De ISD-maatregel: Natalie Gerardina Nuryati Julita Josepha Elmas (ANR: )

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De ISD-maatregel: Natalie Gerardina Nuryati Julita Josepha Elmas (ANR: )"

Transcriptie

1 De ISD-maatregel: Het nieuwste wapen in de strijd tegen de veelplegersproblematiek. Een onderzoek naar de effectiviteit. door Natalie Gerardina Nuryati Julita Josepha Elmas (ANR: ) Scriptie in de strafrechtswetenschappen te verdedigen tegenover Examencommissie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg (prof. dr. A.M. van Kalmthout en prof. dr. T.I. Oei)

2 Inhoudsopgave: Inhoudsopgave 2 Lijst met afkortingen 5 Inleiding 6 Hoofdstuk 1: De SOV-maatregel Inleiding Hoofddoelstellingen Kenmerken Maatregel Ultimum Remedium Totaliteit criminele verleden versus ernst van het laatst gepleegde delict Gedwongen opname, geen dwangbehandeling Artikel 38m (oud) Sr en andere belangrijke verwante artikelen SOV: de werking in de praktijk 19 Hoofdstuk 2: Van SOV naar ISD; problemen ten aanzien van de SOV-maatregel Inleiding Wettelijke belemmeringen / vraagtekens Ultimum remedium Ernst van het laatst gepleegde delict Artikel 38n lid 2 (oud) Sr: de voorlopige hechtenis Artikel 38s (oud) Sr: de tussentijdse beoordeling Problemen in de praktijk Problemen ten aanzien van het programma De ontwikkeling van het programma Het doel van het programma De doelgroep De medewerkers van de SOV-inrichting De trajectbegeleider De dossiervorming 31 2

3 Gemeente Problemen aan de kant van het Openbaar Ministerie Openstaande kortdurende vrijheidsstraffen Capaciteit Keuze tussen snelrecht en SOV-traject Problemen aan de kant van de rechterlijke macht Mate van terughoudendheid verschillend per rechter Onduidelijkheid locaties Onvoldoende zicht op verleden verdachte De FPD Conclusie 36 Hoofdstuk 3: De ISD-maatregel Inleiding Hoofddoelstellingen Belangrijke kenmerken van de ISD-maatregel Maatregel Persoonsgerichte aanpak RISc Ultimum Remedium Doelgroep Artikel 38m Sr en andere belangrijke verwante artikelen ISD: de werking in de praktijk 47 Hoofdstuk 4: Juridische knelpunten omtrent de ISD-maatregel Inleiding De resocialisatiedoelstelling van artikel 38m lid 2 Sr De ultimum remedium gedachte De aftrek van de voorlopige hechtenis Verkorting mogelijk van de duur van twee jaar? Voorwaardelijke invrijheidstelling Voorwaardelijke beëindiging De combinatie van de ISD-maatregel met een gevangenisstraf 64 3

4 Hoofdstuk 5: Praktische knelpunten omtrent de ISD-maatregel Inleiding De doelgroep Psychiatrische problematiek bij ISD ers Problemen in de rechtspraak Problemen in de praktijk De capaciteit De organisatie Het programma 77 Hoofdstuk 6: Conclusie 79 Hoofdstuk 7: Aanbevelingen 85 Literatuur 90 Jurisprudentie 93 Officiële publicaties 95 Kamerstukken 96 4

5 Lijst met afkortingen I II EVRM GGZ HR ISD LJN MvT NJ OM Pbw Pm Rb RISc SOV Sr Stb Stc Sv TBS TK VIS WODC Eerste kamer (kamerstukken) Tweede kamer (kamerstukken) Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Geestelijke Gezondheidszorg Hoge Raad Inrichting voor stelselmatige daders Landelijke Jurisprudentie Nummers Memorie van Toelichting Nederlandse Jurisprudentie Openbaar Ministerie Penitentiaire Beginselenwet Penitentiaire maatregel Rechtbank Recidive Inschattings Schalen Strafrechtelijke Opvang Verslaafden Wetboek van Strafrecht Staatsblad Staatscourant Wetboek van Strafvordering Terbeschikkingstelling Tweede kamer Vroeghulp Interventie Systemen Wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum (Kenniscentrum van Justitie) 5

6 Inleiding Draaideurcriminelen, veelplegers, stelselmatige daders: het zijn allemaal personen waar de overheid de handen aan vol heeft. Ongeveer 20% van de geregistreerde en opgehelderde criminaliteit komt voor rekening van deze groep van criminelen. 1 Zij maken zich verschillende malen schuldig aan het plegen van strafbare feiten, waarvan de samenleving overlast en onveiligheid ondervindt. Met het veiligheidsprogramma Naar een veiliger samenleving wordt getracht met behulp van maatregelen gericht op het terugdringen van criminaliteit en overlast in Nederland, een bevordering van de veiligheid in Nederland te realiseren. 2 Een van de maatregelen hierbij betreft de ISD-maatregel. De ISD-maatregel is een maatregel gericht tegen de stelselmatige dader en geeft aan de rechter de mogelijkheid deze groep van personen voor twee jaar op te sluiten. Het doel hiervan is gelegen in de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive. 3 Na bijna drie jaar na de invoering van de ISD-maatregel blijkt dat van allerlei kanten signalen worden afgegeven met betrekking tot de werking van de maatregel. Veel kritiekpunten vanuit de media, vanuit de kant van wetenschappers en vanuit verschillende betrokken instanties maakt dat de ISD-maatregel verscheidene malen in het nieuws komt en actueel blijft. In vele gevallen is dit echter in negatieve zin. Naar aanleiding van dit feit heb ik een onderzoek gedaan ten aanzien van de ISD-maatregel. In dit onderzoek zal ik mij richten tot de kwestie of de ISD-maatregel een effectieve werking heeft. Hierbij zal ik mijn onderzoek splitsen in een verdieping in twee aspecten, namelijk de werking op juridisch niveau en de werking in de praktijk bij de tenuitvoerlegging van de ISDmaatregel. In hoofdstuk 1 volgt een bespreking van de SOV-maatregel, de voorganger van de ISDmaatregel. Dit is noodzakelijk om tot een bespreking van de ISD-maatregel te komen, omdat 1 Tollenaar e.a. 2006, p Kamerstukken I en II met publicatienummer (vanaf 2002). 3 Artikel 38m lid 2 Sr. 6

7 met de SOV-maatregel de introductie wordt gemaakt van een geheel nieuwe soort sanctie. Deze twee maatregelen hebben veel overeenkomsten, maar verschillen ook van elkaar, zo zal blijken. De beginselen die de SOV-maatregel kenmerken komen aan bod, alsmede een kijk op de wettelijke vastlegging en de uitvoering in de praktijk. In hoofdstuk 2 worden de problemen van de SOV-maatregel uitvoerig besproken. Verschillende aspecten, zowel op juridisch gebied als in de praktijk die aan leiding geven tot de afschaffing van de SOV-maatregel worden uitgelicht. In hoofdstuk 3 bespreekt de ISD-maatregel. Kenmerken, wettelijke regels en de tenuitvoerlegging in de praktijk worden ditmaal geschetst in het kader van de ISD-maatregel, waarbij vaak een vergelijking zal worden gemaakt met de werking van de SOV-maatregel. Hoofdstuk 4 zal blijk geven van een gebrekkige juridische constructie rondom de ISDmaatregel. Verschillende twistpunten op wettelijk gebied, alsmede oplossingen voor deze twistpunten zullen worden besproken. Hoofdstuk 5 zal blijk geven van een gebrekkige praktische uitvoering van de ISD-maatregel. Zowel in hoofdstuk 4 als in hoofdstuk 5 zal steeds een vergelijking worden gemaakt met de SOV-maatregel, waarbij het accent zal liggen in het feit of de huidige verbeteringen positief dan wel negatief zijn. In hoofdstuk 6 zal ik mijn conclusies bespreken en in hoofdstuk 7 zullen mijn aanbevelingen volgen. 7

8 Hoofdstuk 1: SOV, Strafrechtelijke Opvang Verslaafden 1.1 Inleiding Sinds oktober 2004 is de ISD-maatregel van kracht. Deze maatregel is niet uit het niets ontstaan. De ISD-maatregel is de opvolger van de zogenaamde SOV-maatregel, oftewel de maatregel inzake de strafrechtelijke opvang van verslaafden. Om tot een bespreking van de ISD-maatregel te komen is het noodzakelijk eerst een korte weergave te geven van de voorganger van deze maatregel, de SOV-maatregel. In april 2001 werd de mogelijkheid gecreëerd voor justitie om verslaafden te onderwerpen aan de SOV- maatregel, oftewel de strafrechtelijke opvang voor verslaafden. 4 Deze maatregel is in het leven geroepen vanwege de ernstige overlast in de maatschappij die hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door harde kern criminele harddrugsgebruikers. Justitiële contacten en de zorgvoorzieningen hadden tot nog toe te weinig vat op deze groep van personen. De mogelijkheden op het gebied van het strafrecht waren onvoldoende om de problematiek van de overlast te kunnen oplossen. De strafrechtelijke interventies die zijn gericht op het uitoefenen van drang op de verslaafde delinquent om een keuze te maken voor op die interventie aansluitende zorgvoorzieningen werden door de onderhavige groep in beperkte mate benut, omdat de stok achter de deur te kort is. De persoonlijke problematiek van deze delinquenten maakt het kweken van motivatie tot bestaansverandering en tot een structurele omslag in het verslaafde levenspatroon, ook onder drang, lastig. De gepleegde strafbare feiten rechtvaardigen in de regel geen langdurige (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Hieruit volgt dat er onvoldoende drang uit kan worden geoefend om deze delinquenten te bewegen om zich (op vrijwillige basis) in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis te laten opnemen in een afkickkliniek en de behandeling aldaar met succes te voltooien. 5 Op grond van de ingevoerde SOV-maatregel was het vanaf april 2001 dan ook mogelijk om drugsgebruikers met drang op te nemen in afkick- en reintegratieprogramma s, gedurende een 4 Stb. 2001, 28, wet van 21 december 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Penitentiaire beginselenwet (strafrechtelijke opvang verslaafden). 5 Kamerstukken II , nr. 3 p.2 (Memorie van Toelichting). 8

9 langere periode Hoofddoelstellingen De SOV-maatregel is in het leven geroepen ten behoeve van de realisering van twee doelstellingen 6 : 1. Het terugdringen van ernstige overlast als gevolg van door drugsverslaafden gepleegde strafbare feiten. 2. Het oplossen, althans beheersbaar maken van de individuele (verslavings) problematiek van verslaafde delinquenten ten behoeve van hun terugkeer in de maatschappij en met het oog op beëindiging van de recidive. De eerste hoofddoelstelling betreft een doel op maatschappelijk niveau. Het geeft te kennen dat er in Nederland een groot probleem bestaat ten aanzien van de veiligheid die de burger geniet. Deze aantasting van de veiligheid van de burgers wordt onder meer veroorzaakt door de grote overlast die medeburgers teweegbrengen. Daarom is in deze doelstelling het veiligheidscriterium vervat: er moet sprake zijn van criminaliteit die de buurt onveilig maakt en daardoor ernstige overlast bezorgt. 7 Doordat de meeste van deze overlastveroorzakers verslaafden zijn, is er besloten voor deze groep personen de SOV-maatregel in het leven te roepen. De tweede bijkomende hoofddoelstelling betreft een doel op individueel niveau. Het bevat een behandeling van de verslaafde overlastveroorzaker. De maatregel is daarom aan deze, beperkte groep van personen op te leggen. Hiermee wordt gedoeld op personen die een (vaak) jarenlange verslaving combineren met voortdurend en hardnekkig crimineel gedrag dat veel overlast veroorzaakt. Het gaat om personen die eigenlijk het contact met de samenleving, met het normale leven hebben verloren en die in het algemeen zelf niet meer in staat zijn tot een reflectie op de eigen situatie. In deze problematiek staat de verslaving centraal. Door deze verslavingsproblematiek op te lossen dan wel beheersbaar te maken, is terugkeer in de 6 Kamerstukken II , nr. 3 p.1 (Memorie van Toelichting). 7 Kamerstukken II , 26023, nr. 5, p. 26 (Nota naar aanleiding van het verslag). 9

10 maatschappij mogelijk en wordt de kans op recidive laag gehouden. Resocialisatie is hierbij het uiteindelijke doel waarnaar wordt gestreefd. 8 De doelstellingen vormen een normatief - cumulatief systeem. Hiermee wordt bedoeld dat een lange vrijheidsontneming slechts kan worden gerechtvaardigd wanneer aan beide doelstellingen wordt voldaan. Op grond van deze tweeledige doelstelling dient de rechter, die de oplegging van de maatregel overweegt, een vooruitziende blik te werpen in die zin dat bij oplegging van de maatregel de verwachting dient te bestaan dat er een reële kans is dat na ommekomst van de maatregel beide doelstellingen zullen worden verwezenlijkt. Hieromtrent is een zaak bij de Hoge Raad geweest, waarbij een antwoord werd gegeven op de vraag of het geoorloofd is de maatregel op te leggen aan iemand die totaal niet gemotiveerd is en er ten tijde van de oplegging geen reële kans bestaat op reïntegratie. De Hoge Raad heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Zij stelt voorop dat de betreffende doelgroep vaak geen enkele motivatie heeft. 9 In het kader van de SOV-maatregel wordt er alles aan gedaan om deze motivatie op gang te brengen. De maatregel is juist bedoeld voor mensen die niet vrijwillig willen breken met de verslaving in combinatie met crimineel gedrag. Het gaat de Hoge Raad dan ook te ver om op voorhand te constateren dat de SOV-maatregel in dit soort gevallen zinloos is. De maatregel kan dus worden opgelegd aan een verdachte die (vooralsnog) niet bereid is te breken met zijn verslaving. Wel zal ten tijde van de oplegging minstens de verwachting dienen te bestaan dat gedurende de tenuitvoerlegging van de maatregel een dergelijke bereidheid bij betrokkene alsnog zal ontstaan. 10 Succesbepalend is dat de deelnemers niet meer terugkeren in het overlastgevende circuit van verslaafden. Dit komt erop neer dat de combinatie van gedwongen plaatsing voor een lange periode en een nieuw soort programma dat moet leiden tot reïntegratie, elementen zijn van de SOV die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Indien met de gekozen opzet niet het beoogde succes blijkt te kunnen worden bereikt, komt de grond onder de gedwongen plaatsing voor lange duur te vervallen. Een reële kans op succes was daarvoor de 8 Zie ook artikel 2 lid 2 Penitentiaire beginselenwet. 9 Zie hiervoor ook de Kamerstukken II , 26023, nr. 8, p.17 (Nota naar aanleiding van het nader verslag). 10 Hoge Raad 17 december 2002, NJ 2003, 184. Zie hiervoor ook Gerechtshof Arnhem 21 juli 2003, NJ 2003, 559 en Gerechtshof Arnhem 21 juli 2003, LJN AI

11 rechtvaardiging. Enkel het doel van de overlastbestrijding weegt niet zwaar genoeg om met de maatregel door te gaan. 11 De consequentie van deze maatregel betreft dus het opleggen alsmede het voortduren van de maatregel. Indien reeds ten tijde van de berechting komt vast te staan dat de resocialisatiedoelstelling niet haalbaar is, mag de SOV niet worden opgelegd Belangrijke kenmerken van de SOV-maatregel De SOV-maatregel bezit een aantal kenmerken die van belang zijn voor de uitleg van deze maatregel. De kenmerken die aan bod komen zijn als volgt: de SOV als maatregel, de SOV als ultimum remedium, de totaliteit van het criminele verleden versus de ernst van het laatst gepleegde feit en het uitgangspunt van gedwongen opvang maar geen dwangbehandeling Maatregel Er is gekozen om de onderhavige problematiek aan te pakken door middel van de toevoeging van een nieuwe strafrechtelijke voorziening in het Wetboek van strafrecht, niet door middel van reeds bestaande voorzieningen op dit gebied, zoals de maatregel van terbeschikkingstelling. Daarbij is de strafrechtelijke opvang voor verslaafden in het Wetboek van strafrecht opgenomen als maatregel, niet als straf. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat er geen rechtsreeks verband hoeft te zijn tussen de ernst van het concrete gepleegde feit dat de aanleiding vormt en de zwaarte van de justitiële reactie. De rechtvaardiging voor het opleggen van een SOV-maatregel ligt enerzijds in de ernst van de door de betrokkene veroorzaakte maatschappelijke overlast, anderzijds in het belang van het aanbieden van een geïntegreerd zorgaanbod. Een dergelijke maatregel is gericht op behandeling, niet op vergelding, zoals dit vaak bij een straf aan de orde is. De SOV-maatregel kan niet in combinatie met een andere (on)voorwaardelijke straf worden opgelegd. De rechter is hier niet toe bevoegd. De reden hierachter is gelegen in de redenering dat zo spoedig mogelijk een begin dient te worden gemaakt met de behandeling in het kader van de SOV-maatregel, met het oog op het belang van de deelnemer. Wanneer een eventuele bijkomende gevangenisstraf eerst ten uitvoer zou worden gelegd, kan dit de verwezenlijking 11 Kamerstukken II , nr. 5 p.9 en

12 van de doelstellingen van de SOV-maatregel in gevaar brengen. Wanneer de gevangenisstraf na de beëindiging van de SOV-maatregel plaatsvindt, zou dit het reintegratieproces nadelig kunnen beïnvloeden Ultimum Remedium Vanwege het ingrijpende karakter van de maatregel moet deze in het algemeen worden beschouwd als een ultimum remedium. 12 Dit betekent dat de rechter slechts een beroep mag doen op deze maatregel, wanneer de sancties van alle (andere) rechtsgebieden ontoereikend moeten worden geacht. 13 Omdat deze maatregel als uiterste redmiddel is bedoeld, mag er geen ander, minder ingrijpend middel voorhanden zijn, waaraan verdachte kan worden onderworpen. De ultimum remedium-gedachte komt via deze maatregel op twee manieren tot uiting. Ten eerste is de maatregel als zodanig een ultimum remedium, omdat het bestaande stelsel van voorzieningen niet toereikend was voor het effectief bestrijden van de drugs gerelateerde overlastproblematiek. 14 Ten tweede zal er steeds op individueel niveau moeten worden nagegaan of minder vergaande interventies zijn toegepast, of althans zijn aangeboden en er zal moeten worden vastgesteld dat deze niet het beoogde effect hebben gehad. Op deze manier dienen de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit te worden gewaarborgd. In hoeverre er reeds interventies hebben plaatsgevonden, alsmede wat de effectiviteit hiervan was, wordt onderzocht aan de hand van de voorzieningen in het kader van de vroeghulp interventiesystemen (VIS), die door de verslavingsreclassering worden uitgevoerd. Door middel van vroeghulpbezoeken dan wel vroeghulpinterventies probeert de verslavingsreclassering zo snel mogelijk een inschatting te maken van de betrokkene en zijn situatie zodat snel een antwoord kan worden gegeven op de vraag of deze persoon verder kan worden begeleid. Uiteindelijk dient de verslavingsreclassering te zorgen voor een beeld van de verslavingsproblematiek van de betrokkene, de duur van de verslaving, de mate en soort van het middelengebruik en de eerdere, mislukte, interventies. 15 Wanneer er een SOVplaatsing geindiceerd is, kan er door een gedragsdeskundige onderzoek worden verricht naar de psychische gesteldheid. De gedragsdeskundige dient een inschatting te maken of een 12 Kamerstukken II , 26023, nr. 3 p. 16 (Memorie van Toelichting). 13 Jörg & Kelk 2001, p Kamerstukken II , 26023, nr. 5, p.10 (Nota naar aanleiding van het verslag). 15 Kamerstukken II , 26023, nr. 5, p.14 (Nota naar aanleiding van het verslag). 12

13 eventueel aanwezige stoornis zodanig is dat deze het voor betrokkene onmogelijk maakt het programma met succes af te ronden. Door middel van deze rapportages kan het Openbaar Ministerie kijken of een verdachte aan de wettelijke criteria van de SOV voldoet en of er redelijkerwijs een samenhang kan worden aangetoond tussen de gepleegde delicten en de verslavingsproblematiek van deze verdachte. Er komen dan dus eventueel ook andere (minder vergaande) interventies in beeld. Wanneer het Openbaar Ministerie overgaat tot vordering van de SOV-maatregel, zal de rechter zich hier over moeten buigen. De rechter zal zijn besluit baseren op deze en andere (gedrags)rapportages en het effect van eerdere straffen Totaliteit criminele verleden versus ernst van het laatst gepleegde delict Bepalend voor de oplegging van de strafrechtelijke maatregel is niet de ernst van het laatst gepleegde delict. Van doorslaggevende betekenis is het feit dat er sprake is van een reeks van delicten en dat er al vele jaren sprake is van een combinatie van verslaving en criminaliteit en ook van overlast. Wanneer de verslaafde zijn gedrag na eerdere veroordelingen voortzet, dan past de conclusie dat eerdere door de rechter opgelegde interventies kennelijk niet hebben geholpen. Met deze maatregel krijgt de rechter dan ook een nieuw instrument in handen waarbij hij een interventiemiddel kan toepassen dat wel zwaarder is dan een reguliere vrijheidsstraf, maar waarvan, afgezet tegen de persoon van de verdachte, door de wijze van opzet meer effect mag worden verwacht Gedwongen opvang, geen dwangbehandeling Een van de belangrijkste uitgangspunten van de SOV-maatregel is dat deze voorziening een gedwongen opvang heeft en nadrukkelijk niet een dwangbehandeling. Binnen de SOV is een heel specifiek en uitgebreid programmatisch aanbod waaraan de gedetineerde kan deelnemen. Hierbij verschilt de SOV-maatregel van de terbeschikkingstelling (TBS), waarbij gedwongen 16 Kamerstukken II , 26023, nr. 3 p. 12 (Memorie van Toelichting). 13

14 opname plaatsvindt en de mogelijkheid bestaat om onder dwang een behandeling te ondergaan. 17 Steeds wordt de gedetineerde gestimuleerd om deel te nemen aan het programma, maar uiteindelijk moet hij zelf de beslissing nemen. Hier komt dus geen dwang aan te pas. Door de gedwongen opname dient er vooral in de eerste fase te worden geïnvesteerd, in het bevorderen van de keuze voor deelname aan het programma. Wanneer de gedetineerde deelname aan het SOV programma weigert, wordt hij in een speciale afdeling geplaatst, de zogenaamde unit 4-plaatsen en volgt er een sober regime voor maximaal twee jaar. Een sober regime betekent een dagprogramma dat bestaat uit werken, luchten, onderwijs volgen, sporten en recreëren, dat ongeveer acht uren van de dag in beslag neemt. 18 De rest van de uren brengt de gedetineerde door in zijn cel. Deze gedetineerden die niet willen participeren worden wel voortdurend gestimuleerd om toch aan het resocialisatieproces deel te nemen. Het is niet mogelijk om de SOV-maatregel om te zetten in een gevangenisstraf, wanneer de motivatie uitblijft bij de gedetineerde. 19 Hij zal voor de verdere duur van de maatregel verblijven in de unit 4-afdeling Artikel 38m (oud) Sr en andere belangrijke verwante artikelen Artikel 38m (oud) Sr is toegespitst op de SOV-maatregel. In lid 1 van dit artikel staan de toepassingscriteria voor oplegging van de maatregel: Sub 1. Het door de verdachte begane feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Deze eis vindt zijn betekenis in het feit dat hiermee de relatieve ernst van de feiten die de overlast hebben veroorzaakt, tot uitdrukking wordt gebracht. 20 Sub 2. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit minstens driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of tot een taakstraf veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig 17 Op grond van artikel 38 lid 5 van de Wet Bopz kan dwangbehandeling plaatsvinden voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om gevaar voor patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis, af te wenden. 18 De Wit & Hendriks 2005, p Kamerstukken II , 26023, nr. 5, p.25 (Nota naar aanleiding van het verslag). 20 Kamerstukken II , 26023, nr. 3 p. 18 (Memorie van Toelichting). 14

15 rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, samenhangend met zijn verslaving. Deze eis maakt duidelijk dat de maatregel slechts geldt ten aanzien van personen die ondanks een strafrechtelijke reactie van de zijde van de overheid zijn doorgegaan met het begaan van overlast gevende strafbare feiten. Hieruit volgt dat de zogenaamde first offenders niet in aanmerking komen voor de SOV-maatregel. Ook is het gevaar van recidive in dit vereiste vervat. Als extra eis is hieraan toegevoegd dat in de vijf jaar voorafgaand aan het plegen van het laatste feit, tegen de verdachte ter zake van tenminste tien misdrijven een procesverbaal is opgemaakt. 21 Sub 3. De verdachte is een verslaafde, en het onder sub 2 vermelde misdrijf, het door hem begane feit en de omstandigheid dat er ernstig rekening mede moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan, hangt samen met zijn verslaving. Deze eis geeft een nadere bepaling aan voor welke doelgroep de SOV-maatregel geldt. Hierdoor zijn de personen die in aanmerking komen voor de maatregel beperkt tot de groep personen die zich reeds geruime tijd vaak grote hoeveelheden harddrugs toedienen, met het verkrijgen daarvan een groot deel van de dag bezig zijn, door hun gebruik normale maatschappelijke bezigheden hebben opgegeven, en daardoor strafbare feiten plegen. Als extra voorwaarde is toegevoegd dat er een samenhang dient te bestaan tussen de verslaving en de gepleegde feiten en de naar verwachting te plegen feiten, ook wel genoemd de zogenaamde drug related crimes. Wanneer er een ernstige psychiatrische problematiek bij de betrokkene aanwezig is, geldt dit als een contra-indicatie voor de oplegging van de SOV-maatregel. Psychiatrische gevallen komen in de SOV niet tot hun recht en vormen een zware last voor zowel het personeel als de overige verslaafden. 22 Sub 4. Als de veiligheid van goederen of personen de oplegging van de maatregel eist. Hierbij dient er sprake te zijn van gevaarzetting. 21 Dit extra criterium was terug te vinden in de richtlijn voor strafvordering van het College van procureursgeneraal inzake de strafrechtelijke opvang verslaafden. Deze regeling is reeds komen te vervallen en vervangen door de richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers, waar dit criterium wederom in terug komt, zie daarvoor stcrt. 27 september 2004, 185, p.12, Richtlijn voor strafvordering van het College van procureurs-generaal bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. 22 Kamerstukken II , 26023, nr. 3 p. 18 (Memorie van Toelichting). 15

16 Naast deze vereisten komt daar dan nog bij dat de SOV-maatregel slechts bedoeld is voor personen van het mannelijke geslacht en dat deze personen de leeftijd van 18 jaren reeds hebben bereikt. 23 De SOV-maatregel kan enkel worden opgelegd op vordering van het Openbaar Ministerie, in de persoon van de officier van justitie, om te garanderen dat bij oplegging van de maatregel ook een plaats in de inrichting beschikbaar is. 24 Artikel 38m lid 2 (oud) Sr duidt als volgt: De maatregel strekt er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van de verdachte ten behoeve van zijn terugkeer in de maatschappij en de beëindiging van zijn recidive. De overlast én de verslaving samen rechtvaardigen de toepassing van de gedwongen strafrechtelijke opvang. In lid 3 van artikel 38m (oud) Sr wordt een definitie gegeven van het begrip verslaafde. Een verslaafde is een persoon ten aanzien van wie uit feiten en omstandigheden blijkt van lichamelijke en psychische afhankelijkheid van een of meer middelen, vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst I. In lid 4 van artikel 38m (oud) Sr wordt aangegeven dat oplegging van de maatregel geschiedt na met redenen te zijn omkleed, gedagtekend en nadat een ondertekend advies van een gedragsdeskundige is overhandigd. Dit betekent dat aan het opleggen van de maatregel altijd een rapportage van een deskundige voorafgaat. Dat kan een psycholoog, een psychiater dan wel een deskundige uit de (verslavings)reclassering of de verslavingszorg zijn. De gedragsdeskundige is afkomstig van de FPD, de Forensische Psychiatrische Dienst. In aanvulling hierop kan de verslavingsreclassering om een rapportage worden gevraagd, dus advisering door één deskundige kan volstaan. In de rapportage wordt ingegaan op de persoon van de dader, zijn (strafrechtelijk) verleden en worden de feiten en omstandigheden naar voren gebracht die de indicatie kunnen vormen voor het opleggen van de maatregel. In het advies wordt in het bijzonder ingegaan op de verslavingsproblematiek van de verdachte. Daarom ligt de inbreng van een deskundige op het terrein van de verslavingszorg voor de hand. De rapportage mag 23 Oei 2003, p Zie hierover ook Kamerstukken I , 26023, nr. 215b, p. 5 (Memorie van Antwoord). 24 Kamerstukken II , 26023, nr. 3 p (Memorie van Toelichting). 16

17 niet meer dan een jaar oud zijn, tenzij het Openbaar Ministerie en verdachte instemmen met een oudere rapportage. Artikel 38m lid 5 (oud) Sr geeft aan dat het vierde lid buiten toepassing blijft, indien verdachte weigert medewerking te verlenen aan een onderzoek dat ten behoeve van advies dient te worden verricht. Voor zover mogelijk maakt de deskundige over de reden van de weigering rapport op. De rechter probeert, voor zover dit mogelijk is, een ander advies of rapport dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel kan voorlichten aan de totstandkoming waarvan de verdachte wel bereid is om medewerking te verlenen, te vergaren. In lid 6 van artikel 38m (oud) Sr staat vermeld dat bij het opleggen van de maatregel de rechter de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de veelheid van misdrijven waarvoor deze eerder is veroordeeld, in aanmerking neemt. Artikel 38n (oud) Sr betreft de duur van de maatregel: ten hoogste twee jaren, te rekenen vanaf de dag waarop de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. Er is gebleken dat het een lange weg vergt om personen die al zo lang vastzitten in een patroon van verslaving en criminaliteit, weer aansluiting te laten vinden bij de samenleving. 25 Bij een vergelijking van de maximale duur van de maatregel en de duur van de gevangenisstraf die voor de desbetreffende delicten pleegt te worden opgelegd, moet worden bedacht dat de optelsom van de afzonderlijke straffen die telkens voor een delict zou kunnen worden opgelegd, in de buurt komt van de duur van de maatregel. Een SOV van twee jaren komt wat duur betreft overeen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar, indien men rekening houdt met de vervroegde invrijheidsstelling. 26 De rechtvaardiging voor de opsluiting voor langere tijd is daarom vooral gelegen enerzijds in de door de criminaliteit veroorzaakte ernstige maatschappelijke overlast, bestaande uit het plegen van een reeks van strafbare feiten en anderzijds in het belang dat de drugsverslaafde een geïntegreerd zorgaanbod ontvangt, gericht op maatschappelijke (re)integratie en 25 Kamerstukken II , 26023, nr. 5, p.17 (Nota naar aanleiding van het verslag). 26 Zie artikel 15 lid 2 Sr. 17

18 beëindiging van de recidive. 27 Dit betekent dat de maatregel een langetermijnperspectief heeft: het doorbreken van criminele carrières. Omdat het van groot belang is om het resocialisatieproces alle kansen te kunnen geven, is besloten om niet voor te schrijven dat de tijd die de verdachte voorafgaand aan de opvang in preventieve hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de duur van de maatregel. Wel kan de rechter rekening houden met de duur van de voorlopige hechtenis en daarmee dus met de wijze waarop die heeft plaatsgevonden. Dit is dus geen verplichting voor de rechter. Dit alles betekent wel dat de tijd tussen inverzekeringstelling en berechting zo kort mogelijk dient te zijn. Daarvoor is nodig dat de rapportage op korte termijn beschikbaar is. Dat is mogelijk, omdat over de verdachte en zijn eventuele geschiktheid voor opvang in de regel reeds het nodige bekend zal zijn. Artikel 38ó (oud) Sr geeft aan dat de plaatsing geschiedt in een inrichting voor opvang voor verslaafden. Deze plaatsen zijn door de Minister van Justitie aangewezen. De minister kan een inrichting voor de opvang van verslaafden aanwijzen als huis van bewaring, maar hij kan een huis van bewaring ook aanwijzen als inrichting voor verslaafden. 28 Artikel 38p (oud) Sr betreft de mogelijkheid de SOV-maatregel voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke SOV komt aan de orde, wanneer vaststaat dat eerdere interventies niet het gewenste effect hebben gehad, maar toch op basis van deskundige voorlichting de verwachting gerechtvaardigd is dat er een serieuze kans bestaat dat de verslavingsproblematiek van betrokkene met de drang van een SOV op de achtergrond kan worden opgelost, door deel te nemen aan een hulpverleningstraject. Dit betekent dat een voorwaardelijke SOV niet in beeld komt wanneer deze drangvariant geen uitzicht biedt op verwezenlijking van de met de SOV beoogde doeleinden. Wanneer de voorwaardelijke veroordeelde niet voldoet aan de aan hem gestelde voorwaarden, kan de rechter alsnog over gaan tot tenuitvoerlegging van de SOV-maatregel, op grond van artikel 38r (oud) Sr. Artikel 38s (oud) Sr gaat omtrent de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de SOV-maatregel. Indien er reden voor is, kan de maatregel bij een tussentijdse rechterlijke toetsing vroegtijdig worden beëindigd. Zo werd er tijdens de 27 Kamerstukken II , 26023, nr. 3 p. 1-2 (Memorie van Toelichting). 28 Zie artikel 10a (oud) Penitentiaire beginselenwet. 18

19 behandeling van zo n tussentijdse beoordeling bij de Rechtbank Maastricht betoogd dat de SOV-maatregel niet diende te worden voortgezet, omdat de veroordeelde weigerde mee te werken aan het resocialisatieprogramma. Hierdoor heeft de SOV-maatregel niet het beoogde effect. De Rechtbank besliste echter tot voorzetting van de maatregel. Zij constateerde dat veroordeelde voorafgaande aan de oplegging van de maatregel niet was gemotiveerd en dat daar tot op heden dus nog geen verandering in was gekomen. Het feit dat veroordeelde niet gemotiveerd was om deel te nemen aan de uitvoering van de aan hem opgelegde SOVmaatregel vormt volgens de Rechtbank Maastricht geen reden om de maatregel voortijdig te beëindigen. 29 Tijdens een andere tussentijdse beoordeling van de Rechtbank Maastricht kwam naar voren dat een veroordeelde niet in staat was om het resocialisatieprogramma op juiste wijze af te ronden, vanwege zijn psychische problematiek. De Rechtbank besloot dan ook in dat geval dat de SOV-maatregel moest worden beëindigd, omdat de resocialisatiedoelstelling niet haalbaar was door een oorzaak buiten de veroordeelde gelegen. 30 Het verzoek kan eenmalig worden gedaan, door de cliënt, de rechter, of het Openbaar Ministerie. De rechter kan ook besluiten een evaluatiemoment vast te leggen in het vonnis. Indien de rechter geen gebruik maakt van de mogelijkheid van een tussentijdse rechterlijke toetsing, is het voor betrokkene ook mogelijk een verzoek te richten tot de Minister van Justitie, om de SOV vroegtijdig te beëindigen. Overigens kan de Minister van Justitie de maatregel te allen tijde beëindigen, op grond van artikel 38n (oud) Sr. Het Openbaar Ministerie legt een door de directeur van de SOV-inrichting opgestelde verklaring omtrent de stand van uitvoering van het plan van opvang over. Van belang is dan nog artikel 369 lid 2 Sv. Hierin is bepaald dat de SOV-maatregel slechts kan worden opgelegd door een meervoudige kamer. Deze bepaling brengt de zwaarte van de maatregel tot uiting SOV: de werking in de praktijk De SOV kenmerkt zicht door de praktische, op resocialisatie gerichte benadering. Met een trajectmatige, sterk structuur biedende aanpak wordt de deelnemer door de gedragstherapeutische interventies geleerd zich weer sociaal te gedragen, wordt er kennis en 29 Rechtbank Maastricht 10 februari 2004, LJN AO Rechtbank Maastricht 3 februari 2004, LJN AO

20 vaardigheden bijgebracht, maar ook voorzieningen als werk en woonruimte beschikbaar gesteld. Dit zijn vaardigheden en voorzieningen die de verslaafde doorgaans mist en die van fundamentele waarde zijn om weer een plaats in de samenleving te verwerven. Om tot een zo goed mogelijke verwezenlijking van dit alles te komen, hanteert men in de inrichting een programma dat op basis van een gefaseerde opzet zijn werking vindt. Een gefaseerde aanpak blijkt meer effect te hebben, dan een uitsluitend intra- of extramurale behandeling. Onderverdeling van het programma vindt plaats aan de hand van drie fasen: Gesloten vrijheidsontnemende fase (de eerste zes tot negen maanden) Dit is de eerste fase van het zorgtraject en van waaruit bij gebleken geschiktheid stapsgewijs eerst intern doorplaatsing geschiedt. Deze fase wordt ook wel de intramurale fase genoemd. Centraal staat het motiveren van de deelnemer, fysiek aansterken (dat wil zeggen afkicken en verbeteren van de lichamelijke gezondheid), structuur aanbrengen, aanleren van sociale vaardigheden, ombuigen van gedrag en het maken van keuzen voor de toekomst die vervolgens stelselmatig worden aangepakt. In deze fase heeft de deelnemer weinig vrijheden, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. 2. Halfopen fase (de negende tot de 18 e maand) De aangeleerde vaardigheden worden in praktijk gebracht in de buitenwereld, vanuit de bescherming van de halfopen omgeving. In concrete zin betekent dit dat deelnemers de inrichting kunnen verlaten om bijvoorbeeld een opleiding te volgen, werk te doen of te gaan sporten. 3. De extramurale fase (de laatste zes maanden) De stap naar de samenleving wordt feitelijk gezet. Deze fase vindt dan ook plaats buiten de inrichting en is gericht op resocialisatie. 34 Deze derde fase vindt plaats in de regio waar de deelnemer zijn woon- of verblijfplaats heeft. Het proces van op eigen benen staan wordt doorgezet vanuit een zelfstandige woonruimte. De begeleiding vindt plaats op afstand en wordt gaandeweg afgebouwd. Deelnemende gemeenten dragen verantwoordelijkheid in coördinerend opzicht, in uitvoerend opzicht en in financieel opzicht. 31 Baas 1998, p Swierstra 1999, p. 69 en Artikel 44d (oud) Penitentiaire Maatregel. 34 Artikel 44d lid 3 (oud) Penitentiaire maatregel. 20

21 Omdat het accent van deze laatste fase ligt op training, scholing, arbeidstoedeling, huisvesting en eventuele vervolgzorg, ligt het voor de hand dat de SOV in de regio waar de overlast heeft plaatsgevonden ten uitvoer wordt gelegd. 35 Binnen een maand na binnenkomst wordt een plan van opvang opgemaakt voor de deelnemer. 36 Het is van belang dat dit plan voor opvang zo spoedig mogelijk gereed is, omdat voorkomen dient te worden dat de SOV-maatregel een pure kale detentie wordt. 37 In dit plan van opvang wordt in ieder geval opgenomen: een programma (dat is gericht op de ontwikkeling van vaardigheden inzake arbeid, scholing, sociale omgang, wonen, etc.), de voorwaarden voor deelneming aan het programma en de naam van de trajectbegeleider van de deelnemer. Hier komt de verslavingszorg om de hoek kijken. De rol van de verslavingszorg bestaat uit het aanleveren van de trajectbegeleider (in overeenstemming met de directeur van de SOV-inrichting). Deze trajectbegeleider begeleidt de deelnemer vanaf zijn binnenkomst tot in de nazorgfase en verzekert daarmee continuïteit van zorg in het individuele traject. 38 Na afloop van de maatregel is het de bedoeling dat een deelnemer in de regio beschikt over huisvesting, werk en hij zijn verslavingsprobleem onder controle heeft. Al met al is van belang de beschikbaarheid van concrete op integratie gerichte voorzieningen die al tijdens de detentie worden ingezet en voortduren tot de periode daarna. Daarmee kan een brug naar de samenleving worden geslagen Kelk 2003, p Artikel 18a lid 1 (oud) Penitentiaire beginselenwet. 37 Noot T. Kooymans bij beroepscommissie 21 januari 2005, nr. 04/2857/GA. 38 Voor de taken van de trajectbegeleider, zie artikel 44k (oud) Penitentiaire maatregel. 39 Kamerstukken II , 26023, nr. 3 p. 10 (Memorie van Toelichting). 21

22 Hoofdstuk 2: Van SOV naar ISD; problemen ten aanzien van de SOV-maatregel 2.1. Inleiding De SOV-maatregel is van kracht geweest van april 2001 tot oktober In oktober 2004 is de SOV-maatregel opgegaan in de ISD-maatregel, die tot op de dag van vandaag geldt. Een reden voor iets nieuws betekent problemen met het oude. Zo was dit ook het geval met de SOV-maatregel. De SOV-maatregel leverde veel problemen op, zowel op het juridische vlak als in de praktijk. De wetgever was daarom genoodzaakt om met een alternatief te komen en een aantal veranderingen door te voeren in de Nederlandse strafwetgeving. Het is van belang deze problemen weer te geven, alvorens tot een beschouwing te komen van de ISD-maatregel. Naast de behoefte tot verruiming van de SOV-maatregel, hebben deze problemen aanleiding gegeven tot de invoering van de ISD-maatregel. Uiteindelijk dient te worden onderzocht of deze problemen thans zijn opgelost, of dat deze problemen ook in de hedendaagse samenleving wederom worden gesignaleerd. Hierdoor zal blijken of de ISD-maatregel van vernieuwende waarde heeft kunnen zijn voor de Nederlandse samenleving Wettelijke vraagtekens Ten eerste worden de problemen beschreven in het juridische kader. De SOV-maatregel blijkt in een aantal gevallen wrijving te veroorzaken met wettelijke bepalingen. Deze kwesties worden in de komende paragrafen uiteengezet Ultimum remedium De SOV-maatregel wordt gezien als een ultimum remedium. Dit is ook (indirect) wettelijk vastgelegd, in artikel 38m (oud) Sr, waarin staat vermeld dat de betrokkene eerder zonder succes een drangtraject moet hebben doorlopen of dat de betrokkene meerdere malen een 22

23 drangaanbod heeft geweigerd. Dit betekent dat er reeds een behandeling op het gebied van het drugsprobleem moet hebben plaatsgevonden of in ieder geval zijn aangeboden, alvorens de SOV-maatregel kan worden opgelegd. Echter, uit onderzoek van het Trimbos Instituut is gebleken dat ruim 10% van de ondervraagden nooit in zijn leven is behandeld voor zijn drugsproblemen. 40 Er zijn dus mensen veroordeeld tot de SOV-maatregel, die niet eerder zijn behandeld voor hun drugsprobleem. De SOV-maatregel verliest hierdoor zijn betekenis, als zijnde het laatste redmiddel. Hier is wel degelijk een verklaring voor. Dit wettelijke probleem, dat de SOV-maatregel niet als ultimum remedium wordt opgelegd, vindt zijn uitleg in een praktisch probleem. Het is namelijk gebleken dat rechters niet altijd voldoende zicht hadden of verdachten, oftewel potentiële SOV ers, reeds eerder zonder succes een drangtraject hadden doorlopen of dit tenminste aangeboden hadden gekregen. 41 Ik zal hierop terugkomen in paragraaf , waarin de problemen in de praktijk met betrekking tot de rechterlijke macht aan bod komen. De consequentie van dit alles is echter dat er in strijd met de bedoeling van de wetgever wordt gehandeld. Aan de voorwaarde dat er een drangtraject is doorlopen of is aangeboden, is namelijk niet voldaan en er dient daarom geen oplegging van de SOV-maatregel te volgen. Doordat de maatregel toch wordt opgelegd, wordt in strijd met het subsidiariteitsbeginsel gehandeld, omdat er een minder ingrijpend middel mogelijk is, namelijk dat drangtraject. De oplegging van een voorwaardelijke SOV zou hierbij een oplossing zijn. Het drangtraject zou als voorwaarde kunnen worden opgenomen en vormt op deze manier een stok achter de deur voor de betrokkene Ernst van het laatst gepleegde delict In de Memorie van Toelichting geeft de wetgever aan dat voor de oplegging van de SOVmaatregel niet bepalend is de ernst van het laatste delict. Van doorslaggevende betekenis is het feit dat er al vele jaren sprake is van verslaving en criminaliteit en ook van overlast. 42 Bepalend is dus het criminele verleden van de verdachte. In de praktijk betekent dit dat een verdachte voor zowel een zwaar vergrijp, zoals bijvoorbeeld een bankoverval waarbij geweld wordt gebruikt, alsook voor een klein vergrijp, zoals het stelen van een fles drank, tot de 40 Van t Land e.a. 2005, p Van t Land e.a. 2005, p Kamerstukken II , 26023, nr. 3, p (Memorie van Toelichting). 23

24 SOV-maatregel kan worden veroordeeld, indien het criminele verleden aan de vereisten voor oplegging voldoet. In die zin is de ernst van het laatst gepleegde delict niet bepalend. Het is daarom dan ook uiterst merkwaardig dat vervolgens in de wet, in artikel 38m lid 1 sub (oud) Sr toch enige waarde wordt gehecht aan de ernst van het laatste delict. Waar in de Memorie van Toelichting de ernst in abstracto niet bepalend is, is in de wet de ernst in concreto wel bepalend. De wetgever geeft in artikel 38m lid 1 sub (oud) Sr aan dat het moet gaan om een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Dit betekent dat delicten waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten (dit zijn doorgaans minder ernstige delicten) niet kunnen dienen als grond voor oplegging van de SOV-maatregel. De ernst van het delict speelt hier wel degelijk een belangrijke rol. Er moet minimaal sprake zijn van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De consequentie hiervan is dat verschillende misdrijven niet als grond voor de oplegging van de maatregel kunnen dienen. Een voorbeeld hiervan is het delict mishandeling, een misdrijf dat veelvuldig wordt gepleegd. Door middel van artikel 38m lid 1 sub (oud) Sr realiseert de wetgever op een indirecte manier een afbakening delicten die in aanmerking komen als grond voor oplegging van de SOVmaatregel. De ernst van het laatste delict is derhalve in concreto wel degelijk bepalend Artikel 38n lid 2 (oud) Sr: de voorlopige hechtenis Artikel 38n lid 2 (oud) Sr bepaalt dat de rechter rekening houdt met de duur van de voorlopige hechtenis. Hij is daartoe niet verplicht. Dit is zo bepaald om het resocialisatieproces zoveel mogelijk kans van slagen te geven. Wat echter in feite gebeurt is dat de maatregel gewoon wordt verlengd met de duur van de voorlopige hechtenis, omdat kandidaten al voor de voorlopige hechtenis in de SOV-inrichting (kunnen) worden geplaatst. Daarnaast levert facultatieve aftrek van de voorlopige hechtenis een rechtsongelijkheid op. De rechter besluit de voorlopige hechtenis de ene keer wel en de andere keer niet af te trekken. Er is wel besloten dat de tijd tussen de inverzekeringstelling en berechting zo kort mogelijk dient te zijn en dat dit soort zaken met voorrang moeten worden behandeld, maar nergens staat waar die afspraak is neergelegd en hoe die wordt gecontroleerd. 43 Door de enorme werkdruk van de rechterlijke macht zal het voorkomen dat de voorlopige hechtenis toch een verlenging van de maatregel tot gevolg heeft, wat de proportionaliteit van de maatregel niet ten goede komt. 43 Commentaren NCJM / ICJ 1999, p

25 Het wordt op deze manier voor de verdachte niet aantrekkelijk een rechtsmiddel in te stellen, omdat de tijd die hiermee gemoeid is geheel voor rekening kan komen voor de justitiabele. De aftrek van de voorlopige hechtenis zou daarom verplicht moeten worden gesteld. Mocht de deelnemer van het SOV-programma het proces niet goed volbrengen vanwege de tijd, dan zou er extra begeleiding kunnen volgen in een nazorg-traject Artikel 38s (oud) Sr: de tussentijdse rechterlijke beoordeling Wat moet er worden besloten ten aanzien van verslaafden waarvan de rechter ten tijde van de oplegging van de maatregel het vooruitzicht had dat beide doelstellingen zouden worden verwezenlijkt, maar gaandeweg de tenuitvoerlegging blijkt dat de verslaafde niet vatbaar is voor resocialisatie? Artikel 38s Sr biedt de mogelijkheid tot vroegtijdige beëindiging. Op grond van dit artikel zou in het bovenstaande geval de maatregel ten einde moeten komen. Toch blijken er andere denkwijzen te bestaan. Indien tijdens de tenuitvoerlegging van de SOV blijkt dat het afstand nemen van drugs en resocialiseren niet of in onvoldoende mate lukken, wordt de maatregel op andere wijze ten uitvoer gelegd. Onvoldoende succes bij verwezenlijking van het tweede doel levert geen grond op om de maatregel te beëindigen. Dat zou ook een ongewenste premie kunnen zijn op het niet meedoen aan de in de SOV geboden zorgvoorzieningen. 44 In zo n geval zal de verslaafde worden geplaatst in een unit die is bestemd voor degenen die verder niet participeren in het programma of de afspraken niet nakomen. 45 In dit geval is duidelijk sprake van een tegenstrijdigheid. Omdat de maatregel slechts kan worden opgelegd om twee doelstellingen te verwezenlijken en de beide doelstellingen afzonderlijk dus onvoldoende legitimatie bieden om de maatregel op te leggen, verzet de aard van de maatregel zich tegen oplegging indien vaststaat dat een van beide doelstellingen niet kan worden bereikt. Indien eerst tijdens de tenuitvoerlegging blijkt dat een van beide doelstellingen niet verwezenlijkt kan worden, dient de tenuitvoerlegging alsdan tot een einde te komen. 46 Toch heeft de Rechtbank Rotterdam hier een andere mening over. Uit uitspraken van deze rechtbank hieromtrent blijkt dat de rechter in dit soort gevallen niet besluit tot beëindiging van de maatregel Kamerstukken II , nr. 5, p.13 (Nota naar aanleiding van het verslag). 45 Kamerstukken II , nr. 8, p.27 (Nota naar aanleiding van het verslag). 46 Kooijmans 2003, p Rechtbank Rotterdam 6 november 2002, parketnummers 10/ , 10/ en 10/

26 Aan de ene kant kent de rechtbank veel gewicht toe aan het advies van de directeur van de inrichting tot beëindiging van de maatregel. Aan de andere kant stelt de rechtbank het maatschappelijke belang van het terugdringen van de overlast en het feit dat de betrokkene niet mee zou doen aan de in de SOV geboden zorgvoorzieningen, om onder de SOVmaatregel uit te komen. Op grond van dit belang is voortzetting van de maatregel nog steeds vereist. Vervolgens overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat veroordeelde lijdt aan een dusdanige psychische stoornis dat dit duidt op een contra-indicatie, wat (in theorie) wel zou leiden tot beëindiging van de maatregel. De rechtbank komt hier dus met het oordeel dat het belang van het terugdringen van de ernstige overlast prevaleert boven de overige belangen en daardoor wordt voortzetting van de maatregel, wellicht onder een ander regime, vereist. Deze uitspraak geeft aanleiding tot de bespreking van twee twijfelachtige zaken. Ten eerste de eventuele aanwezigheid van een ernstige psychische stoornis wat een contra-indicatie zou betekenen voor de oplegging van de SOV. Niet duidelijk is of slechts in geval van ernstige psychiatrische problematiek de maatregel niet zou kunnen worden opgelegd. 48 Er zijn wel degelijk andere omstandigheden waaruit blijkt dat het onmogelijk is de verslavingsproblematiek te beëindigen, waardoor de resocialisatiedoelstelling niet kan worden verwezenlijkt. 49 Ten tweede het oordeel dat de maatregel wellicht onder een ander regime zou kunnen worden voortgezet. Met dit andere regime wordt waarschijnlijk bedoeld, de speciale afdeling (unit 4- plaatsen) waar personen zitten die niet participeren in het programma. Zij zitten een kale detentie uit van (het restant van) twee jaar. In dit geval wordt de tenuitvoerlegging van de SOV voortgezet, terwijl men de wetenschap heeft dat de resocialisatiedoelstelling naar redelijke verwachting niet haalbaar is en dat de maatregel in dat geval uitsluitend strekt tot overlastbestrijding. Dit is niet legitiem! Om de SOV-maatregel een legitieme werking te geven zou zowel moeten zijn voldaan aan de eerste én de tweede doelstelling. Hierdoor zou de ingrijpendheid van het middel (twee jaar opsluiting) worden gerechtvaardigd. In dit geval is slechts de eerste doelstelling voor ogen. Dit levert een disproportionaliteit op tussen doel en middel, omdat de maatregel een puur punitief karakter krijgt. Om het tweede doel meer kracht bij te zetten, zou het resocialisatiebeginsel in artikel 38m (oud) Sr kunnen worden neergelegd. Dan zou het beginsel ook een voorwaarde zijn voor juist de oplegging van de maatregel. Het 48 Kooijmans 2003, p Bijvoorbeeld een persoon die mogelijk psychotisch is met persoonlijkheidspathologie, een persoon die intensieve en lange perioden kent van achterdocht en vijandigheid, een persoon die erg gesloten is en nauwelijks contact lijkt te hebben met de realiteit. Deze voorbeelden zijn genomen uit de onder voetnoot 31 vermelde zaken. 26

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging TBS voor Dummies Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging Auteur: Miriam van der Mark, advocaat-generaal en lid van de Kerngroep Forum TBS Algemeen De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 28 Wet van 21 december 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie

Nadere informatie

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg Sanctietoepassing voor volwassenen Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg Oktober 2008 / F&A 8880 Ministerie van Justitie Directie Voorlichting Schedeldoekshaven 100 Postbus

Nadere informatie

De ISD maatregel. Een onderzoek naar de toepassing van de Inrichting voor stelselmatige daders

De ISD maatregel. Een onderzoek naar de toepassing van de Inrichting voor stelselmatige daders De ISD maatregel Een onderzoek naar de toepassing van de Inrichting voor stelselmatige daders Naam: Rick Blijs Studentnummer: 9960135 Opleiding: HBO rechten Onderwijsinstelling: Juridische Hogeschool Avans-Fontys

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 32 398 Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) G BRIEF

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 460 Wet van 25 november 2015 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van

Nadere informatie

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Feiten & Achtergronden. Aanpak veelplegers. December 2006/F&A 6806

Feiten & Achtergronden. Aanpak veelplegers. December 2006/F&A 6806 Aanpak veelplegers December 2006/F&A 6806 Ministerie van Justitie Directie Voorlichting Schedeldoekshaven 100 Postbus 20301 2500 EH Den Haag T 070 370 68 50 F 070 370 75 94 E voorlichting@minjus.nl http://www.justitie.nl

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 35061 17 december 2013 Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van

Nadere informatie

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

De uitvoering van het jeugdstrafrecht Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing 3.2 De bevoegdheid van de officier van justitie tot het geven van een gedragsaanwijzing 3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing Zoals in het voorgaande aan de orde kwam, kunnen bepaalde tot ernstige

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 53 Besluit van 28 januari 2000 tot openstelling van het recht op een socialezekerheidsuitkering voor personen die deelnemen aan een penitentiair

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) 1. Hoeveel levenslanggestraften zijn er nu in NL? Op dit moment zijn er 33 mensen onherroepelijk veroordeeld tot levenslang. Dat betekent dat zij

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Deze factsheet heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 500 Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Dit memo heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

TBS.^- Nederland. Ministerie van Justitie en Veiligheid t.a.v. de Minister van Rechtsbescherming de heer S. Dekker Postbus EH DEN HAAG

TBS.^- Nederland. Ministerie van Justitie en Veiligheid t.a.v. de Minister van Rechtsbescherming de heer S. Dekker Postbus EH DEN HAAG TBS.^- Nederland Ministerie van Justitie en Veiligheid t.a.v. de Minister van Rechtsbescherming de heer S. Dekker Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Kenmerk: DIRUIT18/237/HB/svdk Groningen, 14 juni 2018 Betreft:

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K. Advies

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K. Advies Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak Advies inzake Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 575 Wet van 20 december 2007, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Monitor 2013 Veelplegers Twente

Monitor 2013 Veelplegers Twente Monitor 213 Veelplegers Twente A. Kruize J. Snippe B. Bieleman 1. Inleiding Het thema veelplegers blijft actueel en is één van de speerpunten van beleid. Voor een goede beleidsvorming en -uitvoering voor

Nadere informatie

Justitiële Verslavingszorg. De reclassering

Justitiële Verslavingszorg. De reclassering Justitiële Verslavingszorg De reclassering JVz is een onderdeel van Inforsa, een instelling gespecialiseerd in intensieve en forensische zorg. JVz biedt reclasseringsprogramma s voor mensen die - mede

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De isd-maatregel voor vreemdelingen zonder verblijfstitel

De isd-maatregel voor vreemdelingen zonder verblijfstitel De isd-maatregel voor vreemdelingen zonder verblijfstitel Advies d.d. 17 augustus 2010 1 2 Inhoudsopgave Samenvatting 5 1. Aanleiding en context 7 1.1 Aanleiding; reikwijdte van dit advies 7 1.2 Context

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 169 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden-

Nadere informatie

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest K.P.M.A. Muis L. van der Geest Samenvatting en conclusies in hoofdpunten In 2008 en 2009 is er sprake van een opvallende daling van het aantal tbs-opleggingen met bevel tot verpleging. Het is onwaarschijnlijk

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling ADVIES Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling aan de Minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van het verzoek daartoe bij brief d.d.

Nadere informatie

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel;

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel; Wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met het meerpersoonscelgebruik en de flexibilisering van het dagprogramma Gelet op artikel 19, derde lid, van

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Sanctie- en Preventiebeleid Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 no. 20 Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van 8 januari 2014, regelende de samenwerking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 5 Besluit van 14 december 2011, houdende regels inzake het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke veroordeling (Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 337 Wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1336 Vragen van het lid

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 6 mei 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 360518 onderwerp Advies

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Rapport Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gedeeltelijk gegrond.

Nadere informatie

Wetboek van Strafrecht

Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafrecht Artikel 38m 1. De rechter kan op vordering van het openbaar ministerie de maatregel opleggen tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, indien:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 832 Vragen van het lid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

VAN REDACTIEWEGE. Levenslang en TBS: een LAT-relatie. PM Schuyt

VAN REDACTIEWEGE. Levenslang en TBS: een LAT-relatie. PM Schuyt VAN REDACTIEWEGE Levenslang en TBS: een LAT-relatie PM Schuyt Mevr. Mr. Drs. P.M. Schuyt is universitair docent straf en strafprocesrecht aan de universiteit Leiden en redacteur van dit blad. Op 14 maart

Nadere informatie

Tijdelijk verlaten van de inrichting

Tijdelijk verlaten van de inrichting Tijdelijk verlaten van de inrichting Conceptwetsvoorstel opheffen samenloop van regelingen met betrekking tot het tijdelijk verlaten van de inrichting advies d.d. 12 februari 2010 1 2 Samenvatting De Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 498 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 298 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het

Nadere informatie

Gezondheidszorgvisie DJI DJI

Gezondheidszorgvisie DJI DJI Gezondheidszorgvisie DJI DJI 2 / G E Z O N D H E I D S Z O R G V I S I E D J I Inleiding In het rapport Van Dinter (1995) [1] en het rapport Zorg achter tralies (augustus 1999) [2], zijn indertijd diverse

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017-2018 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 329 Wet van 23 augustus 2016 tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing

Nadere informatie

Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking

Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking 33.816 Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking Naam : Joni Schenk Opleiding : HBO Rechten Scriptiebegeleider : Mevr. Bharos-Jadoenathmisier Studiejaar : 2014-2015 1 Samenvatting Op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGRO:2006:AV4209

ECLI:NL:RBGRO:2006:AV4209 ECLI:NL:RBGRO:2006:AV4209 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 09-03-2006 Datum publicatie 13-03-2006 Zaaknummer 18/670750-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van Samenvatting De problematiek van de veelplegers staat momenteel hoog op de politieke en maatschappelijke agenda. Er is een wetsvoorstel ingediend om deze categorie delinquenten beter aan te kunnen pakken.

Nadere informatie

Wie zijn onze patiënten?

Wie zijn onze patiënten? In deze folder vertellen wij u graag wat meer over Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. De Kijvelanden behandelt mensen met een psychiatrische stoornis. De rechter heeft hen tbs met bevel tot

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2894

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2894 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ2894 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 24-05-2006 Datum publicatie 22-11-2006 Zaaknummer 15/500189-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379) 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Datum 2 september 2013 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het gijzelen van mensen bij het niet betalen van (verkeers)boetes

Datum 2 september 2013 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het gijzelen van mensen bij het niet betalen van (verkeers)boetes 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 2 april 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 2 april 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt: nummer: 13/3550/GA (tussenbeslissing) betreft: [klager] datum: 2 april 2014 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 110 Justitieel Verslavingsbeleid Nr. 4 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Samenvatting. Onderzoeksvragen

Samenvatting. Onderzoeksvragen Samenvatting Om de relatief hoge recidive onder (ex-)gedetineerden terug te dringen, wordt al tijdens detentie gewerkt aan re-integratie. Een belangrijk onderdeel van het re-integratiebeleid is het werken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 975 Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 26 023 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en het voorstel voor een

Nadere informatie

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt'

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt' > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Onderwerp WODC-onderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 394 Besluit van 16 augustus 2006, tot wijziging van het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid in verband met de openstelling

Nadere informatie

Toezichtaspect Criterium Norm of verwachting Informatiebron Reïntegratie Het aanbod draagt bij aan de reïntegratie/ het voorkomen van recidive

Toezichtaspect Criterium Norm of verwachting Informatiebron Reïntegratie Het aanbod draagt bij aan de reïntegratie/ het voorkomen van recidive Toetsingskader Exodus, 15 januari 2008 De normering is gebaseerd op de kwaliteitscriteria resocialisatietrajecten ex-gedetineerden zoals geformuleerd door de Directie Sanctie- en Preventiebeleid van het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 17-08-2017 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/860063-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de eginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de eginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere strafrechtelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Reclassering Nederland

Reclassering Nederland Reclassering Nederland Ministerie van Veiligheid en Justitie Mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH Den Haag Reclassering Nederland Datum 30 maart 2015 Landelijk kantoor Onderwerp concept-contourennota

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 30 Wet van 31 januari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de eginselenwet verpleging ter beschikking

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever Samenvatting Inleiding Bij een ontzetting uit beroep of ambt wordt iemand de bevoegdheid ontzegd om een bepaald beroep of ambt voor een zekere periode uit te oefenen. Ontzettingen worden vaak opgelegd

Nadere informatie

Raad voor de rechtshandhaving. JAARPLAN en BEGROTING 2015

Raad voor de rechtshandhaving. JAARPLAN en BEGROTING 2015 Raad voor de rechtshandhaving JAARPLAN en BEGROTING 2015 De hieronder genoemde inspecties worden in de landen Curaçao, Sint Maarten en de BESeilanden uitgevoerd. Aanpak van de bestrijding van ATRAKO s

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Het adolescentenstrafrecht

Het adolescentenstrafrecht Het adolescentenstrafrecht Wetswijziging 1 april 2014, Prof mr E.M.Mijnarends, bijzonder hoogleraar jeugdstrafrecht Leiden, coordinerend jongeren officier MN Drie pijlers onder wet ASR 1. overgrote deel

Nadere informatie