Beleidsnotitie Lokale Educatieve Agenda Integraal en gelijkwaardig. (Lokaal Onderwijs Beleid)

Transcriptie

1 Beleidsnotitie Lokale Educatieve Agenda Integraal en gelijkwaardig (Lokaal Onderwijs Beleid) Vastgesteld door de raad op In werking getreden op

2 VOORWOORD Als vervolg op de startnotitie, door de raad van de gemeente West Maas en Waal vastgesteld op 21 oktober 2010, is deze beleidsnotitie geschreven. In deze notitie staan de beleidskeuzes centraal. Deze dienen gemaakt te worden om het onderwijsbeleid vorm te geven en daarmee de Lokale Educatieve Agenda in te vullen. De notitie is met inspraak van de educatieve partners opgesteld. Deze hebben hun bijdrage geleverd en hun visie op het niveau van uitvoering (locatie directies) is meegenomen in de totstandkoming van de nota. Om tot een Lokale Educatieve Agenda (LEA) te komen, worden een aantal stappen doorlopen. Stap 1: in de startnotie LEA zijn de kaders beschreven waarin de LEA vorm gegeven kan worden. Waar gaan wij ons als betrokken partijen mee bezighouden en welke speerpunten worden nader uitgewerkt. Stap 2: vormt de beleidsnotitie, daarmee de kaders van de LEA, beschrijft de visie en beleidsdoelen. Eveneens wordt een keuze gemaakt voor de thema s die uitgewerkt dienen te worden in een uitvoeringsnota. Ten slotte beschrijft de notitie de lokale staat van het onderwijs en is de resultante van de inventarisatie van bestaande afspraken. Deze inventarisatie, gekoppeld aan de programmabegroting, zijn vergelijkbaar met een 0-meting en vormen de start van de LEA. Stap 3: Op basis van de uitkomsten van stap 1 en 2 zullen de afspraken worden gemaakt. De uitwerking van deze afspraken vormen de eigenlijke agenda: wat willen we en wanneer. De afspraken zijn zoveel als mogelijk SMART geformuleerd. De afspraken worden in een matrix vormgeven. Hierdoor wordt monitoring van de resultaten mogelijk. Uit de matrix moet blijken wie waarvoor verantwoordelijk is, welk tijdpad er aan is gekoppeld, wie welke budgetten aandraagt etc. Stap 4 : Uitvoering geven aan de LEA. Stap 5: Monitoring en evaluatie. Stap 1 en 2 worden door de gemeenteraad van de gemeente West Maas en Waal vastgelegd. Stap 3 wordt beschreven in een uitvoeringsnotie en vastgelegd door het college van Burgemeester en Wethouders. Jaarlijks vindt een evaluatie plaats die aan de raad ter informatie wordt voorgelegd. Na 2015 zal opnieuw een actualisatie plaatsvinden van het lokale onderwijsbeleid die door de gemeenteraad van de gemeente West Maas en Waal zal worden vastgelegd. Pagina 2 van 28

3 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING INTEGRALE BENADERING INTEGRAAL HUISVESTINGSPLAN WERKWIJZE Doorzettingsmacht gemeente OOGO- en LEA-overleg 7 2. UITWERKING THEMA S LOKALE EDUCATIIVE AGENDA THEMA S VERANTWOORDELIJKHEID GEMEENTE THEMA S VERANTWOORDELIJKHEID GEMEENTEN EN SCHOOLBESTUREN THEMA S VERANTWOORDELIJKHEID SCHOOLBESTUREN BELEIDSDOELEN VORMGEVING LEA BELEIDSDOELEN Voortijdig schoolverlaten Leerplicht Onderwijsachterstanden: doorgaande leer- en zorglijn, Voor- en Vroegschoolse Educatie Vernieuwing zorgstructuur Zorg in en rond de school van 0-18 jaar Brede school: Krimpgemeente Veiligheid in en rond de school ORGANISATIE EN UITVOERING STURINGSMODEL AMBTELIJK LEA-OVERLEG BESTUURLIJK LEA-OVERLEG OOGO-OVERLEG FINANCIEN 18 BIJLAGE 1: DE LOKALE STAAT VAN HET ONDERWIJS 19 Pagina 3 van 28

4 1. INLEIDING De LEA vormt het kader voor overleg en samenwerking tussen de educatieve partners. De LEA is gebaseerd op het principe van gelijkwaardigheid, integraliteit en wederkerigheid van de gemeente en de educatieve partners. De LEA komt tot stand door samenwerking en overleg met de onderwijs gerelateerde instellingen waarbij deze partners mede bepalen welke onderwerpen worden opgenomen. Partners zijn onder andere: schoolbesturen, kinderopvang, peuterspeelzalen, zorgaanbieders, onderwijsbegeleidingsdiensten. Er wordt gekozen voor een gezamenlijke aanpak met educatieve partners. In de lokale educatieve agenda wordt uitgegaan van de nieuwe verantwoordelijkheden van alle partijen en wordt duidelijk uiteengezet op welke beleidsterreinen onderwijs en gemeenten elkaar treffen. De kern van de methode is de benadering van het onderwijs als gelijkwaardige samenwerkingspartner. Om integraal beleid te ontwikkelen is het noodzakelijk om afspraken met elkaar te maken, maar dan op basis van gedeelde verantwoordelijkheid en niet op basis van financiële consequenties. De insteek van de lokale educatieve agenda geeft in wezen handen en voeten aan het proces ten aanzien van het lokaal onderwijsbeleid en vormt hét vertrekpunt voor de nota; het onderwijs is een gelijkwaardige samenwerkingspartner in het lokaal onderwijsbeleid en de raakvlakken hiervan met het jeugdbeleid. De lokale educatieve agenda is niet een eenmalig statisch product, maar een dynamisch instrument. Het bevat een gemeenschappelijke ambitie. Het hart van de agenda wordt gevormd door de inhoudelijke thema s. Hierin worden de belangrijkste prioriteiten aangegeven voor de komende jaren. Leeswijzer Het document is opgemaakt in een visie, voorstel voor uit te werken thema s, de beschrijving van de beleidsdoelen per gekozen thema en de organisatie en uitvoering van het beleid. Dit te samen vormt het Lokale Onderwijsbeleid en daarmee de invulling van de Lokale Educatieve Agenda. In de bijlage wordt een beschrijving gegeven van de huidige staat van het onderwijs. Dit is het startmoment en kan daarom worden beschouwd als nulmeting. Pagina 4 van 28

5 1. VISIE 1.1 Integrale benadering De gemeente West Maas en Waal en de schoolbesturen willen toekomstgericht werken, de jeugd moet kansen krijgen om zich te kunnen ontwikkelen en te ontplooien. Als het goed gaat in het onderwijs, kinderen op tijd adequate hulp ontvangen en zonodig goede zorg, wordt voorkomen dat leerlingen later uitvallen. Het lokaal onderwijsbeleid vormt een belangrijke basis van het integraal en preventief jeugdbeleid en kan niet los van elkaar worden gezien. Accenten worden gelegd op vroegsignaleren, preventie en hulp; Denken in kansen in plaats van tekorten; Zorg moet naar het kind; Meer samenwerking en terugkoppeling tussen scholen en organisaties die in de zorg rondom kinderen werken; Maatwerk In het integraal jeugdbeleid wordt uitgegaan van een clustering van domeinen. Het is duidelijk dat jongeren met verschillende beleidsterreinen te maken krijgen. Er zullen verbindende schakels gelegd moeten worden tussen verschillende beleidsterreinen van jeugd- en jongerenwerk, kinderopvang, onderwijs, leerplicht, sport, veiligheid, zorg, werk, wonen etc. Door gezamenlijke verantwoordelijkheid te nemen en afspraken te maken kunnen we werken aan de optimalisering van het onderwijs en kan een brug worden geslagen voor de jeugd naar de (lokale) samenleving. Met elkaar (dus met ouders, scholen, schoolbesturen, kinderopvang, gemeente en andere instellingen) zijn we verantwoordelijk voor de jeugd in de gemeente West Maas en Waal. Met activiteiten op het gebied van kinderopvang, scholing, volwasseneneducatie, zorg(netwerken), opvoeding- en ondersteuningsactiviteiten en de inzet van lokale financiële middelen wordt een significante bijdrage geleverd. De gemeente gaat hierbij uit van een intensieve samenwerking tussen de verschillende spelers in het beleidsveld zowel intern (de beleidsvelden jeugd, welzijn, sociale zaken en onderwijs) als extern (scholen, schoolbesturen, zorginstellingen en andere voor het onderwijs relevante instellingen). De lokale overheid is dus steeds minder regisseur op het operationele niveau en meer de ketenregisseur op strategisch niveau. Denk aan voorbeelden van brede school, aanpak voortijdig schoolverlaters, onderwijsachterstandenbeleid en opvoedingsondersteuning. De gemeente West Maas en Waal ziet de school als spil en bindmiddel in haar omgeving. Een vindplaats in de keten van zorg en welzijn. Gezamenlijk zijn gemeente en het schoolbestuur verantwoordelijk voor het vormen en uitvoeren van integraal beleid. Daarbij benadrukt dat het onderwijs zelf de taak van de scholen is en zal blijven. Alleen daar waar gemeente, scholen en andere partijen elkaar ontmoeten, is samenwerking immers mogelijk én nuttig Integraal huisvestingsplan Onderwijshuisvesting is een belangrijke randvoorwaarde voor het onderwijs. Met beleid op het terrein van de onderwijshuisvesting willen wij als gemeente in nauwe samenwerking met de schoolbesturen ervoor zorg dragen dat, met inachtneming van de financiële spankracht van de gemeente: scholen binnen de huisvesting zoveel mogelijk in staat zijn het onderwijs te verzorgen conform de uitgangspunten en doelstellingen van de school; aanwezige huisvesting naast een functie als school desgewenst een bredere functie binnen de wijk te laten vervullen; onderwijshuisvesting voorzieningen (o.a. ruimte) biedt, die voldoende adequaat en veilig zijn; er sprake is van een evenwichtige spreiding van het onderwijsaanbod van gebouwen voor het Primair Onderwijs door de gemeente; inzet en benutting van aanwezige en beschikbare middelen op basis van effectiviteit (doeltreffend) en efficiency (doelmatigheid); onderwijshuisvesting toekomstgericht, hoogwaardig, aanpasbaar en flexibel wordt gebouwd en multifunctioneel gebouwgebruik wordt bewerkstelligd; Als er sprake is van (vervangende) nieuwbouw in een dorpskern dient als uitgangspunt gehanteerd te worden dat bundeling van functies en/of voorzieningen nagestreefd moet worden Pagina 5 van 28

6 Naast de visie op onderwijshuisvesting van de gemeente hebben ook de besturen van de onderwijsinstellingen in onze gemeente een visie ontwikkeld. In samenspraak zal bezien worden of deze visies met elkaar conflicteren en hoe hiermee in individuele gevallen kan worden omgegaan. De dialoog tussen de betrokken partners en het streven tot het bereiken van consensus vormt daarbij de leidraad. De aankomende jaren zal in steeds meer gemeente het aantal inwoners afnemen en door ontgroening en vergrijzing ook de potentiële beroepsbevoling. *1 De gemeente West Maas en Waal krijgt in de toekomst dus ook te maken met een daling van het aantal leerlingen. In de startnotitie IHP wordt hier dieper op ingegaan. Het verdient aanbeveling om regelmatig met de schoolbesturen in overleg te blijven over de ontwikkeling van het aantal leerlingen en de consequenties daarvan voor de ruimtebehoefte van de diverse scholen in relatie tot de beschikbare capaciteit. Leegstand zal in principe gebruikt wordt om o.a. brede schoolactiviteiten, peuterspeelzaalwerk en buitenschoolse opvang te huisvesten. Hiermee wordt aangesloten bij de uitgangspunten zoals die benoemd zijn in het Integraal Accommodatiebeleidsplan Maatschappelijk knooppunt in iedere kern, dat in 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Daarnaast biedt leegstand in onderwijsgebouwen de mogelijkheid om te onderzoeken of deze ruimten gebruikt kunnen worden voor bijvoorbeeld voorzieningen voor oudere jongeren, wijkvoorzieningen, etc. 1.3 Werkwijze In de wet Onderwijsachterstanden is wettelijk vastgelegd dat gemeenten en schoolbesturen geacht worden op basis van wederkerigheid en gelijkwaardigheid vorm en inhoud te geven aan het onderwijsachterstandenbeleid. Om hieraan uitvoering te geven wordt een overleg gecreëerd waarbij de LEA partners (gemeenten, schoolbesturen en kinderopvanginstellingen) minimaal één keer per jaar overleg voeren over vijf wettelijk verplichte onderwerpen. De vijf onderwerpen van overleg zijn: 1. het creëren van een doorlopende leerlijn van voorschoolse educatie naar het basisonderwijs; 2. het realiseren van een betere spreiding voor het basisonderwijs van achterstandsleerlingen over de scholen in een gemeente; 3. het terugdringen van de achterstandsproblematiek in een gemeente; 4. het maken van afspraken over het uitwisselen van leraren en leerlingen en het gezamenlijk organiseren van activiteiten om integratie te bevorderen; 5. het maken van afspraken over de aanwending van de gemeentelijke middelen ten behoeve van het bestrijden van onderwijsachterstanden. De Wet OKE, die is ingaan per 1 augustus 2010, geeft daarnaast nog enkele nieuwe spelregels voor het jaarlijks bestuurlijk overleg. Er moet over een aantal onderwerpen afspraken gemaakt worden, te weten: deelname voorschoolse educatie; resultaten vroegschool; doorstroom naar het basisonderwijs. Naast de wettelijk verplichte onderwerpen zal ook de inhoudelijke samenwerking worden geagendeerd, waarbij de volgende onderwerpen uitgangspunt vormen: ZAT-ontwikkeling Passend Onderwijs Aandacht voor overgangen voorschools-po-vo-(v)so-mbo Voorkomen voortijdige schooluitval Veiligheid Afstemming ZAT - CJG Elektronisch Leerling Dossier (ELD) *1 Planbureau voor de Leefomgeving (2010). Van bestrijden naar begeleiden: demografische krimp in Nederland. Beleidsstrategieën voor huidige en toekomstige krimpregio s. Den Haag/Bilthoven. Pagina 6 van 28

7 1.3.1 Doorzettingsmacht gemeente In het wetsvoorstel OKE, dat in juni 2009 openbaar is gemaakt, staat dat er vanaf 2011 weer enige doorzettingsmacht komt voor gemeenten in het verplicht overleg. In het wetsvoorstel is opgenomen dat het college van B&W na een redelijke termijn van onderhandelen het besluit kan nemen dat de afspraken ook gaan gelden voor de partijen die geen deel uit willen maken van de afspraken. Het college van B&W zal dit instrument inzetten als ultimum remedium. De gelijkwaardigheid van partijen blijft immers het uitgangspunt. Op die manier wordt ook bij de uitvoering van de afspraken het meeste bereikt. Alleen als dreigt dat een gemeente haar wettelijke verantwoordelijkheid niet waar kan maken, zal de gemeente haar bevoegdheid kunnen inzetten. In verreweg de meeste gevallen zal het niet zover komen. De doorzettingsmacht kan alleen ingezet worden als het gaat om besluiten rond het optimaliseren van de deelname van het aantal kinderen aan voorschoolse educatie of de resultaten van vroegschoolse educatie. Belanghebbenden hebben op grond van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het besluit van het college van B&W OOGO- en LEA-overleg Gemeente en schoolbesturen zijn verplicht minimaal één keer per jaar gezamenlijk overleg te voeren over het bevorderen van integratie, het tegengaan van segregatie en het bestrijden van onderwijsachterstanden. Gemeente en schoolbesturen kunnen in overleg ook andere onderwerpen op de agenda zetten. Hiervoor kunnen ze voor een korte en lange termijn een lokale educatieve agenda opstellen. De inhoud van zo een agenda is afhankelijk van de lokale situatie. Momenteel kent het onderwijs het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) *3. Het overleg wordt gevoerd tussen de gemeente en de directeuren van het basis- en voortgezetonderwijs. Er zijn echter meer spelers die een belangrijke rol (kunnen) spelen gedurende de eerste twaalf jaren van een opgroeiend kind. De LEA dient tot stand te komen door samenwerking en overleg met de onderwijs gerelateerde instellingen waarbij de partners mede bepalen welke onderwerpen worden opgenomen. Lokaal bestuur van de peuterspeelzalen (Stichting Samen voor Peuters) en aanbieders van kinderdagopvang *2 zijn ook aangewezen als wettelijke gesprekspartner. Tenminste één keer per jaar moeten deze partners met elkaar om tafel om de thema s door te nemen. De ontwikkelingen in de lokale samenleving en de behoeften en wensen van haar burgers bepalen in belangrijke mate de beleidsagenda en de uitvoering daarvan.. Om de integrale aanpak vorm te geven zal in de uitwerkingsnota aandacht worden besteedt aan: Het proces: reorganiseer overbodig geworden beleids- en uitvoeringsoverleg De zorg voor een consistente agenda Inhoud staat centraal (wat-vraag) Samenwerking: investeer in vertrouwen Heldere keuzes: prioriteer! Concrete afspraken: educatief convenant Tevens zal er aansluiting gezocht moeten worden met het bestaande netwerk jeugd overleg in de gemeente West Maas en Waal. *2 Artikel 167 en 167a van WPO vormen hiervoor de wettelijk basis. *3 Bij de totstandkoming van lokaal onderwijsbeleid speelt het overleg met schoolbesturen een belangrijke rol. Dat overleg is vormgegeven in het bij wet vastgestelde OOGO (op overeenstemming gericht overleg) en het reguliere overleg over aspecten van lokaal onderwijs. Pagina 7 van 28

8 2. UITWERKING THEMA S LOKALE EDUCATIIVE AGENDA Voor het uitwerken van de thema s is gebruik gemaakt van de zogenaamde drie kolommen tabel waarin de beleidsthema s gerubriceerd zijn naar de wettelijke verantwoordelijkheden van schoolbesturen en gemeenten. Op basis van deze tabel is in overleg besloten een keuze te maken van onderwerpen die wel en niet verder worden uitgewerkt in de uitvoeringsnota en wel de Lokale Educatieve Agenda. 2.1 Thema s verantwoordelijkheid gemeente Met inachtneming van de uitgangspunten, gesteld in de startnotitie Lokale Educatieve Agenda, en op basis van het collegeprogramma is gekozen om de volgende gemeentelijke thema s wel of niet uit te werken. Wel uitwerken Niet uitwerken Motivatie Brede School Zowel de educatieve partners als het college hebben de wens om te komen tot brede scholen. Het uitgangspunt hierbij is dat er wel getoetst dient te worden of dat ook in alle gevallen mogelijk is. Leerlingenvervoer De verordening is recent (29 januari 2009) vastgesteld. Spreiding jeugdvoorzieningen Wordt meegenomen in de realisatie van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Schakelklassen en neveninstroom Onze gemeente is geen instroom gemeente voor allochtonen en daarmee vervalt de noodzaak voor Veiligheid rond de school Opvang jeugdigen die buiten de boot dreigen te vallen Preventief lokaal jeugdbeleid Huisvesting Leerplicht/ Schoolverzuim RMC schakelklassen. Gezien de drukte tijdens halen en brengen en verkeerssituatie algemeen rond scholen, is verbetering op onderdelen nodig. Daar waar stedenbouwkundige herontwikkeling in de kernen plaatsvindt, zal de verkeerssituatie vast bespreekpunt bij de planvorming moeten zijn. Meenemen bij thema reboundvoorziening (categorie 2) en CJG-vorming in relatie tot passend onderwijs. Onderwijs aan laten sluiten bij de veranderingen binnen de JGZ, de vormgeving van het CJG dan wel via de verbreding van het WMO-loket. De grondslag voor onderwijs huisvesting mag worden gewijzigd. De bestaande verordening zal aangepast moeten worden als wij van deze grondslag wijziging gebruik willen maken. De huidige systematiek voldoet niet helemaal omdat Druten en West Maas en Waal onder twee regio s vallen met elk een andere werkwijze. Dit belemmert de nauwe samenwerking op inhoud tussen de scholen en besturen. De regionalisering van de leerplicht is reeds opgepakt en wordt uitgevoerd onder aansturing van de centrumgemeente(n). Pagina 8 van 28

9 2.2 Thema s verantwoordelijkheid gemeenten en schoolbesturen Op basis van de gesprekken met betrokken partijen is gekozen de volgende thema s, waarvoor de gemeente als het schoolbestuur gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen, wel of niet uit te werken. Wel uitwerken Niet uitwerken Motivatie Onderwijsachterstanden Vanuit preventie verplichting is dit onderwerp altijd een punt van aandacht, mede in relatie tot vroegsignalering. Voor- en vroegschoolse educatie Invoering van de Wet Oké, die met ingang van van kracht is gegaan, noodzaakt dit onderwerp te agenderen. Vroegsignalering Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt Veiligheid in de school Zorg in en om de school Professionalisering Kinderopvang Spreiding achterstandsleerlingen Aanbod verschillende scholen en schoolsoorten Reboundvoorzieningen Professionalisering Peuterspeelzaalwerk Schoolmaatschappelijk werk Voortijdig schoolverlaten Er wordt al gewerkt op ambitieniveau 1 (kleine zalen) of 2 (grote zalen). Opleiding volstaat; overige zaken worden via de implementatie van de Wet Oké opgepakt. In de doorgaande lijn van consultatiebureaus naar PSZ en KDO en van VVE naar PO moet de vroegsignalering worden ingebed. Dit houdt verband met de CJG-vorming en zorgplatform (onder WSNS). Zie Wet OKE. Gezien de opbouw van de gemeente in 8 kernen, is spreiding niet van toepassing. Integratie in en bij de huiselijke omgeving is uitgangspunt. Onderdeel van het regionaal overleg bij de doorgaande leerlijn. Aanbod van nieuwe schoolvormen is niet (direct) nodig. Minder intelligente leerlingen die moeilijk aansluiting vinden bij de arbeidsmarkt verdienen continu extra aandacht. Scholen zijn sinds 1998 verplicht een schoolveiligheidsplan op te stellen. Via een Quick Scan (gratis uit te voeren door Halt) kan inzage worden verkregen over de lokale stand van zaken. Bij de vormgeving van het CJG zal ook vastgelegd moeten worden hoe de dwarsverbanden met onderwijs worden gelegd; het lokaal signalering systeem of VIR *4 is daarbij een hulpmiddel. Dit is per januari 2010 in gebruik genomen. Vanuit de ZAT-teams zal een lijn gelegd moeten worden naar het CJG; SMW wordt ingekocht door de schoolbesturen zelf. Om meer leerlingen te laten voldoen aan de nieuwe rijksnorm van startkwalificatie en maatwerk te leveren, waar mogelijk, zijn regio afspraken gemaakt. Overige zaken worden in het thema aansluiting en rebound voorziening uitgewerkt. Om jeugdigen die buiten de boot dreigen te vallen dichter bij huis en/of eerder op te vangen. *4 Verwijsindex Pagina 9 van 28

10 2.3 Thema s verantwoordelijkheid schoolbesturen Op basis van gesprekken met schooldirecteuren en de overige educatieve partners is gekozen de volgende thema s, waarvoor de het schoolbestuur verantwoordelijkheid draagt, wel of niet uit te werken. Wel uitwerken Niet uitwerken Motivatie Onderwijsprestaties Aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs en de prestaties van de leerlingen is een continuüm. Daarbij is het wel van belang de kwaliteit af en toe in de overleggen op de agenda te zetten. Taalbeleid Er is binnen de PO-scholen continue aandacht voor mogelijkheden hoe het taalleesonderwijs verbeterd kan worden; vanuit de Wet OKE zal dit via VVE verder opgepakt worden. Ouderbetrokkenheid De huidige situatie voldoet. Informatievoorziening Voldoet aan de wettelijke vereisten. aan ouders en leerlingen Doorstroom PO-VO Meenemen in doorgaande leerlijn, WSNS en vormgeving van het expertisecentrum. Wachtlijsten overgang Zie doorstroom PO-VO. PO-VO Wachtlijsten speciaal Zie doorstroom PO-VO. onderwijs Toegankelijkheid De scholen zijn goed toegankelijk. Spreiding zorgleerlingen Op dit moment niet van toepassing. De thema s die in de paragraven 2.1, 2.2. en 2.3. zijn aangeduid als uit te werken thema, worden in hoofdstuk 3 verder uitgewerkt. In dat hoofdstuk worden de beleidsdoelen per thema aangegeven. Dit vormt de uiteindelijke Lokale Educatieve Agenda van de gemeente West Maas en Waal. Pagina 10 van 28

11 3. BELEIDSDOELEN 3.1 Vormgeving LEA Op grond van de vermelde keuzes, in hoofdstuk 2, voor wel uit te werken thema s en rekening houdend met de uitgangspunten geformuleerd in de startnotitie, moeten doelen worden geformuleerd. Daarbij is het belangrijk om te weten of een thema een continuüm is of dat een ambitie kan worden benoemd. Indien er sprake is van een ambitie zullen criteria geformuleerd moeten worden waarbij een peildatum benoemd wordt om te kunnen bepalen of het doel behaald is binnen de gestelde termijnen. De criteria en bepaling van de termijn worden in dit document vastgelegd. Over onderwerpen uit categorie 3, gemeentelijke zaken, kan vanuit de gemeente een aantal afspraken worden geformuleerd. Voor de overige 2 categorieën is het noodzakelijk dat vanuit een lokaal overleg, ingericht met de wettelijke partners, de afspraken tot stand komen. Hierbij hoort ook het uitdenken van een nieuwe overlegstructuur wat vraagt om afspraken over: welke deelnemers (directie, uitvoerende of anders) per organisatie worden afgevaardigd, met welke frequentie wordt overlegd, wie heeft welke rol in de voorbereiding van een overleg en hoe gaat de onderlinge informatie voorziening plaatsvinden en de communicatie naar ouders. In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen aangegeven. Vervolgens zal in een uitwerkingsnota de ambities SMART worden uitgewerkt. Het college van Burgemeester en Wethouders zal deze vaststellen. Rekening houdend met de hiervoor genoemde keuzes, komt de Lokale Agenda er als volgt uit te zien voor de gemeente West Maas en Waal. LOKALE EDUCATIEVE AGENDA GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL Categorie 1 Eindverantwoordelijk: (School-) besturen Uitvoering: Educatieve partners Categorie 2 Eindverantwoordelijk: Overleg tussen partners Uitvoering: Gemeenten en partners Categorie 3 Eindverantwoordelijk: Gemeenten Uitvoering: Gemeenten Taalbeleid Onderwijsachterstanden Brede school Doorstroom Primair onderwijs Voortgezet onderwijs Wachtlijsten overgang Primair onderwijs (PO) en Voortgezet onderwijs (VO) Wachtlijsten speciaal onderwijs Voor- en vroegschoolse educatie / doorlopende leerlijn Vroegsignalering Wet OKE Veiligheid rond de school Opvang jeugdigen die buiten de boot dreigen te vallen Preventief lokaal jeugdbeleid, 5 functies Passend Onderwijs Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt Onderwijshuisvesting Voor-, tussen- en naschoolse opvang Veiligheid in en rond de school Zorg in en om de school Leerplicht en schoolverzuim / kwalificatieplicht (startkwalificatie) Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC) Reboundvoorzieningen Jeugdvoorzieningen Afstemming ZAT / Centrum voor Jeugd en Gezin Voortijdig schoolverlaten Harmonisatie Kinderopvang, Peuterspeelzaalwerk Pagina 11 van 28

12 De onderstaande thema s zijn vooral de komende jaren aan de orde en vormen de speerpunten van de Lokale Educatieve Agenda : 1. Voortijdig schoolverlaten 2. Leerplicht 3. Onderwijsachterstanden: doorgaande leer- en zorglijn 4. Vernieuwing zorgstructuur 5. Zorg in en rond de school van 0-18 jaar 6. Brede school: krimpgemeente 7. Veiligheid in en rond de school 8. Integraal Huisvestingsplan 9. Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk 3.2 Beleidsdoelen Het doel van de Lokale Educatieve Agenda is het optimaliseren van onderwijs door afspraken te maken met scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang. Het Lokale Onderwijs Beleid komt tot stand in overleg met partners, zodat het breed gedragen wordt en er is sprake van een bottom-up benadering. In de volgende paragraven worden de thema s verder uitgewerkt Voortijdig schoolverlaten Voortijdige schoolverlaters zijn kinderen en jongeren in de leeftijd van 5 tot 23 jaar, die geen startkwalificatie hebben. Dit betekent dat zij geen diploma havo/vwo-, mbo-niveau 2 of hoger hebben gehaald. De aanpak van voortijdig schoolverlaters wordt regionaal uitgevoerd door het RMC (Regionaal Melden Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaten) in samenwerking met diverse ketenpartners. Daarnaast voert regio Rivierenland het toezicht op de naleving van de kwalificatieplicht uit voor de gemeente West Maas en Waal. Naast het RMC worden reboundvoorzieningen gebruikt om voortijdig schoolverlaten zoveel mogelijk te voorkomen. De reboundvoorzieningen zijn opgezet om risicoleerlingen door middel van een intensief traject weer terug op de rails te krijgen. Het traject is altijd maatwerk en combineert hulpverlening met onderwijs. In de reboundvoorziening krijgen jongeren een programma op maat, waarin zowel onderwijs als hulpverlening wordt geboden. Het programma is erop gericht dat jongeren binnen enkele maanden hun schoolloopbaan in het reguliere voortgezet onderwijs weer kunnen oppakken. De voorzieningen worden vrijwel geheel bekostigd door het Ministerie van OCW. Doel: Er zijn heldere procesafspraken over de uitvoering van de kwalificatieplicht door het RMC en de centrumgemeente Tiel. Er is sprake van terugkoppeling van informatie vanuit het RMC en vanuit centrumgemeente Tiel naar de gemeente West Maas en Waal. Deze informatie wordt als input gebruikt voor het overleg tussen gemeente en scholen in het kader van de LEA. Er zijn procesafspraken gemaakt betreffende reboundvoorzieningen in de regio voor zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs. In een beleidsnotitie is opgenomen hoe om te gaan met wachtlijsten voor reboundvoorzieningen i.c.m. mogelijke uitbreiding. Er zijn afspraken gemaakt over de te leveren diensten door reboundvoorzieningen Leerplicht Handhaving van de leerplicht is een wettelijke taak van de gemeente. Een goede uitvoering van het leerplichtbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het de scholen en de gemeente. De scholen hebben een meldingsplicht om schoolverzuim en in- en uitschrijvingen te melden aan de gemeente; de gemeente heeft een leerplichtambtenaar in dienst om handhavend en preventief op te treden. De volledige leerplicht vangt aan als een kind 5 jaar wordt en duurt tot en met het schooljaar waarin de jongere 16 jaar wordt (een schooljaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli). Pagina 12 van 28

13 Daarna geldt de kwalificatieplicht. De kwalificatieplicht geldt voor jongeren die nog geen 18 jaar zijn en nog geen startkwalificatie, een diploma havo-, vwo- of mbo 2, 3 of 4-opleiding, hebben behaald. Voor jongeren tussen 18 en 23 jaar wordt op basis van de RMC-wetgeving bijgehouden wie zonder diploma het onderwijs verlaat (voortijdig schoolverlaters). Leerplicht is formeel sinds geregionaliseerd. Doel: Verzuim wordt zo veel mogelijk voorkomen doordat de signalering plaatsvindt in een zo vroeg mogelijk stadium. Als er wel verzuim plaatsvindt, wordt dit zo snel mogelijk gemeld en wordt direct actie ondernomen door de leerplichtfunctie. In deze acties bestaat een zorgvuldig evenwicht tussen zorg en handhaving. Er wordt teruggekoppeld naar scholen wat er is gedaan. Er is sprake van een geïntegreerde aanpak. Er zijn afspraken geformuleerd over het voorkomen van uitval, inzet bij zorgleerlingen (RINA) Er is sprake van een goed functionerend registratiesysteem schoolverzuim. Leerplichtambtenaar neemt deel aan zorgstructuur, is direct betrokken en er vindt afstemming plaats van zowel het ZAT basisonderwijs als het ZAT voortgezetonderwijs. In- en uitschrijvingen worden digitaal geregistreerd voor al het onderwijs. Er is samenwerking tussen het veiligheidshuis, de zorg- en adviesteams en het centrum voor jeugd en gezin Onderwijsachterstanden: doorgaande leer- en zorglijn, Voor- en Vroegschoolse Educatie In de Wet OKE is geregeld dat gemeenten de wettelijke verantwoordelijkheid hebben gekregen om een goed voorschools aanbod te bieden aan alle jonge kinderen met een taalachterstand. Daarbij ligt bij de gemeenten een inspanningsverplicht om alle doelgroep kinderen te bereiken. Om dit te kunnen realiseren worden betrokken partijen (peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen) verplicht om met gemeenten afspraken te maken die leiden tot een optimaal bereik van alle doelgroepkinderen. Het feit dat de geen OAB *5 -gemeente is, zal de nadruk vooral liggen op preventie op ontwikkelingsachterstanden door de inzet van VVE-instrumenten. Zowel de PSZ als de KDO zullen met deze instrumenten gaan werken. Afstemming en nauwe samenwerking zijn hierbij een belangrijke factor. Vooral het gebruik van hetzelfde programma als dezelfde materialen zorgen voor een beter resultaat. Doel Alle peuterspeelzalen en Kinderdagverblijven werken met hetzelfde VVE-programma. Voor alle kinderen die worden overgedragen van de peuterspeelzalen en de kinderopvang naar de basisschool, wordt een overdrachtsformulier dat inhoudelijk uniform is ingevuld. Leidsters van peuterspeelzalen en kinderdagopvang worden geschoold in het geven van VVEprogramma. Het basisonderwijs werkt met een taalprogramma die inhoudelijk aansluit bij het taalprogramma dat wordt gebruikt door peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Er is regelmatig overleg over de VVE-methode gericht op verdere ontwikkekling van de doorgaande leerlijn. Door samenwerking wordt een meer integrale aanpak (onderwijs, jeugd, gezondheid) versterkt. Er komt extra aandacht voor taalachterstand bij inburgeraars. Hiervoor zal beleid ontwikkeld worden waarbij gekeken wordt naar mogelijkheden die de internationale schakelklassen bieden. Er is afstemming binnen het Passend Onderwijs Vernieuwing zorgstructuur Voor zorg- of risicoleerlingen is het extra van belang dat er continuïteit bestaat in de zorg en begeleiding die zij nodig hebben rond de overgangsmomenten van de ene onderwijssector naar de volgende. Voor hen is het bij die overgangen van belang dat er naast een doorgaande leerlijn ook een doorgaande zorglijn bestaat, waarin de signalen van de toeleverende school zo goed en zo snel mogelijk worden opgevolgd door de ontvangende school, om de leerling van meet af aan de meest passende zorg en begeleiding te kunnen bieden. *5 Onderwijsachterstandenbeleid. Pagina 13 van 28

14 Met een doorgaande zorglijn wordt voorkomen dat kennis en ervaring rond een leerling verloren gaat bij de overstap naar een nieuwe school. Een goede doorgaande zorglijn bevordert daarmee de efficiëntie van werken, waardoor verergering van problemen en voortijdige schooluitval zo veel mogelijk voorkomen kunnen worden. Naast een doorgaande zorglijn langs de ontwikkelingslijn van kinderen van 0 23 jaar is het natuurlijk ook van belang dat er doorgaande lijnen bestaan in de opvolging en afstemming van verschillende vormen van zorg. Daarin spelen naast de school en het ZAT ook de verwijsindex risicojongeren en het centrum voor jeugd en gezin een rol. Doel: Een goede interne zorgstructuur en een goede aansluiting tussen verschillende zorgstructuren (ZAT en centrum voor jeugd en gezin, ZAT en veiligheidsnetwerken en ZAT en Verwijsindex risicojongeren) is van belang voor doorgaande zorglijnen. Overdracht van zorginformatie van de ene school naar de andere Continuïteit in de hulpverlening aan leerlingen en ouders Vastleggen van afspraken over (middelen ten behoeve van) de inzet van lokale partners in de zorgstructuren in en om de scholen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, zoals (school)maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, leerplichtambenaar/rmc, enz. in de lokale educatieve agenda. Afspraken maken over aansluiting van overstapactiviteiten bij gemeentelijke leerlingenadministratie (leerplicht). Afspraken zijn gemaakt over faciliteren en organiseren van warme overdrachtsbijeenkomsten/- procedures. Borgen van de doorgaande leer- en zorglijn Zorglijnen binnen het voor- en vroegschoolse onderwijs zijn geregeld: gemeente bepaald `wat` vraag, educatieve partners de `hoe`-vraag Zorg in en rond de school van 0-18 jaar Leerkrachten worden, naast ouders, gezien als de belangrijkste mede-opvoeders. De eigen kracht van de leerkrachten moet meer benut worden. Goede scholing in klassenmanagement en omgaan met gedragsproblemen is van belang. De school is voor het centrum voor jeugd en gezin de plek om hulp te bieden, naast bijvoorbeeld de opvoedspreekuren van het schoolmaatschappelijk werk. Afstemming van (speciaal) onderwijs en zorg vindt plaats in het zorg- en adviesteam (ZAT), waarin het centrum voor jeugd en gezin deelneemt. Dit sluit goed aan op de ambitie ten aanzien van passend onderwijs. Voor bepaalde groepen (zoals jeugdigen met licht verstandelijke beperking) worden jongeren in de werkschool voorbereid op een doorstroom naar de arbeidsmarkt. Dit is een plek waar professionals op het gebied van onderwijs, zorg en arbeid samenwerken om jongeren naar werk te begeleiden. Door zorg in en om de school te brengen, krijgen leraren ondersteuning en wordt de uitstroom naar speciaal onderwijs en gespecialiseerde jeugdzorg beperkt. Het schoolmaatschappelijk werk kan ondersteuning bieden, maar medewerkers van het centrum voor jeugd en gezin kunnen op school zo nodig zelf handelend optreden. Voor schoolgaande kinderen gaat het centrum voor jeugd en gezin direct vanuit de school hulp inschakelen. Het centrum voor jeugd en gezin onderbouwt zo nodig met een multidisciplinair team dat gespecialiseerde zorg nodig is. Voor kinderen met een speciale onderwijs behoefte vindt afstemming plaats op basis van casusbespreking in het zorg- en adviesteam. Doel: Spreiding zorgleerlingen en opvang jeugd die dreigt buiten de boot te vallen. Afspraken zijn gemaakt over indicatiestelling in relatie tot vroegsignalering, bepaling van de doelgroep VVE en hoe de zorglijnen gelegd worden. Partners dragen verantwoordelijkheid voor een gezamenlijke visie en strategie op Passend onderwijs, ZAT en CJG waarbij afspraken zijn gemaakt over onderwerpen rondom zorg in en rond de school. Plaatsing op het Flex-College heeft een tijdelijk karakter. Het Flex-College is een noodvoorziening, opvang moet zoveel mogelijk plaatsvinden binnen het reguliere onderwijs. Er zijn afspraken over plaatsing van leerlingen op het Flex-College afkomstig uit de regio. Pagina 14 van 28

15 3.2.6 Brede school: Krimpgemeente - september 2011 Het begrip Brede school kent veel verschillende definities. Kort gezegd bestaat er een nieuwbouwvariant (de brede school als multifunctioneel gebouw) en een samenwerkingsvariant. In de eerste plaats richt de gemeente West Maas en Waal op de samenwerkingsvariant. De vertaling van deze samenwerking in een multifunctioneel gebouw is daarbij geen directe vereiste. De slagingskansen van een brede school worden echter wel groter wanneer uit wordt gegaan van samenwerking in een multifunctionele accommodatie. Voor de gemeente West Maas en Waal geldt dat pas wanneer nieuwbouw aan de orde is zal worden bekeken hoe de samenwerkingsvariant ondersteund kan worden door de nieuwbouwvariant. Deze afweging zal worden meegenomen in het Integraal Huisvestigings Plan-beleid. Doel: Organisaties en instellingen die werken met opgroeiende kinderen (onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaal, welzijn, sport, cultuur en bibliotheek) werken samen waardoor de ontwikkelingskansen van kinderen worden vergroot. Er wordt doorlopende en op elkaar aansluitende zorg geboden. Een open houding van de school naar de samenleving waardoor de school een verbindende factor in de dorpen wordt. Multifunctionele (school)gebouwen. Inzetten van combinatiefunctionaris Veiligheid in en rond de school De scholen zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van de leerlingen en de gemeente voor de openbare orde en veiligheid Naast het `je veilig voelen`op school, heeft veiligeheid ook t emaken met de manier waarop de gang van zaken en de procedures rond calamieiten zijn geregeld. Voor alle organisaties is er een calaminteitenplan. Daarnaast hanteren veel scholebn een veiligeheidsbeleidsplan. Dit is een veiligheidshandboek voor scholen en heeft als doel een zo veolig mogelijk schoolklimaat te creeeren op school. De gemeenteraad van de gemeente West Maas en Waal heeft bij vaststelling van het veiligheidsbeleidsplaan aangegeven dat verkeer rondom de scholen een hoge prioriteit heeft. Preventief jeugdbeleid en gezondheidsbeleid, CJG Doel: Er zijn maatregelen getroffen de Verkeersveiligheid rondom de scholen is aangepakt, maatregelen zijn getroffen, leerlingen houden zich aan de verkeersregeles. Elke school heeft een pestprotocol. (weerbaarheid vergroten kinderen integreren met alcohol, roken en drugs - aanvulling op Kitty)!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Er is een goed registratiesysteem voor verzuim. Signalen worden direct dooorgegeven aan de leerplichtambtenaar. Huidige hangjongeren zijn vertrokken naar andere plekken. Ouders van risicoleerlingen worden bereikt Integraal Huisvestingsplan In het IHP wordt een inhoudelijk kader gegeven voor het omgaan met onderwijsgebouwen en ruimten en worden normatieve uitspraken hierover gedaan. Daarnaast maakt een IHP inzichtelijk welke voorzieningen noodzakelijk zijn vanuit oogpunt van capaciteit, inhoudelijke ontwikkelingen, wettelijke eisen en technische eisen (onderhoud). Een koppeling van deze laatste gegevens aan informatie met een meerjaren kostenoverzicht, geeft inzicht in de jaarlijks te verwachten investeringen. Zie voor meer informatie ook het IHP Doel: Scholen binnen de huisvesting zoveel mogelijk in staat zijn het onderwijs te verzorgen conform de uitgangspunten en doelstellingen van die school; Er in de kernen minimaal één school aanwezig is; Schoolgebouwen voldoende ruimte bieden en dat deze bovendien adequaat en veilig zijn; Onderwijshuisvesting toekomstgericht, kwalitatief hoogwaardig qua huisvesting, duurzaam, aanpasbaar en flexibel wordt gebouwd; Pagina 15 van 28

16 Inzet en benutting van aanwezige en beschikbare middelen zoveel mogelijk zal geschieden op basis van effectiviteit (doeltreffend) en efficiency (doelmatigheid); Leegstand in schoolgebouwen in principe kan worden aangewend om naast een functie als school desgewenst een bredere functie binnen het dorp/kern te vervullen; Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk De kwaliteit van de kinderopvang is verankerd in de Wet kinderopvang. De kwaliteit van de peuterspeelzalen wordt geregeld bij gemeentelijke verordening. Met de invoering van de wet OKE zijn de kwaliteitseisen meer op één lijn gebracht, waardoor samenwerking tussen beide werksoorten wordt vereenvoudigd. Harmonisatie voorschoolse voorzieningen is gericht op: Gelijkschakelen kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang; Aanbod voorschoolse educatie (VVE); Lokaal voor alle kinderen tussen 0 4 jaar een dekkend aanbod van voorschoolse voorzieningen dat aansluit op de (arbeids)situatie van ouders. In de lokale situatie wordt de harmonisatie op verschillende manieren uitgewerkt. We onderscheiden drie basisvarianten (modellen) van samenwerking tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang: 1. Lichte samenwerking; 2. Intensieve samenwerking; 3. Integratie van voorzieningen oftewel het integraal kindcentrum Binnen de drie basismodellen zijn verschillende subvarianten mogelijk. Daarbij is samenwerking met het primair onderwijs (w.o de Brede school) en het Centrum voor Jeugd en Gezin belangrijk. De gemeente West Maas en Waal gaat onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om harmonisatie te verwezenlijken. Bij de uitwerking van de harmonisering blijft overigens de bestaande keuzevrijheid voor ouders uitgangspunt, evenals de diversiteit in de uitvoering. De gemeente West Maas en Waal heeft voor de rol van partner gekozen, maar zal wel de regie nemen om te komen tot een kadernota. Harmonisering is namelijk een vermenging van diverse functies en vanuit de Wet OKE is deze functie bij de overheid neergelegd en zal de gemeente met voorstellen komen. Doel: Er is en beleidsplan geschreven waarin vastgesteld is hoe de harmonisatie plaatsvindt. Pagina 16 van 28

17 4. ORGANISATIE EN UITVOERING 4.1 Sturingsmodel Een succesvolle uitvoering van de acties van de lokale educatieve agenda stelt hoge eisen aan het sturingsmodel. Het dient een sturingsmodel te zijn dat: een duidelijke centrale regie kent; slagvaardig handelen mogelijk maakt; zo eenvoudig mogelijk is; aansluit bij bestaande bestuurlijke overlegvormen. Deze voorwaarden vormen de basis voor de uitvoering van de lokale educatieve agenda West Maas en Waal. Bij de educatieve agenda zijn verschillende autonome partijen betrokken. In het ambtelijk LEA-overleg en het bestuurlijk OOGO-overleg komen deze partners bijeen. Daar wordt zorg gedragen voor: het bewaken van de voortgang, in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, verbanden te leggen, de partners te bevragen op resultaten en wanneer nodig in te grijpen. Tenslotte zorgt het Bestuurlijk OOGO-overleg ervoor dat alle betrokkenen voldoende geïnformeerd zijn over de voortgang en resultaten van de educatieve agenda. 4.2 Ambtelijk LEA-overleg Ter inhoudelijke beoordeling, bewaking van de voortgang en bovenal om te beoordelen welke consequenties de nieuwe werkwijze zal hebben voor de eigen organisatieontwikkeling is een ambtelijk overleg ingesteld. Aan het LEA-overleg nemen de volgende partijen deel: de ambtenaar Onderwijs van de gemeente West Maas en Waal (voorzitter); vertegenwoordigers van het Primair Onderwijs; vertegenwoordigers van het Voortgezet Onderwijs; vertegenwoordigers van de kinderopvang een vertegenwoordiger van het peuterspeelzaalwerk de coördinator van het CJG; eventuele betrokken partners als agendalid. Taken van het ambtelijk LEA-overleg zijn: Stimuleren en bijeenbrengen van de partners; Actief volgen van de uitvoering en wanneer nodig in dat kader de verschillende bestuurlijke organen van de partners vragen om besluitvorming; Bewaken van de voortgang en samenhang van alle activiteiten onder meer aan de hand van de monitorverslagen en andere rapportages; Uitdragen van de visie en het toetsen van beleid en projecten daaraan; Adviseren van voorwaarden voor de uitvoering van het beleid; Verzorgen van een goede communicatie met en tussen de partners over voortgang en (tussen)resultaten. 4.3 Bestuurlijk LEA-overleg In het bestuurlijk LEA-overleg worden voorstellen vastgesteld. Daarna kunnen deze voorstellen aan het College van B&W dan wel aan de raad worden voorgelegd ter besluitvorming. Aan het Bestuurlijk LEA-overleg nemen de volgende partijen deel: de wethouder Jeugd en Onderwijs van de gemeente West Maas en Waal (voorzitter); de ambtenaar Onderwijs van de gemeente West Maas en Waal; (gemandateerde) directie/bestuurlijke vertegenwoordigers van het Primair Onderwijs; (gemandateerde) directie/bestuurlijke vertegenwoordigers van het Voortgezet Onderwijs; (gemandateerde) directie/bestuurlijke vertegenwoordigers van de kinderopvang; (gemandateerde) directie/bestuurlijke vertegenwoordiger van het peuterspeelzaalwerk; de coördinator CJG als agendalid. Pagina 17 van 28

18 De wethouder Jeugd en Onderwijs van de gemeente West Maas en Waal heeft als voorzitter tot taak: Zorgen dat de partners elkaar actief aanspreken op afspraken en resultaten; Bewaken van hoofdlijnen en prioriteiten; Interveniëren wanneer nodig en in overleg met de partners, bijvoorbeeld waar de ketenaanpak stagneert, resultaten achterblijven of men afspraken niet nakomt; Het leggen van dwarsverbanden met aanpalende beleidsterreinen en andere partijen. 4.4 OOGO-overleg Naast het ambtelijk en bestuurlijk LEA overleg bestaat er ook een OOGO-overleg. Dat is een Op Overeenstemming Gericht Overleg tussen gemeente en onderwijs (schoolbesturen). Voorheen werd in het OOGO-overleg zaken besproken rondom onderwijshuisvesting en andere onderwijs gerelateerde onderwerpen. De onderwijs gerelateerde onderwerpen worden vanaf de intrede van de LEA in het ambtelijk en bestuurlijk overleg besproken. Onderwijshuisvesting is daarentegen een dermate gespecialiseerd onderwerp en wordt daarom ook alleen met de schoolbesturen besproken. Tevens geldt voor de gemeente een wettelijke verplichting om met het onderwijs minimaal eenmaal per jaar overleg te voeren over huisvestingszaken. Derhalve is ervoor gekozen dit overleg wel in stand te houden, maar apart van het LEA-overleg te organiseren. Aan het OOGO-overleg nemen de volgende partijen deel: Schoolbesturen van scholen in de gemeente West Maas en Waal; Wethouder Onderwijs gemeente West Maas en Waal; Ambtenaar Onderwijs gemeente West Maas en Waal. 5. FINANCIEN De Lokale Educatieve Agenda bevat een bundeling van de activiteiten die in de gemeente West Maas en Waal plaatsvinden en de afspraken die met partners zijn gemaakt om invulling te geven aan de gezamenlijke verantwoordelijkheden. De ambities van de gemeente op het gebied van onderwijs kunnen worden vormgegeven binnen bestaande en nieuw op te stellen nota s en beleid. Het vaststellen van de beleidsnota heeft daarom geen directe financiële consequenties. Wel kunnen uitgesproken ambities leiden tot nadere voorstellen waarvoor middelen geraamd moeten worden. In de nota zelf worden geen concrete voorstellen opgenomen die directe financiële consequenties hebben. Pagina 18 van 28

19 BIJLAGE 1: De lokale staat van het onderwijs Welke voorzieningen en functies zijn in onze gemeente al aanwezig en hoe staat het onderwijs ervoor qua aanbod en prestaties. Gegevens moeten worden verzameld om zicht te krijgen op de lokale educatieve situatie. De kracht van het LOB wordt namelijk in hoge mate bepaald door de onderbouwing ervan. Per voorgeschreven thema heeft een inventarisatie plaatsgevonden; wat is de bedoeling van dit thema vanuit de wet OAB en wat is in onze gemeente de stand van zaken op dit thema. In de volgende paragrafen wordt deze vraag beantwoord. In paragraaf 1.1 zijn de antwoorden per categorie door de educatieve partners beantwoord. Waar nodig is in de beantwoording onderscheid gemaakt naar PO (primair onderwijs, basisschool) en VO (voortgezet onderwijs). De thema s van categorie 2 en 3 kennen per thema eerst een algemene toelichting (tekst OCW) waarna is aangegeven hoe dit in onze gemeente is vormgegeven. 1.1 Categorie 1: verantwoordelijkheid van de educatieve partners Taalbeleid De gemeente kent een weegleerling en ontvangt daarvoor rijksgelden voor achterstandsbeleid. Deze bijdrage is zeer minimaal. Overigens betekent dat niet dar er niet meer leerlingen zijn met een taal- of andere ontwikkelingsachterstand. De omvang is echter beperkt. Schoolbesturen zullen al dan niet samen met de gemeente moeten bekijken op welke wijze taal ingebed kan of moet worden in achterstandsbeleid Onderwijsprestaties De gemeente komt in aanmerking voor een geringe bijdrage van rijksgelden voor achterstandsbeleid. De scholen worden allemaal gevolgd door de inspectie hoe zij passen binnen het landelijk toetsingskader. De resultaten zijn openbaar en te vinden via de website van de schoolinspectie. Scholen hebben een leerlingvolgsysteem waarmee de kinderen worden gevolgd op hun prestaties. Gegevens van het leerling-volgsysteem zijn niet gebruikt bij het opstellen van deze notitie Ouderbetrokkenheid Ouderbetrokkenheid bij onderwijs vermindert naarmate het kind ouder wordt en de schoolcarrière vordert. Veel scholen werken vanuit een ouderraad en/of oudervereniging samen met ouders. Ouderbetrokkenheid vindt dan vooral plaats in de organisatie van activiteiten en vieringen die meestal klassenoverstijgend plaatsvinden. Binnen het PO is er vaak een groep ouders die meehelpt bijv. met knutselen, begeleiden van en naar een excursie. Wettelijke organen zijn de Medezeggenschapsraad en de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad; de Medezeggenschapsraad is op alle scholen aanwezig. De gemeenschappelijke raad is bovenschools. Een toenemende mondigheid van de ouders vraagt ook andere vaardigheden van de leerkrachten. PO De vacatures in de ouderraden van de scholen zijn doorgaans snel opgevuld. Anders ligt dat bij de meer beleidsmatige ouderfuncties. Dit is ook verklaarbaar vanuit het feit dat niet iedereen affiniteit heeft met beleidsmatige zaken, daarnaast is het ook een tijdrovende bezigheid omdat ouders zich ook inhoudelijk moeten inlezen. De individuele ouderavonden, waarbij de vorderingen van zoon/dochter worden besproken, worden door de ouders zeer goed bezocht. De deelname aan deze avonden benadert de 100%. Ook voor de informatie avonden aan het begin van het schooljaar is er zeker belangstelling. De opkomst van de ouders is wisselend. Voor thema-avonden, vaak gerelateerd aan opvoedingsvraagstukken, bestaat weinig belangstelling. De opkomst in relatie tot bespreken van de vordering van de eigen kinderen, is goed. VO: De ouders zijn vertegenwoordigd in de ouderraad en de MR. Pagina 19 van 28