Werkgeversaansprakelijkheid, Asbest, Gezichtspunten, Relevante blootstelling

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Werkgeversaansprakelijkheid, Asbest, Gezichtspunten, Relevante blootstelling"

Transcriptie

1 Auteur: Petra klein Gunnewiek Titel: noot bij: Werkgeversaansprakelijkheid, Asbest, Gezichtspunten, Relevante blootstelling Bron: JA 2014/16 Contact: tel Datum 26 november 2013 Rolnummer /01 Rechter(s) Partijen Noot Trefwoorden mr. De Hek mr. Groefsema mr. Koene [Appellant] te [woonplaats], appellante in het principaal hoger beroep, geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep, in eerste aanleg: gedaagde, hierna: [appellant], advocaat: mr. M.R. Gans, kantoorhoudend te Groningen, tegen 1. [geïntimeerde 1] te [woonplaats], 2. [geïntimeerde 2] te [woonplaats], 3. [geïntimeerde 3] te [woonplaats], 4. [geïntimeerde 4] te [woonplaats], 5. [geïntimeerde 5] te [woonplaats], 6. [geïntimeerde 6] te [woonplaats], geïntimeerden in het principaal hoger beroep, appellanten in het incidenteel hoger beroep, in eerste aanleg: eisers, hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden], advocaat: mr. C.E. Jeekel, kantoorhoudend te Zwolle. mr. P.J. klein Gunnewiek Werkgeversaansprakelijkheid, Asbest, Gezichtspunten, Relevante blootstelling Regelgeving BW Boek lid 2 en 3 BW Boek 6-2 BW Boek JA 2014/16 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, , /01, ECLI:NL:GHARL:2013:8973 Werkgeversaansprakelijkheid, Asbest, Gezichtspunten, Relevante blootstelling De nabestaanden en erven van een man, die gedurende zijn werkzame leven als smid en scheepsbouwer werkzaam is geweest, hebben één van de voormalig werkgevers van de man in rechte

2 betrokken. De man is bij deze werkgever (en rechtsvoorgangers) werkzaam geweest in de perioden en Bij de man is in juni 2007 de ziekte maligne mesothelioom vastgesteld en de man is nog hetzelfde jaar overleden. Volgens de nabestaanden en erven is de werkgever tekort geschoten in zijn zorgplicht conform art. 7:658 lid 1 BW. De werkgever is op 13 juli 2007 aansprakelijk gesteld door de werknemer. De werkgever heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen en gesteld dat er sprake is van verjaring. De kantonrechter heeft het beroep op verjaring verworpen, omdat de vordering zou zijn ingesteld binnen dertig jaren na de laatste blootstelling aan asbest, medio 1983, toen de werknemer definitief was uitgevallen vanwege arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter heeft de vordering van de nabestaanden en erven vervolgens gedeeltelijk toegewezen. De werkgever gaat in hoger beroep en voert wederom een verjaringsverweer. Op basis van de gezichtspuntencatalogus komt het hof tot het oordeel dat het beroep op verjaring slaagt voor zover het betrekking heeft op de blootstelling aan asbest in de periode en in de tweede periode tot 13 juli De nabestaanden en erven worden in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat werknemer daadwerkelijk is blootgesteld aan asbest in de periode na 13 juli Ten aanzien van de schade heeft het hof (daarop vooruitlopend) overwogen dat een bedrag aan smartengeld van ,= toewijsbaar zou zijn, dat het verkregen voorschot op grond van de regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers niet in mindering hoeft te worden gebracht en dat de overige schadeposten onvoldoende onderbouwd zijn. Een verwijzing naar de normbedragen van het IAS was onvoldoende. beslissing/besluit 1. Het geding in eerste aanleg (...; red.) 2. Het geding in hoger beroep (...; red.) 2.6. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 1 (1.1 tot en met 1.10) van het vonnis van 25 november 2009 de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht en ook overigens is niet van bezwaren gebleken, zodat in appel van de door de kantonrechter vastgestelde feiten kan worden uitgegaan. Deze komen, met wat verder over de feiten vaststaat, op het volgende neer [Geïntimeerden] zijn de nabestaanden en erven van wijlen [X], geboren [in 1934] en overleden [in 2007].

3 [X] is tijdens zijn leven bij de volgende bedrijven in dienst geweest krachtens een arbeidsovereenkomst: van 1952 tot 1957 als smid bij [bedrijf 1]; van 1957 tot 1959 als scheepsbouwer bij [bedrijf 2]; van 1959 tot 1966 als Smid bij de firma [bedrijf 3]; van 1966 tot 1970 als smid bij [bedrijf 4]; van 1970 tot 1974 als scheepsbouwer bij [bedrijf 5] BV; van 1974 tot 1980 als scheepsbouwer bij [bedrijf 6] BV; van 1980 tot 1985 als scheepsbouwer bij [appellant]. De arbeidsovereenkomst met [appellant] is geëindigd per 22 mei 1985, nadat [X] twee jaar arbeidsongeschikt was In juni 2007 is vastgesteld dat [X] leed aan de ziekte maligne mesothelioom. [X] is [in 2007] aan deze ziekte overleden De Stichting Instituut Asbestslachtoffers te Den Haag (hierna: IAS) heeft op 3 juli 2007 een rapport inzake asbesthistorisch onderzoek en blootstelling aan asbest (werknemer) betreffende [X] opgesteld. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft [X] [appellant] op 13 juli 2007 aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade IAS heeft op 31 oktober 2007 een bemiddelingsrapport uitgebracht. In dit rapport wordt [X] aangeduid als werknemer en [appellant] als werkgever. In dit rapport is onder het kopje experts het volgende vermeld: het beroep van werknemer komt voor op de lijst van beroepen die is opgenomen in een rapport van de Gezondheidsraad (Commissie Asbestprotocollen, Nr 1998/10, Rijswijk, 15 april 1998) naar aanleiding van een onderzoek naar beroepen met een verhoogd risico op het ontstaan van de ziekte maligne mesothelioom; raadpleging van de asbestkaart, een elektronisch expertsysteem voor het beoordelen van de historische asbestblootstelling in bedrijfstakken en beroepen in de periode , bevestigt de blootstelling in het beroep van scheepsbouwer in de periode en het jaar 1974 met een classificering 3C (zekere kans op blootstelling, 1-2 vezels/cm3), in de periode met een classificering 2A (goede kans op blootstelling, 0-0,5 vezels/cm3), en de periode met een classificering 1A (kleine kans op blootstelling, 0-0,5 vezels/cm3). Hierbij gaat het steeds om blootstelling vanwege het verrichten van werkzaamheden in ruimten waar recent asbestisolatie is gespoten c.q. verwerkt en werkzaamheden aan pijpleidingen. De conclusie van het rapport luidt als volgt: Wij komen tot de volgende conclusie:

4 Werknemer heeft werkzaamheden in Nederland verricht krachtens een arbeidsovereenkomst waarop Nederlands recht van toepassing is. Werknemer lijdt aan de ziekte maligne mesothelioom, hetgeen gezien het vorenstaande is vastgesteld met inachtneming van het Protocol diagnostiek maligne mesothelioom. uit onderzoek is gebleken dat werknemer bij werkgever in de functie van scheepsbouwer langer dan zes maanden aan asbest is blootgesteld in de periode en Wij zijn van oordeel dat de werkgever als meest gerede partij is aan te merken aan de hand van de volgende criteria: * bij [bedrijf 4] en [bedrijf 5] is sprake van verjaring, * [bedrijf 1] en [bedrijf 3] zijn onvindbaar respectievelijk gefailleerd. gedurende de perioden en heeft dagelijks asbestblootstelling plaatsgevonden; het beroep van werknemer komt voor op de lijst van beroepen die is opgenomen in een rapport van de Gezondheidsraad (Commissie Asbestprotocollen, Nr 1998/10, Rijswijk, 15 april 1998) naar aanleiding van een onderzoek naar beroepen met een verhoogd risico op het ontstaan van de ziekte maligne mesothelioom; werkgever heeft geen veiligheidsvoorzieningen getroffen ter bescherming van de gezondheid van werknemer. Wij zijn van mening dat door werknemer binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders de asbestblootstelling bij werkgever voldoende is gesteld en bewezen. Wij komen tot het oordeel dat: werkgever jegens werknemer tekort is geschoten in zijn verplichting om al die veiligheidsmaatregelen te treffen welke waren vereist met het oog op de hem bekende gevaren van het werken met asbest; dit verzuim de kans dat werknemer de tot de ziekte maligne mesothelioom leidende asbestvezels zou binnenkrijgen in aanmerkelijke mate heeft verhoogd; werkgever voor de daaruit voortvloeiende schade van werknemer tot betaling van schadevergoeding aan werknemer gehouden kan worden De Sociale Verzekeringsbank te Roermond heeft op 20 september 2007 een uitkering van ,= aan [X] toegekend op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers. Procedure in eerste aanleg 2.7. [Geïntimeerden] hebben [appellant] gedagvaard en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat [appellant] jegens [X] toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen als werkgever als bedoeld

5 in artikel 7:658 lid 1 BW. Tevens hebben zij betaling door [appellant] gevorderd van een bedrag van ,88 te vermeerderen met rente en (buitengerechtelijke) kosten [Appellant] heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat [X] pas vanaf 1980 bij haar in dienst is gekomen en heeft betoogd dat de vordering van [geïntimeerden] is verjaard voor zover deze betrekking heeft op de blootstelling aan asbest vóór 13 juli Ook heeft zij gesteld dat [X] vanaf 1977 bij zijn werkzaamheden niet aan asbest is blootgesteld De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 25 november 2009 overwogen dat als periode van het dienstverband met [appellant] heeft te gelden de periode waar [geïntimeerden] hun vordering op hebben gebaseerd, te weten een periode van 2 jaar bij [bedrijf 2] en een periode van 11 jaar bij [bedrijf 6] B.V. en [appellant]. De kantonrechter heeft het beroep op verjaring verworpen, omdat de vordering is ingesteld binnen 30 jaar na de laatste blootstelling aan asbest, medio 1983, toen [X] definitief uitviel vanwege arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter heeft [geïntimeerden] toegelaten tot het bewijs van hun stelling dat [X] gedurende zijn dienstverband bij [bedrijf 2] tussen 1957 en 1959 dan wel gedurende zijn dienstverband(en) bij [bedrijf 6] BV aan asbest blootgesteld is geweest Nadat getuigenverhoren hadden plaatsgevonden, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 15 februari 2012 overwogen dat [geïntimeerden] het door hen te leveren bewijs hebben geleverd. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld tot betaling van een bedrag van ,= aan immateriële schade ( ,= minus de ontvangen tegemoetkoming) en 3.017,76 aan materiële schade, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. [Appellant] is in de proceskosten veroordeeld. Bespreking van de grieven Met grief I in het principaal appel komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat als dienstverband van [X] bij [appellant] ook de periode van 2 jaar (van 1957 tot 1959) heeft te gelden, waarin [X] bij [bedrijf 2] werkte. Het hof stelt bij de bespreking van deze grief voorop dat [X] na zijn vertrek bij [bedrijf 2] in 1959 bij enkele bedrijven heeft gewerkt, die geen band hebben met (rechtsvoorgangers van) [appellant], zodat de rechten en verplichtingen uit zijn dienstverband met [bedrijf 2] reeds om die reden niet in arbeidsrechtelijke zin (op grond van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW) zijn overgegaan op [appellant]. [Appellant] is alleen aansprakelijk voor in de periode bij [bedrijf 2] ontstane schade indien zij de rechtsopvolgster onder algemene titel van [bedrijf 2] is, dan wel indien is overeengekomen dat [appellant] de aansprakelijkheid van (de rechtsopvolgsters van) [bedrijf 2] op zich heeft genomen. Dat laatste is niet gesteld, zodat de vraag resteert of [appellant] de rechtsopvolgster onder algemene titel van [bedrijf 2] is Volgens [appellant] is [bedrijf 2] al in 1959 beëindigd. In 1980 zijn de activiteiten van [bedrijf 2] ingebracht in [bedrijf 6]. Na een statutenwijziging is de naam van deze vennootschap gewijzigd in [appellant], aldus [appellant]. [Geïntimeerden] hebben het betoog van [appellant] weersproken. Het is volgens hen onvoldoende onderbouwd. [Appellant] heeft niet duidelijk gemaakt wat met [bedrijf 2] is gebeurd. Uit de website van [appellant] volgt volgens [geïntimeerden] dat [appellant] de rechtsopvolger is van [bedrijf 2], terwijl ook de naam van [appellant] een rechtsopvolging doet vermoeden, aldus [geïntimeerden] Op [geïntimeerden] rusten in beginsel stelplicht en bewijslast ten aanzien van de positie van [appellant] als rechtsopvolger van [bedrijf 2]. Met de verwijzing naar de eigen website van [appellant]

6 hebben [geïntimeerden] aannemelijk gemaakt dat er een verband bestaat tussen de op die website vermelde scheepsbouwactiviteiten van de gebroeders [bedrijf 2] en [appellant]. Op de website is onder meer vermeld: Deze werf en [A] fuseerden in 1970 onder de naam [bedrijf 6]. Tien jaar later volgde samenvoeging met [bedrijf 2], hetgeen resulteerde in de [appellant] Het is vervolgens aan [appellant] om in het kader van de op haar rustende verplichting de stellingen van [geïntimeerden] gemotiveerd te weerspreken, duidelijkheid te verstrekken over de wijze waarop de samenvoeging tussen de werven van [A] en van [bedrijf 2] is gerealiseerd en om haar stellingen ook met stukken betreffende de fusie te onderbouwen, nu zij anders dan [geïntimeerden] moet kunnen beschikken over deze stukken. Het hof stelt vast dat [appellant] deze stukken niet in het geding heeft gebracht. Daardoor kan niet geverifieerd worden of [bedrijf 2] inderdaad niet is gefuseerd met een of meer andere vennootschappen tot [appellant], terwijl bovendien onduidelijk is gebleven hoe [bedrijf 2] en [bedrijf 2] zich tot elkaar verhouden. Aldus heeft [appellant] de stelling van [geïntimeerden], dat [appellant] de rechtsopvolger is van [bedrijf 2] onvoldoende weersproken, zodat van de juistheid van die stelling kan worden uitgegaan De grief faalt om die reden Met grief IV in het principaal appel komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter over de verjaring. Volgens [appellant] is de vordering van [geïntimeerden] verjaard, omdat meer dan 30 jaren zijn verstreken sinds de laatste blootstelling aan asbest, als al sprake is geweest van blootstelling Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet ter discussie staat dat de vraag of de vordering van [geïntimeerden] is verjaard, wordt beheerst door de verjaringsregeling van artikel 3:310 lid 2 en 3 BW. Het hof zal daar dan ook vanuit gaan. Op grond van deze bepalingen geldt een verjaringstermijn van 30 jaren. De gebeurtenis die de verjaring doet aanvangen, is de gedraging van de aansprakelijke persoon die tot de schade kan leiden, ook al is het vooralsnog onzeker of schade een gevolg ervan zal zijn en al heeft de schade, indien deze zich voordoet, zich pas later gemanifesteerd. In dit geval dient als gebeurtenis te worden aangemerkt de blootstelling aan asbest, dat wil in verband met artikel 3:310 lid 3 BW zeggen het einde van de blootstelling (Hoge Raad 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5635 Van Hese/De Schelde) In dit geval is sprake van twee perioden waarin [X] volgens de stellingen van [geïntimeerden] is blootgesteld aan asbest, te weten de periode van en de periode van Tussen de eerste en de tweede periode is een tijdspanne van 15 jaren gelegen, waarin [X] in elk geval niet door toedoen van (een rechtsvoorgangster van) [appellant] is blootgesteld aan asbest. Naar het oordeel van het hof is in deze situatie geen sprake van een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak in de zin van artikel 3:310 lid 3 BW. Dat betekent dat de verjaringstermijn voor de periode van aan het einde van die periode is ingegaan. Uitgaande van een verjaringstermijn van 30 jaren, was de verjaringstermijn (ruimschoots) verstreken toen [X] [appellant] op 13 juli 2007 aansprakelijk stelde. Voor de periode van ligt dat anders. Indien ook na 13 juli 1977 (30 jaar vóór de aansprakelijkheidsstelling van [appellant] door [X]) nog sprake is geweest van blootstelling aan asbest, was de verjaringstermijn ten tijde van de aansprakelijkheidsstelling nog niet verstreken. Indien de blootstelling in die periode eerder is geëindigd, was de verjaringstermijn op 13 juli 1977 wel verstreken [Geïntimeerden] hebben met een beroep op het eerder genoemde Van Hese/De Schelde arrest van de Hoge Raad betoogd dat het beroep van [appellant] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid

7 onaanvaardbaar is. Bij het oordeel over dit beroep dient, zo volgt uit dit arrest, in aanmerking te worden genomen de strekking van de in de wet voorziene verjaringstermijn van dertig jaren van art. 3:310 lid 2, die een objectief en in beginsel absoluut karakter heeft, en het beginsel van rechtszekerheid beoogt te dienen en de billijkheid jegens de wederpartij, waarbij in het bijzonder valt te denken aan de moeilijkheden die bij het loslaten van deze termijn voor deze kunnen ontstaan met betrekking tot het vaststellen van de feiten en het beoordelen van de gemaakte verwijten. Die strekking leidt ertoe dat van onaanvaardbaarheid in de zin van artikel 6:2 lid 2 BW slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn. Of dat het geval is zal met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval dienen te worden beoordeeld Het hof zal de vraag of toepassing van de verjaringstermijn van 30 jaren inderdaad naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, beantwoorden met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en in zijn beoordeling de door de Hoge Raad in meergenoemd arrest onder a. tot en met g. opgesomde (overigens niet limitatieve) gezichtspunten betrekken. Daarbij geldt het volgende De door [geïntimeerden] ingestelde vordering betreft voor het grootste deel (ongeveer 75% van de vordering) immateriële schade. Indien het bedrag wordt toegewezen, komt het niet ten goede aan [geïntimeerden], maar aan zijn erven. Dat pleit op zich niet in het voordeel van [geïntimeerden] Daar staat echter tegenover dat het snelle verloop en het dodelijke karakter van mesothelioom bijna per definitie tot gevolg heeft dat indien de aansprakelijkheid niet wordt erkend de gelaedeerde al is overleden wanneer de procedure aanhangig wordt gemaakt (en in elk geval wanneer in de procedure wordt beslist). In dat licht bezien hoeft het feit dat de benadeelde is overleden niet per definitie in het nadeel van diens erven te pleiten. Een en ander zal afhangen van de relatie tussen de benadeelde en diens erven, terwijl ook van belang kan zijn of en in hoeverre de erven zelf ook, afgezien van het overlijden, immaterieel nadeel hebben opgelopen door de blootstelling. [Geïntimeerden] zijn de kinderen van [X]. Er is dan ook sprake van een nauwe verwantschap tussen hen en het slachtoffer. Dat zij zelf immaterieel nadeel hebben opgelopen, bijvoorbeeld daarin bestaande dat zij lange tijd bang zijn geweest dat hun vader ziek zou worden door de blootstelling, is niet gesteld. Per saldo komt aan dit gezichtspunt gezichtspunt a, de aard van de te vergoeden schade en degene aan wie een schadevergoeding ten goede komt geen betekenis toe in het voordeel of in het nadeel van een van partijen [X] heeft een (voorschot)uitkering van ,= ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers. Ofschoon met dit bedrag lang niet de volledige gevorderde schade is vergoed, is wel een substantieel deel van de schade vergoed, in elk geval bijna de volledige gevorderde vermogensschade. Dit gegeven telt bij de te maken afweging mee in het voordeel van [appellant]. Daaraan doet niet af dat het bedrag een voorschotkarakter heeft, zoals [geïntimeerden] stellen. Indien de vordering van [geïntimeerden] niet toewijsbaar is, bijvoorbeeld omdat deze is verjaard, hoeft het bedrag niet te worden terugbetaald. Op de te maken afweging heeft het voorschotkarakter dan ook geen invloed. Wel is van belang dat niet de volledige gestelde schade is vergoed. Dat betekent dat aan dit gezichtspunt (gezichtspunt b) dan ook relatief geringe betekenis toekomt [Geïntimeerden] betogen dat [appellant] in aanzienlijke mate verwijtbaar heeft gehandeld jegens [X]. Zij voeren daartoe aan dat [appellant] heeft nagelaten veiligheidsmaatregelen te treffen ter voorkoming van blootstelling van haar werknemers aan asbest, hoewel zij wist, althans behoorde te weten, dat aan deze blootstelling gezondheidsrisico s waren verbonden. Daarmee hebben [geïntimeerden] niet onderbouwd dat [appellant] een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor de aansprakelijkheid van een werkgever op grond van artikel 7:685 BW voor de gevolgen van een blootstelling aan asbest is vereist dat de werkgever heeft nagelaten adequate veiligheidsmaatregelen te

8 treffen ter voorkoming van de blootstelling van zijn werknemers aan asbest. Het enkele feit dat een werkgever aansprakelijk is op grond van artikel 7:685 BW betekent echter niet dat hem per definitie een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Indien dat wel zo zou zijn, zou het gezichtspunt van de verwijtbaarheid bij de werkgeversaansprakelijkheid terzake van de blootstelling aan asbest geen betekenis hebben. Nu [geïntimeerden] geen bijkomende omstandigheden hebben aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat aan [appellant] een ernstig verwijt kan worden gemaakt, volgt het hof [geïntimeerden] niet in deze stelling. Anderzijds heeft [appellant] ook niets aangevoerd waaruit volgt dat indien [X] aan asbest is blootgesteld haar, [appellant], daarvan slechts een gering verwijt kan worden gemaakt. De slotsom is dat dit gezichtspunt (gezichtspunt c) bij de te maken afweging geen gewicht in de schaal legt in het voor- of nadeel van een van partijen Naar het oordeel van het hof diende [appellant] er voor het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee te houden dat zij zou kunnen worden aangesproken voor schade van een werknemer ten gevolge van de blootstelling aan asbest. [Geïntimeerden] hebben er terecht op gewezen dat sinds (in elk geval) 1969 het verband tussen asbest en mesothelioom bekend was. In dat jaar promoveerde de bedrijfsarts J. Stumpius op een onderzoek naar de gevaren van het gebruik van asbest als isolatiemateriaal bij scheepswerf De Schelde. Vanaf dat moment nog tijdens de verjaringstermijn voor de eerste periode van het dienstverband van [X] en nog voordat de tweede periode van het dienstverband een aanvang had genomen had het de rechtsvoorgangers van [appellant] duidelijk behoren te zijn dat zij aangesproken zou kunnen gaan worden door aan asbest blootgestelde werknemers en had zij mogelijk relevant bewijsmateriaal kunnen vastleggen of bewaren. Dit gezichtspunt (gezichtspunt d) legt aldus gewicht in de schaal in het voordeel van [geïntimeerden] Het is voorstelbaar dat [appellant], zoals zij stelt, in elk geval ten aanzien van de eerste periode van het dienstverband van [X] niet meer over relevante informatie beschikt om zich tegen de vordering van [geïntimeerden] te verweren. [Geïntimeerden] hebben dat ook niet gemotiveerd bestreden. Dat dit ook al in 1969 het geval was, toen zij er rekening mee moest houden te worden aangesproken door aan asbest blootgestelde werknemers, heeft zij niet gesteld. Dat betekent echter niet dat met het in het ongerede raken van bewijsmateriaal geen rekening behoeft te worden gehouden, nu de Hoge Raad in zijn arrest van 26 november 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AR3138) heeft overwogen dat gezichtspunt e, dat hier aan de orde is, aldus worden verstaan, dat het zeer in het algemeen de vraag aan de orde stelt of de aangesprokene naar redelijkheid nog de mogelijkheid heeft zich tegen de vordering te verweren en dat daarbij niet van belang is door welke oorzaken bewijsmateriaal verloren is gegaan en of dit aan de aangesprokene valt toe te rekenen. Dit gezichtspunt legt aldus gewicht in de schaal in het voordeel van [appellant], zeker waar het betreft de periode Tussen partijen staat niet ter discussie dat een eventuele aansprakelijkheid vanwege de blootstelling van [X] niet gedekt is door een verzekering. Dit gezichtspunt (gezichtspunt f) weegt in beginsel mee in het voordeel van [appellant]. Het hof tekent daarbij wel aan dat gesteld noch gebleken is dat [appellant] in (ernstige) financiële problemen geraakt wanneer de vordering van [geïntimeerden] wordt toegewezen. In dit verband is van belang dat evenmin gesteld of gebleken is dat naast [geïntimeerden] nog anderen (gewezen werknemers of hun nabestaanden) [appellant] aansprakelijk hebben gesteld voor de blootstelling aan asbest. Per saldo leidt dat ertoe dat aan dit gezichtspunt slechts beperkte betekenis toekomt De diagnose mesothelioom is op 26 juni 2007 bij [X] gesteld. [Appellant] is op 13 juli 2007 aansprakelijk gesteld. De inleidende dagvaarding is op 6 oktober 2008 uitgebracht, nadat IAS in een brief van 1 april 2008 aan de raadsman van [appellant] had laten weten de bemiddeling te zullen afronden. Naar het oordeel van het hof hebben [X] en [geïntimeerden] door respectievelijk binnen drie

9 weken na het bekend worden van de schade een aansprakelijkheidsstelling uit te brengen en binnen zeven maanden na het einde van de bemiddeling door het IAS tot dagvaarding over te gaan ruimschoots voldoende voortvarend gehandeld. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat tussen het moment van het bekend worden van de schade en het uitbrengen van de dagvaarding een periode van zestien maanden is gelegen, in welke periode ook nog een bemiddelingstraject is gevolgd door het IAS. Dit gezichtspunt (gezichtspunt g) pleit dan ook niet in het nadeel van [geïntimeerden] De hiervoor weergegeven omstandigheden en gezichtspunten, in onderling verband en samenhang bezien, brengen het hof tot het oordeel dat het beroep van [geïntimeerden] op artikel 6:2 lid 2 BW niet slaagt. In het voordeel van [geïntimeerden] weegt weliswaar mee dat [appellant] al vóór het verstrijken van de verjaringstermijn rekening heeft moeten houden met de mogelijkheid dat zij voor deze schade aansprakelijk zou zijn, maar daar staat tegenover dat een deel van de schade al is vergoed, dat [appellant] niet voor de schade is verzekerd en dat het voor [appellant] moeilijk is zich tegen de vordering van [geïntimeerden] te verweren. De laatstgenoemde omstandigheden tezamen leggen voldoende gewicht in de schaal om de omstandigheid in het voordeel van [geïntimeerden] te neutraliseren, waardoor het beroep van [appellant] op verjaring per saldo niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is De slotsom is dat het beroep van [appellant] op verjaring slaagt voor zover het betrekking heeft op blootstelling aan asbest gedurende de eerste periode van het dienstverband van [X], de jaren bij [bedrijf 2]. Voor wat betreft de tweede periode, de jaren , slaagt het beroep indien, wanneer in die periode sprake is geweest van blootstelling, deze blootstelling vanaf 13 juli 1977 was geëindigd. Grief IV in het principaal appel slaagt dan ook gedeeltelijk Met grief II in het principaal appel komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter in het eindvonnis, dat [geïntimeerden] in het opgedragen bewijs zijn geslaagd. De toelichting op deze grief bevat een verholen grief, inhoudende dat de door de kantonrechter gegeven bewijsopdracht betrekking heeft op een te ruime periode. Volgens [appellant] dient de periode geheel buiten beschouwing te blijven (MvG onder 10.1) en is voor de periode met name van belang of na 13 juli 1977 nog sprake is geweest van blootstelling (MvG nrs en 12.3). Uit hetgeen hiervoor bij de bespreking van Grief IV in het principaal appel is overwogen, volgt dat deze verholen grief slaagt. Een op de blootstelling aan asbest van [X] in de periode gebaseerde vordering is alleen toewijsbaar indien deze blootstelling na 13 juli 1977 heeft plaatsgevonden, of een op die datum bestaande situatie van blootstelling na 13 juli 1977 is voortgezet Bij het antwoord op de vraag of [geïntimeerden] het door hen te leveren bewijs gelet op hetgeen hiervoor is overwogen: dat [X] (ook) na 13 juli 1977 bij zijn werkzaamheden voor [appellant] is blootgesteld aan asbest hebben geleverd, stelt het hof voorop dat voor het bewijs van de blootstelling onvoldoende is dat kan worden vastgesteld dat [X] mogelijk is blootgesteld aan asbest. [Geïntimeerden] dienen te bewijzen dat [X] daadwerkelijk blootgesteld is geweest aan asbest (vgl. Hoge Raad 26 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9666 Weststrate/De Schelde) Onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 7 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 en ECLI:NL:HR:2013:BZ1721) betoogt [appellant] in haar akte in het principaal appel dat niet alleen sprake moet zijn van een daadwerkelijke blootstelling, maar ook van een daadwerkelijke blootstelling in relevante mate. [Geïntimeerden] dienen volgens [appellant] dan ook te bewijzen dat [X] bij zijn werkzaamheden gedurende langere tijd is blootgesteld aan een voldoende concentratie asbeststof/asbestvezels. [Appellant] heeft in dat verband verwezen naar een rapport van de

10 Gezondheidsraad uit juni 2010, waarin de norm voor de blootstelling aan asbest zou zijn aangescherpt. Volgens [appellant] is een blootstelling gedurende een aantal uren per dag gedurende lange tijd vereist Zoals hiervoor, in rechtsoverweging 2.5 is overwogen, zal het hof [geïntimeerden] in de gelegenheid stellen op deze akte (en daarmee op het hiervoor in rechtsoverweging 2.23 weergegeven betoog) te reageren met een antwoordakte. Het hof zal de bespreking van grief II in het principaal appel tot die tijd aanhouden. Omdat ook de bespreking van grief III in het principaal appel en van grief I in het incidenteel appel een beoordeling van het geleverde bewijs vergt, zal het hof ook de bespreking van deze grieven aanhouden Grief V in het principaal appel betreft de omvang van het smartengeld. De kantonrechter heeft een bedrag van ,= toewijsbaar geoordeeld. Volgens [appellant] is dit bedrag te hoog. Zij wijst er in dit verband op dat [X] bij zijn overlijden al op leeftijd was. Bij de begroting van immateriële schade dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden, in een geval als het onderhavige in het bijzonder met de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. Hij dient daarbij tevens te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met in aanmerkingneming van de sedert de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding (Hoge Raad 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000: AA8358) In dit verband is het volgende van belang. [X] is op zijn 73ste levensjaar getroffen door een ernstige en fatale ziekte. Ten gevolge van deze ziekte is zijn levensverwachting plotseling sterk verkort en aangenomen mag worden dat [X] al korte tijd na de diagnose bekend werd met het beklemmende vooruitzicht dat hij spoedig zou overlijden. Die omstandigheid zal zijn leed in aanmerkelijke mate hebben verzwaard. Hij is ongeveer zes maanden na de diagnose mesothelioom overleden. Algemeen bekend is dat mesothelioom gepaard gaat met (ernstig) lichamelijk lijden. Voor de begroting van de immateriële schadevergoeding heeft het hof niet alleen acht geslagen op het normbedrag dat het Instituut Asbestslachtoffers hanteert, aan welk normbedrag het hof niet is gebonden, maar dat wel een gezichtspunt vormt bij de begroting van de immateriële schade, maar ook op de diverse uitspraken van andere rechters in vergelijkbare zaken. In een arrest van het (toenmalige) gerechtshof Arnhem van 9 augustus 2011 (ECLI:NL:GHARN:2011:BR5350) heeft dit hof een aantal uitspraken van andere rechters aangehaald, waarin in vergelijkbare zaken een smartengeld van ,= is toegekend. Het hof ziet geen reden om in dit geval een lager bedrag toe te kennen. Het hof overweegt in dit verband dat de smartengeldbedragen in Nederland in vergelijking tot de omringende landen verhoudingsgewijs laag zijn en, eveneens anders dan in die landen, de laatste decennia nauwelijks zijn gestegen, zeker niet wanneer rekening wordt gehouden met de geldontwaarding. Onder deze omstandigheden ligt het niet voor de hand een (nog) lager smartengeldbedrag toe te kennen dan door andere rechters in gevallen van overlijden vanwege mesothelioom is toegekend om de enkele reden dat [X] bij zijn overlijden 73 jaar oud was. De grief faalt dan ook Grief II in het incidenteel appel keert zich tegen de beslissing van de kantonrechter om het door [X] ontvangen bedrag van ,= in mindering te brengen op de toe te kennen schadevergoeding. Het bedrag is toegekend op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers. Uit deze regeling volgt dat de werknemer alleen recht heeft op een (onvoorwaardelijke) uitkering indien de schade niet langs burgerrechtelijke weg kan worden verhaald. Indien verhaal mogelijk is, heeft de werknemer recht op een voorschot, mits hij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Een van die voorwaarden is dat hij na ontvangst van de schadevergoeding van de werkgever het voorschot (geheel of ten dele, al naar gelang van de hoogte van de ontvangen schadevergoeding) terugbetaalt. Aldus heeft de door [X] ontvangen uitkering het karakter van een voorschot en dient ervan te worden uitgegaan dat het voorschot dient te

11 worden terugbetaald, indien [appellant] verplicht wordt tot schadevergoeding. Dat niet gesteld is dat de SVB, die het voorschot heeft terugbetaald, daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de haar verleende volmacht doet aan het voorgaande niet af. Uit artikel 6a sub f van de regeling volgt dat de SVB geen gebruik behoeft te maken van de volmacht en dat ook indien geen gebruik wordt gemaakt van de volmacht de werknemer gehouden is tot terugbetaling van het voorschot, indien de werkgever de schade heeft vergoed. De grief slaagt Grief III betreft de afwijzing door de kantonrechter van de posten materiële schade en overige materiële schade conform de normbedragen van het IAS en van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Ten aanzien van de normbedragen betogen [geïntimeerden] dat deze juist zijn bedoeld om alle niet meer concreet te achterhalen materiële schadeposten vergoed te krijgen. Met dit betoog hebben zij deze schadeposten, in het licht van het door [appellant] gevoerde verweer, echter onvoldoende onderbouwd. Het is onduidelijk gebleven welke extra, en voor zijn rekening komende, kosten [X] als gevolg van zijn ziekte heeft moeten maken. [Geïntimeerden] hebben zelfs niet aangegeven wat de aard van deze kosten is geweest; betreft het reiskosten, ziektekosten, of kosten in verband met een verblijf in het ziekenhuis? Onder deze omstandigheden, waarin [geïntimeerden] geen enkele duidelijkheid hebben gegeven over de aard van deze kosten, vormt de enkele verwijzing naar door het IAS gehanteerde normbedragen een onvoldoende onderbouwing van deze kosten Naar het oordeel van het hof hebben [geïntimeerden] ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten onvoldoende onderbouwd. In dit kader is van belang dat uit de stellingen van [geïntimeerden] kan worden afgeleid dat pas nadat het IAS haar bemiddeling had afgerond een advocaat is ingeschakeld. Gesteld noch gebleken is dat deze advocaat schikkingsonderhandelingen heeft gevoerd namens [geïntimeerden] of zelfs een poging tot het aangaan van die onderhandelingen heeft gedaan. De overgelegde urenspecificatie van de advocaat van [geïntimeerden] biedt daarvoor ook geen aanknopingspunt. Onder deze omstandigheden, en in aanmerking nemend dat al enkele maanden na de inschakeling van deze advocaat een dagvaarding is uitgebracht, hebben [geïntimeerden] onvoldoende onderbouwd dat de door hun advocaat in de buitengerechtelijke fase verrichte werkzaamheden niet vallen onder het bereik van een eventuele proceskostenveroordeling. Dat de rechtsbijstandsverzekeraar in de periode voorafgaand aan de inschakeling van de advocaat buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, zoals [geïntimeerden] stellen, leidt evenmin tot een ander oordeel, nu onduidelijk is gebleven welke werkzaamheden de rechtsbijstandsverzekeraar heeft verricht De slotsom is dat de grief faalt Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol voor akte aan de zijde van [geïntimeerden] Omdat [geïntimeerden] bij die akte kunnen reageren op de akte van [appellant] krijgt [appellant] niet de gelegenheid om op die akte te reageren. Dat is alleen anders indien [geïntimeerden] producties in het geding brengen, in welk geval [appellant] op die producties kan reageren. Het gerechtshof: alvorens verder te beslissen: verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 31 december 2013 voor akte aan de zijde van [geïntimeerden];

12 bepaalt dat [appellant] niet op deze akte mag reageren, tenzij bij deze akte producties in het geding worden gebracht in welk geval [appellant] zich enkel over deze producties mag uitlaten; houdt iedere verdere beslissing aan.»annotatie In deze noot wil ik aandacht besteden aan de lange verjaringstermijn en met name de gezichtspuntencatalogus, zoals deze door de Hoge Raad is geformuleerd voor asbestzaken. Ik zal de overwegingen van het hof bespreken, alsmede vergelijken met eerdere jurisprudentie. Daarnaast zal ik nog kort ingaan op de bewijslast opgedragen door het hof aan de nabestaanden en erven ten aanzien van de blootstelling. De gezichtspuntencatalogus De Hoge Raad heeft in zijn arrest Van Hese-De Schelde (HR 28 april 2000, NJ 2000, 430, «JAR» 2000/122) overwogen dat de termijn van dertig jaren ingevolge art. 3:310 lid 2 BW een objectief en in beginsel absoluut karakter heeft en dat het beginsel van rechtszekerheid meebrengt dat hieraan strikt de hand moet worden gehouden. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan de termijn op grond van art. 6:2 lid 2 BW buiten toepassing blijven. Het arrest Van Hese-De Schelde wordt ook wel het gezichtspuntenarrest genoemd omdat de Hoge Raad aan de hand van een zevental gezichtspunten een oordeel heeft kunnen geven omtrent het wel of niet aanvaardbaar zijn van een beroep op verjaring. De werkgever in onderhavige zaak is aansprakelijk gesteld voor de schade van zijn voormalig werknemer op 13 juli Dit betekent in beginsel dat een eventuele vordering ten aanzien van de periode tot 13 juli 1977 verjaard is. Enkel wanneer er sprake is van een uitzonderlijk geval is het beroep op verjaring van de werkgever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het hof behandelt de verschillende gezichtspunten zeer uitvoerig en op volgorde van a-g. Het hof lijkt daarmee op voorhand geen onderscheid te maken in zwaarte van de verschillende gezichtspunten. Ik merk op dat in de literatuur ook wel is betoogd dat eerst het laatste gezichtspunt moet worden beoordeeld. In dit kader verwijs ik naar een artikel van Hartlief, Hijma en Snijders (NJB ). Volgens de auteurs heeft gezichtspunt g betrekking op de meer preliminair te noemen vraag naar de voortvarendheid waarmee eiser (of diens nabestaanden), eenmaal bekend met de ziekte, heeft opgetreden. Pas als deze vraag bevestigend kan worden beantwoord volgt een beoordeling van de andere gezichtspunten. Wanneer de vraag ontkennend moet worden beantwoord zou het doek reeds om deze reden vallen. a. Gaat het om vergoeding van vermogensschade dan wel van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, en mede in verband daarmede komt de gevorderde schadevergoeding ten goede aan het slachtoffer zelf, diens nabestaanden dan wel een derde?

13 Het hof heeft overwogen dat de vordering voor het grootste deel (circa 75%) betreft immateriële schade en indien het bedrag wordt toegewezen zal dit niet ten goede komen aan de werknemer, maar aan zijn erven. Dat pleit niet in het voordeel van de nabestaanden en erven. Daar tegenover staat dat het snelle verloop en het dodelijke karakter van mesothelioom bijna per definitie tot gevolg heeft dat indien aansprakelijkheid niet wordt erkend de werknemer is overleden wanneer de procedure aanhangig wordt gemaakt. Of dit in het voordeel van de erven pleit zal volgens het hof afhangen van hun relatie. Er was sprake van een nauwe verwantschap aangezien de erven de kinderen zijn van de werknemer, maar niet gesteld is dat zij zelf immaterieel nadeel hebben geleden. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat aan gezichtspunt a geen betekenis toekomt in het voordeel of in het nadeel van een van partijen. Het Hof s- Gravenhage overwoog in zijn arresten van 18 december 2012 («JA» 2013/110 en 2013/111) anders, namelijk dat het dodelijke karakter en de angst van de erven juist zorgen voor gewicht in de schaal ten gunste van de doorbreking van de verjaring. b. In hoeverre bestaat voor het slachtoffer respectievelijk zijn nabestaanden ter zake van de schade een aanspraak op een uitkering uit andere hoofde? Werknemer heeft een uitkering ontvangen op grond van de regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers en daarmee is een substantieel deel van de schade vergoed. Dit gegeven telt bij de te maken afweging mee in het voordeel van de werkgever, aldus het hof. Aangezien het een voorschotkarakter heeft zal het hof er relatief geringe betekenis aan toekennen. Het Hof s-gravenhage oordeelde (in de hiervoor genoemde arresten) op grond van vergelijkbare omstandigheden dat dit gezichtspunt in de totale weging een beperkt gewicht in de schaal legt ten gunste van de doorbreking van de verjaring. c. In welke mate kan de gebeurtenis de aangesprokene worden verweten? Volgens het hof betekent het enkele feit dat een werkgever aansprakelijk is op grond van art. 7:658 BW niet dat hem per definitie een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aangezien beide partijen te weinig hebben aangevoerd ten aanzien van dit punt zal het gezichtspunt geen gewicht in de schaal leggen in het voor- of nadeel van een van de partijen. d. In hoeverre heeft c.q. had de aangesprokene reeds vóór het verstrijken van de verjaringstermijn rekening gehouden c.q. behoren te houden met de mogelijkheid dat hij voor de schade aansprakelijk zou zijn? Dit gezichtspunt legt volgens het hof gewicht in de schaal in het voordeel van de nabestaanden en erven, omdat de werkgever naar het oordeel van het hof voor het verstrijken van de verjaringstermijn rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat hij zou kunnen worden aangesproken voor schade. Het hof stelt dat in elk geval sinds 1969 (het promotieonderzoek van bedrijfsarts Stumpius) het verband tussen asbest en mesothelioom bekend was. Zowel ten aanzien van gezichtspunt c en d kan nog worden opgemerkt dat mijn inziens van belang kan zijn of de aangesproken partij een asbestproducent of asbestverwerkend bedrijf was dan wel een bedrijf dat zich niet intensief met asbestverwerking bezighield. Het Hof s-gravenhage achtte dit onderscheid namelijk wel degelijk van belang in zijn arrest van 3 april 2012 («JA» 2012/118). Ook het

14 Hof Amsterdam overwoog op 15 december 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BL3708) ten aanzien van gezichtspunt c dat er geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd zijn of gebleken op grond waarvan gezegd kan worden dat sprake is van een hoge mate van verwijtbaarheid, waarbij het hof mede in aanmerking neemt dat de werkgever als niet asbestproducerend, niet asbestverwerkend bedrijf niet een onderneming exploiteerde die zich intensief met asbest of asbestverwerking bezig hield. e. Heeft de aangesprokene naar redelijkheid nog de mogelijkheid zich tegen de vordering te verweren? Met een verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2004 («JA» 2005/10) oordeelt het hof dat het zeer in het algemeen de vraag aan de orde stelt of de aangesprokene naar redelijkheid nog de mogelijkheid heeft zich tegen de vordering te verweren en dat daarbij niet van belang is door welke oorzaken bewijsmateriaal verloren is gegaan en of dit aan de aangesprokene valt toe te rekenen. Het gezichtspunt legt gewicht in de schaal in het voordeel van de werkgever. f. Is de aansprakelijkheid (nog) door een verzekering gedekt? Aangezien de werkgever niet verzekerd is, wordt dit gezichtspunt in het voordeel uitgelegd van de werkgever. Omdat niet is gebleken dat er sprake is van financiële problemen aan de zijde van de werkgever kan aan dit gezichtspunt echter slechts beperkte betekenis toekomen. g. Heeft na het aan het licht komen van de schade binnen redelijke termijn een aansprakelijkstelling plaatsgevonden en is een vordering tot schadevergoeding ingesteld? Het hof beantwoordt deze laatste vraag bevestigend. Een aansprakelijkstelling drie weken na bekend worden van de schade en het uitbrengen van een dagvaarding binnen zeven maanden na het einde van de bemiddeling van het IAS wordt als voortvarend gezien. Wanneer alle gezichtspunten door het hof op de weegschaal worden gewogen slaat deze door in het voordeel van de werkgever. Een doorbreking van de verjaring op grond van art. 6:2 BW wordt niet toegestaan. Hoewel het hof heeft kunnen oordelen dat de werkgever rekening heeft moeten houden met de mogelijkheid dat zij voor de schade aansprakelijk zou zijn, staat daar tegenover dat een deel van de schade al is vergoed, dat de werkgever niet voor de schade verzekerd is en dat de werkgever zich moeilijk kan verweren. En deze drie omstandigheden leggen voldoende gewicht in de schaal, aldus het hof. Blootstelling aan asbest Ten aanzien van de periode in geding die niet is verjaard dat wil zeggen de periode na 13 juli 1977 krijgen de nabestaanden en erven de opdracht om te bewijzen dat de werknemer in deze periode ook daadwerkelijk blootgesteld is geweest aan asbest. Deze bewijsopdracht komt voort uit het bepaalde in art. 7:658 BW. Op grond van art. 7:658 BW dienen de nabestaanden en erven namelijk te bewijzen dat de werknemer de gestelde gezondheidsschade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor deze werkgever.

15 De werkgever heeft met een verwijzing naar de overwegingen van de Hoge Raad in zijn arresten van 7 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 en ECLI:NL:HR:2013:BZ1721) gesteld dat er sprake moet zijn van een daadwerkelijke blootstelling in relevante mate. In dit kader wijs ik nog op een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (23 mei 2013, niet gepubliceerd) kort voor de Hoge Raad arresten van 7 juni De rechtbank heeft in die kwestie kunnen oordelen dat niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van een dusdanige relevante blootstelling aan asbest, dat daaraan in rechte de conclusie kan worden verbonden dat de werknemer ten gevolge daarvan ziek is geworden. Volgens de rechtbank is het in theorie denkbaar dat de asbestziekte is veroorzaakt door een zeer kortstondige en beperkte blootstelling aan asbest. De kans daarop is echter statistisch dermate klein in te schatten, dat daarmee rekening mag worden gehouden. Nodig is dat komt vast te staan dat er sprake is geweest van een relevante blootstelling aan asbest. De nabestaanden en erven mogen nog reageren op deze stelling, maar duidelijk is in ieder geval dat het hof van belang acht dat er sprake is van een daadwerkelijke blootstelling. Het is afwachten hoe het hof denkt over de stelling dat er sprake is van een blootstelling in relevante mate, maar gezien de overweging van de Hoge Raad ter zake zal dit naar alle waarschijnlijkheid toch ook door het hof worden meegewogen. De nabestaanden en erven hebben derhalve nog een drempel te nemen voordat aan hen een schadevergoeding kan worden toegewezen. mr. P.J. klein Gunnewiek, Advocaat bij Van Benthem & Keulen te Utrecht

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. LJN: BC8179, Gerechtshof Leeuwarden, 0600557 Datum uitspraak: 12-03-2008 Datum publicatie: 31-03-2008 Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Civiel overig Hoger beroep [Naar] het oordeel van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHARL:2014:8075 ECLI:NL:GHARL:2014:8075 Instantie Datum uitspraak 21-10-2014 Datum publicatie 22-10-2014 Zaaknummer 200.130.135-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5651 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5651 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ5651 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 18-08-2009 Datum publicatie 20-08-2009 Zaaknummer 105.007.177-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 Instantie Datum uitspraak 05-07-2016 Datum publicatie 08-07-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.183.368_01

Nadere informatie

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01 LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, 200.092.893/01 Datum uitspraak: 20-11-2012 Datum publicatie: 20-11-2012 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Ziektekostenverzekering

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-09-2010 Datum publicatie 29-10-2010 Zaaknummer 127472 - HA ZA 06-1116 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHARL:2017:2682 ECLI:NL:GHARL:2017:2682 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 200.189.034/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 ECLI:NL:RBLIM:2017:2309 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 15032017 Datum publicatie 16032017 Zaaknummer 5377597 cv 169148 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 13-05-2014 Zaaknummer 200.142.615 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1576

ECLI:NL:RBGEL:2017:1576 ECLI:NL:RBGEL:2017:1576 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 22-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 3281182 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528 Instantie Datum uitspraak 23-04-2013 Datum publicatie 26-04-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHSHE:2017:317 ECLI:NL:GHSHE:2017:317 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 02-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.172.307_01

Nadere informatie

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld.

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-029 d.d. 23 september 2014 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. W.J.J. Los en mr. F.H.J. Mijnssen, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen.

Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen. Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen. Samenvatting Werknemer met mesothelioom spreekt werkgever aan. De schadevergoeding wordt

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2679

ECLI:NL:GHARL:2017:2679 ECLI:NL:GHARL:2017:2679 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 200.184.322/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101 ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 21-04-2010 Datum publicatie 18-02-2011 Zaaknummer 63270 / HA ZA 08-286 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 02-02-2016 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 200.163.502/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid arrest GERECHTSHOF ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer gerechtshof 104.001.423 (zaaknummer rechtbank 91282 / HA ZA 03-1198) arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 inzake de besloten vennootschap

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 Instantie Datum uitspraak 27-01-2004 Datum publicatie 20-02-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch C0201298-RO Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:665 ECLI:NL:RBROT:2016:665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer C/10/473480 / HA ZA 15333 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

VNO-NCW/MKB-Nederland, Comité Asbestslachtoffers, Verbond van Verzekeraars, FNV Vakcentrale, CNV, VCP, LTO-Nederland en VSO. 2

VNO-NCW/MKB-Nederland, Comité Asbestslachtoffers, Verbond van Verzekeraars, FNV Vakcentrale, CNV, VCP, LTO-Nederland en VSO. 2 > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 Instantie Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 18-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3818581 UC EXPL 15-1353

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN.

IN NAAM DER KONINGIN. IN NAAM DER KONINGIN. Uitspraak: 24 april 2007 Rolnummer: 04/1518 Rolnr. rechtbank: 52161 / HA ZA 03-2869 HET GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE, vierde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHARL:2015:350 ECLI:NL:GHARL:2015:350 Instantie Datum uitspraak 20-01-2015 Datum publicatie 26-01-2015 Zaaknummer 200.145.738-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBAMS:2016:199 ECLI:NL:RBAMS:2016:199 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 02-02-2016 Zaaknummer C/13/572226 / HA ZA 14-903 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Intellectueel-eigendomsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985 ECLI:NL:RBAMS:2017:5985 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 18-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer CV EXPL 17-2120 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer 200.179.432/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI4930 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI4930 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2009:BI4930 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-04-2009 Datum publicatie 02-06-2009 Zaaknummer 200.003.858 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer 200.091.734-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 07-12-2016 Zaaknummer 200.181.068/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 06-10-2015 Datum publicatie 06-10-2015 Zaaknummer 200.173.123/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : De heer A te B, vertegenwoordigd door de heer C te D, tegen E te F en G te H Zaak : Schadevergoeding, wettelijke rente Zaaknummer : 2012.03079 Zittingsdatum : 11 september

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2006:BC8798

ECLI:NL:RBZLY:2006:BC8798 ECLI:NL:RBZLY:2006:BC8798 Instantie Datum uitspraak 08-11-2006 Datum publicatie 09-04-2008 Rechtbank Zwolle-Lelystad Zaaknummer 84721 / HA ZA 03-344 -3 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 Instantie Datum uitspraak 12-11-2014 Datum publicatie 24-11-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2807368_E12112014

Nadere informatie

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-382 d.d. 20 oktober 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:10207

ECLI:NL:GHARL:2014:10207 ECLI:NL:GHARL:2014:10207 Instantie Datum uitspraak 30-12-2014 Datum publicatie 07-01-2015 Zaaknummer 200.154.059-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

Rechtbank Rotterdam 27 april 2011; pitbull bijt vierjarig kind in het gezicht. Smartengeld 7.000,00

Rechtbank Rotterdam 27 april 2011; pitbull bijt vierjarig kind in het gezicht. Smartengeld 7.000,00 Rechtbank Rotterdam 27 april 2011; pitbull bijt vierjarig kind in het gezicht. Smartengeld 7.000,00 Een jongetje van 4 jaar oud wordt door een pitbull terriër in het gezicht en in de arm gebeten. Zijn

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:9606

ECLI:NL:GHARL:2014:9606 ECLI:NL:GHARL:2014:9606 Instantie Datum uitspraak 09-12-2014 Datum publicatie 14-01-2015 Zaaknummer 200.128.918-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:2000

ECLI:NL:RBMNE:2017:2000 ECLI:NL:RBMNE:2017:2000 Instantie Datum uitspraak 22-03-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/409379 / HA ZA 16-112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

pagina 1 van 5 LJN: BR6704, Gerechtshof Amsterdam, 200.072.5489/01 Datum 07-06-2011 uitspraak: Datum 05-09-2011 publicatie: Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:Kennelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 03-09-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer 2502483 CV EXPL 13-4461 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 25-09-2006 Datum publicatie 26-09-2006 Zaaknummer 58445 - KG ZA 06-182 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822 ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822 Instantie Datum uitspraak 20-07-2010 Datum publicatie 29-07-2010 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer HD 200.023.233 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 28-10-2016 Zaaknummer 200.177.389 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 03-05-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 818166 UC EXPL 12-9177

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 266642 / HA ZA 06-2184 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-03-2010 Datum publicatie 05-01-2016 Zaaknummer 200.015.254-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675 ECLI:NL:RBMNE:2015:5675 Instantie Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 03-08-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3947956 MC EXPL 15-2480

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:746

ECLI:NL:GHSHE:2016:746 ECLI:NL:GHSHE:2016:746 Instantie Datum uitspraak 01-03-2016 Datum publicatie 02-03-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.161.917_01 Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

ECLI:NL:RBROT:2015:7740 ECLI:NL:RBROT:2015:7740 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15092015 Datum publicatie 02112015 Zaaknummer C/10/482640 / KG ZA 15882 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024

ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024 ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024 Instantie Datum uitspraak 04-07-2007 Datum publicatie 06-07-2007 Zaaknummer KG 07/518 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-08-2004 Datum publicatie 30-08-2004 Zaaknummer Rolnummer 0300145 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357 ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-10-2008 Datum publicatie 03-11-2008 Zaaknummer 285436 / HA ZA 07-1418 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 Instantie Datum uitspraak 05-07-2017 Datum publicatie 31-07-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 5474399 \ CV EXPL 16-8870 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 17-03-2009 Datum publicatie 03-04-2009 Zaaknummer HD 103.004.712 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277 ECLI:NL:RBLIM:2015:1277 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 17-02-2015 Datum publicatie 19-02-2015 Zaaknummer 3792692 CV EXPL 15-683 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Goederenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495 ECLI:NL:GHDHA:2016:3495 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 08-03-2017 Zaaknummer 200.179.055 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

CENTRALE RAAD VAN BEROEP CENTRALE RAAD VAN BEROEP KBW 1994/1 U I T S P R A A K in het geding tussen: het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, appellant, en A., wonende te B., gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder

Nadere informatie

JAR 2012/33 27-12-2011, 200.065.076/01, LJN BU9564

JAR 2012/33 27-12-2011, 200.065.076/01, LJN BU9564 Informatie 2012 afl. 2 Gerechtshof Amsterdam 27 december 2011 200.065.076/01 LJN BU9564 mr. Kingma mr. Smit mr. Van der Kwaak Appellant te (...), appellant, advocaat: mr. W.A. van Veen te Utrecht, tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Partijen zullen hierna [eiser] en [installatiebedrijf] genoemd worden.

Partijen zullen hierna [eiser] en [installatiebedrijf] genoemd worden. ADVIES DESKUNDIGENPANEL VERJARING Instituut Asbestslachtoffers Advies van in de zaak van de heer [eiser], wonende te [woonplaats], gemachtigde mr. N.J. van Osch, tegen de besloten vennootschap met beperkte

Nadere informatie

Doorbreking van de lange verjaringstermijn en stelplicht en bewijslast bij vorderingen van mesothelioomslachtoffers op de werkgever

Doorbreking van de lange verjaringstermijn en stelplicht en bewijslast bij vorderingen van mesothelioomslachtoffers op de werkgever Advies voor het Instituut Asbestslachtoffers Doorbreking van de lange verjaringstermijn en stelplicht en bewijslast bij vorderingen van mesothelioomslachtoffers op de werkgever Rechtspraakanalyse 2009-2013

Nadere informatie

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons.

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons. GCHB 2012-434 Uitspraak van 2 februari 2012 prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons. Consument aanvaardt advies van de Geschillencommissie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-06-2009 Datum publicatie 05-06-2009 Zaaknummer 256615 / HA ZA 08-21443 juni 2009 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden.

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden. Rechtbank Amsterdam, 06 juni 2012; de hondenbezitter is aansprakelijk voor de letselschade van een vrouw die tijdens het uitlaten van de hond ten valt komt doordat de hond plotseling hard aan de lijn trok.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053 ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-07-2009 Datum publicatie 09-07-2009 Zaaknummer 316131 / HA ZA 08-2408 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie