Onderzoek naar het vertrouwen tussen de bedrijfsleider en de accountant

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoek naar het vertrouwen tussen de bedrijfsleider en de accountant"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Onderzoek naar het vertrouwen tussen de bedrijfsleider en de accountant Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen Babette Neirynck onder leiding van Prof. Dr. Patricia Everaert

2

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Onderzoek naar het vertrouwen tussen de bedrijfsleider en de accountant Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen Babette Neirynck onder leiding van Prof. Dr. Patricia Everaert

4 PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Babette Neirynck

5 Woord vooraf De totstandkoming van deze masterproef was niet mogelijk zonder de steun en hulp van een aantal personen. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om hen te bedanken. In de eerste plaats wil ik graag mijn promotor, prof. dr. Patricia Everaert, bedanken voor haar kritische kijk op het onderwerp, het uitstekende advies en de tijd die ze voor mij kon vrijmaken gedurende het afgelopen jaar. Daarnaast verdient ook Stefanie De Bruyckere een woord van dank, voor het ter beschikking stellen van haar interviews en vragenlijst in het kader van haar doctoraat. In de tweede plaats gaat een enorme dank uit naar mijn ouders omdat zij me steeds de vrijheid gegeven hebben mijn eigen keuzes te maken. Dankzij hun financiële en emotionele steun kan ik deze opleiding aan de Universiteit van Gent tot een goed einde brengen. Tenslotte wil ik ook mijn vriend David bedanken voor zijn onvoorwaardelijke steun, motivatie en liefde de voorbije vier jaar. I

6 Inhoudsopgave Woord vooraf... I Inhoudsopgave... II Lijst van gebruikte afkortingen... IV Lijst van figuren... V Lijst van tabellen... VI 1. Inleiding Literatuurstudie Uitbreiding van de diensten van de accountant Kenmerken van additionele dienstverlening Factoren die de vraag naar additionele dienstverlening beïnvloeden Vertrouwen tussen de bedrijfsleider en de accountant Definitie van vertrouwen Antecedenten van vertrouwen Vormen van vertrouwen Impact van de verschillende dimensies op de verschillende vormen van vertrouwen Hoe ontstaat vertrouwen? Het resultaat van vertrouwen Conceptueel model Methodologie Onderzoeksopzet Populatie Steekproeftrekking Dataverzameling Responsgraad Robustness Check Maatstaven Resultaten en interpretatie Beschrijvende statistiek Analyse correlatiematrix Vertrouwen in de accountant Relationeel vertrouwen Calculatief vertrouwen Vertrouwen gebaseerd op afschrikking Vertrouwen gebaseerd op instituties II

7 4.4. Vraag naar advies van de accountant Adviesverlening door de accountant in het verleden Adviesverlening door de accountant in de toekomst Mann-Whitney U testen Conclusies, beperkingen en toekomstig onderzoek Bibliografie... VII Tabellen... IV Bijlagen... I III

8 Lijst van gebruikte afkortingen BIBF FTE IAB KMO OLS Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten Full Time Equivalents Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten Kleine of middelgrote onderneming Ordinary Least Squares IV

9 Lijst van figuren Figuur 1 Model van vertrouwen van Mayer et al. (1995) Figuur 2 Conceptueel model V

10 Lijst van tabellen Tabel 1 Betrouwbaarheidsmaatstaven voor variabelen met meerdere items Tabel 2 Frequentietabellen Tabel 3 Beschrijvende statistieken Tabel 4 Behoefte aan advies van de accountant Tabel 5 Correlatiematrix vertrouwen Tabel 6 Correlatiematrix vraag naar advies Tabel 7 OLS-regressie vertrouwen (deel 1) Tabel 8 OLS-regressie vertrouwen (deel 2) Tabel 9 OLS-regressie vraag naar advies Tabel 10 Resultaten Mann-Whitney U test met betrekking tot soorten advies (deel 1) Tabel 11 Resultaten Mann-Whitney U test met betrekking tot soorten advies (deel 2) Tabel 12 Resultaten Mann-Whitney U test met betrekking tot relatief gebruik van de accountant (deel 1) Tabel 13 Resultaten Mann-Whitney U test met betrekking tot relatief gebruik van de accountant (deel 2) Tabel 14 Samenvatting van hypotheses en resultaten VI

11 1. Inleiding Het belang van de KMO s in de Belgische economie kan niet worden onderschat. KMO s vertegenwoordigen 69,3% van de totale tewerkstelling in België en creëren 61,4% van de totale toegevoegde waarde (UNIZO, 2015). Een belangrijke karakteristiek eigen aan KMO s is dat zij vaak een grote behoefte hebben aan extern advies omwille van een gebrek aan kennis en middelen in de onderneming die kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een concurrentieel voordeel (Kamyabi & Devi, 2010). Eerder onderzoek heeft reeds aangetoond dat accountants 1 tot de meest gebruikte adviesverleners behoren (Doving & Gooderham, 2008; Bennet & Robson, 1999; Kirby & King, 1997). Sinds de jaren 90 is er een toename van het onderzoek naar de relatie tussen bedrijfsleiders en hun accountant. De oorzaak van dit fenomeen kan gevonden worden in het feit dat sinds de jaren 80 de aangeboden diensten van een accountant drastisch uitgebreid zijn van de traditionele boekhoudkundige taken naar adviesverlenende diensten. Er werd voornamelijk onderzoek gedaan naar de factoren die leiden tot de vraag naar additioneel advies en naar de toegevoegde waarde van die adviesverlening (Doving & Gooderham, 2005; Kirby & King, 1997; Bennet & Robson, 1999; Johnson & Webber, 2007; Kamyabi & Devi, 2010). Tegenwoordig is de focus van het wetenschappelijk onderzoek verschoven naar de rol die vertrouwen speelt in de relatie tussen accountants en bedrijfsleiders en wat de impact daarvan is op de vraag naar advies. Uit onderzoek blijkt dat bedrijfsleiders erop vertrouwen dat hun accountant hen eerlijk behandelt en een correcte prijs vraagt voor de geleverde traditionele boekhoudkundige taken. Verder wordt de accountant bekwaam geacht door de bedrijfsleider en is men er zeker van dat de accountant het vertrouwen niet zal schaden (Everaert, Sarens, & Rommel, 2005). Daarnaast blijken accountants een van de meest vertrouwde adviseurs te zijn (Blackburn, Carey, & Tanewski, 2014). Met dit onderzoek wensen we graag bij te dragen tot dit opkomende onderzoeksgebied. Het doel is om aan de hand van een online vragenlijst meer inzicht te verkrijgen in het vertrouwen die bedrijfsleiders van Vlaamse KMO s hebben in hun accountant en welke impact dat heeft op de vraag naar advies van de accountant. Uit de literatuur blijkt dat er vier verschillende vormen van vertrouwen bestaan: relationeel vertrouwen, calculatief vertrouwen, vertrouwen gebaseerd op instituties en vertrouwen gebaseerd op afschrikking (Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer, 1998). Tot op heden werd nog geen onderscheid gemaakt tussen deze vormen van vertrouwen in de context van de relatie tussen accountants en bedrijfsleiders. We zullen onderzoeken welke factoren bijdragen tot de ontwikkeling van elk van die vormen van vertrouwen in de 1 Wanneer we het over accountants hebben, bedoelen we de externe accountant. 1

12 accountant. Vervolgens zullen we nagaan of de vraag naar advies verschilt naargelang het soort vertrouwen de bedrijfsleider heeft in de accountant. Het vervolg van deze paper bestaat uit vier onderdelen. Ten eerste onderzoeken we de reeds gepubliceerde literatuur met betrekking tot de additionele dienstverlening van accountants en het vertrouwen. Dit stelt ons in staat om de hypothesen van dit onderzoek te formuleren. Vervolgens wordt de onderzoeksopzet toegelicht en de manier waarop de variabelen gemeten worden. Daarna worden de resultaten beschreven en geanalyseerd. Tenslotte worden de conclusies samengevat en zullen enkele suggesties voor toekomstig onderzoek worden geformuleerd. 2

13 2. Literatuurstudie 2.1. Uitbreiding van de diensten van de accountant Sinds de jaren 80 zijn de aangeboden diensten van een accountant drastisch uitgebreid en deze evolutie kent tot op vandaag nog geen einde. Steeds meer accountants kiezen ervoor om bovenop de traditionele boekhoudkundige taken adviesverlenende diensten aan te bieden om op die manier te kunnen voldoen aan de toenemende vereisten van interne en externe stakeholders van ondernemingen (Gooderham, Tobiassen, Doving, & Nordhaug, 2004; Blackburn & Jarvis, 2010). Onder de traditionele boekhoudkundige taken verstaan we de taken die deel uit maken van de jaarlijkse boekhoudcyclus en waar Belgische ondernemingen sinds 1975 bij wet verplicht toe zijn: (1) het inboeken van aan- en verkoopfacturen en financiële transacties, (2) het opmaken van een tussentijdse resultatenrekening en van een kasplanning, (3) het afsluiten van de boekhouding, (4) het opstellen van de jaarrekening, (5) het opmaken van de Belgische btw-aangifte, en tot slot (6) het opstellen van de aangifte voor de Belgische vennootschapsbelasting (Jones, 2002). Ook de additionele dienstverlening kan opgesplitst worden in een aantal categorieën. Ten eerste is er het financieel managementadvies, deze categorie omvat adviestaken zoals kasplanning/budgettering, investeringsbeslissingen, financieringsbeslissingen en de waardering van bedrijven bij overnames of fusies. Een tweede categorie is het fiscaal advies. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze categorie niet de traditionele aangiftes van btw en vennootschapsbelasting omvat aangezien deze taken onder de traditionele boekhoudkundige taken werden opgenomen. Wat wel onder deze categorie wordt opgenomen is het advies dat de accountant verleent inzake fiscale optimalisatie. De derde categorie is het juridisch advies, wat advies betreft over de drie takken van het recht waar een doorsnee onderneming mee geconfronteerd wordt: het handelsrecht, vennootschapsrecht en sociaal recht. Ten slotte kunnen accountants instaan voor het verlenen van strategisch advies. Deze categorie betreft advies omtrent hulp bij de formulering van de ondernemingsdoelstellingen, het regelmatig bijwerken van de strategie en het aanbieden van mogelijkheden die bijdragen tot een sterke groei van de onderneming. Ook advies met betrekking tot de twee strategische domeinen marketing en personeelsbeleid behoort tot deze categorie (Defauw, 2011; De Cock & Minnaert, 2010). De uitbreiding van het traditionele takenpakket naar additionele diensten kan worden beschouwd als een antwoord op de vraag naar externe steun en advies van KMO s. Uit onderzoek blijkt namelijk dat 95% van de KMO s beroep doet op externe adviesverlening (Bennett & Robson, 1999). Een in de literatuur vaak aangehaalde verklaring voor de toegenomen vraag naar advies van accountants is de resource-based view of the firm. Deze theorie stelt dat het voor kleine ondernemingen noodzakelijk is om middelen van externe bronnen te verkrijgen, omdat zij zelf in kennis en middelen gelimiteerd zijn om een concurrentieel 3

14 voordeel te ontwikkelen. Vaak is er gebrek aan expertise binnen de onderneming, vooral wanneer er buitengewone veranderingen plaatsvinden binnen het bedrijf en in de externe omgeving. Voorbeelden van zulke veranderingen zijn groei of overname van de onderneming en toegenomen reguleringen en wetgeving. Een mogelijke oplossing hiervoor is het aanwerven van gekwalificeerde personen. Dit is echter moeilijk voor kleine ondernemingen, aangezien zij niet over de mogelijkheid beschikken om aantrekkelijke lonen en voordelen aan te bieden. Bijgevolg zien ze zich genoodzaakt om beroep te doen op externe personen (Gooderham et al., 2004; Kamyabi & Devi, 2010). Dankzij hun expertise op vlak van financiële kwesties, zijn accountants de uitgewezen personen om bij te dragen tot het bereiken van een concurrentieel voordeel, wat als de basis van het succes van een onderneming kan worden beschouwd (Blackburn & Jarvis, 2010; Blackburn, Carey, & Tanewski, 2010). Een tweede verklaring voor de additionele dienstverlening van accountants kan gevonden worden in het feit dat er een toename is van het aantal ondernemingen die zelf de boekhouding voert ten gevolge van talrijke technologische innovaties (Blackburn & Jarvis, 2010). Bovendien blijkt uit onderzoek dat 80,5 % van de ondernemingen het belangrijk vindt om een deel van de boekhouding zelf te doen als middel om controle over de ondernemingen te bewaren (De Bruyckere & Verplancke, 2015). Hierdoor zien accountants zich genoodzaakt om additionele diensten aan te bieden om op die manier extra opbrengsten te genereren (Blackburn & Jarvis, 2010). Daarenboven is additionele dienstverlening winstgevender dan de traditionele boekhoudtaken omdat klanten bereid zijn meer te betalen voor additionele diensten, wat ook beschouwd kan worden als motivatie om de traditionele taken uit te breiden (Doving & Gooderham, 2008) Kenmerken van additionele dienstverlening De dienstverlening naar bedrijven toe heeft een aantal karakteristieken. Bedrijfsadvies is ontastbaar en ondeelbaar, voor de levering van advies is er namelijk geen tussenpersoon vereist tussen de adviesverlener en de klant. Verder is het advies aangepast aan de individuele noden van de klant, waardoor het advies heterogeen is (Bennett & Robson, 1999). Daarenboven is interactie tussen de klant en de adviesverlener vereist tijdens verschillende fases: om de adviseur te kiezen, om de verwachtingen van het advies duidelijk te maken en ten slotte bij de beoordeling van het advies (Bennet & Robson, 2004). Er bestaan twee types van asymmetrische informatie tijdens deze fases: ex ante en ex post. Ex ante asymmetrische informatie ontstaat doordat de klant onvoldoende informatie heeft over de geschiktheid van de potentiële adviseur voor het doel van de taak. Dit type asymmetrische informatie duikt op in de selectiefase en maakt het moeilijk om een geschikte adviseur te selecteren. Ex post asymmetrische informatie is het gevolg van het feit dat de klant niet steeds bekwaam is om het resultaat van het advies 4

15 te beoordelen, bijvoorbeeld omdat het advies vaak betrekking heeft op veranderingen in het gedrag van het personeel of de strategie van de onderneming waarvoor specifieke resultaten moeilijk meetbaar zijn. Het vertrouwen in de adviesverlener kan gezien worden als een middel om informatieasymmetrie op te lossen (Bennet & Robson, 2004). Uit de literatuur blijkt dat accountants, bankiers en advocaten de meest gebruikte personen voor additionele dienstverlening zijn en bovendien ook de grootste impact hebben. Omdat ze zich aan specifieke institutionele bepalingen moeten houden, genieten zij institutioneel vertrouwen (Bennett & Robson, 1999). Een bijkomende reden waarom accountants tot de meest gehanteerde adviesverleners behoren is omdat KMO s vaak reeds gedurende een langere tijd beroep doen op een accountant voor de traditionele taken, waardoor er al een bepaalde mate van vertrouwen ontwikkeld is dat noodzakelijk is voor de verlening van additionele diensten. Daarenboven kunnen KMO s kosten besparen indien ze beroep doen op dezelfde adviesverlener voor verschillende soorten diensten (Doving & Gooderham, 2005). Het merendeel van de KMO s doet dus een beroep op externe dienstverleners, maar niet alle KMO s schakelen daarvoor hun externe accountant in. Hiervoor kunnen verschillende redenen worden aangehaald. Ten eerste blijkt er een afwijking te zijn in de manier waarop accountants en ondernemers naar een bepaald probleem kijken. Accountants doen dat vaak op een rationele manier terwijl ondernemers dat eerder op een informele manier doen. Ten tweede zien bedrijfsleiders hun accountant als iemand met expertise op het vlak van boekhouding, maar zijn ze er niet altijd van overtuigd dat hun accountant capabel is om advies te verlenen over problemen op andere gebieden. Ten derde blijkt dat er een enorme toename is in het aantal adviesverleners, waardoor er ook andere experts zijn waarop bedrijfsleiders een beroep kunnen doen (Dyer & Ross, 2007). Volgens Bennett & Robson (1999) zijn er twee karakteristieken waarover een externe adviesverlener minimaal moet beschikken. Ten eerste moet hij een specialist zijn in zijn vak en de nodige vaardigheden, expertise en onbewuste kennis over het bedrijf bezitten, zodat men het advies van hoge kwaliteit kan beschouwen. Daarnaast is het ook van belang dat hun klanten een hoge mate van vertrouwen hebben in hen, wat vaak ontstaat door de relatie die ze reeds hebben met hun klanten. Uit een ander onderzoek blijkt dat ook een karakteristiek van de ondernemer zelf van belang is: het is belangrijk dat de ondernemer open staat voor advies van de adviesverlener en dat hij van plan is om zijn onderneming te laten groeien (Gooderham et al., 2004). De markt voor bedrijfsadvies is enorm competitief en accountants moeten dus ook kunnen aantonen dat ze de geschikte persoon zijn voor het verlenen van advies. Zoals eerder aangegeven denken ondernemers vaak dat accountants niet over de nodige kennis beschikken om advies 5

16 te verlenen over andere zaken dan de boekhouding. Ook de accountant is zich hiervan bewust en erkent de behoefte aan bijkomende specialisering en professionele training in bepaalde vakgebieden (Blackburn et al., 2010). Deze behoefte kan op een aantal manieren bevredigd worden: ten eerste kan er voorzien worden in een heterogeen menselijk kapitaal. Door te vermijden dat alle werknemers binnen een accountantskantoor hetzelfde type diploma of dezelfde vaardigheden bezitten, kan er beantwoord worden aan de vraag naar verschillende soorten advies (Doving & Gooderham, 2008). De klant wordt dan doorverwezen naar een specifiek departement afhankelijk van zijn of haar behoefte. Deze aanpak vinden we vooral terug in grote accountantskantoren. Ten tweede kan het voordelig zijn dat het accountantskantoor zich focust op een specifieke sector of bepaalde competentie (Blackburn & Jarvis, 2010). Een laatste mogelijkheid bestaat erin om allianties te ontwikkelen met andere specialisten. De accountant neemt dan de rol van huisarts waar, dankzij hun brede kijk kunnen ze snel zien of ze al dan niet zelf advies kunnen verlenen. Indien dat niet lukt, kan de accountant de klant doorsturen naar de geschikte specialisten binnen hun netwerk (Blackburn et al., 2010; Blackburn & Jarvis, 2010) Factoren die de vraag naar additionele dienstverlening beïnvloeden Zoals reeds vermeld maken zo goed als alle KMO s gebruik van extern advies. Uit de literatuur blijkt dat een aantal karakteristieken eigen aan ondernemingen de vraag naar extern advies beïnvloeden. Ten eerste blijkt dat de grootte van de onderneming een invloed heeft op de vraag naar additionele dienstverlening. Omwille van de resource-based theory of the firm zouden we een negatieve relatie kunnen verwachten tussen de grootte van de onderneming en de vraag naar extern advies. Deze theorie suggereert namelijk dat kleinere bedrijven een grotere behoefte hebben aan advies omwille van gebrek aan expertise en middelen binnen het bedrijf (zie supra). Gezien kleine ondernemingen echter over weinig financiële middelen beschikken om extern advies aan te kopen, is er ook een reden om aan te nemen dat een positieve relatie tussen beide factoren mogelijk is. Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat het gebrek aan financiële middelen zwaarder doorweegt en dat we dus een positieve relatie kunnen suggereren (Blackburn et al., 2010; Gooderham et al., 2004; Bennett & Robson, 1999; Johnson, Webber, & Wayne, 2007). We formuleren volgende hypothese: Hypothese 1: Hoe groter de onderneming, hoe groter de vraag naar additionele dienstverlening van de accountant. 6

17 Ook de leeftijd van de onderneming speelt een belangrijke rol. Jonge bedrijven zullen meer op zoek gaan naar extern advies omdat de ondernemer op dat moment nog niet veel ervaring heeft met bepaalde regelgeving en uitdagingen (Kirby & King, 1997). Bovendien is de onderneming in het beginstadium vatbaarder voor faling. (Blackburn et al., 2010). We willen dus nagaan of volgende hypothese geldt: Hypothese 2: Hoe jonger de onderneming, hoe groter de vraag naar additionele dienstverlening van de accountant. Daarnaast blijkt de vraag naar extern advies ook te verschillen tussen ondernemingen in verschillende sectoren. Uit het onderzoek van Bennett & Robson (1999) bleek dat de vraag naar extern advies groter is in ondernemingen uit de nijverheidssector dan in ondernemingen uit de dienstensector. Dit kan deels verklaard worden door de sterke concurrentie die kenmerkend is aan de nijverheidssector (Tanewski & Carey, 2007). Ondernemingen in sterk competitieve sectoren hebben immers baat bij de inschakeling van extern advies, omdat dit kan bijdragen tot de uitbouw van een concurrentieel voordeel (Gooderham et al., 2004). Bijgevolg formuleren we volgende hypothese: Hypothese 3: De vraag naar additionele dienstverlening is groter in ondernemingen uit de nijverheidssector dan ondernemingen uit de dienstensector. Uit de literatuur blijkt dat er nog een aantal andere factoren zijn die de vraag naar additionele dienstverlening beïnvloeden. Zo zouden ondernemingen die geconfronteerd worden met financiële risico s meer geneigd zijn om advies aan hun accountants te vragen om op die manier het hoofd te kunnen bieden aan hun financiële problemen (Holmes, Kelly, & Cunningham, 1991). Ook ondernemingen die snel groeien en die van plan zijn om zich te herstructureren zullen sneller advies vragen aan externe personen. Ten slotte zouden ondernemingen die een interne accountant hebben en die bestuurd worden door meerdere personen minder snel een externe persoon inschakelen voor advies (Blackburn et al., 2010). Binnen dit onderzoek zullen we echter geen verdere aandacht besteden aan deze factoren. Naast factoren eigen aan de onderneming speelt ook het vertrouwen in de adviesverlener een belangrijke rol in de vraag naar advies. Omdat advies grotendeels een ontastbare dienst is en omdat er een grote hoeveelheid informatie moet worden uitgewisseld, kan een persoonlijke relatie gekenmerkt door vertrouwen ertoe leiden dat een bepaalde adviesverlener gekozen wordt. Zoals eerder aangegeven biedt vertrouwen in de adviesverlener ook een oplossing voor informatieasymmetrie (Bennet & Robson, 2004). In dit onderzoek zullen we nagaan of vertrouwen in de accountant ertoe leidt dat er advies wordt gevraagd aan de externe accountant. Vooraleer we daartoe komen, onderzoeken we eerst wat vertrouwen precies is. 7

18 2.4. Vertrouwen tussen de bedrijfsleider en de accountant Definitie van vertrouwen Vertrouwen tussen personen is een moeilijk te definiëren begrip en wordt bijgevolg in de literatuur op zeer veel verschillende manieren gedefinieerd. Een definitie waar vaak naar verwezen wordt, is die van Mayer, Davis & Schoorman (1995) waarin vertrouwen wordt gedefinieerd als de bereidheid van een partij om zich kwetsbaar op te stellen tegenover acties van een andere partij, gebaseerd op de verwachting dat deze partij een bepaalde actie zal uitvoeren die van belang is voor de andere partij, ongeacht de mogelijkheid om die partij te monitoren of te controleren. Deze definitie van vertrouwen kan opgesplitst worden in twee verschillende constructen: trusting intention en trusting beliefs (Rousseau et al., 1998; McKnight, Cummings, & Chervany, 1998). Met trusting intention wordt bedoeld dat mensen bereid zijn om van anderen afhankelijk te zijn in bepaalde situaties. Volgens verschillende onderzoekers (o.a. Coleman, 1990; Deutsch, 1962 en Giffin, 1967) zijn kwetsbaarheid en onzekerheid noodzakelijke voorwaarden opdat men zich afhankelijk van anderen zal opstellen. Onder trusting beliefs verstaan we de perceptie van de vertrouwende partij dat de vertrouwde partij bepaalde eigenschappen bezit waar de vertrouwende partij voordeel uit zou kunnen halen (Mayer et al., 1995; McKnight et al. 1998). Meerdere definities zien het beheer van risico, onzekerheid en kwetsbaarheid als de belangrijkste functies van vertrouwen (Tyler & Stanley, 2007). Vertrouwen wordt geacht een belangrijk element te zijn van om het even welke succesvolle relatie. Het kan helpen bij de ontwikkeling van duurzame relaties en verhoogde betrokkenheid binnen relaties (Gounaris & Venetis, 2002). Wanneer Rousseau et al. (1998) onderzoeken of er een fundamentele eensgezindheid bestaat over de definitie van vertrouwen vinden ze dat er twee cruciale componenten zijn die in alle onderzochte definities terugkomen. Enerzijds is er de bereidheid om zich kwetsbaar op te stellen tegenover de acties van de andere partij. Anderzijds zijn er positieve verwachtingen over de bedoeling, motivatie en het gedrag van de andere partij, ondanks de onzekerheid over het optreden van de andere partij. Rousseau et al. (1998) besluiten dan ook om vertrouwen als volgt te definiëren: een psychologische status die de intentie omvat om kwetsbaarheid te accepteren op basis van positieve verwachtingen over de intenties of het gedrag van iemand anders. Verder vinden Rousseau et al. (1998) dat er twee algemeen aanvaarde voorwaarden bestaan waaraan moet worden voldaan opdat men zou kunnen spreken van vertrouwen. Ten eerste moet er sprake zijn van een risico, een waargenomen kans op verlies. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een bedrijfsleider beroep doet op een accountant voor advies en daarvoor een som geld betaalt. Indien de accountant niet 8

19 te vertrouwen zou zijn dan riskeert de bedrijfsleider zijn geld te verliezen of slecht advies te krijgen. Indien men acties zou kunnen ondernemen met volledige zekerheid en zonder risico, zou er geen behoefte aan vertrouwen bestaan (Lewis & Weigert, 1985). De oorzaak van dit risico ligt in de onzekerheid omtrent hoe de andere zich zal gedragen. Ten tweede moet er ook voldaan zijn aan de voorwaarde van wederzijdse afhankelijkheid. Indien er een gebrek zou zijn aan vertrouwen in de accountant, zouden de belangen van de bedrijfsleider niet bereikt kunnen worden. Wanneer het risico en de wederzijdse afhankelijkheid variëren over de duur van de relatie tussen twee partijen kan dit het niveau en de vorm van vertrouwen aantasten Antecedenten van vertrouwen Om de antecedenten van vertrouwen te beschrijven baseren we ons op het model van vertrouwen binnen organisaties van Mayer et al. (1995). Dit model wordt in tal van onderzoek geciteerd (o. a. Blackburn et al., 2014; Dirks & Ferrin, 2001; Rousseau et al., 1998) waaruit we kunnen besluiten dat dit model algemeen wordt aanvaard. Volgens Mayer et al. zijn er vier factoren die leiden tot vertrouwen: geneigdheid om te vertrouwen en de perceptie van bekwaamheid, welwillendheid en integriteit (zie figuur 1). De eerste factor is een eigenschap eigen aan de bedrijfsleider. De laatste drie factoren zijn de zogenaamde trusting beliefs en zijn eigenschappen eigen aan de accountant. Figuur 1- Model van vertrouwen van Mayer et al. (1995) 9

20 Geneigdheid om te vertrouwen (Trustor s propensity) Geneigdheid om te vertrouwen is een karakteristiek eigen aan de vertrouwende partij ( trustor ), in deze context dus de bedrijfsleider, en is onafhankelijk van de situatie. Deze karakteristiek zal de kans beïnvloeden dat de bedrijfsleider een accountant zal vertrouwen, alvorens er informatie over hem of haar beschikbaar is (Mayer et al., 1995). Er wordt ook wel gesproken over personality-based trust (Bowlby, 1982; Erikson, 1968). Wanneer men gedurende de kindertijd hulp zoekt en ontvangt van een welwillend persoon, wordt vertrouwen ontwikkeld en zal dat resulteren in de neiging om anderen te vertrouwen (Rotter, 1967). Uit onderzoek blijkt dat de persoonlijkheid van bedrijfsleiders een invloed kan hebben op de mate waarin extern advies zal worden gezocht en aangekocht. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee verschillende groepen. Enerzijds zijn er de self-directed individuals, deze personen zijn minder geneigd om bedrijfsadvies aan te kopen omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze zelf de nodige kennis en expertise bezitten. Deze personen zullen enkel extern advies aankopen indien er een opgelegde verandering (zoals nieuwe wetgeving) of een uitzonderlijke gebeurtenis (zoals de verkoop van een deel van het bedrijf) plaatsvindt. Anderzijds zijn er personen die graag een positieve bevestiging krijgen van hun beslissingen door advies te vragen aan hun accountant (validators). Deze personen zijn geneigd om advies aan te kopen op lange termijn en zullen niet wachten tot er zich een opgelegde verandering voordoet alvorens advies te kopen (Blackburn et al., 2010). Bedrijfsleiders die van nature uit meer geneigd zijn om mensen te vertrouwen, staan meer open voor bedrijfsadvies. Zoals eerder aangegeven hoeft dit advies echter niet noodzakelijk van de externe accountant afkomstig te zijn. Bedrijfsleiders met een lagere geneigdheid om te vertrouwen vinden het noodzakelijk dat de accountant eerst zijn competenties en empathie bewijst alvorens bedrijfsadvies te vragen (Blackburn et al., 2014). De volgende drie factoren die leiden tot vertrouwen zijn karakteristieken die eigen zijn aan de vertrouwde partij ( trustee ), in de context van dit onderzoek de accountant. Trusting beliefs De drie karakteristieken eigen aan de accountant worden in meerdere onderzoeken samengenomen tot trusting beliefs (Rousseau et al., 1998; McKnight et al., 1998). Vroeger beschouwde men percepties over onder andere het ethische karakter, bekwaamheid, voorspelbaarheid of combinaties van die eigenschappen als de essentie van vertrouwen. Over de tijd heen heeft men die eigenschappen gereduceerd tot drie trusting beliefs: bekwaamheid, welwillendheid en integriteit. De andere eigenschappen overlappen met deze drie trusting beliefs (McKnight, Choudhury, & Kacmar, 2002). Een accountant die over deze eigenschappen beschikt, is een uitstekende persoon om mee samen te werken omdat hij zich op een ethische, vriendelijke, bekwame en consistente manier zal gedragen. 10

21 Bekwaamheid (Ability) Bekwaamheid wordt door Mayer et al. (1995) gedefinieerd als het geheel van vaardigheden, competenties en karakteristieken waarover een persoon beschikt en die het mogelijk maken om invloed uit te oefenen binnen een specifiek domein. Het is duidelijk dat bekwaamheid specifiek is aan een bepaald domein. Een persoon kan zeer bekwaam zijn in één domein, maar daarom niet noodzakelijk in een ander domein. Competentie wordt door vele onderzoekers als gelijkaardig aan bekwaamheid beschouwd (o.a. Butler, 1991; Butler & Cantrell, 1984; Kee & Knox, 1970; Lieberman, 1981; Rosen & Jerdee, 1977). In de context van de relatie tussen bedrijfsleiders en hun accountants wordt bekwaamheid gedefinieerd als de mate waarin bedrijfsleiders erin geloven dat hun externe accountant over de nodige vaardigheden en kennis beschikt om advies te verlenen. Over het algemeen wordt aangenomen dat de accountant over de nodige kennis en vaardigheden beschikt om zijn taak op een correcte manier uit te voeren. Dit is het gevolg van het feit dat men, alvorens toegang te krijgen tot het beroep van accountant, moet slagen voor een toelatingsexamen, een driejarige stage succesvol moet hebben doorlopen en een bekwaamheidsexamen moet hebben afgelegd (IAB, 2015). Bedrijfsleiders zijn er zich echter wel van bewust dat accountants slechts beschikken over de nodige competenties om de traditionele taken uit te voeren. Daarom zijn ze er niet altijd van overtuigd dat hun accountant over de nodige competenties beschikt om advies te verlenen. Accountants proberen dit op te lossen door aan de hand van allerlei technieken (zie supra) aan te tonen dat ze ook bekwaam zijn om additionele diensten te verlenen. De accountant zelf is er daarentegen wel van overtuigd dat hij over de noodzakelijke vaardigheden en kennis beschikt om als een goede dienstverlener te kunnen optreden. Er is hier dus sprake van een verwachtingskloof tussen de behoeftes van een KMO en het aanbod van de accountant. Het is voor de bedrijfsleiders cruciaal dat de accountant voldoende kennis heeft over de sector om competent te kunnen zijn als bedrijfsadviseur. Een KMO-manager zal pas overwegen om bedrijfsadvies aan te kopen als hij ervan overtuigd is dat de adviseur voldoende competent is (Blackburn et al., 2014). Welwillendheid (Benevolence) Welwillendheid is de mate waarin de vertrouwde partij gelooft dat de vertrouwende partij goed wil doen voor de vertrouwde partij, eerder dan te handelen in eigenbelang (Mayer et al. 1995). Het belangrijkste aan welwillendheid is de bereidheid om de andere te helpen. In veel onderzoeken duiken gelijkaardige concepten aan welwillendheid op die als basis van vertrouwen functioneren (Larzelere & Huston, 1980; Solomon, 1960; Strickland, 1958). Blackburn et al. (2014), die de invloed onderzoeken van relaties en vertrouwen op de beslissing van KMO s om advies van hun externe accountant aan te kopen, vervangen welwillendheid door empathie. Dit wordt gedefinieerd als de mate waarin KMO-managers geloven dat 11

22 hun externe accountant in hun belang zal handelen, door het begrijpen van en zorgdragen voor de behoeften van de klant. Dankzij empathie kunnen accountants betere relaties opbouwen met hun klanten en het maakt het hen mogelijk om de problemen binnen het bedrijf beter te begrijpen. Zowel bedrijfsleiders als accountants zijn ervan overtuigd dat empathie een noodzakelijkheid is om een goeie relatie te kunnen opbouwen (Blackburn et al., 2010). Integriteit (Integrity) Integriteit omvat de perceptie van de vertrouwende partij dat de vertrouwde partij zich aan een reeks principes houdt die de vertrouwende partij aanvaardbaar vindt (Mayer et al. 1995). Voorbeelden van zulke principes zijn rechtvaardigheid, geloofwaardige communicatie en het nakomen van beloftes. Zowel aanhankelijkheid ten opzichte van en de aanvaardbaarheid van de principes is zeer belangrijk (McFall, 1987). Indien een persoon zich aan een aantal principes houdt, spreekt McFall (1987) van persoonlijke integriteit. Als deze principes echter niet aanvaardbaar zouden zijn voor de vertrouwde partij, dan zal die persoon geen morele integriteit hebben. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een persoon zich steeds houdt aan het principe van winst maken en dit ten koste van alles, die persoon voldoet dan aan persoonlijke integriteit. Door het belang van aanvaardbaarheid van principes wordt belet dat een persoon die zich aan dit principe houdt hoog zou scoren op integriteit, tenzij dit principe aanvaard zou worden door de vertrouwende partij. Opnieuw zijn er gelijkaardige concepten aan integriteit die in de literatuur worden gezien als antecedenten van vertrouwen, zoals bijvoorbeeld waardecongruentie, consistentie en eerlijkheid (Sitkin & Roth, 1993; Butler, 1991). Integriteit heeft een belangrijke invloed op vertrouwen, vooral in situaties waar onzekerheid een rol speelt, omdat de vertrouwende partij op die manier in staat is om toekomstige gebeurtenissen te voorspellen (Doney & Cannon, 1997). Als we dit opnieuw bekijken in de relatie tussen KMO-managers en hun accountants zien we dat integriteit gemakkelijk omslaat in eerlijkheid. Zoals eerder gezien bij empathie zien we ook hier dat integriteit een cruciaal element is in elke succesvolle relatie met de klant, maar het geen garantie geeft dat de KMO bedrijfsadvies van zijn accountant zal opnemen (Blackburn et al., 2014). Hoe deze drie karakteristieken precies leiden tot vertrouwen verschilt per persoon en per situatie. Het kan zijn dat in een bepaalde situatie vooral de bekwaamheid van de accountant van belang is. In andere situaties kan het zijn dat er zeer gevoelige informatie wordt gedeeld waardoor vooral de integriteit van de accountant belangrijk is. Ten slotte kan een bepaald individu een groter gewicht toekennen aan een van de drie eigenschappen in bepaalde situaties dan een ander persoon zou doen (Mayer & Davis, 1999). In het onderzoek van Blackburn et al. (2010) kon men besluiten dat het van belang is dat de accountant eerst aantoont dat hij bepaalde eigenschappen bezit zoals empathie, bekwaamheid, eerlijkheid en integriteit voordat de bedrijfsleider beroep op hem zal doen voor advies. 12

23 Vormen van vertrouwen Rousseau et al. (1998) maken een onderscheid tussen vier verschillende vormen van vertrouwen. Een aantal van die vormen worden ook door andere onderzoekers aangehaald, al dan niet onder dezelfde benaming. In deze paper wensen we na te gaan of de vorm van vertrouwen die de KMO heeft in zijn accountant bepalend is voor de vraag naar advies van die accountant. Ten eerste kan vertrouwen op afschrikking zijn gebaseerd (deterrence-based trust), waarbij men zich niet opportunistisch zal gedragen omdat de voordelen die aan opportunistisch gedrag verbonden zijn teniet worden gedaan door het nadeel van de sancties. Omwille van de afschrikking door deze sancties gelooft men dat negatieve intenties worden voorkomen, wat echter niet hetzelfde is als het hebben van positieve intenties. Zoals eerder gezegd, zien Rousseau et al. (1998) het hebben van positieve verwachtingen als een cruciale component van de definitie van vertrouwen. Aangezien die positieve verwachtingen hier afwezig zijn, kan worden aangenomen dat deze vorm eigenlijk geen vorm van vertrouwen is, maar eerder een vorm van wantrouwen. Deze vorm wordt ook vermeld door Shapiro, Sheppard, & Cheraskin (1992). Volgens hen kunnen we spreken van vertrouwen op basis van afschrikking wanneer de potentiële kost verbonden aan het stopzetten van de relatie of de kans dat de vertrouwende partij wraak zal nemen groter is dan de voordelen die het wantrouwend handelen biedt op korte termijn. Er wordt benadrukt dat vertrouwen wordt behouden uit schrik voor wat er zal gebeuren indien men wantrouwend zou handelen. Omdat accountants lid zijn van het IAB zijn ze verplicht om de deontologische regels verbonden aan het beroep na te leven. Indien ze zich misdragen en deze regels overtreden, dan riskeren ze een beschadiging van hun reputatie en eventueel verlies van hun lidmaatschap. De regels en procedures die het IAB vooropstelt, bepalen de mate van afschrikking (Coakes, 2003). Aangezien we deze vorm niet als een echte vorm van vertrouwen kunnen beschouwen, formuleren we op intuïtieve wijze volgende hypothese: Hypothese 4: Er bestaat een significant negatieve relatie tussen vertrouwen gebaseerd op afschrikking en de vraag naar advies door de bedrijfsleider. De tweede vorm van vertrouwen van Rousseau et al. (1998) is calculatief vertrouwen (calculus-based trust), wat gebaseerd is op een rationele keuze. Volgens Lewicki & Bunker (1996) zal er een berekening worden gemaakt van de voordelen en kosten die verbonden zijn aan de relatie met de vertrouwde partij. Zo zullen bedrijfsleiders geneigd zijn om de huidige accountant te behouden als de switching costs hoog zijn. Dit komt omdat deze kosten zwaarder doorwegen dan de voordelen die verbonden zijn aan het eventueel veranderen van accountant. Switching costs zijn bepaalde middelen (tijd, geld en inspanningen) die verloren gaan indien men van accountant zou veranderen (Jones, Mothersbaugh, & 13

24 Beatty, 2000). Alle elementen die de kosten van het verlaten van de huidige accountant verhogen, zorgen ervoor dat het calculatief vertrouwen hoger is. Deze vorm van vertrouwen is gelijkaardig aan wat sommige onderzoekers als calculatieve betrokkenheid bestempelen. Betrokkenheid kan gedefinieerd worden als een blijvende wens om een gewaardeerde relatie te onderhouden (Moorman, Zaltman, & Deshpandé, 1992). Er zijn twee types betrokkenheid: calculatieve en affectieve. Calculatieve betrokkenheid komt voort uit een verwachting van hoge switching costs bij een beëindiging van de relatie. Dit is het resultaat van de berekening van alle kosten en voordelen verbonden aan de relatie (Gounaris, 2005). Wanneer de bedrijfsleider zich calculatief betrokken voelt, zal hij de relatie met zijn accountant behouden omdat hij het gevoel heeft dat hij hiertoe verplicht is. Er is dus sprake van een negatieve motivatie om de relatie te behouden. Bijgevolg formuleren we volgende hypothese: Hypothese 5: Er bestaat een significant negatieve relatie tussen calculatief vertrouwen en de vraag naar advies door de bedrijfsleider. Ten derde spreken Rousseau et al. (1998) van relationeel vertrouwen (relational trust). Deze vorm van vertrouwen ontstaat door herhaalde contacten tussen de accountant en de KMO. Door de verworven informatie ontstaan positieve verwachtingen ten opzichte van de intenties van de accountant. Wanneer die verwachtingen succesvol vervuld worden, zal de bereidheid om te vertrouwen enkel maar vergroten. Door het vervullen van de traditionele taken heeft de bedrijfsleider reeds een lange tijd contacten met de accountant waardoor relationeel vertrouwen ontwikkeld kan worden (Blackburn & Jarvis, 2010). McAllister (1995) geeft aan dat affectief vertrouwen kan ontstaan wanneer er frequentere en langere contacten plaatsvinden. Affectief vertrouwen is gebaseerd op gevoelens van veiligheid en gehechtheid die gegenereerd worden door de zorg en aandacht van de vertrouwde partij. Het komt er in essentie op neer dat men een persoon zal vertrouwen op basis van emoties en gevoelens (Johnson-George & Swap, 1982; Rempel, Holmes, & Zanna, 1985). Een aanverwant begrip is identification-based trust van Shapiro et al. (1992) en Lewicki & Bunker (1996). Doordat beide partijen dezelfde wensen, intenties en waarden delen en die ook accepteren, kan men zich identificeren met de andere partij. Omdat de vertrouwende partij weet dat hij gemeenschappelijke belangen heeft met de vertrouwde partij, kan de vertrouwde partij als agent optreden en de belangen van de vertrouwende partij beschermen (Lewicki, Tomlinson, & Gillespie, 2006). Deze vorm van vertrouwen vertoont gelijkenissen met het concept affectieve betrokkenheid. In tegenstelling tot calculatieve betrokkenheid, leidt affectieve betrokkenheid tot een positieve motivatie om de relatie te behouden. Een affectief betrokken bedrijfsleider wil de relatie met de huidige accountant behouden omdat hij er graag mee samenwerkt en omdat hij plezier beleeft aan de relatie. Beide partijen voelen zich psychologisch verbonden waardoor ze gemotiveerd worden om de relatie te behouden. (Buchanan, 1974). Deze uiteenzetting leidt tot volgende hypothese: 14

25 Hypothese 6: Er bestaat een significant positieve relatie tussen relationeel vertrouwen en de vraag naar advies door de ondernemer. De laatste vorm van vertrouwen van Rousseau et al. (1998) is vertrouwen gebaseerd op instituties (institution-based trust). Deze vorm van vertrouwen verwijst naar het veilige gevoel dat de vertrouwende partij heeft dankzij bepaalde maatregelen of structuren eigen aan een bepaalde context (Gefen, Karahanna, & Straub, 2003). Het vertrouwen in een persoon wordt meestal gevormd op basis van een beoordeling van de bekwaamheid, welwillendheid en integriteit van die persoon (Mayer et al., 1995). Deze beoordeling kan in vele gevallen worden gemaakt op basis van interacties met die persoon. In sommige gevallen zijn er echter onvoldoende interacties om die beoordeling te maken. In dat geval kan men beroep doen op een derde persoon die de garantie kan geven dat de vertrouwde partij betrouwbaar is. In het geval van vertrouwen gebaseerd op instituties, wordt die garantie niet gegeven door een derde persoon maar door bepaalde instituties. Het kan dan zijn dat de bedrijfsleider de accountant vertrouwt omwille van bepaalde regels of garanties die het risico helpen verminderen dat de accountant zich onbetrouwbaar zal gedragen (Connelly, Crook, Combs, Ketchen, & Aguinis, 2015). Volgens McKnight et al. (1998) zijn er twee types van vertrouwen gebaseerd op instituties. Ten eerste is er situationele normaliteit, dit betreft het normaal veronderstellen van bepaalde zaken. Omdat het individu de indruk heeft dat de situatie normaal is, denkt hij dat dat een succesvolle interactie zal vergemakkelijken. Mensen zijn namelijk geneigd om meer vertrouwen te vertonen wanneer de situatie in lijn ligt met hun verwachtingen of met wat ze als normaal beschouwen (Gefen et al., 2003). Ten tweede zijn er de structurele garanties, dit kunnen bijvoorbeeld beloftes, contracten, garanties of reguleringen zijn. Institution-based trust wordt ook vermeld door Shapiro (1987) en Zucker (1986), deze vorm van vertrouwen wordt volgens hen gecreëerd dankzij structuren en beschermingsmaatregelen waardoor de vertrouwende partij zich veilig voelt om te vertrouwen, hier beperkt men zich dus tot de structurele garanties van McKnight et al. (1998). Accountants genieten van institutioneel vertrouwen omdat ze lid zijn van het IAB, wat beschouwd kan worden als een structurele garantie. Het IAB staat in voor de opleidingen die voorafgaan aan de titel van accountant en de organisatie van het beroep. Bovendien zorgt het IAB voor controle op het correct uitvoeren van de aan de leden toevertrouwde opdrachten. (IAB, 2016). Bennett & Robson (1999) vonden dat adviesverleners die onderworpen zijn aan een zelfregulerend kader (o.a. accountants, bankiers, juristen) de meest gebruikte bronnen van extern advies zijn. Adviesverleners die onderworpen zijn aan controles van institutionele organisaties genieten dus een concurrentieel voordeel. We formuleren volgende hypothese: Hypothese 7: Er bestaat een significant positieve relatie tussen vertrouwen gebaseerd op instituties en de vraag naar advies door de bedrijfsleider. 15

26 Naast deze vier vormen van Rousseau et al. (1998), vinden we in de literatuur nog twee belangrijke vormen van vertrouwen. Ten eerste wordt er vaak gesproken over cognitief vertrouwen, wat beschouwd wordt als het resultaat van reeds verworven kennis over de vertrouwde partij. Het verwerven van kennis over de vertrouwde partij kan op verschillende manieren gebeuren, zoals observatie van de vertrouwde partij of de reputatie ervan in andere relaties. Die kennis stelt de vertrouwende partij in staat om voorspellingen te maken omtrent de kans dat de vertrouwde partij zich aan zijn of haar verplichtingen zal houden (Johnson & Grayson, 2005). Omdat KMO s beroep doen op hun accountant voor de verplichte taken, is het mogelijk dat ze op basis van de kennis verworven via deze interactie vertrouwen ontwikkelen in de accountant voor wat betreft de additionele dienstverlening (Blackburn et al., 2010). Volgens Lewicki et al. (2006) gaat cognitief vertrouwen over de beoordeling van en het geloven in de betrouwbaarheid van de vertrouwde partij. Zoals eerder gezegd, is vertrouwen enkel van belang wanneer er sprake is van risico (Mayer et al., 1995; Rousseau et al., 1998). Bijgevolg weet de vertrouwende partij nooit op voorhand hoe de vertrouwde partij zal handelen. Het is de cognitieve vorm van vertrouwen die ervoor zal zorgen dat die onzekerheid deels kan worden gereduceerd (Lewis & Weigert, 1985). Shapiro (1987) en Zucker (1986) spreken in dit verband over cognition-based trust en verwijzen daarmee naar vertrouwen gebaseerd op cognitieve processen of eerste indrukken eerder dan vertrouwen gebaseerd op persoonlijke interactie met de vertrouwde partij. Er zijn twee soorten cognitieve processen die bijdragen aan de vorming van cognition-based trust. Enerzijds zijn er de categorisatieprocessen, binnen deze soort wordt er nog een verdere opsplitsing gemaakt: ten eerste worden bepaalde individuen in dezelfde categorie onderverdeeld als die waartoe je zelf behoort. Omdat men gemeenschappelijke waarden en doelen deelt, heeft dit als gevolg dat men die personen positiever beschouwt en daardoor geneigd is om hen meer te vertrouwen. Ten tweede kan er worden gecategoriseerd volgens reputatie, waarbij personen met een goede reputatie als betrouwbaar worden beschouwd, zonder andere informatie over die persoon te hebben. Een laatste categorisatieproces is stereotypering, dit kan ofwel op een algemene manier (bijvoorbeeld volgens geslacht) of op een specifieker niveau (McKnight et al., 1998). Anderzijds is er het proces van illusie van controle. Men is vaak geneigd om in onzekere situaties bepaalde acties te ondernemen waardoor men er zichzelf kan van overtuigen dat bepaalde zaken onder persoonlijke controle zijn (Langer, 1975). Een tweede vorm die meermaals wordt teruggevonden in de literatuur en die dicht aanleunt bij cognitief vertrouwen is knowledge-based trust. Doordat men een persoon zodanig goed kent, begrijpt men de acties van die persoon en is men in staat om zijn of haar gedrag te voorspellen (Shapiro et al., 1992). Deze vorm van vertrouwen ontstaat over de tijd heen door regelmatige communicatie met de vertrouwde partij waardoor men die partij beter leert kennen en relevante informatie verzamelt over zijn of haar reputatie, integriteit en betrouwbaarheid (Lewicki et al., 2006; McKnight et al., 1998). 16

27 Impact van de verschillende dimensies op de verschillende vormen van vertrouwen In tegenstelling tot het model van Mayer et al. (1995) zullen we niet de impact van de vier factoren op vertrouwen in het algemeen onderzoeken. In dit onderzoek maken we immers een onderscheid tussen vier verschillende vormen van vertrouwen. Dit leidt ertoe dat we de impact van de verschillende antecedenten van vertrouwen eigen aan de vertrouwde partij op de verschillende vormen van vertrouwen willen nagaan. Intuïtief voelen we namelijk aan dat de impact van bekwaamheid, welwillendheid en integriteit op verschillende vormen van vertrouwen niet hetzelfde zal zijn. Relationeel vertrouwen Volgens Dong-Jin, Jin Yong, Hyung Tark & Byung Hee (2008) is de impact van integriteit op het relationeel vertrouwen het sterkst, gevolgd door bekwaamheid en welwillendheid. Een vertrouwde partij die hoog scoort op integriteit zal namelijk zijn beloftes nakomen en bepaalde principes naleven. Dit zorgt ervoor dat de vertrouwende partij in staat is om het toekomstig gedrag van de vertrouwde partij te voorspellen. Ook bekwaamheid heeft een invloed op relationeel vertrouwen: wanneer de vertrouwde partij een bepaalde opdracht succesvol beëindigd dankzij zijn bekwaamheid, zal dat de vertrouwende partij motiveren om de relatie verder te zetten. Als de vertrouwde partij competent is, maar niet integer, kan dat een schadelijke impact hebben op de relatie. De vertrouwde partij zou dan bijvoorbeeld onrechtvaardig gedrag kunnen vertonen of zijn beloftes niet langer nakomen. Dit kan ervoor zorgen dat de relatie verbroken wordt, ook al heeft de vertrouwde partij in het verleden bewezen dat hij competent is in bepaalde zaken. We stellen dus dat integriteit een grotere impact heeft op relationeel vertrouwen dan bekwaamheid. Er zijn reeds een aantal studies gedaan waarbij men ondervond dat er een verschil is in de manier waarop men informatie over bekwaamheid beoordeelt en de manier waarop informatie over integriteit wordt beoordeeld (Kim, Ferrin, Cooper, & Dirks 2004; Connelly, Miller, & Devers, 2012). Zo vond men bijvoorbeeld dat mensen geneigd zijn om een persoon als oneerlijk te bestempelen indien hij of zij een fout maakt op vlak van integriteit, terwijl men een persoon die een fout maakt op vlak van bekwaamheid niet onmiddellijk als onbekwaam zal beoordelen. Bovendien is men geneigd om informatie over integriteit te veralgemenen over verschillende domeinen, terwijl de informatie over bekwaamheid eerder specifiek is aan een bepaald domein (Connelly et al., 2015). Dong-Jin et al. (2008) veronderstellen dat welwillendheid de zwakste impact heeft op relationeel vertrouwen. Welwillendheid motiveert de partijen om beter samen te werken, waardoor het succes van de relatie zal toenemen. Het zou echter geen noodzakelijke voorwaarde zijn voor het ontstaan van een relatie op lange termijn want wanneer integriteit en bekwaamheid beiden hoog zijn, is het belang van welwillendheid niet meer zo groot. Ten slotte verwachten we dat een bedrijfsleider die sneller geneigd is om mensen te vertrouwen, sneller relationeel vertrouwen zal hebben in zijn of haar accountant. 17

28 Hypothese 8a: Hoe groter de geneigdheid tot vertrouwen, hoe groter het relationeel vertrouwen. Hypothese 8b: Hoe groter de perceptie dat de accountant bekwaam is, hoe groter het relationeel vertrouwen. Hypothese 8c: Hoe groter de perceptie dat de accountant welwillend is, hoe groter het relationeel vertrouwen. Hypothese 8d: Hoe groter de perceptie dat de accountant integer is, hoe groter het relationeel vertrouwen. Hypothese 8e: Er bestaat een significante positieve relatie tussen trusting beliefs en relationeel vertrouwen. Hypothese 9: De perceptie dat de accountant integer is heeft de sterkste positieve impact op relationeel vertrouwen, gevolgd door bekwaamheid en welwillendheid. Calculatief vertrouwen Na analyse van de bestaande literatuur blijkt dat nog geen onderzoek is gedaan naar de invloed van de antecedenten van vertrouwen op calculatief vertrouwen. Indien bedrijfsleiders calculatief vertrouwen hebben in hun accountant hebben ze het gevoel dat ze de relatie met de accountant moeten behouden omdat het te duur of te moeilijk is om de accountant te vervangen. Intuïtief voelen we aan dat zowel geneigdheid tot vertrouwen, bekwaamheid, welwillendheid en integriteit negatief geassocieerd zijn met calculatief vertrouwen. Een bedrijfsleider die snel geneigd is om anderen te vertrouwen, zal namelijk sneller tevreden zijn met de huidige accountant en niet op zoek gaan naar alternatieven. Wanneer de bedrijfsleider ervan overtuigd is dat zijn accountant bekwaam is in het uitvoeren van zijn taken, zal hij niet snel geneigd zijn om een andere accountant te zoeken omdat hij waarschijnlijk tevreden is met de dienstverlening. Wanneer de accountant zijn eigenbelang vooropstelt en geen rekening houdt met de wensen van de klant, zal dit ook een aansporing zijn om een betere accountant te zoeken. Ten slotte zal het feit dat de accountant zijn beloftes niet nakomt of bepaalde principes niet naleeft ertoe leiden dat de bedrijfsleider liever op zoek zou gaan naar een andere accountant. Toch is ook een positieve relatie tussen de drie eigenschappen denkbaar. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de huidige accountant zeer bekwaam is in het uitvoeren van zijn werk waardoor de bedrijfsleider het gevoel kan hebben dat hij de accountant niet kan verlaten hoewel hij dat misschien wel zou willen omwille van andere redenen. Hoe hoger de bekwaamheid, welwillendheid en integriteit, hoe hoger de switching costs die geassocieerd worden met een verandering van accountant. We gaan er echter van uit dat de negatieve relatie zwaarder doorweegt. Aangezien relationeel vertrouwen vaak als het tegengestelde wordt gezien van calculatief vertrouwen, veronderstellen we dat de eigenschap die bij relationeel vertrouwen voor de grootste positieve impact zorgde nu voor de grootste negatieve impact zal zorgen. Uit bovenstaande uiteenzetting volgen volgende hypotheses: 18

29 Hypothese 10a: Hoe groter de geneigdheid tot vertrouwen, hoe kleiner het calculatief vertrouwen. Hypothese 10b: Hoe groter de perceptie dat de accountant bekwaam is, hoe kleiner het calculatief vertrouwen. Hypothese 10c: Hoe groter de perceptie dat de accountant welwillend is, hoe lager het calculatief vertrouwen. Hypothese 10d: Hoe groter de perceptie dat de accountant integer is, hoe lager het calculatief vertrouwen. Hypothese 10e: Er bestaat een significant negatieve relatie tussen trusting beliefs en calculatief vertrouwen. Hypothese 11: De perceptie dat de accountant integer is heeft de sterkste negatieve impact op calculatief vertrouwen, gevolgd door bekwaamheid en welwillendheid. Vertrouwen gebaseerd op afschrikking Volgens Shapiro et al. (1992) vormt vertrouwen gebaseerd op afschrikking de basis voor de ontwikkeling van een goede vertrouwensband. Naarmate de relatie tussen twee partijen langer duurt, zal vertrouwen gebaseerd op afschrikking afnemen en plaats maken voor knowledge-based trust om uiteindelijk te evolueren tot identification-based trust. Vertrouwen gebaseerd op afschrikking kan evalueren tot knowledge-based trust door regelmatig contact. Hierdoor komt de vertrouwende partij meer te weten over de reputatie, betrouwbaarheid en integriteit van de vertrouwde partij en is daardoor in staat om zijn of haar gedrag accuraat te voorspellen. Deze twee vormen van vertrouwen zouden de basis vormen voor identification-based trust, waarbij men elkaars waarden aanvaardt en deelt en er sprake is van een emotionele band tussen beide partijen (Shapiro et al., 1992). We kunnen een negatief verband verwachten tussen de vier eigenschappen en vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Wanneer de bedrijfsleider anderen snel vertrouwt zal hij al snel overgaan tot knowledge based trust. We gaan ervan uit dat indien de bedrijfsleider op de vragenlijst aangeeft dat zijn accountant bekwaam, welwillend en integer is hij dat slechts zal doen indien hij daar zeker van is en de accountant dat ook echt bewezen heeft. Hoe hoger de accountant scoort op de drie eigenschappen, hoe groter de kans dat de relatie al in een verder stadium zit en waardoor reeds knowledge-based of identification-based trust van toepassing zal zijn (en vertrouwen gebaseerd op afschrikking zeer klein zal zijn). Omdat knowledge-based trust pas zal ontstaan als er voldoende informatie is om het toekomstig gedrag van de vertrouwde partij te voorspellen, verwachten we dat integriteit het sterkste negatief effect zal hebben op vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Hoe meer de bedrijfsleider de perceptie heeft dat de accountant integer is, hoe meer kans er is dat het vertrouwen al geëvolueerd is tot knowledge-based trust. Donney & Cannon (1997) stellen immers dat integriteit het de bedrijfsleider mogelijk maakt om toekomstige gebeurtenissen te voorspellen. We verwachten dat welwillendheid het tweede sterkste effect zal hebben. Indien de accountant welwillend is en de belangen van de bedrijfsleider vooropstelt, zal er een grotere kans zijn dat 19

30 het vertrouwen al gevorderd is tot een verder stadium. Blackburn et al. (2010) gaven eerder aan dat welwillendheid een cruciaal ingrediënt is van een succesvolle relatie. We formuleren volgende hypotheses: Hypothese 12a: Hoe groter de geneigdheid tot vertrouwen, hoe kleiner het vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Hypothese 12b: Hoe groter de perceptie dat de accountant bekwaam is, hoe kleiner het vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Hypothese 12c: Hoe groter de perceptie dat de accountant welwillend is, hoe kleiner het vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Hypothese 12d: Hoe groter de perceptie dat de accountant integer is, hoe kleiner het vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Hypothese 12e: Er bestaat een significant negatieve relatie tussen trusting beliefs en het vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Hypothese 13: De negatieve impact van integriteit op vertrouwen gebaseerd op afschrikking is het grootst, gevolgd door welwillendheid en bekwaamheid. Vertrouwen gebaseerd op instituties Vertrouwen gebaseerd op instituties omvat twee types: situationele normaliteit en structurele garanties. We zullen het effect van de eigenschappen op deze twee types apart nagaan alsook op vertrouwen gebaseerd op instituties in het algemeen door de twee types samen te nemen tot een construct. Wanneer we in aanraking komen met personen die we niet kennen, zullen we die beschouwen als deel van een bepaalde categorie. Aan elke categorie worden een aantal algemene eigenschappen toegekend waarvan we veronderstellen dat iedereen uit die groep ze bezit. Dit proces noemt men sociale categorisering (Boonen, 2003). Zo zal een bedrijfsleider die de perceptie heeft dat zijn accountant bekwaam is, geneigd zijn om te veronderstellen dat alle accountants bekwaam zijn. Een analoge redenering kan worden toegepast voor welwillendheid en integriteit. Wanneer de bedrijfsleider hoog scoort op geneigdheid tot vertrouwen, zal hij snel geneigd zijn om zijn of haar accountant te vertrouwen en zal hij ervan uitgaan dat alle accountants bekwaam, integer of welwillend zijn. Bijgevolg kunnen we volgende hypothese formuleren: 20

31 Hypothese 14a: Hoe groter de geneigdheid tot vertrouwen, hoe groter de situationele normaliteit. Hypothese 14b: Hoe groter de perceptie dat de accountant bekwaam is, hoe groter de situationele normaliteit. Hypothese 14c: Hoe groter de perceptie dat de accountant welwillend is, hoe groter de situationele normaliteit. Hypothese 14d: Hoe groter de perceptie dat de accountant integer is, hoe groter de situationele normaliteit. Hypothese 14e: Er bestaat een significant positieve relatie tussen trusting beliefs en situationele normaliteit. Wanneer er structurele garanties aanwezig zijn, wil dat zeggen dat men beschermd wordt door bepaalde contracten of reguleringen. Het IAB is verplicht om te waken over de goede uitvoering van de opdrachten door het verzekeren van de bekwaamheid, de onafhankelijkheid en de beroepsintegriteit van de leden van het instituut (IAB, 2016). Hieruit volgt dus dat het IAB de bekwaamheid en integriteit van de accountants garandeert. Wanneer een accountant zich bekwaam, welwillend of integer gedraagt, kan het dus zijn dat de bedrijfsleider dat interpreteert als een gevolg van het feit dat de accountant lid is van het IAB of BIBF en dat deze instituten daarvoor instaan. Bedrijfsleiders die snel geneigd zijn om anderen te vertrouwen, zullen waarschijnlijk ook snel vertrouwen hebben in het IAB als reguleringsmechanisme. Vandaar dat we een positieve relatie verwachten tussen de vier eigenschappen en structurele garanties. We verwachten de sterkste relatie tussen integriteit en structurele garanties, omdat het IAB vooral voorziet in deontologische regels die de accountants moeten naleven. De tweede sterkste relatie verwachten we tussen bekwaamheid en structurele garanties omdat het IAB ervoor zorgt dat enkel personen die aangetoond hebben dat ze bekwaam zijn, het beroep van accountant kunnen uitoefenen. Hypothese 15a: Hoe groter de geneigdheid tot vertrouwen, hoe groter het vertrouwen in de structurele garanties. Hypothese 15b: Hoe groter de perceptie dat de accountant bekwaam is, hoe groter het vertrouwen in de structurele garanties. Hypothese 15c: Hoe groter de perceptie dat de accountant welwillend is, hoe groter het vertrouwen in de structurele garanties. Hypothese 15d: Hoe groter de perceptie dat de accountant integer is, hoe groter het vertrouwen in de structurele garanties. Hypothese 15e: Er bestaat een significant positieve relatie tussen trusting beliefs en structurele garanties. Hypothese 16: Integriteit heeft de grootste positieve impact, gevolgd door bekwaamheid en welwillendheid. 21

32 Ten slotte voegen we de twee types samen tot één construct: vertrouwen gebaseerd op instituties. Aangezien we bij zowel situationele normaliteit als bij structurele garanties een positieve relatie verwachtten, doen we dat nu ook. Hypothese 17a: Hoe groter de geneigdheid tot vertrouwen, hoe groter het vertrouwen gebaseerd op instituties. Hypothese 17b: Hoe groter de perceptie dat de accountant bekwaam is, hoe groter het vertrouwen gebaseerd op instituties. Hypothese 17c: Hoe groter de perceptie dat de accountant welwillend is, hoe groter het vertrouwen gebaseerd op instituties. Hypothese 17d: Hoe groter de perceptie dat de accountant integer is, hoe groter het vertrouwen gebaseerd op instituties. Hypothese 17e: Er bestaat een positieve significant positieve relatie tussen trusting beliefs en vertrouwen gebaseerd op instituties. Hypothese 18: Integriteit heeft de grootste positieve impact, gevolgd door bekwaamheid en welwillendheid Hoe ontstaat vertrouwen? De ontwikkeling van vertrouwen in de accountant is gebaseerd op de vorming van verwachtingen over de drijfveren en het gedrag van die persoon (Doney & Cannon, 1997). Er zijn een aantal factoren eigen aan de accountant en aan de relatie tussen de accountant en de bedrijfsleider die bijdragen tot het ontstaan van vertrouwen. Ten eerste speelt likeability een belangrijke rol, hieronder verstaan we de beoordeling van de ondernemer dat de accountant vriendelijk, aardig en aangenaam is (Doney & Cannon, 1997). Zo zou men zekerder zijn van voorspellingen over personen die men graag heeft. Daarnaast blijkt ook de gelijkenis tussen beide partijen een rol te spelen. Verkopers waarvan kopers de indruk krijgen dat ze gelijkaardig zijn aan zichzelf, worden verwacht dezelfde overtuiging te hebben over geschikte attitudes en doelen. Vertrouwen zal ontwikkeld worden omdat de koper het gedrag van de verkoper gemakkelijker kan voorspellen dankzij kennis over de motivatie van de verkoper (Doney & Cannon, 1997; Johnson & Grayson, 2005). Volgens Blackburn et al. (2010) is een bepaalde mate van social rapport noodzakelijk om een succesvolle relatie op te bouwen en is het een belangrijk element voor de vorming van vertrouwen. Rapport bestaat uit twee verschillende elementen. Enerzijds een aangename interactie, dit omvat het gevoel dat er voor de klant gezorgd wordt en dat de klant op een vriendelijke manier behandeld wordt, wat we kunnen vergelijken met likeability. Anderzijds omvat rapport ook nog persoonlijke connectie, hiermee wordt bedoeld dat er een band ontstaat tussen de twee partijen en dat men zich (vaak onbewust) 22

33 verwant voelt met de andere partij (Gremler & Gwinner, 2000). Ook de lengte van de relatie heeft een invloed op het vertrouwen tussen twee partijen. Deze invloed is afhankelijk van welke vorm van vertrouwen als onafhankelijke variabele wordt opgenomen. We verwachten dat het relationeel vertrouwen toeneemt naarmate de bedrijfsleider en de accountant langer samenwerken. Het is namelijk zo dat de investeringen van de verkoper toenemen met de lengte van de relatie en die investering zou in gevaar worden gebracht indien men onbetrouwbaar zou handelen. Uit de diepte-interviews die Blackburn et al. (2010) afnamen bij accountants en KMO-managers bleek dat relationeel vertrouwen in de accountant ontwikkeld wordt naarmate de lengte van de relatie toeneemt. Een langere relatie met de accountant maakt het de bedrijfsleider namelijk mogelijk om de voorspelbaarheid van toekomstig gedrag beter in te schatten op basis van waargenomen gedrag uit het verleden, omdat uit ervaring geleerd kan worden hoe goed men anderen kan vertrouwen (Lindskold, 1978). Shapiro et al. (1992) suggereren dat een relatie begint met vertrouwen gebaseerd op afschrikking, als een manier om de kwetsbaarheid te beheersen. Hoe vaker men elkaar ziet, hoe meer kans dat het vertrouwen zich verder ontwikkelt tot knowledge-based trust. Rousseau et al. (1998) suggereren dat vertrouwen start met calculatief vertrouwen en naarmate men meer interacties heeft met elkaar of de relatie in lengte toeneemt zal dat vertrouwen evolueren tot relationeel vertrouwen. Over vertrouwen gebaseerd op instituties bestaat er geen eensgezindheid. Enerzijds vindt men dat institutionele mechanismen het moeilijker maken voor de creatie van relationeel vertrouwen (Pearce, Branyiczki, & Bigley, 2000). Anderzijds wordt vertrouwen gebaseerd op instituties gezien als een voorwaarde voor het ontstaan van relationeel vertrouwen (Zucker, 1986). Volgens Rousseau et al. (1998) is vertrouwen gebaseerd op instituties hoog in het begin van de relatie en blijft het op dezelfde hoogte naarmate de relatie in lengte toeneemt. Ten slotte zullen regelmatige contacten bijdragen tot de ontwikkeling van relationeel vertrouwen. Dankzij veelvuldige interacties met de verkoper wordt het mogelijk voor de koper om het gedrag van de verkoper in uiteenlopende situaties te observeren. Hierdoor beschikt de koper over informatie die hem in staat stelt het toekomstige gedrag van de verkoper op betrouwbare wijze te voorspellen. Vertrouwen wordt voortgebracht omdat de koper ervan overtuigd is dat een verkoper waarmee hij een professionele of sociale band heeft dankzij het regelmatig contact, welwillend zal handelen (Doney & Cannon, 1997). Voor de overige vormen van vertrouwen kan dezelfde redenering worden toegepast als bij lengte van de relatie. Omdat we zoveel mogelijk respons willen op de vragenlijst, zien we ons genoodzaakt om enkele van bovenstaande factoren niet in de vragenlijst op te nemen. We zullen enkel de lengte van de relatie en de frequentie van contact als controlevariabelen opnemen. Dit brengt ons tot volgende hypothesen: 23

34 Hypothese 19a: Hoe langer de relatie tussen de accountant en de bedrijfsleider, hoe meer relationeel vertrouwen de bedrijfsleider heeft in de accountant. Hypothese 19b: Hoe frequenter het contact tussen de accountant en de bedrijfsleider, hoe meer relationeel vertrouwen de bedrijfsleider heeft in de accountant. Hypothese 20a: Hoe langer de relatie tussen de accountant en de bedrijfsleider, hoe minder calculatief vertrouwen de bedrijfsleider heeft in de accountant. Hypothese 20b: Hoe frequenter het contact tussen de accountant en de bedrijfsleider, hoe minder calculatief vertrouwen de bedrijfsleider heeft in de accountant. Hypothese 21a: Hoe langer de relatie tussen de accountant en de bedrijfsleider, hoe minder het vertrouwen gebaseerd is op afschrikking. Hypothese 21b: Hoe frequenter het contact tussen de accountant en de bedrijfsleider, hoe minder het vertrouwen gebaseerd is op afschrikking. Hypothese 22: Er is geen verband tussen de lengte van de relatie en de frequentie van contact en het vertrouwen gebaseerd op instituties. Aangezien we verwachten dat een langere relatie of frequentere contacten leiden tot meer relationeel vertrouwen en het relationeel vertrouwen een positieve impact heeft op de vraag naar advies, kunnen we volgende hypothese formuleren: Hypothese 23a: Hoe langer de samenwerking tussen de bedrijfsleider en de huidige accountant, hoe groter de vraag naar advies. Hypothese 23b: Hoe frequenter de samenwerking tussen de bedrijfsleider en de huidige accountant, hoe groter de vraag naar advies Het resultaat van vertrouwen Volgens het model van Mayer et al. (1995) (figuur 1) zal vertrouwen uiteindelijk leiden tot een bepaald resultaat, namelijk het nemen van bepaalde risico s in de relatie met de vertrouwde partij. Voorbeelden van zo n acties zijn: samenwerking, het delen van gevoelige informatie en de vertrouwde partij toelaten om controle te hebben over bepaalde zaken die belangrijk zijn voor de vertrouwende partij (Mayer et al., 1995; Mayer & Davis, 1999). McKnight et al. (1998) noemen het resultaat van vertrouwen behavioral intentions : de intentie om een bepaald gedrag te stellen, zoals het opvolgen van advies van de vertrouwde partij en het delen van persoonlijke informatie. In dit onderzoek zullen we nagaan of het vertrouwen tussen de bedrijfsleider en de accountant ertoe zal leiden dat de bedrijfsleider advies zal vragen aan zijn accountant. Deze actie houdt immers ook een bepaald risico in: de bedrijfsleider zal vaak 24

35 vertrouwelijke informatie moeten delen met de accountant en het risico bestaat dat het verkregen advies niet zal voldoen aan de verwachtingen, waardoor de vergoeding die betaald werd aan de accountant als verloren kan worden beschouwd. Over de tijd heen zal de bedrijfsleider evalueren of het feit dat hij zich kwetsbaar opstelde ten opzichte van de accountant geleid heeft tot positieve resultaten. Indien dat zo is, zal de bedrijfsleider een bepaalde combinatie van de drie eigenschappen opnieuw beoordelen in positieve zin. Indien niet, zal er een negatieve beoordeling worden gemaakt van de drie eigenschappen (Mayer et al., 1995). Er zijn twee manieren waarop vertrouwen ontwikkeld kan worden. Naast het herwaarderen van bepaalde eigenschappen, zijn er ook exogene factoren die aanleiding kunnen geven tot een wijziging in het vertrouwen. Bepaalde gebeurtenissen of ontwikkelingen kunnen er namelijk voor zorgen dat de bedrijfsleider ervan uitgaat dat een bepaalde eigenschap veranderd is. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de accountant een bepaalde bijscholing heeft gevolgd waardoor de perceptie van bekwaamheid zal toenemen (Mayer & Davis, 1999) Conceptueel model De geformuleerde hypotheses uit voorgaande sectie leiden tot het conceptueel model afgebeeld in figuur 2. In een volgende sectie zullen we dit conceptueel model empirisch testen. + Relationeel vertrouwen Geneigdheid tot vertrouwen Perceptie bekwaamheid Perceptie welwillendheid Perceptie integriteit Calculatief vertrouwen Vertrouwen gebaseerd op afschrikking Vertrouwen gebaseerd op instituties Vraag naar advies Figuur 2- Conceptueel model 25

36 3. Methodologie 3.1. Onderzoeksopzet Populatie De populatie van dit onderzoek bestaat uit kleine en middelgrote ondernemingen in Vlaanderen. We baseren ons op de definitie van de Europese Commissie (Aanbeveling 2003/361/EC) om een KMO te definiëren: bedrijven die minder dan 250 werknemers tewerkstellen. We sluiten echter microondernemingen (bedrijven met minder dan 10 werknemers) uit, omdat zij vaak over te weinig middelen beschikken om extern advies aan te kopen. Ondernemingen uit de financiële sector en publieke bedrijven werden eveneens uitgesloten omdat zij aan een verschillende boekhoudkundige wetgeving moeten voldoen Steekproeftrekking De samenstelling van de steekproef is gebaseerd op twee bronnen. Ten eerste werd gebruikt gemaakt van een database van KMO s die ter beschikking werd gesteld door prof. dr. Patricia Everaert. De database dateert van 2009 en bevat gegevens van Belgische bedrijfsleiders. Gezien de vragenlijst is opgesteld in het Nederlands, houden we geen rekening met de Franstalige bedrijfsleiders, wat ons op een totaal van Nederlandstalige bedrijfsleiders brengt. Omdat de database al enkele jaren oud is en sommige e- mailadressen dus niet meer representatief zijn, werden geen selectiecriteria op de database toegepast en werden alle Nederlandstalige bedrijfsleiders gecontacteerd. Ten tweede werd ook gebruik gemaakt van de Bel-first Database van Bureau Van Dijk 2. Dit leverde contactgegevens op van vennootschappen. Op die manier bekwamen we een definitieve steekproef van Vlaamse KMO s Dataverzameling De data werd verzameld aan de hand van een online vragenlijst. Om de vragenlijst op te stellen werd een beroep gedaan op de literatuur. Na aanpassing van de gevonden vragen in de literatuur aangevuld met zelf opgestelde vragen, werd gebruik gemaakt van de online software Qualtrics om de vragenlijst op te stellen. Alvorens de vragenlijst onder de respondenten te verspreiden, werd een pré-test uitgevoerd bij een aantal bedrijfsleiders om op die manier onduidelijkheden op het spoor te komen 3. Na enkele kleine aanpassingen was de vragenlijst klaar voor distributie. 2 Bureau Van Dijk is gespecialiseerd in bedrijfsinformatietoepassingen. Hun Bel-first database bevat financiële en economische informatie over bedrijven in België en Luxemburg. 3 De pré-test werd uitgevoerd bij Sabine Bulcke en Hans Neirynck (bvba Lederwaren Sahan) op 7 maart 2016 en bij Carina Leblon (bvba Art Furniture) op 9 maart

37 Responsgraad Van de steekproefelementen die de verstuurde openden, startten 368 steekproefelementen de vragenlijst. Daarvan vervolledigden 246 bedrijfsleiders de vragenlijst. In de begeleidende werd de respondenten duidelijk gemaakt dat het onderzoek ging over het vertrouwen dat KMO-bedrijfsleiders hebben in hun externe accountant. Er waren echter heel wat bedrijfsleiders die in de vragenlijst aangaven geen beroep te doen op een externe accountant waardoor we die respondenten verwijderden. Daarnaast werden ook grote ondernemingen, micro-ondernemingen en een aantal uitschieters verwijderd. Finaal bleven nog 202 bruikbare steekproefelementen over voor analyse, wat neerkomt op een effectieve responsgraad van 2,84%. Deze lage responsgraad kan deels verklaard worden doordat slechts 25% van de verstuurde s geopend werd, waarmee ons vermoeden bevestigd wordt dat heel wat adressen uit de database die dateert van 2009 waarschijnlijk niet meer in gebruik zijn Robustness Check Omdat de data verzameld werd aan de hand van twee verschillende bronnen zullen we een vergelijking maken van de belangrijkste data tussen respondenten afkomstig uit de database die dateert van 2009 enerzijds en respondenten afkomstig uit de Bel-first database anderzijds. We kunnen concluderen dat er op het 5%- significantieniveau geen significante verschillen bestaan tussen beide soorten respondenten voor wat betreft de leeftijd van de onderneming (p=0,934) en de duur van de relatie met de huidige externe accountant (p=0,157). Ook voor de relationeel vertrouwen (p=0,274), calculatief vertrouwen (p=0,524), vertrouwen gebaseerd op afschrikking (p=0,699) en vertrouwen gebaseerd op instituties (p=0,357) zijn er geen significante verschillen waargenomen tussen beide groepen. Ten slotte vinden we ook geen significant verschil voor wat betreft het relatieve gebruik van de accountant als adviesverlener (p=0,454). Op het 10%-significantieniveau blijkt een verschil te bestaan voor wat de grootte van de onderneming betreft (p=0,069). Ondernemingen uit de Belfirst-database blijken groter te zijn. Uit deze testen kunnen we concluderen dat er geen vertekening bestaat door oververtegenwoordiging van een bepaalde groep respondenten. 27

38 3.2. Maatstaven -VOEG TABEL 1 IN- Grootte onderneming In de literatuur vinden we drie frequent gebruikte maatstaven voor het meten van deze variabele: aan de hand van de totale verkopen, de totale activa of door middel van het aantal werknemers als proxy te gebruiken (Everaert, Sarens, & Rommel, 2007). In dit onderzoek hanteren we de laatste methode: het aantal werknemers in voltijdse equivalenten (FTE). Omdat deze variabele scheef verdeeld is, maken we gebruik van het natuurlijk logaritme van deze variabele. Leeftijd onderneming Om de leeftijd van de onderneming na te gaan vragen we naar het oprichtingsjaar van de onderneming om op die manier te kunnen berekenen hoe lang de onderneming reeds bestaat. Ook hier nemen we het natuurlijk logaritme van de variabele omdat we te maken hebben met een scheve verdeling. Sector onderneming In de vragenlijst werden negen verschillende sectoren opgenomen, inclusief de optie andere. We reduceren de variabele tot een dummyvariabele: we onderscheiden ondernemingen uit de nijverheidssector (0) van ondernemingen uit de dienstensector (1). Vraag naar additioneel advies van de accountant Dit construct werd gemeten aan de hand van twee verschillende vragen. Enerzijds werd gepeild naar de vraag naar additioneel advies van de accountant in Er werd over 21 diensten in uiteenlopende domeinen gevraagd of de onderneming er al dan niet behoefte aan had in Indien dit zo was werd de respondent gevraagd om aan te geven of hij voor die dienst al dan niet een beroep heeft gedaan op zijn accountant. Op die manier waren we in staat om de variabele relatief gebruik van de accountant te berekenen. Daarvoor deelden we het aantal adviestaken waarvoor de bedrijfsleider een beroep doet op zijn accountant door het aantal adviestaken waar de bedrijfsleider een behoefte aan heeft (De Bruyckere & Verplancke, 2015). Daarnaast werd ook gevraagd of de bedrijfsleider beroep zou doen op zijn of haar accountant indien hij in de toekomst nood zou hebben aan advies in vier verschillende domeinen (financieel, fiscaal, juridisch en strategisch). Dit werd telkens gemeten aan de hand van een vijf-punt Likertschaal gaande van zeker tot neen. Geneigdheid om te vertrouwen Dit construct werd gemeten aan de hand van acht items die gebaseerd zijn op Mayer & Davis (1999). Deze items werden gemeten via een zeven-punt-likertschaal, gaande van helemaal niet akkoord tot helemaal akkoord. Er werd een extra optie geen idee toegevoegd. Bij het beoordelen van de interne consistentie van de schaal werd beslist om twee items te verwijderen. De Cronbach s alfa kon op die manier verhoogd worden tot 0,74. De uiteindelijke waarde van het construct 28

39 werd bekomen door het gemiddelde te nemen van de zes overblijvende items. Bekwaamheid van de accountant Om dit construct te meten werd gebruik gemaakt van zes items gebaseerd op Mayer & Davis (1999). Opnieuw werden de items gemeten aan de hand van een zeven-punt Likertschaal met extra optie geen idee. De Cronbach s alfa van dit construct bedraagt 0,91. De waarde van het construct werd bepaald door het gemiddelde van de zes items te nemen. Welwillendheid van de accountant Het meten van dit construct gebeurt aan de hand van vijf items gebaseerd op Mayer & Davis (1999). Ook deze items werden gemeten aan de hand van een zeven-punt Likertschaal met extra optie geen idee. Het construct bezit een zeer hoge Cronbach s alfa van 0,90. We bepalen de waarde van het construct door het gemiddelde te nemen van de vijf items. Integriteit van de accountant Dit construct telt zes items die opnieuw gebaseerd zijn op Mayer & Davis (1999). De items werden gemeten aan de hand van een zeven-punt Likertschaal met extra optie geen idee. Interne consistentie betrouwbaarheid werd opnieuw onderzocht door middel van de Cronbach s alpha, die 0,85 bedroeg. Door het verwijderen van een item kon de Cronbach s alfa verhoogd worden tot 0,88. We bepalen de waarde van het construct door het gemiddelde te nemen van de vijf items. Vertrouwen gebaseerd op afschrikking Na analyse van de bestaande literatuur blijkt dat er een gebrek is aan kwantitatief onderzoek waarin gepeild wordt naar vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Daarom werden vier nieuwe items ontwikkeld in samenspraak met prof. dr. Patricia Everaert. Ook deze items werden gemeten aan de hand van dezelfde zeven-punt Likertschaal. De Cronbach s alfa bedraagt 0,80 en de waarde van het construct werd berekend door het gemiddelde te nemen van de vier items. Calculatief vertrouwen Dit construct werd gemeten met behulp van vijf items gebaseerd op Gounaris (2005) en Jones, Reynolds, Mothersbaugh, & Beatty (2007) aan de hand van dezelfde zeven-punt Likertschaal. Het vijfde item was een nieuw item uit het onderzoek van Kestens (2008). De interne consistentie betrouwbaarheid van dit construct is groot met een Cronbach s alfa van 0,89 en is hoger dan in het onderzoek van Kestens (2008) (α = 0,79). We bekomen de waarde van het construct door het gemiddelde te nemen van de vijf items. Relationeel vertrouwen Om dit construct te meten werd gebruik gemaakt van drie items gebaseerd op Kumar, Scheer & Steenkamp (1995) en drie items die ontwikkeld werden door Kestens (2008). Deze zes items werden opnieuw gemeten aan de hand van een zeven-punt Likertschaal met de extra optie geen idee. De Cronbach s alfa bedraagt 0,83 wat beduidend hoger is dan in het onderzoek van Kestens (2008) (α = 0,77). In tegenstelling tot het onderzoek van Kestens (2008) moest hier geen item verwijderd worden 29

40 om de Cronbach s alfa te verhogen. De waarde van het construct werd bepaald door het gemiddelde te nemen van de zes items. Vertrouwen gebaseerd op instituties Zoals eerder aangegeven zijn er twee types van vertrouwen gebaseerd op instituties: situationele normaliteit en structurele garanties. In de context van dit onderzoek houdt situationele normaliteit in dat de bedrijfsleider het normaal vindt dat accountants over het algemeen bekwaam, integer en welwillend zijn. Om het construct situationele normaliteit te meten, wordt voor elk van de drie eigenschappen (bekwaamheid, welwillendheid en integriteit) gebruik gemaakt van drie items. Deze items zijn gebaseerd op items die gebruikt werden in het onderzoek van McKnight, Choudhoury & Kacmar (2002), maar werden sterk gewijzigd in samenspraak met Prof. dr. Everaert. Ze werden gemeten aan de hand van een zeven-punt Likertschaal met extra optie geen idee. De Cronbach s alfa voor situationele normaliteit bekwaamheid bedraagt 0,93. Voor de items van situationele normaliteit welwillendheid bedraagt de Cronbach s alfa 0,82 na het verwijderen van een item en voor situationele normaliteit integriteit 0,88. Structurele garanties omvatten bepaalde structuren en beschermingsmaatregelen waardoor de bedrijfsleider zich veilig voelt om de accountant te vertrouwen. Om te meten of de bedrijfsleiders ervan uitgaan of die structurele garanties al dan niet aanwezig zijn, werd gebruik gemaakt van drie items gebaseerd op McKnight, Choudhoury & Kacmar (2002) die opnieuw aan de hand van dezelfde zeven- punt Likertschaal gemeten werd. Ook hier was de interne consistentie betrouwbaarheid goed met een Cronbach s alfa van 0,77. De waarde voor het construct vertrouwen gebaseerd op instituties werd berekend door het gemiddelde te nemen van de vier voorgaande constructen. Lengte van de relatie In de literatuurstudie werd vastgesteld dat de lengte van de relatie tussen de accountant en bedrijfsleider in grote mate zal bepalen hoeveel vertrouwen de bedrijfsleider heeft in zijn accountant. Over het algemeen wordt aangenomen dat hoe langer men reeds samenwerkt, hoe meer relationeel vertrouwen er is tussen beide partijen. In de vragenlijst werd gevraagd hoeveel jaren de bedrijfsleider reeds samenwerkt met zijn huidige accountant. logaritme van deze variabele omwille van de scheve verdeling. Opnieuw nemen we het natuurlijk Frequentie van contact Uit de literatuur blijkt dat hoe vaker twee partijen elkaar ontmoeten, hoe meer relationeel vertrouwen er tussen de partijen ontwikkeld wordt. In de vragenlijst werd gevraagd hoe vaak de bedrijfsleider het afgelopen jaar contact heeft gehad met zijn of haar accountant. Men had de keuze uit zes antwoordmogelijkheden gaande van wekelijks tot om de twee jaar. 30

41 4. Resultaten en interpretatie 4.1. Beschrijvende statistiek Vooraleer over te gaan tot het testen van de hypothesen, worden de descriptieve kenmerken van de afhankelijke, onafhankelijke en controle variabelen geanalyseerd. Dankzij de descriptieve statistieken zijn we in staat om meer te weten te komen over de kenmerken van de ondervraagde ondernemingen. In tabel 2 vinden we een aantal frequentietabellen, tabel 3 geeft minimum, maximum, gemiddelde en standaardafwijking weer van de onderzochte variabelen. -VOEG TABEL 2 EN 3 IN- De gemiddelde onderneming stelt 54,7 werknemers (FTE) te werk; 73,8% van de ondernemingen waarvan de bedrijfsleider de vragenlijst beëindigde is een kleine onderneming. De overige 26,2% behoort tot de categorie van de middelgrote ondernemingen. De gemiddelde leeftijd van een responderende onderneming bedraagt 44,7 jaar. Dit hoge getal kan een gevolg zijn van het feit dat de gebruikte database dateert van enkele jaren geleden en dus oudere ondernemingen bevat. Slechts 3,5% van de ondernemingen bestaat minder dan 15 jaar en 37,6% bestaat langer dan 45 jaar. De meerderheid van de ondervraagde bedrijfsleiders leiden een onderneming die behoort tot de nijverheidssector (55,5%), de resterende 44,5% behoort tot de dienstensector. Gemiddeld werkt de ondervraagde bedrijfsleider bijna 19 jaar samen met zijn/haar huidige accountant wat een gevolg kan zijn van de hoge leeftijd van de ondernemingen; 35,7% van de ondervraagde bedrijfsleiders werkt zelfs meer dan 20 jaar samen met de huidige accountant. Ongeveer de helft van de bedrijfsleiders (48,5%) heeft minstens een keer per maand een persoonlijke ontmoeting met zijn/haar accountant. Maatstaven die eigenschappen van de accountant of de bedrijfsleider meten, werden bevraagd aan de hand van een 7-punt-Likertschaal (1 = helemaal niet akkoord, 7 = helemaal akkoord). Met een gemiddelde van 4,43 op geneigdheid tot vertrouwen, kunnen we stellen dat de meeste bedrijfsleiders van nature uit eerder geneigd zijn om hun medemens te vertrouwen. De meeste respondenten zijn ervan overtuigd dat hun accountant bekwaam is; 70,7% antwoordde immers 6 of 7 op deze schalen (gemiddelde = 6,15). Hetzelfde besluit kan worden genomen voor welwillendheid, met 74,2% van de respondenten die 6 of 7 aanduidde (gemiddelde = 6,21), en voor integriteit van de accountant: 68,8% antwoordde 6 of 7 (gemiddelde = 6,05). De maatstaven aan de hand waarvan de verschillende soorten vertrouwen werden gemeten, werden bevraagd aan de hand van dezelfde 7-punt-Likertschaal. Wat het relationeel vertrouwen betreft, kunnen we stellen dat de meeste bedrijfsleiders er bewust voor kiezen om de relatie met hun accountant te behouden (gemiddelde = 5,57). Hieruit volgt logischerwijze dat de meeste respondenten zich niet 31

42 verplicht voelen om de relatie met de accountant te behouden en dus laag scoren op calculatief vertrouwen (gemiddelde = 2,25): 58,5% van de respondenten verklaart (helemaal) niet akkoord te zijn met de stellingen over calculatief vertrouwen. Het vertrouwen gebaseerd op instituties werd berekend door het gemiddelde te nemen van structurele garanties en situationele normaliteit voor bekwaamheid, welwillendheid en integriteit. Het gemiddelde bedraagt 5,32 en 71,6% van de respondenten geeft aan (eerder) akkoord te zijn met de stellingen. Hieruit concluderen we dat er veel vertrouwen is in de accountants in het algemeen en in de beroepsinstituten. Wanneer we de constructen apart bekijken, vinden we dat de ondervraagde bedrijfsleiders het vooral normaal vinden dat een accountant integer is (gemiddelde = 5,59): 61,8% van de ondervraagden is (helemaal) akkoord met de stellingen. Daarnaast vindt men het ook normaal dat een accountant bekwaam (gemiddelde = 5,38) en welwillend is (gemiddelde = 5,37), met respectievelijk 60,0% en 57,9% van de ondervraagden die (helemaal) akkoord zijn met de geformuleerde stellingen. De meningen over de structurele garanties zijn meer verdeeld, het gemiddelde bedraagt 4,92. Ten slotte blijken de meeste bedrijfsleiders (40,9%) zijn (eerder) niet akkoord te zijn met stellingen aangaande vertrouwen gebaseerd op afschrikking (gemiddelde = 3,14). Om te peilen naar de vraag naar advies van de huidige accountant, werd gevraagd om op een 5-punt- Likertschaal gaande van neen tot zeker aan te geven of men in de toekomst de huidige accountant zou inschakelen indien er nood zou zijn aan advies in vier verschillende domeinen. Uit de resultaten blijkt dat men vooral voor fiscale aangelegenheden een beroep zou doen op de accountant, het gemiddelde bedraagt 4,54 en maar liefst 71,3% van de ondervraagden gaf aan dat hij of zij zeker een beroep zou doen op de accountant voor fiscaal advies. Ook voor financieel advies zou men advies inwinnen van de accountant (gemiddelde = 3,52), 54,5% antwoordde 4 of 5. Het gemiddelde van juridisch advies bedraagt 3,01. Hieruit kunnen we aannemen dat de accountant niet altijd geschikt lijkt als juridische adviesverlener, want 34,7% van de ondervraagden geeft misschien aan. Ten slotte is er een zeer kleine vraag naar strategisch advies van de accountant: het gemiddelde bedraagt slechts 2,30 en 57,4% van de bedrijfsleiders antwoordde met 1 of 2. Daarnaast werd in de vragenlijst ook gepeild naar de soorten advies waar de bedrijfsleiders het voorbije jaar behoefte aan hadden. Indien ze behoefte hadden aan een bepaald soort advies werd bijkomend gevraagd of ze hun accountant hadden ingeschakeld als adviesverlener. Bedrijfsleiders hebben gemiddeld gezien behoefte aan 8 van de 21 adviestaken en doen voor gemiddeld 5 adviestaken waar ze behoefte aan hebben een beroep op hun accountant. Wanneer we het relatief gebruik van de accountant berekenen, door het aantal adviestaken waarvoor ze hun accountant inschakelen te delen door hun totale behoefte aan advies, vinden we dat dat gemiddeld 72% bedraagt. 32

43 -VOEG TABEL 4 IN- Uit tabel 4 blijkt dat er in 2015 vooral behoefte was aan hulp bij het invullen van de aangifte van personenbelasting: 80,7% van de ondervraagde bedrijfsleiders verklaarde er behoefte aan te hebben. Van deze personen deed 96,3% een beroep op zijn accountant voor de nodige hulp. Verder had 67,3% van de bedrijfsleiders nood aan informatie over wijzigingen in de wetgeving en normering en de impact ervan op de onderneming, ook hiervoor werd massaal een beroep op de accountant gedaan (90,51%). Dit is verrassend aangezien uit de vorige vraag bleek dat bedrijfsleiders hun accountant niet steeds willen inschakelen voor juridisch advies. Ten slotte behoort ook advies omtrent successie- en vermogensplanning tot een van de taken waar het meest behoefte aan is, 75% van de bedrijfsleiders die aan dit advies nood hadden, schakelden hun accountant in. Andere diensten waarvoor vaak een beroep wordt gedaan op de accountant zijn: vennootschapsrechtelijk advies (92,4%), begeleiding bij de ver- of aankoop van een onderneming (87,8%), bijstand bij administratieve opdrachten (86,6%) en ondersteuning bij financiële problemen (80,7%). De accountant wordt het minst ingeschakeld voor het verlenen van advies over marketing en publiciteit (7,0%). Tabel 4 bevestigt dat de accountant vaak wordt ingeschakeld om advies te verlenen en dit voor zeer uiteenlopende domeinen Analyse correlatiematrix -VOEG TABEL 5 IN- Tabel 5 geeft de Pearson correlaties weer tussen de onderzochte variabelen die invloed hebben op de verschillende vormen van vertrouwen. Na analyse van de correlaties kunnen we volgende conclusies met betrekking tot de vooropgestelde hypotheses verwachten. Er is een significante en positieve relatie tussen vertrouwen gebaseerd op instituties en geneigdheid tot vertrouwen en de perceptie dat de accountant integer, welwillend en bekwaam is. Hierdoor worden hypotheses 17a tot en met 17d ondersteund. Omdat blijkt dat bekwaamheid het sterkst gecorreleerd is met het vertrouwen gebaseerd op instituties, gevolgd door integriteit en welwillendheid, kan hypothese 18 niet worden aanvaard. De relatie met trusting beliefs is ook significant en positief, wat hypothese 17e ondersteund. Er bestaat ook een significante en positieve relatie tussen vertrouwen gebaseerd op instituties en de frequentie van contact. Dit geeft aan dat het vertrouwen gebaseerd op instituties zal toenemen naarmate de accountant en bedrijfsleider vaker persoonlijke contacten hebben. Dit druist in tegen hypothese 22. Vervolgens analyseren we de twee types van vertrouwen gebaseerd op instituties. Voor structurele garanties en situationele normaliteit kunnen dezelfde conclusies worden getrokken: er bestaat een significante en positieve relatie met de perceptie van bekwaamheid, welwillendheid, integriteit, geneigdheid tot vertrouwen en trusting beliefs. Dit ondersteunt hypotheses 14a tot en met 14e en hypotheses 15a tot en met 15e. Daarenboven blijkt dat 33

44 integriteit de sterkste correlatie heeft met de structurele garanties, gevolgd door bekwaamheid en welwillendheid. Deze bevinding ondersteunt hypothese 16. Wat het vertrouwen gebaseerd op afschrikking betreft, blijkt een significante en negatieve relatie te bestaan met de perceptie van welwillendheid en bekwaamheid, wat hypotheses 12b en 12c ondersteund. Aangezien er geen significante relatie bestaat met integriteit, kunnen er geen conclusies worden genomen met betrekking tot hypothese 13. Daarnaast blijkt dat hoe langer de samenwerking tussen de accountant en de bedrijfsleider, hoe minder het vertrouwen gebaseerd zal zijn op afschrikking. Ook hypothese 21a wordt dus ondersteund. Verder toont tabel 5 aan dat er een negatieve en significante relatie is tussen geneigdheid tot vertrouwen, de perceptie van welwillendheid, bekwaamheid en integriteit en het calculatief vertrouwen. Dit ligt in lijn met hypotheses 10a tot en met 10d. Bekwaamheid blijkt het sterkst gecorreleerd te zijn met het calculatief vertrouwen, gevolgd door integriteit en welwillendheid. Hypothese 11 kan dus niet bevestigd worden. Ook hypothese 10e wordt ondersteund, omdat er een significante en negatieve relatie is tussen trusting beliefs en calculatief vertrouwen. Wat het relationeel vertrouwen betreft, worden bijna alle hypotheses ondersteund: er bestaat een significante en positieve relatie met de perceptie van bekwaamheid, welwillendheid, integriteit, geneigdheid tot vertrouwen en trusting beliefs, wat ondersteuning biedt voor hypotheses 8a tot en met 8e. Bovendien blijkt uit de correlatiematrix dat de correlatie tussen bekwaamheid en relationeel vertrouwen het grootst is, gevolgd door de correlatie tussen integriteit en het relationeel vertrouwen. Daardoor wordt ook hypothese 9 aanvaard. Ten slotte bestaat er ook een significante en positieve relatie tussen het relationeel vertrouwen en de frequentie van contact, wat hypothese 19b bevestigt. -VOEG TABEL 6 IN- Tabel 6 geeft de Pearson correlaties weer tussen de variabelen in de regressiemodellen waarin de impact van de variabelen op de huidige en toekomstige vraag naar advies wordt nagegaan. Ten eerste blijkt er een significante en positieve relatie te bestaan tussen de mate waarin men beroep doet op de accountant voor advies en de grootte van de onderneming. Dit bevestigt hypothese 1. Hypothese 6 is ook ondersteund aangezien er een significante en positieve relatie bestaat met het relationeel vertrouwen. Voor wat de vraag naar advies in de toekomst betreft, bestaat er een negatieve en significante relatie met de leeftijd van de onderneming, wat ondersteuning biedt voor hypothese 2. Opnieuw is er ook een positieve en significante relatie met het relationeel vertrouwen. Daarnaast is er ook een significante en positieve relatie met het vertrouwen gebaseerd op instituties, wat het tegengestelde is van hypothese 7. De lengte van de samenwerking en de frequentie van contact hebben de verwachte positieve relatie met de vraag naar advies, wat hypotheses 23a en 23b bevestigt. Wanneer we de correlaties met de verschillende soorten advies bekijken dan merken we dat het relationeel vertrouwen en het vertrouwen 34

45 gebaseerd op instituties significant positief gecorreleerd is met de vraag naar financieel advies. Opmerkelijk is dat de frequentie van contact significant negatief gecorreleerd is met de vraag naar financieel advies. Daarnaast is het relationeel vertrouwen ook significant positief gecorreleerd met de vraag naar juridisch en strategisch advies. Ook het vertrouwen gebaseerd op instituties en de lengte van de samenwerking vertonen een significant positieve correlatie met de vraag naar strategisch advies. Er zijn geen significante correlaties waar te nemen met de vraag naar fiscaal advies Vertrouwen in de accountant Om het effect van antecedenten van vertrouwen van Mayer et al. (1995), de lengte van de samenwerking en de frequentie van het persoonlijk contact op elk van de vier vormen van vertrouwen van Rousseau et al. (1998) na te gaan, voeren we voor elke vorm van vertrouwen volgend regressiemodel uit: VERTROUWEN IN ACCOUNTANT= β 0 + β 1 Geneigdheid + β 2 Bekwaamheid + β 3 Welwillendheid + β 4 Integriteit + β 5 Ln(Samenwerking) + β 6 FrequentieContact + ε Alvorens de OLS-regressie uit te voeren, werd nagegaan of aan de voorwaarden is voldaan. Een van de voorwaarden is de afwezigheid van multicollineariteit. Dit kan worden nagegaan aan de hand van de correlatiematrix in tabel 5. Volgens De Pelsmacker & Van Kenhove (2014) mag de correlatie tussen elk paar onafhankelijke variabelen niet meer dan 0,50 bedragen. Uit tabel 5 kan worden afgeleid dat niet voldaan is aan deze voorwaarde. De collineariteit tussen welwillendheid en integriteit bedraagt 0,76; tussen bekwaamheid en integriteit 0,68 en tussen bekwaamheid en welwillendheid 0,72. Dit suggereert dat we de drie eigenschappen van de accountant (bekwaamheid, welwillendheid en integriteit) kunnen samennemen tot één construct. Zoals aangegeven in de literatuurstudie werd dit ook gedaan in een aantal vorige onderzoeken (o.a. McKnight et al., 2002; Gefen et al., 2003). Wanneer we de interne consistentie betrouwbaarheid nagaan van de items van bekwaamheid, welwillendheid en integriteit samen dan bekomen we een zeer hoge Cronbach s alfa van 0,95. Toch zullen we ook de regressie uitvoeren met de drie eigenschappen apart en in tweede instantie de volgende regressie uitvoeren als oplossing voor het probleem van multicollineariteit. VERTROUWEN IN ACCOUNTANT= β 0 + β 1 Geneigdheid + β 2 TrustingBeliefs + β 3 Ln(Samenwerking)+ β 4 FrequentieContact + ε 35

46 Vervolgens werd nagegaan of aan de overige voorwaarden voor het toepassen van regressieanalyse is voldaan. De assumptie van homoscedasticiteit werd visueel onderzocht aan de hand van een plot van de gestandaardiseerde residuen ten opzichte van de gestandaardiseerde voorspelde waarden. Door de afwezigheid van een bepaald patroon kunnen we veronderstellen dat er aan de voorwaarde van homoscedasticiteit is voldaan. Na inspectie van het histogram van de gestandaardiseerde residuen kunnen we besluiten dat ook voldaan is aan de voorwaarde van normale verdeling. De resultaten van de OLS-regressieanalyse zijn terug te vinden in tabel 7 en tabel 8. -VOEG TABEL 7 EN 8 IN Relationeel vertrouwen In model 1a gaan we de impact van de drie eigenschappen apart op relationeel vertrouwen na. Het model is significant (p=0,000) en heeft een sterk verklarende kracht met een gecorrigeerde R 2 van 0,613. Geneigdheid tot vertrouwen blijkt geen significante impact te hebben op relationeel vertrouwen, waardoor we hypothese 8a kunnen verwerpen. Zowel bekwaamheid en integriteit hebben een significante en positieve invloed (p=0,000) op relationeel vertrouwen, hypotheses 8b en 8d worden daardoor aanvaard. Welwillendheid heeft geen significante invloed op relationeel vertrouwen waardoor hypothese 8c verworpen wordt. Aan de hand van de gestandaardiseerde bèta-coëfficiënten kunnen we concluderen dat bekwaamheid (β 2 =0,447) een grotere impact heeft op relationeel vertrouwen dan integriteit (β 4 =0,336). Omwille hiervan wordt hypothese 9 verworpen. Het blijkt dus dat de bedrijfsleiders in dit onderzoek een groter belang hechten aan de bekwaamheid van de accountant dan aan de integriteit voor de ontwikkeling van relationeel vertrouwen. De lengte van de relatie blijkt geen significante invloed te hebben op relationeel vertrouwen, hypothese 19a wordt dus niet ondersteund. Frequentie van contact heeft daarentegen wel een significante en positieve invloed op relationeel vertrouwen. Hoe meer de bedrijfsleider en zijn of haar accountant elkaar persoonlijk ontmoeten, hoe groter het relationeel vertrouwen. Deze bevinding maakt dat hypothese 19b wordt bevestigd. Aangezien er sterke correlaties bestaan tussen de verschillende eigenschappen, is de schatting van de coëfficiënten in bovenstaand model minder betrouwbaar. Daarom voeren we een tweede regressieanalyse uit waarin we de drie eigenschappen (bekwaamheid, welwillendheid en integriteit) tot één construct samenvoegen (trusting beliefs). De resultaten van deze regressieanalyse kunnen opnieuw teruggevonden worden in tabel 7. Dit model (model 1b) is statistisch significant (p=0,000) en biedt een sterk verklarende kracht met een gecorrigeerde R 2 van 0,489. Zoals verwacht heeft trusting beliefs een significante en positieve invloed op vertrouwen (p=0,000). Dit bevestigt hypothese 8e. Hoe bekwamer, welwillender en integer de accountant gepercipieerd wordt door de bedrijfsleider, hoe groter het 36

47 relationeel vertrouwen. In tegenstelling tot het vorige model is de frequentie van contact niet langer statistisch significant. Geneigdheid tot vertrouwen en de duur van de relatie zijn ook in dit model niet statistisch significant. Dit maakt dat hypotheses 19b, 8a en 19a worden verworpen Calculatief vertrouwen Aangezien de onafhankelijke variabelen dezelfde zijn als in vorig regressiemodel hebben we ook hier te maken met multicollineariteit. Toch kiezen we er opnieuw voor om, naast het regressiemodel die de drie eigenschappen samenneemt tot een construct als oplossing voor multicollineariteit, ook het effect van de drie eigenschappen afzonderlijk na te gaan. Het OLS-regressiemodel (model 2a) is statistisch significant (p=0,000) en heeft een gecorrigeerde R 2 van 0,128. Geneigdheid tot vertrouwen heeft opnieuw geen significante impact op het calculatief vertrouwen wat ertoe leidt dat hypothese 10a wordt verworpen. De bekwaamheid van de accountant heeft een significante en negatieve impact op het calculatief vertrouwen (p=0,004) wat hypothese 10b bevestigt. Zoals verwacht zal een hoge bekwaamheid de bedrijfsleider op een positieve manier motiveren om de accountant te behouden, waardoor het calculatief vertrouwen dus laag is. De items in de vragenlijst die peilden naar het calculatief vertrouwen hebben een nogal negatieve connotatie. Indien men er zich niet akkoord mee verklaarde, gaf men aan dat men zich niet gevangen voelt in de relatie maar dat men tevreden is met de accountant en daarom niet wil veranderen. Welwillendheid, integriteit en frequentie van contact hebben geen significant effect op het calculatief vertrouwen waardoor hypotheses 10c, 10d en 20b verworpen worden. Ook hypothese 11 wordt verworpen gezien welwillendheid en integriteit geen significante invloed hebben op het calculatief vertrouwen. De duur van de relatie met de huidige accountant heeft een significant negatieve impact (op het 10%-significantieniveau) op calculatief vertrouwen (p=0,074). Hoe langer men samenwerkt met de accountant, hoe minder de samenwerking op een rationele keuze is gebaseerd. Hoe langer de bedrijfsleider samenwerkt met de huidige accountant, hoe beter hij hem kent waardoor het calculatief vertrouwen kleiner zal zijn. Dit bevestigt hypothese 20a. Ook het tweede regressiemodel (model 2b) is statistisch significant (p=0,000) en heeft een gecorrigeerde R 2 van 0,138. Trusting beliefs zijn significant (p=0,000) en hebben een negatieve impact op calculatief vertrouwen, wat hypothese 10e bevestigt. Ook de lengte van de samenwerking met de huidige externe accountant is significant negatief op het 10% niveau (p=0,099), zoals verwacht door hypothese 20a. Hypothese 20b wordt daarentegen niet ondersteund aangezien er geen significante relatie blijkt te zijn tussen het calculatief vertrouwen en de frequentie van contact. Geneigdheid tot vertrouwen heeft net als in het voorgaande regressiemodel ook hier geen significante impact, hypothese 10a wordt niet ondersteund. 37

48 Vertrouwen gebaseerd op afschrikking Model 3a gaat de impact van de antecedenten van vertrouwen, de lengte van de samenwerking en de frequentie van contact na op het vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Het model heeft een verklarende kracht van 0,108 en is statistisch significant (p=0,001). Welwillendheid blijkt als enige eigenschap marginaal significant te zijn op het 10%-niveau (p=0,086), hypothese 12c wordt aanvaard, hypotheses 12a, 12b en 12d verworpen. Hieruit kunnen we besluiten dat bedrijfsleiders het meest belang hechten aan welwillendheid opdat de vertrouwensband naar een volgend stadium kan evalueren. Welwillendheid blijkt in deze context dus de basis te zijn van het vertrouwen tussen accountants en bedrijfsleiders. Bijgevolg kan hypothese 13 ook niet aanvaard worden. De lengte van de samenwerking heeft een significant negatieve impact op het vertrouwen gebaseerd op afschrikking (p=0,080). Hoe langer de accountant reeds samenwerkt met de bedrijfsleider, hoe minder het vertrouwen gebaseerd is op afschrikking. Dit ligt in lijn met onze verwachtingen: naarmate de samenwerking langer duurt, is de bedrijfsleider in staat om het gedrag van de accountant te voorspellen. Dit geeft aan dat het vertrouwen dan reeds geëvolueerd is tot knowledge-based trust. Hypothese 21a wordt hierdoor aanvaard. Hypothese 21b wordt daarentegen verworpen door een gebrek aan significante impact van de frequentie van contact. De verklarende kracht van model 3b is iets groter met een gecorrigeerde R 2 van 0,122. Het model is opnieuw statistisch significant (p=0,000). De trusting beliefs hebben een significant negatieve impact op het vertrouwen gebaseerd op afschrikking (p=0,000), waardoor hypothese 12e aanvaard wordt. Ook de lengte van de samenwerking heeft opnieuw het verwachte significant negatieve effect op vertrouwen gebaseerd op afschrikking (p=0,021), wat hypothese 21a opnieuw bevestigt. De hypotheses over de impact van geneigdheid tot vertrouwen (12a) en de frequentie van contact (21b) kunnen ook in dit model niet aanvaard worden Vertrouwen gebaseerd op instituties Zoals uiteengezet bestaat vertrouwen gebaseerd op instituties uit twee types: situationele normaliteit en structurele garanties. We zullen de regressie uitvoeren met zowel situationele normaliteit en structurele garanties als afhankelijke variabele. Ten slotte voeren we ook een regressieanalyse uit met de twee types samengenomen als het construct vertrouwen gebaseerd op instituties als afhankelijke variabelen. Net zoals bij de voorgaande regressiemodellen, gaan we in modellen a de impact van de drie eigenschappen eigen aan de accountant apart na, en in modellen b nemen we die eigenschappen samen tot trusting beliefs omwille van de multicollineariteit. Resultaten van deze regressieanalyses zijn terug te vinden in tabel 8. 38

49 In model 4 beschouwen we situationele normaliteit als afhankelijke variabele. Model 4a is statistisch significant (p=0,000) en heeft een gecorrigeerde R 2 van 0,368. De mate waarin de bedrijfsleider geneigd is om anderen te vertrouwen is statistisch significant (p=0,000). Dit komt overeen met onze verwachtingen en met hypothese 14a, want hoe meer de bedrijfsleider geneigd is om anderen te vertrouwen, hoe meer hij of zij geneigd zal zijn om het normaal te veronderstellen dat accountants bekwaam, welwillend en integer zullen zijn. Zowel de perceptie dat de accountant bekwaam (p=0,037) is als de perceptie dat hij of zij integer (p=0,009) is, hebben een statistisch significante en positieve impact op situationele normaliteit. Dit zorgt ervoor dat we hypotheses 14b en 14d kunnen aanvaarden. Wanneer bedrijfsleiders de indruk hebben dat hun eigen accountant bekwaam en integer is, zullen ze ervan uit gaan dat het normaal is dat accountants zo zijn. Welwillendheid is niet statistisch significant, hypothese 14c wordt hierdoor verworpen. Hieruit kan worden besloten dat bedrijfsleiders het niet normaal veronderstellen dat accountants welwillend zijn, ook al percipiëren ze hun eigen accountant als welwillend. Dit suggereert dat men denkt dat welwillendheid een eigenschap is dat niet typerend is voor accountants. Zowel de lengte van de samenwerking en de frequentie van het contact zijn statistisch niet significant, dit ligt in lijn met hypothese 22. Model 4b, waarin we de drie eigenschappen samennemen tot trusting beliefs, heeft een gecorrigeerde R 2 van 0,377 en is ook statistisch significant (p=0,000). Met betrekking tot geneigdheid tot vertrouwen kan dezelfde conclusie worden genomen als in het vorige model (p=0,000): hypothese 14a wordt aanvaard. De trusting beliefs hebben een positieve en significante impact (p=0,000), zoals verwacht: hoe meer men percipieert dat de accountant bekwaam, welwillend en integer is, hoe meer men dat als normaal beschouwt. Hierdoor wordt ook hypothese 14e ondersteund. In model 5a gaan we de impact na van de onafhankelijke variabelen op structurele garanties. Ook dit model is statistisch significant (p=0,000) en heeft een verklarende kracht van 0,159. Hier blijkt enkel integriteit statistisch significant te zijn (p= 0,009) wat hypothese 15d bevestigt. Hypotheses 15b en 15c worden verworpen. Bijgevolg kunnen we hypothese 16 ook niet aanvaarden. Het blijkt dus dat men vooral vertrouwen heeft in bepaalde garanties en de beroepsinstituties wanneer de accountant integer is. Dit is logisch, want het IAB en BIBF verplichten accountants om zich aan de principes te houden, waardoor hun integriteit dus hoger is. Wat opvalt is dat geneigdheid tot vertrouwen niet significant is, wat geen ondersteuning biedt voor hypothese 15a. Dit zou kunnen betekenen dat geneigdheid om personen te vertrouwen niet betekent dat men daarom ook geneigd is om vertrouwen te hebben in bepaalde instituties. Net zoals in het vorig model is ook hier de frequentie van contact en de lengte van de samenwerking niet significant, waardoor hypothese 22 opnieuw wordt aanvaard. Model 5b, waarin we de eigenschappen samennemen tot trusting beliefs, is statistisch significant (p=0,000) en heeft een gecorrigeerde R 2 van 0,139. Hier zijn enkel de trusting beliefs significant positief gerelateerd aan de structurele garanties (p=0,001), hypothese 15e wordt dus aanvaard. Ook hypothese 39

50 22 kunnen we aanvaarden omdat er geen significante impact is van de lengte van de samenwerking of de frequentie van contact. Ten slotte nemen we situationele normaliteit en structurele garanties samen tot het construct vertrouwen gebaseerd op instituties in model 6. Model 6a is statistisch significant (p=0,000) en heeft een sterk verklarende kracht met een gecorrigeerde R 2 van 0,377. Geneigdheid tot vertrouwen van de bedrijfsleider blijkt opnieuw statistisch significant te zijn (p= 0,000) waardoor hypothese 17a aanvaard wordt. Zoals verwacht hebben de perceptie dat de accountant bekwaam is (p=0,003) en de perceptie dat hij of zij integer is (p=0,023) een significant positieve impact op het vertrouwen gebaseerd op instituties, dit ondersteunt hypotheses 17b en 17d. De perceptie van welwillendheid is niet significant, hypothese 17c wordt dus verworpen. Dit suggereert dat bedrijfsleiders veronderstellen dat de accountant niet door de instituties wordt aangezet tot welwillend gedrag, maar dat dat een eigenschap is eigen aan de persoon zelf. Bekwaamheid heeft de grootste positieve invloed op het vertrouwen gebaseerd op instituties. Dit druist in tegen de verwachtingen. Bedrijfsleiders gaan ervan uit dat de beroepsinstituties er in de eerste plaats voor zorgen dat de accountant bekwaam is en dat ze pas daarna instaan voor de integriteit van accountants. Hypothese 18 wordt dus verworpen. Ten slotte blijken de lengte van de samenwerking en de frequentie van het contact opnieuw geen significant effect te hebben, zoals aangenomen in hypothese 22. Omwille van de correlaties beschouwen we opnieuw een model waarin de drie eigenschappen eigen aan de accountant zijn samengenomen tot trusting beliefs. Dit model (model 6b) is significant (p=0,000) en heeft een gecorrigeerde R 2 van 0,357. De conclusies zijn gelijkaardig: geneigdheid tot vertrouwen (p=0,000) en trusting beliefs (p=0,000) zijn significant positief gerelateerd aan vertrouwen gebaseerd op instituties, wat ertoe leidt dat hypotheses 17a en 17e aanvaard worden. Omdat er opnieuw geen significante relatie is tussen het vertrouwen gebaseerd op instituties en de frequentie van contact of lengte van de samenwerking, kunnen we hypothese 22 aanvaarden Vraag naar advies van de accountant Naast het onderzoek naar de factoren die invloed hebben op de verschillende vormen van vertrouwen, wensen we ook na te gaan of die verschillende soorten vertrouwen invloed hebben op de vraag naar advies van de accountant. Daartoe stellen we onderstaand regressiemodel op. In een eerste analyse zullen we de invloed van de factoren nagaan op de vraag naar advies in het verleden. In een tweede analyse gaan we de impact na van de factoren op de bereidheid om advies te vragen aan de accountant in de toekomst. Tabel 9 geeft de resultaten van onderstaand regressiemodel weer. VRAAG NAAR ADVIES= β 0 + β 1 GrootteOnd + β 2 LeeftijdOnd + β 3 SectorOnd + β 4 VertrouwenAfschrikking+ β 5 CalculatiefVertrouwen + β 6 RelationeelVertrouwen + β 7 VertrouwenInstituties + ε 40

51 In de vragenlijst werd gepeild naar de bereidheid om in de toekomst advies te vragen aan de accountant. Dit werd gevraagd voor vier soorten advies: financieel, fiscaal, juridisch en strategisch advies. Wanneer we regressiemodellen willen opstellen voor de vier types advies afzonderlijk, blijkt niet te zijn voldaan aan de voorwaarden voor regressieanalyse. Daarom namen we het gemiddelde van de vier soorten advies om op die manier een nieuw construct te maken: vraag naar advies in de toekomst. Na analyse van de correlatiematrix in tabel 6 blijkt geen sprake te zijn van multicollineariteit. Ook aan de voorwaarden van normale verdeling en homoscedasticiteit is voldaan. Daarnaast konden we aan de hand van de vragenlijst het relatief gebruik van de accountant berekenen, zoals eerder uiteengezet. Er bleek echter opnieuw niet voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van regressieanalyse. Dit hebben we opgelost door alle adviestaken waar behoefte aan was én beroep werd gedaan op de accountant op te tellen, deze variabele noemen we totaal beroep. Wanneer we de invloed van bovenstaande onafhankelijke variabelen op het totale beroep willen nagaan aan de hand van regressieanalyse blijkt wel te zijn voldaan aan alle voorwaarden Adviesverlening door de accountant in het verleden -VOEG TABEL 9 IN- Tabel 9 geeft de resultaten weer van het regressiemodel. In een eerste model (model 1a) onderzoeken we de relatie tussen het aantal adviestaken waar de accountant in 2015 behoefte aan had én waarvoor hij een beroep heeft gedaan op zijn accountant en de verschillende onafhankelijke variabelen. Dit model is statistisch significant (p=0,000) en heeft een sterke verklarende kracht met een gecorrigeerde R 2 van 0,322. De grootte van de onderneming is significant positief, waaruit we kunnen besluiten dat grotere ondernemingen meer beroep doen op hun accountant voor advies (p=0,000). Hiermee wordt hypothese 1 bevestigd, we kunnen dus stellen dat kleinere bedrijven door een gebrek aan financiële middelen minder in staat zijn om extern advies aan te kopen. De andere kenmerken van de onderneming, met name de leeftijd en de sector, hebben geen significante invloed. Hypotheses 2 en 3 kunnen bijgevolg niet aanvaard worden. Wanneer we de invloed van de verschillende vormen van vertrouwen onderzoeken, zien we dat zowel het vertrouwen gebaseerd op afschrikking en het calculatief vertrouwen geen significante impact hebben op de vraag naar advies in het verleden. Ook hypotheses 4 en 5 worden bijgevolg verworpen. Zoals verwacht blijkt het relationeel vertrouwen een significant positieve impact te hebben op het inschakelen van de accountant als adviesverlener voor zaken waar men nood aan heeft (p=0,000). Hoe meer relationeel vertrouwen de bedrijfsleider heeft in zijn externe accountant, hoe meer hij ingeschakeld zal worden als adviesverlener. We kunnen hypothese 6 dus aanvaarden. Accountants die van plan zijn om naast de traditionele boekhoudkundige taken ook advies te verlenen, zullen ervoor moeten zorgen dat ze een relationele vertrouwensband ontwikkelen met hun cliënteel. Dit kunnen ze 41

52 doen door aan te tonen dat ze bekwaam en integer zijn en door hun klanten frequent persoonlijk te ontmoeten, zoals aangetoond in het regressiemodel waarin we de impact van de variabelen op het relationeel vertrouwen nagingen. Ten slotte is ook het vertrouwen gebaseerd op instituties significant en negatief gerelateerd aan de vraag naar advies. Dit is het tegengestelde van hypothese 7: wanneer er een hoog vertrouwen is gebaseerd op instituties, zal de vraag naar advies kleiner zijn. Hieruit blijkt dat het onvoldoende is dat het vertrouwen van de accountant gegarandeerd wordt door bepaalde instituties. Opdat bedrijfsleiders hun accountant zullen inschakelen als adviesverlener, moet er vertrouwen zijn ontwikkeld in de accountant zelf. De negatieve relatie tussen het vertrouwen gebaseerd op instituties en de vraag naar advies doet ons suggereren dat de bedrijfsleiders ervan uitgaan dat de beroepsinstituten zorgen voor bekwame en integere accountants op het vlak van de traditionele boekhoudkundige taken, maar dat de beroepsinstituten er niet voor zorgen dat de accountants bekwaam zijn op vlak van adviesverlenende diensten. De beroepsinstituten worden dus nogal ouderwets gepercipieerd. We verwachten dat ook de lengte van de samenwerking en de frequentie van het contact een invloed zullen hebben op de vraag naar advies van de externe accountant. Daarom voegen we in model 1b ook deze variabelen toe. Dit regressiemodel is opnieuw significant (p=0,000) en de gecorrigeerde R 2 stijgt tot 0,337. Dezelfde conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot grootte van de onderneming (p=0,000), relationeel vertrouwen (p=0,000) en vertrouwen gebaseerd op instituties (p=0,069), waardoor we opnieuw hypothese 1 en 6 aanvaarden en hypothese 7 verwerpen. De leeftijd van de onderneming en de sector waartoe de onderneming behoort, blijken opnieuw niet van significant belang te zijn waardoor hypotheses 2 en 3 verworpen worden. Ook hypothese 4 wordt opnieuw verworpen aangezien het vertrouwen gebaseerd op afschrikking geen significante impact blijkt te hebben op de vraag naar advies. In tegenstelling tot het eerste regressiemodel blijkt calculatief vertrouwen nu marginaal significant te zijn (p=0,093). Naarmate men meer calculatief betrokken is, zal er meer beroep worden gedaan op de accountant als adviesverlener. Dit is tegengesteld aan hypothese 5. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding kan zijn dat men zich verplicht voelt de accountant te behouden en daarom toch advies aan hem of haar zal vragen indien er nood aan is, omdat er geen andere opties zijn wegens te hoge switching costs. Bovendien blijken ook de twee toegevoegde variabelen, lengte van de relatie (p=0,050) en de frequentie van het persoonijk contact (p=0,008), significant te zijn. Hoe langer men reeds samenwerkt met de huidige externe accountant en hoe frequenter men elkaar ontmoet, hoe meer de accountant ingeschakeld zal worden als adviesverlener. Dit is in overeenstemming met onze verwachtingen, waardoor we hypotheses 23a en 23b aanvaarden. 42

53 Adviesverlening door de accountant in de toekomst In regressiemodel 2a gaan we na welke invloed de verschillende vormen van vertrouwen, naast de grootte en de leeftijd van de onderneming, hebben op de bereidheid van de bedrijfsleider om in de toekomst een beroep te doen op de accountant voor financieel, fiscaal, juridisch en strategisch advies. Dit regressiemodel is statistisch significant (p=0,000) en heeft een verklarende kracht van 0,257. In tegenstelling tot voorgaande regressiemodellen is de leeftijd van de onderneming hier wel significant (p=0,045). In overeenstemming met hypothese 2 geven jongere ondernemingen aan om meer beroep te doen op hun accountant voor advies. Redenen hiervoor zijn het feit dat jonge bedrijven minder ervaring hebben dan oudere bedrijven, waardoor ze sneller de hulp nodig hebben van externe personen. In de beginjaren is een ondernemer ook vatbaarder voor faling. Een tweede tegenstelling met de voorgaande regressiemodellen is dat de grootte van de onderneming hier niet significant is en hypothese 1 dus niet aanvaard kan worden. Opnieuw is de sector niet significant waardoor hypothese 3 nog steeds niet aanvaard kan worden. Wat de verschillende vormen van vertrouwen betreft, heeft het vertrouwen gebaseerd op afschrikking zoals in voorgaande regressiemodellen ook hier geen significante impact op de vraag naar advies, hypothese 4 kan dus ook niet aanvaard worden. Het relationeel vertrouwen (p=0,000) en calculatief vertrouwen (p=0,003) zijn, in overeenstemming met de voorgaande regressiemodellen, significant en dit in dezelfde richting. Hypothese 5 wordt bijgevolg opnieuw verworpen en hypothese 6 aanvaard. Het vertrouwen gebaseerd op instituties is in dit model niet significant gerelateerd aan de vraag naar advies waardoor hypothese 7 wordt verworpen. Opnieuw zullen we twee variabelen toevoegen in een uitgebreid regressiemodel (model 2b): de lengte van de samenwerking en de frequentie van het persoonlijk contact. Hierdoor stijgt de gecorrigeerde R 2 tot 0,324. De conclusies zijn hetzelfde als in regressiemodel 2a en daarenboven blijkt de frequentie van het persoonlijke contact ook statistisch significant (p=0,005) te zijn. Hoe vaker de bedrijfsleider en de accountant elkaar ontmoeten, hoe meer de bedrijfsleider van plan is om in de toekomst zijn accountant in te schakelen als adviesverlener indien dat nodig zou zijn. Hiermee bevestigen we hypothese 23b. De lengte van de samenwerking heeft echter geen significante impact op de vraag naar advies dus kan hypothese 23a niet aanvaard worden Mann-Whitney U testen Wanneer we voor elk soort advies afzonderlijk en voor het relatief gebruik van de accountant willen nagaan welke factoren de vraag ernaar bepalen, leidt de regressieanalyse tot inconsistente resultaten als gevolg van het feit dat de voorwaarden voor het uitvoeren van meervoudige regressie niet voldaan zijn. Om te onderzoeken of er verschillen bestaan in de vraag naar de verschillende soorten advies tussen twee groepen maken we gebruik van de Mann-Whitney U test als alternatief voor de t-test omdat de data niet normaal verdeeld zijn. 43

54 -VOEG TABEL 10 EN 11 IN- De resultaten van de Mann-Whitney U test voor wat de verschillende soorten advies betreft, kunnen worden teruggevonden in tabel 10 en 11. De respondenten werden telkens in twee groepen verdeeld aan de hand van een median split. Wanneer een respondent lager scoorde dan de mediaan, komt hij in de eerste groep terecht. Respondenten die hoger scoren dan de mediaan komen in de tweede groep terecht. Zo zijn we in staat om te testen of er statistische verschillen bestaan tussen beide groepen. De resultaten tonen aan dat er geen significante verschillen bestaan in de vraag naar advies tussen ondernemingen in de nijverheidssector en ondernemingen in de dienstensector. Dit resultaat is in overeenstemming met de conclusie die we aan de hand van de regressiemodellen hebben getrokken. De vraag naar financieel advies en strategisch advies blijkt te verschillen tussen jonge en oude ondernemingen: jonge ondernemingen hebben een grotere vraag naar financieel en strategisch advies, deze bevinding is consistent met de literatuur. De vraag naar fiscaal en juridisch advies verschilt niet significant tussen jonge en oude ondernemingen. Daarnaast blijken grotere ondernemingen een grotere vraag naar financieel advies te hebben. Ook dit is consistent met de bestaande literatuur. Er blijkt echter geen statistisch significant verschil te bestaan in de vraag naar fiscaal, juridisch en strategisch advies tussen kleine en grote ondernemingen. Bedrijfsleiders die hun accountant in grote mate relationeel vertrouwen, hebben een significant hogere vraag naar financieel en strategisch advies. De verschillen voor fiscaal en juridisch advies zijn niet significant. Wat het calculatief vertrouwen en het vertrouwen gebaseerd op instituties betreft, zijn er geen significante verschillen tussen respondenten die een hoge of lage mate van vertrouwen hebben in de accountant. Verder blijkt dat er een grotere vraag is naar fiscaal advies bij bedrijfsleiders die een laag vertrouwen gebaseerd op afschrikking hebben in hun accountant, dit komt overeen met de verwachtingen. Voor de andere soorten advies is er geen verschil naargelang de mate van vertrouwen gebaseerd op afschrikking. Bedrijfsleiders die langer met hun huidige accountant samenwerken, hebben een grotere vraag naar fiscaal advies. Voor de andere soorten advies bestaat er opnieuw geen verschil tussen de groepen. Ten slotte blijkt uit tabel 11 dat er een verschil is in de vraag naar financieel advies tussen bedrijfsleiders die hun accountant al dan niet vaak zien: een opmerkelijk resultaat is dat hoe minder vaak men elkaar persoonlijk ontmoet, hoe groter de vraag naar financieel advies. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat indien men elkaar vaak ziet, de accountant uit zichzelf financieel advies geeft waardoor de bedrijfsleider minder vraag zal hebben naar advies. 44

55 De resultaten van de Mann-Whitney U test waarmee we onderzochten of er een verschil bestaat in het relatief gebruik van de accountant tussen verschillende groepen van respondenten kunnen worden teruggevonden in tabel 12 en 13. Het relatief gebruik van de accountant verschilt significant tussen jonge en oude ondernemingen: zoals verwacht maken jonge ondernemingen relatief meer gebruik van hun accountant voor advies. Daarnaast blijkt dat grote ondernemingen relatief meer gebruik maken van hun accountant voor advies. Ten slotte blijkt ook dat bedrijfsleiders die hun accountant in grote mate relationeel vertrouwen, relatief meer gebruik maken van de accountant voor advies. De verschillen tussen de overige groepen zijn niet significant. -VOEG TABEL 12 EN 13 IN- In tabel 14 is een samenvatting te vinden van alle hypotheses die ontwikkeld werden aan de hand van de literatuurstudie. Uit de tabel blijkt dat de meerderheid van de hypotheses aanvaard kunnen worden. -VOEG TABEL 14 IN- 5. Conclusies, beperkingen en toekomstig onderzoek De ambitie van dit onderzoek bestond erin om bij te dragen tot het opkomende onderzoeksgebied dat de rol die vertrouwen speelt in de relatie tussen accountants en bedrijfsleiders en de impact ervan op de vraag naar advies tracht te achterhalen. Er kan gesteld worden dat grotendeels in deze opzet geslaagd is, omdat we erin geslaagd zijn om een onderscheid te maken tussen verschillende vormen van vertrouwen in de accountant en omdat blijkt dat deze vormen van vertrouwen een verschillende impact hebben op de vraag naar advies. De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op een vragenlijst afgenomen bij bedrijfsleiders van Vlaamse KMO s. In een eerste onderzoeksvraag wensten we inzicht te krijgen in de factoren die bijdragen tot de verschillende vormen van vertrouwen in de accountant. Er kan gesteld worden dat bedrijfsleiders over het algemeen een grote mate van relationeel vertrouwen hebben in hun accountant, met 56,5% van de respondenten die zich (helemaal) akkoord verklaarde met de stellingen aangaande relationeel vertrouwen. Relationeel vertrouwen kan ontwikkeld worden door als accountant aan te tonen dat men bekwaam en integer is. Welwillendheid heeft geen significante bijdrage tot het relationeel vertrouwen. Zoals Dong-Jin et al. (2008) reeds aangaven, blijkt welwillendheid geen noodzakelijke voorwaarde te zijn wanneer integriteit en bekwaamheid beiden hoog zijn. Daarnaast is het belangrijk om elkaar op regelmatige basis persoonlijk te ontmoeten. In tegenstelling tot de resultaten van het onderzoek van 45

56 Blackburn et al. (2010) blijkt de lengte van de relatie niet significant bij te dragen tot de vorming van relationeel vertrouwen. Uit het feit dat de meeste bedrijfsleiders een hoge mate van relationeel vertrouwen hebben in hun accountant volgt logischerwijze dat het aantal bedrijfsleiders die hun accountant op calculatieve wijze vertrouwen laag is (58,5% is (helemaal) niet akkoord met de stellingen). Rousseau et al. (1998) suggereren namelijk dat een relatie start met calculatief vertrouwen en evolueert tot relationeel vertrouwen, naarmate de lengte van de relatie toeneemt. Aangezien de gemiddelde lengte van de relatie met de huidige accountant 19 jaar bedraagt, is het niet verwonderlijk dat de meeste accountants al in het stadium van relationeel vertrouwen zijn terechtgekomen. Uit de resultaten blijkt dat enkel de bekwaamheid van de accountant zal leiden tot een verhoging van de switching costs waardoor men bij de huidige accountant zal blijven. Daarnaast blijkt ook dat de lengte van de relatie een negatieve invloed heeft op het calculatief vertrouwen, wat consistent is met de studie van Rousseau et al. (1998). Ook het aandeel van de bedrijfsleiders die hun accountant vertrouwt gebaseerd op afschrikking is eerder laag (40,9% is (helemaal) niet akkoord met de stellingen). Dit kan een bevestiging zijn voor de theorie van Shapiro et al. (1992) die stelt dat het vertrouwen gebaseerd op afschrikking de basis is van een goede vertrouwensband en uiteindelijk evolueert tot identification-based trust, wat gelijkaardig aan relationeel vertrouwen kan worden beschouwd. Het feit dat de lengte van de samenwerking een significant negatieve impact heeft op het vertrouwen gebaseerd op afschrikking draagt ook bij tot deze theorie. In tegenstelling tot onze verwachtingen blijkt enkel welwillendheid een significant negatieve invloed te hebben. Wanneer de accountant zich welwillend opstelt, zal het vertrouwen gebaseerd op afschrikking sneller kunnen evolueren tot relationeel vertrouwen. Het vertrouwen gebaseerd op instituties blijkt hoog te zijn, met 71,6% van de respondenten die zich (eerder) akkoord verklaart met de stellingen. Dit kan een bevestiging zijn van het onderzoek van Rousseau et al. (1998) waarin gesteld werd dat het vertrouwen gebaseerd op instituties gedurende de hele relatie op een hoog niveau blijft. Het feit dat noch de lengte van de samenwerking, noch frequentie van contact een significante invloed hebben op een van beide types draagt bij aan die theorie. Zowel de geneigdheid tot vertrouwen en de perceptie van bekwaamheid en welwillendheid blijken significant bij te dragen tot de situationele normaliteit. De verwachting dat ook de perceptie van welwillendheid bijdraagt tot de situationele normaliteit blijkt niet te zijn voldaan. Dit suggereert dat bedrijfsleiders ervan uitgaan dat welwillendheid geen typische eigenschap is voor een accountant, maar dat accountants vooral getypeerd worden door hun bekwaamheid en integriteit. Zoals verwacht draagt ook de geneigdheid tot vertrouwen bij tot situationele normaliteit. Wat de structurele garanties betreft, is enkel integriteit statistisch significant. Wanneer we het vertrouwen gebaseerd op instituties in totaliteit bekijken, dan blijkt zowel geneigdheid tot vertrouwen, bekwaamheid en integriteit ertoe bij te dragen. Gezien bekwaamheid de 46

57 grootste impact heeft, kan worden besloten dat bedrijfsleiders ervan uitgaan dat de beroepsinstituties er in de eerste plaats voor zorgen dat accountants bekwaam zijn. In een tweede onderzoeksvraag willen we te weten komen welke invloed die vormen van vertrouwen hebben op de vraag naar advies van de accountant. Wanneer we de impact van de verschillende vormen van vertrouwen nagingen op de vraag naar advies, werd een onderscheid gemaakt tussen de vraag naar advies in het verleden en de vraag naar advies in de toekomst. De grootte van de onderneming blijkt enkel een significante impact te hebben op de vraag naar advies in het verleden. Consistent met o.a. Gooderham et al. (2004) blijkt dat kleinere ondernemingen meer beroep hebben gedaan op advies van de accountant. Op de vraag naar de intentie om in de toekomst op de accountant beroep te doen voor advies is er geen verschil tussen kleine en grote ondernemingen. Voorgaande studies gingen ervan uit dat er een sterke correlatie bestaat tussen de intentie om een gedrag te stellen en het werkelijk stellen van dat gedrag (McKnight et al., 2002) en peilden daarom enkel naar de intentie om een bepaald gedrag te stellen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat deze veronderstelling niet steeds geldt. Ook met betrekking tot de leeftijd van de onderneming zijn er verschillen tussen de vraag naar advies in de toekomst en de vraag naar advies in het verleden. In het verleden bestaan er geen statistische verschillen tussen jonge en oude ondernemingen. Het zijn echter vooral grote ondernemingen die aangeven in de toekomst beroep te zullen doen op advies van de accountant, consistent met Kirby en King (1997). De hypothese dat ondernemingen uit de nijverheidssector meer nood hebben aan advies kan niet bevestigd worden. Calculatief vertrouwen heeft in tegenstelling tot de verwachtingen een significant positieve impact op de vraag naar advies. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat bedrijfsleiders een grote behoefte hebben aan advies om bepaalde onvoorziene problemen op te lossen en ze daarvoor een professional nodig hebben wegens gebrek aan kennis binnen het bedrijf (Tanewski & Carey, 2007). Informatie-asymmetrie kan een tweede verklaring bieden: omdat het moeilijk is om te voorspellen of een andere accountant beter advies zal verlenen, kiest de bedrijfsleider er toch voor om beroep te doen op de huidige accountant. Het vertrouwen gebaseerd op instituties heeft een significant negatieve impact op het advies in het verleden. Indien er enkel vertrouwen is in de accountant omwille van zijn lidmaatschap bij het IAB, zal er geen advies worden gevraagd van hem of haar. Hieruit kan worden besloten dat men de beroepsinstituties beschouwd als instituties die enkel bijdragen tot de optimale verlening van traditionele boekhoudkundige taken. Relationeel vertrouwen heeft, zoals verwacht, de grootste significant positieve impact op de vraag naar advies en dit zowel in het verleden als in de toekomst. We kunnen dus concluderen dat het voor accountants zeer belangrijk is om ervoor te zorgen dat de bedrijfsleider hem of haar op een relationele manier vertrouwt indien hij extra opbrengsten wil maken door de verlening van advies. Factoren die bijdragen tot de ontwikkeling van relationeel vertrouwen zijn bekwaamheid, integriteit en frequente persoonlijke ontmoetingen met de klant. 47

58 Beperkingen- Zoals alle onderzoeken is ook dit onderzoek niet vrij van beperkingen. Ten eerste bleek bij analyse van de data dat de vraag waarin gepeild werd naar de soorten advies waaraan men behoefte had en of men daarvoor al dan niet beroep had gedaan op de accountant niet door alle respondenten even correct werd ingevuld. Dit heeft mogelijks tot lichte vertekening van de resultaten geleid. Ten tweede is dit een cross-sectioneel onderzoek, waardoor verschillen over de tijd niet in rekening werden gebracht. Aangezien vertrouwen een kenmerk is van een relatie dat verandert over de tijd heen, zou een longitudinaal onderzoek tot betere resultaten hebben geleid. Ook een kwalitatief onderzoek zou hiervoor een oplossing kunnen bieden. Ten derde zijn de resultaten van dit onderzoek niet te veralgemenen naar andere landen omwille van culturele verschillen. Bovendien moet omzichtig worden omgesprongen met de resultaten, aangezien de voorwaarde van afwezigheid van multicollineariteit niet werd voldaan bij de eerste regressiemodellen. Dit heeft als gevolg dat de schatting van de coëfficiënten minder betrouwbaar is. Ten slotte waren we niet in staat om een regressieanalyse uit te voeren met de verschillende soorten advies apart als afhankelijke variabele. De invloed van de verschillende factoren kan immers verschillen naargelang het soort advies dat gevraagd wordt. Toekomstig onderzoek- Toekomstig onderzoek kan zich in de eerste plaats focussen op het wegwerken van bovenstaande beperkingen. Verder kan men de focus leggen op de evolutie van een bepaalde vorm van vertrouwen naar een volgende vorm. De lengte van de samenwerking had geen eenduidige invloed op het vertrouwen gebaseerd op instituties, waardoor niet duidelijk is of een langere relatie al dan niet bijdraagt tot de vorming ervan. Bovendien bleek dat het vertrouwen gebaseerd op instituties geen significante impact had op de vraag naar advies. Hierdoor vragen we ons af of de beroepsinstituten zich wel voldoende focussen op de evolutie van de taak van de accountant, wat perspectieven biedt voor een onderzoek vanuit het standpunt van de beroepsinstituten. 48

59 Bibliografie Akerlof, G. A. (1970). The market for 'Lemons': Quality under uncertainty and the Market Mechanism. Quarterly Journal of Economics, 84, Barber, B. (1983). In The logic and limits of trust. New Brunswick: Rutgers University Press. Bennet, R., & Robson, P. (2004). The role of trust and contract in the supply of business advice. Cambridge Journal of Economics, 28, Bennett, R., & Robson, P. (1999). The use of external business advice by SMEs in Britain. Entrepreneurship and Regional Development, 11(2), Blackburn, R., & Jarvis, R. (2010). The Role of Small and Medium Practices in Providing Business Support to Small- and Medium-sized Enterprises. Small and Medium Practices Committee. New York: International Federation of Accountants. Blackburn, R., Carey, P., & Tanewski, G. (2010). The Role of Trust, Relationships and Professional Ethics in the Supply of External Business Advice by Accountants to SMEs. Australian Centre for Financial Studies. Blackburn, R., Carey, P., & Tanewski, G. (2014). Business advice by accountants to SMEs: relationship and trust. Enhancing SME Success in the Digital Economy. Sydney, Australia. Boonen, R. (2003). In R. Boonen, Irina, Jos, Ali en Mies- Interculturaliteit in maatschappij en school. Garant. Bowlby, J. (1982). In Volume 1: Attachment and loss. New York: basic books. Buchanan, B. (1974). Building Organizational Commitment: The Socialization of Managers in Work Organizations. Administrative Science Quarterly, 19(4), Butler, J. (1991). Toward understanding and measuring conditions of trust: Evolution of a conditions of trust inventory. Journal of Management, 17, Butler, J., & Cantrell, R. (1984). A behavioural decision theory approach to modelling dyadic trust in superiors and subordinates. Psychological Reports, 55, Coakes, E. (2003). In Knowledge Management: Current Issues and Challenges (p. 322). Hershey: IGI Global. VII

60 Coleman, J. (1990). In Foundations of Social Theory. Cambridge: The Belknap Press. Connelly, B. L., Crook, R. T., Combs, J. G., Ketchen, D. J., & Aguinis, H. (2015). Competence- and Integrity- Based Trust in Interorganizational Relationships: Which Matters Most? Journal of Management, 20(10), Connelly, B. L., Miller, T., & Devers, C. E. (2012). Under a cloud of suspicion: Trust, distrust, and their interactive effect in interorganizational contracting. Strategic Management Journal, 33, De Bruyckere, S., & Verplancke, F. (2015). Mijn accountant/boekhouder, mijn partner in business? Symposium. Hogeschool Gent. De Cock, K., & Minnaert, E. (2010). De Accountant als Adviseur. Thesis. De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2014). Marktonderzoek: methoden en toepassingen. Amsterdam: Pearson. Defauw, K. (2011). De rol van de accountant als bedrijfsadviseur en invloed op de financiële performantie van KMO's. Thesis. Deutsch, M. (1962). Cooperation and trust: Some theoretical notes. In M. Jones (Red.), Nebraska Symposium on Motivation (pp ). Lincoln: NE: University of Nebraska. Dirks, K., & Ferrin, D. (2001). The role of trust in organizational settings. Organization Science, 12(4), Doney, P. M., & Cannon, J. P. (1997). An examination of the Nature of Trust in Buyer-Seller Relationships. Journal of Marketing, Dong-Jin, L., Jin Yong, P., Hyung Tark, L., & Byung Hee, Y. (2008). The Effects of Trust Dimensions on Relationship Commitment: the Relative Efficacy and Effect Symmetry. Advances in Consumer Research, 35, Doving, E., & Gooderham, P. (2005). Small firm accountancy practices as business advisors: a dynamic capabilities view of the scope of their services. SNF Arbeidsnotat, 65(5). Doving, E., & Gooderham, P. (2008). Dynamic capabilities as antecedents of the scope of related diversification: the case of small firm accountancy practices. Strategic Management Journal, 29, VIII

61 Dyer, L., & Ross, C. (2007). Advising the Small Business Client. International Small Business Journal, 25(2), Erikson, E. (1968). In Identity: Youth and crisis. New York: Norton. Everaert, P., Sarens, G., & Rommel, J. (2005). Uitbesteding van boekhoudkundige activiteiten bij Vlaamse KMO's. Accountancy & Tax, 4, pp Everaert, P., Sarens, G., & Rommel, J. (2007). Sourcing strategy of Belgian SMEs: empirical evidence for the accounting services. Production Planning & Control, 18(8), Gefen, D., Karahanna, E., & Straub, D. (2003). Trust and TAM in online shopping: an integrated model. MIS Quarterly, 27(1), Giffin, K. (1967). The contribution of studies of source credibility to a theory of interpersonal trust in the communication process. Psychological Bulletin, 68, Gooderham, P. N., Tobiassen, A., Doving, E., & Nordhaug, O. (2004). Accountants as sources of Business Advice for Small Firms. International Small Business Journal, 22(1), Gounaris, S. (2005). Trust and commitment influences on customer retention: insights from business-tobusiness services. Journal of Business Research, 58(2), Gounaris, S. P. (2005). Trust and commitment influences on customer retention: insights from businessto-business services. Journal of Business Research, 58, Gounaris, S., & Venetis, K. (2002). Trust in industrial service relationships: behavioral consequences, antecedents and the moderating effect of the duration of the relationship. Journal of Services Marketing, 16(7), Gremler, D. D., & Gwinner, K. P. (2000). Customer-Employee Rapport in Service Relationships. Journal of Service Research, 3(1), Holmes, S., Kelly, G., & Cunningham, R. (1991). The small information cycle: A reppraisal. International Small Business Journal, 9(2), IAB. (2016). Een gereglementeerd beroep. Opgeroepen op April 21, 2016, van I

62 IAB. (2016). Toegang tot het beroep. Opgeroepen op April 21, 2016, van Johnson, D., & Grayson, K. (2005). Cognitive and affective trust in service relationships. Journal of Business Research, 58, Johnson, S., Webber, D. J., & Wayne, T. (2007). Which SMEs use external business advice? A multivariate subregional study. Environment and Planning A, 39(8), Johnson-George, C., & Swap, W. (1982). Measurement of specific interpersonal trust: Construction and validation of a scale to assess trust in a specific other. Journal of Personality and Social Psychology, 43(6), Jones, M. (2002). In Accounting for Non-Specialists. Chichester: John Wiley & Sons. Jones, M. A., Mothersbaugh, D. L., & Beatty, S. E. (2000). Switching Barriers and Repurchase Intentions in Services. Journal of Retailing, 76(2), Jones, M., Reynolds, K., Mothersbaugh, D., & Beatty, S. (2007). The Positive and Negative Effects of Switching Costs on Relational Outcomes. Journal of Service Research, 9(4), Kamyabi, Y., & Devi, S. (2010). The impact of advisory services on Iranian SME performance: An empircial investigation of the role of professional accountants. South African Journal of Business Management, 43(2), Kee, H., & Knox, R. (1970). Conceptual and methodological considerations in the study of trust. Journal of Conflict Resolution, 14, Kestens, K. (2008). Accountants and owner-managers of small firms: exploring the personal trust relationship. Thesis. Kim, P. H., Ferrin, D. L., Cooper, C. D., & Dirks, K. T. (2004). Removing the shadow of suspicion: The effects of apology versus denial for repairing competence versus integrity-based trust violations. Journal of Applied Psychology, 89, Kirby, D. A., & King, S. H. (1997). Accountants and Small Firm Development: Filling the Expectation Gap. The Service Industries Journal, 17(2), Kumar, N., Scheer, L., & Steenkamp, J. (1995). The Effects of Perceived Interdependence on Dealers Attitudes. Journal of Marketing Research, 32(3),

63 Langer, E. (1975). The illusion of control. Journal of Personality and Social Psychology, 32, Larzelere, R., & Huston, T. (1980). The dyadic trust scale: Toward understanding interpersonal trust in close relationships. Journal of Marriage and the Family, 42, Lewicki, R., & Bunker, B. (1996). Developing and maintaining trust in work relationships. In R. Kramer, & T. Tyler (Red.), Trust in organizations: Frontiers of theory and research (pp ). Thousand Oaks: CA: Sage. Lewicki, R., Tomlinson, E., & Gillespie, N. (2006). Models of Interpersonal Trust Development: Theoretical Approaches, Empirical Evidence, and Future Directions. Journal of Management, 32(6), Lewis, J., & Weigert, A. (1985). Trust as a social reality. Social Forces, 63, Lieberman, J. (1981). In The litigious society. New York: Basic Books. Lindskold, S. (1978). Trust Development, the GRIT Proposal and the Effects of Conciliatory Acts on Conflict and Cooperation. Psychological Bulletin, 85(4), Macneil, I. R. (1980). In The new social contract. New Haven: CT: Yale University Press. Mayer, R., & Davis, J. (1999). The effect of the performance appraisal system on trust for management: A field quasi-experiment. Journal of Applied Psychology, 84(1). Mayer, R., Davis, J., & Schoorman, F. (1995). An integrative model of organizational trust. The Academy of Management Review, 3, McAllister, D. (1995). Affect- and cognition-based trust as foundations for interpersonal cooperation in organizations. Academy of Management Journal, 38, McFall, L. (1987). Integrity. Ethics, 98, McKnight, D. H., Choudhury, V., & Kacmar, C. (2002). Developing and validating trust measures for e- commerce: An integrative typology. Information Systems Research, 13(3), McKnight, D., Cummings, L., & Chervany, N. (1998). Initial trust formation in new organizational relationships. The Academy of Management Review, 2(3), I

64 McKnight, H., Choudhury, V., & Kacmar, C. (2002). The impact of initial consumer trust on intentions to transact with a website: a trust building model. Journal of Strategic Information Systems, 11, Moorman, C., Deshpandé, R., & Zaltman, G. (1993). Factors Affecting Trust in Market Research Relationships. Journal of Marketing, 57, Moorman, C., Zaltman, G., & Deshpandé, R. (1992). Relationships Between Providers and Users of Marketing Research: The Dynamics of Trust Within and Between Organizations. Journal of Marketing Research, Pearce, J. L., Branyiczki, I., & Bigley, G. A. (2000). Insufficient bureaucracy: Trust and commitment in particularistic organizations. Organization Science, 11(2), Rempel, J., Holmes, J., & Zanna, M. (1985). Trust in close relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 49(1), Rosen, B., & Jerdee, T. (1977). Influence of subordinate characteristics on trust and use of participative decision strategies in management simulation. Journal of Applied Psychology, 62, Rotter, J. (1967). A new scale for the measurement of interpersonal trust. Journal of Personality, 35, Rousseau, D., Sitkin, S., Burt, R., & Camerer, C. (1998). Not so different after all: a cross-discipline view of trust. The academy of management review, 23(3), Shapiro, D., Sheppard, B., & Cheraskin, L. (1992). Business on a handshake. Negotiation Journal, 8, Shapiro, S. (1987). The social control of impersonal trust. American Journal of Sociology, 93, Sitkin, S., & Roth, N. (1993). Explaining the limited effectiveness of legalistic remedies for trust/distrust. Organization Science, 4, Solomon, L. (1960). The influence of some types of power relationships and game strategies upon the development of interpersonal trust. Journal of Abnormal and Social Psychology, 61, Strickland, L. (1958). Surveillance and trust. Journal of Personality, 26, II

65 Tanewski, G., & Carey, P. (2007). Determinants of Value Adding Business Advice Provided by External Accountants to SME Clients. Paper presented at the ICSB Conference. Turku. Tyler, K., & Stanley, E. (2007). The role of trust in financial services business relationship. Journal of Services Marketing, 21(5), UNIZO. (2015). Economisch belang van KMO's in België. Opgeroepen op April 20, 2016, van Zucker, L. (1986). Production of trust: Institutional sources of economic structure In B. Staw, & L. Cummings (Red.), Research in organizational behavior. 8, pp Greenwich: CT: JAI Press. III

66 Tabellen Tabel 1: Betrouwbaarheidsmaatstaven voor variabelen met meerdere items Cronbach s Cronbach s Bron Maatstaven en items alfa alfa Geneigdheid tot vertrouwen 1. Het is belangrijk dat men voorzichtig omgaat met vreemden.* 2. De meeste deskundigen zijn eerlijk over de grenzen van hun kennis. 3. De meeste mensen doen ook echt wat ze beloven te doen.* 4. Tegenwoordig moet je op je hoede zijn want er wordt snel misbruik van mensen gemaakt. 5. De meeste reparateurs rekenen een faire prijs aan, ook aan mensen die onwetend zijn over hun kennis. 6. De meeste verkopers zijn eerlijk als ze hun producten beschrijven. 7. De meeste volwassenen zijn competent in hun job. 8. De meeste mensen antwoorden eerlijk op opiniepeilingen. 0, 719 0, : Aangepaste versie van Mayer & Davis (1999) Bekwaamheid accountant 1. Mijn accountant is bekwaam in de uitvoering van zijn/haar werk. 2. Mijn accountant staat erom bekend succesvol te zijn in de zaken die hij/zij probeert te doen. 3. Mijn accountant weet goed welke taken er uitgevoerd moeten worden. 4. Ik heb vertrouwen in de kennis van mijn accountant. 5. Mijn accountant beschikt over gespecialiseerde vaardigheden die de winstgevendheid en/of de leefbaarheid van de onderneming kan verbeteren. 6. Mijn accountant is deskundig. 0, : Aangepaste versie van Mayer & Davis (1999) Welwillendheid accountant 1. Mijn accountant is begaan met de lange termijn leefbaarheid van mijn onderneming. 2. Mijn accountant hecht belang aan mijn wensen en behoeften. 3. Mijn accountant zou me niet opzettelijk kwaad doen. 4. Mijn accountant houdt rekening met wat ik belangrijk vind. 5. Mijn accountant doet zijn/haar uiterste best om mij te helpen. 0, : Aangepaste versie van Mayer & Davis (1999) IV

67 Integriteit accountant 1. Mijn accountant is rechtvaardig. 2. Mijn accountant houdt zich aan zijn/haar woord. 3. Mijn accountant doet zijn/haar best om steeds eerlijk te zijn. 4. De acties en het gedrag van mijn accountant zijn voorspelbaar. 5. Ik kan me vinden in de waarden van mijn accountant. 6. Mijn accountant laat zijn/haar gedrag leiden door principes. 0,850 0, : Aangepaste versie van Mayer & Davis (1999) Relationeel vertrouwen 1. Ik werk graag samen met mijn accountant en dit is belangrijk voor het behouden van de relatie. 2. Ik doe graag zaken met mijn accountant omwille van zijn/haar totale inzet. 3. Ik zou de relatie met mijn accountant niet verbreken, doordat ik het belangrijk acht met deze accountant geassocieerd te worden. 4. Ik heb een vriendschappelijke band met mijn accountant. 5. Ik wil de samenwerking met mijn accountant behouden omdat deze naar wens verloopt. 6. Ik behoud de band met mijn accountant omdat hij/zij volgens mij tot de beste in zijn/haar vak behoort. 0,833 1, 3, 4: Aangepaste versie van Kumar et al. (1995) 2, 5, 6: Gebaseerd op Kestens (2008) Calculatief vertrouwen 1. Ik blijf bij mijn accountant omdat ik mij hiertoe verplicht voel. 2. Ik blijf bij mijn accountant omdat er geen waardige alternatieven zijn. 3. Ik blijf bij mijn accountant omdat de kosten die verbonden zijn aan het veranderen te hoog zijn. 4. Ik blijf bij mijn accountant omdat ik geen andere keus heb. 5. Ik blijf bij mijn accountant tot ik een andere heb gevonden die beter beantwoordt aan mijn verwachtingen. 0,886 1, 4: Gebaseerd op Jones et al. (2007) 2, 3: Aangepaste versie van Gounaris et al. (2005) 5: Gebaseerd op Kestens (2008) V

68 Situationele normaliteit: welwillendheid 1. Ik denk dat de meeste accountants handelen in het belang van hun klanten. 2. Als een klant hulp nodig heeft, dan zullen de meeste accountants hun best doen om te helpen. 3. De meeste accountants vinden het welzijn van hun klanten belangrijk en streven weinig eigenbelang na. 0,802 0, : Aangepaste versie van McKnight et al. (2002) Situationele normaliteit: integriteit 1. Ik heb er vertrouwen in dat accountants hun taak goed zullen uitvoeren wanneer ik beroep op hen doe. 2. Ik werk graag samen met een accountant, omdat zij meestal hun afspraken nakomen. 3. Ik heb er vertrouwen in dat accountants aan hun verplichtingen voldoen. 0, : Aangepaste versie van McKnight et al. (2002) Situationele normaliteit: bekwaamheid 1. Accountants zijn over het algemeen bekwaam om te voldoen aan de wensen van hun klanten. 2. Accountants zijn competent in het uitoefenen van hun job. 3. De meeste accountants zijn goed in wat ze doen. 0, : Aangepaste versie van McKnight et al. (2002) Structurele garanties 1. De beroepsinstituten (IAB, BIBF) voorzien in voldoende opleidingen zodat de kennis van accountants/boekhouders up to date is. 2. Er zijn voldoende technische en juridische structuren aanwezig die me beschermen tegen problemen wanneer ik beroep doe op een accountant. 3. De beroepsinstituten (IAB, BIBF) zien erop toe dat de toegang tot het beroep van accountant/boekhouder streng gereglementeerd is. 0, : Aangepaste versie van McKnight et al. (2002) Vertrouwen gebaseerd op afschrikking 1. Mijn accountant is enkel en alleen te vertrouwen omdat hij/zij lid is van een beroepsinstituut (IAB, BIBF) en dus gebonden is aan de regels van dit instituut. 2. Ik vertrouw mijn accountant vooral omdat hij/ zij een contractbrief ondertekend heeft. 3. Ik heb slechts vertrouwen in mijn accountant omdat ik weet dat hij zich aan bepaalde wetten en gedragsregels moet houden. 4. Ik heb de indruk dat mijn accountant alleen maar zijn/haar best doet om zijn/haar reputatie hoog te houden. 0, : Nieuwe items * Recoded VI

69 Tabel 2: Frequentietabellen Variabele Frequentie Percentage Grootte onderneming 0 50 werknemers werknemers werknemers werknemers werknemers Totaal ,76 12,38 5,94 3,96 3, Leeftijd onderneming 0 15 jaar jaar jaar > 45 jaar Totaal ,47 32,18 26,73 37, Lengte relatie met accountant 0 5 jaar 6 10 jaar jaar jaar >20 jaar Totaal ,84 15,84 11,88 20,79 35, Sector Nijverheidssector Dienstensector Totaal ,45 44, Frequentie van contact Wekelijks Maandelijks Vier keer per jaar Twee keer per jaar Een keer per jaar Om de twee jaar Totaal ,33 31,19 31,19 15,35 4, VII

70 Tabel 3: Beschrijvende statistieken Variabele Min. Max. Gem. Stand.Afw. Geneigdheid tot vertrouwen (7-punt-Likertschaal) Bekwaamheid accountant (7-punt-Likertschaal) Welwillendheid accountant (7-punt-Likertschaal) Integriteit accountant (7-punt-Likertschaal) 2,00 2,83 1,00 1,80 6,50 7,00 7,00 7,00 4,43 6,15 6,21 6,05 0,82 0,81 0,76 0,77 Relationeel vertrouwen (7-punt-Likertschaal) Calculatief vertrouwen (7-punt-Likertschaal) Vertrouwen gebaseerd op instituties (7-punt- Likertschaal) Structurele garanties (7-punt-Likertschaal) Situationele normaliteit-bekwaamheid Situationele normaliteit-welwillendheid Situationele normaliteit-integriteit Vertrouwen op afschrikking gebaseerd (7-punt- Likertschaal) 1,80 1,00 3,36 2,67 2,00 2,00 2,00 1,00 7,00 6,00 6,73 7,00 7,00 7,00 7,00 6,50 5,57 2,25 5,32 4,92 5,38 5,37 5,59 3,14 1,03 1,05 0,68 0,97 0,90 0,80 0,77 1,13 Grootte onderneming (aantal FTE) Leeftijd onderneming (aantal jaren) Duur samenwerking met accountant (aantal jaren) Frequentie van contact (6-punt-Likertschaal) ,74 44,71 18,73 2,59 56,27 25,26 11,05 1,09 Vraag naar advies van de accountant (5-punt Likertschaal) Financieel advies Fiscaal advies Juridisch advies Strategisch advies ,52 4,54 3,01 2,30 1,35 0,93 1,30 1,27 Aantal behoeften Aantal keer beroep gedaan op accountant Relatief gebruik van de accountant ,20 5,27 0,72 4,79 3,33 0,30 VIII

71 Tabel 4: Behoefte aan advies van de accountant Soort advies Behoefte (%) Beroep op accountant (%) Pensioenplanning Successie- en vermogensplanning Invullen aangifte personenbelasting Begeleiding bij kredietaanvraag Begeleiding bij aan- of verkoop onderneming Ondersteuning bij financiële problemen Bijstand bij administratieve opdrachten Informatie over wetswijzigingen Kostprijscalculatie/analytische systemen Vennootschapsrechtelijk advies Juridisch advies Aanvragen premies/subsidies Interne controlesystemen Interne audit Personeelszaken Risicomanagement Ondernemingsprocessen, automatisering Maatschappelijk verantwoord ondernemen Aankoop software/hardware Marketing/publiciteit Strategisch advies 42,08 55,45 80,69 44,55 36,63 28,22 40,59 67,33 30,20 42,08 45,05 42,57 34,65 39,60 40,10 19,80 26,73 15,35 33,17 28,22 26,24 68,24 75,00 96,32 68,89 87,84 80,70 86,59 90,51 65,57 92,94 49,45 51,16 50,00 58,75 34,57 52,50 27,78 22,58 23,88 7,02 33,96 I

72 Tabel 5: Correlatiematrix vertrouwen VerInst VerAfschr. -, CalVer. -,215*,444** 1 4. RelVer.,458** -,022 -,209** 1 5. IntAcc.,511** -,108 -,283**,617** 1 6. WelAcc.,370** -,153* -,280**,583**,758** 1 7. BekwAcc.,546** -,174* -,331**,658**,680**,694** 1 8. Geneigd.,463**,032 -,139*,245**,293**,252**,365** 1 9. Ln(Samenw.) 10. FreqCont. 11. StructGar. 12. SitNorm. 13. TrustingBel.,064,199*,755*,939**,556** -,149*,080 -,025 -,090 -,147 -,087 -,026 -,115 -,134 -,339** -,017,233**,338**,418**,705**,013,185**,402**,491**,895** -,029,153*,238**,422**,888**,040,159*,371**,484**,903**,003,049,258**,490**,370** 1 -,045,086 -,027, ,128 -,132,189** 1,488**,397** 1,538** 1 ** significant op het 0,01-niveau (tweezijdig); *significant op het 0,05-niveau (tweezijdig)

73 Tabel 6: Correlatiematrix vraag naar advies 1. Ln(Grootte) 1 2. Ln(Leeftijd), Sector -,134 -, RelVer.,011 -,147*, CalVer.,044,124 -,041 -,209** 1 6. VerInst.,138 -,084 -,017,458** -,215* 1 7. VerAfschr.,070 -,054 -,019 -,022,444** -, TotaalBeroep,354** -,030 -,036,263**,061,106, AdviesToek.,111 -,153*,008,350** -,042,190* -,001,423** 1 10.Ln(Samenw),096,020 -,004 -,017 -,087,064 -,149*,159*, FreqCont.,131,014,005,233* -,026,199*,080,284**,145* -, Finan.Adv.,117 -,137,056,270** -,073,195* -,034,376**,708** -,030 -,268** FiscaalAdv.,023,111 -,003,135 -,085 -,010 -,112,106,433**,131,099, JuridischAdv.,084 -,054,004,247**,016,078,036,292**,118,018 -,063,323**, StratAdv.,063 -,118 -,039,273**,012,185*,069,326**,135,505** -,101,356**,135,505** 1 ** significant op het 0,01-niveau (tweezijdig); *significant op het 0,05-niveau (tweezijdig) I

74 Tabel 7: OLS-regressie vertrouwen (deel 1) Model 1: Relationeel vertrouwen Model 2: Calculatief vertrouwen Model 3: Vertrouwen gebaseerd op afschrikking Model 1a Model 1b Model 2a Model 2b Model 3a Model 3b Constante Coeff. T-waarde -0,825 Coeff. T-waarde -0,584 Coeff. T-waarde 7,791*** Coeff. T-waarde 7,883*** Coeff. T-waarde 7,554*** Coeff. T-waarde 7,509*** Geneigdheid tot vertrouwen 0,003 0,065 0,033 0,589 0,024 0,329 0,055 0,744 0,099 1,187 0,119 1,423 Bekwaamheid 0,447 5,704*** -0,298-2,912*** -0,117-0,961 Welwillendheid 0,041 0,547 0,032 0,289-0,203-1,729* Integriteit 0,336 4,395*** -0,135-1,225-0,096-0,815 Trusting beliefs 0,677 11,746*** -0,385-5,115*** -0,353-4,144*** Ln(Samenwerking) -0,017-0,364-0,021-0,400-0,122-1,796* -0,114-1,656* -0,135-1,764* -0,182-2,334** Frequentie contact 0,106 2,194** 0,073 1,355-0,015-0,217-0,046-0,666 0,019 0,241-0,015-0,188 R 2 Adjusted R 2 F-waarde 0,626 0,613 46,600*** 0,500 0,489 45,041*** 0,156 0,128 5,656*** 0,157 0,138 8,348*** 0,143 0,108 4,143*** 0,146 0,122 6,175** * ***: significant op het 0,01-niveau (tweezijdig) **: significant op het 0,05-niveau (tweezijdig) *: significant op het 0,10-niveau (tweezijdig) II

75 Tabel 8: OLS-regressie vertrouwen (deel 2) Model 4: Situationele normaliteit Model 5: Structurele garanties Model 6: Vertrouwen gebaseerd op instituties Model 4a Model 4b Model 5a Model 5b Model 6a Model 6b Constante Coeff. T-waarde 4,245*** Coeff. T-waarde 3,952*** Coeff. T-waarde 1,945* Coeff. T-waarde 1,403 Coeff. T-waarde 3,962*** Coeff. T-waarde 3,241*** Geneigdheid tot vertrouwen 0,357 5,748*** 0,342 5,439*** 0,120 1,330 0,144 1,567 0,292 3,772*** 0,291 3,668*** Bekwaamheid 0,182 2,098** 0,188 1,426 0,346 3,055*** Welwillendheid -0,005-0,053-0,173-1,385-0,153-1,422 Integriteit 0,246 2,629*** 0,337 2,652*** 0,253 2,307** Trusting beliefs 0,400 6,254*** 0,316 3,348*** 0,422 5,168*** Ln(Samenwerking) -0,037-0,364-0,040-0,684 0,032 0,383 0,045 0,520-0,015-0,209-0,012-0,163 Frequentie contact 0,040 0,689 0,040 0,670 0,035 0,402 0,027 0,303 0,066 0,885 0,064 0,840 R 2 Adjusted R 2 F-waarde 0,388 0,368 19,548*** 0,390 0,377 28,630*** 0,200 0,159 4,889*** 0,168 0,139 5,889*** 0,408 0,377 13,422*** 0,378 0,357 17,770*** ***: significant op het 0,01-niveau (tweezijdig) **: significant op het 0,05-niveau (tweezijdig) *: significant op het 0,10-niveau (tweezijdig III

76 Tabel 9: OLS-regressie vraag naar advies Model 1: Totaal beroep Model 2: Vraag advies in toekomst Model 1a Model 1b Model 2a Model 2b Constante Coeff. T-waarde -1,226 Coeff. T-waarde Coeff T-waarde Coeff. T-waarde 2,644*** Ln(Grootte) 0,377 4,885*** 0,327 4,340*** -0,023-0,272 0,051 0,650 Ln(Leeftijd) -0,048-0,619-0,015-0,198-0,170-2,033* -0,169-2,124** Sector onderneming -0,110-1,410-0,068-0,906-0,053-0,621-0,034-0,426 Vertrouwen gebaseerd op afschrikking 0,045 0,534 0,089 1,020 0,116 1,284 0,034 0,380 Calculatief vertrouwen -0,010-0,113 0,146 1,693* 0,285 3,083*** 0,326 3,697*** Relationeel vertrouwen 0,540 6,005*** 0,402 4,594*** 0,411 4,351*** 0,415 4,665*** Vertrouwen gebaseerd op instituties -0,213-2,428** -0,156-1,837* 0,096 1,034-0,007-0,086 Ln(Samenwerking) 0,152 1,985** 0,054 0,691 Frequentie contact 0,214 2,710*** 0,235 2,848*** R 2 Adjusted R 2 F-waarde 0,362 0,322 8,997*** 0,385 0,337 7,936*** 0,302 0,257 6,679*** 0,377 0,324 7,112*** ***: significant op het 0,01-niveau (tweezijdig) **: significant op het 0,05-niveau (tweezijdig) *: significant op het 0,10-niveau (tweezijdig IV

77 Tabel 10: Resultaten Mann-Whitney U test met betrekking tot soorten advies (deel 1) Sector Leeftijd :<44jr vs. Grootte: <54 vs > 44jr >54 werknemers Financieel Mann-Whitney U 4619, , ,000 advies Z -0,919-2,747-1,751 p-waarde 0,358 0,006 0,080 Fiscaal advies Mann-Whitney U 4751, , ,500 Z -0,720-1,486-0,248 p-waarde 0,472 0,137 0,804 Juridisch advies Mann-Whitney U 4965, , ,500 Z -0,047-0,474-0,850 p-waarde 0,963 0,636 0,396 Strategisch Mann-Whitney U 4626, , ,000 advies Z -0,910-2,178-0,098 p-waarde 0,363 0,029 0,922 V

78 Tabel 11: Resultaten Mann-Whitney U test met betrekking tot soorten advies (deel 2) Relationeel Calculatief Vertrouwen Vertrouwen Samenwerking Frequentie vertrouwen vertrouwen gebaseerd op gebaseerd op contact instituties afschrikking Financieel Mann-Whitney U 3746, , , , , ,500 advies Z -3,352-0,616-1,017-0,987-0,178-3,778 p-waarde 0,001 0,538 0,309 0,324 0,859 0,000 Fiscaal advies Mann-Whitney U 4562, , , , , ,500 Z -1,610-1,601-0,784-3,611-2,301-1,183 p-waarde 0,107 0,109 0,433 0,000 0,021 0,237 Juridisch Mann-Whitney U 4058, , , , , ,000 advies Z -2,573-0,776-0,184-0,241-0,503-1,575 p-waarde 0,010 0,438 0,854 0,809 0,615 0,115 Strategisch Mann-Whitney U 3602, , , , , ,500 advies Z -3,739-0,017-0,560-0,568-0,848-1,596 p-waarde 0,000 0,987 0,576 0,570 0,396 0,110 VI

79 Tabel 12: Resultaten Mann-Whitney U test met betrekking tot relatief gebruik van de accountant (deel 1) Leeftijd Sector Samenwerking Frequentie Grootte contact Relatief Mann-Whitney U 4061, , , , ,000 gebruik van de Z -2,556-0,001-0,923-0,599-1,991 accountant p-waarde 0,011 0,999 0,356 0,549 0,046 Tabel 13: Resultaten Mann-Whitney U test met betrekking tot relatief gebruik van de accountant (deel 2) Relationeel Calculatief Vertrouwen Vertrouwen vertrouwen vertrouwen gebaseerd op gebaseerd op instituties afschrikking Relatief Mann-Whitney U 3746, , , ,000 gebruik van de Z -3,352-0,116-0,802-0,060 accountant p-waarde 0,001 0,908 0,423 0,952 VII

80 Tabel 14: Samenvatting van hypotheses en resultaten Hypothese Verwachte relatie Resultaat H1 Grootte ond. -> vraag advies - Aanvaard voor vraag in verleden - Verworpen voor vraag in de toekomst H2 Leeftijd ond. -> vraag advies - Verworpen voor vraag in verleden - Aanvaard voor vraag in de toekomst H3 Sector -> vraag advies Zowel voor vraag in het verleden als vraag in de toekomst verworpen H4 Vertrouwen afschrikking -> vraag advies Zowel voor vraag in het verleden als vraag in de toekomst verworpen H5 Calculatief vertrouwen -> vraag advies Zowel voor vraag in het verleden als vraag in de toekomst verworpen H6 Relationeel vertrouwen -> vraag advies Zowel voor vraag in het verleden als vraag in de toekomst aanvaard H7 Vertrouwen instituties -> vraag advies - Aanvaard voor vraag in het verleden** - Verworpen voor vraag in de toekomst H8 H9 H10 a: geneigdheid -> rel. vertrouwen b: bekwaam -> rel. vertrouwen c: welwillend -> rel. vertrouwen d: integer -> rel. vertrouwen e: trusting beliefs -> rel.vertrouwen Integriteit sterkste verband, dan bekwaamheid en welwillendheid a: geneigdheid -> cal. vertrouwen b: bekwaam -> cal. vertrouwen c: welwillend -> cal. vertrouwen d: integer -> cal. vertrouwen e: trusting beliefs -> cal.vertrouwen a: aanvaard* b: aanvaard c: aanvaard* d: aanvaard e: aanvaard Aanvaard* a: aanvaard* b: aanvaard c: aanvaard* d: aanvaard* e: aanvaard VIII

81 H11 H12 H13 H14 H15 H16 H17 H18 H19 Integriteit sterkste verband, dan bekwaamheid en welwillendheid a: geneigdheid -> vertrouwen afschr. b: bekwaam -> vertrouwen afschr. c: welwillend -> vertrouwen afschr. d: integer -> vertrouwen afsch. e: trusting beliefs -> vertrouwen afschr. Integriteit sterkste verband, dan welwillendheid en bekwaamheid a: geneigdheid -> sit. normaliteit b: bekwaam -> sit. normaliteit c: welwillend -> sit. normaliteit d: integer -> sit. normaliteit e: trusting beliefs -> sit. normaliteit a: geneigdheid -> struct. garanties b: bekwaam -> struct. garanties c: welwillend -> struct. garanties d: integer -> struct. garanties e: trusting beliefs -> struct. garanties Integriteit sterkste impact, dan bekwaamheid en welwillendheid a: geneigdheid -> vertrouwen instituties b: bekwaam -> vertrouwen instituties c: welwillend -> vertrouwen instituties d: integer -> vertrouwen instituties e: trusting beliefs -> vertrouwen instituties Integriteit sterkste impact, dan bekwaamheid en welwillendheid a: lengte relatie -> rel. vertrouwen b: freq. contact -> rel. vertrouwen Verworpen a: verworpen b: aanvaard* c: aanvaard d: verworpen e: aanvaard** Verworpen a: aanvaard b: aanvaard c: aanvaard* d: aanvaard e: aanvaard a: aanvaard* b: aanvaard* c: aanvaard* d: aanvaard e: aanvaard Aanvaard* a: aanvaard b: aanvaard c: aanvaard* d: aanvaard e: aanvaard Verworpen a: verworpen b: aanvaard H20 a: lengte relatie -> cal. vertrouwen b: freq. contact -> cal. vertrouwen a: aanvaard** b: verworpen I

82 H21 a: lengte relatie -> vertrouwen afschr. b: freq. contact -> vertrouwen afschr. a: aanvaard b: verworpen H22 Geen verband Aanvaard H23 a: lengte relatie -> vraag advies b: freq. contact -> vraag advies a: - Aanvaard voor vraag in verleden - Verworpen voor vraag in toekomst b: aanvaard voor zowel vraag in het verleden als vraag in de toekomst *: Hypothese werd aanvaard op basis van analyse van de correlaties, maar niet op basis van de resultaten van de regressieanalyse. **: Hypothese werd aanvaard op basis van de resultaten van de regressieanalyse, maar niet op basis van analyse van de correlatie.

83 Bijlagen 1. Vragenlijst Begeleidende Geachte Heer, Geachte Mevrouw, In het kader van mijn masterproef onder leiding van professor dr. Patricia Everaert voer ik momenteel een onderzoek uit naar het vertrouwen dat bedrijfsleiders hebben in hun accountant of boekhouder. Graag had ik een 10-tal minuutjes van uw tijd gevraagd om de vragenlijst op onderstaande link in te vullen. Uw medewerking aan dit onderzoek is van groot belang. Indien gewenst, kan u na afloop van het onderzoek een samenvatting krijgen met de belangrijkste bevindingen. Alle vragen in de vragenlijst hebben betrekking op de externe accountant, waarmee de externe boekhouder of accountant als een individuele persoon bedoeld wordt. Ik wens te benadrukken dat alle antwoorden volstrekt anoniem verwerkt worden en niet voor commerciële doeleinden gebruikt zullen worden. Alvast bedankt voor uw medewerking! Met vriendelijke groeten, Babette Neirynck Masterstudente TEW - Accountancy V1: Onderstaande stellingen gaan over het algemeen vertrouwen dat u heeft in uw medemens. Duid aan in welke mate u er al dan niet akkoord mee gaat. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V1_GeneigdheidVertrouwen) 1. Het is belangrijk dat men voorzichtig omgaat met vreemden. 2. De meeste deskundigen zijn eerlijk over de grenzen van hun kennis. 3. De meeste mensen doen ook echt wat ze beloven te doen. 4. Tegenwoordig moet je op je hoede zijn want er wordt snel misbruik van mensen gemaakt. 5. De meeste verkopers zijn eerlijk als ze hun producten beschrijven. 6. De meeste reparateurs rekenen een faire prijs aan, ook aan mensen die onwetend zijn over hun kennis. 7. De meeste mensen antwoorden eerlijk op opiniepeilingen. 8. De meeste volwassenen zijn competent in hun job. (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) I

84 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: Mayer, R. C., & Davis, J. H. (1999). The effect of the performance appraisal system on trust for management: A field quasi-experiment. Journal of applied psychology, 84(1), 123. V2: Doet u een beroep op een accountant of boekhouder? (V2_BeroepOpAcc) o o Ja Nee V3: Hoe lang, uitgedrukt in jaren, werkt u al samen met uw huidige accountant of boekhouder? (maak indien nodig een schatting) (V3_LengteRelatie).. jaar V4: Hoe vaak heeft u een persoonlijke ontmoeting met uw accountant of boekhouder? (V4_FrequentieContact) o o o o o o Wekelijks Maandelijks Vier keer per jaar Twee keer per jaar Eén keer per jaar Om de twee jaar V5: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen over uw accountant of boekhouder. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V5_BekwaamheidAccountant) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 1. Mijn accountant is bekwaam in de uitvoering van zijn/haar werk. 2. Mijn accountant staat erom bekend succesvol te zijn in de zaken die hij/zij probeert te doen. 3. Mijn accountant weet goed welke taken er uitgevoerd moeten worden. 4. Ik heb vertrouwen in de kennis van mijn accountant. 5. Mijn accountant heeft gespecialiseerde vaardigheden die de winstgevendheid en/of de leefbaarheid van de onderneming kan verbeteren. 6. Mijn accountant is deskundig. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: Mayer, R. C., & Davis, J. H. (1999). The effect of the performance appraisal system on trust for management: A field quasi-experiment. Journal of applied psychology, 84(1), 123. II

85 V6: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen over uw accountant of boekhouder. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V6_WelwillendheidAccountant) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 1. Mijn accountant is begaan met de lange termijn leefbaarheid van mijn onderneming. 2. Mijn accountant hecht belang aan mijn wensen en behoeften. 3. Mijn accountant zou me niet opzettelijk kwaad doen. 4. Mijn accountant houdt rekening met wat ik belangrijk vind. 5. Mijn accountant doet zijn/haar uiterste best om mij te helpen. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: Mayer, R. C., & Davis, J. H. (1999). The effect of the performance appraisal system on trust for management: A field quasi-experiment. Journal of applied psychology, 84(1), 123. V7: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen over uw accountant of boekhouder. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V7_IntegriteitAccountant) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 1. Mijn accountant is rechtvaardig. 2. Mijn accountant houdt zich aan zijn/haar woord. 3. Mijn accountant doet zijn/haar best om steeds eerlijk te zijn. 4. De acties en het gedrag van mijn accountant zijn voorspelbaar. 5. Ik kan me vinden in de waarden van mijn accountant. 6. Mijn accountant laat zijn/haar gedrag leiden door principes. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: Mayer, R. C., & Davis, J. H. (1999). The effect of the performance appraisal system on trust for management: A field quasi-experiment. Journal of applied psychology, 84(1), 123. III

86 V8: Aan welk van onderstaande diensten had u in 2015 behoefte en heeft u daarvoor een beroep gedaan op uw accountant? (V8_VraagAdviesVerleden) 1. Advies omtrent pensioenplanning 2. Advies omtrent successie- en vermogensplanning 3. Invullen aangifte personenbelasting 4. Begeleiding bij een kredietaanvraag 5. Begeleiden bij ver- of aankoop van een onderneming 6. Ondersteuning bij financiële problemen 7. Bijstand bij administratieve opdrachten (bv. structuurenquête, aangifte voor SABAM, bankdocumenten,...) 8. Informatie over wijzigingen in de wetgeving en normering en de impact ervan op de onderneming 9. Advies over kostprijscalculatie en analytische systemen 10. Vennootschapsrechtelijk advies (bv. omzetting van éénmanszaak naar vennootschap) 11. Juridisch advies (bv. opstellen van contracten, advies bij geschillen,...) Behoefte aan dienst? Een beroep gedaan op uw accountant? Ja Nee Ja Nee 12. Advies betreffende aanvragen van premies, subsidies, Uittekenen en opvolgen van interne controlesystemen 14. Interne audit 15. Advies en begeleiding bij personeelszaken (bv. het aanvragen van werkvergunningen, aanwerving personeel,...) 16. Advies inzake risicomanagement 17. Advies omtrent de organisatie van ondernemingsprocessen, automatisering 18. Advies inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen 19. Advies omtrent de aankoop van allerhande software en hardware 20. Advies i.v.m. marketing/publiciteit 21. Strategisch advies (bv. advies i.v.m. productontwikkeling,...) Bron: De Bruyckere, S., & Verplancke, F. (2015). Mijn accountant/boekhouder, mijn partner in business? Symposium. Hogeschool Gent. IV

87 V9: Stel dat u in de toekomst behoefte zou hebben aan onderstaande diensten, zou u daarvoor een beroep doen op uw accountant? Duid aan op een schaal van 1 tot 5 waarbij 1 voor neen staat, 3 voor 'misschien' en 5 voor 'zeker'. (V9_VraagAdviesToekomst) Financieel advies (begeleiding bij kredietaanvraag, ondersteuning bij financiële problemen,...) Fiscaal advies (invullen aangifte personenbelasting,...) Juridisch advies (info over wetswijzigingen, hulp bij opstellen contracten, advies bij geschillen,...) 1 Neen 2 3 Misschien 4 5 Zeker Strategisch advies (advies i.v.m. productontwikkeling, organisatie ondernemingsprocessen,...) V10: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen. Er zijn geen goede of slechte antwoorden (V10_RelationalTrust) 1. Ik werk graag samen met mijn accountant en dit is belangrijk voor het behouden van de relatie. 2. Ik doe graag zaken met mijn accountant omwille van zijn/haar totale inzet. (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 3. Ik zou de relatie met mijn accountant niet verbreken, doordat ik het belangrijk acht met deze accountant geassocieerd te worden. 4. Ik heb een vriendschappelijke band met mijn accountant. 5. Ik wil de samenwerking met mijn accountant behouden omdat deze naar wens verloopt. 6. Ik behoud de band met mijn accountant omdat hij/zij volgens mij tot de beste in zijn/haar vak behoort. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: Kestens, K. (2008). Accountants and owner-managers of small firms: exploring the personal trust relationship. Thesis. V11: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V11_CalculusBasedTrust) 1. Ik blijf bij mijn accountant omdat ik mij hiertoe verplicht voel. 2. Ik blijf bij mijn accountant omdat er geen waardige alternatieven zijn. 3. Ik blijf bij mijn accountant omdat de kosten die verbonden zijn aan het veranderen te hoog zijn. 4. Ik blijf bij mijn accountant omdat ik geen andere keus heb. (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) V

88 5. Ik blijf bij mijn accountant tot ik een andere heb gevonden die beter beantwoordt aan mijn verwachtingen. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: Kestens, K. (2008). Accountants and owner-managers of small firms: exploring the personal trust relationship. Thesis. V12: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen over accountants in het algemeen. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V12_SituationalNormalityBenevolence) 1. Ik denk dat de meeste accountants handelen in het belang van hun klanten. 2. Als een klant hulp nodig heeft, dan zullen de meeste accountants hun best doen om te helpen. (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 3. De meeste accountants vinden het welzijn van hun klanten belangrijk en streven weinig eigenbelang na. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: McKnight, D. H., Choudhury, V., and Kacmar, C. (2002) Developing and validating trust measures for e-commerce: An integrative typology, Information Systems Research, Vol. 13 No. 3, pp V13: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen over accountants in het algemeen. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V13_SituationalNormalityIntegrity) 1. Ik heb er vertrouwen in dat accountants aan hun verplichtingen voldoen. 2. Ik werk graag samen met een accountant, omdat zij meestal hun afspraken nakomen. (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 3. Ik heb er vertrouwen in dat accountants hun taak goed zullen uitvoeren wanneer ik beroep op hen doe. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: McKnight, D. H., Choudhury, V., and Kacmar, C. (2002) Developing and validating trust measures for e-commerce: An integrative typology, Information Systems Research, Vol. 13 No. 3, pp VI

89 V14: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen over accountants in het algemeen. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V14_SituationalNormalityCompetence) 1. Accountants zijn over het algemeen bekwaam om te voldoen aan de wensen van hun klanten. 2. Accountants zijn competent in het uitoefenen van hun job. (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 3. De meeste accountants zijn goed in wat ze doen. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: McKnight, D. H., Choudhury, V., and Kacmar, C. (2002) Developing and validating trust measures for e-commerce: An integrative typology, Information Systems Research, Vol. 13 No. 3, pp V15: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V15_StructuralAssurance) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 1. De beroepsinstituten (IAB, BIBF) voorzien in voldoende opleidingen zodat de kennis van accountants/boekhouders up to date is. 2. Er zijn voldoende technische en juridische structuren aanwezig die me beschermen tegen problemen wanneer ik beroep doe op een accountant. 3. De beroepsinstituten (IAB, BIBF) zien erop toe dat de toegang tot het beroep van accountant/boekhouder streng gereglementeerd is. 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: McKnight, D. H., Choudhury, V., and Kacmar, C. (2002) Developing and validating trust measures for e-commerce: An integrative typology, Information Systems Research, Vol. 13 No. 3, pp V16: Duid aan in welke mate u al dan niet akkoord gaat met de volgende stellingen. Er zijn geen goede of slechte antwoorden. (V16_DeterrenceBasedTrust) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) 1. Mijn accountant is enkel en alleen te vertrouwen omdat hij/zij lid is van een beroepsinstituut (IAB, BIBF) en dus gebonden is aan de regels van dit instituut. 2. Ik vertrouw mijn accountant vooral omdat hij/ zij een contractbrief ondertekend heeft. 3. Ik heb slechts vertrouwen in mijn accountant omdat ik weet dat hij zich aan bepaalde wetten en gedragsregels moet houden. 4. Ik heb dat indruk dat mijn accountant alleen maar zijn/haar best doet om zijn/haar reputatie hoog te houden. VII

90 1= Helemaal niet akkoord; 2= Niet akkoord; 3=Eerder niet akkoord; 4=Noch niet akkoord, noch akkoord; 5=Eerder akkoord; 6=Akkoord; 7=Helemaal akkoord; 8= Geen idee Bron: eigen items V17: Hoeveel werknemers telt uw onderneming ongeveer in voltijdse equivalenten? (V17_GrootteOnderneming) werknemers V18: In welk jaar werd uw onderneming opgericht? (V18_LeeftijdOnderneming) V19: Welke sector beschrijft de activiteit van uw onderneming het beste? (V19_SectorOnderneming) o o o o o o o o o Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Industrie Productie en distributie van elektriciteit, gas en water Bouwnijverheid Groot-en kleinhandel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven Andere:. V20: Indien u na afloop van het onderzoek de conclusies van deze studie wilt ontvangen, gelieve hier het adres in te vullen waarop wij u mogen contacteren. (V20_ Adres) VIII

91 Printscreens vragenlijst I

92 L

93 LI

94 LII

95 LIII

96 LIV

97 LV

98 LVI

99 LVII

100 LVIII

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren Frederik Verplancke onder leiding van Prof. dr. Gerrit

Nadere informatie

Uitbesteding van boekhoudkundige activiteiten bij Vlaamse kmo s

Uitbesteding van boekhoudkundige activiteiten bij Vlaamse kmo s Uitbesteding van boekhoudkundige activiteiten bij Vlaamse kmo s PROF.DR. PATRICIA EVERAERT, Docent Lessius Hogeschool en KULeuven GERRIT SARENS, Doctoraatsonderzoeker UGent (Vakgroep Accountancy en Bedrijfsfinanciering)

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention Samenvatting Wesley Brandes MSc Introductie Het succes van CRM is volgens Bauer, Grether en Leach (2002) afhankelijk van

Nadere informatie

De rol van de accountant als bedrijfsadviseur en invloed op de financiële performantie van KMO s

De rol van de accountant als bedrijfsadviseur en invloed op de financiële performantie van KMO s UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 De rol van de accountant als bedrijfsadviseur en invloed op de financiële performantie van KMO s Masterproef voorgedragen tot

Nadere informatie

17 oktober 2013. cvo. sectoren. in een. Accountant. Diploma. Contact

17 oktober 2013. cvo. sectoren. in een. Accountant. Diploma. Contact Academiejaar 2013-2014 17 oktober 2013 Hogeree Leergangen voor Fiscale en Sociale Wetenschappen cvo PLAATSAANBIEDINGEN oktober 2013 VACATURE 2013-2014/001 Functietitel Accountant Stagiair-accountant Plaats

Nadere informatie

Coöperatie en communicatie:

Coöperatie en communicatie: Nederlandse Samenvatting (summary in Dutch) 135 Coöperatie en communicatie: Veranderlijke doelen en sociale rollen Waarom werken mensen samen? Op het eerste gezicht lijkt het antwoord op deze vraag vrij

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

FISCALIST. 520,30 incl. BTW OMSCHRIJVING. Introductie. Omschrijving. Voor wie is deze opleiding bestemd? Toelatingsvoorwaarden

FISCALIST. 520,30 incl. BTW OMSCHRIJVING. Introductie. Omschrijving. Voor wie is deze opleiding bestemd? Toelatingsvoorwaarden #ACCOUNTANCY FISCALIST BESPAAR MET DE KMO-PORTEFEUILLE 520,30 incl. BTW OMSCHRIJVING Introductie Campus Brugge Op maandag- en woensdagavond telkens van 18u30 tot 22u + extra lessen op zaterdagvoormiddag

Nadere informatie

Samenvatting. Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten

Samenvatting. Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten Samenvatting Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten De beroepsbevolking in Nederland, maar ook in andere westerse landen, vergrijst in een rap tempo. Terwijl er minder kinderen

Nadere informatie

Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van accountant

Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van accountant Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van accountant De Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen biedt de houders van een diploma opgenomen

Nadere informatie

INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN

INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN AANVRAAG TOT TOEGANG TOT HET BEKWAAMHEIDSEXAMEN OP BASIS VAN TEN MINSTE ZEVEN JAAR ERVARING MET HET OOG OP DE VERKRIJGING VAN DE HOEDANIGHEID VAN

Nadere informatie

Ervaren boekhoud(st)er + 5 jaar ervaring

Ervaren boekhoud(st)er + 5 jaar ervaring Academiejaar 2017-2018 3 mei 2018 PLAATSAANBIEDINGEN mei 2018 Hogere Leergangen voor Fiscale en Sociale Wetenschappen cvo VACATURE 2017-2018/046 Ervaren boekhoud(st)er + 5 jaar ervaring BSM bvba is een

Nadere informatie

Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van belastingconsulent

Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van belastingconsulent Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van belastingconsulent De Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen biedt de houders van een diploma opgenomen

Nadere informatie

Leidinggeven bij de stad Antwerpen

Leidinggeven bij de stad Antwerpen Visietekst Leidinggeven bij de stad Antwerpen 1. Inleiding Leidinggevenden zijn sleutelfiguren in onze organisatie. Zij hebben een voorbeeldfunctie, zorgen voor de vertaling van doelstellingen naar concrete

Nadere informatie

ISSAI 30 Ethische code

ISSAI 30 Ethische code ISSAI 30 Ethische code Vertaling ISSAI 30VERTALING REKENHOF, MEI 2017 / 2 INHOUD Hoofdstuk 1 - Inleiding 4 Concept, achtergrond en doel van de ethische code 4 Vertrouwen en geloofwaardigheid 5 Hoofdstuk

Nadere informatie

FUNCTIEBESCHRIJVING ADVISEUR (M/V)

FUNCTIEBESCHRIJVING ADVISEUR (M/V) 1. SITUERING VAN DE FUNCTIE Standplaats Gent Weddenschaal A4a A4b (Loopbaanpad Expertise) 1 2. DOEL Verantwoordelijkheid opnemen voor het expertisegebied: actief uitwerken van het kennisdomein, een essentiële

Nadere informatie

Wij zijn ING. En wij hebben samen een doel: mensen in staat stellen een stap voor te blijven, in het leven en in zaken.

Wij zijn ING. En wij hebben samen een doel: mensen in staat stellen een stap voor te blijven, in het leven en in zaken. The Orange Code Wij zijn ING. En wij hebben samen een doel: mensen in staat stellen een stap voor te blijven, in het leven en in zaken. De Orange Code is ons manifest waarin we hebben vastgelegd hoe we

Nadere informatie

INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN

INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN AANVRAAG TOT TOEGANG TOT HET BEKWAAMHEIDSEXAMEN OP BASIS VAN TEN MINSTE ZEVEN JAAR ERVARING MET HET OOG OP DE VERKRIJGING VAN DE HOEDANIGHEID VAN

Nadere informatie

Appraisal. Datum:

Appraisal. Datum: Appraisal Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.

Nadere informatie

Studentenenquête: Een beoordeling van het beroep als zelfstandig boekhouder!

Studentenenquête: Een beoordeling van het beroep als zelfstandig boekhouder! PERSMEDEDELING Studentenenquête: Een beoordeling van het beroep als zelfstandig boekhouder! Op de vraag «Denkt U eraan om op een dag erkend boekhouder-fiscalist te worden?», antwoordde Ja, 58% Misschien

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

E-resultaat aanpak. Meer aanvragen en verkopen door uw online klant centraal te stellen

E-resultaat aanpak. Meer aanvragen en verkopen door uw online klant centraal te stellen E-resultaat aanpak Meer aanvragen en verkopen door uw online klant centraal te stellen 2010 ContentForces Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,

Nadere informatie

De Accountant als Adviseur

De Accountant als Adviseur UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2009 2010 De Accountant als Adviseur Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Bewust van het onbewuste

Bewust van het onbewuste Bewust van het onbewuste Psychologische valkuilen voor ondernemers 1 Voor de meeste ondernemers in het MKB bent u als accountant veel meer dan de traditionele dienstverlener op het gebied van administratie

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

EEN geslaagd PROjECT!

EEN geslaagd PROjECT! A & D Boekhoudkantoor, Klapstraat 58, 1790 Teralfene Tel 0473.821367 www.infoboekhouden.be DE BOEKHOUDER-FISCALIST BIBF: Uw PARTNER VOOR EEN geslaagd PROjECT! Een brochure van het Beroepsinstituut van

Nadere informatie

Praktijkboek Strategie Bruggen bouwen naar de toekomst Aimé Heene

Praktijkboek Strategie Bruggen bouwen naar de toekomst Aimé Heene Praktijkboek Strategie Bruggen bouwen naar de toekomst Aimé Heene Inhoud Woord vooraf Ontstaan en achtergronden van het 'Praktijkboek Strategie' 5 Doelstellingen en uitgangspunten 5 Het gebruik van de

Nadere informatie

Privacyverklaring. 1. Van wie verzamelen wij persoonsgegevens? 2. Waarom verzamelen wij persoonsgegevens?

Privacyverklaring. 1. Van wie verzamelen wij persoonsgegevens? 2. Waarom verzamelen wij persoonsgegevens? Privacyverklaring GDPR on the Go vindt de bescherming van uw privacy erg belangrijk. Wij streven er dan ook naar om uw persoonsgegevens op een wettelijke, eerlijke en transparante manier te verwerken.

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Het vormen van een eerste indruk en vertrouwen in virtuele project teams (2)

Het vormen van een eerste indruk en vertrouwen in virtuele project teams (2) Het vormen van een eerste indruk en vertrouwen in virtuele project teams (2) Ellen Rusman 18 februari 2008 m.m.v. Prof. Dr. M. Valcke Gastcollege Praxis, Pedagogische wetenschappen Universiteit Gent Probleemstelling

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 1.2 Klantenadviserend (externe klanten)

FUNCTIEFAMILIE 1.2 Klantenadviserend (externe klanten) Doel van de functiefamilie Vanuit een specialisatie professioneel advies of begeleiding geven aan externe klanten deze klanten oplossingen aan te reiken of maximaal te ondersteunen in het vinden van een

Nadere informatie

SAMENWERKEN MET EEN BOEKHOUDER-FISCALIST

SAMENWERKEN MET EEN BOEKHOUDER-FISCALIST SAMENWERKEN MET EEN BOEKHOUDER-FISCALIST WAT IS EEN ERKEND BOEKHOUDER-FISCALIST? De boekhouder-fiscalist BIBF is uw bevoorrechte raadgever als zelfstandige ondernemer, als vrije beroepsbeoefenaar of als

Nadere informatie

Competentiemanagement bij de federale overheid

Competentiemanagement bij de federale overheid Competentiemanagement bij de federale overheid Competentieprofielen Basis Ondersteunend/Epert A1 December 2009 ONDERSTEUNEND/EXPERT A1 1/ BASISPROFIEL Tabel informatie begrijpen taken Ondersteunend/Epert

Nadere informatie

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer AUTEURS Jonathan Desdemoustier, onderzoeker-doctorandus, Smart City Institute, HEC-Liège, Universiteit van Luik (België)

Nadere informatie

Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden

Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden HANDOUT SCENARIO-ONTWIKKELING Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden SCENARIO-ONTWIKKELING I n h o u d Scenario-ontwikkeling 1 1 Wat zijn scenario s? 1 2 Waarom

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van accountant

Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van accountant Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van accountant De Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen biedt de houders van een diploma opgenomen

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Ouderversie Informant: Mevrouw Bakker Ouder INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst waarmee

Nadere informatie

360 FEEDBACK 10/08/2012. Thomas Commercieel Vragenlijst. Thomas Voorbeeld. Persoonlijk & Vertrouwelijk

360 FEEDBACK 10/08/2012. Thomas Commercieel Vragenlijst. Thomas Voorbeeld. Persoonlijk & Vertrouwelijk 360 FEEDBACK 10/08/2012 Thomas Commercieel Vragenlijst Thomas Voorbeeld Persoonlijk & Vertrouwelijk S Hamilton-Gill & Thomas International Limited 1998-2013 http://www.thomasinternational.net 1 Inhoud

Nadere informatie

Competentiemanagement bij de federale overheid

Competentiemanagement bij de federale overheid Competentiemanagement bij de federale overheid Competentieprofielen Basis Leidinggevend A2 December 2009 LEIDINGGEVEND A2 1/ BASISPROFIEL Tabel informatie begrijpen taken Taken uitvoeren Leidinggevend

Nadere informatie

ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003

ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003 ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003 O. Ref. : 10 / A / 2002 / 046 BETREFT : Ontwerp van koninklijk besluit tot bepaling van de bijzondere aanwervingsvoorwaarden van het statutaire en het contractuele

Nadere informatie

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Mensen die als afwijkend worden gezien zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen, sociale uitsluiting, en discriminatie.

Nadere informatie

Competentiemanagement bij de federale overheid

Competentiemanagement bij de federale overheid Competentiemanagement bij de federale overheid Competentieprofielen Basis Projectleider A1 December 2009 PROJECTLEIDER A1 1/ BASISPROFIEL Tabel informatie begrijpen taken Taken uitvoeren Projectleider

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

BEVOORRECHTE PARTNER VAN ONDERNEMERS

BEVOORRECHTE PARTNER VAN ONDERNEMERS BEVOORRECHTE PARTNER VAN ONDERNEMERS ONZE AANPAK MAAKT HET VERSCHIL Onze visie maakt het verschil Transparantie op vlak van werking en erelonen Voordelige abonnementsformules Gepersonaliseerd, op maat

Nadere informatie

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s In een globaliserende economie moeten regio s en ondernemingen internationaal concurreren. Internationalisatie draagt bij tot de economische

Nadere informatie

HANDVEST VAN DE VOEDSELHULP

HANDVEST VAN DE VOEDSELHULP OVERLEG VOEDSELHULP HANDVEST VAN DE VOEDSELHULP 1. Inleiding 1. Beschikken over toereikende, adequate en duurzame voeding is een fundamenteel recht dat werd bekrachtigd door de Verenigde Naties. Hun wettelijke

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

ENABEL: Eerlijke handel Barometer 2018

ENABEL: Eerlijke handel Barometer 2018 ENABEL: Eerlijke handel Barometer 2018 Augustus 2018 ivox Over het onderzoek Online onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau ivox in opdracht van Enabel tussen 8 en 29 augustus 2018 bij 1.000 Belgen

Nadere informatie

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties Het gaat om de volgende zeven verandercompetenties. De competenties worden eerst toegelicht en vervolgens in een vragenlijst verwerkt. Veranderkundige

Nadere informatie

360 GRADEN FEEDBACK. Jouw competenties centraal

360 GRADEN FEEDBACK. Jouw competenties centraal 360 GRADEN FEEDBACK Jouw competenties centraal Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Over gedrag en de... 4 3. Totaalresultaten... 5 4. Overzicht scores per competentie... 7 5. Overschatting-/onderschattinganalyse...

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak

Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak 1 Achtergrond van het onderzoek Bedrijven vertrouwen meer en meer op social media om klanten te betrekken

Nadere informatie

Experience Tracker is de eerste praktische tool op dit vlak in Vlaanderen en vermoedelijk ook in Europa. Deze tool zal zorgen dat:

Experience Tracker is de eerste praktische tool op dit vlak in Vlaanderen en vermoedelijk ook in Europa. Deze tool zal zorgen dat: De opportuniteit In de huidige productmaatschappij hebben consumenten doorgaans de keuze uit een ruim assortiment producten om een bepaalde behoefte te bevredigen. Bijgevolg is het product op zich niet

Nadere informatie

Diversificatiestrategieën van accountantskantoren

Diversificatiestrategieën van accountantskantoren UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 Diversificatiestrategieën van accountantskantoren Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

Hoe bevorder je integer gedrag? Hoe verschillende triggers de integriteit binnen organisaties beïnvloeden

Hoe bevorder je integer gedrag? Hoe verschillende triggers de integriteit binnen organisaties beïnvloeden Hoe bevorder je integer gedrag? Hoe verschillende triggers de integriteit binnen organisaties beïnvloeden Dr. S.N. Ponsioen Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde 1 2 3 Integriteit

Nadere informatie

EQ - emotionele intelligentie in kaart

EQ - emotionele intelligentie in kaart EQ - emotionele intelligentie in kaart 24-3-2014 BASISPROFIEL Laan van Vlaanderen 323 1066 WB Amsterdam INTRODUCTIE Het EQ rapport brengt iemands emotionele intelligentie in kaart. Dit is het vermogen

Nadere informatie

ERKEND BOEKHOUDER-FISCALIST WORDEN. Verantwoordelijke uitgever: Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

ERKEND BOEKHOUDER-FISCALIST WORDEN. Verantwoordelijke uitgever: Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten ERKEND BOEKHOUDER-FISCALIST WORDEN Verantwoordelijke uitgever: Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten 10/2017 DE BEROEPSACTIVITEITEN DE 2 BEROEPSPERSPECTIEVEN Fiscaliteit Boekhouder-fiscalist

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Leerkrachtversie Informant: Jan Jansen Leerkracht INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst

Nadere informatie

Coach Profession Profile

Coach Profession Profile Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Coach Profession Profile AUTEUR PROF. DR. HELMUT DIGEL / PROF. DR. ANSGAR THIEL VERTALING PUT K. INSTITUUT Katholieke Universiteit

Nadere informatie

Voor elke competentie dient u ten eerste aan te geven in welke mate deze vereist is om het stageproject succesvol te (kunnen) beëindigen.

Voor elke competentie dient u ten eerste aan te geven in welke mate deze vereist is om het stageproject succesvol te (kunnen) beëindigen. FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN NAAMSESTRAAT 69 BUS 3500 3000 LEUVEN, BELGIË m Stageproject bijlage 1: Leidraad bij het functioneringsgesprek Naam stagiair(e):.. Studentennummer:. Huidige opleiding

Nadere informatie

GEDRAGSCODE ( Code of conduct )

GEDRAGSCODE ( Code of conduct ) GEDRAGSCODE ( Code of conduct ) KALB Accountants & Adviseurs Wie zijn wij en waar staan wij voor? Mensen die integriteit, respect en teamwerk laten zien Energieke en enthousiaste mensen die plezier in

Nadere informatie

360 Feedback Rapport Geloofwaardig Leiderschap

360 Feedback Rapport Geloofwaardig Leiderschap 360 Feedback Rapport Geloofwaardig Leiderschap Rapport voor: Anoniem Rapport gegenereerd op Inhoudsopgave Inleiding Samenvatting Deelnemers Leidinggevende Medewerker Directe collega Opdrachtgever / Klant

Nadere informatie

Maatschappelijk enorme problemen rond wonen! Betaalbaarheid, beschikbaarheid, duurzaamheid! Als woon- en bouwsector laten we enorme steken vallen.

Maatschappelijk enorme problemen rond wonen! Betaalbaarheid, beschikbaarheid, duurzaamheid! Als woon- en bouwsector laten we enorme steken vallen. Maatschappelijk enorme problemen rond wonen! Betaalbaarheid, beschikbaarheid, duurzaamheid! Als woon- en bouwsector laten we enorme steken vallen. We blijven ver achter bij de productiviteitsverbetering

Nadere informatie

POSITIEVE INTERVENTIE BRENGT GEDRAGSVERANDERING

POSITIEVE INTERVENTIE BRENGT GEDRAGSVERANDERING POSITIEVE INTERVENTIE BRENGT GEDRAGSVERANDERING in dit geval innovatiekracht Februari 2016 Involve Sophiaweg 89 6523 NH NIJMEGEN www.involve.eu contact met ons op voor afspraken over het gebruik 1 Veranderen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) Relatiemarketing is gericht op het ontwikkelen van winstgevende, lange termijn relaties met klanten in plaats van het realiseren van korte termijn transacties.

Nadere informatie

Empowerment van (kinder) psychiatrische verpleegkundigen

Empowerment van (kinder) psychiatrische verpleegkundigen Empowerment van (kinder) psychiatrische verpleegkundigen Inge Antrop en Karolijne Geldolf 21 maart 2012 NVKVV Residentiele zorg bij kinderen en jongeren met een psychiatrische problematiek (Leichtman,

Nadere informatie

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

Doorbreek je belemmerende overtuigingen! Doorbreek je belemmerende overtuigingen! Herken je het dat je soms dingen toch op dezelfde manier blijft doen, terwijl je het eigenlijk anders wilde? Dat het je niet lukt om de verandering te maken? Als

Nadere informatie

Specialisten. bedrijfsovernames. Company Brokers, Bedrijfsopvolging, altijd maatwerk. Specialist. Serieus en betrouwbaar. Resultaat georiënteerd

Specialisten. bedrijfsovernames. Company Brokers, Bedrijfsopvolging, altijd maatwerk. Specialist. Serieus en betrouwbaar. Resultaat georiënteerd Specialisten bedrijfsovernames Company Brokers, Bedrijfsopvolging, altijd maatwerk Al meer dan 15 jaar ondersteunt Company Brokers ondernemers bij de overdracht of aankoop van de onderneming en richt zich

Nadere informatie

Samenvatting afstudeeronderzoek klantloyaliteit in professionele diensten. Stijn Voet, MSc.

Samenvatting afstudeeronderzoek klantloyaliteit in professionele diensten. Stijn Voet, MSc. Samenvatting afstudeeronderzoek klantloyaliteit in professionele diensten Stijn Voet, MSc. 1. Aanleiding onderzoek Professionele dienstverlening wordt gekenmerkt door groot verschil in kennisniveau tussen

Nadere informatie

N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS 717-2014 ADVIES. over

N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS 717-2014 ADVIES. over N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS 717-2014 ADVIES over EEN ONTWERP VAN WET INZAKE HET STATUUT VAN EN HET TOEZICHT OP DE ONAFHANKELIJK FINANCIËLE PLANNERS EN INZAKE HET VERSTREKKEN

Nadere informatie

De overdracht van KMO s in het segment van 2 à 5 miljoen! omzet en 5 à 20 werknemers.

De overdracht van KMO s in het segment van 2 à 5 miljoen! omzet en 5 à 20 werknemers. De overdracht van KMO s in het segment van 2 à 5 miljoen omzet en 5 à 20 werknemers. Een acute nood aan een structurele, innovatieve en globale aanpak "#$%#&'$(%$) Dit document bevat vertrouwelijke informatie

Nadere informatie

B².DNA. Strategische GedragsVerbetering

B².DNA. Strategische GedragsVerbetering Het begrip waarde is een modewoord. Maar wat waarde precies is weten maar weinigen. In dit artikel wordt het begrip overzichtelijk uit de doeken gedaan. Met concrete aanwijzingen voor de praktijk van de

Nadere informatie

Actualisering leerplan eerste graad - Deel getallenleer: vraagstukken Bijlage p. 1. Bijlagen

Actualisering leerplan eerste graad - Deel getallenleer: vraagstukken Bijlage p. 1. Bijlagen Bijlage p. 1 Bijlagen Bijlage p. 2 Bijlage 1 Domeinoverschrijdende doelen - Leerplan BaO (p. 83-85) 5.2 Doelen en leerinhouden 5.2.1 Wiskundige problemen leren oplossen DO1 Een algemene strategie voor

Nadere informatie

6. Project management

6. Project management 6. Project management Studentenversie Inleiding 1. Het proces van project management 2. Risico management "Project management gaat over het stellen van duidelijke doelen en het managen van tijd, materiaal,

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Training Creatief denken

Training Creatief denken Training Creatief denken Creatief denken: een oplossing voor elk probleem Creatief denken is vandaag de dag een must. De markt verandert razendsnel en als je niet innovatief bent, loop je achter de feiten

Nadere informatie

Competency Check. Datum:

Competency Check. Datum: Competency Check Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.

Nadere informatie

N Beroepsregl bouw 2018 A2 Brussel, 18 december 2018 MH/JC/AS ADVIES. over DE BEROEPSREGLEMENTERINGEN IN DE BOUWSECTOR

N Beroepsregl bouw 2018 A2 Brussel, 18 december 2018 MH/JC/AS ADVIES. over DE BEROEPSREGLEMENTERINGEN IN DE BOUWSECTOR N Beroepsregl bouw 2018 A2 Brussel, 18 december 2018 MH/JC/AS 799-2018 ADVIES over DE BEROEPSREGLEMENTERINGEN IN DE BOUWSECTOR (goedgekeurd door het bureau op 15 oktober 2018, bekrachtigd door de algemene

Nadere informatie

Na 3 dagen... de aangifte vennootschapsbelasting de baas!

Na 3 dagen... de aangifte vennootschapsbelasting de baas! Grondige opleiding vennootschapsbelasting Date: 2009-11-26 Na 3 dagen... de aangifte vennootschapsbelasting de baas! Deze opleiding is een stappenplan naar een praktische kennis van de regels van de vennootschapsbelasting

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

TETRALERT - ONDERNEMING VOORSTEL TOT HERZIENING VAN DE RICHTLIJN AANDEELHOUDERSRECHTEN

TETRALERT - ONDERNEMING VOORSTEL TOT HERZIENING VAN DE RICHTLIJN AANDEELHOUDERSRECHTEN TETRALERT - ONDERNEMING VOORSTEL TOT HERZIENING VAN DE RICHTLIJN AANDEELHOUDERSRECHTEN 1. Inleiding Op 9 april 2014 maakte de Europese Commissie aan het Europees Parlement een voorstel van richtlijn over

Nadere informatie

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Intern MVO-management. Verbetering van motivatie, performance en integriteit

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Intern MVO-management. Verbetering van motivatie, performance en integriteit MVO-Control Panel Instrumenten voor integraal MVO-management Intern MVO-management Verbetering van motivatie, performance en integriteit Inhoudsopgave Inleiding...3 1 Regels, codes en integrale verantwoordelijkheid...4

Nadere informatie

TH-SCI Sales Capability Indicator. Best Peter Sales Representative

TH-SCI Sales Capability Indicator. Best Peter Sales Representative Best Peter Sales Representative TH-SCI Sales Capability Indicator Dit rapport werd gegenereerd op 03-09-2013 door White Alan van Brainwave Ltd.. De onderliggende data dateren van 24-07-2013. OVER DE SALES

Nadere informatie

Thema 1. Inleiding tot het management

Thema 1. Inleiding tot het management Thema 1 Inleiding tot het management 1. Management: definitie MANAGEMENT verwijst naar het voortdurend nemen van beslissingen en het ontplooien van activiteiten (proces) tijdens het plannen, organiseren,

Nadere informatie

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

De invloed van burgerbronnen in het nieuws De invloed van burgerbronnen in het nieuws Dit rapport beschrijft de resultaten van de vragenlijst rond burgerbronnen in het nieuws die u invulde in januari 7. Namens de Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroep

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

Competentiemanagement bij de federale overheid

Competentiemanagement bij de federale overheid Competentiemanagement bij de federale overheid Competentieprofielen Basis Projectleider B December 2009 PROJECTLEIDER B 1/ BASISPROFIEL Tabel informatie begrijpen taken Taken uitvoeren Projectleider B

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Deze dissertatie gaat over antecedenten en consequenties van publiek vertrouwen in organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van en de besluitvorming

Nadere informatie

' Dit is de tijd die niet verloren gaat: iedre minuut zet zich in toekomst om.' M. Vasalis

' Dit is de tijd die niet verloren gaat: iedre minuut zet zich in toekomst om.' M. Vasalis IDENTITEITS- BEWIJS ' Dit is de tijd die niet verloren gaat: iedre minuut zet zich in toekomst om.' M. Vasalis 2 Onderwijs draait om mensen Als wij in onze onderwijsinstelling iets willen bereiken, dan

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

BAROMETER 2018 SMART CITIES IN BELGIË

BAROMETER 2018 SMART CITIES IN BELGIË BAROMETER 2018 SMART CITIES IN BELGIË 01 METHODOLOGIE 21% antwoordpercentage, ofwel123 deelnemende gemeenten REPRESENTATIVITEIT Deze studie is representatief op niveau van de: Regio s Provincies Karakter

Nadere informatie

Iedereen sterk. Zo stimuleer je innovatief gedrag en eigenaarschap van medewerkers

Iedereen sterk. Zo stimuleer je innovatief gedrag en eigenaarschap van medewerkers Iedereen sterk Zo stimuleer je innovatief gedrag en eigenaarschap van medewerkers JANUARI 2016 Veranderen moet veranderen Verandering is in veel gevallen een top-down proces. Bestuur en management signaleren

Nadere informatie

ENABEL: Eerlijke handel Barometer 2018

ENABEL: Eerlijke handel Barometer 2018 ENABEL: Eerlijke handel Barometer 2018 Augustus 2018 ivox Over het onderzoek Online onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau ivox in opdracht van Enabel tussen 8 en 29 augustus 2018 bij 1.000 Belgen

Nadere informatie

Bowling alone without public trust

Bowling alone without public trust Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie