Het bestuursrechtelijk relativiteitsvereiste. Doet de bestuursrechter wat de wetgever wil en houden rechter en wetgever voldoende rekening met Europa?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het bestuursrechtelijk relativiteitsvereiste. Doet de bestuursrechter wat de wetgever wil en houden rechter en wetgever voldoende rekening met Europa?"

Transcriptie

1 . Het bestuursrechtelijk relativiteitsvereiste Doet de bestuursrechter wat de wetgever wil en houden rechter en wetgever voldoende rekening met Europa? Masterscriptie Rechtsgeleerdheid Accent Staats- en Bestuursrecht T.M.J. (Tim) van der Putten ANR: Afstudeerbegeleider: Prof. Mr. Dr. A.T. Marseille Tweede lezer: Prof Mr. B.W.N. de Waard Afstudeerdatum 15 januari 2015

2 Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie ter afsluiting van de masteropleiding Rechtsgeleerdheid aan Tilburg University. Zoals uit de titelpagina blijkt is het onderwerp het bestuursrechtelijk relativiteitsvereiste. Ik kwam dit onderwerp tegen in een artikel en was meteen geïnteresseerd. Ik heb me tijdens mijn studie altijd het meest aangetrokken gevoeld tot leerstukken die niet alleen op academisch niveau interessant zijn, maar die ook direct ingrijpen in de maatschappij. Volgens mij is het bestuursrechtelijk relativiteitsvereiste daar een mooi voorbeeld van. Tijdens het schrijven van deze scriptie heb ik als junior onderzoeker gewerkt op Tilburg University. De werkzaamheden hadden betrekking op omgevingsrecht en dan met name natuurbeschermingsrecht. Ik wil Kees Bastmeijer bedanken dat hij me die kans geboden heeft. Ik heb ontzettend veel geleerd van onze samenwerking en het heeft een extra dimensie aan mijn scriptie gegeven. Dan ben ik nog een aantal andere mensen een speciaal dankwoord verschuldigd. Om te beginnen wil ik dhr. Marseille bedanken voor de feedback en ondersteuning, ik heb de begeleiding als zeer prettig ervaren. Dhr. De Waard wil ik bedanken voor zijn bereidheid om als tweede lezer op te treden bij de beoordeling van deze scriptie. Verder wil ik mijn vader bedanken met wie ik over dit onderwerp van gedachten heb kunnen wisselen en ik bedank natuurlijk ook mijn vriendin, vrienden en familie voor hun geduld en steun. Rest mij nu alleen nog om u veel leesplezier te wensen! Tim van der Putten Tilburg, 6 januari

3 Inhoudsopgave Voorwoord 2 Lijst van afkortingen 5 Hoofdstuk 1: Inleiding en onderzoeksopzet Introductie onderwerp en probleembeschrijving Onderzoeksdoel en opzet Onderzoeksvraag Subvragen en onderzoeksmethoden Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 12 Hoofdstuk 2: Relativiteit in Nederlands recht Burgerlijk recht Bestuursrecht Verschillende vormen relativiteit Verschillen relativiteit burgerlijk en bestuursrecht 21 Hoofdstuk 3: Toetsingskader Relativiteit in het bestuursrecht volgens de Nederlandse wetgever Wetenschappelijke discussie Toegang tot de rechter Tussenconclusie 31 Hoofdstuk 4: Toepassing relativiteitsvereiste in het bestuursrecht Typen belangen Typen rechtsnormen Tussenconclusie 42 Hoofdstuk 5: Vergelijking Relativiteitsvereiste geschikt middel ter realisering doelen Wab? Het bestuursrechtelijke relativiteitsvereiste en het recht op toegang tot de rechter 46 Hoofdstuk 6: Conclusie 51 3

4 Literatuurlijst 54 Jurisprudentielijst 59 4

5 Lijst van afkortingen ABRvS Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State Afdeling Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State Art. Artikel Awb Algemene wet bestuursrecht Chw Crisis- en herstelwet D.m.v. Door middel van EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens EVRM Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Ffw Flora- en faunawet HR Hoge Raad der Nederlanden HvJ EG Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (tot 1 december 2009) HvJ EU Hof van Justitie van de Europese Unie (vanaf 1 december 2009) Nbw Natuurbeschermingswet Par. Paragraaf VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten VWEU Verdrag inzake de werking van de Europese Unie Wab Wet aanpassing bestuursprocesrecht 5

6 Hoofdstuk 1: Inleiding en onderzoeksopzet 1.1 Introductie onderwerp en probleembeschrijving Sinds 1 januari 2013 kent de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het relativiteitsvereiste. De Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) omvatte onder andere de invoering van artikel 8:69a Awb waarin dit vereiste is vastgelegd. De tekst van dit artikel luidt: De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dit betekent kort gezegd dat een appellant alleen beroepsgronden aan kan voeren op basis van geschonden rechtsnormen (of -beginselen) als deze normen mede strekken ter bescherming van de belangen van die appellant. De bestuursrechter mag een bestreden besluit niet vernietigen als de aangevoerde beroepsgrond ontleend is aan een norm die kennelijk, ofwel evident, niet strekt ter bescherming van de belangen van appellant. Met de term belangen worden hier de belangen bedoeld, die appellant de kwaliteit van belanghebbende verschaffen. 1 Uit de formulering van het artikel en de wetsgeschiedenis blijkt, dat het relativiteitsvereiste niet geldt in de bezwaarfase maar pas aan bod komt wanneer de fase van het beroep bereikt is. 2 Voordat het relativiteitsvereiste werd opgenomen in de Awb gold het al in delen van het bestuursrecht via de Crisis- en herstelwet (Chw). Toen artikel 8:69a Awb in werking trad, kwam het gelijkluidende artikel 1.9 Chw te vervallen. 3 Deze bepalingen hebben materieel dezelfde betekenis, de wetgever heeft niet beoogd om een ander relativiteitsvereiste in te voeren in de Awb dan reeds bestond in de Chw. 4 De Chw werd op 31 maart 2010 ingevoerd met als hoofddoel de economische crisis te bestrijden. De wetgever wilde met deze wet de 1 Zie bijvoorbeeld: De Poorter & Van Ettekoven, NTB , p Kamerstukken II , , nr. 3, p De tekst van art. 1.9 Chw was: De administratieve rechter vernietigt een besluit niet op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. 4 Zie bijvoorbeeld: Crooijmans 2014, p. 2. Dat dit klopt is door de Afdeling bevestigt, bijvoorbeeld in ABRvS 14 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1745, r.o. 7.13, waar ook verwezen wordt naar de wetsgeschiedenis van de Wab. 6

7 ontwikkeling van ruimtelijke projecten versnellen en op die manier werkgelegenheid creëren. 5 Het in artikel 1.9 van de Chw opgenomen relativiteitsvereiste maakt onderdeel uit van de poging tot versnelling van projecten. Dit artikel is bedoeld als versobering van het beroepsrecht van belanghebbenden, zodat de besluiten die nodig zijn voor een project minder vertraagd kunnen worden door procedures. 6 De wetgever geeft in de memorie van toelichting bij de Wab een vaak aangehaald voorbeeld over een relativiteitsvraag in het bestuursrecht. Een bewoner van een villawijk is het oneens met een plan van de gemeente om de ontwikkeling van een woonwagenkamp mogelijk te maken vlakbij zijn woning. Hij dient een zienswijze in tegen het besluit (tot vaststelling van het plan) en gaat vervolgens in beroep. In beroep voert hij aan dat naast de locatie waar het woonwagenkamp zou moeten komen, een zwembad gevestigd is dat geluidsoverlast veroorzaakt. Bij meting is gebleken dat deze overlast de toegestane waarden overschrijdt ten aanzien van de locatie van het geplande kamp. Het besluit is daarmee in strijd met een rechtsregel, namelijk de ter plekke geldende geluidsnormen. In een situatie waarin geen relativiteitsvereiste geldt, mag de rechter dit besluit in principe niet in stand laten. Appellant is immers aangemerkt als belanghebbende en hij heeft een beroepsgrond aangevoerd die doel treft. Als er wel een relativiteitsvereiste zou gelden, leidt dit tot een andere uitkomst. De rechter moet zich dan afvragen of de geschonden geluidsvoorschriften ertoe strekken het belang van appellant te beschermen. 7 Daarbij moet gekeken worden naar het achterliggende, daadwerkelijke belang van appellant. Appellant is belanghebbende bij het besluit omdat hij omwonende is van het plangebied. Hij vreest overlast te ondervinden van het woonwagenkamp (woon- en leefomgeving) of waardevermindering van zijn huis (financieel belang). De geschonden geluidsnorm strekt in dit geval tot bescherming van het belang van de toekomstige bewoners bij een goede woon- en leefomgeving. Zij zijn namelijk degenen die daadwerkelijk geconfronteerd zullen worden met de geluidsoverlast. Appellant zelf heeft echter geen last van het zwembad, daar woont hij te ver vanaf. De geschonden norm beschermt hier dus niet de belangen van appellant, maar die van de (toekomstige) woonwagenbewoners. 8 Volgens de wetgever zijn de belangen van appellant hier zelfs tegengesteld (contrair) aan de belangen die beschermd worden door de geschonden 5 Kamerstukken II , , nr. 3, p Kamerstukken II , , nr. 3, p Damen e.a. 2013, p Kamerstukken II , , nr. 3, p. 18, het voorbeeld is gebaseerd op ABRvS 19 maart 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF6004, AB 2003/191, met nt. A.A.J. de Gier (Woonwagens bij zwembad). 7

8 rechtsnorm. 9 In dit soort gevallen mag de rechter het bestreden besluit dus niet meer vernietigen op grond van de door de villabewoner aangevoerde beroepsgrond. Niet omdat de beroepsgrond geen hout snijdt, maar omdat hij aangevoerd wordt door iemand wiens belangen niet beschermd worden door de norm waaraan hij is ontleend. Dit betekent dus ook dat de rechter het besluit wél zou mogen (of moeten) vernietigen als de woonwagenbewoners deze beroepsgrond aanvoeren. Hun concrete belangen vallen namelijk wel binnen het beschermingsbereik van de geschonden geluidsnormen. De redenen die de wetgever geeft voor invoering van het relativiteitsvereiste in de Awb, zijn niet helemaal dezelfde als destijds bij de Chw. Uit de memorie van toelichting bij de Wab blijkt dat artikel 8:69a Awb onder meer is opgenomen om te voorkomen dat belanghebbenden oneigenlijk gebruik maken van hun beroepsrecht. 10 Met deze redenering zegt de wetgever in feite dat er een probleem bestaat, het beroepsrecht is blijkbaar te uitgebreid en dit leidt tot oneigenlijk gebruik. 11 Een andere reden die de wetgever noemt is vergelijkbaar met het idee achter de Chw, namelijk dat het relativiteitsvereiste zal leiden tot minder en snellere beroepsprocedures. Hij zegt dat dit vereiste eraan bij moet dragen dat het bestuursprocesrecht slagvaardiger en meer gestroomlijnd wordt. 12 Een groot verschil tussen de Wab en Chw is dat de Chw oorspronkelijk bedoeld was als een tijdelijke wet. Dat de Chw definitief is geworden neemt niet weg dat de bedoelingen bij het relativiteitsvereiste van de Chw en de Wab wezenlijk verschillen. In deze scriptie zal vooral gekeken worden naar de doelen die de wetgever formuleert bij de Wab, aangezien artikel 1.9 Chw inmiddels is komen te vervallen. De wetgever verwacht dus vooral positieve effecten van het relativiteitsvereiste, maar kleven er ook risico s of nadelen aan de invoering van dat vereiste in het bestuursrecht? Zoals uit het voorbeeld van het woonwagenkamp blijkt zal de relativiteitseis ertoe leiden dat de rechter soms besluiten niet mag vernietigen, terwijl duidelijk is dat ze genomen zijn in strijd met publiekrechtelijke normen. De maatschappij zal dus vaker blijven zitten met onrechtmatige overheidsbesluiten dan voorheen. De mogelijkheden tot effectieve rechtsbescherming worden minder uitgebreid. Per saldo kunnen belanghebbenden minder beroepsgronden aanvoeren die tot vernietiging van een besluit leiden. Dit zou het bevoegd gezag een prikkel kunnen geven om minder zorgvuldig te handelen. De overheid zou zelfs 9 Kamerstukken II , , nr. 3, p. 52 en Den Hollander, AA , p Kamerstukken II , , nr. 3 p Verburg, NTB , p Kamerstukken II , , nr. 3 p

9 misbruik kunnen maken van het relativiteitsvereiste. 13 Dit risico speelt op het moment dat het besluit genomen wordt, maar ook in bezwaar. Het is heel goed denkbaar dat een besluit genomen wordt, terwijl de overheidsinstantie in kwestie weet dat de partijen die zullen proberen het besluit aan te vechten daarbij gedwarsboomd gaan worden door het relativiteitsvereiste. De wetenschappelijke literatuur is niet eensgezind over de wenselijkheid en doelmatigheid van het relativiteitsvereiste. De voorstanders zeggen (o.a.) dat het vereiste past binnen de ontwikkeling die het bestuursprocesrecht doormaakt. Zij doelen daarbij op de rol van de bestuursrechter waarbij het primaat van de rechtsbeschermingsfunctie 14 de voorkeur van de wetgever heeft boven de handhaving van het objectieve publiekrecht. Vroeger was de handhaving van het objectieve recht de voornaamste taak van de bestuursrechter. Sinds de invoering van de Awb in 1994 is het bieden van individuele rechtsbescherming de voornaamste taak van de rechter. 15 De huidige rol van de bestuursrechter wordt door de wetgever aangeduid als die van geschilbeslechter. 16 Tegenstanders van een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht zijn er ook voldoende, later in deze scriptie zal de wetenschappelijke discussie over dit vereiste uitgebreider besproken worden. In de jurisprudentie over het relativiteitsvereiste in het bestuursrecht zijn ondertussen patronen ontstaan. 17 De wetgever sprak bij invoering uit, dat het vereiste alleen toegepast moet worden in situaties waar een norm kennelijk, te lezen als evident, niet strekt tot het beschermen van de belangen van appellant. 18 De wetgever redeneert dan ook dat de rechterlijke toetsing op grond van het relativiteitsvereiste terughoudend zal zijn. 19 In de praktijk blijkt dat de vraag of voldaan is aan het relativiteitsvereiste niet altijd eenvoudig te beantwoorden is. Het beeld dat ook bij artikel 1.9 Chw al zichtbaar werd, is dat het relativiteitsvereiste een extra criterium is dat regelmatig een uitgebreide afweging en behandeling vraagt. 20 Het is dan ook de vraag of de doelen die de wetgever met artikel 8:69a Awb wil bereiken, gehaald gaan worden. Daarnaast kan men zich afvragen, of er met het 13 Jurgens 2010, p. 87 en Barkhuysen e.a. 2014, p Kamerstukken II , , nr. 3, p Schueler, NTB , p Kamerstukken II , , nr. 3, p De Poorter & Van Ettekoven, NTB Het woord kennelijk stond in artikel 1.9 Chw en is ook opgenomen in 8:69 a Awb, dat dit te lezen is als evident is op te maken uit de memorie (Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3) en wordt aangestipt in o.a. Den Hollander, AA , p. 448 en Verburg, NTB Kamerstukken II , , nr. 3, p Zie bijvoorbeeld de afweging onder relativiteit in: ABRvS, 16 oktober 2013, nr /1/R6 en De Poorter & Van Ettekoven, NTB

10 relativiteitsvereiste nog wel sprake is van voldoende toegang tot effectieve rechtsbescherming tegen overheidsbesluiten. 1.2 Onderzoeksdoel en -opzet Dit onderzoek heeft een aantal verschillende, met elkaar samenhangende doelen. Om te beginnen zal besproken worden hoe het relativiteitsvereiste geregeld is in het bestuurs- en civiele recht en zal de stand van de wetenschappelijke discussie over dit onderwerp beschreven worden. Dit is nodig om de theoretische achtergrond te schetsen waar deze scriptie vanuit gaat. Vervolgens zal het toetsingskader ontwikkeld worden. Met welke intentie heeft de wetgever het relativiteitsvereiste ingevoerd en wat is de inhoud van het recht op toegang tot de rechter? Deze twee onderdelen zullen als toetssteen dienen om de jurisprudentie over het relativiteitsvereiste mee te vergelijken. Is de toepassingspraktijk van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling of ABRvS) in overeenstemming met de intentie van de wetgever? En hoe verhoudt die toepassingspraktijk zich met het recht op toegang tot de rechter? Op basis van de conclusies die daaruit volgen zal iets gezegd worden over de opstelling van rechter en wetgever ten aanzien van het bestuursrechtelijk relativiteitsvereiste en zullen bovendien aanbevelingen gedaan worden voor de toekomst. 1.3 Onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt: Is het relativiteitsvereiste geschikt om de doelen die de wetgever bij invoering daarvan in de Awb heeft gesteld te verwezenlijken en waarborgt de wijze van toepassing door de ABRvS het recht op toegang tot de rechter in voldoende mate? 1.4 Subvragen en onderzoeksmethoden Om de centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden dient een aantal subvragen te worden beantwoord. Deze komen verderop in deze paragraaf aan de orde. De onderzoeksmethode die het meest geschikt is om deze vragen te beantwoorden is literatuuronderzoek. Wetgeving, wetsgeschiedenis, wetenschappelijke literatuur en 10

11 jurisprudentie zullen daarbij als bronnen dienen. 21 Het positieve recht en de wetenschappelijke discussie zijn te vinden in de literatuur. Jurisprudentieonderzoek is nodig om de toepassingspraktijk van het relativiteitsvereiste te analyseren. Tevens zal gekeken worden naar andere rechtsgebieden. Het gaat dan voornamelijk om het burgerlijk recht en het Europees recht. Deze doorkijk heeft niet het karakter van een volwaardige rechtsvergelijking maar zal gebruikt worden ter verduidelijking en als bron van argumenten die naar analogie van toegevoegde waarde zijn. Subvragen zijn: Wat is een relativiteitsvereiste en welke vormen zijn denkbaar in het bestuursrecht? Welke doelen streeft de wetgever na met de gekozen vorm van het relativiteitsvereiste in het Nederlands bestuursrecht? Wat zegt de rechtswetenschappelijke literatuur over de wenselijkheid van een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht, in het bijzonder over de verhouding tot het recht op toegang tot de rechter? Welke lijn volgt de rechtspraak bij toepassing van het relativiteitsvereiste zoals neergelegd in de artikelen 8:69a Awb en 1.9 Chw? Hoe verhoudt de intentie van de wetgever zich tot de lijn die de rechtspraak kiest? Strookt de toepassingspraktijk van het relativiteitsvereiste door de ABRvS met het recht op toegang tot de rechter? 21 In de literatuurlijst is ook literatuur opgenomen waar niet in de voetnoten naar verwezen wordt. Dit betreft literatuur die gelezen is maar waarvan de inhoud niet expliciet gebruikt is. Deze literatuur is toch in de lijst opgenomen om te laten zien welke bronnen zijn meegenomen in het onderzoek. Hierdoor is de waarde van de bevindingen in deze scriptie beter te controleren. Bronnen die te ver buiten de reikwijdte van dit onderzoek vallen zijn uiteraard niet opgenomen. 11

12 1.5 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Het bestuursrechtelijke relativiteitsvereiste beïnvloedt de rechtspositie van burgers en bedrijven. Vooral op het gebied van het omgevingsrecht heeft het serieuze impact op de rechtspraktijk. 22 Deze scriptie bekijkt of de wetgever een goed plan had bij het invoeren van het relativiteitsvereiste en in hoeverre dat plan is uitgekomen. Daarnaast wordt bekeken of de wetgever voldoende rekening heeft gehouden met het grondrecht op toegang tot de rechter. Deze onderwerpen zijn interessant omdat ze iets zeggen over de manier waarop de wetgever zijn taak vervult. De wetgever behoort nauwkeurig en goed onderbouwd te werk te gaan. Of dat het geval is geweest bij het relativiteitsvereiste in het bestuursrecht zal onderzocht worden in deze scriptie. De wetenschappelijke relevantie van deze scriptie volgt uit de bijzondere combinatie van onderdelen die aan bod komen. In deze scriptie wordt gekeken naar de intentie van de wetgever bij invoering van het relativiteitsvereiste en bij de uitwerking daarvan in de jurisprudentie. Daarnaast wordt de vergelijking gemaakt met het civielrechtelijke relativiteitsvereiste en de wetenschappelijke discussie over het relativiteitsvereiste besproken. Verder wordt bekeken of het relativiteitsvereiste mogelijk in strijd is met de Grondwet of internationale verdragen. Daarbij ligt de focus op het recht op toegang tot de rechter. Om deze onderdelen te kunnen bespreken wordt ook een analyse gemaakt van de jurisprudentie over het relativiteitsvereiste. Deze combinatie van invalshoeken op het onderwerp relativiteitsvereiste maakt dit onderzoek van toegevoegde waarde voor het wetenschappelijk debat. Deze scriptie verschaft een overzicht van de juridische betekenis die het vereiste op dit moment heeft, bespreekt de argumenten voor en tegen en levert in de verdiepende onderdelen een bijdrage aan de wetenschappelijke discussie. 22 Konijnenbelt, NTB , p

13 Hoofdstuk 2: Relativiteit in Nederlands recht In de inleiding is al het een en ander gezegd over het relativiteitsvereiste, de intentie van de wetgever is kort aan bod gekomen en er is een voorbeeld geschetst. In dit hoofdstuk zal dieper ingegaan worden op de theorie achter het relativiteitsvereiste. Eerst zal het civielrechtelijk relativiteitsvereiste besproken worden. Vervolgens zal besproken worden hoe een dergelijk vereiste eruit zou kunnen zien in het bestuursrecht. Als laatste zullen de verschillen tussen relativiteit in het bestuurs- en het burgerlijk recht uitgelicht worden om te laten zien dat er in de praktijk verschillende vormen van een relativiteitsleer kunnen bestaan. De vraag die in dit hoofdstuk zal worden beantwoord, is: Wat is een relativiteitsvereiste en welke vormen zijn denkbaar in het bestuursrecht? 2.1 Burgerlijk recht Artikel 6:163 BW bevat het civielrechtelijk relativiteitsvereiste, dit artikel is als volgt geformuleerd: Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. Dit is één van de vereisten voor toewijzing van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Wanneer in een concreet geval de andere vereisten van onrechtmatige daad vervuld zijn, komt de vraag aan de orde of de schade, zoals die door de benadeelde is geleden, onder de bescherming van de geschonden norm valt. 23 De rechterlijke toetsing op dit onderdeel valt in de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR) uiteen in twee vragen. 24 In de literatuur wordt daarom ook wel gesproken van twee typen relativiteit. 25 Eerst komt de zogenaamde prealabele 26 vraag aan de orde naar het beschermingsdoel van de geschonden norm. Daarna volgt de vraag naar de beschermingsomvang van de betreffende regel. 23 Brahn/Reehuis 2010, p Den Hollander 2012, p Aangehaald in o.a. Den Hollander, AA en Spier e.a p Onderscheid gemaakt in Lankhorst 1992, p Voorafgaande. 13

14 Het arrest van de HR over de Iraanse vluchtelinge 27 illustreert wat de eerste vraag precies betekent. Eiseres krijgt na ongeveer vijf jaar het recht op verblijf als vluchtelinge in Nederland. Ze stelt dat deze status direct na aankomst verleend had moeten worden en dat dit ten onrechte niet is gebeurd. Hierdoor heeft ze schade geleden, ze heeft onder andere al die tijd niet kunnen werken. De HR zegt hierover dat de regels die mogelijk zijn geschonden erop gericht zijn mensen te beschermen tegen vervolging in eigen land en dat op basis van deze regels toelating toegestaan wordt op humanitaire gronden. De betreffende regels strekken er volgens de HR niet toe enig vermogensbelang van een vluchteling te beschermen. Dus het feit dat deze mevrouw financiële schade geleden heeft door (mogelijk) onrechtmatig niet als vluchtelinge aangemerkt te zijn, kan in deze situatie niet tot schadevergoeding leiden. Sterker nog, een schending van de rechtsnormen die in deze zaak aan de orde waren kan überhaupt niet tot gevolg hebben dat er een verbintenis uit onrechtmatige daad is ontstaan. 28 Een andere toonaangevende zaak is bekend geworden onder de naam Duwbak Linda. 29 Ook hier liep de eis tot schadevergoeding stuk op het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW. In deze zaak zonk een schip, een zogenaamde duwbak, omdat deze in zeer slechte staat verkeerde. Die duwbak lag afgemeerd aan een baggercombinatie die door het zinken van de duwbak beschadigd raakte. Hierdoor leed de eigenaar van de baggercombinatie schade en hij stelde daarvoor de eigenaar van het gezonken schip en de Staat aansprakelijk. De Staat verstrekt, en houdt toezicht op, certificaten aan scheepseigenaren. De eigenaar van de baggercombinatie vond dat de Staat tekort was geschoten in die taken. Het gezonken schip had vanwege de slechte staat nooit een certificaat mogen hebben om op het water te zijn, aldus de benadeelde. Hij vond dat de Staat door dit tekortschieten aansprakelijk was voor de schade die hij geleden had aan zijn baggercombinatie. De HR was het daar niet mee eens, de eis tot schadevergoeding ketst af op het relativiteitsvereiste van 6:163 BW. Volgens de HR zijn de regels over deze scheepvaartcertificaten erop gericht een algemeen belang te beschermen, namelijk het garanderen van veilig scheepvaartverkeer. Die regels strekken niet ter bescherming van individuele belangen, zoals het financiële belang van de eigenaar van de baggercombinatie. Bij het civielrechtelijk relativiteitsvereiste is daarmee de deur direct dicht, zoals in de vorige paragraaf ook al bleek. Als een norm ertoe strekt louter algemene belangen 27 HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8751, NJ 2008, 576 (Iraanse vluchtelinge). 28 Wiggers-Rust 2011, p HR 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6012, AB 2005, 127 (Duwbak Linda). 14

15 te beschermen, kan aan een individu nooit schadevergoeding worden toegewezen op grond van schending van die norm. 30 De tweede vraag gaat over het beschermingsbereik (ook wel de beschermingsomvang) van een norm. Indien vast is komen te staan dat de geschonden norm (mede) strekt ter bescherming van individuele belangen, welke belangen zijn dat dan? De rechter stelt zichzelf de vraag: in dit concrete geval heeft benadeelde schade geleden als gevolg van de schending van een wettelijk voorschrift, valt de specifieke schade van benadeelde binnen het beschermingsbereik van de geschonden regel? De prealabele vraag naar het beschermingsdoel van de regel is dus algemeen van aard, die moet beantwoord worden voor de rechtsnorm an sich. 31 De tweede vraag, naar de beschermingsomvang van een norm, moet per zaak bekeken worden. 32 Het is natuurlijk wel zo dat bij sommige normen in de jurisprudentie grotendeels is uitgekristalliseerd wat de beschermingsomvang van die norm is. Hierna zullen twee toonaangevende uitspraken aan bod komen waarin de vraag naar de beschermingsomvang van een norm centraal stond. Het eerste arrest is gewezen in de zaak Gasunie/gemeente Barneveld. 33 De gemeente Barneveld verleende een vergunning om een schuur te bouwen. Daarbij had de gemeente niet in de gaten dat onder het perceel waarop de schuur gebouwd ging worden een gasleiding liep. Vanwege die leiding gold ter plekke een bouwverbod en mocht de gemeente daarvan alleen een ontheffing verlenen na overleg met Gasunie. Dit was niet gebeurd en het besluit tot vergunningverlening was inmiddels onherroepelijk geworden. Gasunie zag zich gedwongen de gasleiding te verleggen en leed schade. Gasunie stelde vervolgens de gemeente Barneveld aansprakelijk met als reden dat de gemeente was tekortgeschoten in de handhaving van de bestemmingsplanregels. De HR oordeelde dat het artikel van die regels dat hier geschonden was strekte ter bescherming van omwonenden en gebruikers. Aangezien Gasunie niet de adressaat was van de verleende vergunning, waren ze als derde-belanghebbende bij die vergunning betrokken. 34 Het belang van Gasunie was volgens de HR weliswaar een afgeleid belang, maar wel een belang dat zodanig samenhing met de primair beschermde belangen, dat de bestemmingsplanregels hier mede strekten ter bescherming van het belang van Gasunie. 30 Den Hollander 2012, p Wiggers-Rust 2011, p Den Hollander, AA HR 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1598, NJ 2007, m.nt M.R. Mok (Gemeente Barneveld/Gasunie). 34 Wiggers-Rust 2011, p

16 Ook in de zaak tussen Astrazeneca en Menzis speelde de vraag naar het beschermingsbereik een belangrijke rol. 35 Astrazeneca is een farmaceutisch bedrijf dat destijds dure, specialistische (merk)medicijnen maakte en verkocht. Menzis is een zorgverzekeraar die toentertijd een groot gedeelte van de ziekenfondsverzekerden in Nederland onder zijn hoede had. Om kosten te besparen probeerde Menzis huisartsen zover te krijgen zoveel mogelijk goedkope, merkloze medicijnen voor te schrijven. Om dit te bereiken werd aan huisartsen geld in het vooruitzicht gesteld als zij de goedkopere medicijnen zouden voorschrijven in plaats van specialistische medicijnen die Astrazeneca produceert. Het ging in dit geval voornamelijk om maagzuurremmers en cholesterolverlagers. Volgens Astrazeneca was het in strijd met het Reclamebesluit geneesmiddelen om op deze manier bepaalde medicijnen aan te prijzen. De HR sloot zich in zijn arrest aan bij deze redenering van Astrazeneca. Bovendien oordeelde de HR dat vast was komen te staan dat Astrazeneca schade had geleden door deze schending van het Reclamebesluit geneesmiddelen. Toch kwam de HR tot het oordeel dat geen schadevergoeding kon worden toegewezen. Het relativiteitsvereiste stond daar volgens de HR aan in de weg. De prealabele vraag werd positief beantwoord, de geschonden norm strekte mede tot bescherming van individuele belangen. Het financiële belang van Astrazeneca viel echter niet binnen het beschermingsbereik van die norm. In rechtsoverweging noemde de HR een aantal doelen van het Reclamebesluit en overwoog hij dat het niet strekt tot bescherming van het belang van Astrazeneca. 2.2 Bestuursrecht Het Nederlands bestuursprocesrecht maakt al geruime tijd een ontwikkeling door waarbij het accent verschuift in de richting van individuele rechtsbescherming. 36 Historisch gezien bestaan er twee hoofdfuncties die het bestuursprocesrecht kan vervullen. Ten eerste de handhaving van het objectieve recht, ten tweede het bieden van individuele rechtsbescherming. 37 Vóór de invoering van de Awb lag de nadruk op de eerste functie, ook wel de controlefunctie of recours objectif genoemd. De bestuursrechter controleerde de overheid en de burger hoefde hier slechts om te verzoeken. Dit is dus een vorm van checks and balances tussen de verschillende machten binnen een democratische rechtsstaat. 38 In 35 HR 10 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9317, NJ 2008, 491 m.nt. J.B.M. Vranken (Astrazeneca/Menzis). 36 Zie o.a. Widdershoven 2006 en Jans 2005, p Barkhuysen & Claessens, AA Jans 2005, p

17 deze visie wordt veel waarde toegekend aan het belang van de maatschappij bij rechtmatige overheidsbesluiten. Het bestuursprocesrecht is daarbij het instrument om die rechtmatigheid te waarborgen. In de huidige tendens wordt de controlefunctie steeds minder belangrijk. Sinds de invoering van de Awb is individuele rechtsbescherming de belangrijkste functie van het bestuursprocesrecht. Burgers kunnen bij de bestuursrechter terecht om te laten toetsen of zij op onrechtmatige wijze getroffen worden door een overheidsbesluit. 39 In een dergelijke procedure moet de bestuursrechter zich niet alleen uitspreken over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, maar ook het geschil tussen de partijen zoveel mogelijk beslechten. 40 De toegang tot beroep bij de bestuursrechter wordt beperkt door een aantal ontvankelijkheidsvereisten, de wetgever wil niet dat iedereen kan opkomen tegen elk overheidsbesluit. Zo is er bijvoorbeeld het belanghebbendenbegrip dat is neergelegd in artikel 1:2 Awb. Alleen burgers wier belangen voldoende getroffen worden door een besluit kunnen ertegen opkomen in bezwaar en beroep. Een ander voorbeeld is het procesbelang, appellanten moeten een belang hebben bij de uitkomst van de procedure die ze willen starten. 41 Het relativiteitsvereiste is geen ontvankelijkheidsvereiste maar zorgt ervoor dat, wanneer eenmaal binnen, appellanten zich enkel kunnen beroepen op normen die strekken ter bescherming van de eigen belangen. Het vereiste beperkt daarmee de toetsing door de bestuursrechter. Appellanten kunnen per saldo minder beroepsgronden met succes aanvoeren. 42 Het is dus niet voldoende dat het bestreden besluit onrechtmatig is, die onrechtmatigheid moet de belangen raken die appellant de kwaliteit van belanghebbende verschaffen. Het idee van een dergelijk vereiste in het bestuursrecht is niet nieuw. De oudste vermelding van een relativiteitsvereiste die binnen de onderzochte literatuur naar voren kwam stamt uit Van Buuren sprak toen over de status van derde-belanghebbenden. 43 Hij pleitte er destijds voor dat de door appellant aangevoerde bezwaren niet incongruent mogen zijn met de belangen die hem de hoedanigheid van belanghebbende verschaffen. 44 Wanneer een appellant toch gronden aanvoert die incongruent zijn met zijn belangen, zou hij volgens Van Buuren niet ontvankelijk moeten zijn. De term congruentie is interessant, het betekent dat er voldoende verband moet bestaan tussen de belangen van appellant en de rechtsnormen waarop hij zich beroept. 45 Als een dergelijk verband niet vereist is, kunnen belanghebbenden 39 Damen e.a. 2013, p Jans 2004, p Damen e.a p Verburg, NTB , Kamerstukken II , , nr. 3, p. 19 en De Poorter e.a. 2004, p Van Buuren 1978, p Van Buuren 1978, p Zie o.a. De Poorter e.a. 2004, p. 29, Jurgens 2010, p. 79 en Damen e.a. 2013, p

18 een besluit volledig laten toetsen door de bestuursrechter. Dus ook aan rechtsnormen waarvan de schending hen niet treft. Of men dit een probleem vindt, hangt af van rechtspolitieke voorkeur. Wie is beroepsgerechtigd en welke normen mag een beroepsgerechtigde inroepen? Aan de ene kant kan betoogd worden dat burgers die in hun belangen worden getroffen door een besluit, recht hebben op een volledige rechtmatigheidstoets en een besluit dat geheel rechtmatig is. Aan de andere kant kan men met Van Buuren vinden dat er in een dergelijk systeem gevallen bestaan die onwenselijk zijn. Gevallen waarin belanghebbenden schermen met beroepsgronden die op zich helemaal niets te maken hebben met hun daadwerkelijke belangen. Er bestaan verschillende varianten van een relativiteitsvereiste. De grens kan op verschillende plekken getrokken worden. Hoeveel verband moet er bestaan tussen beroepsgronden en achterliggende belangen? De invulling van een relativiteitsvereiste hangt af van het antwoord op die vraag. De varianten die reeds aan bod zijn gekomen, zijn een harde (ook wel strikte of strenge) relativiteitseis en een congruentieregel. 46 Bij een congruentieregel is het belang waardoor appellant belanghebbende is het vertrekpunt. Als dat is geïdentificeerd wordt bekeken of de aangevoerde beroepsgronden in voldoende mate samenhangen met dat belang. 47 Bij die beoordeling wordt gekeken naar de beschermingsomvang van de normen waar appellant zich op beroept. Dit laatste gebeurt ook bij een strikte relativiteitseis, zoals de civielrechtelijke variant. Maar bij een strikte eis is de beschermingsomvang van de norm het startpunt van de relativiteitstoets. Dat blijkt bijvoorbeeld bij normen die enkel strekken ter bescherming van algemene belangen. Bij dat soort normen is meteen duidelijk dat een individu zich daar niet op kan beroepen. Dan hoeft niet getoetst te worden in hoeverre er verband bestaat tussen de achterliggende belangen en de aangevoerde beroepsgronden. 48 Een dergelijke toets is bij een strikte relativiteitseis alleen aan de orde bij normen waarvan vaststaat dat ze (mede) strekken ter bescherming van individuele belangen. Wat het karakter is van het relativiteitsvereiste dat wij kennen in het bestuursrecht zal later besproken worden. Nu zal eerst uitgebreider aandacht besteed worden aan de verschillende vormen van relativiteitsvereisten. 46 De Poorter & Van Ettekoven, NTB , p De Poorter & Van Ettekoven, NTB , p Schueler, NTB , p. 267 omschrijft hoe het bij normen die algemene belangen beschermen toch mogelijk is dat een individueel belang binnen het bereik van een dergelijke norm valt. 18

19 2.3 Verschillende vormen relativiteit In 2004 is in opdracht van het ministerie van Justitie een verkennend rapport opgesteld over de mogelijke vormen van een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht. Dit rapport is opgesteld om te komen tot een doelmatiger gebruik van rechtsbeschermingsprocedures. Om dat te bereiken wil men in ieder geval zogenaamd oneigenlijk gebruik aanpakken. Dit oneigenlijk gebruik is volgens de auteurs van het rapport te omschrijven als gebruik met ongewenste gevolgen. 49 De focus van het onderzoek is niet per se de invoering van een relativiteitsvereiste. Dat is slechts één van de mogelijke oplossingen voor een onderliggend probleem. Namelijk dat het geldende systeem van rechtsbescherming aangepast zou moeten worden in verband met oneigenlijk gebruik daarvan. In het rapport van De Poorter e.a. is men uiteindelijk op een verdeling gekomen met vijf mogelijkheden: a. een ruime relativiteitsleer Het (globale) doel van de regeling dient (mede) te strekken tot bescherming van de belangen waar appellant voor opkomt. 50 Bij een dergelijke leer wordt gekeken of er voldoende verband bestaat tussen de belangen die appellant de kwaliteit van belanghebbende verschaffen en het beschermingsbereik van de (geschonden) rechtsnorm. De reden dat globale tussen haakjes staat, is dat bij deze vorm van het relativiteitsvereiste nog de keuze gemaakt moet worden wat als toetssteen gebruikt wordt. Is dat het globale doel van de regeling, of het specifieke doel van de concrete bepaling waar het geschil over gaat? Daarin zou de wetgever nog een keuze moeten maken. In ieder geval is bij de ruime variant sprake van een relativiteitsvereiste dat alleen aan vernietiging in de weg staat voor appellanten wiens daadwerkelijke belang geen enkel verband heeft met de belangen ter bescherming waarvan de beweerdelijk geschonden norm strekt. b. een strikte relativiteitsleer De (specifieke) geschonden norm dient (mede) te strekken tot bescherming van het belang waar de appellant voor opkomt. 51 Bij deze vorm wordt de regel van welke bekeken moet worden ter bescherming van welke belangen hij strekt nauw afgebakend. De ingeroepen norm op zich moet mede de strekking hebben de belangen van appellant te beschermen. Is dit 49 De Poorter e.a. 2004, p De Poorter e.a. 2004, p De Poorter e.a. 2004, p

20 niet het geval dan staat deze relativiteitsleer eraan in de weg dat het beroep kan slagen. Het verschil met de ruime relativiteitsleer is gradueel, bij een strikte relativiteitsleer wordt het beschermingsbereik minder ruim gesteld. Bovendien wordt niet eerst gekeken naar de belangen van appellant maar naar het beschermingsbereik van de regel waar deze zich op beroept. Zoals in paragraaf 2.1 zal blijken is het civielrechtelijke relativiteitsvereiste een voorbeeld van een strikte relativiteitseis. c. een verbod zich te beroepen op contraire belangen De aangevoerde bezwaren mogen niet contrair zijn aan het belang van de appellant. Van een contrair belang is sprake als de bezwaren zijn ontleend aan normen die strekken tot bescherming van een belang dat tegengesteld is aan het eigen belang van de appellant. 52 Het is moeilijk te omschrijven wanneer dan precies sprake is van een dergelijk contrair belang. Een algemene maatstaf daarvoor is niet terug te vinden in het rapport van De Poorter e.a. uit Het meest expliciete aanknopingspunt is het citaat aan het begin van deze alinea. d. aanscherping van het procesbelang-vereiste Als de aangevoerde bezwaren gehonoreerd zouden worden, zou betrokkene daar niets mee opschieten. 53 Dit zou inhouden dat scherper bekeken wordt in hoeverre de belangen van appellant gediend worden door toewijzing van het beroep. Als een appellant evengoed getroffen wordt als de geschonden rechtsnorm waar hij zich op beroept in acht genomen wordt, kan verdedigd worden dat hij geen procesbelang heeft bij toewijzing van die beroepsgrond. Dit is in feite geen vorm van een relativiteitsleer, maar pakt ook het probleem van oneigenlijk gebruik aan. e. aanscherping van het causaliteitsvereiste Datgene waar het bestreden besluit betrekking op heeft schaadt op zichzelf de belangen van betrokkene nog niet: deze zal slechts last ondervinden van het feitelijk gebruik van het vergunde. 54 Ook dit is dus geen relativiteitsvereiste. Wat hier scherper bekeken moet worden, is of het bestreden besluit de belangen van appellant aantast. Als appellant eigenlijk niet getroffen wordt door het besluit dat hij aanvecht, maar pas getroffen zou worden na verdere besluitvorming, zou de rechter niet tot vernietiging over moeten gaan. Hetzelfde geldt 52 De Poorter e.a. 2004, p De Poorter e.a. 2004, p De Poorter e.a. 2004, p

21 voor de situatie waarin niet het besluit maar het als gevolg daarvan verwachte gebruik de belangen van appellant zal aantasten. Dan moet de vraag gesteld worden of appellant op die grond het besluit mag laten vernietigen. Immers, de oorzaak voor de belangenaantasting ligt eigenlijk niet in het besluit zelf. Ook andere schrijvers hebben verdelingen gemaakt wat betreft de mogelijkheden van een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht. Deze verdelingen komen echter wel steeds grotendeels overeen met het rapport van De Poorter e.a. 55 Ik noem hier nog Verburg, die het heeft over een driedeling. Hij spreekt van een strikte en een ruime vorm (a), een kennelijkheidsvariant (b) en de zogenaamde persoonlijke en zakelijke relativiteit (c). 56 Verheij wijst naar het rapport van De Poorter e.a. en stelt dat alleen varianten a t/m c uit dat rapport te zien zijn als vormen van een relativiteitsvereiste. 57 In de rest van deze scriptie zal de verdeling van De Poorter e.a. gebruikt worden om verschillende vormen van relativiteit te bespreken. 2.4 Verschillen relativiteit burgerlijk en bestuursrecht Over de verschillen en overeenkomsten tussen de civielrechtelijke en bestuursrechtelijke variant van het relativiteitsvereiste bestaat behoorlijk wat literatuur. 58 Het zou te ver gaan om daar nu te diep op in te gaan. Toch is het goed om even kort stil te staan bij de verschillen tussen de rol die het relativiteitsvereiste speelt in de civiele procedure en het bestuursproces. Dit om te laten zien in hoeverre de civielrechtelijke relativiteitseis geschikt is om als voorbeeld te dienen voor het bestuursrecht. Het karakter van de civiele en de bestuursrechtelijke procedure verschilt en dat heeft zijn weerslag op de rol die het relativiteitsvereiste speelt. Bij de burgerlijke rechter heeft de relativiteitseis betrekking op de vraag of schadevergoeding toegekend kan worden als gevolg van de schending van een rechtsnorm. Bij de bestuursrechter beperkt een relativiteitsvereiste de toetsing door de rechter. Ook het object van het geschil is verschillend, bij de civiele procedure is dat de vordering, bij de bestuursrechtelijke procedure het overheidsbesluit. 59 Verder is de verhouding tussen de partijen anders. Bestuursrecht gaat altijd over de verhouding tussen overheid en burger. De bestuursrechter moet daarom rekening houden met 55 De Poorter e.a Verburg, NTB , paragraaf Verheij 2006, p Bijvoorbeeld Den Hollander, AA en Wiggers-Rust Den Hollander, AA p

22 de positie van de procespartijen omdat die in principe altijd ongelijk is. Dit speelt minder bij de burgerlijke procedure waar twee private partijen tegenover elkaar staan. Kortom, er bestaan wezenlijke verschillen tussen relativiteit in civiel en bestuursrecht. Het leerstuk van het relativiteitsvereiste speelt kennelijk op meerdere rechtsgebieden en dat maakt het logisch om vergelijkingen te maken. Zoals uit deze paragraaf blijkt moet daarbij wel rekening gehouden worden met de verschillen tussen die rechtsgebieden. 22

23 Hoofdstuk 3: Toetsingskader Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de intentie van de wetgever. Wat wilde de wetgever bereiken met het relativiteitsvereiste in het bestuursrecht? Daarna zal de wetenschappelijke discussie over dit onderwerp besproken worden. In de laatste paragraaf wordt de inhoud van het recht op toegang tot de rechter uitgelegd. 3.1 Relativiteit in het bestuursrecht volgens de Nederlandse wetgever Welke doelen streeft de wetgever na met de gekozen vorm van het relativiteitsvereiste in het Nederlands bestuursrecht? De wetgever spreekt zich hierover uit in de memorie van toelichting bij de Wab. Om te beginnen wordt erop gewezen dat het relativiteitsvereiste geen ontvankelijkheidsdrempel is, maar een mechanisme dat de toetsing door de rechter beperkt. 60 De wetgever zegt verder dat is gekozen voor een variant van het relativiteitsvereiste die strikt is in die zin, dat de bestuursrechter zo nodig moet vaststellen wat het beschermingsbereik van de norm die (beweerdelijk) geschonden is en niet slechts wat het globale doel is van het regelcomplex waartoe de norm behoort. 61 Dit lijkt te wijzen op een strikte relativiteitseis, in tegenstelling tot een ruime. De wetgever wil echter geen kopie van het relativiteitsvereiste zoals we dat in het burgerlijk recht kennen. Het vereiste dat met de Wab is ingevoerd gooit namelijk slechts roet in het eten gooit wanneer een beroepsgrond wordt ontleend aan een norm die kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van appellant. 62 Hiermee koppelt de wetgever een strikte relativiteitseis aan een beperkte reikwijdte van gevallen. 63 Dit om de impact van het ingevoerde vereiste te beperken. Het is immers de bedoeling van de wetgever om vooral gevallen die zij als oneigenlijk beschouwen aan te pakken. De toevoeging van het woord kennelijk maakt het belangrijk dat van zoveel mogelijk normen bekend is wat de beschermingsomvang is. Een uitgebreide afweging over de vraag of een norm strekt tot bescherming van een belang leidt er namelijk al snel toe dat aan het relativiteitsvereiste voldaan is. 64 Dan is namelijk niet te zeggen dat evident is dat de norm in 60 Kamerstukken II , , nr. 3, p Kamerstukken II , , nr. 3, p Dit wordt in de literatuur ook wel de kennelijkheidsvariant genoemd, zie Verburg, NTB , paragraaf 3 en Schueler, NTB , p Crooijmans 2014, p Verburg, NTB , p. 5 zegt het als volgt: Als je niet in een halve pagina kan uitleggen waarom deze norm niet strekt tot bescherming van degene die haar inroept is het dús niet kennelijk. 23

24 kwestie niet strekt tot bescherming van het belang van appellant. De wetgever erkent dat niet altijd gemakkelijk vast te stellen zal zijn wat het beschermingsbereik van een rechtsnorm is. 65 Toch is het absoluut niet de bedoeling van de wetgever om de bestuursrechter met extra werk op te zadelen. Sterker nog, de Wab heeft juist als doel de procedure bij de bestuursrechter te versnellen. De wetgever zegt hierover dat de ontwikkeling van jurisprudentie ervoor zal zorgen dat na verloop van tijd duidelijk is wat het beschermingsbereik van de belangrijkste normen is. 66 Op die manier zou het volgens de wetgever mogelijk moeten zijn om te kunnen werken met een strikte (strenge) relativiteitseis zonder dat in de praktijk steeds veel tijd verloren gaat met discussie over de vraag of voldaan is aan dat vereiste. Eerder in deze scriptie is gesproken over de twee hoofddoelen van het bestuursprocesrecht, de handhaving van objectief recht en het bieden van individuele rechtsbescherming. Bij invoering van de Awb is de handhavingsfunctie los gelaten. De wetgever noemt die stap de keuze voor de primaat van de rechtsbeschermingsfunctie. 67 De rechtspraak is volgens de wetgever niet geschikt om het objectieve te handhaven aangezien slechts een willekeurige selectie besluiten bij de rechter komt. 68 De keuze voor de primaat van de rechtsbeschermingsfunctie wordt zowel door de wetgever als in de literatuur aangehaald als argument vóór een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht. 69 Een dergelijk vereiste zou volgens hen goed passen in een systeem waarin de rechtsbeschermingsfunctie voorop staat. In paragraaf wordt dieper ingegaan op dit argument. Het belangrijkste doel van de Wab is het slagvaardiger en meer gestroomlijnd maken van het bestuursprocesrecht. 70 In dat kader moet het relativiteitsvereiste ervoor zorgen dat procedures bij de bestuursrechter sneller en efficiënter verlopen. Daarnaast verwacht de wetgever per saldo minder procedures en moet het relativiteitsvereiste leiden tot meer finale geschilbeslechting. Ondertussen zou dit geen al te grote achteruitgang in de kwaliteit van de rechterlijke toetsing en bestuurlijke besluitvorming tot gevolg moeten hebben. 71 Uit de doelen die naar voren komen uit de memorie van toelichting bij de Wab spreekt ambitie. Dat is opvallend als gekeken wordt naar het type relativiteitsvereiste dat de wetgever omschrijft in de memorie van toelichting. Het vereiste zou strikt van aard moeten zijn en alleen in een 65 Kamerstukken II , , nr. 3, p Kamerstukken II , , nr. 3, p. 20, ook in Van Ettekoven & Schueler, NTB wordt in par. 2.3 gesuggereerd dat dit op een gegeven moment wel duidelijk zal zijn. 67 Kamerstukken II , , nr. 3, p Kamerstukken II , , nr. 3, p. 10, dit argument is afkomstig van Scheltema, RM Themis 1978, p Kamerstukken II , , nr. 3, p. 10, het zou zorgen voor meer coherentie. 70 Crooijmans 2014, p Kamerstukken II , , nr. 3, p

25 beperkt aantal (tenenkrommende) gevallen aan vernietiging van besluiten in de weg moeten staan. De beperkte reikwijdte maakt het moeilijk voor te stellen dat het relativiteitsvereiste wezenlijk kan bijdragen aan realisatie van de doelen van de Wab. In hoofdstuk 4 zal aan de hand van jurisprudentie bekeken worden wat de effecten van het relativiteitsvereiste in de praktijk zijn. Een doel dat specifiek bij het relativiteitsvereiste is geformuleerd, is het bestrijden van oneigenlijk gebruik. 72 Een algemene regel die omschrijft wanneer de beroepsprocedure op oneigenlijke wijze gebruikt wordt is nergens terug te vinden. Uit de voorbeelden die de wetgever geeft in de memorie van toelichting bij de Wab is op te maken dat het gaat om gevallen waarin een appellant beroepsgronden aanvoert die weinig te maken hebben met zijn daadwerkelijke belangen. Een belangrijk signaal dat sprake is van oneigenlijk gebruik is als appellant een grond aanvoert waarvan honorering hem niet helpt, afgezien van het feit dat het de procedure vertraagt. 73 Het is opvallend dat de wetgever zich met het relativiteitsvereiste vooral lijkt te richten op situaties waarin de aangevoerde gronden niet congruent zijn met de achterliggende belangen van de appellant die ze aanvoert. 74 Als het tegengaan van oneigenlijk gebruik een belangrijk doel van de relativiteitseis is, ligt het voor de hand om die eis als congruentieregel vorm te geven. In de eerste alinea van deze paragraaf werd duidelijk dat de wetgever heeft gekozen (of heeft willen kiezen) voor een strikte relativiteitseis. 3.2 Wetenschappelijke discussie In de literatuur is veel gediscussieerd over de invoering van een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht. In deze paragraaf worden de argumenten weergegeven die door voor- en tegenstanders aangedragen zijn. De vraag die hier beantwoord wordt is: Wat zegt de rechtswetenschappelijke literatuur over de wenselijkheid van een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht, in het bijzonder over de verhouding tot het recht op toegang tot de rechter? Argumenten vóór Een argument dat door vrijwel alle voorstanders van een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht genoemd wordt, is dat het past bij een systeem waar gekozen is voor de primaat 72 Kamerstukken II , , nr. 3, p Marseille e.a. 2012, p Marseille e.a. 2012, p

AKD Gemeentedag 2014 Prof. mr. G.A. van der Veen Rotterdam 20 maart 2014

AKD Gemeentedag 2014 Prof. mr. G.A. van der Veen Rotterdam 20 maart 2014 AKD Gemeentedag 2014 15 maanden Wet aanpassing bestuursprocesrecht Prof. mr. G.A. van der Veen Advocaat bestuursrecht/omgevingsrecht AKD Advocaten en notarissen Rotterdam Bijzonder hoogleraar milieurecht

Nadere informatie

Petra Vries Trainingen. Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. de wijzigingen in de Awb

Petra Vries Trainingen. Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. de wijzigingen in de Awb Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter & de wijzigingen in de Awb Introductie Dit document is een bijlage bij de presentatie over Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. Hierin bespreek ik

Nadere informatie

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht 2 september 2015 16:00 uur - 17:00 uur Online Wat gaan we doen: rechtspraak over.. 1. De 3 B s (bestuursorgaan-, belanghebbende- en besluitbegrip) 2. Schadevergoeding

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Art. 8:69a (1) 328 Art. 8:69a Awb C. 8. Bijzondere bepalingen beroep bij rechtbank. Awb

Art. 8:69a (1) 328 Art. 8:69a Awb C. 8. Bijzondere bepalingen beroep bij rechtbank. Awb 328 Art. 8:69a Awb C Art. 8:69a (1) Awb De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien

Nadere informatie

Relativiteit in het bestuursrecht. Het bepalen van het beschermingsbereik van publiekrechtelijke normen

Relativiteit in het bestuursrecht. Het bepalen van het beschermingsbereik van publiekrechtelijke normen Relativiteit in het bestuursrecht Het bepalen van het beschermingsbereik van publiekrechtelijke normen Masterscriptie Rechtswetenschappen Open Universiteit Nederland Auteur: Mw. M. Wartena Studentnummer:

Nadere informatie

Datum 09 februari 2018 Onderwerp Evaluatie van het relativiteitsvereiste en het passeren van gebreken (Algemene wet bestuursrecht)

Datum 09 februari 2018 Onderwerp Evaluatie van het relativiteitsvereiste en het passeren van gebreken (Algemene wet bestuursrecht) 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal I Vergaderjaar 2017-2018 32 450 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht

Nadere informatie

VMR Actualiteitendag Bestuurs(proces)recht

VMR Actualiteitendag Bestuurs(proces)recht Datum 20-03-2014 1 VMR Actualiteitendag 2014 Bestuurs(proces)recht Mr. Kars J. de Graaf k.j.de.graaf@rug.nl / 050 363 5787 Datum 20-03-2014 2 Incidenteel hoger beroep: regeling Ter bevordering van een

Nadere informatie

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

DEEL I DE RECHTSMACHT 1 VOORWOORD V DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 DE GRONDWET 3 1 Waarborg 3 2 Exclusiviteit 4 3 Doorbreking bij de wet 5 4 Het begrip rechterlijke macht 5 5 Burgerlijke rechten 6 6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

M.G.O. de Lange. 1 C.L.G.F.H. Albers, De Gemeentestem, Het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht, 2011/50.

M.G.O. de Lange. 1 C.L.G.F.H. Albers, De Gemeentestem, Het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht, 2011/50. M.G.O. de Lange Wet aanpassing bestuursprocesrecht In deze korte bijdrage een bespreking van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (hierna: Wab). Beoogd is een contourschets, waarin een aantal highlights

Nadere informatie

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014.

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014. AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 2 Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer

Nadere informatie

De bestuurlijke lus. Van toegevoegde waarde voor de finale beslechting van een geschil?

De bestuurlijke lus. Van toegevoegde waarde voor de finale beslechting van een geschil? De bestuurlijke lus Van toegevoegde waarde voor de finale beslechting van een geschil? Auteur: Rosalie Klasen - s0702285 Begeleider: B. Kaya Tweede beoordelaar: J.A.F. Peters Oktober 2013 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Het relativiteitsvereiste bezien vanuit vier groepen belanghebbenden

Het relativiteitsvereiste bezien vanuit vier groepen belanghebbenden Mr. P.M.J.J. Swagemakers 1 Bestuursrecht Het relativiteitsvereiste bezien vanuit vier groepen belanghebbenden Sinds 1 januari 2013 kent ook het algemene bestuursrecht de relativiteitseis ( art. 8:69a Awb),

Nadere informatie

Evaluatie artikel 8:69a Awb en artikel 6:22 Awb Een onderzoek naar het relativiteitsvereiste en het passeren van gebreken in de (rechts)praktijk

Evaluatie artikel 8:69a Awb en artikel 6:22 Awb Een onderzoek naar het relativiteitsvereiste en het passeren van gebreken in de (rechts)praktijk Evaluatie artikel 8:69a Awb en artikel 6:22 Awb Een onderzoek naar het relativiteitsvereiste en het passeren van gebreken in de (rechts)praktijk A.G.A. Nijmeijer (RU) B.J. Schueler (UU) F.A.G. Groothuijse

Nadere informatie

Symposium Relativiteit EUR - Wouter den Hollander 4 november 2016

Symposium Relativiteit EUR - Wouter den Hollander 4 november 2016 Symposium Relativiteit EUR - Wouter den Hollander 4 november 2016 Waar hebben we het over? Twee varianten van het relativiteitsvereiste Artikel 6:162 lid 1 BW: Artikel 6:163 BW: Hij die jegens een ander

Nadere informatie

Remedies tegen de ondraaglijke lichtheid van een succesvol beroep op de schending van rechtsnormen

Remedies tegen de ondraaglijke lichtheid van een succesvol beroep op de schending van rechtsnormen G.T.J.M. Jurgens 1 Remedies tegen de ondraaglijke lichtheid van een succesvol beroep op de schending van rechtsnormen 28 Niet elke schending van een rechtsnorm hoeft tot vernietiging van een besluit te

Nadere informatie

Actualiteiten bestuurs(proces)recht

Actualiteiten bestuurs(proces)recht 1 Actualiteiten bestuurs(proces)recht VMR Actualiteitendag 2017 Prof. mr. K.J. (Kars) de Graaf 2 Onderwerpen Organisatie hoogste bestuursrechtspraak Einde ne bis in idem-rechtspraak (art. 4:6 Awb) Inherente

Nadere informatie

De bestuursrechter en de bestuurlijke lus

De bestuursrechter en de bestuurlijke lus De bestuursrechter en de bestuurlijke lus Prof. dr. A.J.C. de Moor-van Vugt 3-4-2014 pag. 1 Einde Afdeling bestuursrechtspraak? Regeerakkoord : De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel

Nadere informatie

Is alles relatief? Jasper Molenaar en Willyne van Osch*

Is alles relatief? Jasper Molenaar en Willyne van Osch* Jasper Molenaar en Willyne van Osch* Is alles relatief? Over het relativiteitsvereiste in het bestuursrecht en de eerste toepassing van een (privaatrechtelijke?) correctie daarop Op 15 maart 2017 heeft

Nadere informatie

Actualiteiten Awb. Liesbeth Berkouwer, Kennedy Van der Laan 29 oktober 2013

Actualiteiten Awb. Liesbeth Berkouwer, Kennedy Van der Laan 29 oktober 2013 Actualiteiten Awb Liesbeth Berkouwer, Kennedy Van der Laan liesbeth.berkouwer@kvdl.nl 29 oktober 2013 Programma Gewijzigde Awb aanpassing bestuursprocesrecht schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

En wat heeft uw belang daarmee van doen?

En wat heeft uw belang daarmee van doen? En wat heeft uw belang daarmee van doen? De gevolgen van het relativiteitsvereiste en de verruimde mogelijkheden om gebreken in besluiten te passeren voor de aan te voeren beroepsgronden. Mandy Jonkers

Nadere informatie

Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series

Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Annotatie 2006 bij HR 10 november M. van Kogelenberg Published in JA 2007, 20 (Astrazeneca c.s./ Menzis c.s.) 1 Aansprakelijkheid zorgverzekeraar.

Nadere informatie

DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK. mr. J.A.M. van Angeren. Tweede druk

DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK. mr. J.A.M. van Angeren. Tweede druk DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK mr. J.A.M. van Angeren Tweede druk Kluwer - Deventer - 2008 DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 De Grondwet 3 1. Waarborg 3 2. Exclusiviteit 4 3. Doorbreking bij de wet

Nadere informatie

«JG» Appellanten A, B, C en D tegen het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum

«JG» Appellanten A, B, C en D tegen het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum Algemeen Juridisch, Bestuursprocesrecht Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 18 maart 2015, nr. 201403348/1/A1, ECLI:NL:RVS:2015:842 (mr. Hagen, mr. Hent, mr. Michiels) Noot mr. P.M.J.J. Swagemakers

Nadere informatie

3 Onrechtmatige overheidsdaad

3 Onrechtmatige overheidsdaad Monografieen Privaatrecht 3 Onrechtmatige overheidsdaad Rechtsbescherming door de burgerlijke rechter Prof. mr. G.E. van Maanen Prof. mr. R. de Lange Vierde druk Deventer - 2005 Inhoud VERKORT AANGEHAALDE

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:CRVB:2017:2833 ECLI:NL:CRVB:2017:2833 Instantie Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8007 ZVW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Probleemanalyse Winstafdracht conform art. 6:104 BW geeft de benadeelde, die schade lijdt als gevolg van een onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van een verbintenis,

Nadere informatie

Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: M en R 2014/67 Bijgewerkt tot: Auteur: Mr. N.M.C.H.

Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: M en R 2014/67 Bijgewerkt tot: Auteur: Mr. N.M.C.H. Milieu & Recht, Het relativiteitsvereiste: Eigen huis en tuin Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: M en R 2014/67 Bijgewerkt tot: 10-04-2014 Auteur: Mr. N.M.C.H. Crooijmans

Nadere informatie

Europees bestuursrecht Uitspraak Hof van Justitie: een drastische verandering?

Europees bestuursrecht Uitspraak Hof van Justitie: een drastische verandering? Europees bestuursrecht Uitspraak Hof van Justitie: een drastische verandering? Masterscriptie Rechtsgeleerdheid, accent staats- en bestuursrecht Naam: Bram de Groen ANR: 805592 Begeleider: Mr. J.A. de

Nadere informatie

Het bestuursrechtelijk en het privaatrechtelijk relativiteitsvereiste

Het bestuursrechtelijk en het privaatrechtelijk relativiteitsvereiste verdieping Ars Aequi juni 2012 443 Het bestuursrechtelijk en het privaatrechtelijk relativiteitsvereiste als twee-eiige tweeling Wouter den Hollander* * P.W. den Hollander is als PhD-fellow verbonden aan

Nadere informatie

Onrechtmatige overheidsdaad

Onrechtmatige overheidsdaad s tu diepock et s p r i v a a t r e c h t 28 Onrechtmatige overheidsdaad Rechtsbescherming door de burgerlijke rechter derde druk Prof. mr. G.E. van Maanen Prof. mr. R. de Lange 2000 W.E.J. Tjeenk Willink

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Tussen belang en beschermingsbereik

Tussen belang en beschermingsbereik Masterscriptie Tussen belang en beschermingsbereik Een onderzoek naar de toepassing van de relativiteitsleer in de bestuursrechtspraak Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Deeltijdmaster

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3067/15 Betreft zaak: Lourdes bedevaart. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijk verklaring van

Nadere informatie

Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40)

Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40) Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40) Noot bij: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 mei 2014, 201303996/1/A3 en ECLI:NL:RVS:2014:1708 door: I.M. van der Heijden en E.E.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/23058 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Di Bella, L. Title: De toepassing van de vereisten van causaliteit, relativiteit

Nadere informatie

Concurrentie op de ladder voor duurzame verstedelijking

Concurrentie op de ladder voor duurzame verstedelijking Concurrentie op de ladder voor duurzame verstedelijking Welke rol speelt het relativiteitsvereiste bij het beroep van concurrenten op artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening? Naam: M.A.A.

Nadere informatie

Evaluatie artikel 8:69a Awb en artikel 6:22 Awb Een onderzoek naar het relativiteitsvereiste en het passeren van gebreken in de (rechts)praktijk

Evaluatie artikel 8:69a Awb en artikel 6:22 Awb Een onderzoek naar het relativiteitsvereiste en het passeren van gebreken in de (rechts)praktijk Evaluatie artikel 8:69a Awb en artikel 6:22 Awb Een onderzoek naar het relativiteitsvereiste en het passeren van gebreken in de (rechts)praktijk A.G.A. Nijmeijer (RU) B.J. Schueler (UU) F.A.G. Groothuijse

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 09 februari 2018 Onderwerp Evaluatie van de bestuurlijke lus

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 09 februari 2018 Onderwerp Evaluatie van de bestuurlijke lus 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake ADVIES inzake Voorstel van wet van het Tweede-Kamerlid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van

Nadere informatie

Inhoud. Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang

Inhoud. Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang Inhoud Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang 2. Grondslag aanvraag omgevingsvergunning voor artikel 2.1 lid 1 onder e- activiteiten (milieu) 3. OBM en milieuneutrale verandering 4. Overig

Nadere informatie

DEEL I. Algemene inleiding

DEEL I. Algemene inleiding DEEL I Algemene inleiding 1 Algemene inleiding De dakkapel 1 Meneer De Roo, inwoner van de gemeente Zaanstad, wil een dakkapel laten bouwen op zijn huis. Hiertoe vraagt hij een bouwvergunning aan die

Nadere informatie

Wat gaat dewet aanpassing bestuursprocesrecht ons brengen?

Wat gaat dewet aanpassing bestuursprocesrecht ons brengen? Artikelen Tijdschrift voor Bouwrecht TBR 2013/38 Wat gaat dewet aanpassing bestuursprocesrecht ons brengen? Prof. dr. mr. J.C.A. de Poorter' 1. Inleiding Per 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord /V. Lijst van gebruikte afkortingen / XIII. HOOFDSTUK 1 Aard en wezen van het bestuursprocesrecht /1

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord /V. Lijst van gebruikte afkortingen / XIII. HOOFDSTUK 1 Aard en wezen van het bestuursprocesrecht /1 INHOUDSOPGAVE Voorwoord /V Lijst van gebruikte afkortingen / XIII HOOFDSTUK 1 Aard en wezen van het bestuursprocesrecht /1 1.1 Inleiding / 1 1.2 Bepalende factoren / 2 1.3 Consequenties / 5 1.3.1 Welke

Nadere informatie

Praktijkdag Activiteitenbesluit

Praktijkdag Activiteitenbesluit 1 Praktijkdag Activiteitenbesluit Rechtsbescherming Prof. mr. K.J. (Kars) de Graaf 050 363 5787 k.j.de.graaf@rug.nl www.rug.nl/staff/k.j.de.graaf 2 Inhoud Meldingen Maatwerkvoorschriften Handhaving zorgplicht

Nadere informatie

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 31 352 Voorstel van wet van de leden Vermeij, Koopmans en Neppérus tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling voor herstel

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009 Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009 OPGAVE 1 (34 punten) Vraag 1.1 (5 punten) Er staan geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open. Het voorbereidingsbesluit van artikel

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Voorwoord 7. 1 De vaardigheden van de jurist Ongeveer zoals een kip een ei legt Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10

Voorwoord 7. 1 De vaardigheden van de jurist Ongeveer zoals een kip een ei legt Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10 Inhoudsopgave Voorwoord 7 1 De vaardigheden van de jurist 9 1.1 Ongeveer zoals een kip een ei legt 9 1.2 Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10 2 Het vinden van rechtsregels in de wet 13 2.1

Nadere informatie

De geldigheid van het concurrentiebeding

De geldigheid van het concurrentiebeding De geldigheid van het concurrentiebeding Het criterium zwaarwegend belang bij het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Mr. drs. G.W. Nijhoff III Nijhoff.indd 3 9-2-2015 14:18:54

Nadere informatie

VNG Juridische 2-daagse. Actualiteiten Awb Liesbeth Berkouwer 11 oktober 2011

VNG Juridische 2-daagse. Actualiteiten Awb Liesbeth Berkouwer 11 oktober 2011 VNG Juridische 2-daagse Actualiteiten Awb Liesbeth Berkouwer Liesbeth.berkouwer@kvdl.nl 11 oktober 2011 Programma Finale geschilbeslechting - toepassing 8:72 - bestuurlijke lus - zaaksdifferentiatie Wetsvoorstel

Nadere informatie

De relativiteit van het formele zorgvuldigheidsbeginsel. Arjen van Driel Kluit Rechtsgeleerdheid Mei pagina s

De relativiteit van het formele zorgvuldigheidsbeginsel. Arjen van Driel Kluit Rechtsgeleerdheid Mei pagina s De relativiteit van het formele zorgvuldigheidsbeginsel Arjen van Driel Kluit Rechtsgeleerdheid Mei 2008-05-26 16 pagina s Inleiding Met het Iraanse Asielzoekstersrs-arrest 1 lijkt het relativiteitsvereiste

Nadere informatie

Naar een slagvaardiger bestuursrecht met de Wet aanpassing

Naar een slagvaardiger bestuursrecht met de Wet aanpassing verdieping Ars Aequi februari 2012 83 arsaequi.nl/maandblad Naar een slagvaardiger bestuursrecht met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht? Tom Barkhuysen & Machteld Claessens* Het voorstel inzake de Wet

Nadere informatie

Privaatrechtelijke aansprakelijkheid kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders. Monika Chao-Duivis Directeur IBR/hoogleraar bouwrecht TU Delft

Privaatrechtelijke aansprakelijkheid kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders. Monika Chao-Duivis Directeur IBR/hoogleraar bouwrecht TU Delft Privaatrechtelijke aansprakelijkheid kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders Monika Chao-Duivis Directeur IBR/hoogleraar bouwrecht TU Delft Vragen Hoe zit het met de privaatrechtelijke aansprakelijkheid

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

We are Stibbe Tax specialists. Actualiteiten algemeen bestuursrecht

We are Stibbe Tax specialists. Actualiteiten algemeen bestuursrecht Actualiteiten algemeen bestuursrecht Tom Barkhuysen en Annemarie Drahmann 1 oktober 2015 1. Introductie Inhoud 2. Algemeen bestuursprocesrecht 3. Oneigenlijke Wob-verzoeken 4. Toezicht en handhaving 5.

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Uitspraak 201305571/1/R3

Uitspraak 201305571/1/R3 pagina 1 van 5 Uitspraak 201305571/1/R3 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 16 april 2014 TEGEN PROCEDURESOORT RECHTSGEBIED de raad van de gemeente Waalwijk Eerste aanleg - enkelvoudig Ruimtelijke-ordeningskamer

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BR4025

ECLI:NL:RVS:2011:BR4025 ECLI:NL:RVS:2011:BR4025 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-07-2011 Datum publicatie 03-08-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201011757/14/R1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 03 3 450 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht

Nadere informatie

Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht

Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht VIDE Jaarcongres 15 juni 2012 A.J. (Lian) van Poortvliet aj.vanpoortvliet@pelsrijcken.nl June 17, 2012 Programma Juridisch kader

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155 M en R 2016 afl. 5 Eventuele toekomstige gaswinning hoeft niet te worden betrokken bij de beoordeling of in verband met de exploratieboring een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Instantie Afdeling

Nadere informatie

Actualiteiten Awb 2015

Actualiteiten Awb 2015 Actualiteiten Awb 2015 Programma 1. Herziening bestuursrechtspraak 2. Procederen: beroep en hoger beroep 3. Relativiteitseis 4. Jurisprudentie HERZIENING BESTUURSRECHTSPRAAK Inhoud voorstel Brief juni

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

Lijst van gebruikte afkortingen

Lijst van gebruikte afkortingen Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen VII 1 Inleiding 1 1.1 Afbakening onderzoek 1 1.2 Onderzoeksmethode 3 1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 3 1.4 Leeswijzer 4 2 (Neuro)geheugendetectietests

Nadere informatie

Uitspraak 201405096/1/A2

Uitspraak 201405096/1/A2 Uitspraak 201405096/1/A2 Datum van uitspraak: Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201405096/1/A2. Datum uitspraak: 21 januari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK woensdag 21 januari 2015 Uitspraak op het

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Uitgebreide inhoudsopgave

Uitgebreide inhoudsopgave Uitgebreide inhoudsopgave Woord vooraf 5 Verkorte inhoudsopgave 7 Uitgebreide inhoudsopgave 9 Lijst van afkortingen 17 1 Plaatsbepaling rechtsbescherming 21 1.1 Inleiding 21 1.2 Bestuursrechtelijke geschillen

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal. Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11/2308 WWB uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. W.G. Fischer,

Nadere informatie

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN LIJST VAN AFKORTINGEN XIII 1 INLEIDING 1 1.1 Inleiding 1 1.1.1 Definitie van gesloten jeugdhulp 3 1.1.2 Gesloten jeugdhulp en vrijheidsbeneming 5 1.1.3 Gesloten jeugdhulp in cijfers 7 1.1.4 Doelgroep van

Nadere informatie

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. dr. K.H.D.M. Dijkhoff Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Betreft: consultatieverzoek naar aanleiding

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak. Inkomende post 01 juni Uw kenmerk. herstelwet)

Afdeling bestuursrechtspraak. Inkomende post 01 juni Uw kenmerk. herstelwet) ,t, Raad vanstate.................................. Afdeling bestuursrechtspraak Nr. 155673/Z -17-93371 Inkomende post 01 juni 2018 Omgeving Pagina 1 van 1.... AANTEKENEN 11111111111111111111111111111111111111111111111

Nadere informatie

Rechtsbescherming en handhaving

Rechtsbescherming en handhaving Datum 27-11-2013 1 Rechtsbescherming en handhaving VMR Praktijkdag Activiteitenbesluit Kars de Graaf E: k.j.de.graaf@rug.nl T: 050 363 5787 Datum 27-11-2013 2 Ontwikkelingen rechtsbescherming NZB zie Jue

Nadere informatie

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl

Nadere informatie

Hierbij dien ik graag een verzoek in tot het laten deelnemen aan de hiervoor genoemde procedure bij uw Raad namens:

Hierbij dien ik graag een verzoek in tot het laten deelnemen aan de hiervoor genoemde procedure bij uw Raad namens: Postbus 16799 1001 RG Amsterdam Tel. 020 8100279 www.privacyfirst.nl Aan: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA 's-gravenhage Uw ref. : 201105172/1/A3 Onze ref. : SPF20151012

Nadere informatie

Privaatrechtelijke aansprakelijkheid kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders

Privaatrechtelijke aansprakelijkheid kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders Privaatrechtelijke aansprakelijkheid kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders Voordracht 9 juni 2015, Minisymposium Juridische gevolgen voor kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders Monika Chao-Duivis

Nadere informatie

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Dr. R.H.A. Plasterk Postbus 20011 2500 EA Den Haag bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag

Nadere informatie

Uitspraak /1/R1

Uitspraak /1/R1 Uitspraak 201601235/1/R1 Datum van uitspraak: woensdag 31 augustus 2016 Tegen: de raad van de gemeente Bergen Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen

Nadere informatie

Aanpassing regels over toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding

Aanpassing regels over toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. F. Teeven Postbus 20301 3500 EH Den Haag Mr. D.J. de Jong 06 4684 0910 15 mei 2014 ACVZ/ADV/2014/009 Aanpassing regels over toezicht ter bestrijding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JANUARI 2006 C.04.0184.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0184.N FIAT AUTO BELGIO, naamloze vennootschap, met zetel te 1140 Brussel, Genèvestraat 175, eiseres, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn

Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn 1. Aanleiding De aanleiding van deze nota is het besluit van de Ministerraad van 28 januari 2005 om de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2960/ 24 Betreft zaak: Abegg - CZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1

Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1 Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1 Beslissing van het LOWI van 24 november 2015 ten aanzien van de klacht van A, bij het LOWI ingediend op 22 april 2015 betreffende de verzoekschriftenprocedure

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is Essentie uitspraak: Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van een tankstation niet mogelijk. De milieuvergunning mag, vanwege het ruimtelijke feit, worden geweigerd. De gemeente is niet verplicht om het

Nadere informatie