Het nieuwe feit in een geautomatiseerde wereld

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het nieuwe feit in een geautomatiseerde wereld"

Transcriptie

1 Het nieuwe feit in een geautomatiseerde wereld Het bestaansrecht van het vereiste van het nieuwe feit binnen de huidige moderniseringen Auteur: Te verdedigen voor: Karin Doorn mr. dr. M.H.M. van Oers ANR prof. mr. J.L.M. Gribnau Universiteit van Tilburg Masterthesis Fiscaal Recht Tilburg, 21 augustus 2009

2 Inhoudsopgave Pagina Hoofdstuk 1, Inleiding Aanleiding studie Probleemstelling Structuur... 5 Hoofdstuk 2, Navordering Inleiding Kort historisch overzicht Navordering Eerste voorwaarde: te weinig geheven belasting Tweede voorwaarde: enig feit Uitzonderingen Geen navordering met nieuw feit Navordering zonder nieuw feit Schrijf- en tikfoutenleer Kwade trouw Artikel 16 tweede lid AWR Ambtelijk verzuim Overige aspecten Wetsvoorstel verruiming navorderingsbevoegdheid Naheffing Niet betaalde belasting Beperking Termijnen Afsluiting Hoofdstuk 3, Het nieuwe feit onder vuur Inleiding Rapport Simons I Reacties op het rapport Simons I Commissie Hofstra Overige reacties op het rapport Simons Advies Hoge Raad Rapport Simons II Het nieuwe feit bekritiseerd in de literatuur Wetsvoorstel verruiming navorderingsbevoegdheid Raad voor de Rechtspraak Reacties auteurs Samenvatting

3 Hoofdstuk 4, De Belastingdienst Inleiding Werkwijze Belastingdienst Voordelen automatisering Nadelen automatisering Horizontaal toezicht De VIA Automatisering en navordering Herziening AWR Self assessment Afsluiting Hoofdstuk 5, Conclusies en aanbevelingen Inleiding Nieuw feit en automatisering Wetsvoorstel verruiming navorderingsbevoegdheden Rechtsbescherming Horizontaal toezicht De probleemstelling en aanbevelingen Literatuurlijst 37 Jurisprudentielijst. 43 Lijst van afkortingen 45 3

4 1. Inleiding 1.1 Aanleiding studie De mogelijkheid tot navordering is al geruime tijd in het Nederlandse belastingsysteem opgenomen. Voor het eerst is dit instituut in 1904 opgenomen in de Wet op de Vermogensbelasting van Bij de invoering van de Wet op de Inkomstenbelasting 1914 zijn deze navorderingsbepalingen vervolgens aangepast aan de bepalingen van de inkomstenbelasting. Na de Tweede Wereldoorlog zijn uiteindelijk de navorderingsbepalingen in artikel 16 van de Wet op de Algemene Rijksbelastingen opgenomen. Thans luidt artikel 16, lid 1, AWR: Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan wel dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of heffingskorting ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting dan wel de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende heffingskorting navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. In dit eerste lid is het zogenoemde nieuwe feit opgenomen. Dit houdt in dat indien de inspecteur tot navordering wilt overgaan, er sprake moet zijn van een feit waarvan hij niet op de hoogte was en ook niet van op de hoogte had kunnen zijn. Dit is één van de gestelde voorwaarden aan het kunnen opleggen van een navorderingsaanslag. Het instituut van de navordering bestaat al ruim 100 jaar en heeft reeds tot vele discussies geleid. Sinds het ontstaan van de navorderingsbepalingen heeft ook de wereld niet stilgestaan. Alles is aan modernisering onderhevig en vandaag de dag is de wereld zeer geautomatiseerd. Dit geldt ook voor het Nederlandse belastingsysteem. De verwerking en controle van aanslagen gebeurt tegenwoordig door een geautomatiseerd systeem. Slechts een enkele aangifte wordt nog handmatig door een inspecteur bekeken en afgedaan. De vraag die nu gesteld kan worden is of automatisering gevolgen heeft voor het instituut van de navordering. In diverse jurisprudentie is reeds geoordeeld dat fouten als gevolg van de keuze voor een geautomatiseerde verwerking voor rekening van de Belastingdienst komen 1. Een navorderingsaanslag kan dan niet in stand blijven. Daarnaast ontvangt de Belastingdienst veel gegevens al op voorhand digitaal. Een beroep op het nieuwe feit door de inspecteur wordt hiermee moeilijk gemaakt. 1 Zie bijvoorbeeld HR 9 juli 2004, nr , BNB 2004/351 (overnamefouten) en HR 7 december 2007, nr , V-N 2007/58.13 (hypotheekrente-arrest) 4

5 1.2 Probleemstelling Het hiervoor genoemde probleem zal in deze scriptie nader worden onderzocht. De volgende probleemstelling is hiervoor geformuleerd: In hoeverre is een beroep op nieuw feit, zoals opgenomen in artikel 16 AWR, lid 1, nog wel mogelijk gezien de automatisering bij de Belastingdienst, en wat betekent dit voor het bestaansrecht van het nieuwe feit? Aan de hand van het onderzoek zal in deze scriptie een antwoord worden gegeven op de probleemstelling. 1.3 Structuur Om tot een juist antwoord van de probleemstelling te komen, zullen diverse zaken besproken worden. In het hiernavolgende hoofdstuk 2 zullen de mogelijkheden om achteraf te weinig betaalde belasting te vorderen, de navordering en naheffing, behandeld worden. Hoewel de nadruk gelegd zal worden op de navordering, zal de naheffing kort worden behandeld om een vollediger beeld neer te zetten van de mogelijkheden binnen het Nederlandse belastingrecht om te weinig geheven belasting toch nog te incasseren. Hierbij zal aandacht gegeven worden aan de historie van de bepalingen waarna de huidige bepalingen van de AWR omtrent de mogelijkheden tot navorderen uiteengezet worden. Het gaat hierbij om de bepalingen van de navorderingen in zijn geheel om de plaats van het nieuwe feit in het Nederlandse belastingrecht aan te geven. Vervolgens zal in dit hoofdstuk ook geconcentreerd het nieuwe feit behandeld worden. In het navolgende hoofdstuk 3 zullen de reeds gevoerde discussies inzake het nieuwe feit behandeld worden. Er zal aandacht gegeven worden aan de kritiekpunten die er zijn ten aanzien van het nieuwe feit. Tevens zal bezien worden of er, naast de reeds bestaande kritiekpunten, nog andere zaken zijn die het beroep doen op en het bestaansrecht van het nieuwe feit in twijfel kunnen brengen. In hoofdstuk 4 zal de automatisering van de Belastingdienst aan bod komen. Hierbij zal uiteengezet worden wat de automatisering inhoudt en zal aangegeven worden wat voor betekenis dit heeft voor de navordering van de inspecteurs van de Belastingdienst en voor het bestaansrecht van het nieuwe feit. Op basis van de voorafgaande hoofdstukken zal in hoofdstuk 5 vervolgens het antwoord op de probleemstelling volgen waarbij enige aanbevelingen gedaan worden. Het onderzoek richt zich met name op het gevolg van de automatisering binnen de Belastingdienst voor het nieuwe feit. Overige zaken die het bestaansrecht van het nieuwe feit in twijfel kunnen brengen zullen slechts kort aan het licht komen gezien het uitgebreide karakter van het nieuwe feit. 5

6 2. Navordering 2.1 Inleiding Voor het achteraf kunnen incasseren van te weinig betaalde belasting, heeft de Belastingdienst twee mogelijkheden: een navorderingsaanslag en een naheffingsaanslag. Beide methoden zijn opgenomen in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. De nadruk in deze studie zal liggen op de navordering. In de volgende paragrafen zal de theorie hieromtrent worden besproken. Om een volledig beeld te creëren zal ook kort ingegaan worden op de naheffing. 2.2 Kort historisch overzicht Navordering is voor het eerst opgenomen in artikel 38 jo. 45A van de Wet op de Vermogensbelasting 1892, bij wet van 21 april 1904, Stb. 1904,80. De reden hiervoor was het tegengaan van belastingontduiking, ondanks dat men belastingheffing een inbreuk op de persoonlijke vrijheid van burgers vond. Navordering was hiermee slechts mogelijk voor de vermogensbelasting. Pas bij de invoering van de Wet op de Inkomstenbelasting 1914 werd navordering mogelijk voor de inkomstenbelasting door opname van navorderingsbepalingen in artikel 82 van deze wet. De tekst van de navorderingsartikelen in de VB en IB 1914 hadden dezelfde essentie als het huidige eerste lid van artikel 16 AWR. In artikel 45A VB was opgenomen dat indien na vaststelling van de aanslag blijkt dat niet alles of tegen een te laag bedrag is aangegeven in de aangifte, de inspecteur dit feit mededeelt en de belastingplichtige verzoekt een uitleg te geven. In dit artikel is voor het eerst het woord feit opgenomen. Uit de parlementaire behandeling blijkt dat navordering pas mogelijk is op het moment dat het feit de inspecteur niet bekend was en ook niet bekend had kunnen zijn op het moment van opleggen van de navorderingsaanslag. In de memorie van toelichting op het wetsontwerp van de bepaling in de Wet IB 1914 is een gelijkwaardige tekst te vinden 2. De Hoge Raad oordeelde verder 3 dat navordering niet gebaseerd mag worden op een feit waarmee de inspecteur niet bekend was bij het opleggen van de aanslag door gebrek aan zorgvuldigheid die van hem mag worden verwacht. Hier is dan ook sprake van ambtelijk verzuim. Door de wens van vereenvoudiging van het belastingrecht is de AWR tot stand gekomen. De navorderingsbepalingen zijn ondergebracht in artikel 16 AWR, waarbij als eerste voorwaarde werd gesteld dat enig feit grond oplevert voor de navordering. Bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer werd de term enig feit te vaag bevonden. Door kamerlid Lucas c.s. werd een amendement ingediend welke heeft geleid tot een verduidelijking van het nieuwe feit in de tweede volzin van artikel 16 lid 1 AWR. De term zelf is in de wetgeving behouden doordat dit criterium een codificering van rechtspraak inhoudt 4. Artikel 16 AWR is tot stand gekomen bij de wet van 2 juli 1959 (Stb. 1959, 301). De tekst hiervan kwam grotendeels overeen met de huidige tekst. Na die tijd is de wettekst enigszins verfijnd, waarvan opname van kwade trouw in een voorbeeld is. 2 Zie ook Van Amersfoort en De Blieck Nieuw feit en navordering: ontstaan, inhoud en wenselijkheid van het voor navordering vereiste nieuwe feit, Deventer: Kluwer 2005, hoofdstuk 3, pagina 7 3 HR 15 juni 1921, B en HR 30 mei 1923, B Zie MvT, Kamerstukken II 1953/54, 4080, nr. 3 als ook MvA, Kamerstukken II 1955/56, 4080, nr. 5 5 Zie voor het begrip kwade trouw paragraaf

7 2.3 Navordering Voor aanslagbelastingen, zoals inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting, wordt na het doen van aangifte door de belastingplichtige, een aanslag opgelegd door de inspecteur. De belastingplichtige dient de door de inspecteur vastgestelde belastingschuld te voldoen. Indien achteraf blijkt dat te weinig belasting is geheven, heeft de inspecteur de mogelijkheid een navorderingsaanslag op te leggen op grond van artikel is artikel 16 van de AWR. In enkele heffingswetten zijn nog specifieke regelingen getroffen 6. Deze zullen niet besproken worden. Nuis en Van der Muur verlengen het ne bis in idem -beginsel vanuit het strafrecht naar het fiscale recht, omdat ook in het fiscale recht niet tweemaal ter zake van hetzelfde feit belasting geheven kan worden 7. Er kan immers maar eenmaal een primitieve aanslag opgelegd worden. Omdat de inspecteur de formele belastingschuld heeft vastgesteld, zijn aan de navorderingsaanslag twee voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden zullen hier worden besproken Eerste voorwaarde: te weinig geheven belasting De eerste volzin van artikel 16 lid 1 AWR luidt als volgt: Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan wel dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of heffingskorting ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting dan wel de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende heffingskorting navorderen.. Hieruit blijkt dat er ten eerste sprake dient te zijn van te weinig geheven belasting. In de memorie van antwoord heeft de minister opgemerkt dat onder te weinig geheven belasting ook niet geheven belasting valt 8. Ook wordt hieronder begrepen een ten onrechte of tot een te hoog bedrag genoten vermindering dan wel ontheffing, evenals de situatie dat een aanslag ten onrechte wordt vernietigd Tweede voorwaarde: enig feit De tweede voorwaarde die aan de navorderingsaanslag gesteld wordt, is dat er sprake moet zijn van een feit waardoor de inspecteur het vermoeden krijgt dat er te weinig belasting is betaald. Ook deze voorwaarde is opgenomen in de eerste volzin van het eerste lid van artikel 16 AWR. Verder is in de eerste volzin limitatief opgesomd in welke situaties de inspecteur een navorderingsaanslag kan opleggen. Indien de inspecteur tot ander inzicht is gekomen, is er geen grond voor navorderen aangezien dit niet in de opsomming is opgenomen 10. Het feit dat het vermoeden geeft dat te weinig belasting is betaald, wordt in de tweede volzin van 16 lid 1 AWR omschreven als Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Hieruit blijkt dat het om een nieuw feit 6 artikel 20b, lid 3 Wet VPB, Artikel 4.50, lid 4 en 5 Wet IB, artikel 8 BBI 7 J.W.C. Nuis en P.F. van der Muur, Update schrijf- en tikfoutenleer, WFR 2008/292, paragraaf 2 8 Zie MvA, Kamerstukken II 1957/58, 4080, nr. 5 9 Zie MvT, Kamerstukken II 1954/55, 4080, nr. 3 en HR 30 september 1998, , BNB 1998/ Zie ook oude en nieuwe jurisprudentie: HR 15 juni 1921, B en HR 8 augustus 2003, nr , BNB 2003/345 (NTFR 2003/1399) 7

8 moet gaan. Dit betekent dat de inspecteur zorgvuldig te werk moet gaan bij het opleggen van aanslagen om er voor te zorgen dat deze zo correct mogelijk opgelegd worden. Op het moment dat de inspecteur niet de vereiste zorgvuldigheid betracht, is er sprake van ambtelijk verzuim, waardoor er geen navorderingsaanslag opgelegd kan worden. Op het ambtelijk verzuim zal later in dit hoofdstuk nader worden ingegaan. Het feit dat de aanleiding gaf tot navorderen, hoeft niet hetzelfde feit te zijn dat aan de navorderingaanslag ten grondslag ligt, mits het een nieuw feit is in de zin van art. 16 AWR 11. Daarnaast hoeft de omvang van het bedrag aan te weinig geheven belasting niet uit het nieuwe feit te blijken en derhalve nog niet bekend te zijn bij de inspecteur bij het besluit tot opleggen van een navorderingsaanslag Uitzonderingen Geen navordering met nieuw feit Bij onderstaande situaties mag niet nagevorderd worden, ondanks dat er een nieuw feit is. De eerste situatie is dat de navorderingstermijn van artikel 11 AWR is overschreden, waardoor er geen bevoegdheid meer is om na te vorderen. De tweede situatie is dat de navordering wordt beperkt door de werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur uit Afdeling 3.2. Awb. Hierbij speelt met name het vertrouwensbeginsel een grote rol. Indien de inspecteur duidelijk heeft gemaakt dat geen navorderingsaanslag zal volgen, mag de belastingplichtige hierop vertrouwen 13. De aanslag zelf kan overigens dit vertrouwen niet doen opwekken. Verder geldt wel dat de belastingplichtige niet ter kwade trouw is door onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken 14. Ook het gelijkheidsbeginsel speelt een rol. Hierbij wordt de navordering vergeleken met navorderingsbeleid ten aanzien van andere vergelijkbare situaties. Een voorbeeld hiervan is te vinden in BNB 2004/ In deze zaak werd zwart loon uitbetaald, dat bij een aantal werknemers werd gecorrigeerd in de inkomstenbelasting, terwijl over het loon van andere werknemers loonbelasting werd nageheven bij de werkgever. De Hoge Raad oordeelde dat als verhaal van loonheffingen door de werkgever mogelijk is, maar hier van wordt afgezien, er sprake is van ongelijkheid in behandeling door de werkgever. Weet de inspecteur dat de werkgever niet zal verhalen, dan is de ongelijkheid toe te rekenen aan de belastingadministratie, aldus de Hoge Raad. Van een rechtvaardiging was in casu geen sprake. De derde situatie is dat er een compromis is gesloten tussen de inspecteur en de belastingplichtige. In diverse jurisprudentie is hieromtrent beslist dat indien bij het opleggen van de primitieve aanslag geen rekening is gehouden met het bestaande compromis, de navorderingsaanslag, bedoeld om aan te 11 Zie bijvoorbeeld HR 19 oktober 1955, nr , BNB 1955/ Zie HR 7 april 1926, B Zie HR 11 juni 1997, nr , BNB 1997/ (..)dat niet elk vertrouwen wordt beschermd. L.A. de Blieck, Algemene wet inzake rijksbelastingen, FED fiscale studieserie 5, Deventer: Kluwer 2004 (7 e druk), blz HR 9 januari 2004, nr , BNB 2004/124, m.nt. Happé, V-N 2004/6.3 8

9 sluiten bij het compromis, niet tegengehouden kan worden middels een beroep op ambtelijk verzuim dat ontstaan is bij de primitieve aanslag 16. De vierde situatie is dat er geen navorderingsaanslag opgelegd mag worden als in de aangifte de jaarwinst is bepaald volgens goed koopmansgebruik 17 en reeds bij de primitieve aanslag de aangifte is gevolgd 18. De belastingplichtige heeft namelijk bij toepassing van goed koopmansgebruik te goede trouw gehandeld. Nieuwe inzichten van de inspecteur zijn dan geen grond voor het opleggen van een navorderingsaanslag. De vijfde en laatste situatie is dat de navorderingsaanslag is opgelegd op basis van een feit dat op onrechtmatige wijze door de Belastingdienst is verkregen. Dit zal slechts in uitzonderlijke gevallen zijn en meer spelen in een strafprocedure Navordering zonder nieuw feit Schrijf- en tikfoutenleer De schrijf- en tikfoutenleer is ontstaan in jurisprudentie uit de jaren zeventig doordat door belastingplichtigen werd bestreden dat de inspecteur een nieuw feit zou hebben. Het eerste arrest over deze leer is een arrest van de Hoge Raad in In zijn arrest formuleert de Hoge Raad een uitzondering op het vertrouwen dat de belastingplichtige mag hebben bij een opgelegde aanslag op basis van de ingediende aangifte. De uitzondering is volgens de Hoge Raad bedoeld voor gevallen waarin de belastingplichtige kan vermoeden dat de aanslag berust op een mogelijke foute vaststelling van het belastbaar inkomen. Navordering zou hier mogelijk zijn. Indien het belastbaar inkomen echter lager wordt vastgesteld, zonder enige reden, terwijl het voor de belastingplichtige gelijk duidelijk is dat dit berust op een schrijf- of tikfout of een vergissing die daarmee gelijkgesteld kan worden, is navordering wel mogelijk. Ook in de situatie dat er wellicht sprake is van ambtelijk verzuim 21. Het arrest wordt in latere jurisprudentie verruimd, waarbij ook andere elementen van de aanslag worden meegerekend 22. Tevens wordt rekening gehouden met de steeds verdergaande automatisering bij de Belastingdienst. In zijn arrest van 18 augustus 2003 komt de Hoge Raad met een nieuwe formulering van schrijf- en tikfoutenleer 23 : Indien echter een aanslag te laag is vastgesteld niet als gevolg van een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten die bepalend zijn voor de belastingplicht of van een onjuist inzicht van de inspecteur in het recht, maar als gevolg van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat de inspecteur wilde en wat in het aanslagbiljet is vastgelegd, zoals bijvoorbeeld een schrijf- 16 Zie bijvoorbeeld HR 4 december 1991, nr , BNB 1992/61, m.nt. Den Boer, V-N 1992/26 en Hof s- Hertogenbosch 9 juni 1995, nr. 89/1808, V-N 1996/ Volgens goed koopmansgebruik wordt de jaarwinst bepaald op basis van de feitelijke situatie per balansdatum, rekening houdend met de kennis die de ondernemer heeft of redelijkerwijs kon hebben van die feiten ten tijde van het opstellen van de jaarrekening 18 Zie ook Hof s-hertogenbosch 4 april 1958, nr. 35/1957, BNB 1959/ Zie bijvoorbeeld HR 1 juli 1992, nr , BNB 1992/ HR 6 juni 1973, nr , BNB 1973/ Zie Hof s-gravenhage 22 januari 1979, nr. 101/78, V-N Zie bijvoorbeeld HR 12 december 1979, nr , BNB 1980/85 23 HR 8 augustus 2003, nr , NTFR 2003/1399, BNB 2003/345, m.nt. P. den Boer 9

10 reken- overname- of intoetsfout, en het voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar was dat bij de totstandkoming van de aanslag een fout was gemaakt waarbij niet van belang is of tevens kenbaar was waarin de fout bestond -, is overeenkomstig de hoofdregel navordering toegestaan. In latere jurisprudentie wordt deze formulering herhaald 24. Nuis en Van der Muur geven in hun bijdrage een cumulatieve opsomming van de voorwaarden van navordering op grond van de jurisprudentie 25 : 1. De aanslag is te laag vastgesteld als gevolg van een vergissing; en 2. De vergissing mag niet het gevolg zijn van een onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten of het recht; en 3. De vergissing is niet het gevolg van de gekozen werkwijze van de Belastingdienst (op de werkwijze zal in een volgend hoofdstuk nader in gegaan worden); en 4. De vergissing is het gevolg van een discrepantie tussen wil en feitelijke handeling van de inspecteur; en 5. De belastingplichtige moet redelijkerwijs hebben beseft dat de oorspronkelijke aanslag te laag was vastgesteld. De reden van de vergissing hoeft niet kenbaar te zijn, maar slechts dat er sprake is van een vergissing 26. Verder moet het de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar zijn dat de inspecteur een fout heeft gemaakt 27. De kennis van de belastingplichtige is hierbij van belang, waarbij de kennis van een ingeschakelde adviseur in beginsel toe te rekenen is aan de belastingplichtige 28. De gemaakte fout zelf hoeft niet kenbaar zijn, slechts dat er een fout gemaakt is, oordeelt de Hoge Raad in zijn arrest van 2003 als voldoende. Het gaat voor deze bijdrage te ver om de tot nu toe erkende schrijf- en tikfouten te behandelen. Hier zal worden volstaan met de volgende opsomming van veel voorkomende fouten: overnamefouten bij papieren aangiften 29, tel- en rekenfouten 30, toepassing verkeerd tarief 31 en intoetsfouten 32. Deze opsomming is reeds verruimd met fouten door de geautomatiseerde verwerking van de Belastingdienst 33. Fouten gemaakt door anderen, zoals een fout van de Centrale Administratie in Apeldoorn, worden in beginsel toegerekend aan de aanslagregelende inspecteur Kwade trouw Indien de belastingplichtige te kwader trouw is ten aanzien van het feit dat ten grondslag ligt aan de navordering, kan de belastingplichtige geen beroep doen op het ontbreken van een nieuw feit. Dit is 24 Zie HR 25 februari 2005, nr , BNB 2005/173 en HR 2 juni 2006, nr , V-N 2006/ J.W.C. Nuis en P.F. van der Muur Update schrijf- en tikfoutenleer, WFR 2008/292, paragraaf Zie HR 7 mei 1997, nr , BNB 1997/225 en HR 8 augustus 2003, nr , BNB 2003/ Zie ook de conclusie A-G Van Soest in HR 12 december 1979, nr, , BNB 1980/85 28 Zie HR 26 mei 1993, nr , BNB 1993/295, m.nt. J.P. Scheltens 29 Zie bijvoorbeeld HR 9 juli 2004, nr , BNB 2004/ Zie bijvoorbeeld HR 19 september 1990, nr , BNB 1990/ Zie bijvoorbeeld HR 1 juli 1988, nr , BNB 1988/ Zie bijvoorbeeld HR 9 juni 2006, nr , BNB 2006/317 (V-N 2006/35.6) 33 Zie bijvoorbeeld HR 7 december 2007, nr , BNB 2008/178 (V-N 2007/58.13) 34 Zie bijvoorbeeld HR 14 april 2006, nr , BNB 2006/315 (V-N 2006/20.5) 10

11 opgenomen in artikel 16 lid 1 tweede volzin AWR. Deze belangrijke begrenzing is in de wet van 21 april 1994, Stb. 1994,301 opgenomen na een amendement en in werking getreden op 4 mei Voor deze datum werd er in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen goede en kwade trouw van een belastingplichtige, wat heeft geleid tot een onderzoek naar eventuele afschaffing van het nieuw feitvereiste. Simons heeft hiertoe een brede studie uitgevoerd 35 waarin hij tot de conclusie kwam het nieuwe feit af te schaffen. Zijn voorstel is verder bestudeerd 36, waarbij zijn voorstel werd tegengesproken, maar wel werd gepleit voor opname van kade trouw. De Hoge Raad heeft naar aanleiding van een concept wetsvoorstel geadviseerd tot opname van de uitzondering op het beroep op het nieuwe feit in geval van kwade trouw 37 en dit in 1988 onderstreept 38. Dit alles heeft geleid tot het vervallen van de eis van het nieuwe feit voor belastingplichtigen die te kwader trouw handelen, waarbij is aangesloten bij de formulering van de Hoge Raad in zijn advies. De exacte afbakening van het begrip kwade trouw wordt overgelaten aan de rechtspraak, zo blijkt uit de toelichting van het eerder genoemd amendement. Uit de jurisprudentie blijkt dat er ten eerste sprake moet zijn van een causaal verband tussen het te kwader trouw handelen en de onterechte te weinig geheven belasting 39. Verder is er pas sprake van te kwader trouw indien het aan de opzet van de belastingplichtige toe te rekenen is dat het betreffende feit niet eerder bij de inspecteur bekend was. Deze toerekening vindt plaats als de belastingplichtige opzettelijk het betreffende feit niet of onjuist dan wel onvolledig heeft verstrekt aan de inspecteur 40. De opzet moet gericht zijn op de verstrekte informatie als ook op de onjuistheid van deze informatie 41. Voorwaardelijke opzet wordt voldoende geacht om te spreken van kwade trouw van de belastingplichtige 42. De belastingplichtige aanvaardt dan bewust de aanmerkelijke kans dat de aangifte onjuist was en heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans een onjuiste aangifte te doen 43. Grove schuld is dan ook onvoldoende om te spreken van te kwader trouw 44. Indien de belastingplichtige gebruik maakt van de hulp van iemand anders, wordt de kwade trouw van die andere persoon aan de belastingplichtige toegerekend Artikel 16 tweede lid AWR In artikel 16 lid 2 AWR worden twee gevallen genoemd waarbij navordering in beginsel altijd mogelijk is zonder dat een nieuw feit is vereist. Deze mogelijkheid heeft de Hoge Raad wel beperkt door toetsing aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name toetsing aan het 35 Uitgebreid opgenomen in WFR 1984/ Zie de studies van diverse professoren in WFR 1985/917, WFR 1985/701, WFR 1985/517 en WFR 1984/ Zie Kamerstukken II 1986/87, , nr. 56, bijlage 38 HR 10 februari 1988, nr , BNB 1988/251, m.nt. Scheltens (FED 1988/174) 39 Zie HR 11 juni 1997, nr , BNB 1997/383 m.nt. Happé 40 Zie HR 11 juni 1997, nr , BNB 1997/384 m.nt. Happé, HR 19 november 1997, nr , BNB 1998/13 en HR 20 december 2002, nr , BNB 2003/95, m.nt. G. de Jonge (NTFR 2003/45) 41 Zie bijvoorbeeld HR 31 januari 2003, nr , BNB 2003/124 (NTFR 2003/275), HR 13 februari 2004, nr , BNB 2004/160 (NTFR 2004/235) en Hof s-gravenhage 2 september 2008, nr. BK-06/ HR 14 juni 2000, nr , BNB 2000/299 en HR 31 januari 2003, nr , BNB 2003/ Zie HR 13 februari 2004, nr , BNB 2004/160 en HR 29 april 2005, nr , V-N 2005/ Zie HR 29 oktober 1997, nr , V-N 1997/ HR 23 januari 2009, nr. 07/10942, NTFR 2009/259 11

12 vertrouwensbeginsel 46. Het eerst benoemde geval betreft het geval waarin te weinig belasting wordt geheven doordat verrekening van een voorlopige aanslag, een voorheffing, een voorlopige teruggaaf of een voorlopige verliesverrekening onterecht is dan wel het bedrag van de verrekening niet juist is. Bij het tweede geval wordt verwezen naar artikel 2.17 lid 3 IB. Dit artikel ziet toe op de toerekening van inkomensbestanddelen tussen fiscale partners. Het derde lid van dit artikel regelt dat indien partners geen onderlinge verhouding hebben gekozen, de inkomensbestanddelen geacht worden voor de helft bij iedere partner in bezit te zijn. Op het moment dat de inkomensbestanddelen niet geheel zijn toegerekend kan er nagevorderd worden om tot 100% te komen, zonder nieuw feit. Er is reeds een wetsvoorstel terugvordering staatssteun aanhangig 47, waarbij voorgesteld wordt genoemde gevallen aan te vullen met het geval dat te weinig geheven belasting teruggevorderd kan worden vanwege in het verleden verstrekte staatssteun, op grond van artikel 4:80b Awb. Dit artikel is een aanvulling in de Awb en opgenomen in het wetsvoorstel Ambtelijk verzuim Het ambtelijk verzuim wordt wel omschreven als het gevolg van een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten die bepalend zijn voor de omvang van de belastingplicht of in het recht 48. Het verzuim ontstaat doordat de inspecteur nalaat zijn taak zorgvuldig uit te voeren. Om die reden zal een beroep op een nieuw feit niet slagen. In eerste instantie mag de inspecteur er vanuit gaan dat de aangeleverde gegevens in een aangifte of schatting juist en volledig zijn 49. Zijn taak is echter wel zorgvuldigheid in acht te nemen bij het opleggen van aanslagen en bij twijfel dient hij een onderzoek in te stellen 50. Deze onderzoeksplicht gaat slechts zover als de gegevens die uit het hem bekende dossier van de belastingplichtige blijken. Dit blijkt uit een uitspraak van Hof Den Haag 51, waar het om een aangifte ging waarin ontvangen alimentatie niet was aangegeven. Omdat er geen sprake was van een geïntegreerde behandeling van de aangiften van de alimentatiebetaler en ontvanger, gaf de aangifte zelf geen aanleiding tot nader onderzoek, aldus het Hof. De mate van de diepgang van het onderzoek wordt getoetst aan hetgeen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht 52. De wettekst sluit aan bij deze bewoordingen. In het eerste lid van artikel 16 AWR is opgenomen dat Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren. De redelijkerwijs uit de wettekst geeft indirect de mate aan van de onderzoeksplicht van de inspecteur. Dat de aangifte een verzorgde indruk maakt, speelt een grote rol. In beginsel is alleen van belang of de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met het betreffende feit 53. Bij het uitvoeren van deze taak staat het de inspecteur in beginsel vrij zelf de middelen te kiezen. De gevolgen van de gekozen middelen zijn dan 46 Zie HR 22 juni 1977, nr , BNB 1977/ Kamerstukken II 2007/08, , nr. 1-4, V-N 2008/ J.B.H. Röben Nieuw feit of bevestiging van vermoeden. Vertrouwensbeginsel, WFR 1983/ Zie HR 11 april 2001, nr , BNB 2001/ Zie HR 28 april 1982, nr , BNB 1982/267 m.nt. H.J. Hellema en HR 2 november 2001, nr , BNB 2002/38 m.nt. Happé 51 Hof s-gravenhage 2 september 2008, nr. BK-06/ Zie HR 29 juni 1983, nr , FED 1984/ Zie HR 18 september 1985, nr , BNB 1985/333 m.nt. P. den Boer 12

13 ook voor eigen rekening 54. Dit betekent ook dat verzuimen van anderen de inspecteur aangerekend worden als deze in opdracht van de inspecteur hebben gehandeld 55. Niet alleen verzuimen van personen, maar ook fouten als gevolg van gekozen computersystemen worden de inspecteur aangerekend 56, ook als deze fouten veel weg hebben van een vergissing verzuim Overige aspecten Bewijslast Bij navordering geldt de vrije bewijsleer. De bewijslast wordt naar redelijkheid verdeeld tussen de belastingplichtige en inspecteur. De bewijslast met betrekking tot de juistheid van de navorderingsaanslag, alsmede ter zake van het nieuwe feit ligt in principe bij de inspecteur. Dit wordt anders indien er van de primitieve aanslag afgeweken wordt, dan wel dient te worden. De bewijslast verschuift dan naar de belastingplichtige. Dit kan voor de belastingplichtige problemen opleveren indien er aangetoond moet worden dat er sprake is van ambtelijk verzuim, omdat de belastingplichtige hiervan geen gegevens heeft. Bezwaar en beroep Op grond van artikel 23 AWR kan tegen een navorderingaanslag bezwaar aangetekend worden, alsmede beroep ingesteld worden. Bij bezwaren omdat een ambtelijk verzuim wordt vermoed, wordt de bewijslast de belastingplichtige vrijwel onmogelijk gemaakt, daar deze niet de beschikking heeft over deze gegevens. Ook nadat de belastingplichtige akkoord gaat met de navorderingsaanslag, kan deze nog in beroep komen tegen de aanslag 57. Termijnen De hoofdregel is dat de bevoegdheid tot navorderen verloopt na een termijn van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, op grond van artikel 16 lid 3 AWR. Indien er uitstel is verkregen voor het doen van aangifte, wordt de navorderingstermijn verruimd met het verleende uitstel, mits dit uitstel expliciet aan de belastingplichtige kenbaar is gemaakt 58. Voor in het buitenland gelegen bestanddelen wordt een uitzondering gemaakt. De termijn hiervoor wordt op grond van artikel 16 lid 4 AWR bepaald op twaalf jaar. Deze verruiming wordt in de toelichting op het wetsvoorstel gerechtvaardigd doordat de Belastingdienst in Nederland te beperkte controlemiddelen heeft voor in het buitenland gelegen bestanddelen 59. De Hoge Raad heeft het HvJ EG gevraagd 60 of deze verlengde navorderingstermijn niet in strijd is met het EU-recht. In daaropvolgende zaken wordt de beslissing van de Hoge Raad inzake deze termijn aangehouden tot het HvJ EG heeft beslist Zie HR 9 juli 2004, nr , BNB 2004/ Zie HR 3 maart 1965, nr , BNB 1965/ Zie Hof s-hertogenbosch 9 maart 2004, nr. 02/ Zie HR 22 juni 1938, B Zie HR 29 januari 1997, nr , BNB 1997/15 59 Kamerstukken II 1989/90, , nr. 3. p In zijn arrest van HR 21 maart 2008, nr , BNB 2008/159 (V-N 2008/16.5) 61 HR 25 april 2008, nr , V-N 2008/21.7 en HR 25 april 2008, nr , BNB 2008/161, (V-N 2008/21.8) 13

14 2.3.5 Wetsvoorstel verruiming navorderingsbevoegdheid Er is reeds een conceptwetsvoorstel opgemaakt, waarin het kabinet de mogelijkheden tot navorderen wil verruimen. De Raad voor de Rechtspraak heeft het conceptwetsvoorstel reeds beoordeeld en een advies uitgebracht 62. De reden die voor de verruiming van de navorderingsbevoegdheid wordt gegeven, is de introductie van de vooringevulde aangifte (VIA). De Raad geeft al in zijn beoordeling aan dat het wetsvoorstel eigenlijk weinig te doen heeft met de VIA, maar meer bedoeld is om fouten van de fiscus, gerelateerd aan de automatisering binnen de Belastingdienst, makkelijker te kunnen herstellen. De Raad concludeert dat het risico van deze automatisering met dit wetsvoorstel bij de belastingplichtige wordt gelegd en dat er van een gedeelde verantwoordelijkheid tussen belastingplichtige en inspecteurs dan ook geen sprake meer is. De heren Nuis en Van der Muur spreken van een einde van de schrijf- en tikfoutenleer 63. De wijziging zal een afname van de rechtszekerheid betekenen, omdat de Belastingdienst vaker tot navordering kan en zal overgaan. De navordering wordt wel nog beperkt door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Raad legt de verdere beslissing in handen van de politiek, maar duidelijk is dat de Raad negatief over het voorstel denkt. Het conceptwetsvoorstel is nog niet openbaar gemaakt. 2.4 Naheffing Voor aangiftebelastingen, zoals loonbelasting en omzetbelasting, wordt in eerste instantie geen aanslag opgelegd. De belasting wordt bij de aangifte voldaan of afgedragen, waarbij de inhoudingsplichtige dan wel belastingplichtige zelf de hoogte van het belastingbedrag vaststelt. Dit verschilt van de aanslagbelastingen, omdat daar de inspecteur de formele belastingschuld vaststelt door het opleggen van een aanslag. Om deze reden wijkt ook de methode om achteraf te weinig betaalde belasting alsnog te incasseren af van de aanslagbelastingen. De bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag door de inspecteur is opgenomen in artikel 20 AWR. In deze bijdrage zal volstaan worden met een korte uitwerking van de naheffingsbevoegdheid Niet betaalde belasting Voor een naheffingsaanslag geldt slechts de voorwaarde dat de op de aangifte te betalen belasting in zijn geheel of voor een gedeelte niet is voldaan. Dit is opgenomen in het eerste lid van artikel 20 AWR. Daarnaast is in het eerste lid opgenomen wat de inspecteur kan naheffen. Voor naheffing geldt derhalve niet het vereiste van het nieuwe feit zoals wel vereist is bij navordering op grond van artikel 16 AWR. Dit komt doordat niet de inspecteur, maar de inhoudingsplichtige of belastingplichtige de belastingschuld zelf vaststelt. Tevens kan om dezelfde reden bij naheffing geen sprake zijn van ambtelijk verzuim, omdat de inspecteur niet de belastingschuld vaststelt. Pas op het moment dat er een onderzoek wordt ingesteld of een bezwaar in behandeling is kan er van ambtelijk verzuim sprake zijn. De belastingplichtige kan de overtuiging hebben dat de uitspraak of naheffingsaanslag juist is, tenzij hij weet of kan weten dat dit niet het geval is. Hier wordt gedoeld op toepassing van de vertrouwensleer Advies Raad voor de Rechtspraak 16 mei 2007, FIDA J.W.C. Nuis en P.F. van der Muur Update schrijf- en tikfoutenleer, WFR 2008/292, paragraaf Zie Scheltens in zijn noot bij HR 14 juni 1989, nr , BNB 1989/271 14

15 2.4.2 Beperking De naheffingsbevoegdheid is wettelijk gezien een zeer ruime bevoegdheid. Hoewel naheffing niet beperkt wordt door het nieuwe feit, wordt de bevoegdheid wel beperkt door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Toetsing aan de beginselen vindt plaats in de rechtspraak. Er is reeds een aanzienlijk aantal arresten gewezen waarin naheffingsbevoegdheid wordt getoetst aan het vertrouwensbeginsel. In zijn arrest uit heeft de Hoge Raad onder meer beslist dat onder omstandigheden strikte toepassing van de wet waaruit de belastingschuld rechtstreeks voortvloeit, in die mate in strijd kan komen met een of meer beginselen van behoorlijk bestuur dat die toepassing achterwege dient te blijven. Een recenter voorbeeld kan worden gevonden in een arrest van de Hoge Raad in In deze zaak wordt bij belastingplichtige, een assurantietussenpersoon, een boekenonderzoek ingesteld. De controlerend ambtenaar deelt mee dat de door belanghebbende aan haar werknemers doorbetaalde provisies onbelast waren. Deze mededeling bleek onjuist en een naheffingsaanslag werd opgelegd. Aan deze als toezegging op te vatten uitlating mag de belastingplichtige in het algemeen het vertrouwen ontlenen dat de Belastingdienst zich daaraan zal houden, tenzij de uitlating op een vergissing beruste, onverwijld en onmiskenbaar duidelijk is herroepen, uitgezonderd indien en voorzover de belastingplichtige reeds op de uitlating heeft geanticipeerd dat niet meer zonder nadeel kan worden hersteld. Begin 2009 heeft de Hoge Raad middels een drietal arresten 67 een andere beperking gegeven in de naheffingbevoegdheid. In deze arresten was er sprake van een ambtshalve vermindering van omzetbelasting op verzoek van belastingplichtige, waarbij achteraf bleek dat de teruggaaf te hoog was. In het eerste arrest werd beslist dat naheffing niet mogelijk was, omdat de belastingwet niet voorziet in een buiten de bezwaartermijn ingediend verzoek tot ambtshalve teruggaaf. In deze zaak was een correct bedrag op de aangiften betaald. In de twee latere arresten werd beslist dat naheffing wel mogelijk was, omdat door de verleende teruggaaf per saldo minder belasting was betaald dan dat in werkelijkheid verschuldigd was Termijnen De bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag verloopt na een periode van vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan, op grond van artikel 20 lid 3 AWR. Anders dan bij de termijn voor navordering, wordt deze termijn niet verlengd met de periode van een verleend uitstel. Een uitzondering van de termijn van vijf jaar geldt voor de overdrachtsbelasting. De termijn voor de naheffingsaanslag voor deze belasting wordt gesteld op twaalf jaar op grond van artikel 20 lid 4 AWR. 2.5 Afsluiting Hiervoor is de theoretische kant van de navordering behandeld. In de hoofdstukken hierna zal nader ingegaan worden op de vraag wat navordering betekent voor de werkwijzen van de Belastingdienst. Tevens zullen de huidige kritiekpunten uit de literatuur op het nieuwe feit uiteengezet worden. 65 Zie bijvoorbeeld HR 12 april 1978, BNB 1978/ , m.nt. C.P. Tuk 66 HR 14 juni 2000, nr , BNB 2000/331 (V-N 2000/28.3) 67 HR 16 januari 2009, nr , BNB 2009/65, 08/02766 BNB 2009/66 en 07/10527, FED 2009/26 15

16 3. Het nieuwe feit onder vuur 3.1 Inleiding In de literatuur houdt de eis van het nieuwe feit de gemoederen al geruime tijd bezig. In dit hoofdstuk zullen diverse werken aan bod komen, waarin kritiekpunten op de eis van het nieuwe feit door auteurs besproken worden. Ook zal ingegaan worden op het recente conceptwetsvoorstel, reeds aangehaald in paragraaf 2.2.5, waarin voorgesteld wordt de navorderingsbevoegdheden te verruimen, waarbij het nieuwe feit zal vervallen. 3.2 Rapport Simons I Bij een vergadering van de Bijzondere Commissie (17050 en 17522) van de Tweede Kamer op 30 mei 1983 over het interim-rapport Misbruik en oneigenlijk gebruik, zijn diverse moties aangenomen waaronder motie-kombrink over verruiming van navorderingsmogelijkheden. Uitgangspunt was fraudebestrijding in de wijze van het verstrekken van onjuiste dan wel onvolledige gegevens door belastingplichtigen. Naar aanleiding van deze motie heeft de staatssecretaris van Financiën D. Simons bereid gevonden een nadere studie te doen naar de mogelijkheid tot het vervallen van het nieuwe feit. In zijn rapport komt Simons tot de conclusie dat verruiming mogelijk is en zelfs wenselijk is. Zijn voorstel is het laten vervallen van de term enig feit en het opleggen van een verhoging bij opzet of grove schuld. Hij stelt onder meer dat door de wijzigingen in de aanslagregeling, waardoor aangiften steeds meer administratief of conform aangifte worden afgedaan, de inspecteur het nieuwe feit hem vaker tegengeworpen kan worden vanwege het niet meer persoonlijk controleren van een aangifte. Uit een aantal arresten volgt volgens Simons dat belastingplichtigen erop moeten rekenen dat hun betalingsverplichtingen overeenkomstig hun wettelijke belastingschuld wordt vastgesteld, waarbij afwijkingen door correcties worden weggenomen. Hiermee wordt ook een gelijke behandeling van belastingplichtigen bereikt. Verder stelt Simons dat belastingplichtigen die opzettelijk of door grove nalatigheid een onjuiste aangifte heeft gedaan geen bescherming behoeven tegen navordering. Hij wijst er verder op dat in lid 2 van artikel 16 AWR en bij naheffing de eis van het nieuwe feit niet geldt. Het vervallen van het nieuwe feit zou opgevangen worden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechter dient aan deze beginselen nadere betekenis toe te kennen. Het rapport gaat verder in op verhoging wegens opzet en grove schuld bij afwijking van de aangifte naar aanleiding van motie-de Grave c.s. Dit onderdeel zal niet besproken worden. Het rapport heeft de staatssecretaris van Financieën aan de Tweede kamer gezonden Brief staatssecretaris van Financiën 17 juli

17 3.2.1 Reacties op het rapport Simons I Commissie Hofstra Op verzoek van de NOB heeft de Commissie Navordering en Administratieve Boete het rapport Simons bestudeerd en haar bevindingen in een rapport uitgebracht 69. Afschaffen van het nieuwe feit heeft een drietal motieven: 1. De belastingschuld vloeit rechtstreeks voort uit de wet Dit motief zou in beginsel onbeperkte navorderingsbevoegdheden kunnen rechtvaardigen. Deze motivering wordt afgewezen, omdat er geen rekening wordt gehouden met de rechtsbescherming van belastingplichtigen. Deze mogen er op vertrouwen dat de aanslag juist is opgelegd. Navordering kan dan alleen plaatsvinden in die gevallen dat het legaliteitsbeginsel prevaleert boven het rechtszekerheidbeginsel. 2. Beperkte controlemogelijkheden De Belastingdienst ziet zich gedwongen om meer aangiften af te doen zonder diepgaand onderzoek door het toenemend aantal belastingplichtigen die in de heffing worden betrokken en doordat de wetgeving steeds ingewikkelder wordt. De problemen zijn van te tijdelijke aard om de navorderingbevoegdheden daarvoor permanent te verruimen. De Commissie spreekt van symptoombestrijding. De verantwoordelijkheid van een juiste aanslag ligt bij de inspecteur. Zijn tekortkomingen afwentelen op de belastingplichtigen aan wie geen opzet of grove schuld kan worden verweten, is in strijd met rechtvaardigheid. Zij worden door de eis van het nieuwe feit beschermd tegen deze tekortkomingen, doordat er voorrang wordt verleend aan de rechtszekerheid. Het laten vervallen gaat ten koste van deze rechtszekerheid. Het vervallen zal worden opgevangen door de beginselen van behoorlijk bestuur wat rechtsonzekerheid geeft bij belastingplichtigen doordat de rechter de voorrang van beginselen zal moeten bepalen, terwijl reeds in artikel 16 AWR de voorrang is bepaald door de wetgever. De opheffing van het nieuwe feit ontheft de inspecteur van een beoordeling vooraf. Het aantal navorderingsaanslagen zal toenemen, die de rechter zal dienen te beoordelen wat leidt tot lastenverzwaring van de rechter. De inspecteur krijgt te maken met het dwingende rechtersrecht, wat zelfs tot tegenovergestelde uitkomsten kan leiden dan door het voorstel bedoeld. 3. Ook belastingplichtigen te kwader trouw kunnen een beroep op het nieuwe feit doen. Ook deze motivering wijst de commissie af, omdat de positie van de belastingplichtigen die niet te kwader trouw zijn wordt verzwakt. Het is voldoende om een voorziening voor belastingplichtigen die te kwader trouw zijn toe te voegen aan artikel 16 AWR. De Commissie doet hierbij voorstellen voor invulling van het begrip kwade trouw alsmede oplossingen voor verdeling van de bewijslast Overige reacties op het rapport Simons Geppaart 70 stelt dat hoewel de belastingschuld uit de wet ontstaat, waardoor onbeperkte navorderingsmogelijkheden kunnen worden gerechtvaardigd, rechtszekerheid in ons belastingrecht 69 Rapport Commissie navordering en administratieve boete 1985, Navordering en boete, een reactie op het rapport Simons. Het rapport van de Commissie navordering en administratieve boete, uitgebracht aan de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op 24 april 198, Deventer: Kluwer 1985; zie ook verkort: Commissie Hofstra: Hofstra, Donner en Geppaart, WFR 1985/ Ch.P.A. Geppaart, Het nieuwe feit bij navordering in discussie, WFR 1984/1325, paragraaf 2 17

18 voorrang heeft op het legaliteitsbeginsel en wordt gewaarborgd door de eis van het nieuwe feit. Hij vraagt zich af waarom belastingplichtigen er niet op mogen vertrouwen dat hun aangifte behoorlijk wordt onderzocht als gevolg van de gewijzigde aanslagregeling. Verder merkt hij op dat het terecht is dat belastingplichtigen die te kwader trouw aangifte hebben gedaan, niet hoeven te worden beschermd door het nieuwe feit, maar dat afschaffing hiervan gaat ook ten koste van belastingplichtigen die te goeder trouw hebben gehandeld. Beginselen van behoorlijk bestuur zijn volgens Geppaart niet de oplossing. De betekenis hiervan staat nog niet vast en belastingplichtigen kunnen de rechtswaarde moeilijk overzien. Hij wijst ook op het gevolg van toenemende rechtspraak. Zijn conclusie is dat belastingplichtigen die hun aangifte te kwader trouw hebben gedaan, aangepakt moeten worden. Smit 71 stelt dat navorderingsmogelijkheden eerder worden beperkt bij toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dan verruimd. In verband met de wettelijke eis van het nieuwe feit honoreert de rechter tot nog toe een beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Door de ontwikkeling van de abbb is echter de kans van slagen bij een beroep op de beginselen toegenomen. Het belangrijkste bezwaar van Smit in het kader van kwade trouw, is dat de kwade trouw veelal niet aangetoond kan worden. Wordt een verwijtbaarheid wel aangetoond, dan is een scheiding tussen goede en kwade trouw onmogelijk aan te brengen. Dat in het tweede lid van art. 16 AWR de eis van het nieuwe feit niet geldt, komt doordat de inspecteur verder verwijderd staat tot de materie in genoemde situaties in vergelijking met de belastingplichtige. Op de redenering dat bij naheffing de eis van het nieuwe feit niet wordt gesteld, reageert Smit door te zeggen dat dit naar hun aard verschillende typen belastingen zijn met eigen zorgvuldigheidsmaatstaven, waardoor het nieuwe feit bij naheffing geen werkingskracht heeft. Smit wijst verder op het ontstaan van rechtsonzekerheid en vergroting werklast van de belastingdienst, omdat deze altijd zullen proberen tot navordering over te gaan. Het zwaartepunt van toetsing aan het nieuwe feit ligt op het ambtelijk verzuim. Hij stelt voor om dit te verschuiven naar een risicoverdeling in redelijkheid. Het massale karakter van de navordering en toenemende automatisering hiervan, hebben tot gevolg dat het zwaartepunt van de risicoverdeling bij de belastingplichtige komt te liggen. Het nieuwe feit kan hiermee bestaan, echter met een verlegd zwaartepunt. Smit sluit af met zijn bevinding dat verruiming van navorderingsmogelijkheden gezocht moet worden in de betekenis die de rechtspraak aan de voorwaarde heeft toegekend en dat de eisen van zorgvuldigheid en rechtszekerheid een andere rechtswerking zullen krijgen dat nader onderzocht zou moeten worden. In een andere bijdrage stelt Smit 72 dat binnen het leer van het nieuwe feit het zorgvuldigheidsbeginsel voorrang heeft op het vertrouwensbeginsel. Afschaffing van het nieuwe feit heeft pas zin als dit een verruiming van de navorderingsmogelijkheden tot gevolg heeft. Volgens Smit valt dit te betwijfelen. Een beroep op het vertrouwensbeginsel is de laatste decennium in de rechtspraak veelal gehonoreerd. Afschaffen van het nieuwe feit kan dan tot gevolg hebben dat de bevoegdheid tot navordering nog verder wordt beperkt. Er bestaat nog onvoldoende inzicht in de achterliggende strekking en principes van het vertrouwensbeginsel dat rechtsonzekerheid tot gevolg heeft. Afschaffen van het nieuwe feit betekent wegvallen van zorgvuldigheidstoetsing en zorgt voor toetsing aan het vertrouwensbeginsel. 71 J.A. Smit, Het rapport-simons en de toekomst van ons navorderingsrecht: vertrouwen op het nieuw feit?, WFR 1984/1332, paragraaf J.A. Smit, De leer van het nieuw feit geplaatst in de sleutel van het samenloopvraagstuk, MBB nr. 12, december 1984, p

Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst ; Vooruitgang rechtsbescherming belastingplichtige? Sazgar Abdullah. Universiteit van Tilburg

Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst ; Vooruitgang rechtsbescherming belastingplichtige? Sazgar Abdullah. Universiteit van Tilburg Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst ; Vooruitgang rechtsbescherming belastingplichtige? Sazgar Abdullah Universiteit van Tilburg Master Fiscaal Recht ANR: 263676 Onder begeleiding van:

Nadere informatie

De leer van Scheltens

De leer van Scheltens De leer van Scheltens Geschikt of ongeschikt? Naam : Kim Hooghiemstra Studierichting : Fiscaal recht Administratienummer : 813145 Datum : 23 oktober 2011 Begeleider : Prof. mr. J.L.M. Gribnau Inhoudsopgave

Nadere informatie

Navordering in de 21 e eeuw

Navordering in de 21 e eeuw Navordering in de 21 e eeuw Universiteit van Tilburg Master Fiscaal Recht Examencommissie - mevrouw mr. A.M.E. Nuyens - de heer prof. mr. dr. J.L.M. Gribnau M.A.L.G.M. Verstappen ANR: 414771 Mei 2013 Voorwoord

Nadere informatie

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit heffingsrente Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Nadere informatie

Master Thesis. : Fiscale economie

Master Thesis. : Fiscale economie Master Thesis Fiscale Economie De foutenleer van de Belastingdienst - Is verdere codificatie noodzakelijk? Naam : Robin Saarloos Studierichting : Fiscale economie Administratienummer : 765442 Datum : 29-09-2011

Nadere informatie

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78 HR 7 januari 1970, Vertrouwen op beleid 1 Vertrouwen op beleid 7 januari 1970, nr. 16.201 AX6845 BNB 1970/78 Voorafgaande beslissing: Gerechtshof Amsterdam 23 januari 1969 Belanghebbende beroept zich op

Nadere informatie

Het kenbaarheidsvereiste nader bezien

Het kenbaarheidsvereiste nader bezien Het kenbaarheidsvereiste nader bezien Hoe staat het anno 2012 met de rechtszekerheid van de belastingplichtige? V.J.M.J. Noordholland de Jong Instituut & opleiding: Tilburg University Master Tax Law Examencommissie:

Nadere informatie

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT Cassatiemiddelen Schending van het recht, in het bijzonder doel en strekking van artikel 16 lid 2 letter c van de Algemene Wet Rijksbelastingen (hierna ook: I6,2,c AWR),

Nadere informatie

Het schrappen van het nieuwe feit; geen oplossing maar symptoombestrijding!

Het schrappen van het nieuwe feit; geen oplossing maar symptoombestrijding! Het schrappen van het nieuwe feit; geen oplossing maar symptoombestrijding! Steffi van den Boom Master fiscaal recht Anr: 820397 Datum: 29 september 2011 Examencommissie: prof. mr. J.L.M. Gribnau mr. M.B.A.

Nadere informatie

De wisselwerking tussen naheffen en navorderen omtrent belastingheffing over arbeidsinkomsten. M.M.N. Douven

De wisselwerking tussen naheffen en navorderen omtrent belastingheffing over arbeidsinkomsten. M.M.N. Douven De wisselwerking tussen naheffen en navorderen omtrent belastingheffing over arbeidsinkomsten M.M.N. Douven 1. Inleiding Elk jaar krijgen werknemers een uitnodiging tot het doen van een aangifte inkomstenbelasting.

Nadere informatie

De eis van het nieuwe feit bij navordering; verouderd(?)!

De eis van het nieuwe feit bij navordering; verouderd(?)! De eis van het nieuwe feit bij navordering; verouderd(?)! Naam: M.J. van Arem Adres: Professor de Moorplein 395 5037 DP TILBURG Telefoonnummer: 06-24210052 Studierichting: Master fiscaal recht Administratienummer:

Nadere informatie

Algemene wet inzake rijksbelastingen

Algemene wet inzake rijksbelastingen 2 hoofdstuk Algemene wet inzake rijksbelastingen Oefenopgaven Opgave 2.1 a. De feitelijke omstandigheden zijn van belang (art. 4 AWR). Het belangrijkste criterium is waar het gezin verblijft en waar het

Nadere informatie

De reikwijdte van de onderzoeksplicht van artikel 16 AWR

De reikwijdte van de onderzoeksplicht van artikel 16 AWR Bachelor Thesis De reikwijdte van de onderzoeksplicht van artikel 16 AWR Naam : Barry van Benthem Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 113496 Datum : Juni 2013 Examencommissie : Prof.

Nadere informatie

De Belastingdienst en het evenwicht van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

De Belastingdienst en het evenwicht van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De Belastingdienst en het evenwicht van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Welke invloed mag een werkwijze hebben op de afweging van rechtsbeginselen bij de navordering? Annelies Hardenbol ANR 463705

Nadere informatie

Aanslagbelasting vs aangiftebelasting binnen de ring die automatisering heet

Aanslagbelasting vs aangiftebelasting binnen de ring die automatisering heet Aanslagbelasting vs aangiftebelasting binnen de ring die automatisering heet Naam : Ramon de Jonge Studierichting : Fiscale economie Administratienummer : 197444 Datum : 23-01-2012 Begeleider : Prof. mr.

Nadere informatie

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Den Haag, 1 ;4 JAN 20U Kenmerk: DGB 2013-6846 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2013, nr. 13/00495 en 13/00496, inzake n m m te M M betreffende

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagbelastingen (Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst) VOORSTEL

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

De leer van Scheltens

De leer van Scheltens Een onderzoek naar de juistheid van Scheltens leer ten aanzien van navordering en de eis van het nieuwe feit. J.W de Meulmeester Zuster van Donkstraat 14 4341 LT Arnemuiden Tel: 0118-606006 / 06-51399676

Nadere informatie

Bachelor thesis. de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de inspecteur voordat sprake is van een ambtelijk verzuim

Bachelor thesis. de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de inspecteur voordat sprake is van een ambtelijk verzuim 2013 Universiteit van Tilburg Daan Willems ANR 679384 Fiscale Economie 2 de semester 2013 Bachelor thesis de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de inspecteur voordat sprake is van een ambtelijk verzuim

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:

Nadere informatie

Zoekt en gij zult vinden!

Zoekt en gij zult vinden! Zoekt en gij zult vinden! Wat is de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de inspecteur voordat sprake is van een ambtelijk verzuim? Naam : Leontien van Rossum Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer

Nadere informatie

De Schrijf- en tikfoutenleer

De Schrijf- en tikfoutenleer Een goed product is als gezegd vaak het resultaat van een goede procedure, Gribnau De Schrijf- en tikfoutenleer Het bestaansrecht van de schrijf- en tikfoutenleer binnen de huidige moderniseringen Naam

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Wat zou de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de belastinginspecteur moeten zijn totdat hij niet meer kan navorderen?

Bachelor Thesis. Wat zou de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de belastinginspecteur moeten zijn totdat hij niet meer kan navorderen? Bachelor Thesis Wat zou de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de belastinginspecteur moeten zijn totdat hij niet meer kan navorderen? Naam: H.L.H. Werther Instelling: Studierichting: Tilburg University

Nadere informatie

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR Inleiding In artikel 16 AWR is bepaald dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijke wijs bekend had kunnen zijn geen grond voor

Nadere informatie

Masterthesis. Aanslagbelastingen versus aangiftebelastingen; onhoudbaar verschil in het licht van het nieuwe feit?

Masterthesis. Aanslagbelastingen versus aangiftebelastingen; onhoudbaar verschil in het licht van het nieuwe feit? Masterthesis Aanslagbelastingen versus aangiftebelastingen; onhoudbaar verschil in het licht van het nieuwe feit? Everything should be made as simple as possible, but not simpler Albert Einstein Naam:

Nadere informatie

Nieuw feit, artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nieuw feit, artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen Nieuw feit, artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen J.H.A. Snelders In hoeverre wordt de leer van het nieuwe feit ingeperkt bij de vooraf ingevulde aangifte? Master Fiscaal Recht Universiteit van

Nadere informatie

Het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 16 AWR

Het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 16 AWR Het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 16 AWR Nog steeds houdbaar? Student: Marieke Koomans van den Dries Adres: Haansberg 41 4874 NJ Etten-Leur : 06-13978185 E-mail: Studie: f.m.koomansvandendries@uvt.nl

Nadere informatie

Kevin van Heesch [KENBARE NAVORDERING] Terechte codificatie van de schrijf- en tikfoutenleer of ongerechtvaardigde inbreuk op de rechtszekerheid

Kevin van Heesch [KENBARE NAVORDERING] Terechte codificatie van de schrijf- en tikfoutenleer of ongerechtvaardigde inbreuk op de rechtszekerheid Kevin van Heesch [KENBARE NAVORDERING] Terechte codificatie van de schrijf- en tikfoutenleer of ongerechtvaardigde inbreuk op de rechtszekerheid 9 februari 2012 Kevin van Heesch ANR: 367765 Departement

Nadere informatie

Belastingrecht voor het ho 2012

Belastingrecht voor het ho 2012 Belastingrecht voor het ho 2012 Uitwerkingen opgaven Deel 9 Formeel belastingrecht Henk Guiljam Noordhoff Uitgevers Groningen Belastingrecht voor het ho 2012 Uitwerkingen Noordhoff Uitgevers Groningen

Nadere informatie

IS CODIFICATIE VAN SCHRIJF- EN TIKFOUTENJURISPRUDENTIE GEWENST?

IS CODIFICATIE VAN SCHRIJF- EN TIKFOUTENJURISPRUDENTIE GEWENST? IS CODIFICATIE VAN SCHRIJF- EN TIKFOUTENJURISPRUDENTIE GEWENST? IS CODIFICATIE VAN SCHRIJF- EN TIKFOUTENJURISPRUDENTIE GEWENST? V.J.P. de Cock Finantiën 1 5175NW Loon op Zand Telefoonnummer: 06-25061680

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

De onderzoeksplicht van de belastinginspecteur

De onderzoeksplicht van de belastinginspecteur De onderzoeksplicht van de belastinginspecteur Naam: Elle Haagen Anr: 636286 Begeleider: Mrs. mr. M.B.A. van Hout Examencommissie: Prof. mr. dr. J.L.M. Gribnau, mr. M.B.A. van Hout, Drs. C.A.T. Peters

Nadere informatie

Navordering en Horizontaal Toezicht.

Navordering en Horizontaal Toezicht. Navordering en Horizontaal Toezicht. Transparantie, rechtszekerheid en navordering: gaat dat samen? Master Thesis Tilburg University Faculteit economie en bedrijfswetenschappen Departement fiscale economie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 5 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/307

Rapport. Datum: 5 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/307 Rapport Datum: 5 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/307 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Belastingdienst/Directie Particulieren Utrecht haar beroep tegen de afwijzing door de Belastingdienst/Particulieren

Nadere informatie

Het hoe en waarom van de belastingheffing

Het hoe en waarom van de belastingheffing Hoofdstuk 1 Het hoe en waarom van de belastingheffing 1.1 Onderscheid in belastingen De sociale, economische maar ook de juridische gevolgen van de belastingheffing verschillen naar gelang het type belasting.

Nadere informatie

Navorderen, aanpassing gewenst? Het voorgestelde navorderingsregime getoetst voor belastingplichtigen

Navorderen, aanpassing gewenst? Het voorgestelde navorderingsregime getoetst voor belastingplichtigen Navorderen, aanpassing gewenst? Het voorgestelde navorderingsregime getoetst voor belastingplichtigen Naam: L.E. Zevenbergen Studentnummer: 358441 Begeleider: Mr. M.P.L. Adriaansen Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Rapport Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153

Rapport Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153 Rapport Rapport over een klacht over de Belastingdienst te Almere (voorheen Belastingdienst/Randmeren) Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de ontvanger van

Nadere informatie

HOOGTE VAN DE BOETE Bij inkeer op basis van artikel 65 ALB blijft de oplegging van een vergrijpboete achterwege.

HOOGTE VAN DE BOETE Bij inkeer op basis van artikel 65 ALB blijft de oplegging van een vergrijpboete achterwege. ARUBA Artikel 65 ALB Ingeval een belastingplichtige of inhoudingsplichtige alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt, vóórdat

Nadere informatie

Thema Formeel belastingrecht

Thema Formeel belastingrecht FISCAAL PRAKTIJKBLAD 2015-01 13 januari 2015 Fiscaal Praktijkblad is een tweewekellijks vaktijdschrift voor de fiscale adviespraktijk, de accountantspraktijk, de belastingdienst en de rechterlijke macht.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 868 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enkele andere fiscale wetten in verband met de openstelling van bezwaar en

Nadere informatie

Beleidsregels VOOR HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN VAN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN. vastgesteld bij besluit van 18 februari 2014

Beleidsregels VOOR HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN VAN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN. vastgesteld bij besluit van 18 februari 2014 Beleidsregels VOOR HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN VAN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN vastgesteld bij besluit van 18 februari 2014 Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen

Nadere informatie

2010 -- Formeel recht -- Deel 2

2010 -- Formeel recht -- Deel 2 formeel belastingrecht (FE) les 2 programma Inleiding de aangifte aanslagbelasting aangiftebelasting navordering en naheffing indeling van het recht Veel gebruikte indelingen van het recht zijn: publiekrecht

Nadere informatie

Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie

Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie Auteurs: Roelof Vos / Ron Jeronimus NLFnummer: NLF Opinie 2018/0039 Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie Als een

Nadere informatie

De onderzoeksplicht van de belastinginspecteur De reikwijdte in relatie tot een ambtelijk verzuim

De onderzoeksplicht van de belastinginspecteur De reikwijdte in relatie tot een ambtelijk verzuim De onderzoeksplicht van de belastinginspecteur De reikwijdte in relatie tot een ambtelijk verzuim Student: Kelly Heijmans Student nummer: U1234803 Datum: 5 juni 2013 Examencommissie: Begeleider: Hoogleraar:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx pagina 1 van 5 LJN: BW5380, Gerechtshof Leeuwarden, BK 11/00154 Inkomstenbelasting Datum 08-05-2012 uitspraak: Datum 10-05-2012 publicatie: Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:In

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011 ... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105 Rapport Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april 2011 Rapportnummer: 2011/105 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Randmeren de aanslag inkomstenbelasting

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 13. Lijst van gebruikte afkortingen / 17. Inleiding / 21. Algemene bepalingen / 23

Inhoudsopgave. Voorwoord / 13. Lijst van gebruikte afkortingen / 17. Inleiding / 21. Algemene bepalingen / 23 Voorwoord / 13 Lijst van gebruikte afkortingen / 17 1 Inleiding / 21 2 Algemene bepalingen / 23 2.1 De reikwijdte van de AWR / 23 2.2 De begripsbepalingen van de AWR / 25 2.2.1 Inleiding / 25 2.2.2 Begripsbepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn

Nadere informatie

Concept uitvoeringsbesluiten informatieverplichting. Artikel I (artikel 12bis van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Concept uitvoeringsbesluiten informatieverplichting. Artikel I (artikel 12bis van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001) Concept uitvoeringsbesluiten informatieverplichting Artikel I (artikel 12bis van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001) I. Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 12bis Belastbare

Nadere informatie

Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst: uitbreiding navorderingsmogelijkheden

Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst: uitbreiding navorderingsmogelijkheden nummer 11 MBB november 2013 Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst: uitbreiding navorderingsmogelijkheden 327 Mr. A.J.C. Perdaems 1 In deze bijdrage wordt een aantal aspecten uit het huidige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 Instantie Datum uitspraak 01-07-2015 Datum publicatie 17-09-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6149 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport. Rapport 2 h2>klacht Beoordeling Conclusie Onderzoek Bevindingen Klacht Verzoekster klaagt over de gang van zaken rond het toekennen van de kinderkorting 2006. Meer concreet klaagt zij erover dat de Belastingdienst/Noord

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond, Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK-13/01258 Uitspraak van 26 maart 2014 in het geding tussen: [X] te [Z], belanghebbende, en de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

ALGEMEEN. 1.Herziening bij aanslagbelastingen

ALGEMEEN. 1.Herziening bij aanslagbelastingen Memorie van toelichting bij het voorstel tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten in verband met de invoering van herziening bij aanslagbelastingen (Wet vereenvoudiging

Nadere informatie

Formeel recht -- Deel 2

Formeel recht -- Deel 2 formeel belastingrecht (FE) les 2 programma Inleiding de aangifte aanslagbelasting aangiftebelasting navordering en naheffing indeling van het recht Veel gebruikte indelingen van het recht zijn: publiekrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208 Rapport Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Randmeren geen uitspraak heeft gedaan op zijn bezwaarschrift van 30 juni 2005 tegen de heffingsrente

Nadere informatie

Verruiming navorderingsbevoegdheid: glashelder?

Verruiming navorderingsbevoegdheid: glashelder? Verruiming navorderingsbevoegdheid: glashelder? Over codificatie, modificatie en trias politica Ruud Buijssen Examencommissie: prof. mr. dr. J.L.M. Gribnau mr. dr. M.R.T. Pauwels Masterscriptie Fiscaal

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 14 augustus 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 14 augustus 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 4 SEP 2013 Kenmerk: DGB 2013-4390 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/03828) tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 27 juni 2013, nr. 12/03968, op een beroepschrift

Nadere informatie

's-gravenhage (hierna: het Hof) van 1 mei 2009, onder nummer BK 07/00421 - heeft afgewezen.

's-gravenhage (hierna: het Hof) van 1 mei 2009, onder nummer BK 07/00421 - heeft afgewezen. Rapport 2 h2>klacht Verzoekers klagen erover dat de staatssecretaris van Financiën het verzoek om restitutie van de overdrachtsbelasting - gegrond op de uitspraak van het Gerechtshof 's-gravenhage (hierna:

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie voorgelegde concept van de Wet terugvordering staatssteun

Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie voorgelegde concept van de Wet terugvordering staatssteun Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie voorgelegde concept van de Wet terugvordering staatssteun Het RB heeft met belangstelling kennisgenomen van het ter consultatie voorgelegde

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Rijnmond. Datum: 5 juni 2012. Rapportnummer: 2012/0095

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Rijnmond. Datum: 5 juni 2012. Rapportnummer: 2012/0095 Rapport Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Rijnmond. Datum: 5 juni 2012 Rapportnummer: 2012/0095 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst zijn verzoek om ambtshalve vermindering

Nadere informatie

Wetsvoorstel Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst. De voorgestelde navorderingscriteria: aantasting rechtszekerheid?

Wetsvoorstel Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst. De voorgestelde navorderingscriteria: aantasting rechtszekerheid? Wetsvoorstel Vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst De voorgestelde navorderingscriteria: aantasting rechtszekerheid? Bachelorthesis H.W.J. (Rick) de Munnik Universiteit van Tilburg 22 april 2014

Nadere informatie

BELEIDSREGELS INZAKE HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN

BELEIDSREGELS INZAKE HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN BELEIDSREGELS INZAKE HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN Het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Rivierenland (hierna de BSR); Gelet op het bepaalde in artikel

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst Noord te Assen. Datum: 27 augustus Rapportnummer: 2012/132

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst Noord te Assen. Datum: 27 augustus Rapportnummer: 2012/132 Rapport Rapport over een klacht over de Belastingdienst Noord te Assen. Datum: 27 augustus 2012 Rapportnummer: 2012/132 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Noord/kantoor Assen niet

Nadere informatie

De nieuwe regels voor navordering

De nieuwe regels voor navordering mr. I.R. J. Thijssen mr. A.A. Kan * De nieuwe regels voor navordering 1. Inleiding In vervolg op onder meer reacties uit een internetconsultatie 1 en het advies van de Raad van State, 2 heeft de staatssecretaris

Nadere informatie

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Bashir over de regeling van de belastingrente

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Bashir over de regeling van de belastingrente > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald. looofoo ccts Den Haag, 2 8 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1237 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van >( Z 15 februari 2011, nr. 10/00160, inzake Bf^^^NP te ÜÜH betreffende

Nadere informatie

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1 ECLI:NL:GHSGR:2009:BK0392 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 13-10-2009 Datum publicatie 16-10-2009 Zaaknummer BK-07/00550 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BN8729, (Gedeeltelijke)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:3683

ECLI:NL:RBGEL:2017:3683 ECLI:NL:RBGEL:2017:3683 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 14-07-2017 Datum publicatie 17-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 1419 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 Instantie Datum uitspraak 08-04-2015 Datum publicatie 13-05-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6290 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Kluwer Online Research Buiten bezwaartermijn ingediende suppletieaangifte leidt niet tot teruggaaf

Kluwer Online Research Buiten bezwaartermijn ingediende suppletieaangifte leidt niet tot teruggaaf Buiten bezwaartermijn ingediende suppletieaangifte leidt niet tot teruggaaf Instantie: Hof 's-gravenhage Datum: 30 maart 2012 Magistraten: Tromp, Sanders, Visser Zaaknr: BK-10/00547 Conclusie: - LJN: BW8025

Nadere informatie

1. Termijn voor vaststellen van de aanslag vastgesteld op 15 maanden

1. Termijn voor vaststellen van de aanslag vastgesteld op 15 maanden Commentaar op het wetsvoorstel Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst. Door: Commissie Wetsvoorstellen van het Register Belastingadviseurs Op 6 september 2012 heeft het Ministerie van Financiën

Nadere informatie

Rapport. Rapport van een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant. Datum: 11 december 2012. Rapportnummer: 2012/196

Rapport. Rapport van een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant. Datum: 11 december 2012. Rapportnummer: 2012/196 Rapport Rapport van een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant Datum: 11 december 2012 Rapportnummer: 2012/196 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst belastingteruggaven verrekent

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 300 IXB Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2006 Nr. 38 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 19-11-2014 Datum publicatie 15-04-2015 Zaaknummer 14_7761 OB Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak Eerste aanleg

Nadere informatie

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Officiële uitgave van gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband vastgoedinformatie, heffing en waardebepaling. Nr. 225 29 april 2016 Beleidsregels ambtshalve vermindering

Nadere informatie

Beleidsregel ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen (met uitzondering van de onroerende zaakbelastingen)

Beleidsregel ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen (met uitzondering van de onroerende zaakbelastingen) CVDR Officiële uitgave van Berkelland. Nr. CVDR249013_1 29 mei 2018 Beleidsregel ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen (met uitzondering van de onroerende zaakbelastingen) Beleidsregel ambtshalve

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 27-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 3964 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 738 Wet van 18 december 1997 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 702 Verslagen van de Commissie voor de Verzoekschriften Nr. 115 BRIEF VAN DE COMMISSIE VOOR DE VERZOEKSCHRIFTEN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 26 148 Aanpassing van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet financiering volksverzekeringen in verband

Nadere informatie

2. De door de gemeente Dongeradeel vanaf 2001 opgelegde aanslagen gemeentelijke belastingen heeft mevrouw W. steeds betaald.

2. De door de gemeente Dongeradeel vanaf 2001 opgelegde aanslagen gemeentelijke belastingen heeft mevrouw W. steeds betaald. Rapport 2 h2>klacht Mevrouw W. klaagt erover dat de gemeente Dongeradeel haar geen ambtshalve vermindering heeft toegekend met betrekking tot de aanslagen gebruikersbelastingen (afvalstoffenheffing, rioolrechten

Nadere informatie

111 LJ1. jjpjjj. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

111 LJ1. jjpjjj. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen jjpjjj 111 LJ1 de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal rnr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN

Nadere informatie

Bahialaan 100 3065WC Rotterdam

Bahialaan 100 3065WC Rotterdam Bahialaan 100 3065WC Rotterdam T: +31 (0)10-764 0804 F: +31 (0)10 254 0015 M: +31 (0)6 51 99 78 08 E: dehaas@dehaasadvocatuur.nl I: www.dehaasadvocatuur.nl Mevrouw mr. P. (Priscilla) de Haas 11-8-2015

Nadere informatie

Handleiding vergoeding kosten bezwaar en administratief beroep

Handleiding vergoeding kosten bezwaar en administratief beroep September 2002 Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1 Welk recht is van toepassing Hoofdstuk 2 Vergoedingscriterium en te vergoeden kosten 2.1 Vergoedingscriterium 2.2 Besluit proceskosten bestuursrecht 2.3

Nadere informatie

Regeling. pagina 1 van 8

Regeling. pagina 1 van 8 Regeling voor een doelmatige belastingheffing over inkomsten uit sparen en beleggen, welke verworven zijn door participanten in een fiscaal transparante GmbH & Co. KG. Heerlen, pagina 1 van 8 1.

Nadere informatie