Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Defensietechnoiogie Nr. 2 NOTA Inhoudsopgave 1. Probleemstelling en beleid 4 Blz. Inleiding 4 De noodzaak van defensie-technologiebeleid 4 Internationale context 6 2. De huidige situatie 7 Plannen 7 De laboratoria en instituten 9 Defensie-technoloqie en de Nederlandse industrie 10 Internationale samenwerkingsprojecten 11 Beleidsinstrumenten 12 Inleiding 12 Instrumenten en financiering 12 De noodzaak van coördinatie Samenvatting en conclusies 17 Bijlagen 1. Begrippen Onderzoek bij de laboratoria Uitgaven voor militair onderzoek en ontwikkeling als percentage van de totale defensieuitgaven Overzicht Codema-projecton 26 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

2 1. PROBLEEMSTELLING EN BELEID Inleiding De waarde van onze materiële defensie-inspanning wordt niet alleen bepaald door de aantallen wapensystemen waarover we beschikken, maar in belangrijke mate ook door de kwaliteit ervan. Derhalve is het ontwikkelen van nieuwe technologieën en toepassing daarvan in wapensystemen voor de krijgsmacht van groot belang. De periode tussen de vaststelling van de behoefte aan nieuw materieel en de ingebruikneming daarvan is vaak zo lang, dat bij de keuzebepaling zeer ver vooruit moet worden gezien. Daarvoor is grondige wetenschappelijke studie en een goed inzicht in de ontwikkelingen op middellange en lange termijn nodig. Het is in dit verband van bijzonder belang dat tijdig wordt begonnen met de ontwikkeling van de benodigde technologieën en met relevant onderzoek. Dit geldt zowel voor de onderbouwing van de behoeftevaststelling als voor het voorzien in de geuite behoefte. De nota «Defensie en de Nederlandse Industrie» heeft de verhouding tussen overheid en industrie met betrekking tot defensiematerieel uiteengezet. In die nota komt tot uitdrukking dat technologie-ontwikkeling een zeer belangrijke plaats inneemt in de relatie tussen het Ministerie van Defensie en de industrie. Daarover werd een afzonderlijke nota aangekondigd. De noodzaak van defensie-technologiebeleid Het begrip technologie wordt gedefinieerd als de verzamelnaam voor ideeën, methoden en voorwerpen voor gebruik in produkten, inclusief planning en uitvoering van simulaties, demonstratiemodellen en processen. (Voor een nadere omschrijving van verschillende begrippen wordt verwezen naar bijlage 1 bij deze nota). Het voeren van een beleid op het gebied van voor het Ministerie van Defensie relevante technologieën is noodzakelijk teneinde: - het gehele proces van het ontstaan van de allereerste concepten van defensie-materieel tot aan de invoering bij de krijgsmacht te beheersen (lange termijn materieelbehoeften); - in te kunnen spelen op het feit dat bij de ontwikkeling van basistechnologieën het onderscheid tussen beoogde civiele of militaire toepassingen geleidelijk verdwijnt; - voorwaarden te scheppen waardoor de industrie nieuwe technologische ontwikkelingen kan toepassen bij de ontwikkeling en produktie van defensie-materieel. De plaats van defensie-technologiebeleid in relatie tot onderzoek en ontwikkeling Bij de produktie van defensie-materieel wordt gebruik gemaakt van kennis en vaardigheden die worden verkregen uit achtereenvolgens: - fundamenteel onderzoek; - toegepast onderzoek; - technologie-ontwikkeling; - materieel-ontwikkeling. Overigens wordt aangetekend, dat de opeenvolgende fasen van onderzoek en ontwikkeling in elkaar overlopen. Zowel op het gebied van toegepast (wetenschappelijk) onderzoek als op het gebied van materieelontwikkeling voert het Ministerie van Defensie reeds jaren een gericht beleid. Het gebied van technologie-ontwikkeling is tot dusverre echter geen bijzonder aandachtsgebied van het Ministerie van Defensie geweest. Doordat deze logische schakel in de reeks ontbrak, kon het beleid voor wetenschappelijk onderzoek en voor materieel-ontwikkeling onvoldoende op elkaar worden afgestemd. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

3 De volgende figuur geeft deze samenhang schematisch weer; tevens is aangegeven in welke gebieden de activiteiten van wetenschappelijke instituten en die van de industrie zich bewegen. onderzoek en ontwikkeling door instituten mcterieel- ' ontwikkeling technologieontwikkeling toegepast onderzoek fundamenteel onderzoek onderzoek en ontwikkeling door de industrie tijd Enige kenmerken van het defensie-technologiebeleid De kern van het defensie-technologiebeleid is het tot stand brengen van samenhang tussen: a. de plannen om te voorzien in de behoefte aan militair materieel; b. de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en technologie-ontwikkeling; c. het vermogen van het bedrijfsleven nieuwe technologieën toe te passen bij de ontwikkeling en produktie van defensiematerieel. De samenhang tussen genoemde gebieden kan alleen tot zijn recht komen, als in een zo vroeg mogelijk stadium informatie wordt uitgewisseld over de ontwikkelingen binnen deze gebieden. Op dit moment worden de technologische en industriële aspecten veelal eerst in een betrekkelijk late fase van de materieel-planning door het Ministerie van Defensie bezien. De industrie is gebaat bij vroegtijdige informatie over plannen van de krijgsmacht en over wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen. Technologische ontwikkelingen kunnen niet meer door één land, laat staan door één onderneming worden gedragen. Het defensie-technologiebeleid heeft een sterk internationaal karakter. Daarom neemt dit aspect een belangrijke plaats in in het beleid. Internationale samenwerking op het gebied van het defensie-technologiebeleid is mede van belang voor de materieelsamenwerking met andere landen. Ook het bedrijfsleven zal deze internationale oriëntatie in concrete samenwerkingsprojecten moeten invullen. Voor deze industriële samenwerking is het nodig dat de overheid de industrie informeert over de materieelplannen en over de betekenis van nieuwe technologieën voor de taakuitoefening van de krijgsmacht. Daarnaast kan de overheid, binnen de mogelijkheden van de financiële instrumenten, mede risico's afdekken die verbonden zijn aan industriële Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

4 onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen die van belang zijn voor toekomstige defensiematerieelaanschaffingen. Het defensie-technologiebeleid kan een bijdrage leveren aan belangrijke doelstellingen van het materieelbeleid te weten: - het voorzien in de materieelbehoeften van de krijgsmacht, ook voor de lange termijn; - het scheppen van voorwaarden voor een Nederlandse bijdrage aan de internationale materieelsamenwerking; - het versterken van de bij de produktie van defensiematerieel betrokken Nederlandse ondernemingen, op voorwaarde dat zij - onder meer door samenwerking - internationaal concurrerend kunnen opereren; - het tot stand brengen van een zodanige relatie tussen de krijgsmacht en het relevante onderzoek dat een adequate planning op lange termijn mogelijk wordt gemaakt en dat van belang zijnde kennis wordt gehandhaafd, versterkt, c.q. aangevuld. De formulering van een defensie-technologiebeleid betekent overigens niet dat de risico's uit het oog verloren worden van een te nauwe binding tussen de defensieorganisatie en de industrie. Het defensie-technologiebeleid beoogt onder meer informatie uit te wisselen en activiteiten te coördineren. Hierbij is het van belang dat de eigen verantwoordelijkheden van overheid en bedrijfsleven niet vervagen. Voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de toepassing daarvan in wapensystemen moeten het Ministerie van Defensie, wetenschappelijke instellingen en de industrie gezamenlijk de vereiste inbreng leveren. De uiteindelijke afweging en de keuze voor een bepaald wapensyteeem moet door het Ministerie van Defensie worden gemaakt. Het beleid is niet gericht op uitbreiding van de Nederlandse defensiematerieelproduktie. Ook zal niet zonder meer de voorkeur worden gegeven aan defensiematerieel van Nederlandse origine. Ook bij bestellingen in het buitenland kan door middel van technologische en industriële evenwichtige overeenkomsten met die landen de positie van de Nederlandse industrie worden versterkt. Het is gewenst dat zowel de formulering als de uitvoering van het defensie-technologiebeleid geschiedt in zo groot mogelijke openheid. De parlementaire controle speelt daarin een belangrijke rol. Dit kan mede een bijdrage leveren aan de doelmatige beheersing van de militair-industriële aspecten van het materieelbeleid. Het ongecontroleerd toepassen van nieuwe technologieën kan een destabiliserende invloed hebben op de krachtsverhouding tussen Oost en West en zou daardoor een succesvol streven naar wapenbeheersing in de weg kunnen staan. Het defensie-technologiebeleid dient ook de mogelijkheid te bieden destabiliserende ontwikkelingen zichtbaar te maken, hetgeen de mogelijkheden van politieke beheersing vergroot. De toepassing van nieuwe technologieën kan daarom ook een positieve bijdrage leveren aan de stabiliteit. Zo kan met de introductie van betere waarnemingsapparatuur worden bijgedragen tot een betere controle op de naleving van wapenbeheersingsovereenkomsten. Internationale context In complexe wapensystemen zijn veelal vele verschillende technologieën toegepast. Veel bedrijven zijn niet in staat een geheel wapensysteem inclusief de benodigde subsytemen te produceren. Daarom is het niet verwonderlijk, dat zowel de overheid als de industrie zich sterk oriënteren op - veelal internationale - samenwerking. Een andere reden voor samenwerking op het gebied van technologie is gelegen in de risico's die verbonden zijn aan lange termijn technologisch onderzoek en ontwikkeling. Door samenwerking worden enerzijds de risico's gespreid en anderzijds de mogelijkheden voor de industrie op de internationale markt vergroot. Het ligt voor de hand dat met name kleinere Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

5 landen de last ervaren van de hoge kosten en grote risico's van materieelontwikkeling. Ook de grotere Westeuropese landen zijn echter niet langer in staat het gehele spectrum van de bewapening zelf te ontwikkelen en voor een voldoende grote markt te produceren. Voor West-Europa is materieelsamenwerking ook van politiek belang, omdat alleen via gezamenlijke inspanningen de industrieën op langere termijn in staat zullen zijn concurrerende, technologisch hoogwaardige produkten te leveren. Slechts op die manier is het mogelijk de onevenwichtige verhouding in het militaire handelsverkeer met de Verenigde Staten te verminderen en bestaat de mogelijkheid technologische achterstanden te verkleinen. Voor de Europese materieelsamenwerking is de Independent European Programme Group (IEPG) het belangrijkste orgaan. De samenwerking moet gestalte krijgen in concrete materieelprojecten. Gemeenschappelijke technologie-ontwikkeling is daarvoor van grote betekenis. Daarom zijn in het kader van de IEPG zgn. «Cooperative Technology Projects» (CTP's) van start gegaan. Deze CTP's vormen de basis van toekomstige IEPGsamenwerking. In hoofdstuk 2 wordt hierop uitgebreider ingegaan. Het forum voor materieelsamenwerking binnen de Navo is de Conference of National Armaments Directors (CNAD), die vooral nagaat welke mogelijkheden er zijn voor samenwerking bij ontwikkeling en produktie van wapensystemen waarin nieuwe technologieën worden toegepast. Op het ogenblik heeft de CNAD een aantal mogelijke Emerging Technologies (ET)-projecten in onderzoek waarbij het gaat om kansrijke toepassingsmogelijkheden op lange termijn. 2. DE HUIDIGE SITUATIE Plannen Operationele en materiële plannen van de krijgsmacht Operationele en materiële plannen kunnen worden onderverdeeld in plannen voor de korte en middellange termijn (0-10 jaar) en plannen voor de lange termijn (10-25 jaar) - Korte- en middellange-termijnplannen. Deze plannen zijn neergelegd in het Defensieplan. Bij het vaststellen ervan wordt rekening gehouden met de plannen van de bondgenoten via de Navo-planningprocedure. In Navo verband zijn recentelijk bovendien de CDI (Conventional Defence Improvements) van start gegaan, waarvan de eerste maatregelen in mei 1985 zijn goedgekeurd. Hiermede zal bij de nationale plannen rekening worden gehouden. In deze plannen wordt de behoefte aangegeven aan nieuwe wapensystemen of delen daarvan c.q. de vervanging van verouderde (deel)systemen Deze plannen vormen vanwege hun concrete karakter een goed uitgangs punt voor de bepaling van de behoefte aan onderzoek en ontwikkeling voor de desbetreffende periode. Voor de ontwikkeling van nieuwe hoogwaardige technologieën en het toepassingsrijp maken daarvan en vervolgens voor de ontwikkeling van geavanceerde (wapen)systemen is deze periode (0-10 jaar) veelal te kort. Derhalve worden ook plannen voor de lange termijn ontwikkeld. - Lange-termijnplannen Zowel nationaal als in Navo verband geldt dat de lange termijnplannen minder concreet en meer indicatief zijn. Een nieuw element ten aanzien van de lange termijnplannen is het in het kader van de Navo opgestelde conceptuele militaire raamwerk (Conceptual Military Framework). Dit raamwerk is in december door de Navo Raad goedgekeurd. Het vormt de basis voor plannen gericht op de versterking van de conventionele verdediging Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

6 Met het conceptuele militaire raamwerk wordt een voor de gehele Navo geldend internationaal kader geschapen waarin alle essentiële militaire taken zijn geïnventariseerd, gedefinieerd en in een onderling verband gebracht. Het doel daarvan is op die wijze een gezamenlijke basis te verschaffen waaraan richtlijnen en prioriteiten voor de lange-termijnplannen kunnen worden ontleend. Voor een meer concrete invulling van de lange-termijnplannen zal het raamwerk mede in beschouwing genomen worden. Plannen voor wetenschappelijk onderzoek a. Doorlopend Werkprogramma Jaarlijks worden plannen opgesteld waarin de onderzoeksprogramma's van de voor het Ministerie van Defensie werkende laboratoria en instituten voor de eerstvolgende vier jaar worden bepaald (zogenaamde doorlopende werkprogramma's). Bij de opstelling van deze programma's wordt in overleg tussen de laboratoria en instituten en vertegenwoordigers van het Ministerie van Defensie rekening gehouden met: - de beperkte capaciteit voor defensie-onderzoek in Nederland; - de noodzaak tot het instandhouden van expertise voor het bijstaan van de krijgsmacht in haar directe taakuitvoering; - de noodzaak tot het ondersteunen van de krijgsmacht bij het vaststellen van toekomstige behoeften. b. Lange-termijnbehoefteplan Om tijdig op bepaalde ontwikkelingen in de militaire dreiging en technologie-ontwikkelingen te reageren, is inzicht nodig in de ontwikkeling over een periode welke langer is dan vier jaar. Mede uit een oogpunt van een zo doelmatig mogelijk gebruik van de beschikbare onderzoekcapaciteit en een tijdige voorbereiding op toekomstige wetenschappelijke ondersteuning van de krijgsmacht is ter aanvulling op het doorlopend werkprogramma begonnen met het opstellen van een zogenaamd lange-termijnbehoefteplan voor wetenschappelijk onderzoek. Dit plan gaat uit van de bestaande plannen van de krijgsmacht voor de middellange termijn en extrapoleert voor de periode daarna vanuit bekende en zich aftekenende operationele en technisch wetenschappelijke ontwikkelingen. Het lange-termijnbehoefteplan zal in de toekomst een van de belangrijkste uitgangspunten worden, waarop het doorlopend werkprogramma zal worden gebaseerd. Het lange-termijnbehoefteplan zal tevens bijdragen aan het inzicht in de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte aan defensie-onderzoek. Het lange-termijnbehoefteplan zal medio 1987 gereed zijn. De Kamer zal over de inhoud ervan worden geïnformeerd en aldus in de gelegenheid zijn het gevoerde beleid te beoordelen. Defensie-technologieconcept Naast het lange termijnbehoefteplan is een begin gemaakt met het opstellen van een defensie-technologie-concept. Is het lange-termijnbehoefteplan met name gericht op de laboratoria en instituten van onderzoekinstellingen, het defensie-technologie-concept richt zich vooral op de behoefte aan de ontwikkeling door het bedrijfsleven van voor het Ministerie van Defensie relevante technologieën De ontwikkeling van een defensietechnologie-concept houdt in dat de krijgsmachtdelen zullen formuleren welke behoefte op het gebied van nieuw materieel en nieuwe capaciteiten op lange termijn zullen ontstaan, zowel in Nederland als in internationaal verband, en welke toekomstige technologische behoeften daaruit voortvloeien. In samenwerking met de industrie zal vervolgens gezocht worden naar de mogelijkheden om de technologie die nodig is om in deze Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

7 toekomstige behoeften te kunnen voorzien, zoveel mogelijk in Nederland te laten ontwikkelen. Aangezien het niet in het voornemen ligt alle voor het Ministerie van Defensie interessante technologiegebieden in het defensie-technologieconcept op te nemen is een keuzebepaling noodzakelijk. Voor het bepalen van deze keuzen zijn criteria nodig. Enige van deze criteria zijn: - de specifieke betekenis van een technologiegebied voor de Nederlandse defensie; - het al dan niet toegankelijk zijn van zekere technologiegebieden bij de bondgenoten; - het al dan niet goed ontwikkeld zijn van de technologische basiskennis in Nederland; - het al dan niet aansluiten op expertise en capaciteiten van de Nederlandse industrie. Technologiegebieden die voor opname in het defensie technologie-con cept in aanmerking komen zijn onder meer: - automatisering; - communicatietechnieken; - defensie-toepassingen op het gebied van ruimtevaart; - energie (besparing, opwekking); - explosieveiligheid; - geavanceerde detectie-middelen, zowel elektromagnetisch als mechanisch; - kunstmatige intelligentie; - maritieme techniek; - micro-elektronica; - nieuwe materialen; - oefen- en opleidingssimulatoren; - precisie-geleide wapens in combinatie met slimme munities; - pulsfysica, onder andere ten behoeve van elektromagnetische lancering; - robotica. Het defensie technologie-concept zal ook een uitgangspunt zijn voor internationale samenwerkingsprojecten op het gebied van defensie-on derzoek. Het defensie-technologie-concept zal in 1987 worden geformuleerd. De Kamer zal over de inhoud ervan eveneens worden geïnformeerd. De laboratoria en instituten De activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van het Ministerie van Defensie zijn geconcentreerd bij een betrekkelijk klein aantal laboratoria. Allereerst betreft het hier de drie laboratoria die tot de Hoofdgroep Defensie Onderzoek (HBO) van TNO behoren: het Fysisch en Elektronisch Laboratorium (FEL); het Instituut voor Zintuig Fysiologie (IZF); het Prins Maurits Laboratorium (PML). Voor een uitvoeriger beschrijving van de werkzaamheden van de diverse laboratoria wordt verwezen naar bijlage 2 bij deze nota. Ook wordt voor het Ministerie van Defensie werk verricht in andere TNO-laboratoria zoals onder andere het Medisch Biologisch Laboratorium (MBL), het Kunststof en Rubber Instituut, de Technisch Physische Dienst en het Metaal Instituut. Voorts verrichten het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) en het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) belangrijk onderzoek voor het Ministerie van Defensie. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

8 De laboratoria richten zich op het ondersteunen van de taakuitoefening van de krijgsmacht, zoals het leveren van wetenschappelijke ondersteuning bij de ontwikkeling en verwerving van geavanceerd defensie-materieel. Bij grote materieelprojecten is vaak meer dan één afdeling, of meer dan één laboratorium betrokken. Zo is voor de ontwikkeling van de radar en de munitie van de Goalkeeper verzoek verricht door het FEL en het PML. Voor het Walrusproject zijn ook verschillende laboratoria werkzaam geweest: FEL, IZF, MARIN. Ook bij onderzoek en ontwikkeling van de nieuwe persoonlijke standaarduitrusting (PSU 80) zijn verscheidene laboratoria betrokken geweest. De coördinatie die voor de aanpak van grotere onderzoek" en ontwikkelingsprojecten nodig is, zal in samenwerking met de HDO worden versterkt. Hierop wordt in hoofdstuk 3 nader ingegaan. Defensie-technologie, de Nederlandse industrie en de Nederlandse onderzoekinstellingen Defensie-technologie en technologische vernieuwing Een van de drie doelstellingen die in de nota «Defensie en de Nederlandse industrie» werden aangekondigd is de intensivering van het defensie-technologiebeleid ter versterking van de positie van Nederlandse ondernemingen die bij de produktie van defensiematerieel zijn betrokken. In die nota werd vooral ingegaan op de vraag hoe de Nederlandse industrie in het algemeen sterker betrokken kan worden bij de vervulling van de materiële behoefte van de krijgsmacht. Daarbij werden verbetering van de informatievoorziening, stimulering van samenwerking van industrieën, intensivering van internationale samenwerking en het verkrijgen van meer directe tegenorders in de militaire sfeer als beleidsuitgangspunten genoemd. In het algemene technologiebeleid (gecoördineerd door de Minister van Economische Zaken) wordt rekening gehouden met de wisselwerking tussen militaire en civiele technologische ontwikkeling. De ontwikkeling van defensie-technologie speelt in een aantal industrielanden een wezenlijke rol in de versterking van het concurrentievermogen en de technologische capaciteiten van de eigen industrie. In het buitenland komt het steeds vaker voor dat onderzoek" en ontwikkelingsprogramma's op het gebied van sleuteltechnologieën, die zowel voor het Ministerie van Defensie als voor de civiele sector van belang zijn, rechtstreeks door de overheid worden gefinancierd. In hoofdstuk 3 zal hierop nader worden ingegaan. De voornaamste sectoren voor op het Ministerie van Defensie gerichte industriële bedrijvigheid zijn de elektronische/optronische/elektrotechnische industrie en de metaalverwerkende industrie (scheepsbouw, auto-, vliegtuig- en machine-industrie). De snelle ontwikkeling op het gebied van kunststoffen brengt met zich mee dat ook grondstoffen en halffabrikaten van kunststof in toenemende mate in militair materieel worden toegepast. Bevordering «spin-off»-effecten Het onderscheid tussen op defensiedoeleinden en civiele doeleinden gericht wetenschappelijk onderzoek en technologie vervaagt. Een groeiend deel van de algemene technologische ontwikkeling kan voor beide doeleinden worden ingezet. Ontwikkelingen in het buitenland leren dat spin-off-effecten een belangrijke rol kunnen spelen bij de versterking van het concurrentievermogen op de internationale markt. Het benutten van spin-off-effecten binnen de industrie is uiteraard een eigen verant woordelijkheid van de betrokken bedrijven. Er dient naar te worden gestreefd de kennis die voortkomt uit het defensie-onderzoek, zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan civiele activiteiten in de Nederlandse marktsector en onderzoekinstellingen en instituten. De Ministeries van Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

9 Defensie en van Economische Zaken zullen gemeenschappelijk nagaan hoe - met inachtneming van de specifieke eisen voor defensieonderzoek - deze verbreiding van kennis kan worden uitgevoerd. Met name zal aandacht moeten worden besteed aan een verantwoorde overdracht van de kennis opgedaan bij de Hoofdgroep Defensie Onderzoek-TNO. Het begrip «spin-off» werd overigens tot voor kort alleen uitgelegd als het mede benutten van op defensie-gebied ontwikkelde technologie voor civiele doeleinden. De snelle technologische ontwikkeling die zich op civiel gebied voordoet in de laatste jaren, leidt er toe dat in toenemende mate ook zal moeten worden nagegaan welke mogelijkheden zich voordoen in de civiele technologische ontwikkeling voor toepassing op defensiegebied. In die zin zal er in de komende jaren een steeds grotere wisselwerking optreden tussen beide gebieden van technologieontwikkeling. Internationale samenwerkingsprojecten Nederland is op verschillende manieren betrokken bij internationale samenwerking op het gebied van defensie-technologieontwikkeling. Zo nam de Amerikaanse minister van Defensie in 1982 een initiatief dat was gericht op een zo goed mogelijke benutting van nieuwe technologieën (emerging technologies, ET) door de krijgsmachten van de Navo-landen. De lepg-landen hebben benadrukt dat de keuze van nieuwe technologieën voor toepassing in wapensystemen niet aan de Amerikanen alleen mag worden overgelaten. De IEPG heeft daarom een inventarisatie van projecten gemaakt die zich lenen voor transatlantische technologische samenwerking. Daartoe behoren autonome 155 mm eindgeleidemunitie, anti-tank geleide wapens, munitie tegen vliegvelden en waarneming/doelopsporing met op afstand bestuurde systemen. In een aantal van deze projecten is Nederland geïnteresseerd vanuit de bestaande militaire behoeften en/of de industriële mogelijkheden. Transatlantische samenwerking is slechts een deel van de internationale samenwerking met betrekking tot defensietechnologie. In de IEPG zijn substantiële vorderingen op dit gebied gemaakt. Medio wezen de ministers van Defensie van de lepg-landen vijf gebieden aan waarop de technologische samenwerking binnenkort zou kunnen beginnen; de ministers kwamen in beginsel overeen voor projecten op deze terreinen geld ter beschikking te stellen. Deze technologische samenwerkingsprojecten (Coöperative Technology Projects, CTP's) betreffen: (a) micro-elektronica op basis van de gallium-arsenide technologie; (b) zeer sterke lichtgewicht materialen; (c) composiet materialen, onder andere voor pantserbescherming; (d) beeldverwerking; (e) conventionele munitie. Afspraken tussen samenwerkende landen worden vastgelegd in een memorandum of understanding. Elk land is binnen de gemaakte afspraken verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn eigen deel. Nederland is direct betrokken bij CTP's in de onder b, c en d genoemde gebieden. Voor deze betrokkenheid is het belangrijk dat het bedrijfsleven zich bereid heeft verklaard daarin deel te nemen. In totaal zijn in de IEPG thans circa 25 CTP's in voorbereiding. Van nog niet genoemde gebieden is Nederland geïnteresseerd in: (f) dataverwerking, geavanceerde radarsystemen; (g) informatieverwerking voor sensor systemen; (h) voortdrijvende ladingen (kruit) met lage kwetsbaarheid voor omgevingsinvloeden zoals schokken, hitte en dergelijke. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs. 1-2 l l

10 Ook voor de ruimtevaart zijn mogelijkheden aanwezig voor internationale samenwerking. Tot dusver zijn de gezamenlijke Europese ruimtevaart-activiteiten uitsluitend civiel van karakter geweest. Landen als de Bondsrepubliek Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk besteden veel aandacht aan militaire ruimtevaart. Ruimte-activiteiten kunnen van groot belang zijn voor wapenbeheersingsdoeleinden (waarneming, verificatie) en voor communicatie. Europese samenwerking op dit gebied is onontbeerlijk. Voor Nederland, dat beschikt over een niet te verwaarlozen industriële ervaring op het gebied van de ruimtevaarttechnologie, kan het van belang zijn bij dergelijke ontwikkelingen betrokken te zijn. Ook de Nederlandse krijgsmacht zal in de toekomst gebruik gaan maken van systemen in de ruimte voor communicatie, waarneming en navigatie. 3. BELEIDSINSTRUMENTEN Inleiding Nederland besteedt in vergelijking met andere landen weinig geld aan onderzoek en ontwikkeling voor defensie. Uitgedrukt als percentage van de totale defensie-uitgaven besteedt Nederland circa 1% aan onderzoek en ontwikkeling. In landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk beloopt dit percentage meer dan 10%. In Zweden, de Bondsrepubliek Duitsland, Australië, Noorwegen en Italië wordt in relatieve zin meer aan onderzoek en ontwikkeling besteed. In bijlage 3 is als illustratie een diagram (ontleend aan het jaarboek 1985 van het Stockholm International Peace Research Institute) opgenomen. Instrumenten en financiering De bestaande mogelijkheden voor met name technologie- en materieelontwikkeling op civiel gebied zullen optimaal worden gebruikt. Voorts zullen het beleid voor wetenschappelijk onderzoek en het defensie-technologiebeleid maximaal op elkaar worden afgestemd. De behoefte van de krijgsmacht, onder meer verwoord in het lange-termijnplan voor wetenschappelijk onderzoek en het defensie-technolcgie-concept, zal daarbij als leidraad dienen. Daartoe is het nodig dat een proces tot realisatie van samenwerking tussen industrie, overheid (voornamelijk Defensie) en onderzoekinstellingen in gang wordt gezet. Bij het uitvoeren van het defensie-technologiebeleid staan naast defensie-instrumenten ook instrumenten ter beschikking die (mede) door andere departementen worden beheerd. Van welk instrument in een gegeven situatie gebruik zal worden gemaakt hangt sterk af van de fase waarin een bepaalde defensie-technologie-ontwikkeling zich bevindt. Zo dient er sprake te zijn van een aanmerkelijke risicodragende deelname van de betrokken industrie indien het gaat om een fase van technologieontwikkeling die betrekkelijk vergevorderd is. Is er daarentegen sprake van de allereerste stadia van technologie-ontwikkeling waaraan nog grote risico's zijn verbonden, dan kan er in bijzondere gevallen aanleiding zijn dit volledig door het Ministerie van Defensie te laten financieren. Het defensie-technologiebeleid kent het volgende beleidsinstrumentarium: - het wetenschappelijk onderzoek op defensie gebied; - de bestaande Codema regeling; - uitbreiding van de Codema-regeling met defensie-technologie-projecten; - rechtstreekse defensie-financiering van defensie-technologie-ontwik keling; - het instrumentarium van het Ministerie van Economische Zaken voor technologische vernieuwing; Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

11 - de mogelijke financiële bijdrage van instellingen van wetenschappelijk onderzoek. Het wetenschappelijk onderzoek op defensie-gebied Het Ministerie van Defensie besteedt jaarlijks ruim f 100 min. aan wetenschappelijk onderzoek op defensie-gebied. Dit onderzoek wordt grotendeels verricht in instituten die deel uitmaken van de Hoofdgroep Defensie Onderzoek van TNO, het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium, het Maritiem Research Instituut Nederland en het Medisch Biologisch Laboratorium-TNO. Het overgrote deel van het wetenschappelijk onderzoek heeft een ondersteunende functie voor de taakuitoefening van de krijgsmachtdelen. Zo wordt onder meer wetenschappelijke ondersteuning geleverd op het gebied van operationele evaluaties en behoeften, verwerving, gebruik en instandhouding van materieel en mens-machine relaties. In het kader van het defensie-technologiebeleid verdient dat deel van het wetenschappelijk defensie-onderzoek dat zich richt op technologieen materieelontwikkeling extra aandacht. De werkprogramma's voor de laboratoria en instituten zullen hier zo goed mogelijk op moeten aansluiten. De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek dat in opdracht van het Ministerie van Defensie wordt uitgevoerd, worden (voor zover mogelijk uit een oogpunt van classificatie) meer toegankelijk gemaakt voor daarvoor in aanmerking komende Nederlandse ondernemingen en onderzoekinstellingen. Zowel voor het vanuit het Ministerie van Defensie beïnvloeden van de werkprogramma's als voor het toegankelijk maken van onderzoekresultaten voor Nederlandse ondernemingen is een veelvuldig overleg tussen het Ministerie van Defensie en de Hoofdgroep Defensie Onderzoek van TNO vereist. Met deze taak is de onlangs ingestelde Directie Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling bij het Ministerie van Defensie belast. Ten slotte zal nader worden bezien of instellingen voor toegepast en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek voor het Ministerie van Defensie relevant onderzoek kunnen verrichten, en zo ja welk onderzoek daarvoor in aanmerking komt. Om de coördinatie tussen de Hoofdgroep Defensie Onderzoek van TNO en het Ministerie van Defensie te versterken is besloten dat de materieel-directeuren zitting nemen in de Raad voor Defensie-onderzoek. Tevens is besloten dat het plaatsvervangend voorzitterschap voor de Raad voor Defensie-onderzoek wordt bekleed door de Directeur Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling van het Ministerie van Defensie. Een en ander zal worden ingepast in de TN0- structuur conform de TNO-wet, zoals deze binnenkort in werking zal treden. De Codema-regeling Ter bevordering van de ontwikkeling van defensiesystemen door de Nederlandse industrie bestaat de Commissie Ontwikkeling Defensie Materieel (Codema). De Commissie heeft tot taak het selecteren en medefinancieren van onderzoek- en ontwikkelingsprojecten op het gebied van defensie-materieel. Voorwaarde daarbij is dat dergelijke projecten worden uitgevoerd door het Nederlandse bedrijfsleven. In de Commissie hebben vertegenwoordigers van de Ministeries van Defensie, van Economische Zaken, van Buitenlandse Zaken en van Financiën zitting. De Directeur Generaal Materieel van het Ministerie van Defensie is voorzitter van de Codema. Financiering van opdrachten geschiedt in principe met de volgende verdeelsleutel: eenderde ten laste van het Ministerie van Defensie, eenderde ten laste van het Ministerie van Economische Zaken en eenderde ten laste van de industrie. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

12 Vanaf 1976 tot begin 1985 werden in het kader van de Codema-regeling 11 project-voorstellen in de marine-sfeer en een gelijk aantal voor landmachtmaterieel gehonoreerd. Vanuit Codema werd over die periode in totaal f98 min. bijgedragen. In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van deze Codema-projecten. De bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken aan Codemaprojecten wordt gefinancierd uit het artikel Ontwikkelingskredieten. Dit betekent dat bij commercieel succes het door de overheid verstrekte bedrag wordt terugbetaald via een speciale regeling. Onlangs heeft het Ministerie van Defensie de jaarlijks voor Codema beschikbare middelen verhoogd van f8 min. tot f 10 min. Het Ministerie van Economische Zaken hanteert dezelfde bovengrens van f 10 min. voor zijn aandeel in de Codema-regeling. Dit betekent dat thans jaarlijks f30 min. beschikbaar is voor het ontwikkelen van defensie-materieel. Met het Ministerie van Economische Zaken wordt een verbetering van de werkwijze van Codema voorbereid met als doel de behandelingsprocedure van projectvoorstellen vanaf het moment van indienen tot en met het sluiten van een contract beter te stroomlijnen en daardoor te versnellen. Uitbreiding van de Codema-regeling De taak van Codema is aangepast om in dit forum ook defensie-technologieprojecten te behandelen De ontwikkeling van defensie-technologie kan in het aanvangsstadium extra worden bevorderd indien ook de nodige financiële impulsen worden gegeven. Voor het stimuleren van defensietechnologieprojecten wordt, zoals reeds vermeld in de nota «Defensie en de Nederlandse Industrie», door het Ministerie van Defensie met ingang van 1986 een bedrag van f 5 min. gereserveerd. In de jaren daarna kan dit bedrag tot f 10 min. worden verhoogd. Defensie-technologieprojecten zullen worden behandeld door de Codema. Evenals bij de Codema-regeling voor materieelontwikkelingsprojecten het geval is, zal het Ministerie van Economische Zaken in deze technologie-projecten participeren. Op deze wijze wordt vanuit het Ministerie van Economische Zaken vorm gegeven aan het aandachtsgebiedenbeleid; reden waarom ook de beschikbaar te stellen middelen ten laste van de fondsen ten behoeve van het aandachtsgebiedenbeleid worden opgebracht. Naast de f30 min. voor het ontwikkelen van defensie-materieel zal dus minimaal f 1 5 min. op jaarbasis voor defensie-technologieprojecten beschikbaar zijn. Dit bedrag zou kunnen groeien tot maximaal f30 min. Rechtstreekse defensie-financiering van defensie-technologie Naast de andere beleidsinstrumenten bestaat de behoefte in voorkomende gevallen te kunnen beschikken over mogelijkheden om op basis van rechtstreekse defensie-financiering bij de industrie en/of onderzoekinstellingen opdrachten te plaatsen voor het ontwikkelen van voor het Ministerie van Defensie belangrijke technologieën. Die noodzaak kan ontstaan indien het Ministerie van Defensie een specifieke behoefte heeft om een bepaalde technologie-ontwikkeling te laten onderzoeken zonder dat hiervoor vanuit de industrie bereidheid tot financiële deelname bestaat. Een andere reden kan zijn dat het in internationaal verband noodzakelijk blijkt dat opdrachten door de overheid worden verstrekt. Zo kan het voorkomen dat andere overheden normaal zo'n procedure toepassen en Nederlandse deelname slechts mogelijk is als op dezelfde wijze te werk wordt gegaan. Er dient in alle gevallen een nadrukkelijk defensiebelang in het geding te zijn. Bij het toepassen van dit instrument zullen de gebruikelijke commerciële procedures van toepassing zijn zoals het stellen van concurrentie, het afsluiten van adequate contracten en het zorgvuldig formuleren van de onderzoeksopdracht. Voor wat betreft de financiering geldt dat de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

13 benodigde fondsen binnen de totale kosten van het betreffende project planmatig zullen worden verwerkt en zodoende niet tot extra beslaglegging zullen leiden. De uitkomsten van zo'n ontwikkelingsopdracht worden het eigendom van het Ministerie van Defensie. Van belang is nog dat het hier niet gaat om een complete ontwikkeling tot een bruikbaar produkt maar om een deelopdracht in het voortraject van een project, gericht op onderzoek of een specifieke technologie. Voor het betrokken bedrijf en/of onderzoekinstelling houdt dit in dat geen zekerheid bestaat omtrent het eventueel krijgen van vervolgopdrachten. Indien dat wel het geval is dienen reeds door het Ministerie van Defensie betaalde ontwikkelingskosten bij het verlenen van opdrachten in aanmerking te worden genomen bij de prijsstelling. Wel heeft het bedrijf uiteraard zich de kennis ook eigen kunnen maken en zal daar zijn voordeel mee kunnen doen. Bij de selectie van zowel in aanmerking komende onderwerpen als van bedrijven/instellingen gelden uiteraard criteria die elders in deze nota staan vermeld. Een van deze criteria zal zijn dat door het niet volledig financieren een onredelijke lastenverzwaring zou ontstaan ten opzichte van concurrerende ondernemingen in het buitenland. Voorts zal het geheel aan mogelijkheden op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van de in aanmerking komende instellingen of bedrijven een belangrijke maatstaf zijn. Het instrumentarium van het Ministerie van Economische Zaken Naast de Codema-regeling waarvan de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken voor de uitbreiding naar de technologiefase zoals eerder is opgemerkt wordt gefinancierd uit de middelen van het aandachtsgebiedenbeleid beschikt het Ministerie van Economische Zaken over twee andere stimuleringsinstrumenten die relevant zijn voor het Ministerie van Defensie. a. De regeling innovatieve overheidsaanschaffingen Deze is ingesteld ter bevordering van innovatie in het bedrijfsleven door middel van (toekomstige) overheidsaanschaffingen van produkten en diensten waarvoor nog ontwikkelingswerk moet geschieden. De door het Ministerie van Economische Zaken verleende subsidie wordt verstrekt aan de opdrachtgevende instantie ter ondersteuning van de proef/demonstratie aanschaffing. In die gevallen waarin de betreffende onderneming in relatie tot de aanschaffingen specifieke ontwikkelingen pleegt, kan een ondersteuning in de ontwikkelingskosten worden gegeven. Deze regeling is ook van toepassing op de aanschaffingen van het Ministerie van Defensie, met uitzondering van de wapensystemen/deelsystemen die onder de Codema-regeling vallen. In de periode is voor f 11,6 min. besteed aan defensie-materieelprojecten. b. De Innovatiegerichte Onderzoekprogramma's (lop's) De innovatiegerichte onderzoekprogramma's van de Ministeries van Economische Zaken en van Onderwijs en Wetenschappen richten zich op het stimuleren van innovatiegericht onderzoek bij universiteiten, Techni sche Hogescholen en overige onderzoekinstellingen. Doelstelling van deze programma's is het realiseren van een betere afstemming van toegepast wetenschappelijk onderzoek op de behoefte van de marktsector (voor een uitgebreide uiteenzetting zij verwezen naar het Beleidsoverzicht Technologie ). Het gaat hier om onderzoekprogramma's die gericht zijn op vrij brede technologie ontwikkelingen waarvan sommige mogelijkerwijs raakvlakken hebben met defensie technologie Daarom voert het Ministerie van Defensie overleg met betrokken ministeries om Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

14 nauwer bij de onderzoekprogramma's te worden betrokken. Dit zou ook kunnen in de vorm van een financiële bijdrage, hetgeen overigens binnen de beschikbare budgettaire ruimte van het Ministerie van Defensie wordt opgevangen. Samenwerking Ministeries van Defensie en Wetenschapsbeleid (O&W) In het defensie-technologiebeleid is het onderzoek als eerste stap naar technologie- en materieelontwikkeling van groot belang. Dit vereist een goede coördinatie tussen de verschillende fasen voorafgaande aan de produktie van defensie-materieel. In dit kader is besloten na te gaan op welke wijze de Ministeries van Defensie en Onderwijs en Wetenschappen de relatie tussen wetenschappelijk onderzoek en defensie-technologiebeleid zo goed mogelijk kunnen invullen. Dit onderzoek zal een uitgangspunt vormen voor een nader vast te stellen structuur waarbij de verantwoordelijke departementen, en instellingen voor wetenschappelijk onderzoek betrokken zijn. Met erkenning van de eigen aard, het belang en de situatie van de onderzoekswereld en van het Ministerie van Defensie kan samenwerking worden ingevuld door interdepartementaal gefinancierde samenwerkings programma's op specifieke gebieden. Hierbij valt bij voorbeeld te denken aan waarneming vanuit de ruimte (remotesensing) en het voorkomen van explosies. Door deze samenwerking kan enerzijds vanuit de onderzoekwereld informatie worden aangedragen over verwachte ontwikkelingen die ten grondslag kunnen liggen aan het lange-termijnbehoefteplan, anderzijds kan het civiel onderzoek profiteren van in het militaire onderzoeksysteem aanwezige kennis en expertise. In dit kader kan een financiële bijdrage van instellingen voor wetenschappelijk onderzoek tot de mogelijkheden behoren. De noodzaak van coördinatie De kern van het defensie-technologiebeleid is het tot stand brengen van samenhang tussen de materieelplannen, de potentiële mogelijkheden van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling én het vermogen van het bedrijfsleven nieuwe technologieën toe te passen. Tussen de achtereenvolgende stadia van ontwikkeling van defensie-materieel, te weten: onderzoek (fundamenteel en toegepast), technologie-ontwikkeling en materieelontwikkeling (produkt) is coördinatie vereist. Een belangrijk gegeven bij deze coördinatie is dat grenzen tussen onderzoek en ontwikkeling voor civiele toepassingen en voor defensietoepassingen vervagen. Enerzijs kunnen resultaten van onderzoek en ontwikkeling wat voor het Ministerie van Defensie is verricht een uitstraling hebben naar civiele toepassingen, maar anderzijds kan het Ministerie van Defensie zijn voordeel doen met resultaten van onderzoek en ontwikkeling in de civiele sector. Om tot een zo goed mogelijke benutting van de beschikbare onderzoekcapaciteit te komen is interdepartementale coördinatie noodzakelijk aangezien ook andere ministeries bij het technologisch onderzoek en ontwikkeling zijn betrokken. Coördinatie is ook noodzakelijk om de informatie over de lange termijn onderzoekbehoefte en het defensie-technologieconcept over te brengen naar de daarvoor in aanmerking komende onderzoekinstellingen en industrie. In verband met het streven het aantal raden en commissies te beperken wordt niet overwogen een nieuw coördinatie-orgaan in het leven te roepen. Bestaande organen zullen daar waar nodig worden aangepast om het defensie-technologiebeleid ook in organisatorische zin vorm en inhoud te geven. Deze coördinatie wordt binnen de overheid gerealiseerd door: Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

15 - De interdepartementale stuurgroep Defensie en de Nederlandse Industrie. In deze stuurgroep hebben thans zitting de Ministeries van Defensie, van Economische Zaken, van Buitenlandse Zaken, van Financiën en van Sociale Zaken. Het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen zal daaraan worden toegevoegd. Onder voorzitterschap van de Staatssecretaris Materieel van Defensie wordt het defensie-technologiebeleid interdepartementaal afgestemd. Deze afstemming houdt ook de afsterrv ming in van de overheid voor zaken betreffende de defensietechnologiebeleid naar ondermeer de Adviesraad Militaire Productie. Tevens dient er een goede coördinatie tussen de overheid en het bedrijfsleven plaats te vinden. Voor een dergelijke coördinatie is de adviesraad Militaire Productie het aangewezen forum. - De Adviesraad Militaire Productie heeft tot taak te adviseren over de coördinatie van industriële activiteiten op defensiegebied van overheid en bedrijfsleven. Ook de advisering over de coördinatie op het gebied van het ontwikkelen van defensie-technologie zal in dit forum worden ondergebracht. Dit wordt momenteel nader uitgewerkt in het kader van de algemene evaluatie over het functioneren van overheidsadviesorganen, waarbij taak en samenstelling van de Adviesraad Militaire Productie kritisch worden doorgelicht. Het betrekken van het defensie-technologiebeleid bij de taak van de Adviesraad Militaire Productie zal tot uiting moeten worden gebracht door deelname van de bij dit onderwerp betrokken vertegenwoordigers vanuit de overheid en het bedrijfsleven. Tevens is besloten dat de voorzitter van de Adviesraad Militaire Productie onafhankelijk moet zijn van zowel de overheid als de industrie en zal kunnen beschikken over een versterkt onder hem ressorterend secretariaat. 4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES a. Tussen wetenschappelijk en toegepast-onderzoek, technologie-ontwikkeling en materieelontwikkeling bestaat een functioneel verband. Het beheersen van het gehele materieel maakt het voeren van een defensie-technologiebeleid noodzakelijk dat deze elementen omvat en integreert. b. De kern van het defensie-technologiebeleid is het tot stand brengen van een samenhang tussen: - operationele plannen om te voorzien in de militaire behoefte van de krijgsmacht; - potentiële mogelijkheden van wetenschappelijk onderzoek en technologie-ontwikkeling; - het vermogen van het bedrijfsleven nieuwe technologieën toe te passen bij de ontwikkeling en produktie van defensie-materieel. Voorkomen dient te worden dat ontwikkelingen in plannen, technologie en produktievermogen geïsoleerd plaatsvinden. De overheid heeft hierin een coördinerende rol te vervullen. Vroegtijdige uitwisseling van militaire, wetenschappelijke en industriële informatie is daarbij essentieel. c. Het ontwikkelen van defensie-technologie is gericht op een kwalitatie verbetering van het defensiematerieel en op het bevorderen van internationale, met name Europese, samenwerking. d. Internationale samenwerking op het gebied van technologie-ontwikkeling is essentieel. Voor de Europese materieelsamenwerking is de Independent European Programme Group (IEPG) het belangrijkste orgaan. In de IEPG krijgt gemeenschappelijke technologie ontwikkeling hoge prioriteit in de vorm van «Cooperative Technology Projects» (CTP's). Deze vormende basis van de toekomstige materieelsamenwerking. e. Het Ministerie van Defensie besteed jaarlijks ruim f 100 min. aan wetenschappelijk onderzoek, onder meer via de Hoofdgroep Defensie Onderzoek van TNO. Het deel van het onderzoek dat zich richt op Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

16 technologie- en materieelontwikkeling zal extra aandacht krijgen. De werkprogramma's van de laboratoria zullen hierop zo goed mogelijk aansluiten. Resultaten van het onderzoek zullen voor zover mogelijk toegankelijk gemaakt worden voor het bedrijfsleven. Aandacht zal worden besteed aan communicatie met instellingen voor wetenschappelijk onderzoek. f. Met de Commissie Ontwikkeling Defensie Materieel (Codema) zijn goede ervaringen opgedaan. Het Ministerie van Defensie heeft de jaarlijks voor Codema-projecten beschikbare middelen verhoogd tot f 10 min. Het Ministerie van Economische Zaken en het bedrijfsleven leveren in principe een gelijke bijdrage. Dit betekent dat thans jaarlijks f30 min. beschikbaar komt voor het ontwikkelen van defensiematerieel. g. De werkingssfeer van de Codema zal worden uitgebreid, zodat ook technologie-ontwikkelingsprojecten kunnen worden gefinancierd. Dit is tevens van belang voor de realisering van de Nederlandse deelneming in de CTP's voor de IEPG. Voor het uitvoeren van technologie-projecten in het kader van de Codema-regeling is voor een bedrag van f 5 min. gereserveerd. Een groei van dit bedrag in de komende jaren is voorzien. In het kader van de Codema-regeling levert het Ministerie van Economische Zaken en het bedrijfsleven eveneens een bijdrage aan technologieprojecten. h. Er wordt een regeling ontworpen die het mogelijk maakt in bijzondere omstandigheden te komen tot een rechtstreekse volledige financiering door het Ministerie van Defensie van defensie-technologieprojecten bij de industrie en/of onderzoekinstellingen. i. De regeling innovatie overheidsaanschaffingen van het Ministerie van Economische Zaken kan mede ingezet worden voor het defensie-technologiebeleid. j. De Ministeries van Defensie en van Onderwijs en Wetenschappen zullen onderzoek in hoeverre vormen van samenwerking gerealiseerd kunnen worden in de vorm van programma's op specifieke gebieden. Deze samenwerking is tevens van belang voor de communicatie met instellingen voor wetenschappelijk onderzoek. k. In de interdepartementale Stuurgroep Defensie en de Nederlandse Industrie zal het defensie-technologiebeleid worden gecoördineerd. De Adviesraad Militaire Productie draagt zorg voor de advisering ten aanzien van coördinatie van het technologiebeleid tussen overheid en bedrijfsleven. Taak en samenstelling van zowel de stuurgroep als de adviesraad zullen worden aangepast. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

17 BIJLAGE 1, behorende bij Nota Defensie Technologie BEGRIPPEN 1. Technologie. Van de vele definities van het begrip technologie luiden twee gangbare als volgt: 1.1. Onder technologie wordt verstaan het geheel van praktische kennis en deskundigheid, steunend op de kennis van natuurwetenschappen, dat nodig is om via technische processen te voorzien in de menselijke behoefte aan goederen en diensten Technologie is de verzamelnaam voor alle ideëen, methoden en voorwerpen voor gebruik in produkten, inclusief planning en uitvoering van simulaties, demonstratiemodellen en processen. De laatste definitie is geaccepteerd in lepg-verband en wordt in deze nota als uitgangspunt gehanteerd. 2. Fundamenteel onderzoek. Hieronder wordt verstaan het verrichten van theoretisch en/of experimenteel wetenschappelijk werk ter verkrijging van nieuwe kennis omtrent het wezen van verschijnselen en waarneembare feiten. Verreweg het grootste gedeelte van het fundamenteel onderzoek wordt verricht door Universiteiten, Technische Hogescholen en instituten voor fundamenteel onderzoek. TNO, met inbegrip van de Hoofdgroep Defensie Onderzoek van TNO, verricht dit type onderzoek alleen indien de desbetreffende kennis niet beschikbaar is in het wetenschappelijk circuit of denkbare toepassingen van groot potentieel belang zijn en de kwaliteit van de onderzoekers in het betrokken gebied hoog is. 3. Toegepast onderzoek. Hieronder wordt verstaan het verrichten van experimenteel wetenschappelijk werk gericht op het realiseren van specifieke behoeften of doelstellingen. Het onderzoek dat ten behoeve van het Ministerie van Defensie wordt uitgevoerd, onder meer bij de Hoofdgroep Defensie Onderzoek van TNO, is hoofdzakelijk toegepast onderzoek. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de resultaten van het elders uitgevoerd fundamenteel onderzoek. Slechts in beperkte mate is het defensie-onderzoek van fundamentele aard. 4. Technologie-ontwikkeling. Dit is ontwikkeling, gebaseerd op bestaande kennis, die ten doel heeft nieuwe materialen, produkten en methoden voort te brengen. Technologie-ontwikkeling wordt in hoofdzaak uitgevoerd door de industrie. In sommige gevallen is het noodzakelijk dat ook Defensie-laboratoria zich met technologie-ontwikkelingen bezig houden, bij voorbeeld ter beproeving en verificatie van theoretische en/of experimentele resultaten. 5. Materieel-ontwikkeling. Dit is ontwikkeling, gebaseerd op bestaande kennis en technologische kunde, die ten doel heeft nieuwe (wapen)systemen of delen daarvan te ontwikkelen. Voor zover het marktgerichte materieel ontwikkeling betreft, vindt dit uitsluitend plaats bij de industrie. Indien het gaat om relatief eenvoudig materieel en zeer kleine series kan het om redenen van tijd en kosten voordeliger zijn zulke ontwikkelingen bij laboratoria te laten uitvoeren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

18 BIJLAGE 2, behorende bij Nota Defensie Technologie ONDERZOEK BIJ DE LABORATORIA Het defensie-onderzoek wordt in hoofdzaak verricht in de drie laboratoria behorende tot de Hoofdgroep Defensie Onderzoek van TNO (HDO): het Fysisch en Elektronisch Laboratorium (FEL); het Instituut voor Zintuig Fysiologie (IZF); het Prins Maurits Laboratorium (PML). De werkgebieden van deze laboratoria zullen nu in enig detail worden toegelicht. 1. Het Fysisch en Elektronisch Laboratorium Dit laboratorium is ontstaan door integratie van het Physisch Laboratorium TNO en het Laboratorium Elektronische Ontwikkelingen voor de Krijgsmacht TNO (1 december 1984). Binnen het FEL is een aantal aandachtsgebieden te onderkennen: - Operationele Research (OR) De OR-divisie is actief op een groot aantal terreinen, zich uitstrekkend van «management decision-support-systems» tot onderzoek op het gebied van specifieke wapensystemen. Belangrijke aspecten hierbij zijn simulaties en «wargame» activiteiten. Tevens wordt werk verricht op het gebied van beleidsondersteuning en (financiële) analyse. - Informatie-technologie Informatiesystemen worden steeds ingewikkelder. Dit veroorzaakt steeds langere ontwikkelingstijden, grotere ontwerprisico's en problemen bij de invoering en instandhouding. Militaire systemen behoren duidelijk tot de categorie van de complexe informatiesystemen. Allerwege wordt gezocht naar en ook gewerkt aan methodes en gereedschappen waarmee het analyseren, ontwerpen, implementeren, testen en onderhouden van deze systemen kan worden vergemakkelijkt Zo ontstaat een verscheidenheid aan meer of minder geslaagde niet op elkaar afgestemde methoden en hulpmiddelen voor specifieke toepassin gen. Dit heeft het laboratorium dat zelf aan de ontwikkeling van complexe systemen werkt, ertoe gebracht de ontwikkeling van een set op elkaar afgestemde hulpmiddelen ter hand te nemen en daarbij zoveel mogelijk gebruik te maken van wat op de markt beschikbaar is of zal komen. - Propagatie-eigenschappen van de media Een deel van het programma wordt ingenomen door onderzoek aan de propagatie eigenschappen van het medium en de stralings- en reflectieeigenschappen van doelen en achtergronden. Dit onderzoek is essentieel om een inzicht te krijgen in de gebruiksmogelijkheden en de prestaties van sensoren onder verschillende (geografische, klimatologische, atmosferische, etc.) omstandigheden. Het gaat daarbij niet alleen om bestaande sensorsystemen. Resultaten van dit onderzoek zijn vooral van groot gewicht om een schatting te kunnen maken van de effectiviteit van nieuwe toepassingen in de sensortechnologie. - Radar Radar is en blijft een van de belangrijkste middelen voor doelopsporing en wapengeleiding. Zowel het LEOK als het Physisch Laboratorium waren actief op het gebied van radaronderzoek. Industriële ontwikkelingen zijn in het verleden in belangrijke mate bevorderd door de resultaten van dit onderzoek. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19404, nrs

19 Het radaronderzoek van het FEL zal zich vooral concentreren op radarsystemen, die gebruik maken van actieve «phased arrays». Op onderdelen (antenne, signaalverwerking, dataverwerking, antennebesturing) wordt reeds onderzoek uitgevoerd. Dit zal verder op elkaar worden afgestemd. - Elektro-optische sensoren In het arsenaal van waarnemingsmiddelen nemen de elektro-optische sensoren een steeds belangrijker plaats in in toepassingen waar waarnemingsafstanden beperkt kunnen zijn. Het laboratorium «erft» een lange ervaring op dit gebied. Op het gebied van de infrarood waarneming is de laatste jaren vooral aandacht besteed aan onderzoek inzake doelen en achtergronden. Het onderzoek aan waarnemingssystemen zal tevens aandacht krijgen, met name de toepassing van ontwikkelingen in de detectortechnologie (focal plane array) en onderzoek op het gebied van signaalverwerking en beeldverwerking voor E-O sensoren. - Telecommunicatie Na een periode van betrekkelijke «rust» is sedert enige jaren op het gebied van de (tele)communicatie een duidelijke opleving te constateren en komt ook lijn in het programma. De ruggegraat van het programma wordt gevormd door de behoefte van de Koninklijke landmacht. Hoofdlijnen in het programma worden gevormd door datacommunicatie, gedecentraliseerde verbindingsnetwerken en spread spectrum techniek. - Elektronische oorlogvoering (EOV) EOV omvat een breed spectrum. Het FEL kan daaruit slechts enkele gebieden met enige diepgang in zijn werkpakket opnemen. Waar mogelijk wordt met andere landen samengewerkt, doch het gevoelige karakter van dit onderwerp beperkt deze mogelijkheden. - Sonar Ervan uitgaande dat onderzeebootbestrijding een der belangrijkste opdrachten is van de Koninklijke marine, vormt onderwatersensortechnologie en systemen een van de aandachtsgebieden in het programma dat het FEL voor de marine uitvoert. De aandacht moet gericht blijven op het verkrijgen van kennis van en ervaring met de nieuwste technologie voor sonartoepassingen. Het gaat daarbij om sonars die gebruik maken van een gesleept array. - Command and Control Er valt een groeiende behoefte, vooral van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht, aan ondersteuning op het gebied van «command and control» waar te nemen. De veelheid en veelsoortigheid aan informatie waar commando en gevechtsleiding mee worden geconfronteerd, de ontwikkeling in de moderne sensor- en wapensystemen waardoor de «invloedssfeer» wordt vergroot, maken automatisering van de informatieverwerking en assistentie bij de besluitvorming omtrent de te nemen acties op grond van het uit de informatie verkregen beeld, noodzakelijk. Een specifiek probleem is de koppeling van de nationale systemen aan die van de bondgenoten. Het laboratorium beschikt over de bij het brede terrein van command and control betrokken disciplines. Op de lange termijn zou de invoering van expert systems met name in dit gebied tot de mogelijkheden kunnen gaan behoren. In het werkprogramma is een bescheiden begin gemaakt orn hiermee vertrouwd te geraken. Hierbij wordt samengewerkt met het IZF. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

20 - Training en Simu/atoren Een ander gebied waar expert systems in de toekomst toepassing zouden kunnen vinden is training. Het LEOK heeft in het verleden voor de Koninklijke marine en de Koninklijke landmacht trainers ontwikkeld en deze zelf of met anderen vervaardigd. In het werkprogramma van het FEL zijn ook projecten op dit gebied opgenomen. Trainers vereisen een specifieke deskundigheid. Om die in stand te kunnen houden en te vernieuwen is eigen onderzoek en zijn experimentele faciliteiten nodig. 2. Het Instituut voor Zintuig Fysiologie (IZF) TNO Bij het onderzoek van het IZF ligt, veel meer dan bij de andere HDOlaboratoria, het accent op de menselijke factor. Immers, bij militaire krachtmetingen wordt het uiterste gevraagd, niet alleen van materieel, doch ook van personeel. Inzicht in de mogelijkheden en onmogelijkheden van de menselijke taakvervulling, verkregen volgens natuurwetenschappelijke methoden, is daarbij van minstens hetzelfde belang als die in de sfeer van de materiële voorzieningen. Dit geldt in het bijzonder voor het raakvlak van de mens-machine relatie. Bij het IZF kunnen de volgende werkgebieden onderscheiden worden: - Visuologie Dit onderwerp is met name van belang omdat dit ook de visuele informatiestroom van de mens omvat. Naast zaken als camouflage, visuele ergonomie speelt bij voorbeeld ook de visuele verwerking van warmtebeelden een rol. - Audiologie Het onderzoek op dit gebied omvat sectoren als gehoorbescherming en geluidshinder, detectie en discriminatie van geluiden, spraakonderzoek en evenwichtsonderzoek. Hieronder kan ook gedacht worden aan zaken als spraak-interface met computers (in het kader van ESPRIT). - Cognitieve Psychologie Dit gebied omvat werkzaamheden ten aanzien van cognitieve vaardigheden en complexe informatiesystemen. Bij dit laatste kan aan de «expertsystemen» gedacht worden. - Technische Menskunde Het onderzoek in dit gebied richt zich op zaken als werkplekken, apparatuur etc. Als voorbeelden kunnen genoemd worden het inrichten van scheepsbruggen, onderzoek naar optimale verlichting, het samenstellen van ergonomische normen. - Verkeersgedrag De analyse van rijtaken, onderzoek naar bestuurbaarheid van (militaire) voertuigen en ongevalsanalyses zijn enige van de werkzaamheden in dit gebied. In dit werkgebied worden tevens werkzaamheden verricht op het terrein van de verkeersveiligheid (voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat). - Thermofysiologie De invloed van kleding op het fysieke prestatieniveau van de mens in een breed scala van omgevingsomstandigheden, is één van de belangrijkste onderzoektaken in dit gebied. Er is vanuit deze optiek dan ook in belangrijke mate bijgedragen aan de nieuwe persoonlijke standaarduitrusting (PSU-80). - Verrichtingspsychologie Psychologische fitheid, stress, vermoeidheid, slaap, maar ook «energetische» factoren (warmte, koude, voeding) spelen een rol in het vermogen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 Rijksbegroting voor het jaar 1988 20 200 Hoofdstuk X Ministerie van Defensie Nr. 34 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste

Nadere informatie

SAMENVATTING NOTA. Defensie Industrie Strategie

SAMENVATTING NOTA. Defensie Industrie Strategie SAMENVATTING NOTA Defensie Industrie Strategie NOTA Defensie Industrie Strategie 1 Samenvatting De veiligheidssituatie in de wereld is verslechterd. Europa moet zelf meer doen om de eigen veiligheid te

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 26 231 Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland Nr. 26 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 30 oktober 2014 De vaste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1998 Nr. 55 BRIEF VAN

Nadere informatie

AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE

AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL EN DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL EN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 763 Toekomst van de krijgsmacht Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 27 830 Materieelprojecten Nr. 110 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 17 juni

Nadere informatie

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus 10 1030 Brussel

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus 10 1030 Brussel Evaluatie van beleid en beleidsinstrumenten Protocol tussen de entiteit 1 verantwoordelijk voor de (aansturing van de) evaluatie en (de instelling verantwoordelijk voor) het beleidsinstrument Vlaamse overheid

Nadere informatie

DE EUROPESE GEMEENSCHAP (hierna "de Gemeenschap" te noemen) enerzijds, en

DE EUROPESE GEMEENSCHAP (hierna de Gemeenschap te noemen) enerzijds, en bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB L 284 van 22/10/98 OVEREENKOMST inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Verenigde

Nadere informatie

Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT. het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet

Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT. het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet EUROPESE CONVENTIE Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT CONV 738/03 NOTA van: aan: Betreft: het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet Het secretariaat

Nadere informatie

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 april 2000 (17.04) (OR. en) 7316/00 LIMITE EUROPOL 4 NOTA van: Europol aan: de Groep Europol nr. vorig doc.: 5845/00 EUROPOL 1 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3 Betreft: Artikel

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in? Aanleiding voor het onderzoek Samenvatting In de 21 ste eeuw is de invloed van ruimtevaartactiviteiten op de wereldgemeenschap, economie, cultuur, milieu, etcetera steeds groter geworden. Ieder land dient

Nadere informatie

GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES

GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES November 2006 1 GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES PRINCIPES I. Naleving en handhaving van de code Het bestuur 1 en de raad van commissarissen zijn verantwoordelijk voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23 400 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk X (Ministerie van Defensie) voor het jaar 1994 Nr. 54 BRIEF

Nadere informatie

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen.

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen. Europese Raad Brussel, 14 december 2017 (OR. en) EUCO 19/1/17 REV 1 CO EUR 24 CONCL 7 BEGELEIDENDE NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: de delegaties Betreft: Bijeenkomst van de Europese

Nadere informatie

Reglement Raad van Bestuur Stichting JoU

Reglement Raad van Bestuur Stichting JoU Van jou JoU Pieterstraat 1 3512 JT Utrecht 030-2361919 info@jou-utrecht.nl www.jou-utrecht.nl Reglement Raad van Bestuur Stichting JoU Reglement 1. Dit reglement dient ter aanvulling op de statuten van

Nadere informatie

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld R v T

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld R v T Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld R v T Organisatie Januari 2012 nvt 18 Januari 2012 Zelfevaluatie Raad van Toezicht Organisatie/Zelfevaluatie Inhoudsopgave 1. PROCEDURE ZELFEVALUATIE RAAD

Nadere informatie

Historie maritieme sector

Historie maritieme sector 09-02-2010 1 Historie maritieme sector Sanering maritieme sector in 80 er jaren: lage kosten strategie, Maritieme sector daarna pieken en dalen Huidig streven: excelleren in hoogwaardige niches met acceptabel

Nadere informatie

Communicatieplan. Energie- & CO 2 beleid. Van Gelder Groep

Communicatieplan. Energie- & CO 2 beleid. Van Gelder Groep Van Gelder Groep B.V. Communicatieplan Energie- & CO 2 beleid Van Gelder Groep 1 2015, Van Gelder Groep B.V. Alle rechten voorbehouden. Geen enkel deel van dit document mag worden gereproduceerd in welke

Nadere informatie

Zelfevaluatie Raad van Toezicht RvT

Zelfevaluatie Raad van Toezicht RvT werkveld datum Instemming/advies GMR Vaststelling RvT Vastgesteld CvB Organisatie 28-11-2012 n.v.t. 28-11-2012 n.v.t. Zelfevaluatie Raad van Toezicht RvT Inhoudsopgave 1. Procedure zelfevaluatie Raad van

Nadere informatie

... I... EUROPESE RAAD TE FONTAINEBLEAU CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP

... I... EUROPESE RAAD TE FONTAINEBLEAU CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP EUROPESE RAAD TE FONTAINEBLEAU CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP De Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst van 25 en 26 juni 1984 te Fontainebleau de besluiten aangenomen waarmee de vraagstukken worden

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 706 Beveiliging zeevaartroutes tegen piraterij Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie) Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie) Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van * 2012, nummer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 19 582 Het toeristisch en recreatief onderwijs Nr. 2 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) PUBLIC 12561/04 LIMITE EUROJUST 78 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Ontwerp-conclusies van de Raad over een

Nadere informatie

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut Opleidingsmanager Doel Ontwikkelen van programma( s) van wetenschappenlijk onderwijs en (laten) uitvoeren en organiseren van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen de faculteit, uitgaande van een faculteitsplan

Nadere informatie

Ank Bijleveld-Schouten

Ank Bijleveld-Schouten Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Datum 30 maart 2018 Betreft Beantwoording vragen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1988-1989 Rijksbegroting voor het jaar 1989 20 800 Hoofdstuk X Ministerie van Defensie Nr. 69 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 5.10.2017 COM(2017) 582 final 2017/0253 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt

Nadere informatie

Context. Instroom. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 2 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 3 Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving.

Context. Instroom. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 2 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 3 Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving. Context Een bekende, stabiele leef- en leeromgeving. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 2 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 3 Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving. 4 Een herkenbare,

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303 Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303 Doel (Mede)zorgdragen voor de vormgeving en door het geven van adviezen bijdragen aan de uitvoering van het beleid binnen de Hogeschool Utrecht kaders en de ter

Nadere informatie

Communicatieplan Energie- & CO 2

Communicatieplan Energie- & CO 2 Communicatieplan Energie- & CO beleid Versie 9 - Januari 013 Akkoord Directie: Inhoud: 1. Inleiding 1.1 Ambitie 1. Aansluiting op de marktontwikkelingen 1.3 Doelstellingen en voorgenomen acties in 01 1.4

Nadere informatie

Nota inzake Economic Development Board

Nota inzake Economic Development Board Nota inzake Economic Development Board Inleiding De economische ontwikkeling van Noord-Limburg krijgt een grote impuls met de campusontwikkeling, maar daarmee zijn niet alle economische uitdagingen deze

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum: 22 april 2013 Betreft: Beleidsreactie op het advies "De

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING AAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING AAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 31.05.2001 COM(2001) 289 definitief MEDEDELING AAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN AAN DE RAAD Strategie ter voorbereiding van de kandidaat-lidstaten

Nadere informatie

Besluit van 8 oktober 2018 tot wijziging van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011

Besluit van 8 oktober 2018 tot wijziging van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 Besluit van 8 oktober 2018 tot wijziging van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van

Nadere informatie

1. Versterking dynamiek van het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de cultuur.

1. Versterking dynamiek van het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de cultuur. Werkprogramma 1998 De Ministers van EZ en OCenW hebben, blijkens de Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid (bijlage in het ontwerp Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 1998) met instemming kennis genomen

Nadere informatie

Nummer archiefinventaris:

Nummer archiefinventaris: Nummer archiefinventaris: 2.13.176 Inventaris van het archief van de Commissie van Militaire en Civiele Deskundigen tot onderzoek van de Nederlandse Defensie (Commissie Van Rijckevorsel), 1971-1972 Auteur:

Nadere informatie

Commissie industrie, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, onderzoek en energie

Commissie industrie, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, onderzoek en energie EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie industrie, onderzoek en energie 14.12.2010 2010/2211(INI) ONTWERPADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie aan de Bijzondere Commissie beleidsuitdagingen

Nadere informatie

JAARVERSLAG 2010. Commissie integriteit overheid (CIO)

JAARVERSLAG 2010. Commissie integriteit overheid (CIO) JAARVERSLAG 2010 Commissie integriteit overheid (CIO) Inhoudsopgave 1. Instelling en taken CIO 3 2. Samenstelling CIO en secretariaat 4 3. Aantallen en doorlooptijd 4 4. Analyse aantallen 4 5. Opvolging

Nadere informatie

Systeemvisie op Organisatie en Management

Systeemvisie op Organisatie en Management Systeemvisie op Organisatie en Management E.J. Mol 16 Mei 2012 1 Inhoudsopgave 1 SYSTEEMVISIE OP ORGANISATIE EN MANAGEMENT 2 1.1 De organisatie als open systeem.................. 2 1.2 De rol van de manager

Nadere informatie

1 Hoe kan het dat Frankrijk, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk vrijwel alle gegunde opdrachten nationaal verlenen?

1 Hoe kan het dat Frankrijk, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk vrijwel alle gegunde opdrachten nationaal verlenen? > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag

Nadere informatie

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden. Aan: Gemeenteraad van Druten Druten, 27 juli 2015 Geachte voorzitter en leden van de gemeenteraad, In de eerste rekenkamerbrief van 2015 komt inkoop en aanbesteding aan bod. Dit onderwerp heeft grote relevantie,

Nadere informatie

Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie. De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie

Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie. De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie Afstemmingsprotocol De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie Inleiding Indien naar een voorval zowel een

Nadere informatie

BELEIDSBRIEF. Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel. Beleidsprioriteiten 2008-2009. Onderdeel Wapenhandel ADVIES

BELEIDSBRIEF. Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel. Beleidsprioriteiten 2008-2009. Onderdeel Wapenhandel ADVIES Stuk 1900 (2008-2009) Nr. 3 Zitting 2008-2009 26 november 2008 BELEIDSBRIEF Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel Beleidsprioriteiten 2008-2009 Onderdeel Wapenhandel ADVIES

Nadere informatie

Test naam Marktgerichtheidsscan Datum 28-8-2012 Ingevuld door Guest Ingevuld voor Het team Team Guest-Team Context Overige

Test naam Marktgerichtheidsscan Datum 28-8-2012 Ingevuld door Guest Ingevuld voor Het team Team Guest-Team Context Overige Test naam Marktgerichtheidsscan Datum 28-8-2012 Ingevuld door Guest Ingevuld voor Het team Team Guest-Team Context Overige Klantgerichtheid Selecteren van een klant Wanneer u hoog scoort op 'selecteren

Nadere informatie

kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en en ontwikkelingsdoelen techniek

kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en en ontwikkelingsdoelen techniek 1 kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en ontwikkelingsdoelen techniek 2 Ontwikkelingsdoelen techniek Kleuteronderwijs De kleuters kunnen 2.1

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1974-1975 13 412 Protocol van de regeringsconferentie Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, van 20 en 21 mei te Paramaribo, en de conclusies van het

Nadere informatie

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen? Samenvatting Aanleiding en onderzoeksvragen ICT en elektriciteit spelen een steeds grotere rol bij het dagelijks functioneren van de maatschappij. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: Ministerie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal Tweede Kamer der Staten Generaal Vergaderjaar 1988-1989 20 214 Hoger onderwijs en onderzoek plan Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 21 501-21 Jeugdraad Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen

Nadere informatie

Reglement Centraal College van Deskundigen IKB Vleeskalveren 2008

Reglement Centraal College van Deskundigen IKB Vleeskalveren 2008 Reglement Centraal College van Deskundigen Besluit van het bestuur van de Stichting Brancheorganisatie Kalversector van 12 februari 2014 houdende de vaststelling van een reglement ter zake van het functioneren

Nadere informatie

Commissie voor de Juridische Beoordeling van nieuwe wapens en nieuwe middelen of methodes van oorlogvoering. Tf Redactionele overheid DG Jur

Commissie voor de Juridische Beoordeling van nieuwe wapens en nieuwe middelen of methodes van oorlogvoering. Tf Redactionele overheid DG Jur DEFENSIE Blz. 1 / 9 ALGEMENE DIRECTIE JURIDISCHE STEUN SPECIFIEKE PROCEDURE Commissie voor de Juridische Beoordeling van nieuwe wapens en nieuwe middelen of methodes van Tf Redactionele overheid DG Jur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 27 830 Materieelprojecten Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 september

Nadere informatie

Reglement Bestuur HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Reglement Bestuur HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Reglement Bestuur HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Artikel 1 - begrippen Bestuur : bestuur van de RPO zoals bedoeld in artikel 2.60b van de Mediawet; Bestuurder : lid en tevens voorzitter van het Bestuur; Raad van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) Nr. 117 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 14 november

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 10 (1992) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1993 Nr. 51 A. TITEL Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 B. TEKST De Nederlandse

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 733 Beleidsbrief Defensie Nr. 130 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 22 mei 2013 De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen

Nadere informatie

het project "Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs" in 2002

het project Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs in 2002 Accountantsdienst OCenW Servicegroep Cultuur en Apparaatskosten Bredewater 8 Postadres Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon (079) 323 31 55 Telefax (079) 323 39 20 Rapport over het project "Informatie-

Nadere informatie

profiel Open Universiteit Voorzitter en leden raad van toezicht

profiel Open Universiteit Voorzitter en leden raad van toezicht profiel Open Universiteit Voorzitter en leden raad van toezicht Open Universiteit Voorzitter en leden raad van toezicht Organisatie De Open Universiteit (OU), opgericht in 1984, is de jongste universiteit

Nadere informatie

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE MANAGEMENT & BESTUURSONDERSTEUNING DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING VERSIE 3 APRIL 2017

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE MANAGEMENT & BESTUURSONDERSTEUNING DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING VERSIE 3 APRIL 2017 Directeur bedrijfsvoering Doel Zorgdragen voor de beleidsontwikkeling en, na vaststelling van het te voeren beleid door anderen, voor beleidsimplementatie en -evaluatie van (deel)processen in de bedrijfsvoering

Nadere informatie

De strategische keuzes die moeten gemaakt worden zijn als volgt: Interne controle of zelfcontrole/sociale controle

De strategische keuzes die moeten gemaakt worden zijn als volgt: Interne controle of zelfcontrole/sociale controle 1 Hoofdstuk 1 1.1 Dirigeren en coördineren p43 1.1.1 Dirigeren Dirigeren is een synoniem voor delegeren. Dirigeren houdt in dat bepaalde bevoegdheden overgedragen worden naar een persoon met een lagere

Nadere informatie

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202 Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202 Doel Zorgdragen voor de vorming van beleid voor de eigen functionele discipline, alsmede zorgdragen voor de organisatorische en personele aansturing van een of

Nadere informatie

12071/18 mak/nes/cg 1 ECOMP.3.C.

12071/18 mak/nes/cg 1 ECOMP.3.C. Raad van de Europese Unie Brussel, 14 september 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0224(COD) 12071/18 NOTA van: aan: het voorzitterschap Nr. Comdoc.: 9865/18 + ADD 1 Betreft: RECH 372 COMPET

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2008 (04.06) (OR. en) 9935/08 SOC 316 COMPET 194

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2008 (04.06) (OR. en) 9935/08 SOC 316 COMPET 194 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 28 mei 2008 (04.06) (OR. en) 9935/08 SOC 316 COMPET 194 VERSLAG van: het Comité van permanente vertegenwoordigers (1e deel) aan: de Raad EPSCO Nr. vorig doc.: 9081/08

Nadere informatie

Onderzoeksopzet wijkplatforms gemeente Barneveld

Onderzoeksopzet wijkplatforms gemeente Barneveld Onderzoeksopzet wijkplatforms gemeente Barneveld December 2011 1. Inleiding In 2003 bezocht de burgemeester van de gemeente Barneveld samen met de politie en de woningstichting de dorpskernen van de gemeente

Nadere informatie

2016D Lijst van vragen

2016D Lijst van vragen 2016D21614 Lijst van vragen De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Defensie

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST EN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST AF/EEE/BG/RO/DC/nl 1 BETREFFENDE DE TIJDIGE BEKRACHTIGING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 000 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor

Nadere informatie

Artikel 3 - Benoeming 1. De (her)benoeming van een Bestuurder geschiedt onverlet diens arbeidsrechtelijke positie voor een periode van vier jaar.

Artikel 3 - Benoeming 1. De (her)benoeming van een Bestuurder geschiedt onverlet diens arbeidsrechtelijke positie voor een periode van vier jaar. Reglement Bestuur Artikel 1 - Definities In dit reglement wordt verstaan onder: a. Aedes: de vereniging Aedes vereniging van woningcorporaties; b. Bestuur: het bestuur van de Stichting; c. Bestuurder:

Nadere informatie

Defensie Materieel Proces bij de tijd

Defensie Materieel Proces bij de tijd Defensie Materieel Proces bij de tijd 2 Defensie Materieel Proces bij de tijd Defensie Materieel Proces bij de tijd 3 INLEIDING Een snel veranderende wereld vraagt om een juist uitgeruste krijgsmacht die

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1982-1983 17294 De ruimtevaart in de jaren '80 Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 15 april 1983 De vaste Commissie voor het Wetenschapsbeleid 1 heeft ter voorbereiding

Nadere informatie

1. Huidige aandelenverhouding en verliesbijdrage

1. Huidige aandelenverhouding en verliesbijdrage 11 november 2003 Nr. 2003-19.448, EZ Nummer 38/2003 Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen inzake aandelenoverdracht en baanverlenging van Groningen Airport Eelde N.V.

Nadere informatie

Willem de Zwijger College

Willem de Zwijger College Functieprofiel Raad van Toezicht 17 september 2018 Willem de Zwijger College 1 Functieprofiel Raad van toezicht Hoofdtaak De raad van toezicht functioneert als eenheid en waakt over het integrale belang

Nadere informatie

Tekst van de artikelen 33 tot en met 37 met toelichting

Tekst van de artikelen 33 tot en met 37 met toelichting EUROPESE CONVENTIE SECRETARIAAT Brussel, 2 april 2003 (03.04) (OR. fr) CONV 650/03 NOTA van: aan: Betreft: het Praesidium de Conventie Het democratisch leven van de Unie Deel I van de Grondwet, Titel VI:

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2017 No. 31 Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 25 juli 2017 tot wijziging van het Landsbesluit Nationale UNESCO Commissie Sint Maarten in verband

Nadere informatie

II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING

II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING 2. VERSTEVIGING VAN RISICOMANAGEMENT Van belang is een goed samenspel tussen het bestuur, de raad van commissarissen en de auditcommissie, evenals goede communicatie met

Nadere informatie

Onderzoeksprotocol Rekenkamer West-Brabant

Onderzoeksprotocol Rekenkamer West-Brabant Onderzoeksprotocol Rekenkamer West-Brabant Vastgesteld door de Rekenkamer West-Brabant in haar vergadering van 25 oktober 2010. Dit onderzoeksprotocol vloeit voort uit het Reglement van Orde, vastgesteld

Nadere informatie

12722/01 HD/nj DG G NL

12722/01 HD/nj DG G NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 oktober 2001 (OR. en) 12722/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0121 (CNS) ECOFIN 264 ENV 490 NIS 73 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Besluit van

Nadere informatie

Commissiereglement NBA

Commissiereglement NBA Commissiereglement NBA 1. Grondslag 1.1 Dit reglement kent als grondslag artikel 11, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep. Daarin is bepaald dat het bestuur de NBA bestuurt. 2. Overwegingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1977-1978 14 623 Nota Sectorraden Wetenschapsbeleid Nr.7 AANVULLENDE ANTWOORDEN OP VRAGEN GESTELD TER VOORBEREI- DING VAN EEN OPENBARE COMMISSIEVERGADERING Ontvangen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1978-1979 15 534 Wisselkoersarrangement Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 20

Nadere informatie

Convenant AIVD MIVD. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en. de Minister van Defensie,

Convenant AIVD MIVD. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en. de Minister van Defensie, Convenant AIVD MIVD inzake de Joint Sigint Cyber Unit De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, overwegende: dat de AIVD en de MIVD bij de uitvoering van hun

Nadere informatie

Doelmatigheidsonderzoek Externe geldstromen

Doelmatigheidsonderzoek Externe geldstromen Doelmatigheidsonderzoek Externe geldstromen Projectdocument april 2000 Werkgroep onderzoek externe geldstromen Inhoud: 1. Aanleiding voor het onderzoek en achtergrond 2. Organisatie 3. Doelstelling 4.

Nadere informatie

Bestuurlijke integriteit

Bestuurlijke integriteit Bestuurlijke integriteit Onderzoek Bestuurlijke Integriteit Onderzoeksopzet Rekenkamercommissie De Wolden Maart 2014 Status: definitief Versie: 4 Rekenkamercommissie De Wolden 1 A. Wat willen wij bereiken?

Nadere informatie

Kader aanbesteding accountantscontrole. Rekeningencommissie gemeenteraad Hilversum September 2013

Kader aanbesteding accountantscontrole. Rekeningencommissie gemeenteraad Hilversum September 2013 Kader aanbesteding accountantscontrole Rekeningencommissie gemeenteraad Hilversum September 2013 Introductie Met ingang van boekjaar 2008 is Ernst & Young Accountants door een benoemingscommissie uit de

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2014 2015 34 188 Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de coproductie van films; Berlijn,

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste

Nadere informatie

Protocol werkafspraken Nationaal Comité en de Minister van Economische Zaken

Protocol werkafspraken Nationaal Comité en de Minister van Economische Zaken NCad-15-01-03 Protocol werkafspraken Nationaal Comité en de Minister van Economische Zaken Inleiding Per 18-12-2014 is het Nationaal Comité ( NC) voor de bescherming van dieren die worden gebruikt voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 813 (R 1604) Wijziging van de Rijkswet geweldgebruik krijgsmacht in de uitoefening van de bewakingsen beveiligingstaak Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING

Nadere informatie

GEDRAGSCODE voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken. versie 3.7 januari 2012

GEDRAGSCODE voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken. versie 3.7 januari 2012 GEDRAGSCODE voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken versie 3.7 januari 2012 Op verzoek van de Raad voor de rechtspraak en onder de verantwoordelijkheid van de landelijke

Nadere informatie

Samenvatting van de partnerschapsovereenkomst voor Nederland, 2014-2020

Samenvatting van de partnerschapsovereenkomst voor Nederland, 2014-2020 EUROPESE COMMISSIE Samenvatting van de partnerschapsovereenkomst voor Nederland, 2014-2020 Algemene informatie De partnerschapsovereenkomst (PO) van Nederland is het overkoepelende strategische document

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

Adaptieve Krijgsmacht, samen slimmer en sterker!

Adaptieve Krijgsmacht, samen slimmer en sterker! Adaptieve Krijgsmacht, samen slimmer en sterker! https://www.defensie.nl/actue el/videos/2016/01/14/verhaalvan-defensie 1 2 3 Innovatie ontstaat vooral: Binnen de eigen organisatie Door samen te werken

Nadere informatie

Reglement Raad van Bestuur RSZK

Reglement Raad van Bestuur RSZK Reglement Raad van Bestuur RSZK Pagina 1 van 5 REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR REGIONALE STICHTING ZORGCENTRA DE KEMPEN Inleiding De raad van bestuur RSZK volgt in het besturen de Governancecode Zorg 2017.

Nadere informatie