I. De professionele sport

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "I. De professionele sport"

Transcriptie

1 I. De professionele sport 1 De federale regelgeving m.b.t. de arbeidsovereenkomst van de sportbeoefenaar 3 A. De arbeidsovereenkomst van de betaalde sportbeoefenaars 4 1. De arbeidsovereenkomst van de sportbeoefenaar 5 Brussel 6 februari 1991, J.L.M.B. 1991, 461 Wanneer een betaald sportbeoefenaar zijn arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd zonder dringende reden verbreekt, is hij een vergoeding verschuldigd tot het einde van de overeenkomst. Elke andere sanctie is van rechtswege nietig. Hetzelfde is het geval voor wat elk concurrentiebeding betreft dat de duur van het lopende seizoen te buiten gaat. De hoven en rechtbanken kunnen een marginale controle uitoefenen op de regelmatigheid van beslissingen getroffen door de bestuursorganen van een V.Z.W. die hun discretionaire bevoegdheden uitoefenen en nagaan of een beslissing van een sportfederatie om de toetreding van een sportbeoefenaar te weigeren niet arbitrair is. De rechter in kort geding is bevoegd de Belgische Liga van Basketball op straffe van een dwangsom het bevel op te leggen een speler aan te sluiten die ten onrechte werd gesanctioneerd. Luik 28 mei 1991, J.L.M.B. 1991, 885 De rechter in kort geding is bevoegd om de rechten van een voetbalspeler te vrijwaren in afwachting van een beslissing van de rechter ten gronde door de club waaruit de speler wenst uit te treden, te bevelen hem tot het einde van de bodemprocedure ter beschikking te stellen van iedere club die van zijn diensten wil genieten, en hem een maandelijkse provisie toe te kennen. Arbrb. Charleroi 18 juni 1992, J.T.T. 1992, 471 Het vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen de betaalde sportbeoefenaar en zijn werkgever in art. 3 Wet 24 februari 1978 is slechts toepasselijk op sportbeoefenaars wier vergoeding hoger is dan het jaarlijks bij K.B. bepaald bedrag. Sportbeoefenaars wier vergoeding lager ligt, kunnen evenwel op grond van de algemene beginselen inzake arbeidsovereenkomsten met hun club door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn. De disciplinaire regelen waaraan een professionele sportbeoefenaar onderworpen is, sluiten het bestaan van een arbeidsovereenkomst met zijn club niet uit. Rb. Luik 30 november 1993, J.dr. jeun. 1994, afl. 138, 26 Bepalingen van een corporatie die de wijziging van een club afhankelijk maken van de betaling van een vergoeding, zijn strijdig met de openbare orde. 1/58

2 Rb. Verviers 4 januari 1994, J.T. 1994, 36, noot RIGAUX, F. Een sportreglement dat verre van de kostprijs te willen vergoeden van de werkelijke verstrekte opleiding en onder voorwendsel dat het de kleine clubs wil beschermen tegen grote clubs die regelmatig hun beste elementen komen afromen om ze op min of meer korte termijn klaar te stomen voor de professionele sportcircuits aldus een dwingende regeling en tarifering wil opzetten voor wat een echte verwerving is, met volgrecht voor de cedent gedurende 5 jaar, van mensen alsof het ging om doodgewone goederen, voorwerp van speculaties, vergeet kennelijk dat slavernij in onze landen reeds een aantal eeuwen is afgeschaft. Al kan worden geacht dat de individuele vrijheid van vereniging kan worden aangepast, zoals door de invoering van termijnen gedurende dewelke de transfers moeten plaatsvinden, ten einde het voortbestaan van een samengestelde ploeg gedurende een heel seizoen te verzekeren, neemt dit daarom niet weg dat dergelijke aanpassingen niet mogen uitmonden in een echt retentierecht van een club ten aanzien van een jongere die een nieuw seizoen wil beginnen in een andere club, daar zijn persoonlijke vrijheid niet kan worden uitgewist ten voordele van een ploeg in wording. Kort Ged. Rb. Brussel 4 maart 1996, J.L.M.B. 1996, 686; J.T.T. 1997, 54 Het reglement van een sportfederatie dat het lidmaatschap van een sportbeoefenaar bij een nieuwe club verbiedt en de deelname aan de officiële sportcompetitie voor deze club voor de afloop van het lopende seizoen, zelfs wanneer de overeenkomst waardoor hij met zijn vroegere club was verbonden, door de sportbeoefenaar werd beëindigd om dringende reden, is strijdig met art. 8, par 2, Arbeidsovereenkomstwet Betaalde Sportbeoefenaars. Het kan bijgevolg niet worden toegepast. Een gerechtelijke procedure kan worden ingeleid met het oog op het voorkomen van de schending van een sterk bedreigd recht. Het is het geval wanneer een sportbeoefenaar vraagt dat de federatie zou worden gelast hem de documenten af te leveren die nodig zijn voor zijn reaffectatie naar een nieuwe club, niettegenstaande een artikel van het reglement dat zich hiertegen zou verzetten, zelfs indien de sportbeoefenaar niet in staat is aan te tonen dat een club daadwerkelijk bereid is hem als lid te aanvaarden. Geen enkele club zal immers de moeite en het risico op zich nemen met hem te onderhandelen zolang de federatie zich houdt aan de letter van haar reglement. Er kan geen kort geding plaats hebben wanneer de eiser te lang heeft gewacht om gerechtigheid te zoeken, behalve wanneer hij een ernstige reden kan doen gelden die zijn vordering rechtvaardigt. Een sportbeoefenaar kan niet worden verweten verschillende maanden te hebben gewacht vooraleer een geding in te leiden tegen de federatie daar er onderhandelingen met zijn club aan de gang waren en hij niet het risico kon lopen ontslag te nemen zonder absoluut zeker te zijn van het bestaan van een ernstige reden in hoofde van zijn werkgever. Gezien de korte duur van een sportcarrière is de onderbreking van de activiteiten, zelfs indien deze slechts drie maanden duurt, van aard schade te berokkenen en rechtvaardigt ze de dringendheid om te handelen. Kort Ged. Rb. Brussel, 9 mei 1996 Wanneer zowel de legaliteit van het transfer reglement van de basketbalspelers als de mogelijkheid voor een club om een solidariteitsvergoeding te verkrijgen, zoals voorzien in het reglement van de Koninklijke Basketbalbond voorwerp maakt van een geschil tussen twee 2/58

3 clubs, lijkt het logisch dat, alvorens zich op dit punt uit te spreken moet vaststaan of de speler al dan niet zich schuldig gemaakt heeft aan contractbreuk ten aanzien van de club waarvan hij in oorsprong lid van is. Zolang partijen dit punt niet hebben laten regelen door de bevoegde rechtsinstanties, vermits de interne rechtsinstanties zich onbevoegd verklaard hebben om er kennis van te nemen, kan de kortgeding rechter slechts strikt voorlopige maatregelen nemen zoals bijvoorbeeld de opschorting van betaling van geëiste schadevergoeding. Deze schadevergoeding moet geblokkeerd worden op een rekening van de bond tot aan de uitspraak ten gronde. Arbrb. Charleroi 18 juni 1996, R.R.D. 1993, 72 De rechtbank stelt dat in elk geval de koning perfect bevoegd was om de sociale zekerheid van sportbeoefenaars te reglementeren krachtens artikel 10 van de wet van 24 februari 1978 betreffende de betaalde sportbeoefenaar, bedoeld in deze wet en krachtens artikel van de wet van 27 juni 1969 betreffende de sportbeoefenaar verbonden met een arbeidscontract, maar niet bedoeld in de wet van 24 februari Het komt toe aan de rechtbank na te gaan of in casu de kenmerken van het arbeidscontract aanwezig zijn in de relaties die in de loop van de betwiste periode de spelers door de Belgische Bond als amateurs gekwalificeerd en de directie van Olympic Charleroi hebben kunnen verenigen. Het komt toe de 2 essentiële criteria te onderzoeken voor het bestaan van een arbeidscontract; deze zijn de ondergeschikte band en de verloning. Kort Ged. Rb. Brussel, 4 december 1996 Men kan niet als motief inroepen dat het transferreglement van de Belgische Voetbalbond duidelijk zichtbare onwettigheden bevat om de transfer van een speler van de ene club naar een andere niet te onderwerpen aan een minimum van regels. Zo is het bijvoorbeeld dat het feit dat het systeem van ontslagvergoedingen, zoals toegepast door de bond, in vraag kan gesteld worden, niet verhindert dat voor de goede orde van de competities, een periode van het jaar voorzien wordt voor transfers en hun registratie. Kort Ged. Rb. Brussel 23 december 1997 De bepalingen gesteld in artikel 3 van het decreet van 24 juli 1996 van de Vlaamse Gemeenschap tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar en artikel IV, 4, 6 van het reglement van de koninklijke voetbalbond, betreffende de opzegging van contracten, de inschrijving en het lidmaatschap van spelers, vinden toepassing op de sportbeoefenaar die op het moment van de inwerkingtreding van het contract dat hij getekend heeft en voor zijn opzegging geen professionele sportbeoefenaar was. Het algemeen secretariaat van de bond lijkt niet bevoegd te zijn om beslissingen te nemen inzake annulatie of validatie van een inschrijving of lidmaatschap bij een club. Voor zover beslist is bij een arbitrale beslissing waar geen annulatieberoep is tegen ingesteld, dat de speler een betaalde sportman was en dat hij niet meer met een contract aan de club verbonden was op het einde van het seizoen, laat artikel 8 van de wet van 24 februari toe een akkoord te sluiten met een andere club en daar te spelen gedurende heel het nieuwe seizoen zonder dat er rekening moet gehouden worden met formaliteiten, termijnen en andere bepalingen door de bond opgeroepen om zich hier tegen te verzetten. Kortgeding Rb. Brugge, 15 januari 1998, TWVR, 1998, 178 3/58

4 Eénmaal dat is uitgemaakt dat een sporter meer verdient op jaarbasis dan de jaarlijkse vastgelegde limiet en hij sport uitoefent in ondergeschikt verband, moet hij zonder meer beschouwd worden als een betaalde sportbeoefenaar in de zin van de Arbeidsovereenkomstenwet Betaalde Sportbeoefenaars, en is hij met de club verbonden door een arbeidsovereenkomst voor bedienden in de zin van de Arbeidsovereenkomstwet. Kort Ged. Rb. Brussel 20 februari 1998 Wanneer een sportvereniging (in casu de Koninklijke basketballiga) een orgaan belast met het disciplinaire contentieux opgericht, moet zij zowel haar eigen organiek reglement als de beslissingen van dit orgaan respecteren Wanneer dit orgaan zelf heeft toegelaten dat de uitvoering van een dading betreffende het transferbedrag van een speler gesloten tussen 2 clubs, niet mag verder gezet worden binnen de bond, dan moet deze beslissing gerespecteerd worden en dan mag er van de club die dit bedrag verschuldigd is niet geëist worden dat deze som gekantonneerd wordt in afwachting van een rechterlijke beslissing. De kortgeding rechter mag daarentegen aan de bond eender welke sanctie van administratieve, financiële of sportieve aard, voorzien in haar reglement ingeval van niet betaling van een regelmatig uitgegeven factuur, verbieden aan deze club op te leggen. Kort Ged. Rb. Brussel 12 februari 1999, Sport & Recht 2000 (weergave), 494 Het recht van vereniging houdt weliswaar in dat de eisers de vereniging mogen verlaten maar dit betekent niet dat zij dat op een willekeurige manier mogen doen. Prima facie lijkt de reglementering van de Koninklijke Belgische Voetbalbond m.b.t. de beperkte transferperiode niet strijdig met het recht van vereniging of met andere wettelijke bepalingen. De beperkte transferperiode heeft een verantwoord sportief doel, nl. de behoorlijke organisatie van de competitie. Kort Ged. Rb. Brussel, 11 maart 1999 Het feit dat een sporter vrij gekozen heeft om een welbepaalde sport professioneel of amateuristisch te beoefenen en zich hiervoor heeft lidgemaakt bij een sportvereniging impliceert dat hij de reglementen van deze vereniging heeft aanvaard, in zoverre deze echter niet tegenstrijdig zijn aan hogere rechtsnormen. Door de beperking in de tijd van de transfers worden de vrijheid van vereniging en het recht van arbeid niet geschonden. Vred. Halle 26 april 1999, T. Vred. 2000, 326 De praktijk om een transfersom te betalen bij de overgang van een voetballer van de ene naar de andere sportclub, is een aanslag op de individuele vrijheid en de vrijheid van vereniging. Nochtans is het toegestaan dat de overdragende club een bedrag ontvangt als vergoeding voor de vorming, de promotie en de vervanging van de speler en die bedoeld is om de investeringen van de club in infrastructuur, trainers en materiaal te vergoeden. De transferovereenkomst is een wederkerige overeenkomst, zodanig dat de exceptio non adimpleti contractus van toepassing is. 4/58

5 Arbitragehof nr. 53/99, 26 mei 1999, A.A. 1999, 603; B.S. 8 september 1999, en T.B.P (verkort), 314, noot De vrijheid van vereniging, zoals die is gewaarborgd door art. 27 G.W. en door art. 11 E.V.R.M., staat eraan in de weg dat aan de sportbeoefenaar, hetzij onder arbeidsovereenkomst dan wel als zelfstandige, onevenredige verplichtingen worden opgelegd als hij zijn lidmaatschapsovereenkomst met een sportvereniging wenst te beëindigen. Het enkele feit dat, door het invoeren van een vrijheidsregeling, dat recht vooralsnog enkel voor een bepaalde categorie van sportbeoefenaars is geregeld, is niet voldoende om het discriminerend karakter ervan aan te tonen. Wanneer de decreetgever voor bepaalde categorieën van sportbeoefenaars maatregelen neemt tot versterking van de vrijheid van vereniging, dan zou het discriminerend achten van een dergelijk handelen erop neerkomen dat het gelijkheidsbeginsel wordt aangewend als een middel van verzet tegen elke verandering, zij het een vooruitgang die slechts in fasen zou gebeuren. De prejudiciële vraag betreft de bestaanbaarheid van Decr. Ned. Cult. R. 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar en het Decr. Vl. Parl. 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar met de art. 10 en 11 G.W., in zoverre die decreten de sportbeoefenaars verschillend behandelen naargelang zij meer of minder dan een bepaald jaarloon ontvangen en naargelang zij al dan niet zelfstandige zijn. Het Decr. Ned. Cult. R. 25 februari 1975 en het Decr. Vl. Parl. 24 juli 1996 hebben als doel aan de niet-betaalde, respectievelijk de niet-professionele sportbeoefenaars een statuut te geven met waarborgen inzake de vrijheid en de rechtszekerheid van de sportbeoefenaars, beperkt tot de fundamentele rechten en plichten. Daartoe regelen de decreten het recht van de sportbeoefenaar om de lidmaatschapsovereenkomst met een sportvereniging te beëindigen. Enerzijds, beperken zij de uitoefening van dat recht tot bepaalde periodes om het normale verloop van de sportcompetities niet te storen. Anderzijds, creëren zij waarborgen voor de behoorlijke uitoefening van dat recht door het opleggen van zwaardere verplichtingen of de betaling van elke vorm van vergoeding bij het beëindigen van het lidmaatschap te verbieden. Uit de vaststelling van het toepassingsgebied van de decreten volgt een verschil in behandeling van sportbeoefenaars. Het Decr. Ned. Cult. R. 25 februari 1975 is niet van toepassing op de sportbeoefenaars die een loon ontvangen; het Decr. Vl. Parl. 24 juli 1996 is niet van toepassing op de sportbeoefenaars die een jaarloon van meer dan frank (in 1997) ontvangen. Prejudiciële vragen betreffende het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar en het decreet van de Nederlandse Cultuurgemeenschap van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Het Hof zegt voor recht : - Het decreet van de Nederlandse Cultuurgemeenschap van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar en het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar schenden noch de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die decreten de sportbeoefenaars verschillend behandelen naargelang zij meer of minder dan een bepaald jaarloon ontvangen en naargelang zij al dan niet zelfstandige zijn, noch het bevoegdheidsvoorbehoud omtrent de economische unie en de monetaire eenheid, vervat in artikel 6, 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in zoverre die decreten de deelnemers aan een nationale sportactiviteit verschillend 5/58

6 behandelen. - Voor het overige behoeven de prejudiciële vragen geen antwoord. Arbhof. Gent (4 e k.), 3 september 1999, Soc. Kron. 2001, 146 Een fulltime beroepsjockey (galopdiscipline) is onderworpen aan de Wet van 24 februari 1978 op de arbeidsovereenkomst van betaalde sprotbeoefenaar en wordt overeenkomstig art. 2 van voornoemde wet op onweerlegbare wijze vermoed werknemer te zijn. Beroepscomité Belgische Voetbalbond 17 september 1999, Soc. Kron. 2000, 298 Voor handtastelijkheden gepleegd op de persoon van de scheidsrechter na het wedstrijdeinde voorziet het reglement van de K.B.V.B. in één enkele welbepaalde straf, nl. dat de dader tot schrapping dient te worden voorgesteld. Ten aanzien van een professionele sportbeoefenaar moet evenwel rekening gehouden worden met art. 23, lid 1 G.W. krachtens hetwelk eenieder recht heeft op arbeid en op vrije keuze van beroepsarbeid, dat primeert boven dit reglement. Het beroepscomité kan als tuchtcollege het reglement niet toepassen in strijd met dit principe. Het behoort wel tot de taak van het Beroepscomité om de vereiste tucht af te dwingen met aangepaste sancties. Arbrb. Doornik 18 februari 2000, J.L.M.B. 2000, 1394; J.T.T (verkort), 238 De reglementering van de Belgische Voetbalbond betreffende de transfers c is onwettig, want de professionele overplaatsing van een werknemer wiens beroep de sport is en die aan het einde van zijn overeenkomst is, kan niet worden onderworpen aan de betaling van een som geld, zelfs niet indien het te betalen bedrag redelijk schijnt te zijn. De arbeidsmarkt moet open blijven, in die zin dat een wilsovereenstemming tussen twee partijen moet volstaan om een arbeidsovereenkomst te sluiten met eerbiediging van de regels eigen aan de sociale wetgeving die niet voorzien dat de nieuwe werkgever de verplichting heeft om een som geld te betalen aan de oude werkgever opdat de overeenkomst in werking zou treden en dat de speler effectief zou kunnen presteren voor de nieuwe club. Dit type van transfer is eveneens en vooral onwettig omwille van het feit dat zijn geldigheid beperkt is tot één jaar. Een loutere private reglementering, zoals degene van de Belgische Bond, kan de contractuele wil van de partijen niet beheersen. Een arbeidsovereenkomst die betrekking heeft op een dwingende materie en die zelfs gedeeltelijk van openbare orde is, heeft de bovenhand over een reglementering die uitgaat van een privé instelling. De contractuele duur heeft de bovenhand op een reglementaire duur. De speler c die een overeenkomst sluit voor drie of vijf jaren is dus niet aan het einde van zijn overeenkomst na afloop van het eerste jaar. Arbrb. Gent (2 e k.), 08 januari 2001, Sport & Recht, 2001, 402 Een professioneel basketbalspeler en een V.Z.W. zetten een constructie op, waardoor een deel van het loon van de speler in het zwart zal worden uitbetaald. Een zodanige vereenkomst is nietig wegens bedrog. De nietigheid werkt niet alleen voor de toekomst, maar ook voor het verleden. Tussen partijen moet de nietigverklaring in principe leiden tot een herstel in de oorspronkelijke toestand. 6/58

7 Indien de partij die de nietigverklaring vordert zijn schade niet volledig hersteld ziet door de vernietiging van de overeenkomst, kan een bijkomende schadevergoeding toegekend worden op grond van art en 1383 B.W.. In casu meent de Rechtbank dat de beheerders van de V.Z.W. niet alleen een zware fout hebben gepleegd in het beheer van de V.Z.W., doch ook een delictuele fout door de fiscus te bedriegen. In de gegeven omstandigheden heeft de Rechtbank dan ook geoordeeld dat de beheerders persoonlijk mede gehouden zijn om de schadevergoeding aan eiser te betalen en verklaart de vordering tot solidaire veroordeling gegrond. Arbh. Bergen (6 e k.) 15 juni 2001, J.L.M.B., 2001, afl. 38, 1668, Noot WESTRADE, M. Art. 3 Arbeidsovereenkomstwet Betaalde Sportbeoefenaars, in samenhang met art. 2 van dezelfde Wet, legt een onweerlegbaar vermoeden vast van het bestaan van een arbeidsovereenkomst als bediende, voor wat betreft de overeenkomst afgesloten tussen de betaalde sportbeoefenaar, waarvan de bezoldiging het door de Koning bepaalde bedrag overschrijdt, en zijn werkgever. De Wet sluit niet noodzakelijk het bestaan van een arbeidsovereenkomst uit wanneer de bezoldiging minder bedraagt dan dit bedrag. Het K.B. 12 augustus 1985 houdende de uitvoering van de Arbeidsovereenkomstenwet Betaalde Sportbeoefenaars en ter wijziging van het K.B. 28 november 1962 genomen ter uitvoering van de wet van 27 juni 1969 waarbij het wetsbesluit 28 december 1944 inzake de sociale zekerheid van de arbeiders wordt herzien, is niet onwettig voorzover het de sportbeoefenaars op het oog heeft die door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden en die niet vallen onder de toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet Betaalde Sportbeoefenaars. Corr. Rb. Luik 20 februari 2002, J.L.M.B. 2002, 706 Het Capital joueur van een voetbalclub wordt niet door de spelers zelf gevormd, zij zijn evident genoeg niet vatbaar voor toe-eigening, maar door de rechten om hen competitie te laten spelen, deze kunnen wel overgedragen worden tegen betaling, gewoonlijk transfervergoedingen genoemd. Deze rechten zijn opgebouwd uit incorporele activa. Hun verduistering is dus niet vatbaar voor de inbreuk van misbruik van vertrouwen. 2. Het minimumbedrag van het loon 6 Arbrb. Charleroi 18 juni 1992, J.T.T. 1992, 471 Het vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen de betaalde sportbeoefenaar en zijn werkgever in art. 3 Wet 24 februari 1978 is slechts toepasselijk op sportbeoefenaars wier vergoeding hoger is dan het jaarlijks bij K.B. bepaald bedrag. Sportbeoefenaars wier vergoeding lager ligt, kunnen evenwel op grond van de algemene beginselen inzake arbeidsovereenkomsten met hun club door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn. De disciplinaire regelen waaraan een professionele sportbeoefenaar onderworpen is, sluiten het bestaan van een arbeidsovereenkomst met zijn club niet uit. Arbh. Brussel 23 september 1996, Soc.Kron. 1997, 74 Art. 13, a Verord. Raad E.E.G. nr. 1408/71, 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die 7/58

8 zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, is eveneens van toepassing op de werknemer die aangeworven werd uitsluitend met het oog op de tewerkstelling op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar zich de inrichting bevindt waarvan hij normaal afhangt, in zoverre de waarschijnlijke duur van zijn tewerkstelling op het grondgebied van die lidstaat geen twaalf maanden overschrijdt, wat het geval is voor een sportmonitor die in België werd aangeworven en die getroffen wordt door een arbeidsongeval in Frankrijk. Het is onwaarschijnlijk dat de betrokkene die van het ene ogenblik op het andere werd aangeworven, welke bestuursverantwoordelijkheid dan ook te dragen had. Zij had slechts een uitvoerende taak, hetgeen nochtans niet uitsluit dat iedere avond beslissingen werden genomen naargelang de vraag naar activiteiten de volgende dag, wat evenwel een eenvoudige verdeling van de taken betrof. Er kan een bezoldiging in natura overeengekomen worden; in welk geval de werkgever de verplichting heeft deze in een geschrift vast te stellen. De kosteloosheid van het verblijf, rekening houdend met de lasten dat zulk een verblijf teweegbrengt, is een bestanddeel van de bezoldiging. Arbrb. Gent (2 e k.), 08 januari 2001, Sport & Recht, 2001, 402 Een professioneel basketbalspeler en een V.Z.W. zetten een constructie op, waardoor een deel van het loon van de speler in het zwart zal worden uitbetaald. Een zodanige vereenkomst is nietig wegens bedrog. De nietigheid werkt niet alleen voor de toekomst, maar ook voor het verleden. Tussen partijen moet de nietigverklaring in principe leiden tot een herstel in de oorspronkelijke toestand. Indien de partij die de nietigverklaring vordert zijn schade niet volledig hersteld ziet door de vernietiging van de overeenkomst, kan een bijkomende schadevergoeding toegekend worden op grond van art en 1383 B.W.. In casu meent de Rechtbank dat de beheerders van de V.Z.W. niet alleen een zware fout hebben gepleegd in het beheer van de V.Z.W., doch ook een delictuele fout door de fiscus te bedriegen. In de gegeven omstandigheden heeft de Rechtbank dan ook geoordeeld dat de beheerders persoonlijk mede gehouden zijn om de schadevergoeding aan eiser te betalen en verklaart de vordering tot solidaire veroordeling gegrond. Arbh. Bergen (6 e k.) 15 juni 2001, J.L.M.B., 2001, afl. 38, 1668, Noot WESTRADE, M. Art. 3 Arbeidsovereenkomstwet Betaalde Sportbeoefenaars, in samenhang met art. 2 van dezelfde Wet, legt een onweerlegbaar vermoeden vast van het bestaan van een arbeidsovereenkomst als bediende, voor wat betreft de overeenkomst afgesloten tussen de betaalde sportbeoefenaar, waarvan de bezoldiging het door de Koning bepaalde bedrag overschrijdt, en zijn werkgever. De Wet sluit niet noodzakelijk het bestaan van een arbeidsovereenkomst uit wanneer de bezoldiging minder bedraagt dan dit bedrag. Het K.B. 12 augustus 1985 houdende de uitvoering van de Arbeidsovereenkomstenwet Betaalde Sportbeoefenaars en ter wijziging van het K.B. 28 november 1962 genomen ter uitvoering van de wet van 27 juni 1969 waarbij het wetsbesluit 28 december 1944 inzake de sociale zekerheid van de arbeiders wordt herzien, is niet onwettig voorzover het de sportbeoefenaars op het oog heeft die door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden en die niet vallen onder de toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet Betaalde Sportbeoefenaars. 8/58

9 3. Het gewaarborgd gemiddeld minimuminkomen 7 4. De vereiste minimumleeftijd 8 5. De ontslagvergoeding voor de overeenkomsten gesloten voor onbepaalde duur 9 Brussel 6 februari 1991, J.L.M.B. 1991, 461 Wanneer een betaald sportbeoefenaar zijn arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd zonder dringende reden verbreekt, is hij een vergoeding verschuldigd tot het einde van de overeenkomst. Elke andere sanctie is van rechtswege nietig. Hetzelfde is het geval voor wat elk concurrentiebeding betreft dat de duur van het lopende seizoen te buiten gaat. De hoven en rechtbanken kunnen een marginale controle uitoefenen op de regelmatigheid van beslissingen getroffen door de bestuursorganen van een V.Z.W. die hun discretionaire bevoegdheden uitoefenen en nagaan of een beslissing van een sportfederatie om de toetreding van een sportbeoefenaar te weigeren niet arbitrair is. De rechter in kort geding is bevoegd de Belgische Liga van Basketball op straffe van een dwangsom het bevel op te leggen een speler aan te sluiten die ten onrechte werd gesanctioneerd. Kort Ged. Rb. Brussel, 4 december 1996 Men kan niet als motief inroepen dat het transferreglement van de Belgische Voetbalbond duidelijk zichtbare onwettigheden bevat om de transfer van een speler van de ene club naar een andere niet te onderwerpen aan een minimum van regels. Zo is het bijvoorbeeld dat het feit dat het systeem van ontslagvergoedingen, zoals toegepast door de bond, in vraag kan gesteld worden, niet verhindert dat voor de goede orde van de competities, een periode van het jaar voorzien wordt voor transfers en hun registratie. 6. De arbeidsvoorwaarden 10 Kort Ged. Rb. Brussel, 11 maart 1999 Het feit dat een sporter vrij gekozen heeft om een welbepaalde sport professioneel of amateuristisch te beoefenen en zich hiervoor heeft lidgemaakt bij een sportvereniging impliceert dat hij de reglementen van deze vereniging heeft aanvaard, in zoverre deze echter niet tegenstrijdig zijn aan hogere rechtsnormen. Door de beperking in de tijd van de transfers worden de vrijheid van vereniging en het recht van arbeid niet geschonden. 7. De tewerkstelling van buitenlandse werknemers 11 9/58

10 Luik 28 mei 1991, J.L.M.B. 1991, 885 De rechter in kort geding is bevoegd om de rechten van een voetbalspeler te vrijwaren in afwachting van een beslissing van de rechter ten gronde door de club waaruit de speler wenst uit te treden, te bevelen hem tot het einde van de bodemprocedure ter beschikking te stellen van iedere club die van zijn diensten wil genieten, en hem een maandelijkse provisie toe te kennen. Kort Ged. Rb. Brussel 14 september 1992, Pas, III, 103 De bepalingen van het reglement van een sportfederatie waarbij alleen Belgen toegelaten zijn deel te nemen aan bepaalde wedstrijden kunnen niet worden toegepast op betaalde sportbeoefenaars krachtens art. 7 E.G.- Verdrag waarbij elke discriminatie wegens de nationaliteit verboden is. De rechter in kort geding is bevoegd in een spoedeisend geval, om de vreemdeling toe te laten zijn betaalde sportbedrijvigheid te beoefenen in de voorziene wedstrijden en de federatie te verbieden deze deelneming te beletten tot dat de bodemrechter zich heeft uitgesproken. Brussel (8 e k.), 18 maart 1994 Een reglement of een algemene nationale praktijk, zelfs van een sportvereniging, dat bepaalt dat het recht om deel te nemen aan wedstrijden voorbehouden is aan onderdanen van de Europese Unie is niet verenigbaar met de artikelen 7 en, naargelang het geval, artikelen 48 tot 51 of 59 tot 66 van het Verdrag van Rome, tenzij dit reglement of deze praktijk de buitenlandse spelers uitsluit op basis van niet-economisch redenen zoals louter sportieve redenen. Het verdrag is van toepassing in de sportmaterie voor zover het gaat over een economische praktijk in de zin van artikel 2 van het hier boven vermelde verdrag. Dit is het geval voor professionele of semi-professionele sportbeoefenaars zonder dat er een onderscheid moet gemaakt worden naargelang van de beoefende sport. In het basketbal zij de beperkingen van artikel 245 van het organiek reglement van louter sportieve aard en zij hebben zowel de promotie van de nationale ploeg als van die van de sportbeoefening van de jongeren tot doel. Kort Ged. Rb. Brussel 6 februari 1995 Het Europese Handvest voor de sport van de Raad van Europa, zoals aangenomen door de lidstaten van de Gemeenschap, heeft geen directe werking in het positieve Belgische recht. In toepassing van het principe van vrijheid van deelname aan een sportvereniging en het principe van vrijheid van vereniging, moet men de sportverenigingen vrijlaten in het opstellen van hun reglement voorzover dit niet strijdig is met de openbare orde en deze de subjectieve rechten van de leden niet schaadt. Het verbod opleggen aan amateur basketbalploegen om op een tornooi onderdanen met een vreemde nationaliteit op te stellen, zonder goed gedefinieerde voorwaarden, zelfs als deze lid zijn van de Gemeenschappelijke markt is, buiten welbepaalde voorwaarden, niet onwettig en schendt het subjectieve recht van hun leden niet. Om te weten of artikel 7 van de Europese verordening 1612/68 genomen in uitvoering en in het kader van het Verdrag van Rome van 25 maart 1957 van toepassing is op de materie aangaande 10/58

11 de niet-professionele sportbeoefenaar is zeer omstreden. Men mag enkel vasthouden aan het feit dat het klaarblijkelijk zou zijn indien het zo zou zijn. Indien het juist is dat de Europese Commissie gesteld heeft dat de discriminatiezaken op basis van nationaliteit waarvan amateur sportbeoefenaars slachtoffer zijn, effectief de vrijheid van het individu beperken om te verhuizen en in een andere lidstaat te verblijven en dat de sociale voordelen die aan alle onderdanen van de Europese Unie toegekend worden het recht op ontspanning omvatten, dan heeft het Hof van Justitie tot op vandaag haar rechtspraak, volgens dewelke de uitoefening van een sport enkel onder de toepassing van het communautaire recht valt indien het een economische activiteit is in de zin van artikel 2 van het verdrag, nog niet gewijzigd. De sportverenigingen zijn vrij hun reglement op te stellen in zoverre dit niet strijdig is met de openbare orde en de subjectieve rechten van de leden niet geschonden worden. Arbh. Brussel 23 september 1996, Soc.Kron. 1997, 74 Art. 13, a Verord. Raad E.E.G. nr. 1408/71, 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, is eveneens van toepassing op de werknemer die aangeworven werd uitsluitend met het oog op de tewerkstelling op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar zich de inrichting bevindt waarvan hij normaal afhangt, in zoverre de waarschijnlijke duur van zijn tewerkstelling op het grondgebied van die lidstaat geen twaalf maanden overschrijdt, wat het geval is voor een sportmonitor die in België werd aangeworven en die getroffen wordt door een arbeidsongeval in Frankrijk. Het is onwaarschijnlijk dat de betrokkene die van het ene ogenblik op het andere werd aangeworven, welke bestuursverantwoordelijkheid dan ook te dragen had. Zij had slechts een uitvoerende taak, hetgeen nochtans niet uitsluit dat iedere avond beslissingen werden genomen naargelang de vraag naar activiteiten de volgende dag, wat evenwel een eenvoudige verdeling van de taken betrof. Er kan een bezoldiging in natura overeengekomen worden; in welk geval de werkgever de verplichting heeft deze in een geschrift vast te stellen. De kosteloosheid van het verblijf, rekening houdend met de lasten dat zulk een verblijf teweegbrengt, is een bestanddeel van de bezoldiging. 8. Diversen 12 B. De arbeidsongevallen bij sportbeoefenaars 13 Arbrb. Luik (3 e k.), 14 oktober 1991 Het koninklijk besluit van 10 augustus 1987, in werking getreden op 1 juli 1987, is niet van toepassing op een ongeval dat zich heeft voorgedaan op 8 november 1985, reden te over om de wet betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidswetgeving op de beroepsvoetbalspeler van 3 maart 1977 (artikelen 2 en 3) en het forfaitair bedrag waarvan sprake in artikel 2, alinea 1 van de wet van 24 februari betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars toe te passen. 11/58

12 C. De sociale zekerheid van sportbeoefenaars Algemeen 15 Arbrb. Luik (3 e k.), 14 oktober 1991 Het koninklijk besluit van 10 augustus 1987, in werking getreden op 1 juli 1987, is niet van toepassing op een ongeval dat zich heeft voorgedaan op 8 november 1985, reden te over om de wet betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidswetgeving op de beroepsvoetbalspeler van 3 maart 1977 (artikelen 2 en 3) en het forfaitair bedrag waarvan sprake in artikel 2, alinea 1 van de wet van 24 februari betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars toe te passen. Arbrb. Charleroi 18 juni 1996, R.R.D. 1993, 72 De rechtbank stelt dat in elk geval de koning perfect bevoegd was om de sociale zekerheid van sportbeoefenaars te reglementeren krachtens artikel 10 van de wet van 24 februari 1978 betreffende de betaalde sportbeoefenaar, bedoeld in deze wet en krachtens artikel van de wet van 27 juni 1969 betreffende de sportbeoefenaar verbonden met een arbeidscontract, maar niet bedoeld in de wet van 24 februari Het komt toe aan de rechtbank na te gaan of in casu de kenmerken van het arbeidscontract aanwezig zijn in de relaties die in de loop van de betwiste periode de spelers door de Belgische Bond als amateurs gekwalificeerd en de directie van Olympic Charleroi hebben kunnen verenigen. Het komt toe de 2 essentiële criteria te onderzoeken voor het bestaan van een arbeidscontract; deze zijn de ondergeschikte band en de verloning. 2. De kinderbijslag De pensioenregeling Andere bepalingen D. Diversen Kh. Luik (5 e kamer), 15 september 1999, J.L.M.B. 1999, 1063 De overeenkomst met als grond de toewijzing of de onderhandeling van het arbeidspotentieel van een ander - in casu een voetbalspeler middels een bezoldiging ten gunste van de agent de manager - dient nietig te worden verklaard bij toepassing van artikel 1131 B.W. en artikel 2 K.B. 28 november 1995 betreffende de exploitatie van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling. 2 Diversen 20 A. De arbeidsbescherming in het Waalse Gewest 21 12/58

13 13/58

14 II. De niet-professionele sportbeoefenaar 1 De regels van toepassing in de Franse Gemeenschap 24 A. «Le décret organisant le sport en Communauté Française» 25 B. Diversen 26 Kort Ged. Rb. Brussel 25 juni 1993, J.T. 1993, 668 Art. 1676, par. 2 Ger. W. bepaalt dat buiten de publiekrechtelijke rechtspersoon ieder die bekwaam of bevoegd is om een dading aan te gaan, een overeenkomst tot arbitrage kan sluiten. Een dading is in hoofde van de ouders van minderjarige kinderen, in hun hoedanigheid van de wettelijke beheerders van deze kinderen, slechts toegelaten met de toestemming van het gerecht. Het principe volgens hetwelk de geschillen die ontstaan onder de leden van een vereniging die ontspanning tot doel heeft, moeten worden opgelost binnen de vereniging zelf, belet niet dat de rechter in kort geding, recht sprekend in het kader van art. 584 Ger. W., zijn jurisdictionele bevoegdheid kan uitoefenen en kan oordelen over de reglementen die in de sportverenigingen van kracht zijn met betrekking tot de aansluiting en de transfer van spelers. Zijn tussenkomst is des te noodzakelijker wanneer de fundamentele rechten worden geschonden of wanneer het erop aankomt de jonge spelers te beschermen tegen het feitelijke monopolie dat de sportverenigingen genieten. Het retentierecht ten aanzien van jonge amateurspelers is strijdig met de eerbiediging van de individuele vrijheid en valt buiten het kader van de regeling van deze vrijheid ten einde het voortbestaan van een ploeg gedurende één seizoen te verzekeren. Aan kinderen aan wie een vrije transfer van een voetbalclub naar een andere wordt geweigerd, wordt een ernstig nadeel toegebracht doordat zij in de feitelijke onmogelijkheid verkeren hun opleiding voort te zetten en in de wedstrijden te worden opgesteld onder de door de sportvereniging vastgesteld voorwaarden. Gent 20 januari 1994, R.W. 1994(95), 332 Ingevolge het decreet van 25 februari 1975 (art. 8) is nietig het beding dat de vrije overgang van een voetballer, niet-betaalde sportbeoefenaar, naar een andere voetbalclub afhankelijk maakt van de betaling door hem van een vergoeding van fr. aan de club die hij verlaat. Derhalve zijn de laatstbedoelde club en de K.B.V.B. verplicht om, ten behoeve van de betrokken speler op straffe van een dwangsom, al het nodige te doen om een vrije en geldige overgang naar een nieuwe club mogelijk te maken. Rb. Namen, 28 januari 1994, J. dr. Jeun. 1994, afl. 138, 31 De vrijheid van vereniging impliceert niet alleen dat iemand vrij kan toetreden tot een groep, maar ook dat hij het recht heeft zich uit deze vereniging terug te trekken. Wanneer de Belgische Basketbalbond de definitieve transfer van een speler beneden de 16 jaar bij reglement verbiedt en voor de transfer van een speler ouder dan 16 jaar een vergoeding vraagt van meer dan F, schendt hij het principe van de vrijheid van vereniging. 14/58

15 Niettemin moet een vergoeding voor de investeringen van de club zowel in inspanningen als in installaties niet systematisch worden uitgesloten. Een vergoeding is meer bepaald verantwoord wanneer de transfer van een amateurspeler naar een categorie van beroeps- of nietberoepsspelers toelaat inkomsten te halen uit de beoefening van zijn sport. Kort Ged. Rb. Brussel 6 maart 1997 De rechter en bijgevolg de kortgeding rechter wanneer de voorwaarden voor zijn tussenkomst voldaan zijn, zijn bevoegd de legaliteit van het reglement van een sportbond te controleren. De inspanningen van de Belgische bond van atletiek om de vorming van jongeren te stimuleren of minstens aan te moedigen blijken op het eerste zicht in overeenstemming te zijn met de legaliteit. Er kan geen twijfel bestaan omtrent het feit dat belangrijke of professionele basketbal clubs baat hebben bij een goede algemene vorming van jonge spelers. Deze goede algemene vorming verhoogt niet alleen hun recruteringsveld maar verbetert ook indirect de kwaliteit van het spel. Prima facie, verzet niks zich tegen het feit dat de rijkste clubs, die zich in de hoogste divisies bevinden en die opgeleide spelers gebruiken, die meestal buiten hun club opgeleid zijn, op een meer consequente wijze bijdragen aan het spijzen van een Fonds, bestemd voor de opleiding van jongeren met als bedoeling de bijeengebrachte gelden te verdelen op de meest evenwichtige en correcte manier. Het is helemaal niet onredelijk de bijdrage van elke club aan het Fonds te koppelen aan het aantal in dienst zijnde spelers die niet afkomstig zijn van hun eigen jeugdploegen. De vraag om te weten of het reglement van de basketbalbond, tot vaststelling van de regels betreffende het lidmaatschap van spelers, de opleiding en de financiering van deze opleiding, als ook het algemeen functioneren van de bond in strijd is met het beginsel van de vrijheid van de sportbeoefenaar, zoals bepaald in artikel 3, alinea 1 en 2 van het Vlaams Decreet van 24 juli 1996 zou een grondig onderzoek van alle in casu toepasselijke rechtsregels nodig hebben. In dit reglement is er geen blijk van een manifeste onwettelijkheid die de tussenkomst van de kortgeding rechter zou rechtvaardigen. Het idee dat een club of een speler moeten beschikken over een ongebreidelde vrijheid om eender wie aan te trekken en lid te maken of om zich aan eender welke club te binden lijkt niet aan de basis te liggen van het hierboven genoemde decreet. Kort Ged. Rb. Brussel 23 december 1997 De bepalingen gesteld in artikel 3 van het decreet van 24 juli 1996 van de Vlaamse Gemeenschap tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar en artikel IV, 4, 6 van het reglement van de koninklijke voetbalbond, betreffende de opzegging van contracten, de inschrijving en het lidmaatschap van spelers, vinden toepassing op de sportbeoefenaar die op het moment van de inwerkingtreding van het contract dat hij getekend heeft en voor zijn opzegging geen professionele sportbeoefenaar was. Het algemeen secretariaat van de bond lijkt niet bevoegd te zijn om beslissingen te nemen inzake annulatie of validatie van een inschrijving of lidmaatschap bij een club. Voor zover beslist is bij een arbitrale beslissing waar geen annulatieberoep is tegen ingesteld, dat de speler een betaalde sportman was en dat hij niet meer met een contract aan de club verbonden was op het einde van het seizoen, laat artikel 8 van de wet van 24 februari toe een akkoord te sluiten met een andere club et daar te spelen gedurende heel het nieuwe seizoen zonder dat er rekening moet gehouden worden met formaliteiten, termijnen en andere bepalingen door de bond opgeroepen om zich hier tegen te verzetten. Kort Ged. Rb. Brugge, 15 januari 1998, TWVR, 1998, /58

16 Eénmaal dat is uitgemaakt dat een sporter meer verdient op jaarbasis dan de jaarlijkse vastgelegde limiet en hij sport uitoefent in ondergeschikt verband, moet hij zonder meer beschouwd worden als een betaalde sportbeoefenaar in de zin van de Arbeidsovereenkomstenwet Betaalde Sportbeoefenaars, en is hij met de club verbonden door een arbeidsovereenkomst voor bedienden in de zin van de Arbeidsovereenkomstwet. Cass., RG C N, 23 maart 2001, PAS, 2001, afl. 3 Het verbod enige vergoeding te betalen, onder welke vorm of benaming ook, bij regelmatige beëindiging van de overeenkomst van een niet-professionele sportbeoefenaar met een sportvereniging, naar aanleiding of gekoppeld aan zijn overgang naar een andere, is slechts van toepassing in geval van zodanige beëindiging door hemzelf en nà 21 december 1996 (Art. 3 Decreet Vlaams Parlement van 24 juli 1996). 2 De regels van toepassing in de Vlaamse Gemeenschap 27 A. Het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar 28 Kort Ged. Rb. Brussel 23 december 1997 De bepalingen gesteld in artikel 3 van het decreet van 24 juli 1996 van de Vlaamse Gemeenschap tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar en artikel IV, 4, 6 van het reglement van de koninklijke voetbalbond, betreffende de opzegging van contracten, de inschrijving en het lidmaatschap van spelers, vinden toepassing op de sportbeoefenaar die op het moment van de inwerkingtreding van het contract dat hij getekend heeft en voor zijn opzegging geen professionele sportbeoefenaar was. Het algemeen secretariaat van de bond lijkt niet bevoegd te zijn om beslissingen te nemen inzake annulatie of validatie van een inschrijving of lidmaatschap bij een club. Voor zover beslist is bij een arbitrale beslissing waar geen annulatieberoep is tegen ingesteld, dat de speler een betaalde sportman was en dat hij niet meer met een contract aan de club verbonden was op het einde van het seizoen, laat artikel 8 van de wet van 24 februari toe een akkoord te sluiten met een andere club en daar te spelen gedurende heel het nieuwe seizoen zonder dat er rekening moet gehouden worden met formaliteiten, termijnen en andere bepalingen door de bond opgeroepen om zich hier tegen te verzetten. Abritragehof 11 februari 1998, B.S (02) 36, P Beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, ingesteld door de vzw Koninklijke Belgische Voetbalbond en de vzw Koninklijke Sportclub Tongeren. Het Hof vernietigt artikel 3, alinéa 1, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, in zoverre het betrekking heeft op niet-professionele sportbeoefenaars die met hun sportvereniging verbonden 16/58

17 zijn door een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd die vervalt op een latere datum dan de einddatum van de overeenkomst van lidmaatschap; verwerpt het beroep voor het overige. Kort Ged. Rb. Brussel, 26 maart 1998 De bewoordingen de opgezegde sportvereniging, gebruikt in artikel 3, alinea 1 en 2 van het Vlaams decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van de niet-professionele sportbeoefenaar, beogen de sportvereniging ten aanzien van dewelke de sporter zijn verplichtingen heeft. Wanneer een speler uitgeleend wordt door de sportvereniging waarvan hij lid is, aan een andere sportvereniging voor 1 enkel seizoen, dan keert de speler op het einde van dit seizoen automatisch terug naar zijn oorspronkelijke club. Het is aan deze laatste club dat hij zijn opzeggingsbrief moet richten om zijn vrijheid te bekomen en niet aan de club aan dewelke hij is uitgeleend. Kort Ged. Rb. Brussel, 11 maart 1999 Het feit dat een sporter vrij gekozen heeft om een welbepaalde sport professioneel of amateuristisch te beoefenen en zich hiervoor heeft lidgemaakt bij een sportvereniging impliceert dat hij de reglementen van deze vereniging heeft aanvaard, in zoverre deze echter niet tegenstrijdig zijn aan hogere rechtsnormen. Door de beperking in de tijd van de transfers worden de vrijheid van vereniging en het recht van arbeid niet geschonden. Arbitragehof nr. 53/99, 26 mei 1999, A.A. 1999, 603; B.S. 8 september 1999, en T.B.P (verkort), 314, noot De vrijheid van vereniging, zoals die is gewaarborgd door art. 27 G.W. en door art. 11 E.V.R.M., staat eraan in de weg dat aan de sportbeoefenaar, hetzij onder arbeidsovereenkomst dan wel als zelfstandige, onevenredige verplichtingen worden opgelegd als hij zijn lidmaatschapsovereenkomst met een sportvereniging wenst te beëindigen. Het enkele feit dat, door het invoeren van een vrijheidsregeling, dat recht vooralsnog enkel voor een bepaalde categorie van sportbeoefenaars is geregeld, is niet voldoende om het discriminerend karakter ervan aan te tonen. Wanneer de decreetgever voor bepaalde categorieën van sportbeoefenaars maatregelen neemt tot versterking van de vrijheid van vereniging, dan zou het discriminerend achten van een dergelijk handelen erop neerkomen dat het gelijkheidsbeginsel wordt aangewend als een middel van verzet tegen elke verandering, zij het een vooruitgang die slechts in fasen zou gebeuren. De prejudiciële vraag betreft de bestaanbaarheid van Decr. Ned. Cult. R. 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar en het Decr. Vl. Parl. 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar met de art. 10 en 11 G.W., in zoverre die decreten de sportbeoefenaars verschillend behandelen naargelang zij meer of minder dan een bepaald jaarloon ontvangen en naargelang zij al dan niet zelfstandige zijn. Het Decr. Ned. Cult. R. 25 februari 1975 en het Decr. Vl. Parl. 24 juli 1996 hebben als doel aan de niet-betaalde, respectievelijk de niet-professionele sportbeoefenaars een statuut te geven met waarborgen inzake de vrijheid en de rechtszekerheid van de sportbeoefenaars, beperkt tot de fundamentele rechten en plichten. Daartoe regelen de decreten het recht van de sportbeoefenaar om de lidmaatschapsovereenkomst met een sportvereniging te beëindigen. 17/58

18 Enerzijds, beperken zij de uitoefening van dat recht tot bepaalde periodes om het normale verloop van de sportcompetities niet te storen. Anderzijds, creëren zij waarborgen voor de behoorlijke uitoefening van dat recht door het opleggen van zwaardere verplichtingen of de betaling van elke vorm van vergoeding bij het beëindigen van het lidmaatschap te verbieden. Uit de vaststelling van het toepassingsgebied van de decreten volgt een verschil in behandeling van sportbeoefenaars. Het Decr. Ned. Cult. R. 25 februari 1975 is niet van toepassing op de sportbeoefenaars die een loon ontvangen; het Decr. Vl. Parl. 24 juli 1996 is niet van toepassing op de sportbeoefenaars die een jaarloon van meer dan frank (in 1997) ontvangen. Prejudiciële vragen betreffende het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar en het decreet van de Nederlandse Cultuurgemeenschap van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Het Hof zegt voor recht : - Het decreet van de Nederlandse Cultuurgemeenschap van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar en het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar schenden noch de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die decreten de sportbeoefenaars verschillend behandelen naargelang zij meer of minder dan een bepaald jaarloon ontvangen en naargelang zij al dan niet zelfstandige zijn, noch het bevoegdheidsvoorbehoud omtrent de economische unie en de monetaire eenheid, vervat in artikel 6, 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in zoverre die decreten de deelnemers aan een nationale sportactiviteit verschillend behandelen. - Voor het overige behoeven de prejudiciële vragen geen antwoord. Rb. Brugge (1 e k.), 28 juni 1999, R.W., , Afl. 40, 1508 Art. 3, 2 Decreet Vlaams Parlement, 24 juli 1996, tot vaststelling van het statuut van een nietprofessionele sportbeoefenaar, bepaalt dat het verboden is enige vergoeding te betalen bij de regelmatige beëindiging van een overeenkomst tussen een niet-professionele sportbeoefenaar en zijn sportvereniging, naar aanleiding van de overgang van de niet-professionele sportbeoefenaar naar een andere vereniging. Deze bepaling belangt de Openbare Orde aan, omdat ze betrekking heeft op de economische en morele orde waarop de maatschappij rust. Cass., RG C N, 23 maart 2001, PAS, 2001, afl. 3 Het verbod enige vergoeding te betalen, onder welke vorm of benaming ook, bij regelmatige beëindiging van de overeenkomst van een niet-professionele sportbeoefenaar met een sportvereniging, naar aanleiding of gekoppeld aan zijn overgang naar een andere, is slechts van toepassing in geval van zodanige beëindiging door hemzelf en nà 21 december 1996 (Art. 3 Decreet Vlaams Parlement van 24 juli 1996). B. De overeenkomsten tussen de niet-professionele sportbeoefenaar en de sportverenigingen /58

19 Rb. Turnhout (3 e k.), 29 april 1993, R.W. 1993(94), 783 Aangezien, krachtens het decreet van 25 februari 1975, de aansluiting van een minderjarige nietbetaalde sportbeoefenaar bij een sportvereniging, die door zijn wettelijke vertegenwoordiger niet medeondertekend is, nietig is, mag in een dergelijk geval de vrijheid van een niet-betaalde minderjarige voetballer om zich zonder transfervergoeding aan te sluiten bij enige voetbalclub niet worden gehinderd door de K.B.V.B. of door de club waarbij hij tot dan toe heeft gevoetbald. Kort Ged. Rb. Brussel 25 juni 1993, J.T. 1993, 668 Art. 1676, par. 2 Ger. W. bepaalt dat buiten de publiekrechtelijke rechtspersoon ieder die bekwaam of bevoegd is om een dading aan te gaan, een overeenkomst tot arbitrage kan sluiten. Een dading is in hoofde van de ouders van minderjarige kinderen, in hun hoedanigheid van de wettelijke beheerders van deze kinderen, slechts toegelaten met de toestemming van het gerecht. Het principe volgens hetwelk de geschillen die ontstaan onder de leden van een vereniging die ontspanning tot doel heeft, moeten worden opgelost binnen de vereniging zelf, belet niet dat de rechter in kort geding, recht sprekend in het kader van art. 584 Ger. W., zijn jurisdictionele bevoegdheid kan uitoefenen en kan oordelen over de reglementen die in de sportverenigingen van kracht zijn met betrekking tot de aansluiting en de transfer van spelers. Zijn tussenkomst is des te noodzakelijker wanneer de fundamentele rechten worden geschonden of wanneer het erop aankomt de jonge spelers te beschermen tegen het feitelijke monopolie dat de sportverenigingen genieten. Het retentierecht ten aanzien van jonge amateurspelers is strijdig met de eerbiediging van de individuele vrijheid en valt buiten het kader van de regeling van deze vrijheid ten einde het voortbestaan van een ploeg gedurende één seizoen te verzekeren. Aan kinderen aan wie een vrije transfer van een voetbalclub naar een andere wordt geweigerd, wordt een ernstig nadeel toegebracht doordat zij in de feitelijke onmogelijkheid verkeren hun opleiding voort te zetten en in de wedstrijden te worden opgesteld onder de door de sportvereniging vastgesteld voorwaarden. Gent 20 januari 1994, R.W. 1994(95), 332 Ingevolge het decreet van 25 februari 1975 (art. 8) is nietig het beding dat de vrije overgang van een voetballer, niet-betaalde sportbeoefenaar, naar een andere voetbalclub afhankelijk maakt van de betaling door hem van een vergoeding van fr. aan de club die hij verlaat. Derhalve zijn de laatstbedoelde club en de K.B.V.B. verplicht om, ten behoeve van de betrokken speler op straffe van een dwangsom, al het nodige te doen om een vrije en geldige overgang naar een nieuwe club mogelijk te maken. Rb. Namen, 28 januari 1994, J. dr. Jeun. 1994, afl. 138, 31 De vrijheid van vereniging impliceert niet alleen dat iemand vrij kan toetreden tot een groep, maar ook dat hij het recht heeft zich uit deze vereniging terug te trekken. Wanneer de Belgische Basketbalbond de definitieve transfer van een speler beneden de 16 jaar bij reglement verbiedt en voor de transfer van een speler ouder dan 16 jaar een vergoeding vraagt van meer dan F, schendt hij het principe van de vrijheid van vereniging. Niettemin moet een vergoeding voor de investeringen van de club zowel in inspanningen als in installaties niet systematisch worden uitgesloten. Een vergoeding is meer bepaald verantwoord 19/58

20 wanneer de transfer van een amateurspeler naar een categorie van beroeps- of nietberoepsspelers toelaat inkomsten te halen uit de beoefening van zijn sport. Kort Ged. Rb. Brussel 6 maart 1997 De rechter en bijgevolg de kortgeding rechter wanneer de voorwaarden voor zijn tussenkomst voldaan zijn, zijn bevoegd de legaliteit van het reglement van een sportbond te controleren. De inspanningen van de Belgische bond van atletiek om de vorming van jongeren te stimuleren of minstens aan te moedigen blijken op het eerste zicht in overeenstemming te zijn met de legaliteit. Er kan geen twijfel bestaan omtrent het feit dat belangrijke of professionele basketbal clubs baat hebben bij een goede algemene vorming van jonge spelers. Deze goede algemene vorming verhoogt niet alleen hun recruteringsveld maar verbetert ook indirect de kwaliteit van het spel. Prima facie, verzet niks zich tegen het feit dat de rijkste clubs, die zich in de hoogste divisies bevinden en die opgeleide spelers gebruiken, die meestal buiten hun club opgeleid zijn, op een meer consequente wijze bijdragen aan het spijzen van een Fonds, bestemd voor de opleiding van jongeren met als bedoeling de bijeengebrachte gelden te verdelen op de meest evenwichtige en correcte manier. Het is helemaal niet onredelijk de bijdrage van elke club aan het Fonds te koppelen aan het aantal in dienst zijnde spelers die niet afkomstig zijn van hun eigen jeugdploegen. De vraag om te weten of het reglement van de basketbalbond, tot vaststelling van de regels betreffende het lidmaatschap van spelers, de opleiding en de financiering van deze opleiding, als ook het algemeen functioneren van de bond in strijd is met het beginsel van de vrijheid van de sportbeoefenaar, zoals bepaald in artikel 3, alinea 1 en 2 van het Vlaams Decreet van 24 juli 1996 zou een grondig onderzoek van alle in casu toepasselijke rechtsregels nodig hebben. In dit reglement is er geen blijk van een manifeste onwettelijkheid die de tussenkomst van de kortgeding rechter zou rechtvaardigen. Het idee dat een club of een speler moeten beschikken over een ongebreidelde vrijheid om eender wie aan te trekken en lid te maken of om zich aan eender welke club te binden lijkt niet aan de basis te liggen van het hierboven genoemde decreet. Kortgeding Rb. Brugge, 15 januari 1998, TWVR, 1998, 178 Eénmaal dat is uitgemaakt dat een sporter meer verdient op jaarbasis dan de jaarlijkse vastgelegde limiet en hij sport uitoefent in ondergeschikt verband, moet hij zonder meer beschouwd worden als een betaalde sportbeoefenaar in de zin van de Arbeidsovereenkomstenwet Betaalde Sportbeoefenaars, en is hij met de club verbonden door een arbeidsovereenkomst voor bedienden in de zin van de Arbeidsovereenkomstwet. Kort Ged. Rb. Brussel, 11 maart 1999 Het feit dat een sporter vrij gekozen heeft om een welbepaalde sport professioneel of amateuristisch te beoefenen en zich hiervoor heeft lidgemaakt bij een sportvereniging impliceert dat hij de reglementen van deze vereniging heeft aanvaard, in zoverre deze echter niet tegenstrijdig zijn aan hogere rechtsnormen. Door de beperking in de tijd van de transfers worden de vrijheid van vereniging en het recht van arbeid niet geschonden. Cass., RG C N, 23 maart 2001, PAS, 2001, afl. 3 20/58

Rechtspraak Transfers. Kort Ged. Luik 9 november 1990, Rev. dr. Étr. 1991, afl.64, 43; J.L.M.B. 1990, 1442

Rechtspraak Transfers. Kort Ged. Luik 9 november 1990, Rev. dr. Étr. 1991, afl.64, 43; J.L.M.B. 1990, 1442 Rechtspraak Transfers Kort Ged. Luik 9 november 1990, Rev. dr. Étr. 1991, afl.64, 43; J.L.M.B. 1990, 1442 Aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wordt een prejudiciële vraag gesteld aangaande

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

sportbeoefenaar.(b.s. 12 september 1996). 1 Deels vernietigd bij Arbitragehof nr. 11/98, 11 februari 1998 (B.S. 21.II.1998)

sportbeoefenaar.(b.s. 12 september 1996). 1 Deels vernietigd bij Arbitragehof nr. 11/98, 11 februari 1998 (B.S. 21.II.1998) Decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de nietprofessionele sportbeoefenaar.(b.s. 12 september 1996). 1 Deels vernietigd bij Arbitragehof nr. 11/98, 11 februari 1998 (B.S. 21.II.1998)

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

Rolnummer 5726. Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T

Rolnummer 5726. Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T Rolnummer 5726 Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd

Nadere informatie

Rolnummer 5633. Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

Rolnummer 5633. Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T Rolnummer 5633 Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 «houdende invoering van een sociale

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck

Voorstel van decreet. van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck stuk ingediend op 2198 (2013-2014) Nr. 1 3 oktober 2013 (2013-2014) Voorstel van decreet van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck houdende wijziging van

Nadere informatie

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 Relevante feiten Als kaderlid van M heeft eerste eiser in 1993 aandelenopties verkregen op aandelen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. B. N. O. WALRAVE, L. J. N. KOCH TEGEN ASSOCIATION UNION CYCLISTE INTERNATIONALE, KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE WIELREN UNIE EN FEDERATION ESPANOLA CICLISMO. (VERZOEK

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. Rolnummer 2540 Arrest nr. 17/2003 van 28 januari 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. Het

Nadere informatie

Het statuut van de sportbeoefenaar, een round-up

Het statuut van de sportbeoefenaar, een round-up Het statuut van de sportbeoefenaar, een round-up Sport is een vaste waarde geworden in onze maatschappij. Steeds meer mensen nemen deel aan het sportgebeuren, hetzij als hoofdactiviteit, hetzij als hobby.

Nadere informatie

Rolnummer 5855. Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T

Rolnummer 5855. Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T Rolnummer 5855 Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13, tweede lid, van de wet van 3 juli 1967 betreffende preventie van of de schadevergoeding

Nadere informatie

Hoofdstuk V. Het Grondwettelijk Hof, de voorkoming en de regeling van conflicten. 1. Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof

Hoofdstuk V. Het Grondwettelijk Hof, de voorkoming en de regeling van conflicten. 1. Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof ALGEMENE INHOUD 1 Algemene inhoud Register Deel I. GRONDWET Titel III. De machten Hoofdstuk V. Het Grondwettelijk Hof, de voorkoming en de regeling van conflicten 141 143 Hoofdstuk VI. De rechterlijke

Nadere informatie

Rechten en plichten van onze spelers. Philip Somers, Advocaat Markgravenstraat 49, 2200 Herentals Tel.014/21 30 53 Email : info@philipsomers.

Rechten en plichten van onze spelers. Philip Somers, Advocaat Markgravenstraat 49, 2200 Herentals Tel.014/21 30 53 Email : info@philipsomers. Rechten en plichten van onze spelers Philip Somers, Advocaat Markgravenstraat 49, 2200 Herentals Tel.014/21 30 53 LIERSE Aansluitingsdocument = lidmaatschap van K.Lierse.S.K. = de club van toewijzing Gevolg

Nadere informatie

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST 1) Omschrijving van de arbeidsovereenkomst Artikel 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

Nadere informatie

Rolnummer 5087. Arrest nr. 156/2011 van 13 oktober 2011 A R R E S T

Rolnummer 5087. Arrest nr. 156/2011 van 13 oktober 2011 A R R E S T Rolnummer 5087 Arrest nr. 156/2011 van 13 oktober 2011 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 67, 81 en 82 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gesteld

Nadere informatie

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994 Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994 24 MEI 1994. - Wet tot oprichting van een wachtregister voor vreemdelingen die zich vluchteling verklaren of die vragen om als vluchteling te worden erkend. ALBERT ll,

Nadere informatie

Beroepsgeheim, deontologie en antiwitwas

Beroepsgeheim, deontologie en antiwitwas 1. Magistraten, Revisoren en Advocaten: drie beroepen met zware vereisten van morele orde die hun oorsprong vinden In de deontologische regels sensu stricto In de beroepsregels In de disciplinaire bepalingen

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Zaak C-415/93. VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a.

Zaak C-415/93. VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a. Zaak C-415/93 VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a. (verzoek van het Hof van beroep te Luik om een prejudiciële beslissing) Vrij verkeer van werknemers Mededingingsregels

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

BIJLAGE 5. REGLEMENT VOETBALBOND

BIJLAGE 5. REGLEMENT VOETBALBOND BIJLAGE 5. REGLEMENT VOETBALBOND ARTIKEL III/17 BESLECHTING VAN GESCHILLEN 1. Principe De clubs gaan de verbintenis aan elk geschil betreffende hun rechten die voor arbitrage vatbaar zijn overeenkomstig

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, 09-07-1948 (vertaling: nl) Verdrag No. 87 betreffende de vrijheid tot

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.891 ------------------------------ Zitting van woensdag 12 februari 2014 --------------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.891 ------------------------------ Zitting van woensdag 12 februari 2014 -------------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.891 ------------------------------ Zitting van woensdag 12 februari 2014 -------------------------------------------------- Harmonisering van het statuut arbeider/bediende Motivering

Nadere informatie

Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars (B.S. 9.III.1978) (gecoördineerd tot 3 juni 2007)

Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars (B.S. 9.III.1978) (gecoördineerd tot 3 juni 2007) Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars (B.S. 9.III.1978) (gecoördineerd tot 3 juni 2007) Gewijzigd bij: Wet van 15 mei 2007 tot verbetering van het sociaal

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Rolnummer 2268 Arrest nr. 29/2002 van 30 januari 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Gent. Rolnummer 2926 Arrest nr. 186/2004 van 16 november 2004 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Gent. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 FEBRUARI 2014 S.12.0077.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.12.0077.F MASQUELIER nv, Mr. Michèle Grégoire, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen G.M., Mr. François T Kint, advocaat bij het

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 24 augustus 2000;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 24 augustus 2000; TC/00/27 BERAADSLAGING NR. 00/78 VAN 3 OKTOBER 2000 BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN SOCIALE GEGEVENS VAN PERSOONLIJKE AARD DOOR DE KRUISPUNTBANK EN DE SOCIALEZEKERHEIDSINSTELLINGEN AAN BUITEN- LANDSE AUTORITEITEN

Nadere informatie

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006. (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006. (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006 (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels Aangevuld, gewijzigd of aangepast door: - de wet van 21 december 2007 houdende diverse bepalingen (I) (B.S. 31 december

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 JUNI 2005 S.04.0109.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.04.0109.N.- B. J., eiser, vertegenwoordigd door Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel,

Nadere informatie

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Samenvatting C-408/14-1 Zaak C-408/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

II. Verloop van de rechtspleging

II. Verloop van de rechtspleging RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK XIVe KAMER A R R E S T nr. 244.249 van 23 april 2019 in de zaak A. 221.219/XIV-37.287 In zake: de NV LEUNENS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Valerie

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T Rolnummer 2881 Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1, eerste lid, a), van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen

Nadere informatie

MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport!

MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport! MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport! Het debat: Recent werd de hervorming van de Koninklijke Belgische Voetbalbond, hierna afgekort KBVB, doorgevoerd waarbij

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2007 S.07.0003.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.07.0003.F A. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN LUIK.

Nadere informatie

REGLEMENT BETREFFENDE DE SAMENWERKING MET TUSSENPERSONEN

REGLEMENT BETREFFENDE DE SAMENWERKING MET TUSSENPERSONEN REGLEMENT BETREFFENDE DE SAMENWERKING MET TUSSENPERSONEN Interpretatie Deze reglementering werd opgesteld om te voldoen aan de FIFA Regulations on Working with Intermediaries FIFA Reglementering ) en geldt

Nadere informatie

Rolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T Rolnummer 4790 Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 73 van de programmawet (I) van 27 december 2006, gesteld door de Vrederechter van het

Nadere informatie

Rolnummer 2652. Arrest nr. 86/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Rolnummer 2652. Arrest nr. 86/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T Rolnummer 2652 Arrest nr. 86/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 4, 1, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 OKTOBER 2006 C.05.0394.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0394.N V.M.G., eiser, vertegenwoordigd door mr. Guy Popelier, advocaat bij de balie te Brussel, kantoor houdende te 1040 Brussel,

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT ------------------------ Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie. Rolnummer 2287 Arrest nr. 163/2001 van 19 december 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002 Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002 Omzendbrief betreffende de aanvraag tot verblijf of vestiging in het Koninkrijk, ingediend op basis van artikel 40 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 39 VAN 13 DECEMBER 1983 BETREFFENDE DE VOORLICHTING EN HET OVERLEG INZAKE DE

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 39 VAN 13 DECEMBER 1983 BETREFFENDE DE VOORLICHTING EN HET OVERLEG INZAKE DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 39 VAN 13 DECEMBER 1983 BETREFFENDE DE VOORLICHTING EN HET OVERLEG INZAKE DE SOCIALE GEVOLGEN VAN DE INVOERING VAN NIEUWE TECHNOLOGIEEN ------------------ Gelet op de

Nadere informatie

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk? De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk? De zaak Plessers (C-509/17) We work for people, not clients Duurzaam samenwerken Excellent juridisch

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht)

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht) ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht) Steeds meer worden we in de rechtspraktijk geconfronteerd met internationale echtscheidingen op basis van de volgende elementen:

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

MAATSCHAPPIJ VOOR INTERCOMMUNAAL VERVOER TE BRUSSEL

MAATSCHAPPIJ VOOR INTERCOMMUNAAL VERVOER TE BRUSSEL MAATSCHAPPIJ VOOR INTERCOMMUNAAL VERVOER TE BRUSSEL M.I.V.B. Speciale Studiedienst Koningsstraat 76 1000 BRUSSEL 1 Bijzonder Bestek nr. MIVB/SSD/1400 RAAMOVEREENKOMST VOOR VERSTERKING VAN PERRONNEUZEN

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/03/2014

Datum van inontvangstneming : 13/03/2014 Datum van inontvangstneming : 13/03/2014 Vertaling C-65/14-1 Zaak C-65/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 februari 2014 Verwijzende rechter: Arbeidsrechtbank te Nijvel (België)

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Jaarlijkse vakantie - Vakantiegeld - Bedienden - Veranderlijk loon - Enkel en dubbel vakantiegeld - Berekening - Art. 39, K.B. 30 maart 1967 Datum 15 januari 1996 Copyright

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 25 VAN 15 OKTOBER 1975 BETREFFENDE DE GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 25 VAN 15 OKTOBER 1975 BETREFFENDE DE GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 25 VAN 15 OKTOBER 1975 BETREFFENDE DE GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS ------------------------- Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende

Nadere informatie

Verdrag nr. 181 betreffende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling (B.S., 28 oktober 2004)

Verdrag nr. 181 betreffende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling (B.S., 28 oktober 2004) 19-06-1997 Verdrag nr. 181 betreffende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling (B.S., 28 oktober 2004) Bekrachtiging, verbindend verklaring: Goedgekeurd bij art. 2 Decr. Vl. Parl. 17 juli 2000 (B.S.,

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, l EGIRichtiijn 681360 c1 4-3 C14-3 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der Lid-Staten en van hun familie binnen de Gemeenschap [68/360/EEG)

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

RECHT OP DE AFBEELDING EN DE SPORTBEOEFENAAR. Het recht dat eenieder heeft op zijn afbeelding is een fundamenteel recht.

RECHT OP DE AFBEELDING EN DE SPORTBEOEFENAAR. Het recht dat eenieder heeft op zijn afbeelding is een fundamenteel recht. (recht op afbeelding rtf_00114631) 22/08686 RECHT OP DE AFBEELDING EN DE SPORTBEOEFENAAR Het recht dat eenieder heeft op zijn afbeelding is een fundamenteel recht. Nochtans beschermt geen enkele bijzondere

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

Hockeyclub La Gantoise, afdeling van de vzw ARA La Gantoise, met zetel te 9050 Gentbrugge, KBOnr. 0949.181.871 (hockey@gantoise.

Hockeyclub La Gantoise, afdeling van de vzw ARA La Gantoise, met zetel te 9050 Gentbrugge, KBOnr. 0949.181.871 (hockey@gantoise. Arbitrale Beslissing van 12 januari 2015 In zake: Hockeyclub La Gantoise, afdeling van de vzw ARA La Gantoise, met zetel te 9050 Gentbrugge, KBOnr. 0949.181.871 (hockey@gantoise.be), bijgestaan door meester

Nadere informatie

Rolnummer 2847. Arrest nr. 57/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T

Rolnummer 2847. Arrest nr. 57/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T Rolnummer 2847 Arrest nr. 57/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 394 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vóór de wijziging ervan bij de

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT ------------------------

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT ------------------------ COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT ------------------------ Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 FEBRUARI 2015 P.13.0908.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0908.N J W S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Kurt Mollekens, advocaat bij de balie te Mechelen, tegen I M (roepnaam D),

Nadere informatie

Rolnummer 4880. Arrest nr. 34/2011 van 10 maart 2011 A R R E S T

Rolnummer 4880. Arrest nr. 34/2011 van 10 maart 2011 A R R E S T Rolnummer 4880 Arrest nr. 34/2011 van 10 maart 2011 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij

Nadere informatie

Rolnummer 3630. Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

Rolnummer 3630. Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T Rolnummer 3630 Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 320, 4, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 NOVEMBER 2013 C.12.0405.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0405.F C. B., Mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. X. D. en, 2. V. B, Mr. Michèle Gregoire, advocaat

Nadere informatie

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin Page 1 of 6 J U S T E L - Geconsolideerde wetgeving Einde Eerste woord Laatste woord Aanhef Inhoudstafel Einde Franstalige versie belgiëlex. be - Kruispuntbank Wetgeving ELI - Navigatie systeem via een

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Stedebouw en ruimteiqke ordenino

Stedebouw en ruimteiqke ordenino Stedebouw en ruimteiqke ordenino ENKELE AANTEKENINGEN BIJ DE BEVOEGDHEID VAN DE VOORZITTER IN KORTGEDING EN ARTIKEL 68 VAN DE WET OP DE STEDEBOUW EN DE RUIMTELIJKE ORDENING door [;)enis EVERAERT 1. Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 APRIL 2019 S.15.0096.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.15.0096.N VRIJE BASISSCHOLEN ZEDELGEM vzw, met zetel te 8210 Zedelgem, Groenestraat 29, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Willy van

Nadere informatie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen

Nadere informatie

BIJLAGE. Nieuwe regeling opzeggingstermijnen voor werknemers vanaf 2014

BIJLAGE. Nieuwe regeling opzeggingstermijnen voor werknemers vanaf 2014 BIJLAGE. Nieuwe regeling opzeggingstermijnen voor werknemers vanaf 2014 Algemeen Er is een nieuwe regeling ter bepaling van de opzeggingstermijnen uitgewerkt die in werking treedt op 1 januari 2014. De

Nadere informatie

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Publicatieblad Nr. L 225 van 12/08/1998 blz. 0016-0021 DE RAAD VAN

Nadere informatie

Rolnummer 4255. Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T

Rolnummer 4255. Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T Rolnummer 4255 Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals vervangen bij artikel 29 van de wet

Nadere informatie

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/3/10 ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/3 ------------------------- Inzake : COTRABEL BVBA tegen LAUTE DIRK Procestaal : Nederlands En cause : ARRET

Nadere informatie

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED 1/6 Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2014, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het Glasbedrijf, betreffende de arbeids en loonvoorwaarden in 2013 en 2014 Artikel 1. TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

Nadere informatie

Rolnummer 3739. Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T

Rolnummer 3739. Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T Rolnummer 3739 Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 413bis tot 413octies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij

Nadere informatie

Decreet van 24 JULI 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar (B.S. 12.1X.1996) (gecoördineerde versie)

Decreet van 24 JULI 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar (B.S. 12.1X.1996) (gecoördineerde versie) Decreet van 24 JULI 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar (B.S. 12.1X.1996) (gecoördineerde versie) Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in

Nadere informatie

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN Dit nieuwsbericht is enkel voor informatie doeleinden bestemd. Ondanks het feit dat aan dit nieuwsbericht de gebruikelijke zorg is besteed,

Nadere informatie

Rolnummer 2704. Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T

Rolnummer 2704. Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T Rolnummer 2704 Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1, 3, eerste lid, van artikel III, overgangsbepalingen, van de wet van 14 juli 1976 betreffende

Nadere informatie

KONINKLIJKE BELGISCHE IJSHOCKEY FEDERATIE VZW FEDERATION ROYALE BELGE DE HOCKEY SUR GLACE ASBL TRANSFER-REGLEMENT

KONINKLIJKE BELGISCHE IJSHOCKEY FEDERATIE VZW FEDERATION ROYALE BELGE DE HOCKEY SUR GLACE ASBL TRANSFER-REGLEMENT KONINKLIJKE BELGISCHE IJSHOCKEY FEDERATIE VZW FEDERATION ROYALE BELGE DE HOCKEY SUR GLACE ASBL TRANSFER-REGLEMENT TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1: Een Transferreglement (hierna NTR genoemd) wordt

Nadere informatie

Rolnummer 3677. Arrest nr. 200/2005 van 21 december 2005 A R R E S T

Rolnummer 3677. Arrest nr. 200/2005 van 21 december 2005 A R R E S T Rolnummer 3677 Arrest nr. 200/2005 van 21 december 2005 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 14bis, 3, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding

Nadere informatie

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10 ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO De Associatieraad Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) UE-MA 2706/10 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-MAROKKO

Nadere informatie

Date de réception : 27/12/2011

Date de réception : 27/12/2011 Date de réception : 27/12/2011 Resumé C-577/11-1 Zaak C-577/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN

Nadere informatie

BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE C 326/266 Publicatieblad van de Europese Unie 26.10.2012 PROTOCOL (Nr. 7) BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN, OVERWEGENDE dat krachtens de

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012

Datum van inontvangstneming : 23/08/2012 Datum van inontvangstneming : 23/08/2012 C-347/12-1 Datum van indiening: 20 juli 2012 Verwijzende rechter: Zaak C-347/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Cour de cassation du Grand-Duché de Luxembourg/

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 64 VAN 29 APRIL 1997 TOT INSTELLING VAN EEN RECHT OP OUDERSCHAPSVERLOF

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 64 VAN 29 APRIL 1997 TOT INSTELLING VAN EEN RECHT OP OUDERSCHAPSVERLOF COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 64 VAN 29 APRIL 1997 TOT INSTELLING VAN EEN RECHT OP OUDERSCHAPSVERLOF --------------------- Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten

Nadere informatie

Vraag 1 Een nieuw Europees Verdrag zoals het Verdrag van Lissabon (2007) (a) is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Vraag 1 Een nieuw Europees Verdrag zoals het Verdrag van Lissabon (2007) (a) is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. Vraag 1 Een nieuw Europees Verdrag zoals het Verdrag van Lissabon (2007) is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten. Verordering moet nog geratificeerd worden door de bevoegde Belgische parlementaire

Nadere informatie

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving: Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving: Afdeling I: De oorspronkelijke wet van 5 juli 1998 en de diverse wetswijzigingen: Bij wet van 5 juli 1998 2 werd een titel IV toegevoegd aan het Gerechtelijk

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin J U S T E L - Geconsolideerde wetgeving Einde Eerste woord Laatste woord Wijziging(en) Parlementaire werkzaamheden Inhoudstafel Einde 46 uitvoeringbesluiten 4 gearchiveerde versies Franstalige versie Raad

Nadere informatie

1 PB nr. C 24 van 31. 1. 1991, blz. 3. 2 PB nr. C 240 van 16. 9. 1991, blz. 21. 3 PB nr. C 159 van 17. 6. 1991, blz. 32.

1 PB nr. C 24 van 31. 1. 1991, blz. 3. 2 PB nr. C 240 van 16. 9. 1991, blz. 21. 3 PB nr. C 159 van 17. 6. 1991, blz. 32. Richtlijn 91/533/EEG van de Raad van 14 oktober 1991 betreffende de verplichting van de werkgever de werknemer te informeren over de voorwaarden die op zijn arbeidsovereenkomst of -verhouding van toepassing

Nadere informatie

Cao nr. 109: het kennelijk onredelijk ontslag

Cao nr. 109: het kennelijk onredelijk ontslag FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be Inleiding Cao nr. 109: algemeen Toepassingsgebied, recht op mededeling

Nadere informatie