Ultra snelwerkende insuline of analoge insuline :werkt na 30à70 min tot 2 à5 uur, HUMALOG/NOVORAPID/APIDRA

Transcriptie

1 Inleiding Type 1 diabetes wordt veroorzaakt door een auto-immune destructie van de beta cellen van de pancreas. Dit type ontstaat meestal voor de leeftijd van 40 jaar (bij kinderen en adolescenten).het maakt zo n 15 à 25% uit van alle diabetes patiënten. Type 2 diabetes wordt veroorzaakt door een beta cel dysfunctie met als gevolg een onvoldoende of te trage vrijzetting van insuline of door insuline resistentie.het komt vooral voor bij oudere,obese patiënten.75 tot 85% van de diabetes patiënten lijdt aan deze vorm. Hyperglycemie leidt tot cardiale,neurologische en infectieuse problemen. Strikte glycemie controle doet de mortaliteit dalen.insuline heeft een anti-inflammatoir,anti-oxidant en wondhelend effect.het is dus zeer belangrijk om de glycemie per en postoperatief goed te regelen.de limieten waar tussen de glycemie mag schommelen varieert in de literatuur ofwel past men een zeer strikte regeling toe namelijk tussen de mg/dl,maar na de NICE- SUGAR studie is men deze waarden gaan modifieren naar mg/dl. Soorten insuline Ultra snelwerkende insuline of analoge insuline :werkt na 30à70 min tot 2 à5 uur, HUMALOG/NOVORAPID/APIDRA Snelwerkende insuline of humane insuline:werkt 20à30 min na injectie met een maximum effect na 1à3 uur en een totale werkingsduur van 6à8 uur. ACTRPID/REGULAR HUMULINE Menginsuline:30% snel en 70% traag werkende insuline,werkt na 100 min tot 24 uur,mixtard Traag werkende insuline:werkt na 2à3 uur tot 22 uur na injectie,insulatard/humuline NPH Ultra traag werkende insuline:werkt 24 uur,lantus Orale antidiabetica Deze kunnen onderverdeeld worden in 5 klassen : -de hypoglykemierende sulfamiden -de biguaniden(metformine,glucophage,metformax) -de α-glucosidase inhibitoren -de glitazonen -de gliniden(diamicron,glurenorm,novonorm). De orale antidiabetica moeten 24 uur preoperatief gestopt worden. De incretinemimetica 1

2 Byetta en victoza zijn 2 incretines die gebruikt worden bij type 2 diabetici.deze middelen worden subcutaan toegediend en worden het best de ochtend van de ingreep gestopt. Perioperatief diabetes beleid In het perioperatief diabetes beleid wordt er een onderscheid gemaakt tussen gehospitaliseerde patiënten en dagchirurgie patiënten en tussen type 1 en type 2 diabetes patiënten.in de type2 diabetes patient kan men nog een bijkomend onderscheid maken tussen patiënten die enkel orale antidiabetica(oad) gebruiken en deze die reeds insuline bijspuiten. Bij de gehospitaliseerde type 1 diabetes patiënten,wordt er steeds een glucose infuus en insuline drip gestart.er worden regelmatig glycemie controles gedaan en de insuline drip wordt hieraan aangepast(zie onder).bij de type2 diabetes patiënt die majeure chirurgie ondergaat,wordt er ook een insuline drip en glucose infuus gestart.indien het om een kleine ingreep gaat bij een type 2 patiënt die enkel OAD gebruikt waarbij de glycemies onder controle blijven(<180mg/dl) en die snel terug kan eten( binnen de 24 uur) kan men eventueel wachten met het starten van een drip.zoniet wordt bij deze patiënten ook een insuline drip en glucose infuus gestart. De patiënten die in dagchirurgie geopereerd worden, worden ook onderverdeeld type 1en type 2 diabetes patiënten.bij de type2 patiënten die enkel OAD gebruikt,wordt bij aankomst in het CDC een waakinfuus met plasmalyte of hartmann geplaatst en de glycemie wordt gemeten.bij glycemie waarden onder de 80 mg/dl wordt eventueel druivensuiker gegeven,boven de 300 mg/ dl wordt ofwel 2 E aprida sc gegeven ofwel 2 E actrapid iv.na de operatie mag de patiënt eten en wordt de thuismedicatie herstart. Bij type 1 of type 2 patiënten die reeds insuline bijgebruiken, wordt er bij aankomst op het CDC een waakinfuus met plasmalyte of hartmann gestart.er wordt nagevraagd of de patiënt thuis reeds insuline heeft gespoten( patienten zullen hierover informatie mee naar huis krijgen.).zo ja wordt erna gegaan hoeveel en wanneer en de glycemie wordt gemeten.zo niet wordt er afhankelijk van het thuisschema van de patiënt eventueel een halve ochtenddosis insuline subcutaan gegeven.de glycemie wordt regelmatig gecontroleerd.bij een glycemie beneden de 80mg/dl wordt er eventueel druivensuiker gegeven.bij een glycemie tussen de 80 en 200mg/dl wordt er niets gedaan.bij een glycemie tussen de 200 en 300 wordt er ook nog afgewacht zeker de patient thuis soms ook hoge waarden heeft,maar de glycemie wordt om het uur gevolgd.een glycemie boven de 300mg/dl wordt behandeld met 2 E Actrapid iv of 2 E apride sc.van zodra de patiënt kan eten wordt op het thuisinsuline schema overgeschakeld. 2

3 Schema 3

4 4

5 Glucose infuus: -glucose 5% aan 50(100)ml/uur Insuline drip: -50 eenheden insuline in 50ml Nacl 0.9%(1 E/ml) Startwaarde : -TDI/24 of gemeten glycemie/100 Aanpassingsschema drip: - < 80mg/dl :drip wordt niet gestopt,loopt verder aan 0.5 E,maar het glucose infuus wordt verhoogd ofwel in volume ofwel in concentratie, glycemie controle om de 30 min mg/dl : dosis aanhouden mg/dl:+ 0.5 E md/dl:+1 E controle om 2 uur - >200mg/dl + 1E voor elke 50 mg boven de 200mg/dl, glycemie controle om het uur Disclaimer Beperkend toepassingsgebied : anesthesie UZL Laatste update : Auteur : dr. G.Dewinter. 5