Categorie. Veiligheidslijst Overzichtsmatrix (jan 2017) NVvK Categorie 3 Kust

Transcriptie

1 Veiligheidslijst Overzichtsmatrix (jan 2017) Categorie Categorie 4 Beschut NVvK Categorie 3 Kust Categorie 2 Zee 1 Algemeen, ontwerp, sterkte, stabiliteit, waterdichtheid 1.1 Alle zware uitrustingsstukken zeevast (kenterproof) bevestigd V V V 1.2 Huiddoorvoerenonder de waterlijn voorzien van afsluiters V V V 1.3 Degelijke ononderbroken zeerailing minimaal 60 cm hoog A V V 1.4 Stevig bevestigde looplijnen naar voordek A V V 1.5 Handgrepen onderdeks en aan dek A V V 1.6 Stevige bevestigingspunten voor lifelines A V V 1.7 Toilet, kooien en kooktoestel etc 180 gr kenterproof A V V 1.8 Kajuitingang is uitgerust met adequate afsluitinrichting V V V 2 Voorstuwingsmiddelen en zeilen 2.1 Bulletalie of inrichting ter voorkoming van klapgijp V V V 2.2 Noodreparatiemateriaal t.b.v zeilen en tuigage V V V 2.3 Reefinrichting 3de rif, of verkleining opp. van minstens 40% A V V 2.4 Stormfok A V V 2.5 Trysail (apart te voeren) A A A 2.6 Reservematerialen en filters t.b.v. de motor V V V 2.7 Motor met afsluitbare brandstofleiding A V V 2.8 Aparte startaccu of handstart middelen A A A 3 Ankeren en slepen 3.1 Ankergerei met ketting of verzwaarde lijn etc. V V V 3.2 Tweede anker met kettingvoorloop of verzwaarde lijn A V V 3.3 Stevig bevestigingspunt voor sleeplijn op voordek A A A 3.4 Sleeplijn A A A 3.5 Drijfanker of parachute met lijn A A A 4 Pompen en hoosmiddelen 4.1 Handbilgepomp buiten V V V 4.2 Zachthouten pluggen voor alle huiddoorvoeren V V V 4.3 Eén puts met lijn of hoosvaten V V V 4.4 Tweede handbilgepomp binnen te gebruiken met alle luiken dicht A A V 4.5 Elektrische bilgepomp(en) A A A 4.6 Stuk zeildoek met lijnen om over het lek in romp te trekken A A A 5 Middelen om op te vallen en signalen te geven 5.1 Radar reflector min. equivalent oppervlak 10m2 V V V 5.2 Reglementaire navigatielichten, Driekleurentoplicht V V V 5.3 Reglementaire dagmerken (Zwarte ankerbal, zwarte kegel) V V V 5.4 Misthoorn en/of bel V V V 5.5 Sterk zoeklicht (bij voorkeur aangesloten op boordnet) V V V 5.6 Waterdichte zaklantaarn op batterijen V V V 5.7 Reservelampen voor navigatieverlichting A V V 5.8 AIS-B Transponder A A A 5.9 Radar transponder (Radar Target Enhancer) SeaMe, Rasmus A A A

2 Categorie 4 Categorie 3 Categorie 2 6 Vuurpijlen Beschut Kust Zee 6.1 Handstakellichten rood Drijvend rooksignaal oranje Rode parachute vuurpijlen Handstakel rooksignalen Seinpistool met patronen A A A 6,6 Odeo Flare i.p.v. helft handstakellichten A A A 7 Brandblusmiddelen 7.1 Blusdeken nabij kombuis A V V 7.2 Schuimblusser 2 kg Gasinstallatie aangelegd volgens CE keur en ISO A A A 8 Persoonlijke veiligheidsmiddelen 8.1 Lifelines voor iedere opvarende (aan beide zijden te openen) V V V 8.2 Reddingvest 150 N voor iedere opvarende met kruisband V V V 8.3 Reddingvest 275 N voor iedere opvarende met kruisband A A A 8.4 Licht of flitslicht op ieder reddingsvest of iedere opvarende A V V 8.5 Kleding om onderkoeling te voorkomen A A A 8.6 PLB of AIS PLB Personal Location Beacon = mini Epirb) A A A 9 Reddingsvlot 9.1 Reddingsvlot voor gehele bemanning binnen keuringstermijn V V V 9.2 Grabbag met gespecificeerde inhoud A A A 10 MOB equipment 10.1 Reddingsboeien met boeilicht (onder handbereik) V V V 10.2 MOB recovery system (of equivalent = boei met werplijn) V V V 10.3 Zwemtrap die vanuit het water bereikbaar of uitklapbaar is V V V 10.4 Reflecterend materiaal op alle reddingsmiddelen en kleding V V V 10.5 Naam van het jacht op alle reddingsmiddelen V V V 10.6 Joon met vlag en licht A V V 11 Communicatiemiddellen 11.1 Marifoon (1-25 watt) V V V 11.2 Noodantenne voor Marifoon A V V 11.3 Waterdichte handmarifoon (Handheld VHF) A V V 11.4 DSC Marifoon gekoppeld aan GPS A A A MHz EPIRB met registratie (zie toelichting) A A V 11.6 Radio- of Navtexontvanger voor weerberichten A A A 11.7 Apparatuur voor ontvangst van weerkaarten of gribfiles A A A 11.8 AIS ontvanger A A A 11.9 Radar A A A 11.10Radar detector (CARD Colission Avoidance Radar Detector) A A A 12 Navigatie middelen 12.1 Kaarten, pilots en getijdetabellen van het vaargebied (Reeds) V V V 12.2 Stuurkompas met verlichting V V V 12.3 Dieptemeter V V V 12.4 Verrekijker V V V 12.5 Handpeilkompas, reservekompas A V V 12.6 Log met mijlenteller A V V 12.7 Passer, potlood, parallel lineaal, gradenboog A A A 12.8 Barometer of Barograaf A A A 12.9 Handheld GPS op batterijen A A A

3 13 EHBO Categorie 4 Beschut Categorie 3 Kust Categorie 2 Zee 13.1 EHBO doos met gespecificeerde inhoud (zie hfdstk 8 Jaar boek) V V V 13.2 Twee reddingsdekens (warmte isolatiedekens) A A A 14 Diversen 14.1 Reservedelen voor motor en elektrische installatie V V V 14.2 Sterk scherp mes nabij kajuitingang en of bij de mast V V V 14.3 Zware betonschaar en/of ijzerzaag om verstaging te verwijderen V V V 14.4 Reglementen (COLREG, etc.in Reeds) V V V 14.5 Logboek V V V 14.7 Reservedrinkwater 10 liter A V V 14.8 Noodhelmstok of noodstuurinrichting A V V 14.9 Gereedschap A V V 14.10Stuwplan (kaartje met locaties van veiligheidsmiddelen) A A A 14.11Middelen om in de mast te klimmen of laten hijsen A A A 14.12Wetsuit, flippers, duikbril en snorkel A A A 15 Training (Zie Toelichting op de lijst met veiligheidsuitrusting, punt 15) 15.1 Zie apart stuk tekst Toelichting op de lijst met veiligheidsuitrusting (zie tabel) 1.1 en 1.7 Vastzetten uitrustingsstukken Alle zware uitrustingsstukken met inbegrip van eventuele binnen ballast en inrichting zoals accu's, gasflessen, tanks, motor(en), ankers en kettingen moeten zodanig stevig bevestigd zijn dat zij op hun plaats blijven bij een 180 graden kentering. 1.2 Afsluiters op huiddoorvoeren Alle onder water uitkomende huiddoorvoeren moeten zijn voorzien van goed bereikbare afsluiters. Uitzondering zijn loospijpen van de kuip en loosleidingen van de lenspompen. 1.3 Zeereling of handgrepen aan dek Degelijke ononderbroken zeereling hoogte minimaal 60 cm hoog met draad van voldoende sterkte en dichte preekstoel voor. Een hogere zeereling van 80 á 90 cm wordt ten zeerste aanbevolen. Bij de hekreling is een wegneembaar gedeelte toegestaan. Voor de deelnemers met een rond- of platbodemjacht aan de Delta Lloyd 24 Uurs Zeilrace (tocht en wedstrijd) en voor deelnemers aan de Ankerbol kan worden volstaan met stevige handgrepen aan dek. 1.8 Kajuitingang De hoofd kajuitingang moet uitgerust zijn met een sterke en doelmatige afsluitinrichting. Afsluitinrichtingen (schotten kajuitingang) moeten aan het schip bevestigd zijn of bevestigd Kunnen worden om overboord slaan te voorkomen. 2.1 Bulletalie De bulletalie ter voorkoming van een klapgijp dient zo mogelijk permanent te zijn gemonteerd, zodat deze ook tijdens ruw weer eenvoudig en snel strak gezet kan worden, maar ook onder spanning gelost kan worden vanuit de kuip.. Alternatief is een z.g. giekrem. 2.5 Stormfok Voor een stormvoorzeil dient een deugdelijke schootvoering inclusief dekbeslag aanwezig te zijn. De stormfok moet onafhankelijk van het voorstag profiel aangebracht kunnen worden. 2.6 en 2.8 Motor De motor moet kunnen worden gestart met een afzonderlijke startaccu en voorzien zijn een vast ingebouwde tank met een minimum hoeveelheid brandstof om het schip gedurende 8 uur met een redelijke snelheid voort te stuwen. De brandstoftank moet voorzien zijn van

4 gemakkelijk toegankelijke brandstoffilters en van een afsluiter. De tankontluchting moet zodanig zijn uitgevoerd dat er nooit water kan binnendringen. Reserve brandstoffilters dienen aan boord te zijn. Andere reservedelen: V-snaar, motorolie, impeller, oliefilter. 2.6 Trysail Wanneer het een tweemaster betreft of wanneer een doelmatig 3de rif kan worden gezet is een trysail niet nodig. Het is echter wel een erg goede oplossing voor gebieden waarin langdurig zwaar weer kan worden verwacht en 4.5 Lenspompen Lenspompen mogen niet in de kuip lozen tenzij de kuip achter een open verbinding heeft met de zee. Lenspompen mogen niet verbonden zijn met de kuipafvoeren en moeten bediend kunnen worden met alle kuipbanken, luiken en kajuitingangen gesloten, om te voorkomen dat overkomende zeeën de boot weer doen vollopen. Tenzij vast gemonteerd, moet elke pomphandel geborgd zijn met een lijn, om overboord slaan te voorkomen. 5.1 en 5.9 Radarreflector en Radar Target Enhancer Een radarreflector volgens SOLAS V dient een reflecterend oppervlak van tenminste 10m2 te hebben volgens ISO specificatie en op minimaal 4 m van het wateroppervlak te worden opgehangen, op een doelmatige plek. In de handel verkrijgbare passieve reflectors voor jachten voldoen in de praktijk maar zeer ten dele aan de eis van 10 m2 en er is dus geen garantie dat u ook gezien wordt. Beter zijn z.g. actieve Radar Target Enhancers (RTE). 5.2 Navigatieverlichting In overeenstemming met nationale of internationale reglementen. Zij mogen niet worden afgeschermd door zeilen of door het hellen van het jacht, en niet worden aangebracht beneden dek-hoogte. Een driekleurenlicht in de top van de mast wordt sterk aanbevolen en is verplicht voor deelnemers aan de Delta Lloyd 24-uursrace. Reserve lampen voor de navigatielichten dienen aan boord te zijn Zaklampen en schijnwerpers Waterdichte zaklamp (Maglite, Fenix P30 o.i.d.) met reservebatterijen en -lampjes. Aanvullend een hoge intensiteit schijnwerper op het boordnet. Daarnaast wordt een of meerdere extra (drijvende) zaklantaarns aanbevolen, voor onmiddellijk gebruik vanuit de kuip in geval van man over boord. Hoofdbandlampjes met LED s worden ook sterk aanbevolen. 5.8 AIS Transponder AIS transponders zijn nu nog niet verplicht maar zijn een dusdanig goede bijdrage aan de veiligheid dat verwacht wordt dat deze mogelijk over enkele jaren verplicht zouden kunnen worden. 6. Noodsignalen Conform SOLAS reglementen, niet ouder dan 4 jaar of niet ouder dan de aangegeven vervaldatum. Bij tochten kan een deel (max 50%, dus niet alle!) van de nood-lichtsignalen vervangen worden door LED laser flares (bv Odeo). 7.2 Brandblussers Tenminste 2 recent gekeurde brandblussers van 2 kg. Te bevestigen op goed toegankelijke plaatsen en voor onmiddellijk gebruik gereed. Aanbevolen wordt voor ieder afsluitbaar compartiment aan boord een aparte brandblusser. Voor grotere schepen daarnaast nog een 6 kg blusser, of een vast gemonteerd brandblussysteem in de motorruimte aanbevolen. 7.3 Gasinstallatie Er zijn geen bindende voorschriften voor gasinstallaties aan boord van jachten, er zijn slechts dringende aanbevelingen. Een goede richtlijn is de HISWA-brochure "Gasveilig". 8.1 Veiligheidsgordels en lifelines Veiligheidsgordel (harnas) met een lifeline van maximaal 2 m, maar bij voorkeur korter. De lijn dient aan beide zijden te zijn voorzien van een makkelijk te openen sluiting.

5 Het veiligheidsharnas kan worden gecombineerd met het reddingsvest of het zeilpak, maar te allen tijde moet worden voorkomen dat het harnas omhoog kruipt. De enige goede oplossing is om het te combineren met een kruisband. Tenminste één reddingsvest per bemanningslid is verplicht. Dit vest dient tenminste 8.2 t/m 8.4 Reddingsvesten Tenminste één reddingsvest per bemanningslid is verplicht. Dit vest dient tenminste 150 N drijfvermogen te hebben, zodanig verdeeld dat een bewusteloze drenkeling veilig wordt ondersteund met het gezicht naar boven. Wanneer tegelijkertijd zware zeilkleding wordt gedragen, voldoet echter alleen een reddingsvest met 275 N drijfvermogen aan deze eis. Bovendien moet te allen tijde het dragen van het vest en een veiligheidsharnas worden gecombineerd met een kruisband. Reddingsvesten moeten worden voorzien van reflecterend materiaal, een fluitje, een (flits-)licht en de naam van het jacht. 8.4 Licht of flitslicht op zwemvest Zelf activerende lichten of flitslichten op een zwemvest. Een vast licht wordt in hoge deining beter gezien. Een flitslicht is feller maar is in zeegang vaak lastiger te zien. Recent ook te verkrijgen als fel wit LED flitslicht.