VERVANGINGSVRAAG MAAKINDUSTRIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VERVANGINGSVRAAG MAAKINDUSTRIE"

Transcriptie

1 VERVANGINGSVRAAG MAAKINDUSTRIE ONDERZOEK IN OPDRACHT VAN DE STICHTING VOOR INDUSTRIEBELEID EN COMMUNICATIE Jaap de Koning Arie Gelderblom Hassel Kroes Marcel Spijkerman Fiona Offerhaus Eelco Kappe Rotterdam, november 2006

2 VERVANGINGSVRAAG MAAKINDUSTRIE ONDERZOEK IN OPDRACHT VAN DE STICHTING VOOR INDUSTRIEBELEID EN COMMUNICATIE Contactpersoon Prof. dr. J. de Koning Adres SEOR, Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus DR ROTTERDAM Telefoon Fax Website

3

4 INHOUD Voorwoord 1 1 Inleiding Vraagstelling Definities Aanpak Opzet van het rapport 6 2 Omvang en structuur van de werkgelegenheid in de industrie Inleiding Afbakening van de industrie Aard van de betrokkenheid van werkzame personen bij de industrie In industriële bedrijven werkzame personen zonder dienstverband bij deze bedrijven De relatie met andere sectoren Omvang en structuur van de werkgelegenheid Omvang Structuur Conclusies 22 3 Prognose van de werkgelegenheid en de wervingsbehoefte naar subsector Inleiding Structurele ontwikkeling werkgelegenheid naar deelsector Prognoses op basis van de stromenbenadering Aanpak Uitstroom van werknemers Afstemming stromenmodel met CPB-prognoses en berekening toekomstige wervingsbehoefte Reacties in diepte-interviews op prognoses Conclusies 52

5 4 Prognose van de werkgelegenheid en de wervingsbehoefte naar opleidingsniveau Inleiding Gehanteerde methodiek Methode voor berekenen van overgangsmatrix naar opleiding op basis van het sociaal-economisch panel Afstemming stromenmodel met de prognoses van de opleidingsstructuur Resultaten Reacties vanuit de diepte-interviews Conclusies 63 5 Ontwikkeling in de vraag-aanbodverhouding Inleiding Gegevens over de arbeidsmarktsituatie in de laatste jaren Prognoses van arbeidsmarktdiscrepanties Huidige en verwachte knelpunten in de diepte-interviews Conclusies 76 6 Nadere analyse van enkele achtergrondfactoren Inleiding Achtergrondfactoren uitstroom Aard analyse en vraagstelling De data Uitstroomkansen nader bekeken Welke factoren bepalen de uitstroom Model Belangstelling voor technische opleidingen en functies Allochtonen en de keuze voor industrie en techniek (Op)scholing van werkenden Beschikbaarheid aanbod in Oost-Europa Conclusies Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Achtergrond, probleemstelling en aanpak Uitkomsten en conclusies Oplossingsrichtingen 114

6 Literatuurlijst 118 Bijlage 1 Ontwikkelingen in de werkgelegenheid B1.1 Bijlage 2 Ontwikkelingen in de uitstroom van werknemers B2.1 Bijlage 3 Stromenmodel B3.1 Bijlage 4 Overzicht respondenten diepte-interviews B4.1

7

8 VOORWOORD Dit rapport is het resultaat van een onderzoek dat SEOR uitvoerde in opdracht van de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC). SIC wil activiteiten ontwikkelen om de industrie te stimuleren. Zij wil actuele kennis van en inzicht in de industriële ontwikkelingen verwerven, aandacht vragen voor deze ontwikkelingen en daarmee voor de plaats en de betekenis van de Nederlandse industrie. SIC wil het industriebeleid van de overheid, sociale partners en het bedrijfsleven stimuleren en meedenken over de richting die dit beleid uit moet gaan. Ze vraagt aandacht voor de ontwikkeling van de maakindustrie in Nederland en benadrukt de belangrijke bijdrage van de maakindustrie aan de welvaartscreatie, de werkgelegenheid, de export en de productiviteitsgroei van de Nederlandse economie. In de industrie werken op dit moment ongeveer een miljoen mensen. In deze rapportage worden prognoses voor de toekomstige werkgelegenheid gepresenteerd. Deze resulteren in een benodigde vervangingsvraag en een hieruit voortvloeiende wervingsbehoefte. Confrontatie met het aanbod leidt tot indicaties over eventuele knelpunten. In een tweede onderzoeksfase zijn interviews met sectororganisaties, bedrijven en onderwijsinstellingen gehouden. Doel hiervan was de prognoses te valideren, inzicht te krijgen in de achtergronden hiervan en in te gaan op oplossingsrichtingen om knelpunten te voorkomen. Wij willen al degenen hartelijk danken die via deze interviews of op andere wijze aan het onderzoek hun medewerking hebben verleend. Namens het bestuur van de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie Willem van der Stokker Voorzitter

9

10 1 INLEIDING 1.1 VRAAGSTELLING Over de personele situatie in de maakindustrie 1 en de verwachte ontwikkeling daarvan wordt het nodige aan meningen naar voren gebracht. De vergrijzing van de bevolking en de beroepsbevolking speelt daarbij een belangrijke rol. Doordat in de maakindustrie de werkgelegenheid over de afgelopen decennia is gekrompen, zou je kunnen verwachten dat het aandeel ouderen hoger is dan in andere sectoren. Tegelijkertijd zou dit kunnen betekenen dat in de komende jaren een fors deel van de werkenden uittreedt, waarvan in elk geval een deel vervangen moet worden. Aan de andere kant zijn er ook deelsectoren binnen de maakindustrie waarvan de werkgelegenheid min of meer stabiel is gebleven of zelfs nog is gegroeid. Verder zijn veel oudere werknemers afgevloeid naar VUT en WAO. De leeftijdsopbouw wordt verder beïnvloed door sectorale mobiliteit. Al deze factoren verklaren waarschijnlijk waarom de leeftijdsopbouw van de maakindustrie niet sterk verschilt van die in andere sectoren 2. Overigens zou het dan nog steeds zo kunnen zijn dat in de maakindustrie de vergrijzing in de komende jaren tot een grotere vervangingsvraag leidt, maar niet in veel sterkere mate dan gemiddeld. Mogelijk verschilt dit sterk tussen deelsectoren binnen de maakindustrie. Een aspect dat in de discussies minder vaak naar voren komt, is in hoeverre een verouderend personeelsbestand van invloed is op het niveau en de groei van de arbeidsproductiviteit. Uit SEOR-onderzoek in opdracht van de OSA (Gelderblom e.a., 2003) zijn indicaties verkregen dat een ouder personeelsbestand leidt tot een lagere productiviteit en het innovatief vermogen vermindert. Ook dit kan invloed hebben op de vervangingsvraag. Gegeven de omvang van de vervangingsvraag is vervolgens de vraag of er voldoende aanbod beschikbaar zal zijn dat over de vereiste vooropleiding beschikt en dat tevens bereid is in de maakindustrie te werken. Is het imago van de maakindustrie wel zodanig dat de bedrijven in deze sector voldoende jongere mensen of mensen uit andere sectoren zullen kunnen aantrekken? Ook is als vraag opgeworpen in hoeverre veranderingen in de opleidingskeuze van allochtone jongeren in de toekomst tot knelpunten leidt in de personeelsvoorziening van de maakindustrie. Momenteel wordt een groot deel van de instroom uit deze groep gerekruteerd. 1 2 Conform de definitie van SIC verstaan we onder de maakindustrie de volgende sectoren: voedings- en genotmiddelenindustrie, textiel- en lederindustrie, papierindustrie, uitgeverijen en drukkerijen, aardolie-industrie, chemische industrie, rubber- en kunststofindustrie, basismetaalindustrie, metaalproductenindustrie, machine-industrie, elektrotechnische industrie, transportmiddelenindustrie, hout-, meubel en overige industrie. Zo blijkt bijvoorbeeld uit gegevens van het CBS (EWL) dat het aandeel jarigen voor alle sectoren 9,1% is, terwijl dit 11,2% in de industrie is. Voor het aandeel jarigen is dit 21,9% (totaal), terwijl dit 24,4% voor de industrie is. 1

11 Dit leidt tot de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe zal de vervangingsvraag in de maakindustrie zich in de komende jaren ontwikkelen, onderscheiden naar branche en functie? 2. Welke competenties worden er gevraagd voor de vervulling van de vervangingsvraag? 3. Hoe hoog is het mobiliteitssaldo (het verschil tussen inkomende en uitgaande baanbaanmobiliteit) met andere sectoren en waarom vertrekken werknemers uit de maakindustrie? 4. In hoeverre sluit het aanbod van nieuwkomers op de arbeidsmarkt kwantitatief en kwalitatief aan op de vraag? 5. In hoeverre zullen de wervingsmogelijkheden voor de maakindustrie verslechteren doordat een kleiner deel van de allochtone jongeren een op deze sector gerichte opleiding kiest? 1.2 DEFINITIES Vervangingsvraag en wervingsbehoefte De vervangingsvraag is gelijk aan de vraag naar personeel die ontstaat doordat werknemers vertrekken. Daarbij is een aantal bestemmingen te onderscheiden: een baan in dezelfde sector, een baan in een andere sector of geen baan (verder te onderscheiden naar sociale uitkering, (pre-)pensionering en geen inkomen). Als we de vervangingsvraag op sectorniveau beschouwen, dan telt mobiliteit binnen de sector uiteraard niet mee. Voor arbeidsmarktanalyses is niet de vervangingsvraag maar de wervingsbehoefte van belang. Deze is gelijk aan de vervangingsvraag vermeerderd met de uitbreiding van de werkgelegenheid. Alleen als de werkgelegenheid in een sector niet groeit (gelijk blijft of daalt) bestaat de wervingsbehoefte geheel uit vervangingsvraag. We illustreren dit met het volgende voorbeeld. Stel dat in een jaar werknemers vertrekken uit een sector en dat er een uitbreiding is van de vraag naar arbeid van 100 werknemers. De totale wervingsbehoefte is dan mensen terwijl de vervangingsvraag werknemers bedraagt. Wanneer er echter in een jaar werknemers vertrekken en de uitbreidingsvraag is negatief, bijvoorbeeld door een daling van de werkgelegenheid met 200 werknemers, dan hoeven er maar 800 mensen vervangen te worden en is de wervingsbehoefte gelijk aan de vervangingsvraag. In de industrie is in het algemeen sprake van een structurele daling van de werkgelegenheid, waardoor (op sectorniveau) de wervingsbehoefte veelal gelijk zal zijn aan de vervangingsvraag. Bestaande prognoses geven aan dat deze dalende trend zich zal voortzetten 3. Dit betekent dat de vervangingsvraag kleiner is dan het aantal vertrekkende werknemers. Om de vervangingsvraag te kunnen bepalen moeten we dus het aantal vertrekkende werknemers verminderen met de afname van de vraag. Dit geeft dan tegelijkertijd de wervingsbehoefte weer. Dit betekent dat we voor de komende jaren schattingen moeten maken van: de ontwikkeling van de vraag naar arbeid; de ontwikkeling van het vertrek. 3 Huizinga en Smid (2004 en 2005), Noordman, Verbruggen en Minne (2003), CWI (2005), de Wit (2001). 2

12 Sectorindeling en andere differentiaties Voor het bepalen van de vervangingsvraag naar branches zullen we in beginsel de volgende sectorindeling binnen de industrie hanteren 4 : Voedings- en genotmiddelenindustrie Textiel- en lederindustrie Papierindustrie Uitgeverijen en drukkerijen Chemische industrie (inclusief aardolie-industrie) Rubber- en kunststofindustrie Basismetaalindustrie Metaalproductenindustrie Machine- industrie Elektrotechnische industrie Transportmiddelenindustrie Hout-, meubel- en overige industrie Voor sommige onderdelen zullen echter sectoren samengenomen moeten worden omdat de informatiebronnen niet gedetailleerd genoeg beschikbaar zijn of te kleine aantallen bevatten voor een dergelijke uitsplitsing. Ook voor de leesbaarheid van het rapport is het soms raadzaam bij de presentatie een meer geaggregeerd niveau van analyse te kiezen. We kiezen voor de volgende aggregatie van sectoren 5 : Voedings- en genotmiddelenindustrie Chemie: Chemische industrie (inclusief aardolie-industrie) Rubber- en kunststofindustrie Metaal: Basismetaalindustrie Metaalproductenindustrie Machine- industrie Elektrotechnische industrie Transportmiddelenindustrie Overige industrie: Textiel- en lederindustrie 4 5 Deze indeling volgt de indeling van het SIC en de standaard bedrijfsindeling (SBI 93) van het CBS. Deze indeling wordt door het CPB en EIM gehanteerd in hun prognoses en ook het CWI gebruikt een vergelijkbare indeling. 3

13 Papierindustrie Uitgeverijen en drukkerijen Hout-, meubel- en overige industrie De prognoses van de vervangingsvraag zijn naast leeftijd en (sub-)sector ook gedifferentieerd naar een aantal opleidingsniveaus. 1.3 AANPAK Naast kwantitatieve prognoses zijn voor dit onderzoek ook diepte-interviews uitgevoerd en is gebruik gemaakt van de bestaande literatuur en secundaire data. Elk van deze onderzoeksactiviteiten wordt hieronder verder toegelicht. Kwantitatieve prognoses Zoals hiervoor is aangegeven, wordt de vervangingsvraag bepaald door de ontwikkeling van de werkgelegenheid en door het vertrek. Het vertrek zal in belangrijke mate worden bepaald door de leeftijdsopbouw van de werkgelegenheid. In de industrie zien we in de meeste subsectoren een structurele daling van de werkgelegenheid. Deze structurele daling is het gevolg van de technologische ontwikkeling die gepaard gaat met verhoging van de arbeidsproductiviteit, en van verplaatsing van activiteiten naar lagelonenlanden. Beide ontwikkelingen spelen al veel langer. Wel kunnen er perioden optreden waarin deze ontwikkelingen worden versneld of juist vertraagd. Zo heeft de uitbreiding van de EU waarschijnlijk geleid tot meer verplaatsing van activiteiten vanuit Nederland. Ook de aard van de effecten kunnen in de loop van de tijd veranderen. In het verleden was in lagelonenlanden voornamelijk ongeschoolde arbeid beschikbaar, wat beperkingen oplegde aan de te verplaatsen activiteiten. Thans geldt zowel voor Oost-Europa als voor een aantal Aziatische landen dat er ook een omvangrijk aanbod van goedkope hooggeschoolde arbeid beschikbaar is. Verder geldt dat tot aan de opkomst van de ICT technische vernieuwing vrijwel uitsluitend leidde tot vermindering van de behoefte aan laagopgeleide arbeid. De ICT leidt echter ook tot het verdwijnen van banen op middelbaar en mogelijk zelfs op hoger niveau. Weliswaar levert ICT ook nieuwe werkgelegenheid op in verband met nieuwe producten en diensten, maar dit is niet noodzakelijk in dezelfde sector. Bij onze schattingen van de toekomstige ontwikkeling in de verschillende subsectoren in de industrie zullen we ons baseren op de lange-termijnverkenningen van het CPB. Alleen deze lange-termijnverkenningen zijn gebaseerd op een samenhangende economische analyse en bestrijken een langere periode. Andere bestaande prognosestudies hebben enigszins een ad hoc karakter en gaan niet verder dan De uitstroom uit de werkgelegenheid vormt de tweede component in de berekeningen van de wervingsbehoefte. Zoals aangegeven zal deze afhangen van de leeftijdsopbouw van de werkgelegenheid. Maar deze opbouw zal zelf weer afhangen van de werkgelegenheidsontwikkeling. De verdeling van de werkgelegenheid naar leeftijdscategorieën kan daarom niet simpelweg via trends doorgetrokken worden. We zullen hiervoor een simulatiebenadering volgen waarbij het toekomstige niveau en de 4

14 toekomstige leeftijdssamenstelling van de werkgelegenheid via één model van jaar op jaar worden berekend. Vervolgens is de vraag of er voldoende aanbod is om in de wervingsbehoefte te voorzien. In eerste instantie is daarbij van belang of er voldoende binnenlands aanbod is. De confrontatie van de wervingsbehoefte van de industrie met het aanbod kan niet direct gemaakt worden. In het algemeen richt het aanbod zich namelijk niet op een specifieke sector. Mensen met een bepaalde opleiding komen in de praktijk in allerlei verschillende sectoren en functies terecht die soms ver afstaan van de opleiding. Wat men kan doen is nagaan welke opleidingscategorieën van belang zijn voor de industrie en hoe de vraagaanbodverhouding voor deze opleidingscategorieën is op de arbeidsmarkt als geheel. We zullen dit op basis van bestaande prognosestudies bekijken. Deze kwantitatieve analyses hebben enkele belangrijke beperkingen. Allereerst vertoont de macro-economische context allerlei onzekerheden waardoor de werkgelegenheidsontwikkeling anders kan uitvallen dan geprognosticeerd. Een andere beperking is dat slechts een beperkt aantal sectoren en typen arbeid kunnen worden onderscheiden. De basisdata, in het bijzonder de aan de Enquête Beroepsbevolking te ontlenen data, laten een verdere differentiatie niet toe. Als vierde punt noemen we onzekerheid over de effecten van de veranderde wetgeving ten aanzien van vervroegde uittreding en pre-pensionering, die tot doel heeft mensen langer in het arbeidsproces te houden, maar waarvan de werkelijke effecten nog moeten worden afgewacht. En ten slotte kunnen in de prognoses allerlei gedragsreacties op discrepanties niet of maar ten dele worden meegenomen. Diepte-interviews In het onderzoek is getracht om bovengenoemde onzekerheden en beperkingen zoveel deels op te vangen via diepte-interviews onder bedrijven, sectororganisaties en onderwijsinstellingen. Zo is aan de geïnterviewde organisaties gevraagd om de kwantitatieve resultaten ten aanzien van de werkgelegenheid en de vervangingsvraag kritisch te bekijken. Voorts is in deze gesprekken ook ingegaan op de huidige en verwachte knelpunten. Voor wat betreft mogelijk oplossingen hiervoor zijn we met name ingegaan op 3 thema s: arbeid uit Oost-Europa, instroom in het technisch beroepsonderwijs en werving van allochtonen voor dit beroepsonderwijs en de industrie. In totaal zijn 50 diepte-interviews uitgevoerd. Een lijst van geïnterviewde personen is in bijlage 4 terug te vinden. Bestaande literatuur en secundaire data Verder is een analyse uitgevoerd van bestaande literatuur en van secundaire data om meer inzicht te bieden in een aantal factoren die van invloed zijn op vervangingsvraag en/of de knelpunten bij de vervulling hiervan. In de eerste plaats is in een analyse van microdata nagegaan welke factoren van invloed zijn op het vertrek van werknemers vanuit de industrie. Zijn er vergeleken met andere sectoren binnen de industrie specifieke omstandigheden aan te geven die leiden tot vertrek? Verder zijn we nagegaan wat er uit de literatuur bekend is over de achtergronden voor de geringe belangstelling voor technische opleidingen en technische functies, en wat hier beleidsmatig aan te doen is. En ten slotte gaan we op basis van bestaande gegevens en studies - in op de vraag of het ook op langere termijn aannemelijk is dat voldoende Oost-Europees arbeidsaanbod beschikbaar is om eventueel in knelpunten te voorzien. 5

15 1.4 OPZET VAN HET RAPPORT Dit rapport is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 schetsen we de werkgelegenheidsontwikkeling in de maakindustrie over de afgelopen periode. Ook de precieze afbakening van deze sector komt dan aan de orde. Sommige werknemers zijn bijvoorbeeld niet in dienst van een industrieel bedrijf, maar wel van een bedrijf dat voor zijn omzet sterk afhankelijk is van de industrie. Daarna worden in hoofdstuk 3 prognoses gegeven van de werkgelegenheid en de vervangingsvraag naar subsector. Vervolgens worden deze prognoses in hoofdstuk 4 gedifferentieerd naar een aantal opleidingscategorieën. Hoofdstuk 5 behandelt de vraag in hoeverre er in de toekomst voldoende aanbod zal zijn om de vervangingsvraag naar personeel in de maakindustrie te vervullen. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 besteden we ook aandacht aan de reacties in de diepte-interviews op de betreffende prognoses. In hoofdstuk 6 gaan we aan de hand van de diepte-interviews, bestaande literatuur en secundaire analyses in op de vraag welke mogelijkheden er zijn om discrepanties op te vangen. Tenslotte volgen de samenvatting en de conclusies. 6

16 2 OMVANG EN STRUCTUUR VAN DE WERKGELEGENHEID IN DE INDUSTRIE 2.1 INLEIDING Voordat we overgaan tot het prognosticeren van werkgelegenheid en vervangingsvraag in de industrie voor de komende vijftien jaar geven we eerst een cijfermatige schets van de werkgelegenheid in de industrie. Allereerst gaan we in paragraaf 2.2 in op de afbakening van de industrie. Onze cijfermatige analyses in de volgende hoofdstukken zijn gebaseerd op CBS-gegevens en de door het CBS gehanteerde sectorindeling. Maar in deze cijfers zijn allerlei activiteiten niet opgenomen die weliswaar volgens de CBS-definitie niet tot de industrie behoren, maar hieraan wel sterk gerelateerd zijn. De aan de industrie toe te schrijven werkgelegenheid zou dan groter zijn dan het niveau volgens de CBS-cijfers. We zullen trachten hiervan indicaties te geven. Wij pretenderen overigens hiermee niet een nieuwe sectorindeling te ontwikkelen. Alleen op basis van de CBS-indeling is een consistent en gedetailleerd beeld te geven van de structuur en de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de industrie. Onze beschrijving hiervan in paragraaf 2.3 (en trouwens ook de verdere analyse in dit rapport) is volledig op de CBS-indeling gebaseerd. Met omvang doelen we op de aantallen werknemers in de industrie en met structuur op kenmerken van werknemers zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en functiestructuur. We zullen in dit hoofdstuk zowel de huidige stand van zaken bespreken als ingaan op veranderingen in het verleden. Gedetailleerde tabellen zijn opgenomen in bijlage 1. We besluiten met enkele conclusies in paragraaf AFBAKENING VAN DE INDUSTRIE AARD VAN DE BETROKKENHEID VAN WERKZAME PERSONEN BIJ DE INDUSTRIE Niet iedereen die werkzaam is voor de industrie is in dienst van een industrieel bedrijf. We kunnen de volgende situaties onderscheiden: 1. iemand is in loondienst of als zelfstandige werkzaam in de industrie; 2. iemand is werkzaam in de industrie op uitzend- of detacheringbasis. Uitzendkrachten worden door het CBS niet geteld bij de sector waarin zij werkzaam zijn. Als detachering van een werknemer plaatsvindt vanuit een bedrijf dat geen deel uitmaakt van de industrie, dan wordt deze werknemer evenmin meegeteld in de industriële werkgelegenheid. Dit betreft niet alleen lagere en middelbare functies. Ook in hogere functies komt detachering voor. Voorbeelden hiervan zijn ICT-functies, maar ook hogere technische functies in engineering, en als projectleider of supervisor; 3. iemand doet als werknemer van een niet-industrieel bedrijf werk voor een industrieel bedrijf in het kader van een opdracht van laatstgenoemd bedrijf aan eerstgenoemd bedrijf. Dit werk kan in beginsel zowel in het opdrachtgevende 7

17 bedrijf plaatsvinden als daarbuiten. Men kan denken aan uiteenlopende activiteiten als installatie, schoonmaak, horeca, transport, juridisch en financieel advies en productontwerp. Het onderscheid tussen 2) en 3) is dat bij 2) de werkzaamheden onder verantwoordelijkheid en onder leiding van het inlenende bedrijf plaatsvinden en bij 3) onder leiding en verantwoordelijkheid van het uitvoerende bedrijf. In de praktijk hoeft dit onderscheid overigens niet altijd heel duidelijk te zijn. De werkgelegenheid onder 2) dient (naast de werkgelegenheid onder 1)) meegeteld te worden bij de industriële werkgelegenheid. Hierbij dient aangetekend te worden dat voor zover uitlening vanuit andere industriële bedrijven plaatsvindt, de betrokken werknemers al in de cijfers voor de industrie zijn verdisconteerd. Voor de werkgelegenheid onder 3) is het niet evident dat deze meegeteld moet worden. Als de industrie zou verdwijnen dan zouden uiteraard ook de opdrachten vanuit deze bedrijven aan de industrie verdwijnen. Maar het is de vraag of hiermee ook al deze werkgelegenheid zou verdwijnen. Voor in elk geval een deel van deze activiteiten geldt dat er alternatieve afzetmogelijkheden in andere sectoren zijn. Verder zijn soms industriële bedrijven toeleverende bedrijven voor andere sectoren. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan machines en transportmiddelen. Als toeleverende bedrijven aan de industrie tot deze sector worden gerekend, dan zou men dus ook een deel van de industriële werkgelegenheid aan andere sectoren moeten toerekenen. Dit neemt niet weg dat als industriële werkgelegenheid verdwijnt, dit bij toeleveranciers problemen kan geven en daar tot verlies van werkgelegenheid kan leiden. Zowel de tweede als derde situatie die hierboven beschreven zijn, kunnen gezien worden als een mogelijkheid om arbeid flexibel in te zetten. In de interviews wordt het belang van een meer flexibele inzet van arbeid binnen de industrie onderstreept. Redenen hiervoor zijn verschillend: opvangen van conjuncturele schommelingen. Zodra de conjunctuur aantrekt, neemt uitzendarbeid sterk toe. Het jaar 2003 was wat dit betreft een omslagjaar; diverse bedrijven kiezen er bewust voor om ook op meer structurele basis flexibiliteit in te bouwen. Een deel van de personeelsvoorziening wordt als het ware uitbesteed. Fluctuaties bij bedrijven komen niet alleen door de conjunctuur, maar bijvoorbeeld ook door de introductie van nieuwe producten of door interne reorganisaties; taken die niet als kern worden gezien, worden uitbesteed; flexibele arbeid wordt ingezet om de (tijdelijke) vraag naar arbeid in verband met specifieke projecten te vervullen. In de interviews komt naar voren dat het aandeel van dergelijke flexibele arbeid in zo n geval soms zelfs kan oplopen tot 60/70%; Soms kiezen bedrijven er bewust voor om bepaalde werkzaamheden te isoleren en vervolgens hiervoor flexibele arbeid te gebruiken. Hiermee kan voor de eigen werknemers de meer interessante werkzaamheden een groter accent krijgen, waardoor deze ook weer makkelijker behouden kunnen blijven; flexibele arbeid als wervingsinstrument. Hieronder komt dit punt nog wat verder uitgebreider aan de orde. 8

18 In enkele gevallen noemen bedrijven expliciet knelpunten op de arbeidsmarkt als motief. Eén van deze bedrijven geeft aan dat reguliere werving voor technische functies via bijvoorbeeld een advertentie niets meer oplevert. Daarom is men structureel overgegaan op inlening van personeel, waarvan sommigen vervolgens weer doorstromen naar het vaste personeel. Het betreffende uitzendbureau verzorgt op die manier ook expliciet de werving en selectie voor het betreffende bedrijf. Een enigszins vergelijkbare situatie is bij een ander groot bedrijf dat geen werknemers onder MBO-4 niveau in dienst neemt. Wat zij echter wel doen, is werknemers via een uitzendconstructie (arbeidspool) inhuren, waarbij tegelijkertijd scholing plaatsvindt. Het gaat dan vaak om BBL-leerlingen die in dienst zijn van een arbeidspool en geplaatst worden bij dit bedrijf. Wanneer deze leerling-werknemers dan wel het MBO-4 niveau behalen, komen zij in eigen dienst van het bedrijf. Nu geldt niet dat flexibiliteit alleen verkregen wordt door gebruik van arbeid uit nietindustriële sectoren via opties 2) en 3). Een deel van het eigen personeel kan bijvoorbeeld op tijdelijke basis werkzaam zijn. Voorts kan men ook via onderaanneming in de eigen sector of een aanpalende andere industriële sector flexibiliteit bereiken. Van dit laatste zijn we verschillende voorbeelden tegengekomen. Een metaalbedrijf besteedt bijvoorbeeld werk uit aan kleinere metaalbedrijven in de regio. Hierbij gaat het om specialistische klussen die minder passen in het seriematige werk van het geïnterviewde metaalbedrijf. De klant wil voor de totale order toch één aanspreekpunt houden, vandaar dat gekozen wordt voor deze vorm. Een ander metaalbedrijf heeft een vaste kern, maar werkt daarnaast met zeer veel subcontractors. In de assemblage wordt de verhouding eigen personeel versus subcontractors in dit bedrijf zelfs op 1:1 geschat. Bij veel bedrijven lopen diverse vormen van flexibilisering in de praktijk door elkaar heen, waarvan sommige onder categorie 2 en 3 vallen en andere niet. In box 2.1 is voor enkele bedrijven nader uitgewerkt welke positie flexibele arbeid heeft en in hoeverre de hierboven genoemde categorieën 2 en 3 voorkomen. 9

19 Box 2.1 Voorbeelden van gebruik van diverse vormen van flexibele arbeid in twee metaalbedrijven Voor het eerste bedrijf vormt flexibilisering van arbeid een belangrijk element van de bedrijfsstrategie. Dit komt alleen al tot uitdrukking in het feit dat men hierover ook een bewuste terminologie heeft ontwikkeld in de vorm van een schillenmodel : 1 e schil: deze bestaat uit een vast bestand (1200 mensen). Dit bestand is constant. 2 e schil: deze bestaat uit tijdelijke contracten, maar fluctueert wel: tijdelijke contracten op een moment in hoogconjunctuur tegenover beduidend minder (minder dan 100) op een ander moment. 3 e schil: deze bestaat uit ingeleend personeel. Deze worden geleverd door Delta Metaal en Randstad (categorie 2 zoals hierboven benoemd). In hoogtijden kunnen 2 e en 3 e schil tezamen wel 800 man zijn. 4 e schil: deze bestaat uit onderaannemers op alle niveaus. Deze onderaannemers kunnen zowel binnen als buiten de industrie vallen. In het laatste geval gaat het om de hierboven gedefinieerde categorie 3. Een voorbeeld bij dit bedrijf is het inhuren van ingenieursbureaus. Het tweede bedrijf is Corus, een groot metaalbedrijf waar zo n mensen werken. Er wordt vrij veel gebruik gemaakt van uitzendkrachten (categorie 2). Het bedrijf werkt met zijn eigen uitzendbureau SAB (oorspronkelijk was dit een samenwerkingsverband met een houthandel). Deze levert ongeveer 200 mensen per jaar, vooral op secretarieel gebied en ploegendienstfuncties. Er wordt ook met andere uitzendbureaus gewerkt (categorie 2). Tevens heeft het bedrijf een eigen flexteam met zeer breed opgeleide mensen die overal worden ingezet waar krapte is. Het bedrijf maakt daarnaast in zeer sterke mate gebruik van uitbesteding: van catering tot IT faciliteiten, het onderhoud van de installaties en de ARBO zorg (veelal categorie 3). Een schatting van de hoeveelheid mensen in het onderhoud van de installaties is ongeveer Totaal wordt zo n 1 miljard Euro uitgegeven aan uitbesteding, waarvan de helft in de omliggende regio. Hieronder zullen we proberen met de bestaande gegevens een kwantificering te geven van de onder categorie 2 en 3 genoemde werkgelegenheid. Deze personen zijn dus niet in dienst van een industrieel bedrijf, maar hier wel sterk afhankelijk van IN INDUSTRIËLE BEDRIJVEN WERKZAME PERSONEN ZONDER DIENSTVERBAND BIJ DEZE BEDRIJVEN Volgens CBS-cijfers uit de productiestatistieken waren in 2004 in de industrie 870- duizend werknemers werkzaam, waarvan 780-duizend in dienst van het bedrijf. Deze cijfers zijn exclusief de SW-bedrijven waar nog eens ca. 100-duizend personen werkzaam zijn. In fte s zijn de aantallen voor de industrie exclusief SW-bedrijven iets kleiner (respectievelijk bijna 850-duizend en 760-duizend, maar ook dan is het verschil ongeveer 90-duizend. Dit verschil van 90-duizend omvat gedetacheerden, uitzendkrachten en meewerkende gezinsleden. Een deel van de gedetacheerden wordt mogelijk ingeleend vanuit andere industriële bedrijven. Het verschil tussen het aantal werkzame personen in de industrie en de officiële werkgelegenheidscijfers van het CBS is daarom waarschijnlijk wat kleiner dan Niet duidelijk is onder welke sector deze diensten vallen. 10

20 Tabel 2.1 Totaal arbeidsvolume werkzaam, arbeidsvolume zelfstandigen en personen in loondienst en arbeidsvolume werkzaam, maar niet als zelfstandige of in loondienst, Totaal arbeidsvolume werkzaam (*1000) Arbeidsvolume zelfstandigen en werknemers in loondienst (*1000) Arbeidsvolume werkzaam, maar niet als zelfstandige of op loonlijst In absolute aantallen (*1000) In procenten van het totale arbeidsvolume Voedings-en genotsmiddelenindustrie Textiel- en lederindustrie Papier en uitgeverijen Aardolie-industrie Chemische industrie Rubber en kunststofindustrie Metaalindustrie Machine industrie Elektrotechnische industrie Transportmiddelenindustrie Overige industrie (excl. SWbedrijven) Totaal (excl. SW-bedrijven) Bron: CBS, Productiestatistieken. In tabel 2.1 zijn de aantallen (in fte s) per subsector weergegeven. Afgezien van de (qua werkgelegenheid) kleine sector aardolie-industrie, is de groep die werkzaam is in de bedrijven maar niet op de loonlijst staat relatief het grootst in de voeding- en genotmiddelenindustrie. De groep is relatief klein in de textielindustrie. ABU-cijfers geven aan dat er in 2005 gemiddeld per dag ongeveer 240-duizend (in duizend) uitkrachten werkzaam waren waarvan 30 procent (ruim 70-duizend) in de industrie. Echter, een beperkt deel van de uitzendbranche is niet in de ABU-cijfers vertegenwoordigd. Het totale aantal uitzendkrachten zal dus iets hoger zijn dan de ABUcijfers aangeven. Volgens het CBS gaat het in dat jaar in fte s in totaal om ongeveer 170- duizend uitzendkrachten, maar de verdeling hiervan naar inlenende sector is niet bekend. Denkbaar is dat in de industrie uitzendkrachten vaker dan gemiddeld voltijds werken en dat het aandeel van de industrie in fte s hoger is dan 30 procent. Het CBS geeft een totaal arbeidsvolume van ongeveer 240-duizend voor de uitzendbranche, maar geeft niet aan welk deel hiervan wordt ingezet in de industrie. In de 11

21 EBB-cijfers van het CBS wordt de categorie flexibele arbeidskrachten onderscheiden, waaronder ook uitzendkrachten zijn begrepen. Uitgaande van deze cijfers kom je voor de industrie uit op ongeveer 70-duizend flexibele krachten op een totaal van 946-duizend werkzame personen. In deze cijfers zijn de SW-bedrijven overigens wel begrepen, zodat het totaal aantal werkzame personen redelijk spoort met die uit de productiestatistieken. De groep flexwerkers omvat overigens niet alleen uitzendkrachten maar ook bijvoorbeeld oproepkrachten. Wel is aan te nemen dat in de industrie de groep flexwerkers grotendeels uit uitzendkrachten bestaat. Ook in de interviews is de omvang aan de orde gekomen van personen die niet in eigen dienst zijn, maar wel direct bij de industrie werkzaam zijn. Uitzendarbeid in meer strikte zin ligt volgens één van de geïnterviewden uit de hoek van de uitzendbureaus bij technische functies relatief ongeveer 1,5 keer zo hoog dan bij andere soorten functies 7. Dit geeft aan dat in dit type functies het gebruik van uitzendwerk relatief hoog is. Het percentage uitzendkrachten schommelt bij geïnterviewde bedrijven vaak binnen de marge van 5-25% ten opzichte van het personeel in eigen dienst. Bij uitbesteding is de precieze afbakening problematischer, maar ook hier zijn voorbeelden (zie bijvoorbeeld box 2.1 en de nog volgende box 2.2) die aangeven dat ook dit substantieel kan zijn. Uit gegevens van het CBS is het opleidingsniveau van flexwerkers bekend. Uit onderstaande tabel blijkt dat in vergelijking met de totale werkgelegenheid in de industrie er onder de in deze sector werkzame flexwerkers meer lager opgeleiden en minder hoger opgeleiden zijn. Verder valt aan te nemen dat onder flexwerkers er relatief veel zijn die onder hun niveau werkzaam zijn. Dit verklaart waarschijnlijk ook waarom er in de zakelijke dienstverlening nogal wat hoger opgeleide technici in een technische functie op middelbaar niveau werkzaam zijn. Tabel 2.2 Procentuele verdeling totale werkgelegenheid en flexibele component daarbinnen naar opleidingsniveau voor de industrie (2004) Totale werkgelegenheid Flexwerkers a) Lager opgeleid Middelbaar opgeleid Hoger opgeleid Totaal a) Industrie inclusief openbaar nutsbedrijven. Bron: CBS. 7 Dat de inzet van uitzendarbeid in de industrie relatief hoog is, spoort met de eerdere constatering dat ongeveer 30% van de uitzendkrachten in de industrie werkt. Dit aandeel ligt aanzienlijk hoger dan het aandeel van de industrie in de totale werkgelegenheid (13-15%). 12

22 2.2.3 DE RELATIE MET ANDERE SECTOREN De overige sectoren leveren producten en diensten aan de industrie. In elk geval op de korte termijn zijn zij dus voor een deel van hun afzet afhankelijk van de industrie. De daling van de werkgelegenheid in de industrie in de afgelopen decennia is voor een deel toe te schrijven aan het feit dat bedrijven steeds meer activiteiten zijn gaan uitbesteden. Dit betreft in de eerste plaats dienstverlenende activiteiten in de sfeer van onder andere horeca, schoonmaak en vervoer. Vroeger werden dergelijke diensten in veel sterkere mate dan thans intern uitgevoerd door werknemers in dienst van het eigen bedrijf. Een voorbeeld van een nieuw terrein waarin sprake is van uitbesteding van niet-kerntaken naar een bedrijf buiten de industrie is in box 2.2 weergegeven. Box 2.2 Voorbeeld van uitbesteding in facility management Een ingenieursbureau heeft sinds 2002 een specifiek bedrijf opgericht dat zich richt op facility management aan met name industriële bedrijven. Het idee hierachter is om voor een bedrijf de integrale verantwoordelijkheid te nemen voor een breed spectrum aan diensten: onderhoud van gebouwen, onderhoud liften en installaties, afval afvoer, recycling, energiegebruik, beveiliging en catering. Het bureau biedt een totaalpakket, maar maakt zelf ook weer gebruik van onderaannemers. Eén van achtergronden waarom bedrijven kiezen voor een dergelijke uitbesteding, is dat het bureau aangeeft dat op veel van deze diensten nog winst valt te behalen. Deze te behalen voordelen worden ook vastgelegd in prestatiecontracten. Inmiddels maken reeds een viertal grote industriële ondernemingen van deze vorm van uitbesteding door dit bedrijf gebruik. Bij overname van activiteiten behoort desgewenst ook de overgang van betrokken personeel. Bij het nieuwe bedrijf werken inmiddels meer dan 200 medewerkers die deels op de site werkzaam blijven. Naar de toekomst toe wil men deze vorm van dienstverlening ook in andere landen gaan aanbieden. Uiteraard kan ook een deel van de primaire activiteiten worden uitbesteed aan andere Nederlandse bedrijven, maar voor zover dit industriële bedrijven betreft heeft dit in beginsel geen effect op de omvang van de werkgelegenheid in de industrie 8. Als we kijken naar het aandeel van mensen met een niet-technisch beroep in de industriële werkgelegenheid, dan zijn er voor de periode na 1995 geen sterke aanwijzingen voor toenemende uitbesteding van dienstverlenende activiteiten. Het aandeel van niet-technische functies is eerder toegenomen dan afgenomen 9. Wel zou het zo kunnen zijn dat de uitbesteding wel verder is toegenomen, maar dat door technische vooruitgang het aantal werkzame personen in technische functies nog sterker is afgenomen dan het aantal werkzame personen in dienstverlenende functies. Ook is het 8 9 Eventueel kunnen effecten optreden als door de uitbesteding de productie efficiënter plaatsvindt doordat het meer gespecialiseerde bedrijven betreft met een hogere productiviteit of doordat de lonen in deze bedrijven lager liggen. Dit is gebaseerd op CBS-cijfers over de periode met betrekking tot de werkgelegenheid naar beroep in de nijverheid, welke naast de industrie ook de bouw en het openbaar nu omvat. 13

23 mogelijk dat de industrie zelf steeds meer dienstverlenende activiteiten verricht voor klanten 10. Er is geen directe informatie beschikbaar over aan de industrie gerelateerde werkgelegenheid in andere sectoren. De volgende bronnen geven indicaties: de input-outputtabel voor Nederland waarin de onderlinge leveringen tussen sectoren zijn opgenomen; het aantal technici dat werkzaam is in de zakelijke dienstverlening. Input-outputanalyse Op basis van de input-outputtabel kan de onderlinge afhankelijkheid tussen sectoren worden bepaald. Deze kan als volgt worden uitgedrukt: p1 a11... a1n p1 f p =. = = p N an... a NN p N f 1 N Ap + f Hierbij geeft p i de productie van sector i weer en f i de finale leveringen (aan buitenlandse afnemers, consumptiehuishoudingen in Nederland, e.d.) van deze sector. De a ij zijn technische coëfficiënten die weergeven dat sector j voor zijn productie ook producten uit sector i nodig heeft. Bijvoorbeeld a 12 vermenigvuldigd met p 1 geeft de onderlinge leveringen van sector 1 aan sector 2 weer. 10 Zie ook de opmerkingen hierover in: Arnoldus (2003). 14

24 Tabel 2.3 Werkgelegenheidseffecten bij een inkrimping van de finale vraag van de industrie met 10 procent Werkgelegenheid in 2004 in arbeidsjaren (*1000) Werkgelegenheidseffecten bij een inkrimping van de finale vraag van de industrie met 10 procent Werkgelegenheidseffecten indien de niet-industriële sectoren hun inputs op peil kunnen houden met extra import In arbeidsjaren (*1000) In procenten In arbeidsjaren (*1000) In procenten Voedings-en genotsmiddelenindustrie 123,8-11,1-8,9-10,3-8,3 Textiel- en lederindustrie 20,0-1,9-9,3-1,6-7,8 Papierindustrie, uitgeverijen en drukkerijen 100,9-6,5-6,5-3,6-3,5 Aardolie-industrie 6,6-0,6-8,8-0,5-7,4 Chemische industrie 67,1-6,5-9,7-5,1-7,6 Rubber en kunststofindustrie 31,9-2,9-9,2-2,2-6,9 Metaalindustrie 113,6-9,7-8,6-5,2-4,6 Machine industrie 80,2-7,2-9,0-6,1-7,6 Elektrotechnische industrie 82,3-7,4-9,0-5,9-7,2 Transportmiddelenindustrie 50,1-4,5-9,1-4,0-8,0 Overige industrie 182,5-15,1-8,3-12,6-6,9 Totaal industrie 859,0-73,5-8,6-56,9-6,6 Landbouw, bosbouw en visserij 217,7-7,5-3,4 1,3 0,6 Delfstoffenwinning 9,1-0,3-3,7-0,1-1,4 Energie- en waterleidingbedrijven 29,8-2,1-6,9-1,6-5,5 Bouwnijverheid 436,3-33,5-7,7-32,6-7,5 Handel en reparatie 1026,2-2,8-0,3-0,1 0,0 Horeca 197,9-1,1-0,6-0,5-0,3 Vervoer, opslag en communicatie 406,7-2,1-0,5-0,4-0,1 Financiele instellingen 247,9-2,5-1,0-0,8-0,3 Verhuur van en handel in onroerend goed 65,0-0,3-0,4-0,2-0,4 15

25 Werkgelegenheid in 2004 in arbeidsjaren (*1000) Werkgelegenheidseffecten bij een inkrimping van de finale vraag van de industrie met 10 procent In arbeidsjaren (*1000) In procenten Werkgelegenheidseffecten indien de niet-industriële sectoren hun inputs op peil kunnen houden met extra import In arbeidsjaren (*1000) In procenten Zakelijke dienstverlening en verhuur van roerende goederen 963,5-19,6-2,0-3,0-0,3 Overheid 805,9-0,9-0,1-0,1 0,0 Gezondheids- en welzijnszorg 811,0-0,8-0,1 0,0 0,0 Overige goederen diensten 378,1-3,1-0,8-1,3-0,3 Totaal overige sectoren 5595,1-76,5-1,4-39,4-0,7 Totaal 6454,1-150,0-2,3-96,4-1,5 Uit bovenstaande formule is p als volgt te bepalen: p = 1 [ I A] f Hierbij is I de eenheidsmatrix en geeft (I-A) -1 de inverse van I-A weer. Bedrijven uit andere sectoren leveren aan de industrie en kunnen dus een probleem krijgen als de industrie moet inkrimpen. Omgekeerd gebruiken andere sectoren producten van de industrie (bijvoorbeeld machines en transportmiddelen) als inputs. Als de industrie inkrimpt kan dit voor bedrijven die een deel van hun inputs uit de industrie betrekken dus een knelpunt vormen. Als je zou aannemen dat bedrijven uit andere sectoren beide problemen in het geheel niet kunnen opvangen, dan kan berekend worden wat dit voor gevolgen zou hebben voor de werkgelegenheid in Nederland. In tabel 2.3 is weergegeven wat een inkrimping van de finale vraag van de industrie met 10 procent zou betekenen voor de werkgelegenheid 11. Eerst is met bovenstaande formule berekend wat dit betekent voor de productie in de diverse sectoren en vervolgens is aangenomen dat het procentuele effect op de werkgelegenheid gelijk is aan dat op de productie. Uit deze berekening komt naar voren dat in de niet-industrie sectoren de werkgelegenheid met bijna 80-duizend afneemt, bijna evenveel als het directe werkgelegenheidseffect voor de industrie zelf. Buiten de industrie treden de grootste effecten op de in de bouwnijverheid en in de zakelijke dienstverlening. Dus hieruit komt naar voren dat als een baan in de industrie verloren gaat er dan ook elders in de economie een baan verdwijnt Hierbij is uitgegaan van de input- outputtabel en andere gegevens uit de Nationale Rekeningen Dit komt overeen met eerdere berekeningen in: Suijker en Eering (1994). 16

26 Hierbij is echter verondersteld dat bedrijven die inputs uit de industrie betrekken dit niet kunnen opvangen door deze elders te betrekken. Dit lijkt weinig realistisch 13. Er is ook een berekening uitgevoerd, waarbij aangenomen is dat andere sectoren dit kunnen opvangen door de betrokken inputs te importeren. Dit is tot uiting gebracht door een verandering in de technische coëfficiënten waardoor andere sectoren ondanks minder toelevering vanuit de Nederlandse industrie nog hetzelfde kunnen produceren. Dan zijn de effecten aanzienlijk kleiner. Het werkgelegenheidsverlies in andere sectoren halveert dan. Ten slotte achten we het evenmin realistisch om aan te nemen dat toeleverende bedrijven hun verlies aan afzetmogelijkheden niet kunnen compenseren. Meestal zijn er wel alternatieven zoals afzetmogelijkheden in het buitenland. Dus zelfs de daling van de werkgelegenheid met bijna 40-duizend in de tweede variant zal een overschatting van de werkelijke effecten geven. Dit neemt niet dat op korte termijn een plotselinge inkrimping van de industrie aanzienlijke problemen zal geven in andere sectoren. Op langere termijn zal het beeld als gevolg van substitutie-effecten minder ongunstig zijn. Maar ook dan is de vraag of volledige compensatie mogelijk zal zijn. Hierbij moet dan ook het mogelijke effect van inkrimping van de industrie op de innovatie in de dienstverlening worden betrokken. Denkbaar is dat dienstverlenende sectoren het moeilijker krijgen zonder een industrie in hun nabijheid 14. Binnen het kader van ons onderzoek kunnen wij hierover echter geen uitspraken doen. Een alternatieve benadering om de betekenis van een sector voor de totale werkgelegenheid te kwantificeren is na te gaan hoeveel werkgelegenheid direct (in de sector zelf) en indirect (via toeleverende sectoren) nodig is om de productie in de sector te realiseren. Deze benadering wordt gevolgd door Arnoldus (2003). Uit zijn analyse komt naar voren dat de totale benodigde werkgelegenheid voor de industriële productie ongeveer 50% hoger ligt dan de directe industriële werkgelegenheid. Technici in de zakelijke dienstverlening Een derde manier om een indruk te krijgen van werkgelegenheid buiten de industrie, maar voor de industrie is te kijken naar mensen in de zakelijke dienstverlening met een hoger technisch beroep. Dit betreft iets meer dan 50-duizend personen. Het is niet bekend welke deel hiervan in opdracht van de industrie werkt. Hierbij gaat het om organisaties in het speur- en ontwikkelingswerk, ingenieursbureaus en de IT-sector. In totaal werken in die sectoren ongeveer 200-duizend mensen. 13 Mogelijk zijn er gespecialiseerde producten waarvoor geen perfecte substituten bestaan, waardoor op korte termijn problemen in afnemende sectoren optreden, maar aan te nemen valt dat dit alleen tijdelijke problemen geeft. 14 Zie bijvoorbeeld: Schenk en Theeuwes (2002). 17

27 2.3 OMVANG EN STRUCTUUR VAN DE WERKGELEGENHEID OMVANG Zoals eerder is aangegeven bedraagt het directe arbeidsvolume aan werkzame personen in de industrie ongeveer (inclusief SW-bedrijven) 15. De grootste deelsectoren vormen de voedingsindustrie en metaal, machine en elektrotechniek (zie tabel 1 in bijlage 1). Ook de chemie en uitgeverijen, drukkerijen zijn relatief grote werkgevers. In de tijd gezien loopt het aantal werkzame personen in de meeste deelsectoren gestaag terug. Vooral sectoren als de voedingsindustrie, basischemie, basismetaal, elektrotechniek en de textielindustrie kennen een vrij sterke afname in werkgelegenheid. Dit is terug te zien in grafiek 2.1 waar we voor alle deelsectoren een dalende tendens zien voor de periode 1987 tot Voor de totale industrie zien we dat de werkgelegenheid met tien procent is afgenomen in deze periode. De achterliggende cijfers voor een meer gedetailleerde sectorindeling zijn de te vinden in tabel 2 in bijlage 2. Er is een aantal deelsectoren dat juist een toename van werkgelegenheid heeft gehad in de periode van 1987 tot Zo springt binnen de chemie de rubber- en kunststofindustrie eruit met een toename in werkgelegenheid van 11 procent. De chemische basisproductenindustrie laat de sterkste daling in werkgelegenheid zien. In de metaalsector springt de machine-industrie er positief uit met een toename van de werkgelegenheid van tien procent ten opzichte van De basismetaal- en de elektrotechnische industrie kennen de meest ongunstige ontwikkeling. De relatief gunstige ontwikkeling binnen de overige industrie komt vooral door de sociale werkvoorziening die onder de overige overige industrie valt. De textiel- en lederindustrie kende zoals gezegd juist een sterke daling in werkgelegenheid. Sinds 2000 laten alleen de sectoren aardolie en chemische eindproducten nog een lichte stijging in werkgelegenheid zien. De werkgelegenheid in de overige industriesectoren daalt sinds In deze cijfers zijn deeltijders naar rato van hun arbeidsduur meegenomen. Het aantal personen dat werkzaam is in de industrie ligt daarom hoger en bedraagt ongeveer één miljoen (zie ook tabel 2.5). 18

28 Grafiek 2.1 Ontwikkeling van de werkgelegenheid in periode 1987 tot 2003 ten opzichte van 1987 (in arbeidsjaren) * 2003* Industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Overige industrie Chemie/Aardolie Metaalindustrie STRUCTUUR Opbouw naar geslacht en leeftijd De industrie als geheel kenmerkt zich door een relatief laag aandeel vrouwen (tabel 3 in bijlage 1). Zeker in sectoren met fysiek zwaardere arbeid werkten van oudsher heel weinig vrouwen en dat geldt nog steeds. In de aardolie-industrie en de metaal (met uitzonderlijk van de elektrotechniek) is nog altijd minder dan 15 procent van het vrouwelijke geslacht. Sectoren waar relatief veel vrouwen werkzaam zijn, zijn de voedingsindustrie, de textiel- en kledingindustrie en de grafische industrie. Voor bijna alle industriesectoren is het aandeel vrouwen in de periode 1987 tot 2003 licht gestegen (zie tabel 4 in bijlage 1). Alleen in de aardolie-industrie is het aandeel vrouwen afgenomen sinds De leeftijdsverdeling binnen de industrie verschilt sterk naar subsector. Relatief sterk vergrijsd zijn de basismetaal en de sector glas, bouw, meubel en overige industrie : in deze sectoren is meer dan 30 procent ouder dan 50 jaar (zie tabel 5 in bijlage 1). In de meeste sectoren ligt dit aandeel tussen 20 en 25 percent. Relatief veel jongeren (tot 30 jaar) zijn te vinden in de voeding en genotmiddelenindustrie en de metaalproductenindustrie. Opbouw naar opleidingsniveau en beroepsklasse In de industrie werken relatief minder hoger opgeleiden dan in andere (met name dienstverlenende) sectoren. In de industrie heeft 21 procent van de werkzame personen 19

E-commerce in de industrie 1

E-commerce in de industrie 1 E-commerce in de industrie 1 Vincent Fructuoso van der Veen en Kees van den Berg 2 Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) door industriële bedrijven ligt in vergelijking met andere

Nadere informatie

Vacatures in de industrie 1

Vacatures in de industrie 1 Vacatures in de industrie 1 Martje Roessingh 2 De laatste jaren is het aantal vacatures sterk toegenomen. Daarentegen is in de periode 1995-2000 het aantal geregistreerde werklozen grofweg gehalveerd.

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB

M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB A.M.J. te Peele Zoetermeer, 24 december 2004 Beperkte groei werkgelegenheid MKB in 1999-2002 De werkgelegenheid in het MKB is in 2002 met 3% toegenomen

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 1. Inleiding In 2012 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Werkgelegenheidsonderzoek 2010 2010 pr ov i nc i e g r oni ng e n Wer kgel egenhei dsonder zoek Eenanal ysevandeont wi kkel i ngen i ndewer kgel egenhei di nde pr ovi nci egr oni ngen Werkgelegenheidsonderzoek 2010 Werkgelegenheidsonderzoek

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Exportprestaties van het industriële MKB in 2003

Exportprestaties van het industriële MKB in 2003 M200410 Exportprestaties van het industriële MKB in 2003 Exportthermometer Jolanda Hessels Kees Bakker Zoetermeer, november 2004 Exportprestaties van het industriële MKB in 2003 In 2003 laat de export

Nadere informatie

Herstel in de industrie zet door. Samenvatting. Totale industrie. Omzet stijgt. Eerste kwartaal 2014

Herstel in de industrie zet door. Samenvatting. Totale industrie. Omzet stijgt. Eerste kwartaal 2014 Eerste kwartaal 214 Herstel in de industrie zet door Samenvatting Totale industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Nadere informatie

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1 Bedrijfsopleidingen in de 1 M.J. Roessingh 2 Het aantal bedrijfsopleidingen dat een werknemer in de in 1999 volgde, is sterk gestegen ten opzichte van 1993. Ook zijn er meer opleidingen gaan volgen. Wel

Nadere informatie

Mei Economische Barometer Valkenswaard en Waalre. Verwachting voor 2010 en 2011

Mei Economische Barometer Valkenswaard en Waalre. Verwachting voor 2010 en 2011 Verwachting voor 2010 en 2011 Mei 2010 CONCLUSIES Zakelijke dienstverlening domineert de economie van Waalre. Valkenswaard kent relatief veel industrie en groothandel. Afname van de werkgelegenheid doet

Nadere informatie

Belemmeringen voor de exportontwikkeling van de Gelderse industrie

Belemmeringen voor de exportontwikkeling van de Gelderse industrie Onderzoeksmemorandum Belemmeringen voor de exportontwikkeling van de Gelderse industrie Probleemstelling I Een aantal bedrijven uit de Achterhoek heeft bij provincie Gelderland het probleem aangekaart

Nadere informatie

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen Een halve eeuw arbeidsmarkt 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen Een veranderende arbeidsmarkt sluiten instituties nog wel aan? 2 Mogelijke hervorming: basisinkomen Gegarandeerd onvoorwaardelijk

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Provincie Groningen Drs. Eelco Westerhof

Nadere informatie

Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012

Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012 Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012 t.b.v. Monitor Arbeidsmarkt en Onderwijs Provincie Noord-Holland IJmuiden, 23 november 2012 Arjan Heyma www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630 Belangrijkste

Nadere informatie

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant Regio Zuidoost-Brabant 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Zuidoost-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio Zuidoost-Brabant.

Nadere informatie

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

De arbeidsmarkt klimt uit het dal Trends en ontwikkelingen arbeidsmarkt en onderwijs De arbeidsmarkt klimt uit het dal Het gaat weer beter met de arbeidsmarkt in, ofschoon de werkgelegenheid wederom flink daalde. De werkloosheid ligt nog

Nadere informatie

ICT, kennis en economie 2012 Statistische bijlage

ICT, kennis en economie 2012 Statistische bijlage ICT, kennis en economie 2012 Statistische bijlage Deze bijlage bevat enkele tabellen met aanvullend cijfermateriaal behorend bij de publicatie ICT, kennis en economie 2012. De tabellen zijn per hoofdstuk

Nadere informatie

Monitor Economie 2018

Monitor Economie 2018 Monitor Economie 2018 Economische kerncijfers van de MVSgemeenten Augustus 2018 Inhoudsopgave Economische ontwikkeling 3 Werkgelegenheid 5 Arbeidsparticipatie 10 Inkomen en uitkeringen 13 Armoede en schuldhulpverlening

Nadere informatie

Stel je eens voor. Je hebt een bedrijf. Het bedrijf loopt goed. Je krijgt steeds meer werk aangeboden,

Stel je eens voor. Je hebt een bedrijf. Het bedrijf loopt goed. Je krijgt steeds meer werk aangeboden, Praktische-opdracht door een scholier 1669 woorden 26 maart 2003 8 22 keer beoordeeld Vak Economie Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. 1. Beschrijving van het onderzoek 1.1 Hoofdvraag 1.2 Deelvragen 3. 2. Gewenste

Nadere informatie

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014 De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014 Sectorrapport Waterbouw Ruud van der Aa Jenny Verheijen 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Belangrijkste uitkomsten 4 1. Samenstelling werkgelegenheid 5 2. Verwachte

Nadere informatie

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014 De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014 Sectorrapport Scheepsbouw Ruud van der Aa Jenny Verheijen 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Belangrijkste uitkomsten 4 1. Samenstelling werkgelegenheid 5 2. Verwachte

Nadere informatie

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal Persbericht PB14 56 11 9 214 15.3 uur CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal Meer werklozen aan de slag Geen verdere daling aantal banen, lichte groei aantal vacatures Aantal banen

Nadere informatie

Een uitdagende arbeidsmarkt. Erik Oosterveld 24 juni 2014

Een uitdagende arbeidsmarkt. Erik Oosterveld 24 juni 2014 Een uitdagende arbeidsmarkt Erik Oosterveld 24 juni 2014 Wat waren de gevolgen van de recessie? Hoeveel banen zijn er verloren gegaan? In welke sectoren heeft de recessie het hardst toegeslagen? Werkgelegenheid

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract

Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)

Nadere informatie

Mei Economische Barometer Weerterland en Cranendonck. Verwachting voor 2010 en 2011

Mei Economische Barometer Weerterland en Cranendonck. Verwachting voor 2010 en 2011 Verwachting voor 2010 en 2011 Mei 2010 CONCLUSIES Productiesectoren landbouw, industrie en bouw goed voor een derde van de werkgelegenheid in. Afname van de werkgelegenheid doet zich in 2010 vooral voor

Nadere informatie

Jaargang 74 September 2018 nr. 9. Statistisch bulletin. CBS Statistisch bulletin, 1

Jaargang 74 September 2018 nr. 9. Statistisch bulletin. CBS Statistisch bulletin, 1 Jaargang 74 September 2018 nr. 9 Statistisch bulletin CBS Statistisch bulletin, 1 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 2. Bevolking 10 3. Industrie en energie 17 4. Inkomen en bestedingen 19 5. Internationale

Nadere informatie

Industriële innovatie, deel I: Ontwikkelingen tot en met

Industriële innovatie, deel I: Ontwikkelingen tot en met Industriële innovatie, deel I: Ontwikkelingen tot en met 1999 1 Gerhard Meinen 2 Hoeveel geld geven bedrijven in de industrie uit aan onderzoek en ontwikkeling? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot dat van

Nadere informatie

Omzet daalt voor negende kwartaal op rij

Omzet daalt voor negende kwartaal op rij Derde kwartaal 216 daalt voor negende kwartaal op rij Industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Aardolie-, farmaceutische, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Nadere informatie

Huidig economisch klimaat

Huidig economisch klimaat Huidig economisch klimaat 1.1 Beschrijving respondenten Er hebben 956 ondernemers meegedaan aan het onderzoek, een respons van 38. De helft van de respondenten is zzp er (465 ondernemers, 49). Het aandeel

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-161 3 september 2003 9.30 uur Aantal banen in Nederland daalt Het aantal banen van werknemers in Nederland in het tweede kwartaal van 2003 is 22 duizend

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Omzet industrie daalt, productie vrijwel gelijk

Omzet industrie daalt, productie vrijwel gelijk Derde kwartaal 2 industrie daalt, productie vrijwel gelijk Industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Nadere informatie

Lagere afzetprijzen drukken nog steeds omzet

Lagere afzetprijzen drukken nog steeds omzet Tweede kwartaal 216 Lagere afzetprijzen drukken nog steeds omzet Industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Nadere informatie

JONGE MOEDERS EN HUN WERK

JONGE MOEDERS EN HUN WERK AMSTERDAMS INSTITUUT VOOR ARBEIDSSTUDIES (AIAS) UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM JONGE MOEDERS EN HUN WERK Onderzoek op basis van de Loonwijzer Kea Tijdens, AIAS, Universiteit van Amsterdam Maarten van Klaveren,

Nadere informatie

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk M201210 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk Arjan Ruis Zoetermeer, september 2012 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk De leeftijd van de ondernemer blijkt

Nadere informatie

Facts & Figures Zeeland

Facts & Figures Zeeland Facts & Figures Zeeland Prognose van leerlingaantallen In Zeeland wordt er een krimp verwacht van het totale leerlingenaantal op het vmbo. Dit gaat over de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte, theoretische-

Nadere informatie

Jaargang 75 Februari 2019 nr. 2. Statistisch bulletin. CBS Statistisch bulletin, 1

Jaargang 75 Februari 2019 nr. 2. Statistisch bulletin. CBS Statistisch bulletin, 1 Jaargang 75 Februari 2019 nr. 2 Statistisch bulletin CBS Statistisch bulletin, 1 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 2. Bevolking 10 3. Industrie en energie 17 4. Inkomen en bestedingen 19 5. Internationale

Nadere informatie

Prijsafname zorgt opnieuw voor omzetdaling industrie

Prijsafname zorgt opnieuw voor omzetdaling industrie Eerste kwartaal 216 Prijsafname zorgt opnieuw voor omzetdaling industrie Industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Nadere informatie

Productie licht gedaald in vierde kwartaal

Productie licht gedaald in vierde kwartaal Vierde kwartaal 14 Productie licht gedaald in vierde kwartaal Industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014 Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze

Nadere informatie

Omzet industrie daalt door lagere prijzen

Omzet industrie daalt door lagere prijzen Eerste kwartaal 21 Omzet industrie daalt door lagere prijzen Industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Nadere informatie

Economie groeit met 0,7 procent

Economie groeit met 0,7 procent Persbericht PB14 010 14 februari 08.30 uur Economie groeit met 0,7 procent Economie groeit in vierde kwartaal met 0,7 procent ten opzichte van het derde kwartaal 8 duizend banen minder dan in het derde

Nadere informatie

Facts & Figures Flevoland

Facts & Figures Flevoland Facts & Figures Flevoland Prognose van leerlingaantallen In Flevoland wordt er een krimp verwacht van het totale leerlingenaantal op het vmbo. Dit gaat over de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte,

Nadere informatie

Productiegroei industrie afgenomen in derde kwartaal

Productiegroei industrie afgenomen in derde kwartaal Derde kwartaal 214 groei industrie afgenomen in derde kwartaal Industrie Voedings- en genotmiddelenindustrie Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie Basismetaal- en metaalproductenindustrie

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek provincie Groningen 2004

Werkgelegenheidsonderzoek provincie Groningen 2004 Werkgelegenheidsonderzoek provincie Groningen 2004 EEN ANALYSE VAN DE ONTWIKKELINGEN IN DE WERKGELEGENHEID IN DE PROVINCIE GRONINGEN Uitgevoerd door het CAB in opdracht van de provincie Groningen Inhoud

Nadere informatie

monitor 2018 sociale firma s Amsterdam

monitor 2018 sociale firma s Amsterdam monitor 2018 sociale firma s Amsterdam introductie In het kader van de ontwikkeling van de Sociaal Werkkoepel heeft De Omslag de opdracht gekregen om te inventariseren wat het perspectief is van sociaal

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

Meting economisch klimaat, november 2013

Meting economisch klimaat, november 2013 Meting economisch klimaat, november 2013 1.1 Beschrijving respondenten Er hebben 956 ondernemers meegedaan aan het onderzoek, een respons van 38. De helft van de respondenten is zzp er (465 ondernemers,

Nadere informatie

Aartsbisdom Utrecht Prognose van de ontwikkeling van de personele bezetting van het parochiepastoraat, voor de jaren 2005 en 2010

Aartsbisdom Utrecht Prognose van de ontwikkeling van de personele bezetting van het parochiepastoraat, voor de jaren 2005 en 2010 Aartsbisdom Utrecht Prognose van de ontwikkeling van de personele bezetting van het parochiepastoraat, voor de jaren 2005 en 2010 Rapport nr. 495 maart 2002 Dr. Ton Bernts Drs. Joris Kregting KASKI onderzoek

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-113 30 september 2005 9.30 uur Banenverlies tot staan gekomen In het tweede kwartaal van 2005 waren er vrijwel evenveel banen als in het eerste kwartaal.

Nadere informatie

Aantal medewerkers West-Brabant

Aantal medewerkers West-Brabant Regio West-Brabant 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn West-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio West-Brabant. Waar mogelijk

Nadere informatie

Oktober Regionale Recessie Barometer Rotterdam. Economische verwachting tot 2011

Oktober Regionale Recessie Barometer Rotterdam. Economische verwachting tot 2011 Economische verwachting tot 2011 Oktober 2009 CONCLUSIES Zakelijke diensten, zorg en logistiek hebben een belangrijk aandeel in de Rotterdamse werkgelegenheid. Verwachte daling van werkgelegenheid in Rotterdam

Nadere informatie

Snapshots van de regionale economie

Snapshots van de regionale economie Snapshots van de regionale economie Een Groene, Gezonde en Slimme Regio Provincie Utrecht Economische groei (%) bbp/brp, Provincie Utrecht en, 1996- Beroepsniveau banen (%), Provincie Utrecht en, 4 4 7%

Nadere informatie

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder Persbericht PB13-070 14 november 2013 09.30 uur Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder - Economie groeit in derde kwartaal met 0,1 procent ten opzichte van tweede kwartaal - 46 duizend

Nadere informatie

Facts & Figures Drenthe

Facts & Figures Drenthe Facts & Figures Drenthe Prognose van leerlingaantallen In Drenthe wordt er een krimp verwacht van het totale leerlingenaantal op het vmbo. Dit gaat over de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte, theoretische-

Nadere informatie

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant Regio Noordoost-Brabant 1 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Noordoost-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio Noordoost-Brabant.

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Stijging van export en exportkansen in industrie, diensten en groothandel

Stijging van export en exportkansen in industrie, diensten en groothandel M200515 Stijging van export en exportkansen in industrie, diensten en groothandel Exportthermometer drs. S.C. Oudmaijer Zoetermeer, januari 2006 Exportprestaties en exportpotentieel van de industrie, de

Nadere informatie

Nationale rekeningen 2004 Revisie 2001

Nationale rekeningen 2004 Revisie 2001 Centraal Bureau voor de Statistiek Publicatiedatum CBS-website 9 mei 2005 Nationale rekeningen 2004 Revisie 2001 Enkele belangrijke uitkomsten revisiejaar 2001 Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei

Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei Persbericht PB14-050 14 augustus 2014 09.30 uur Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei - Economie groeit volgens de flashraming met 0,5 procent ten opzichte van eerste kwartaal 2014 - Volgens

Nadere informatie

SIC Industriemonitor. najaar 2003. Natasja Brouwer Michiel de Nooij Marc Pomp

SIC Industriemonitor. najaar 2003. Natasja Brouwer Michiel de Nooij Marc Pomp SIC Industriemonitor najaar 2003 Natasja Brouwer Michiel de Nooij Marc Pomp Onderzoek in opdracht van de Stichting voor Industriebeleid & Communicatie Amsterdam, november 2003 Stichting voor Economisch

Nadere informatie

Tabel 1: De bijdrage van RtHA aan de regionale economie op basis van 2,4 miljoen passagiers

Tabel 1: De bijdrage van RtHA aan de regionale economie op basis van 2,4 miljoen passagiers Prognose 2020 Door Alexander Otgaar, RHV Erasmus Universiteit Rotterdam Diverse studies zijn in het verleden uitgevoerd met als doel om de economische bijdrage van Rotterdam the Hague Airport (hierna aan

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent Arbeidsmarkt in vogelvlucht Gemiddeld over de afgelopen vier maanden is er een licht stijgende trend in de werkloosheid. Het aantal banen van werknemers stijgt licht en het aantal openstaande vacatures

Nadere informatie

Landelijke arbeidsmarkt prognose 2017 (update, 30 januari 2017)

Landelijke arbeidsmarkt prognose 2017 (update, 30 januari 2017) Landelijke arbeidsmarkt prognose 2017 (update, 30 januari 2017) In 2016 zette het herstel van de economie en arbeidsmarkt door In 2016 zette het economisch herstel door: de economie groeide met 2,1%. De

Nadere informatie

HTSM in Twente. Over de topsector High Tech Systemen en Materialen juni 2016

HTSM in Twente. Over de topsector High Tech Systemen en Materialen juni 2016 HTSM in Twente Over de topsector High Tech Systemen en Materialen 2007-2015 juni 2016 INHOUDS OPGAVE 1. Samenvatting 2. Aantal werkzame personen en vestigingen HTSM 2015 3. Aantal vestigingen HTSM 2015

Nadere informatie

Conjunctuur enquête. Technologische Industrie Nederland

Conjunctuur enquête. Technologische Industrie Nederland Conjunctuur enquête Technologische Industrie Nederland Gunstig beeld met internationale onzekerheden Het CBS kopt donderdag 16 februari dat het ondernemersvertrouwen in Nederland nog nooit op zo n hoog

Nadere informatie

ARBEIDSMARKT. in de Vlaams-Nederlandse Delta 2015-2040. Van knelpunt naar slimme kracht. Dick van der Wouw Joris Meijaard

ARBEIDSMARKT. in de Vlaams-Nederlandse Delta 2015-2040. Van knelpunt naar slimme kracht. Dick van der Wouw Joris Meijaard ARBEIDSMARKT in de Vlaams-Nederlandse Delta 2015-2040 Van knelpunt naar slimme kracht Dick van der Wouw Joris Meijaard Typisch VN Delta Doorvoerhavens en (petro)chemische industrie Goede universiteiten

Nadere informatie

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt M200919 Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt Zoetermeer, december 2009 Nieuwe werkgevers Boodschap Nederland kent over de

Nadere informatie

De Grote Uittocht Herzien. Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur

De Grote Uittocht Herzien. Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur De Grote Uittocht Herzien Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur Aanleidingen van deze update van De Grote Uittocht - een rapport van het ministerie van BZK en de sociale partners

Nadere informatie

Problemen verwerven krediet. Problemen aantrekken eigen vermogen. Bedrijfsleven totaal 62,3 21,0 1,7 0,1 2,7 10,8 1,4

Problemen verwerven krediet. Problemen aantrekken eigen vermogen. Bedrijfsleven totaal 62,3 21,0 1,7 0,1 2,7 10,8 1,4 1a. Effectecten kredietcrisis voor ondernemingen in Nederland naar sectoren Januari 2009 Geen van genoemde problemen verwerven krediet aantrekken eigen vermogen Verliezen depositogelden Waardevemindering

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt FEBRUARI 2012 INHOUD Blz 1. Bevolking 2 1.1 Totale bevolking 2 1.2 Doorstromingscoëfficiënt 2 1.3 Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische

Nadere informatie

M200412 Opleidingsniveau in MKB stijgt

M200412 Opleidingsniveau in MKB stijgt M200412 Opleidingsniveau in MKB stijgt A.M.J. te Peele Zoetermeer, 24 december 2004 Meer hoger opgeleiden in het MKB Het aandeel hoger opgeleiden in het MKB is de laatste jaren gestegen. Met name in de

Nadere informatie

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011 Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011 In deze rapportage van het UWV WERKbedrijf worden de actuele ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt kort toegelicht. Vanuit diverse bronnen

Nadere informatie

BIJLAGE A KENGETALLEN In deze bijlage geven we in overzichtelijke tabellen de kengetallen weer die gebruikt zijn ter bepaling van de effecten van het kantoren- en bedrijventerreinenprogramma voor de regio

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in Holland- Rijnland vanuit economisch pespectief

De arbeidsmarkt in Holland- Rijnland vanuit economisch pespectief De arbeidsmarkt in Holland- Rijnland vanuit economisch pespectief Op basis van het arbeidsmarktonderzoek van Research voor Beleid en EIM Douwe Grijpstra Datum: 7 november 2007 Opbouw presentatie -Inrichting

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Highlights Regio in Beeld 2015. Arbeidsmarktregio Amersfoort

Highlights Regio in Beeld 2015. Arbeidsmarktregio Amersfoort Highlights Regio in Beeld 2015 Arbeidsmarktregio Amersfoort Samenvatting Aantal banen neemt weer toe, echter niet in collectieve sector In Amersfoort groeit het aantal banen van werknemers (voltijd en

Nadere informatie

8. Werken in bestuur en zorg

8. Werken in bestuur en zorg 8. Werken in bestuur en zorg De uitzendbranche is van oudsher een belangrijke werkgever voor niet-westerse allochtonen van de eerste generatie. Bij de teruggang in de werkgelegenheid van de afgelopen jaren

Nadere informatie

Werkgelegenheid en toegevoegde waarde per bedrijfstak, en

Werkgelegenheid en toegevoegde waarde per bedrijfstak, en CPB Memorandum Sector(en) : Groei, Kennis en Structuur Afdeling(en)/Project : Vier vergezichten op Nederland Samensteller(s) : Free Huizinga en Bert Smid Nummer : Datum : 14 januari 2005 Werkgelegenheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Trendrapportage Economie Arnhem

Trendrapportage Economie Arnhem Trendrapportage Economie Arnhem Onderzoek en Statistiek Augustus 2018 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Samenvatting 4 3 Vraag 5 3.1 Werkgelegenheid in Arnhem 5 3.2 Ontwikkelingen in de tijd 6 3.3 Arnhem in

Nadere informatie

Employability in Nederland

Employability in Nederland Employability in Nederland Auteur(s): Grip, A. de (auteur) Loo, J. van (auteur) Sanders, J. (auteur) Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Universiteit Maastricht. V erschenen in: ESB,

Nadere informatie

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen november 2017

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen november 2017 Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen november 217 Inhoudsopgave Samenvatting: in één oogopslag 2 1. Economie 3 1.1. De economie groeit verder 3 1.2. Minder verleende ontslagvergunningen 4 1.3. Aantal uitzenduren

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding

Nadere informatie

Trends Cijfers. Werken in de publieke sector % 30% 93,5% % 32,7% 22,8% 12% 7% 85% 2,5% 23% 11% 8,1% 63,4%

Trends Cijfers. Werken in de publieke sector % 30% 93,5% % 32,7% 22,8% 12% 7% 85% 2,5% 23% 11% 8,1% 63,4% & 2% Trends Cijfers 54 Werken in de publieke sector 2016 93,5%,9% 22,8% 12% 7% 85% 8,1% 63,4% 6% 30% 8 6,6% % 32,7% 23% 2,5% 11% 54,9% 22,8% 12% 7% 85% 8,1% 63,4% 6% 2% 30% 93,5% 8 6,6% % 32,7% 23% 2,5%

Nadere informatie

WERKGELEGENHEID REGIO WATERLAND 2012

WERKGELEGENHEID REGIO WATERLAND 2012 1.1 Arbeidsplaatsen De regio Waterland telt in totaal 61.070 arbeidsplaatsen (dat zijn werkzame personen). Daarvan werkt 81 procent 12 uur of meer per week (49.480 personen). Het grootste deel van de werkgelegenheid

Nadere informatie

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4149, pagina 344, 24 april 1998 (datum) De arbeidsmarkt voor informatici is krap en zal nog krapper worden.

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4149, pagina 344, 24 april 1998 (datum) De arbeidsmarkt voor informatici is krap en zal nog krapper worden. Het informatici-tekort A uteur(s): Smits, W. (auteur) Delmee, J. (auteur) Grip, A. de (auteur) De auteurs zijn werkzaam bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit

Nadere informatie

Fluchskrift Wurkgelegenheid

Fluchskrift Wurkgelegenheid Fluchskrift Wurkgelegenheid Werkgelegenheidsregister Provincie Fryslân Het betreft voorlopige uitkomsten van het werkgelegenheidsonderzoek 2013. In afwachting op de landelijke cijfers zijn eventuele correcties

Nadere informatie

9. Werknemers en bedrijfstakken

9. Werknemers en bedrijfstakken 9. Werknemers en bedrijfstakken Niet-westerse allochtonen hebben minder vaak een baan als werknemer vergeleken met autochtonen. De positie van de tweede generatie is gunstiger dan die van de eerste generatie.

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 drs. W. van Ooij MarktMonitor Januari 2015 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 . Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Nadere informatie