Evaluatie Wet IB Onderwerp: Genieten. Prof.mr. G.T.K. Meussen 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Evaluatie Wet IB 2001. Onderwerp: Genieten. Prof.mr. G.T.K. Meussen 1"

Transcriptie

1 Evaluatie Wet IB 2001 Onderwerp: Genieten Prof.mr. G.T.K. Meussen 1 De grootste verandering rondom het begrip genieten in de Wet IB 2001 ten opzichte van de Wet IB 1964 is uiteraard de invoering van de vermogensrendementsheffing in het kader van het bepalen van het inkomen uit sparen en beleggen (hoofdstuk 5 Wet IB 2001). In art. 5.2 wordt dienaangaande een forfaitair voordeel bepaald (4% van het gemiddelde van de rendementsgrondslag) hetgeen ook in het desbetreffende jaar geacht wordt te zijn genoten. Omdat dit aspect van het begrip genieten elders al door anderen in deze evaluatiebundel wordt behandeld, ga ik er verder niet op in. Centraal in deze bijdrage staat een tweetal thema s in relatie tot het onderwerp genieten. Allereerst sta ik stil bij de bron resultaat uit overige werkzaamheden als opvolger van inkomsten uit andere arbeid zoals die onder de Wet IB 1964 gold. Van de onder de Wet IB 1964 geldende genietingscriteria 23 is de wetgever onder de Wet IB 2001 overgeschakeld naar genietingscriteria uit de bron winst uit onderneming via de schakelbepaling van art Wet IB Daarbij gaat het thans met name op het moment dat het voordeel is gerealiseerd. Vervolgens zal ik aandacht schenken aan de belastingheffing van werknemersaandelenopties waarbij recent is overgeschakeld van belastingheffing op het moment van het onvoorwaardelijk worden van het recht naar het feitelijke moment waarop de capital-gain is gerealiseerd. Belastingheffing over het actief rendabel maken van vermogen Art. 3.91, eerste lid, onderdeel c Wet IB 2001 stelt dat als werkzaamheid mede wordt aangemerkt het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat, zoals bij het uitponden van onroerende zaken, het in belangrijke mate door de belastingplichtige zelf verrichten van groot onderhoud of andere aanpassingen aan een zaak, het aanwenden door de belastingplichtige van voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis. Deze wettelijke bepaling is bij amendement ingevoerd 4 en als volgt toegelicht: Dit amendement bevat enkele concrete voorbeelden van wijzen van rendabel maken van vermogen die een normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaan 5, en die derhalve in box 1 belast dienen te worden. Deze voorbeelden geven de rechter aanknopingspunten voor de toekomstige rechtsontwikkeling. De Tweede Kamer heeft het amendement unaniem overgenomen. Op vragen uit de Eerste Kamer antwoordde staatssecretaris Bos 6 het volgende: Het onderdeel strekt ertoe duidelijk te maken dat het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat, altijd in box I belast wordt. Daartoe zijn een drietal voorbeelden in de wettekst opgenomen. (.) Ook onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zouden deze voorbeelden gelet op de jurisprudentie al kwalificeren als inkomsten uit arbeid buiten dienstbetrekking. De genoemde voorbeelden zijn ( ) geen criteria die tot 1 Hoogleraar belastingrecht Radboud Universiteit Nijmegen. 2 Ontvangen of verrekend zijn, ter beschikking van de belastingplichtige zijn gesteld, rentedragend zijn geworden, vorderbaar en tevens inbaar zijn geworden 3 Art. 33, eerste lid, Wet IB Amendement Bos/Reitsma, Kamerstukken II 1999/2000, , nr Anders gezegd: het moet gaan om meerwaarde creërende arbeid dan wel om zogenoemde niet-speculatieve transacties (voorkennis). 6 Kamerstukken I 1999/2000, en , nr. 202a, blz

2 belastingplicht leiden. Zij geven de rechter wel aanknopingspunten voor de toekomstige rechtsontwikkeling, namelijk welke activiteiten zeker niet in box III thuis horen. De indieners van het amendement hebben niet méér beoogd dan te codificeren van hetgeen zich reeds qua rechtspraak onder de Wet IB 1964 ten aanzien van de bron andere inkomsten uit arbeid had ontwikkeld. Weliswaar is aan de zinsnede normaal vermogensbeheer, zoals deze door de Hoge Raad wordt gebezigd bij de beoordeling van 22-1-b transacties 7, het woord actief toegevoegd, waardoor nu gesproken wordt over normaal, actief vermogensbeheer, maar onduidelijk is in hoeverre hiermee echt een inhoudelijke wijziging is bedoeld. Het lijkt er veeleer op dat bewust geen aanscherping van het onder de Wet IB 1964 geldende regime is beoogd. Mobach/Sillevis 8 merken mijns inziens dan ook terecht op dat onderdeel c een overbodige bepaling is en de daarin opgenomen voorbeelden niet meer zijn dan wat zij zijn, namelijk voorbeelden van mogelijk resultaat opleverende werkzaamheden. Van de zijde van de regering 9 is in het kader van de evaluatie van de Belastingherziening 2001 aangegeven dat zij niet voornemens is om art. 3.91, eerste lid, onderdeel c Wet IB 2001 in te trekken. Zij merkt het volgende op: Alles afwegende komt het kabinet tot de conclusie dat de invoering van het begrip meer dan normaal, actief vermogensbeheer kennelijk niet de helderheid heeft verschaft die de indieners van het amendement voor ogen stonden. Het schrappen van het desbetreffende artikel heeft volgens het kabinet echter tot gevolg dat er opnieuw onzekerheid zou kunnen ontstaan terwijl er (opnieuw) geen beleidswijziging mee zou worden beoogd. Daarnaast kunnen de in het artikel opgenomen voorbeelden, de rechter aanknopingspunten geven voor de bestendiging van het beleid. Om die redenen acht het kabinet het wenselijk om het artikel te behouden. De indieners van het amendement dat leidde tot invoering van art. 3.91, eerste lid, onderdeel c Wet IB 2001 hebben naar mijn mening helemaal niet nagedacht over de vraag in hoeverre de toepassing van art Wet IB 2001 hierbij tot een structureel andere uitkomst leidt ten opzichte van de Wet IB 1964 in relatie tot het gewijzigde genietingsmoment en daarmee tot de omvang van het te belasten voordeel. 10 Hetzelfde geldt overigens voor de bewindslieden van Financiën bij de introductie van art Wet IB Er is door hen blijkens de parlementaire behandeling geen aandacht besteed aan de mogelijke gevolgen van dit gewijzigde genietingsmoment voor de inhoud en reikwijdte van de bron resultaat uit overige werkzaamheden. Wezenlijke vraag is evenwel of het gewijzigde genietingsmoment inderdaad leidt tot een ander moment van belastingheffing over resultaat uit overige werkzaamheden, of hierbij de berekening van het te belasten voordeel eveneens verandering ondergaat en in een verder verband, of de toepassing van art Wet IB 2001 op resultaat uit overige werkzaamheden leidt tot een andere inhoudelijke duiding van de bronvraag. Ik licht een en ander aan de hand van tweetal voorbeelden toe. 7 Vergelijk bijvoorbeeld de Hoge Raad in BNB 2002/219: Werkzaamheden als hier aan de orde, te weten het indienen van verzoeken tot wijziging van de op een perceel grond rustende bestemming, gaan naar hun strekking en in omvang het normale kader van werkzaamheden verbonden aan particulier vermogensbeheer te buiten. 8 Cursus belastingrecht, onderdeel inkomstenbelasting, B.b6. 9 Zie rapport Breder, lager, eenvoudiger? Een evaluatie van de belastingherziening 2001, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs. 1-2, blz In het verleden heeft Zwemmer voor deze problematiek al aandacht gevraagd. Vergelijk J.W. Zwemmer, Inkomsten uit werkzaamheden met betrekking tot vermogen in box 3, NTFR 2001/1001 alsmede R.M. Freudenthal, De onbestaanbaarheid van inkomsten uit overige werkzaamheden met betrekking tot vermogen in box 3, NTFR 2001/ Ook in het rapport Breder, lager, eenvoudiger? Een evaluatie van de belastingherziening 2001, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs. 1-2, wordt aan dit aspect geen aandacht besteed. Op blz. 234 wordt slechts in algemene zin opgemerkt dat doel van het aansluiten van resultaat uit overige werkzaamheden bij het winstregime was dat een meer evenwichtige belastingheffing zou ontstaan. Na een zekere aanpassingsperiode zou het winstregime tot een vereenvoudiging kunnen leiden en bijdragen aan het afnemen van geschillen. 2

3 Voorbeeld I Iemand koopt met voorkennis aandelen voor 100, terwijl de waarde van de aandelen met inbegrip van deze kennis 150 is (er komt in de nabije toekomst namelijk een overnamebod aan tot dit bedrag). Met andere woorden, er is sprake van een transactie waarbij de belastingplichtige een voorsprongsituatie heeft op de markt voor beleggers omdat hij over informatie beschikt die aldaar niet beschikbaar is (en deze informatie daardoor ook de prijsvorming niet kan beïnvloeden). De voorkennistransactie vindt plaats in het jaar Vele jaren later, in het jaar 2006, worden de aandelen verkocht voor 200, hetgeen op dat moment een normale marktprijs is. De vraag die nu opkomt is: Welk bedrag is onder de Wet IB 2001 belast als resultaat uit overige werkzaamheden en in welk jaar? Tevens kunnen we ons afvragen hoe deze situatie onder de Wet IB 1964 zou zijn verlopen. Uitwerking voorbeeld 1 Onder de werking van de Wet IB 2001 kan de conclusie geen andere zijn dan dat met de voorkennistransactie zelve de werkzaamheid is voltooid en alsdan op basis van art Wet IB 2001 over het voordeel ad 50 (150 minus 100) moet worden afgerekend in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden in het jaar Daarna verhuizen de aandelen naar box III en worden aldaar onderworpen aan de vermogensrendementsheffing met een forfaitair rendement. De verkoop van de aandelen in 2006 is vervolgens onder het regime van de Wet IB 2001 in het kader van box III een non-event. Deze verkoop leidt immers niet tot enige vorm van belastingheffing, aangezien bij de vermogensrendementsheffing de werkelijk genoten inkomsten en gerealiseerde vermogenswinsten niet relevant zijn. 12 Als er onder de Wet IB 1964 al belast kan worden ter zake van andere inkomsten uit arbeid, kan dit alleen in het jaar Of dit mogelijk is, is voor discussie vatbaar, gezien de aanmerkelijke tijd tussen de voorkennistransactie (jaar 2001) en het jaar waarin het voordeel wordt gerealiseerd (jaar 2006). Bovendien doet zich dan nog de vraag voor of het totale voordeel van 100 (200 minus 100) wordt belast, derhalve inclusief de autonome waardestijging van de aandelen, of slechts het voorkennisvoordeel in enge zin, te weten 50 (150 minus 100) zijnde het bij aankoop van de aandelen opgetreden voordeel. Voorbeeld II Een bouwvakker koopt in privé een perceel grond waarop hij door een aannemersbedrijf een bouwskelet laat plaatsen. Hij bouwt het geheel af, realiseert daarmee enkele appartementen en gaat deze vervolgens verhuren. Stel dat de waarde in het economische verkeer van het appartementencomplex op het moment van verhuur 500 bedraagt, terwijl de kostprijs daarvan (exclusief de door belanghebbende zelf verrichte arbeid) 350 beloopt. Ook hier kan dezelfde vraag als in voorbeeld I worden gesteld: Welk bedrag en wanneer is onder de Wet IB 2001 belast en hoe verloopt belastingheffing onder de Wet IB 1964? Uitwerking voorbeeld II Met het afbouwen van de appartementen is de werkzaamheid is geëindigd en moet derhalve op basis van art Wet IB 2001 worden afgerekend over 150 (500 minus 350), waarna het appartementencomplex overgaat naar box III en vanaf dat moment onder de vermogensrendementsheffing valt. 12 In de hiervoor aangehaalde publicaties in NTFR bepleit J.W. Zwemmer belastingheffing als resultaat uit overige werkzaamheden in het jaar 2001 over 50 (150 minus 100), R.M. Freudenthal bepleit belastingheffing in 2006 over 100 (200 minus 100). In de onderscheiden benaderingen komen de problematiek van de vermogensetikettering bij resultaat uit overige werkzaamheden alsmede de vraag wanneer de werkzaamheid eindigt, samen. 3

4 Indien het voornemen tot duurzame verhuur reëel was en de verhuur ook daadwerkelijk had plaatsgevonden, was onder de Wet IB 1964 onder omstandigheden géén sprake van andere inkomsten uit arbeid (ontbreken genietingsmoment, arbeid niet gericht op realisatie van het voordeel). Voor wat betreft de situatie onder de Wet IB 1964 is het interessant om bij een recent gewezen arrest stil te staan, te weten HR 11 november 2005, nr , NTFR 2005/1509 met commentaar van N.M. Ligthart. In dit arrest gaat het om een belastingplichtige die voor eigen rekening een huis bouwt, niet met het oogmerk van zelfbewoning maar om het na gereedkomen met voordeel te verkopen. De belastingplichtige realiseert daarbij een voordeel van fl , welk voordeel bij hem is belast als inkomsten uit andere arbeid (art. 22, eerste lid, onderdeel b Wet IB 1964). Hof Leeuwarden heeft van genoemd bedrag fl buiten de heffing gelaten, omdat het in de visie van het Hof niet kan worden toegeschreven aan het rendabel maken van eigen arbeid, maar aan een autonome waardestijging van de woning. De Hoge Raad verwerpt evenwel deze visie. Hij stelt dat in een situatie waarbij het behalen van het voordeel mede zijn verklaring vindt in de bouwarbeid van belanghebbende, het niet meer van belang is of de uiteindelijke omvang van het behaalde voordeel mede afhankelijk was van factoren die niet door belanghebbendes arbeid werden beïnvloed. De Hoge Raad verwijst 13 daarbij uitdrukkelijk naar HR 20 juni 2003, nr , BNB 2003/306, waarin we de volgende overweging lezen: Dan is niet meer van belang of de uiteindelijke omvang van het behaalde voordeel mede afhankelijk was van factoren die niet door belanghebbendes arbeid werden beïnvloed. Samen met Van Dijck 14 heb ik bij een dergelijke opbrengst van een resultaatstransactie gepropageerd en verdedigd om een splitsing aan te brengen van in een deel dat is toe te rekenen aan een autonome waardestijging van het object, en een deel van de waardestijging dat is terug te voeren op de verrichte arbeid. Bij verkoop zou dan alleen maar belast zijn de waardestijging die aan de arbeid kan worden toegerekend. Wij schreven: Het is mogelijk dat de arresten BNB 2001/346 en BNB 2002/219 een nieuwe ontwikkeling op dit punt betekenen. Hierin vraagt de Hoge Raad of het voordeel zijn verklaring vindt in de verrichte arbeid. Het geval had alleen maar betrekking op de vraag óf relevante arbeid was verricht. Maar de formulering is heel algemeen, zodat ook de omvang van het te verklaren voordeel beheerst kan worden door de vraag of het zijn verklaring vindt in de verrichte arbeid. Een autonome waardestijging vindt niet haar verklaring in de verrichte arbeid. Uit het voorgaande arrest is duidelijk dat de Hoge Raad deze lijn niet heeft doorgezet en de autonome waardestijging in combinatie met de verrichte arbeid wel degelijk volledig belast, als de arbeid maar op enigerlei wijze mede tot de waardestijging van het desbetreffende vermogensbestanddeel heeft bijgedragen. Zoals Ligthart terecht opmerkt, heeft de Hoge Raad in BNB 2001/346 en BNB 2002/ slechts gedoeld op een geval waarin de waarde in het geheel niet door de arbeid was beïnvloed. Oogmerkvereiste/verkoopintentie Ligthart stelt op dat onder de Wet IB 1964, bij zogenoemde 22-1-b transacties de (meer)arbeid moet zijn gericht op realisatie van een meerwaarde die de opbrengst van 13 De Hoge Raad verwijst in het arrest eveneens naar HR 16 juli 1984, nr , BNB 1984/247. Bedoeld zal zijn HR 17 oktober 1984, nr , BNB 1984/ J.E.A.M. van Dijck/G.T.K. Meussen, Rangorde in de Wet IB, FED fiscale brochure, Kluwer, Deventer, 2 e geheel herziene druk, 2003, blz In beide arresten oordeelde de Hoge Raad dat er geen 22-1-b voordeel kan worden belast indien de opbrengst niet haar verklaring vindt in de verrichte werkzaamheden. 4

5 normaal particulier vermogensbeheer te boven gaat. Ligthart haalt HR 17 februari 1999, nr , BNB 1999/249 (noot R.E.C.M. Niessen) aan te weten r.o. 5.2: nu (.) belanghebbende ( ) de woning (.) is gaan bouwen ( ) met het oogmerk de woning na gereedkomen met voordeel te verkopen, waarin besloten ligt dat het behalen van het voordeel zijn verklaring vindt in de bouwarbeid van belanghebbende. Deze verkoopintentie valt te begrijpen vanuit de systematiek van de Wet IB 1964 en dan met name het daarin opgenomen genietingsmoment: het 22-1-b voordeel moet zijn ontvangen, verrekend etc. Een en ander heeft ook te gelden voor voorkennis-transacties (ofwel niet-speculatieve transacties). De vraag is nu of de verkoopintentie onder de Wet IB 2001 nog een relevantie factor is voor de beoordeling of er sprake is van een voordeel dat onder resultaat uit overige werkzaamheden valt. (Vergelijk bijvoorbeeld in deze de aankoop van aandelen met voorkennis die vervolgens als belegging langdurig worden aangehouden) Ik heb samen met Van Dijck verdedigd dat de verkoopintentie (dat wil zeggen dat er op het moment van aankoop een verkoopintentie zou moeten bestaan) niet van belang is. Ongeacht de verkoopintentie wordt er op het moment van verkoop alsdan geheven (onder de Wet IB 1964), echter uitsluitend over het gerealiseerde voorkennisvoordeel. De autonome waardestijging van het vermogensbestanddeel blijft buiten schot. 16 Onder de Wet IB 2001 is er al helemaal geen noodzaak meer om de voorwaarde van een verkoopintentie te stellen. Het volgt eveneens niet uit de structuur van het van toepassing zijnde winstregime op resultaat uit overige werkzaamheden. Met de voorkennistransactie zelve is de werkzaamheid immers beëindigd, hetgeen afrekening op de basis van art Wet IB 2001 over zich afroept. Ligthart 17 wenst evenwel ook onder de Wet IB 2001 onverkort aan de verkoopintentie vast te houden. Hij schrijft onder meer: Art Wet IB 2001 vormt blijkens de totstandkomingsgeschiedenis in dit kader een voortzetting van art. 22, lid 1, onderdeel b, Wet IB 1964, terwijl de tekst van de wet geenszins tot een andersluidende visie dwingt. Ook onder de Wet IB 2001 geldt derhalve, dat het oogmerk c.q. de intentie waarmee een aankoop of andere handeling is verricht, relevant is voor de vraag of men zich in de resultatensfeer begeeft. Dit betekent tevens dat een wijziging in de intentie gedurende de bezitsperiode van het onderliggende vermogensbestanddeel, c.q. een aanwending hiervan, tot een sfeerovergang kan leiden, waarbij dient te worden afgerekend over de waarde in het economische verkeer van het desbetreffende vermogensbestanddeel. Denk bijvoorbeeld aan de aankoop door een belastingplichtige van een onroerende zaak met het oogmerk om deze na de nodige meerarbeid met winst te verkopen, waarbij die belastingplichtige na enige tijd besluit om de onroerende zaak toch voor zelfbewoning aan te wenden, of onder normale condities ter belegging aan te houden. Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke subjectieve indicator als het oogmerkvereiste in de praktijk nog tot de nodige discussies kan leiden. Het is immers lang niet altijd even duidelijk of, en op welk moment, aan de zijde van de belastingplichtige een wijziging in het oogmerk c.q. de intentie heeft plaatsgevonden. 18 Zoals hiervoor reeds gezegd, onderschrijf ik de visie van Ligthart niet. Door de introductie van het winstregime voor resultaat uit overige werkzaamheden ontbeert de verkoopintentie 16 Ten aanzien van de waardestijging van een object ontstaan vóórdat daaraan arbeid wordt verricht is een stepup naar de waarde in het economische verkeer door de Hoge Raad onder de Wet IB 1964 reeds geaccepteerd in HR 12 juni 1968, BNB 1968/153. Onder de Wet IB 2001 vloeit dit automatisch voort uit de openingsbalansopstelling in het kader van resultaat uit overige werkzaamheden. 17 Zie tevens N.M. Ligthart en E.T.N.P. Plat, Art. 3.91, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001 in spagaat, WFR 2005/6651, blz In gelijke zin N.M. Ligthart en E.T.N.P. Plat, t.a.p., blz Zij schrijven: Wij zien de intentie c.q. het oogmerk tot voordeelrealisatie bij verkoop, welk vereiste veelal in één adem wordt genoemd met het subjectieve voordeelsvereiste, aldus geïncorporeerd in het arbeidsvereiste. ( ) Deze arbeid moet voorts zijn gericht op realisatie (cursivering GM) van een meerwaarde die de opbrengst van normaal particulier vermogensbeheer te boven gaat. 5

6 betekenis. Er wordt thans qua afrekeningsmoment aangesloten bij het beëindigen van de werkzaamheid, ongeacht of het desbetreffende, onderliggende vermogensbestanddeel daarna wordt verkocht of ter belegging wordt aangehouden. Bovendien, een verkoopintentie is feitelijk alleen meetbaar indien het object daadwerkelijk is verkocht. Maar een voorkennisvoordeel, om dit als voorbeeld te noemen, ontstaat op het moment van het uitvoeren van de voorkennistransactie. De inkomstenbelastingheffing behoort daarbij aan te sluiten. Feitelijk zal voorkennis doorgaans pas kenbaar zijn door de verkooptransactie, en dan met name door het tijdpad tussen aan- en verkoop. Maar dit doet niet af aan het theoretische concept dat bij het uitoefenen van de voorkennis (in de vorm van de aankoop van een vermogensbestanddeel) de werkzaamheid is voltooid en deze derhalve onderworpen is aan eindafrekening op de basis van art Wet IB Aan deze problematiek wordt door Freudenthal 19 in zijn Fiscale Monografie uitgebreid aandacht besteed. Hij schrijft met juistheid dat toepassing van het winstregime ook al bij de bronvraag een rol kan spelen. De feitelijke realisatie van het voordeel is weliswaar geen afzonderlijk bronvereiste, maar is wel een belangrijke indicatie voor de aanwezigheid van de intentie van de belastingplichtige om voordeel te willen behalen. Hij stelt: Soms is de realisatie zelfs het enige tastbare feit waaruit de intentie van de belastingplichtige blijkt. De wil van de belastingplichtige is zonder openbaarmaking daarvan nu eenmaal moeilijk vast te stellen. Het realisatievraagstuk heeft dan ook vooral praktische betekenis. Freudenthal legt het hiervoor aangehaalde arrest BNB 1999/249 zo uit dat realisatie slechts een voorwaarde voor de aanwezigheid van een inkomst uit de bron is. Ik ben het eens met Freudenthal dat ten aanzien van de bron inkomsten uit andere arbeid onder de Wet IB 1964, er zonder realisatie in fiscale zin geen belastingheffing kon plaatsvinden. Er ontstonden daardoor lekken, bijvoorbeeld bij vervreemding van een met winstoogmerk aangekocht vermogensbestanddeel aan een familielid om niet. 20 Of de situatie waarbij een woning met voorkennis werd gekocht, deze eerst als eigen woning werd gebruikt en daarna op een zeker moment werd verkocht. Op deze wijze verliet het onderliggende vermogensbestanddeel zonder afrekening de arbeidssfeer waarna het voorkennisvoordeel belastingvrij binnen de sfeer van inkomsten uit vermogen werd gerealiseerd. Freudenthal is van mening, ik deel zijn visie, dat de realisatie-eis onder de Wet IB 1964 al geen bronvoorwaarde was en dat ook onder de Wet IB 2001 niet is. Hij beschrijft dit als volgt: Daar komt door de invoering van de Wet IB 2001 bij dat de bepalingen van het winstregime zodanig dwingend zijn waar het gaat om de gevolgen van het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de in dit geval werkzaamheidssfeer, dat ik ervan uitga dat aan belastingheffing bij de veranderde intentie van de belastingplichtige niet is te ontkomen. Het realisatielek is mijns inziens dan ook door de invoering van het winstregime gedicht. Ook een redelijke uitleg van het inkomensbegrip brengt mee het persoonlijk genoten voordeel dat in de aankoop (cursivering GM) ligt besloten, in de maatstaf van heffing op te nemen. Kwalificatie inkomsten als gevolg van een wijziging in het genietingsmoment Stel een belastingplichtige koopt een appartementencomplex waarvan de appartementen zijn verhuurd en gaat deze actief uitponden in de zin van art. 3.91, eerste lid, letter c Wet IB Alsdan komt het vraagstuk van de vermogensetikettering van het appartementencomplex aan de orde. Onduidelijk is hoe dit relateert aan de bron resultaat uit overige werkzaamheden, aangezien daarop bij wetsfictie het winstregime van toepassing is verklaard zonder dat de 19 R.M. Freudenthal, Resultaat uit overige werkzaamheden (exclusief terbeschikkingstellingsregeling), FM 103, Kluwer, Deventer, 2002, blz HR 16 juni 1984, BNB 1984/245 met noot P. den Boer. 6

7 wetgever zich heeft bekommerd om de uitwerking van het vermogensetiketteringsvraagstuk. Er van uitgaande dat het appartementencomplex verplicht resultaatsvermogen is, staat het appartementencomplex op de resultaatsbalans met als gevolg dat ook de huurinkomsten belast zijn in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. Dat is op z n minst gezegd nogal curieus te noemen omdat de arbeidsinspanningen (dat wil zeggen de werkzaamheden) zich toespitsen op het uitponden zelve. De huurinkomsten zijn, in afwachting van het verkoopmoment van een appartement, slechts een ondergeschikt side effect. Het ligt veeleer in de rede om de belastingheffing in het kader van resultaat uit overige werkzaamheden te beperken tot het uitpondingsvoordeel, en voor het overige de huurinkomsten forfaitair te belasten in box 3 als inkomen uit sparen en beleggen. Belastingheffing van deze inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden zou immers impliceren dat de wetgever door het gewijzigde genietingsmoment het heffingsbereik van resultaat uit overige werkzaamheden onevenredig ver heeft uitgebreid ten nadele van inkomen uit sparen en beleggen. Enkele conclusies aangaande resultaat uit overige werkzaamheden 1. De realisatie-eis, zoals deze onder meer kan worden afgeleid uit BNB 1999/249, is in de Wet IB 2001 in relatie tot resultaat uit overige werkzaamheden komen te vervallen. Elke sfeerovergang (met name naar box 3) vanuit resultaat uit overige werkzaamheden leidt immers uit de aard van het heffingssysteem tot afrekening. Zelfs in een situatie van aankoop van aandelen met voorkennis zonder dat daarbij een duidelijke verkoopintentie aanwezig is, leidt deze benadering tot belastingheffing op het moment dat de voorkennistransactie is voltooid. Het is overigens af te wachten hoe de Hoge Raad over deze situatie onder de Wet IB 2001 zal oordelen. Voorstelbaar is dat hij de lijn van BNB 1999/249 onder de Wet IB 2001 blijft volgen omdat de consequenties van onverkorte toepassing van art te grillig zijn en de wetgever het probleem 21 niet heeft onderkend maar er ook geen verandering in heeft willen aanbrengen. 2. Nu wordt geabstraheerd van het realisatiemoment op kas- annex liquiditeitsbasis, kan het niet anders dan dat de autonome waardestijging van vermogensbestanddelen buiten de belastingheffing in het kader van resultaat uit overige werkzaamheden wordt gelaten. Dit volgt mijns inziens uit het wettelijk systeem en is een logisch gevolg van de toepassing van art Wet IB 2001 in een situatie van eindafrekening. 3. Reguliere beleggingsinkomsten zoals huurinkomsten, die niets te maken hebben met de betreffende werkzaamheid (bijvoorbeeld bij het belast uitponden van een onroerende zaak) behoren te worden betrokken in de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen. Aandelenopties Met ingang van 1 januari is de keuzeregeling voor het belasten van aandelenopties (waarbij tot dan toe als heffingsmoment kon worden gekozen tussen het moment van onvoorwaardelijk worden van de aandelenoptierechten en het moment van uitoefenen of vervreemden van de optierechten) komen te vervallen. Thans moet de werkgever loonheffing inhouden over het werkelijk gerealiseerde voordeel op het moment van uitoefening of vervreemding van de optierechten. Als de werkgever aan de werknemer een bedrag in rekening heeft gebracht voor het optierecht, dan mag hij dit bedrag in mindering brengen op het voordeel dat de werknemer heeft genoten. Bij een negatief saldo echter mag de werkgever niets in mindering brengen op het voordeel dat de werknemer heeft genoten. 21 Gewijzigd genietingsmoment in relatie tot inhoud en omvang van de bron resultaat uit overige werkzaamheden. 22 Deze wetswijziging is onderdeel van het Belastingplan 2005, Wet van 16 december 2004, Stb. 2004, 653, Kamerstuk

8 De heffing over de intrinsieke waarde en verwachtingswaarde van door de werkgever toegekende aandelenoptierechten is daarmee in alle gevallen vervangen door een heffing over het werkelijk gerealiseerde voordeel. Art. 10a, lid 1 Wet LB 1964 luidt thans als volgt: Ingeval in het kader van een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met een werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort niet de waarde van dat recht tot het loon doch hetgeen door de werknemer ter zake van de uitoefening of vervreemding van dat recht wordt genoten. Door deze wetswijziging voldoet de regering aan de wensen van de commissie Tabaksblat (Kamerstuk , nr. 1) en wordt de mogelijkheid voorkomen dat met name topbestuurders en managers van bedrijven deels onbelaste optiewinsten realiseren. Hiermee loopt Nederland internationaal meer in de pas, aangezien de meeste andere landen bij werknemersaandelenopties op het realisatiemoment heffen. Commentaar Met de per 1 januari 2005 doorgevoerde wetswijziging inzake de inkomstenbelastingheffing over werknemersaandelenopties, lijkt Nederland sluipenderwijs de weg in te hebben geslagen van een partiële invoering van een vermogenswinstbelasting. Ook de terbeschikkingstellingsregelingen van art en 3.91 als onderdeel van de bron resultaat uit overige werkzaamheden in combinatie met de toepassing van het winstregime ex art Wet IB 2001, vormen hiervan een duidelijke exponent. Dit staat echter in een schril contrast tot de introductie van de vermogensrendementsheffing ten aanzien van het inkomen uit sparen en beleggen, waarbij voor vermogensinkomsten nu juist een inkomstenbelastingheffing over een forfaitair rendement is geïntroduceerd. In die zin hinkt de wetgever op twee gedachten, die diametraal tegenover elkaar staan, namelijk aan de ene kant het reële stelsel en aan de andere kant de belastingheffing over een forfaitair rendement. Deze wetswijziging toont andermaal de relatieve afwezigheid van principes aangaande belastingheffing bij de wetgever aan. In het verleden, nog voordat het keuzeregime ten aanzien van werknemersaandelenoptierechten bestond, is door de wetgever heel duidelijk aangesloten bij het moment van het onvoorwaardelijk worden van de betreffende rechten (veelal doordat er sprake was van de toekenning van een voorwaardelijk recht, waarvan de uitoefening afhankelijk werd gesteld van het vervullen van een bepaalde arbeidsprestatie). Bij de toekenning van een arbeidsbeloning in de vorm van een recht hoort heel duidelijk als tijdstip van belastingheffing het moment waarop het recht onvoorwaardelijk wordt (en daarmee kan worden uitgeoefend). Hetgeen zich daarna afspeelt (het al dan niet uitoefenen of verkopen van het recht), is iets dat zich in de privé-sfeer manifesteert en zich derhalve buiten de dienstbetrekking beweegt. Dogmatisch gezien is dit een zuiver heffingssysteem en het is bovendien ook te verklaren vanuit het feit dat onder de Wet IB 1964 een vermogenswinstbelasting ontbreekt. Derhalve is het noodzakelijk om tot een stricte afbakening te komen tussen de bronnen loon uit dienstbetrekking en inkomsten uit vermogen. Deze afbakening is gevonden door voor het moment van belastingheffing ter zake van een arbeidsbeloning in de vorm van een recht, aan te sluiten bij het moment waarop het recht onvoorwaardelijk wordt. Dit dogmatisch juiste beginsel is bij aandelenoptierechten al doorbroken door de introductie van het keuzeregime en het tweede heffingsmoment 23. Daarnaast is dit beginsel per 1 januari 23 Onder het tot 1 januari 2005 bestaande regime kon de belastingplichtige een keuze maken uit twee heffingsmomenten, te weten heffing op het moment waarop een onvoorwaardelijk aandelenoptierecht wordt toegekend of waarop een voorwaardelijk optierecht onvoorwaardelijk wordt, dan wel heffing op het moment van uitoefening of vervreemding van het optierecht. Daarnaast werd over de eventueel aanwezige intrinsieke waarde van het toegekende optierecht altijd op het eerste heffingsmoment afgerekend. 8

9 2005 verder verlaten door vanaf die datum aan te sluiten bij het moment van uitoefenen of vervreemden van het aandelenoptierecht. Aan deze wetswijziging ligt geen fiscaal rechtsbeginsel of systeemdenken van de zijde van de wetgever ten grondslag, deze vindt veeleer zijn oorzaak in de maatschappelijke commotie die is ontstaan ten aanzien van de (vermeende) zelfverrijking van topmanagers in het Nederlandse bedrijfsleven en de corporate governance-discussie, welke is uitgemond in het rapport van de commissie Tabaksblat. De hamvraag is natuurlijk welke norm gehanteerd moet worden ten aanzien van de belastingheffing uit werknemersaandelenopties: Belastingheffing in het kader van loon uit dienstbetrekking (box 1) of in het kader van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3)? Al het vluchtgevaarlijke vermogen is door de wetgever uit opportunistische gronden onderworpen aan de gematigde belastingheffing van box 3. Aan werknemersaandelenopties kleeft op zichzelf een loongeur en er is tot het moment van vervreemding van deze rechten geen sprake van volatiel vermogen. Vanwege het ontbreken van vluchtgevaar zou dit op zichzelf belastingheffing in box 1 rechtvaardigen. Vanuit dogmatisch en systematisch oogpunt wijs ik dit standpunt echter af. Werknemersaandelenopties is een arbeidsbeloning in de vorm van recht waarbij belastingheffing dient plaats te vinden op het moment dat dit recht onvoorwaardelijk wordt. Daarna neemt de werknemer geen andere positie in dan een willekeurige belegger die over dezelfde opties beschikt. Hij kan als werknemer de waarde van de opties ook niet maatgevend beïnvloeden. Alsdan past daarbij (vanaf het moment van onvoorwaardelijk worden van het optierecht) belastingheffing in het kader van het inkomen uit sparen en beleggen omdat de loonsfeer is verlaten. Indien de belastingplichtige koos voor het eerste heffingsmoment kende de regeling een mogelijkheid van aanvullend te heffen indien binnen drie jaar het aandelenoptierecht werd uitgeoefend of vervreemd. 9

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken

Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken Naam Jurgen Grein Studierichting Administratienummer Datum Examencommissie Begeleider Fiscale economie 925474 November 2012 Drs.

Nadere informatie

VASTGOED: BOX 3, RESULTAAT

VASTGOED: BOX 3, RESULTAAT Weekblad fiscaal recht. 6879. 28 oktober 2010 1363 VASTGOED: BOX 3, RESULTAAT UIT OVERIGE WERKZAAMHEDEN EN SFEEROVERGANG PROF. MR. DR. P.G.H. ALBERT EN PROF. DR. T.M.BERKHOUT MRE MRICS* 1 Inleiding Voor

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College,

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College, Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH Den Haag Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal Ons kenmerk DGB 2016-568 Edelhoogachtbaar College, Uw brief (kenmerk) 14/05020 Naar aanleiding

Nadere informatie

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling bij

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken.

Bachelor Thesis. Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Bachelor Thesis Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Student: Marleen van Son Studierichting: Fiscale Economie ANR: 855069 Datum: november 2011 Examencommissie: prof.

Nadere informatie

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken?

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen Herman M. Kappelle 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Terzake van de wijzigingen van het fiscale regime van de kapitaalverzekeringen in de Wet IB 2001, had

Nadere informatie

Met RJ-Uiting zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren.

Met RJ-Uiting zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren. RJ-Uiting 2013-1: Crisisheffing Algemeen Met RJ-Uiting 2013-1 zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting 2012-5 definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren. De bepalingen van deze RJ-Uiting

Nadere informatie

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Gooilanden Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Aftrek van voorbelasting 2.2.1 Geen privé gebruik recreatiewoning 2.2.2 Privé gebruik

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 403 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013) Nr. 12 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 459 Wijziging van enige belastingwetten (Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao Second Home oktober 2017 - Utrecht Maurice De Clercq Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home maart 2017 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home september Utrecht. Robert van Beek

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home september Utrecht. Robert van Beek Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home september 2016 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund te houden op 18 juli 2014, om 11:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam 2 juli 2014 I

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 552 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017) Nr. 20 DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 4 november 2016

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het

Nadere informatie

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt.

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt. RJ-Uiting 2012-5: Ontwerp - Toepassing Richtlijn 252 / Richtlijn B10 Voorzieningen met betrekking tot de crisisheffing en wijziging Richtlijn 271.6 Personeelsbeloningen Bezoldigingen van bestuurders en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Landal Volendam Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Zelfstandigheid en verhuurorganisatie 2.3 Aftrek van voorbelasting 2.3.1 Geen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn

Nadere informatie

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 Relevante feiten Als kaderlid van M heeft eerste eiser in 1993 aandelenopties verkregen op aandelen

Nadere informatie

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017) 34 552 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017) DERDE NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 In artikel I worden na onderdeel D drie

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt 1. Inleiding In het geval u overweegt een vakantiewoning aan te kopen gelegen in Parc Les Etoiles wilt u wellicht meer weten over de mogelijke gevolgen voor de belastingheffing met betrekking tot de aankoop

Nadere informatie

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken. t. * * Den Haag, 2 G DÉC. 2018 ) Kenmerk: 2018-0000224190 Motivering van het beroepschrift In cassatie (rolnummer 18/04792) tegen de xz uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (het Hof) van 5 oktober 2018,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:4672

ECLI:NL:RBGEL:2016:4672 ECLI:NL:RBGEL:2016:4672 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 23-08-2016 Datum publicatie 30-08-2016 Zaaknummer AWB - 14_7383 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 272 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing regime ter zake van de afkoop van verplichtingen tot alimentatie of tot verrekening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen

Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen 1 Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken; directie Directe Belastingen Besluit van 17 februari 2009,

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder. Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 13/6388 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2013 in de zaak tussen [X], wonende te [Z],

Nadere informatie

No.W06.09.0339/III 's-gravenhage, 7 september 2009

No.W06.09.0339/III 's-gravenhage, 7 september 2009 ................................................................................... No.W06.09.0339/III 's-gravenhage, 7 september 2009 Bij Kabinetsmissive van 1 september 2009, no.09.002219, heeft Uwe

Nadere informatie

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001 Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten 1 Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van

Nadere informatie

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ «" t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014.

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ « t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014. P: 2/7 8 JUNI 2018 Kenmerk: 2018-0000092206 ** **va ^G^^7ms^T(l,(ro,nUm'n5r 18/M91S) te8w fle A Z nr- 16/00543, inzake Mteaïl V8n 20 maart 2018, «**«

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund te houden op 25 april 2014, om 14:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

Elsevier Belastingcongres 2009

Elsevier Belastingcongres 2009 Elsevier Belastingcongres 2009 Reorganisaties Prof.mr. Gerard Meussen Radboud Universiteit Nijmegen/BDO 26.11.2009 G.T.K. Meussen 1 Inkomstenbelasting, leningen in box 1 of gefacilieerd in box 3 De terbeschikkingstellingsregelingen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 ... No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 Bij Kabinetsmissive van 8 november 2012, no.12.002573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van

Nadere informatie

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 164 Besluit van 8 april 2003, houdende wijziging van het koninklijk besluit van 9 augustus 1948 tot uitvoering van artikel 12 van de Wet buitengewoon

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26c 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011 ... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Accountantskantoor de Bot B.V.

Accountantskantoor de Bot B.V. Gebruikelijk loon voor de DGA, hoe te bepalen? Door de jaren heen zijn er diverse uitspraken door rechters geweest inzake de gebruikelijkloonregeling. Mede door aanpassingen en besluiten van de wetgever

Nadere informatie

Wet Witteveen 2015 voor IBondernemers

Wet Witteveen 2015 voor IBondernemers Wet Witteveen 2015 voor IBondernemers Rogier van den Heuvel Met ingang van 1 januari wordt de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen ("Wet Witteveen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 700 Besluit van 22 december 1995 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in verband met de totstandkoming van de Tweede

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II

Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II Uit secundaire regelgeving zijn nadere details af te leiden over bijzondere situaties waarin Nederland geacht wordt pensioenen

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 00 0 3 88 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling

Nadere informatie

Resultaat uit overige werkzaamheden (excl. tbs) Prof. dr. J.P. Boer

Resultaat uit overige werkzaamheden (excl. tbs) Prof. dr. J.P. Boer Resultaat uit overige werkzaamheden (excl. tbs) Prof. dr. J.P. Boer 1 Programma Achtergrond resultaat uit overige werkzaamheden Voorwaarden toepassing ROW: rangorderegeling bronvoorwaarden Toetsing aan

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 11 februari 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 11 februari 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 5 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-869 Motivering van liet beroepschrift in cassatie (rolnummerfll/0066jj( tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 30 december 2010, nr. 09/00514,

Nadere informatie

Aandelen en andere opties

Aandelen en andere opties Aandelen en andere opties Hoe zit het in grensoverschrijdende situaties? Het gaat weer beter met de Nederlandse economie. Dit zien we onder meer terug in de toenemende behoefte van Nederlandse werkgevers

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:13238

ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-10-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 2197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning Hieronder wordt ingegaan op de fiscale consequenties van de aankoop en het bezit van een recreatiewoning die zodanig met de (onder)grond is verbonden

Nadere informatie

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 7 hoofdstuk Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang Opgave 7.1 Ja. Samen bezitten ze 5% van het geplaatste aandelenkapitaal. Beiden hebben een aanmerkelijk belang. Opgave 7.2 Nee. Na de echtscheiding

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied Second Home september 2016 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Maurice De Clercq & Nurefsan Koç Agenda 1. Inwonerschap

Nadere informatie

> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek

> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001 hcersgnagreovewt nitsalebnetsmoknit 102g Overgangsrecht inhaal pensioentekorten (Besluit van 20 december 2000, Stb. 2000, 640, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2002, Stb. 2002, 635)

Nadere informatie

Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw

Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw Beantwoording Kamervragen over de pensioenmaximering op 100.000 en de verlaging van de opbouw Het Tweede Kamerlid Omtzigt (CDA) heeft aan de staatssecretarissen Wiebes (Financiën) en Klijnsma (SZW) een

Nadere informatie

Onderneming en ondernemerschap

Onderneming en ondernemerschap FFEBLR0133 Syllabus HES Rotterdam School Financial Management Onderneming en ondernemerschap Bij het beoordelen van de vraag, of er sprake is van een (objectieve) onderneming kijkt de rechter o.a. naar:

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs De eigen bijdrage in de AWBZ: Vermogensbescherming zonder te schenken Maurice De Clercq & Harjit Singh Juni 2013 Programma Inleiding Belastingdruk bij eigen bijdrage

Nadere informatie

Onroerende zaken; het laat u niet onberoerd!

Onroerende zaken; het laat u niet onberoerd! Bachelorscriptie 2012 Onroerende zaken; het laat u niet onberoerd! Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Naam: Yvan Beckers ANR: 725114 Studierichting: Fiscale Economie

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Dit document bevat vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en de heffingskortingen. ib 801-1z*1fd INKOMSTENBELASTING

Nadere informatie

Echtscheiding en eigen woning

Echtscheiding en eigen woning Echtscheiding en eigen woning 25 april 2013 Echtscheiding is aan de orde van de dag. Ruim 36 % van alle huwelijken eindigt door echtscheiding. Onder ondernemers ligt dat percentage nog wat hoger. Bij een

Nadere informatie

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken. Den Haag, 3 Q QKT 017 Kenmerk: 2017-0000203694 Motivering van het beroepschrift n cassatie (rolnummer 17/04516) tegen de uitspraak van het Gëraçhtehof Arnhem-Leeüwarden van 15 augustus 2017, X 2 nr* 16/01369,

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

2014 -- Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, niet-winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel 2.3 De

Nadere informatie

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften 1 2 BIJLAGE Toelichting knelpunten: 1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften De uitspraak van rechtbank Zeeland-West Brabant ( 27 augustus 2015, nr AWB 15/424 (RBZWB:2015:5628) leidt

Nadere informatie

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Second Home juni 2015 - Antwerpen Maurice De Clercq - Niek Op den Kamp - Harjit Singh ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Een tweede woning

Nadere informatie

Notitie. Aan de Griffier van de Vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Betreft: Bos en Lommerplein

Notitie. Aan de Griffier van de Vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Betreft: Bos en Lommerplein Notitie Aan de Griffier van de Vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Mr. R.W. Polak parlementair advocaat Mr. D.A. Hofland advocaat / belastingadviseur Mr R.J. Bondrager

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26b 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1829 Vragen van het lid

Nadere informatie

Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders.

Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders. Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders. Door Dr. N. Nobel. 21 oktober 2011 1. De heffing van inkomstenbelasting sinds 1941 Sinds de invoering van het Besluit Inkomstenbelasting

Nadere informatie

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland April 2017 Mr. P. Homan Belastingadviseur E-mail: p.homan@edo.nl Internet: www.edo.nl Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal

Nadere informatie

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197 Besluit Wet op de inkomstenbelasting BES. Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197 De staatssecretaris

Nadere informatie

mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten

mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten 34 LEERGANG ARBEIDSRECHT DE ARTIKELEN NADELIGE GEVOLGEN VAN DE WWZ VOOR OPVOLGEND WERKGEVERSCHAP BIJ DOORSTART NA FAILLISSEMENT Met de inwerkingtreding

Nadere informatie

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier 15 september 2015 Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier Op 15 september 2015 is het Belastingplan 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer. De voor dga en particuliere vermogensbezitter

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

De hoogtepunten in het. Belastingplan 2016. 7 oktober 2015. Frank Kerkhof Directielid en fiscalist bij Alfa Accountants en Adviseurs Bennekom

De hoogtepunten in het. Belastingplan 2016. 7 oktober 2015. Frank Kerkhof Directielid en fiscalist bij Alfa Accountants en Adviseurs Bennekom De hoogtepunten in het Belastingplan 2016 7 oktober 2015 Frank Kerkhof Directielid en fiscalist bij Alfa Accountants en Adviseurs Bennekom Wat is het Belastingplan 2016 niet? Het is niet de ingrijpende

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 6 F E B 2013 Kenmerk: DGB 2013-384 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00280) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00501, X inzake

Nadere informatie

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 Kort Nieuws Met name uit Nederland Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 De Nederlandse belastingwetgeving geeft de mogelijkheid om een

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Second Home maart 2017 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie