergoeding voor de leden van de deelnemersraad, scholing - en secretariële ondersteuning en raadpleging van de exteme adviseurs worden vergoed. Uitgaven die leiden tot het overschrijden van het budget of waarvoor het budget niet (meer) toereikend is, komen slechts voor rekemng van het fonds indien - het bestuur daarmee instemt. Het bestuur is bevoegd met betrekking hiertoe - richtlijnen vast te stellen met inachtneming van redelijkheid en billijkheid. - Artikel 15.. Financiering 1. Het pensioenfonds draagt ervoor zorg dat de bezittingen van het pensioenfonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen. 2. Het pensioenfonds draagt ervoor zorg dat de aanspraken die de deelnemers bij - beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds a^ het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd. Artikel 16 _..!.... Administrateur 1. Het bestutir benoemt tot wederopzegging een administrateur. De administrateur voert onder verantwoordelijkheid van het bestuur het administratief en geldelijk beheer in de mimste zin des woords, waaronder begrepen de aan het bestuur toekomende bevoegdheden van het verzorgen van - de aanmaningen bedoeld in artikel 21, lid 1 van de wet en het vaststellen van de in artikel 7 lid 7 van de statuten bedoelde gegevens, indien de aangesloten Q ondememing nalatig blijft deze te verstrekken. -- Dip administrateur verricht voorts de werkzaamheden, die verband houden niet - vwjzigingéri van de statuten en het reglement, waaronder begrepen de vastlegging van de statuten en registratie bij de Kamer van Koophandel. De kosten van laatstgenoemde werkzaamheden komen voor rekening van het pensioenfonds. 2. De ópdracht tot het voéren van het administratief en geldelijk beheer wordt doorhet bestuur aan de administrateur schriftelijk verstrekt. Deze opdracht gaat vergezeld van een instmctie, welke door het bestuur wordt - vastgesteld. ^ 3. De administrateur roept in opdracht van defimgerendvoorzitter de vergaderingen yan het bestuur bijeen en houdt van deze vergaderingen de notulen, welke in de volgende vergadering worden goedgekeurd. De adniinistrateur is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen, indien hij daarvan een oproep ontvangt.. Artikel Actuaris 11

78 12 1. Het bestuur benoemt tot wederopzegging een adviserende en een waarmerkende actuaris De adviserende actuaris heeft tot taak het bestuur in financiële en actuarieel technische aangelegenheden te adviseren. De waarmerkende actuaris heeft als taak het bestuur voor te lichten omtrent de - financiële opzet van de stichting en de grondslagen waarop het mst en een verklaring af te geven over de juistheid van ide op de balans en de rekening van - baten en lasten voorkomende actuariële posten. 2. Jaarlijks brengt de waarmerkende actuaris een verslag uit aan het bestuur en stelt een wetenschappelijke balans en een staat van baten en lasten, alsmede een actuarieel rapport betreffende het pensioenfonds samen.- 3. De waarmerkende actuaris is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het pensioenfonds, waarvan inzage voor dejuiste vérvulling van zijn taak noodzakelijk is.. Het is de waarmerkende en de adviserende actuaris verboden hetgeen hen met - betrekking tot het pensioenfonds, de aangesloten ondememingen en de Q deelnemers blijkt of medegedeeld wordt verder bekend te maken dan hun opdracht met zich brengt. 4. Indien het bestuur dit wenst, woont de adviserende actuaris de vergaderingen of een gedeelte daarvan bij. : 5. Het bestuur, gehoord de adviserende actuaris, bepaalt de tarieven van het -. pensioenfonds. 6. Zolang de pensioenverplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn gedekt door overeenkomsten van levensverzekering is het bestuur niet gehouden het in de voorafgaande leden van dit artikel bepaalde toe te passen. - Artikel Accountant.. ; 1. Het bestuur benoemt een accountant. r 2. De accountant heeft tot taak op de administratie toezicht te houden, alsmede de - in artikel 19 bedoelde jaarrekening te controleren. De kosten komen voor rekening van het pensioenfonds. De accountant brengt zijn rapport uit aan het bestuur. Q 3. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het pensioenfonds, waarvan inzage voor de juiste vervulling van zijn taak dienstig - kan zijn.... De waarden van het pensioenfonds moeten hem desverlangd worden getoond. 4. Het is hem verboden hetgeen hem met betrekking tot het pensioenfonds, de aangesloten ondememingen en de deelnemers blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan zijn opdracht met zich brengt. 5. Indien het bestuur zulks wenst, woont de accountant de vergaderingen of gedeelten daarvan bij.... Artikel Infonnatieverolichting De Nederiandsche Bank: boekiaar Het bestuur legt aan De Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, vóórzien van een door een accountant ondertekende verklaring omtrent de getrouwheid, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het pensioenfonds wordt gegeven en waamit ten - genoegen van De Nederlandsche Bank blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde

79 bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. 2. Het bestuur draagt zorg ervoor dat van de inhoud van het in het eerste lid genoemde jaarverslag - eventueel in beknopte vorm - kennis kan worden genomen door de deelnemers en de aangesloten ondememingen. 3. Het bestuur legt aan De Nederiandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het pensioenfonds over, voorzien van de v.erklaring van de waarmerkende actuaris. 4. Het boekjaar van het pensioenfonds loopt van een januari tot en met eenendertig december. Artikel 20 Reglement 1. Het bestuur stelt een reglement vast, waarin worden geregeld de aanspraken van de deelnemers, gewezen deelnemers en van overige belanghebbenden op een pensioenuitkering, de grootte van dat pensioen, de verplichting tot betaling van - ^ premies en eventuele andere bijdragen en de grootte daarvan, de wijze waarop - de vrijstelling van de verplichting tot deelneming in het pensioenfonds wordt geregeld en tenslotte alle verdere rechten en verplichtingen van de aangesloten - ondememingen en de deelnemers, welke nog nadere regeling behoeven. 2. Ter uitvoering van zijn taak is het bestuur bevoegd ook andere reglementen dan het reglement als bedoeld in het eerste lid vast te stellen. Artikel 21 Wijziging van statuten en reglement 1. Het bestuur is bevoegd de statuten en reglementen te wijzigen. 2. Besluiten tot wijziging van de statuten of van het reglement kunnen worden genomen in een vergadering van het bestuur, waarin tenminste drie vierde van - het totaal aantal leden aanwezig is, met tenminste drie vierde van het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen. 3. De oproep voor een vergadering, als bedoeld in het tweede lid, geschiedt schriftelijk op een termijn van tenminste een maand. De daarbij behorende agenda bevat de letterlijke tekst van de voorgestelde wijziging, alsmede van een toelichting daarop. Deze agenda wordt met inachtneming van de vorenvermelde termijn eveneens -- toegezonden aan de in artikel 10 genoemde werkgevers en werknemersorganisaties. 4. Indien in een vergadering, als bedoeld in het eerste lid, het vereiste aantal leden niet aanwezig is, wordt niet eerder dan na veertien dagen en binnen dertig dagen een tweede vergadering bijeengeroepen. In deze vergadering kunnen, ongeacht het aantal aanwezige leden, besluiten genomen worden over de in de eerste vergadering aan de orde gestelde voorstellen met tenminste drie vierde van de geldig uitgebrachte stemmen. 5. Een wijziging van de statuten treedt in werking op het tijdstip waarop de akte van statutenwijziging is verieden of op een latere door het bestuur in de betreffende akte bepaalde datum. Een wijziging van het reglement treedt in werking op een door het besmur te bepalen tijdstip. Artikel 22 Ontbinding en liquidatie 13

80 14 1. Een besluit tot ontbinding van het pensioenfonds kan slechts genomen worden in een uitdmkkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering van het bestuur. -~ Het bepaalde in de leden 2,3 en 4 van artikel 21 is van overeenkomstige toepassing De liquidatie geschiedt door het bestuur. 3. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in - overeenstemming met het doel van het pensioenfonds De slotrekening van de liquidateuren behoeft de goedkeuring van de werkgevers en werknemersorganisaties, genoemd in artikel Artikel Overeenkomsten met andere fondsen van gelijke aard 1. Het bestuur is bevoegd, mits met drie vierde van het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen in een bestuursvergadering aldus wordt besloten, met andere fondsen van gelijke aard overeenkomsten aan te gaan, ten doel hebbende de aanspraken door deelnemers verkregen bij hun overgang van het ene naar het andere fonds, op hun verzoek, met de na die overgang te verkrijgen aanspraken - te verenigen Het bestuur kan daartoe ten aanzien van de betrokken deelnemers van de bepalingen van de statuten en van het reglement afwijken, mits niet ten nadele - van de gezamenlijke deelnemers. - r Artikel 24.,.. Informatieverstrekking 1. Iedere deelnemer wordt bij de aanvang van de deelneming schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de statuten en de inhoud van het reglement. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk geïnformeerd over wijzigingen van - de statuten en het reglement Het bestuur van het fonds stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de - geldende statuten en het geldende reglement kennis te nemen... WAARVAN AKTE, in minuut is verleden te 's-gravenhage op de datum in het hoofd van deze akte vermeld. De verschenen persoon, die mij, notaris, bekend is, verklaarde tijdig voor het yeriijden van de akte een ontwerp van deze akte te hebben ontvangen en van de inhoud daarvan op de hoogte te zijn. Voor het verlijden van de akte is door mij, notaris, aan de verschenen persoon mededeling gedaan van de zakelijke inhoud van de akte en heb ik daarop een - toelichting gegeven. De verschenen persoon verklaarde van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en met beperkte vooriezing in te stemmen. - Onmiddellijk na beperkte vooriezing is de akte ondertekend door de verschenen persoon en mij.. (Volgt ondertekening) VOOR AFSCHRIFT: >

81 Actuariële en bedrijfstechnische nota van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voorde Drankindustrie (versie oktober 2013)

82 Abtn 2013 Stichting Bedriijstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Inhoudsopgave INLEIDING 2 1. HOOFDLIJNEN VAN HET INTERNE BEHEERSINGSSYSTEEM EN VAN DE OPZET VAN DE ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE ORGANISATIESTRUCTUUR EN MANDAATREGELING ADMINISTRATIEVEORGANISATIE &INTERNECONTROLS 9 2. PROCEDURES EN CRITERIA VOOR DE AANSLUITING VAN WERKGEVERS BIJ HET FONDS EN VOOR HET VERKRIJGEN VAN HET DEELNEMERSCHAP VAN HUN WERKNEMERS AANSLurriNG WERKGEVERS VERKRUGING DEELNEMERSCHAP HOOFDLIJNEN VAN HET UITVOERINGSREGLEMENT HOOFDLIJNEN VAN DE PENSIOENREGELING HERVERZEKERING FINANCIËLE OPZET EIGEN VERMOGEN PREMIEBELEID BELEGGINGSBELEID TOESLAGBELEID SYSTEMATIEK VASTSTELLING PARAMETERS FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN PREMIEBELEID BELEGGINGSBELEID TOESLAGBELEID KORTING PENSIOENAANSPRAKEN EN -RECHTEN KORTING VAN AANSPRAKEN HERSTEL VAN GEKORTE AANSPRAKEN EN GEMISTE TOESLAGEN 44 BIJLAGE I - VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN 54 BIJLAGE 2 - VEREIST EIGEN VERMOGEN 59 BIJLAGE 3 - MINIMAAL VEREIST EIGEN VERMOGEN 61 BIJLAGE 4 - STRATEGISCH COMMUNICATIEBELEIDSPLAN 62

83 Abtn 2013 Inleiding Stichting BedrijJ.ktakpensioenfimdi voor dc Drunkiiidusn ie Zoals in artikel 3A, iid 1 van de statuten is vermeld, werkt Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie te Rijswijk, hiema te noemen 'het pensioenfonds', volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). De inhoud van de hiema te beschrijven abtn is afgestemd op het bépaalde bij en krachtens de Pensioenwet: Artikel 145 van de Pensioenwet; en Paragraaf 9 van het Besluitfinancieeltoetsingskader pensioenfondsen. Deze abtn is vastgesteld op 11 juni 2012, geldt met ingang van 1 januari 2012 en vervangt alle voorgaande nota's. De beschrijvingen die deze abtn bevat zijn zodanig dat De Nederlandsche Bank op basis van deze abtn tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. De abtn is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: Hoofdlijnen van het inteme beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (hoofdstuk 1); Procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het fonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers (hoofdstuk 2); Hoofdlijnen van het uitvoéringsreglement (hoofdstuk 3); Hoofdlijnen van de pensioenregeling (hoofdstuk 4); Herverzekering (hoofdstuk 5); Definanciëleopzet (hoofdstuk 6); Definanciëlesturingsmiddelen (hoofdstuk 7); Korting pensioenaanspraken en -rechten (hoofdstuk 8); Financieel crisisplan (hoofdstuk 9).

84 Abtn 2013 Stichting Bedrijfstokpensioenfonds voor de Drankindustrie 1. Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en inteme controle 1.1 Organisatiestructuur en mandaatregeling De organisatiestmctuur van het pensioenfonds ziet er als volgt uit:

85 Abtn 2013 Stichting Bedrijj'siakpemioenfondti voor de Drankindustrie Werkgevers- en werknemersorganisaties Spciale partners bepalen de inhoud van de pensioentoezegging. De CAO-partijen die betrokken zijn bij de regeling voor het bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie staan genoemd onder het kopje "Bestuur". Bestuur Het bestuur van het fonds bestaat uit ten minste acht en ten hoogste tien leden. De helft van werkgeverszijde en de andere helft van werknemerszijde. Aan werkgeverszijde zijn vertegenwoordigd: De Vereniging van Nederlandse Importeurs en Producenten van Gedistilleerde Dranken (Spirits NL); De Vereniging Van Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden (GDH); De Nederiandse Vereniging Frisdranken, Waters, Sappen (FWS); De Koninklijke Vereniging van Nederiandse Wijnhandelaren (KVNW). Aan werknemerszijde zijn vertegenwoordigd: FNV Bondgenoten; CNV Vakmensen; De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening. Het bestuur draagt zorg voor het (dagelijks) beleid van het fonds. De voorzitter en de vice-voorzitter kunnen samen het fonds in rechte vertegenwoordigen en houden zich in de praktijk bezig met het dagelijkse beleid. Spoedeisende zaken worden voorgelegd aan de voorzitter en de vice-voorzitter. Daarmee wordt voldaan aan het voorschrift van artikel 105, eerste lid. Pensioenwet dat het dagelijks beleid van een pensioenfonds door ten minste twee personen dient te worden bepaald. Het voltallige bestuur wordt in een bestuursvergadering geïnformeerd over de genomen besluiten. Het deskundigheidsbeleid van het fonds is erop gericht dat binhen het bestuur een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig is dat zeker is gesteld dat het fonds behooriijk bestuurd wordt. Om zijn werkzaamheden optimaal te kunneri uitvoeren, kan het bestuur structurele of tijdelijke commissies instellen. Stmcturele commissies kunnen onder meer tot taak hebben besluiten die het bestuur moet nemen, voor te bereiden. Zij kunnen ook toezien op de uitvoering van door het bestuur genomen besluiten. Het bestuur kan bepalen dat externe deskundigen deel uitmaken van een commissie. De opdracht en het mandaat van een commissie wordt jaariijks bepaald door het bestuur. In 2006 is een beleggingscommissie in het leven geroepen. Daarnaast heeft het pensioenfonds een communicatiecommissie, een visitatiecommissie, een commissie van beroep en een klachtencommissie ingesteld. In 2011 is een commissie risico management ingesteld. De visitatiecommissie en de commissie van beroep zijn onafhankelijk en worden niet bemenst door bestuursleden.

86 Abtn 2013 Stichting Bedriijstakpensioenfondi voor de Drankindustrie Naast de stmcturele commissies kari het bestuur ook tijdelijke commissies instellen. Deze tijdelijke commissies krijgen een ad hoe opdracht van het bestuur. Meestal is vooraf niet duidelijk hoe lang deze tijdelijke commissies blijven bestaan. Op dif moment is er een een klankbordgroep communicatie. Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur bestaat uit de werkgevers- en de werkriemersvoorzitter van het bestuur. Het bestuur heeft de volgende taken gedelegeerd aan het dagelijks bestuur: - het voorbereiden van de agenda voor de bestuursvergaderingen; - het nemen van besluiten inzake vrijstellingen, vrijwillige aansluitingen, toe te kennen uitkeringen en andere voorkomende individuele gevallen waarin de door het bestuur gestelde beleidskaders onvoldoende duidelijkheid bieden. Hierbij zal de beoogde doelstelling van het geformuleerde bestuursbeleid richtinggevend zijn. Gevallen waarin naar de mening van het dagelijks bestuur aanvullend beleid nodig is zullen aan het voltallige bestuur worden voorgelegd; - het coördineren van besluitvorming tussen de verschillende organen van het pensioenfonds wanneer onvoorziene omstandigheden hiertoe aanleiding geven; - het nemen van besluiten op ingediende klachten welke de voorzitters in hun hoedanigheid als lid van de klachtencommissie zullen behandelen; - het toetsen van nieuwe bestuurders aan de hand van de profielschets. Hierbij zal tevens bijzondere aandacht zijn voor eventuele belangentegenstellingen welke zich bij benoeming van het betreffende kandidaat-bestuurslid zouden kunnen voordoen; - het monitoren van de (ontwikkeling van de) deskundigheid op basis van het deskundigheidsplan, waaronder tevens begrepen het vaststellen van en instemmen met opleidingsplannen en het doen van voorstellen inzake de vereiste spreiding van de deskundigheid op de verschillende deskundigheidsgebieden over de bestuursleden; - het vervullen van de compliancefunctie binnen het pensioenfonds, omvattende het beoordelen van meldingen inzake de gedragscode en de overige in de gedragscode aan de compliance officers toegedichte taken; - het initiëren en voorbereiden van bestuursbesluiten op het gebied van fusies, liquidatie en andere aangelegenheden die betrekking hebben op de organisatie van het pensioenfonds alsmede de uitvoering van deze besluiten; - het aangaan en ondertekenen van contracten en overeenkomsten in het kader van de uitbesteding van werkzaamheden en de (vrijwillige) aansluiting van ondememingen; - het vertegenwoordigen van het pensioenfonds in contacten met derden. Het dagelijks bestuur kan, naar eigen inzicht, besluiten om de plv. werkgevers- en de werknemersvoorzitter te betrekken bij zwaarwegende activiteiten. Er wordt dan geopereerd als 'breed dagelijks bestuur'. Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt verantwoording af aan haar belanghebbenden, zijnde de werkgever, gepensioneerden en (gewezen) deelnemers. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie personen: een werkgever, een pensioengerechtigde en een actieve deelnemer. Leden van de deelnemersraad kunnen ook zitting hebben in het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft de inrichting (onder meer samenstelling en stemverhouding) en de bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan vastgelegd in het reglement van het verantwoordingsorgaan. Eens per jaar zal het bestuur een verslag publiceren met daarin het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop.

stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de schoenmakerij

stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de schoenmakerij stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de schoenmakerij Ministerie van Sociale Zaken én Werkgelegenheid tav mw. mr. P.L.J. van Delft ' Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG behandeld door M. Bruijniks onderwerp

Nadere informatie

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zeevisserij

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zeevisserij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zeevisserij Ministerie van Sociale Zaken en Werkgeiegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving Directie UAW afdeling CAV T.a.v. Mw. Mr. P.L.C. van

Nadere informatie

Volledige Intrekking verpllchtstelling BPF Vlakglas 26 augustus 2015

Volledige Intrekking verpllchtstelling BPF Vlakglas 26 augustus 2015 [N1T AN1 EN 2 6AUG. 2015 Stichting BedriJfstakpenslMnfa ids voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in ^ erf, het Glasbewerkingsen het Glazeniersbedrijf l\/linisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitsopgave

Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitsopgave Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitsopgave 1. Inleiding De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan op aanvraag van het georganiseerde bedrijfsleven binnen een

Nadere informatie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Pensioenreglement I Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Versie: 26 juni 2015 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1-3 - ALGEMENE BEPALINGEN - 3 - Begripsbepalingen - 3 - Karakter - 6 - Deelnemerschap

Nadere informatie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Pensioenreglement I Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Versie: 29 april 2015 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1-3 - ALGEMENE BEPALINGEN - 3 - Begripsbepalingen - 3 - Karakter - 5 - Deelnemerschap

Nadere informatie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Pensioenreglement I Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1-3 - ALGEMENE BEPALINGEN - 3 - Begripsbepalingen - 3 - Karakter - 5 - Deelnemerschap - 5 - Pensioenaanspraken

Nadere informatie

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Aanvullend pensioenreglement Excedent middelloon Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon " STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG voor de werknemers geboren op of na 1 januari 1950 ORSIMA April 2018 1 Voorwoord

Nadere informatie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Pensioenreglement I Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1-3 - ALGEMENE BEPALINGEN - 3 - Begripsbepalingen - 3 - Karakter - 5 - Deelnemerschap - 5 - Pensioenaanspraken

Nadere informatie

4ts] INRETAIL. Va km ense

4ts] INRETAIL. Va km ense 4ts] Va km ense INRETAIL Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Betreft: intrekking verplichtstelling Pensioenfonds

Nadere informatie

Praktische handreiking voor het opstellen van de representativiteitsopgave bij aanvragen i.h.k.v. de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB)

Praktische handreiking voor het opstellen van de representativiteitsopgave bij aanvragen i.h.k.v. de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB) Praktische handreiking voor het opstellen van de representativiteitsopgave bij aanvragen i.h.k.v. de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB) 1. Inleiding De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg

Aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg Aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg Excellentie, De hierna genoemde representatieve organisaties

Nadere informatie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie

Pensioenreglement I. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie Pensioenreglement I Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie versie: maart 2016 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1-3 - ALGEMENE BEPALINGEN - 3 - Begripsbepalingen - 3 - Karakter - 6 - Deelnemerschap

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van 27339. Stichting Pensioenfonds

Nadere informatie

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE GROENTEN- EN FRUITVERWERKENDE INDUSTRIE

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE GROENTEN- EN FRUITVERWERKENDE INDUSTRIE PENSIOENREGLEMENT 55-MINNERS VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 EN VOOR DEELNEMERS DIE OP OF NA 1 JANUARI 2006 IN DIENST TREDEN VAN EEN AANGESLOTEN WERKGEVER (55- MINNERS) PER 1 JANUARI 2006

Nadere informatie

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding Wet verevening pensioenrechten bij scheiding Wet van 28 april 1994, tot vaststelling van regels met betrekking tot de verevening van pensioenrechten bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed (Wet

Nadere informatie

men fticsa Doorkiesnummer Ons kenmerk Datum 06-22041907 wijz.verpl/856/pb 14 augustus 2014

men fticsa Doorkiesnummer Ons kenmerk Datum 06-22041907 wijz.verpl/856/pb 14 augustus 2014 w n f r p I men fticsa Ministerie van Sociaie Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoonwaardenwetgeving Postbus 90801 2509 LV 's-gravenhage Behandeld door M.M.G. Thomassen Doorkiesnummer

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven 6b Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bikudak) 65 P e n s i o e n r e g e l i n g u t a - w e r k n e m e r s Jaarboek Pensioen- en bedrijfstakeigen regelingen in de sector bouwnijverheid

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven 6b Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bitumen) 65 P e n s i o e n r e g e l i n g u t a - w e r k n e m e r s Jaarboek Pensioen- en bedrijfstakeigen regelingen bouwnijverheid 2009 P

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma pensioenregeling A, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland,

Nadere informatie

Pensioenreglement VI STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG WERKNEMERS GEBOREN VOOR 1 JANUARI 1950

Pensioenreglement VI STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG WERKNEMERS GEBOREN VOOR 1 JANUARI 1950 Pensioenreglement VI STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG WERKNEMERS GEBOREN VOOR 1 JANUARI 1950 Januari 2015 Inhoudsopgave HOOFDSTUK I Verplichte deelneming... 3 ARTIKEL

Nadere informatie

Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitopgave

Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitopgave Praktische handreiking voor het opstellen van een representativiteitopgave 1. Inleiding Nadat werkgevers- en werknemersorganisaties in een sector een cao hebben afgesloten, kunnen zij de Minister van Sociale

Nadere informatie

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming> STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Legenda Blauw = invullen

Nadere informatie

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog) Aanvullend reglement 2017 Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog) Aanvullend reglement 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Definities 4 2. Algemeen 5 3. Deelname 5 4. Vaststelling Aanvullende pensioengrondslag

Nadere informatie

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Voorwoord De verplichte pensioenregeling

Nadere informatie

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 20150324 Reglement Pensioenopbouw Extra pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 Aanvullend reglement 2 Voorwoord

Nadere informatie

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014 Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland 2004 versie 1 oktober 2014 1 INHOUDSOPGAVE Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel

Nadere informatie

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling Yvonne Bloem Administrateur Stichting Pensioenfonds Syngenta Nederland Westeinde 62 Postbus 2 1600 AA Enkhuizen Tel. 0228-366 435 Fax. 0228-366 445 yvonne.bloem@syngenta.com Betreft: Startbrief in verband

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT 2015 STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE ARCHITECTENBUREAUS. Juli 2015

PENSIOENREGLEMENT 2015 STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE ARCHITECTENBUREAUS. Juli 2015 PENSIOENREGLEMENT 2015 STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE ARCHITECTENBUREAUS Juli 2015 HOOFDSTUK I Artikel 1.1 Inleidende bepaling Artikel 1.2 Vangnetbepaling Artikel 1.3 Vrijstelling van de verplichtstelling

Nadere informatie

Aanvullend reglement 2016. Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement 2016. Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2016 Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Definities 4 2. Algemeen 5 3. Deelneming 5 4. Vaststelling Aanvullende pensioengrondslag

Nadere informatie

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam 1 Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam d.d. 23 september 2004 Artikel 1. Definities...2 Artikel 2. Deelnemers...2 Artikel 3. Aard van de pensioenaanspraken...3 Artikel 4.

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG GELDEND VANAF 1 JANUARI 2006 April 2015 OVERGANGSREGELING

Nadere informatie

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Inhoud REGLEMENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING VOORZIENINGSFONDS GETRONICS Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 1

Nadere informatie

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Laan van Zuid Hoorn 165 2289 DD Rijswijk Telefoon: 070-3061190 Fax : 08422-62369 Website: www.bpfavh.nl Postbus 3144 2280

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bitumen) Pensioenregeling uta-werknemers 7b 7.19 Deelnemers 70 7.20 Premies 70 7.21 Ouderdomspensioen 71 7.22 Vervroegd

Nadere informatie

Bekendmaking verzoek tot wijziging verplichtstelling tot deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds MINISTERIE VAN SOGIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Bekendmaking verzoek tot wijziging verplichtstelling tot deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds MINISTERIE VAN SOGIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Bekendmaking verzoek tot wijziging verplichtstelling tot deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds MINISTERIE VAN SOGIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID BEKENDMAKING VERZOEK TOT WIJZIGING VERPLICHTSTELLING

Nadere informatie

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk. STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Verrijn Stuartlaan 1e 2288 EK Rijswijk Telefoon: 070-3381020 Fax : 070-3503531 Postbus 3144 2280 GC Rijswijk www.bpfavh.nl

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE:... 2 DEEL I BASISREGELING... 5

INHOUDSOPGAVE:... 2 DEEL I BASISREGELING... 5 Pensioenreglement VOOR BEDRIJVEN VOOR GOEDERENVERVOER, BEROEPSGOEDERENVERVOER, DE VERHUUR VAN KRANEN EN AANVERWANTE ACTIVITEITEN BIJ DE STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE

Nadere informatie

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk. STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Verrijn Stuartlaan 1E 2288 EK Rijswijk Telefoon: 070-3381020 Fax : 070-3503531 Postbus 3144 2280 GC Rijswijk www.bpfavh.nl

Nadere informatie

pensioenreglement voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (OP 55+)

pensioenreglement voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (OP 55+) pensioenreglement voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 (OP 55+) STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE ZOETWARENINDUSTRIE REGELING OP PER 1 JANUARI 2003 Januari 2015 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Nadere informatie

Aanvullend reglement

Aanvullend reglement Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) 2019 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Pensioenopbouw boven de Salarisgrens

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN Februari 2011 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Inleidende bepalingen 1.

Nadere informatie

STICHTING UITTREDEN IN DE HOUTVERWERKENDE INDUSTRIE

STICHTING UITTREDEN IN DE HOUTVERWERKENDE INDUSTRIE STICHTING UITTREDEN IN DE HOUTVERWERKENDE INDUSTRIE Secretariaat: Reitseplein 8, Tilburg - Correspondentieadres: Postbus 90154-5000 LG Tilburg Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afdeling uitvoeringstaken

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT SW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE

PENSIOENREGLEMENT SW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE PENSIOENREGLEMENT SW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE V A N A F 1-1 -2006 Januari 2015 P E N S I O E N R E G E L I N G P E R 1 J A N U A R I 2006 H O O F D S T U K 1 Algemene bepalingen Artikel

Nadere informatie

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING Artikel 1 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: a. scheiding: echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan

Nadere informatie

DEEL I BASISREGELING HOOFDSTUK I Definities... 5 Artikel 1 Definities... 5

DEEL I BASISREGELING HOOFDSTUK I Definities... 5 Artikel 1 Definities... 5 Pensioenreglement VOOR BEDRIJVEN VOOR GOEDERENVERVOER, BEROEPSGOEDERENVERVOER, DE VERHUUR VAN KRANEN EN AANVERWANTE ACTIVITEITEN BIJ DE STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE

Nadere informatie

Pensioenreglement, maart 2013. Pensioenreglement

Pensioenreglement, maart 2013. Pensioenreglement Pensioenreglement 1 INHOUDSOPGAVE 1. Algemene bepalingen 3 2. Pensioengrondslag 15 3. Premievaststelling 16 4. Ouderdomspensioen 17 5. Nabestaandenpensioen 20 6. Slapersrechten 24 7. Bijzondere situaties

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT SW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE

PENSIOENREGLEMENT SW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE PENSIOENREGLEMENT SW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE V A N A F 1-1 -2006 September 2014 O N D E R D E E L A P E N S I O E N R E G E L I N G P E R 1 J A N U A R I 2006 H O O F D S T U K 1

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino 1 PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino Artikel 1. Definities In dit reglement wordt verstaan onder: het fonds : Stichting Pensioenfonds Holland Casino; het bestuur : het bestuur

Nadere informatie

Bijlagen. Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland. Versie 1 januari 2013 PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN

Bijlagen. Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland. Versie 1 januari 2013 PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland Bijlagen PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12 E NOTA VAN WIJZIGING Versie 1 januari

Nadere informatie

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35 64 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29 6b.30 6b.31 6b.32 6b.33 6b.34 6b.35 Deelnemers 66 Premies 66 Ouderdomspensioen 67 Vervroegd pensioen 67 Uitruil ouderdomspensioen in

Nadere informatie

Pensioenreglement per 1 januari 2015

Pensioenreglement per 1 januari 2015 Stichting Molenaarspensioenfonds Pensioenreglement per 1 januari 2015 Dit pensioenreglement is een uitgave van Stichting Molenaarspensioenfonds administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Rijnzathe

Nadere informatie

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: de stichting Beambtenfonds voor het mijnbedrijf. 45283 Inhoudsopgave Algemene Bepalingen Artikel 1.

Nadere informatie

REGLEMENT ANW-PENSIOEN PENSIOENFONDS RECREATIE

REGLEMENT ANW-PENSIOEN PENSIOENFONDS RECREATIE REGLEMENT ANW-PENSIOEN PENSIOENFONDS RECREATIE 1 januari 2017 Inhoud ARTIKEL 1 Vrijwillige individuele Anw-pensioenregeling... 3 ARTIKEL 2 Inleidende bepalingen... 3 ARTIKEL 3 Aanvang en einde van de dekking...

Nadere informatie

Kemira Rotterdam B.V.

Kemira Rotterdam B.V. Kemira Rotterdam B.V. Collectieve arbeidsovereenkomst over pensioenen 2019-2023 Pagina 1 van 7 COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST OVER PENSIOENEN Ondergetekenden: Kemira Rotterdam B.V. te Botlek-Rotterdam

Nadere informatie

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE ZOETWARENINDUSTRIE

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE ZOETWARENINDUSTRIE REGLEMENT VAN DE REGELING OUDERDOMSPENSIOEN (55-PLUSSERS BPF SNOEP) STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE ZOETWARENINDUSTRIE Januari 2015 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART GELDEND VANAF 1 APRIL 2016

PENSIOENREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART GELDEND VANAF 1 APRIL 2016 PENSIOENREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART GELDEND VANAF 1 APRIL 2016 1 PENSIOENREGLEMENT...1 HOOFDSTUK 1...3 ALGEMENE BEPALINGEN...3 HOOFDSTUK 2... 13 PENSIOENGRONDSLAG...13

Nadere informatie

Uitvoeringsreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw

Uitvoeringsreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw Uitvoeringsreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw Artikel 1 Definities De begripsomschrijvingen zoals opgenomen in het Pensioenreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw (hierna:

Nadere informatie

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet)

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet) Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet) Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben,

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG GELDEND VANAF 1 JANUARI 2006 Januari 2018 OVERGANGSREGELING

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen) Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen) 7a 7.1 Algemeen 60 7.2 Deelnemers 62 7.3 Premies 62 7.4 Ouderdomspensioen 63 7.5 Vervroegd pensioen 63

Nadere informatie

DEEL I BASISREGELING HOOFDSTUK I Definities 5 Artikel 1 Definities... 5

DEEL I BASISREGELING HOOFDSTUK I Definities 5 Artikel 1 Definities... 5 Pensioenreglement VOOR BEDRIJVEN VOOR TAXIVERVOER EN AANVERWANTE ACTIVITEITEN BIJ DE STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG Januari 2017 INHOUDSOPGAVE: DEEL I BASISREGELING...

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING

PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland Bijlagen PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING Versie 1 januari

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven 6b Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bikudak) 65 P E N S I O E N R E G E L I N G U T A - W E R K N E M E R S Jaarboek Pensioen- en bedrijfstakeigen regelingen in de sector bouwnijverheid

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

PENSIOENREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN PENSIOENREGLEMENT 2006 BPFHIBIN.NL STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN INHOUDSOPGAVE 1 Algemene bepalingen 4 1.1 Begripsbepalingen 4 1.2 Deelnemerschap 6 1.3 Pensioenaanspraken

Nadere informatie

INHOUD. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

INHOUD. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid FORMULIER REPRESENTATIVITEITSGEGEVENS (bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artikel 3, onderdeel f, artikel 4, eerste lid, onderdeel U van de Regeling betreffende

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART GELDEND VANAF 1 JANUARI 2017

PENSIOENREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART GELDEND VANAF 1 JANUARI 2017 PENSIOENREGLEMENT STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE RIJN- EN BINNENVAART GELDEND VANAF 1 JANUARI 2017 1 PENSIOENREGLEMENT...1 HOOFDSTUK 1...3 ALGEMENE BEPALINGEN...3 HOOFDSTUK 2... 13 PENSIOENGRONDSLAG...13

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement Bijlage B Overzicht maximum pensioengevend salaris, grenssalaris, franchise en maximum uitkeringsloon WIA: Datum Maximum pensioengevend salaris Grenssalaris Franchise Maximum uitkeringsloon WIA 1 januari

Nadere informatie

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: de stichting Algemeen mijnwerkersfonds van de steenkolenmijnen in Limburg. 45284 Inhoudsopgave Algemene

Nadere informatie

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming> STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Legenda Blauw = invullen

Nadere informatie

Aanvullend reglement

Aanvullend reglement Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (laag) 2018 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (laag) voor het personeel van gevestigd te Pensioenopbouw boven de Salarisgrens

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015 PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN Juni 2015 ARTIKEL 1 Begripsbepalingen De definities en de begripsomschrijvingen zoals vermeld in

Nadere informatie

OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW REGLEMENT OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW Reglement Overgangsregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw Inhoudsopgave Artikel 1 Definities 1 Artikel 2 Informatieverstrekking

Nadere informatie

Reglement Anw-hiaatpensioen

Reglement Anw-hiaatpensioen Vastgesteld in de bestuursvergadering van 5 december 2013 H. Langeveld, voorzitter P. Dijkstra, secretaris Postbus 94202, 1090 GE Amsterdam Bestuursmanagement: Mol & Pensioen T 035-642 29 21 M 06-832 33

Nadere informatie

Reglement Anw-hiaatpensioen

Reglement Anw-hiaatpensioen Reglement Anw-hiaatpensioen Vastgesteld in de bestuursvergadering van 5 december 2013 Laatste aanpassing vastgesteld in de bestuursvergadering van 27 januari 2017 A.F. Rijksen, voorzitter P. Dijkstra,

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Bladnummer 2 van 38

INHOUDSOPGAVE. Bladnummer 2 van 38 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Pensioenreglement 2006 voor deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1949 én toetreders vanaf 1 januari 2006 Bladnummer

Nadere informatie

STICHTING PENSIOENFONDS DUPONT NEDERLAND. Pensioenreglement voor de Eindloonregeling

STICHTING PENSIOENFONDS DUPONT NEDERLAND. Pensioenreglement voor de Eindloonregeling 1 januari 2015 STICHTING PENSIOENFONDS DUPONT NEDERLAND Pensioenreglement voor de Eindloonregeling Inhoudsopgave artikel 1 artikel 2 artikel 3 artikel 4 artikel 5 artikel 6 artikel 7 artikel 8 artikel

Nadere informatie

Pensioenreglement 2014

Pensioenreglement 2014 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Pensioenreglement 2014 Dit pensioenreglement is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie 1 januari 2016

Nadere informatie

Reglementen deelnemers geboren vóór 1 januari 1950. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds. voor de Groothandel in Levensmiddelen.

Reglementen deelnemers geboren vóór 1 januari 1950. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds. voor de Groothandel in Levensmiddelen. Reglementen deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen 1 januari 2015 Inhoudsopgave Pensioenreglement deelnemers geboren vóór 1 januari

Nadere informatie

voor de pensioenregeling van Henkel Nederland B.V. gevestigd te Nieuwegein

voor de pensioenregeling van Henkel Nederland B.V. gevestigd te Nieuwegein Addendum op het op 1 januari 2008 in werking getreden pensioenreglement-b (= middelloon) 2008 (Pensioenregling 55-minners) van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. voor de pensioenregeling

Nadere informatie

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus 3144 2280 GC Rijswijk

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus 3144 2280 GC Rijswijk STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Verrijn Stuartlaan 1E 2288 EK Rijswijk Telefoon: 070-3381020 Fax : 070-3503531 Postbus 3144 2280 GC Rijswijk Website: www.bpfavh.nl

Nadere informatie

Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven

Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven Pensioenreglement excedentregeling 2011 administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer Rijnzathe 10, 3454 PV Utrecht

Nadere informatie

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008 Stichting Metro Pensioenfonds ANW Hiaatreglement Inhoudsopgave BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN... 1 DEELNEMERSCHAP... 1 KEUZEMOGELIJKHEID ANW-HIAATPENSIOEN... 1 AANVANG EN WIJZIGING VAN DE VERZEKERING VAN ANW-HIAATPENSIOEN...

Nadere informatie

Overzicht Nederlands sociaal en arbeidsrecht en voorschriften van informatieverstrekking

Overzicht Nederlands sociaal en arbeidsrecht en voorschriften van informatieverstrekking Bij de uitvoering van de pensioenregeling van een in Nederland gevestigde werkgever door een pensioeninstelling uit een andere lidstaat blijven, op grond van de Europese Richtlijn EU 2016/2341/EU, het

Nadere informatie

voor Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen

voor Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen Basispensioenreglement 2015 voor Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen 1 Inhoud 1 DEFINITIES EN TOELICHTINGEN... 5 2 PENSIOENREGELING EN UITVOERING...

Nadere informatie

REGLEMENT FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING (FAR)

REGLEMENT FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING (FAR) REGLEMENT FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING (FAR) INHOUDSOPGAVE Artikel 1 - Begripsbepalingen... 3 Artikel 2 - Deelnemerschap... 4 Artikel 3 Uitgangspunten van de regeling... 5 Artikel 4 Bijdragen Flexibele

Nadere informatie

Bewaar deze startbrief zorgvuldig. Pensioen heeft nu misschien niet uw hoogste aandacht, binnenkort kan dat anders zijn.

Bewaar deze startbrief zorgvuldig. Pensioen heeft nu misschien niet uw hoogste aandacht, binnenkort kan dat anders zijn. Bewaar deze startbrief zorgvuldig. Pensioen heeft nu misschien niet uw hoogste aandacht, binnenkort kan dat anders zijn. Geachte heer/mevrouw.., Van harte welkom bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische

Nadere informatie

ANW- Hiaat Reglement 2015. De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

ANW- Hiaat Reglement 2015. De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland ANW- Hiaat Reglement 2015 De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland Inhoudsopgave Artikel 1. Algemene bepalingen... 3 Artikel 2. Deelnemers... 5 Artikel 3. ANW-Hiaat... 5 Artikel 4. Einde van

Nadere informatie

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie Aanvullend Pensioenreglement "Excedent regeling boven het maximumloon van Pensioenreglement 2014" Voor de werknemers in dienst van

Nadere informatie

pensioenreglement 2006

pensioenreglement 2006 pensioenreglement 2006 bpfhibin.nl stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de handel in bouwmaterialen Inhoudsopgave 1 Algemene bepalingen 4 1.1 Begripsbepalingen 4 1.2 Deelnemerschap 6 1.3 Pensioenaanspraken

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT I STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Geldend vanaf 1 januari 2015.

PENSIOENREGLEMENT I STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Geldend vanaf 1 januari 2015. PENSIOENREGLEMENT I STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN Geldend vanaf 1 januari 2015 Februari 2016 H OOFDSTUK 1 Algemene bepalingen ARTIKEL 1.1 Verplichte

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT WIW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE

PENSIOENREGLEMENT WIW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE PENSIOENREGLEMENT WIW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE V E RSI E JAN U AR I 2017 H OOFDSTUK I VERPLICHTE DEELNEMING ARTIKEL 1 Inleidende bepalingen 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering) Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering) van de vereniging Het Pensioenfonds voor het personeel van de ANWB, gevestigd te 's-gravenhage Datum: 1 januari 2015 INLEIDING

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Rexel Nederland Regeling

Inhoudsopgave. Rexel Nederland Regeling Rexel Nederland Regeling 2014 Stichting Pensioenfonds Sagittarius Inhoudsopgave Artikel 1 Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 2 Deelnemerschap... 5 Artikel 3 Pensioenaanspraken... 5 Artikel 4 Pensioengrondslag...

Nadere informatie

Pensioenreglement A. Inhoudsopgave

Pensioenreglement A. Inhoudsopgave Pensioenreglement A Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen 1 Artikel 1.1 Inleidende bepalingen 1 Artikel 1.2 Begripsomschrijvingen 1 Artikel 1.3 Deelnemerschap 5 Artikel 1.4 Pensioenaanspraken 5

Nadere informatie

ANW- Hiaat Reglement 2015

ANW- Hiaat Reglement 2015 ANW- Hiaat Reglement 2015 1 februari 2016 Inhoudsopgave Artikel 1. Algemene bepalingen... 3 Artikel 2. Deelnemers... 5 Artikel 3. ANW-Hiaat... 5 Artikel 4. Einde van het deelnemerschap... 7 Artikel 5.

Nadere informatie

Behandeld door JB/rm. Wlj verzoeken u vriendelijk de aanvraag voor 1 januari 2015 af te ronden.

Behandeld door JB/rm. Wlj verzoeken u vriendelijk de aanvraag voor 1 januari 2015 af te ronden. BPV huisartsen Postbus 66 3970ABDrlebe(:gen va'av.huisartsenpensioen.nl Ministerie van Sociale Zal

Nadere informatie

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING REGLEMENT WGA-HIAATREGELING STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE KOOPVAARDIJ GELDEND OP 1 JANUARI 2012 januari 2012 REGLEMENT WGA-HIAATREGELING ARTIKEL 1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan

Nadere informatie