Op weg met de relatiewijzer: tweedaagse vorming. Welkom!

Transcriptie

1 Op weg met de relatiewijzer: tweedaagse vorming Welkom!

2 Je visitekaartje Pasfoto (getekend) met naam eronder Hobby s Een positieve karaktereigenschap De plaats waar je vandaan komt Een vraag die je beantwoord wil zien

3 Kennismaking en groepsindeling Vorm geblinddoekt een kring van klein naar groot We vormen 8 gelijke groepen (5 deelnemers per groep?)

4 Opdracht per groepje: kennismaking Stel jezelf voor a.d.h.v. je visitekaartje (1 min. per deelnemer) Visitekaartjes ruilen Samenklitten met een ander groepje Stel elkaar kort voor (totaal max. 5 minuten) Plenum: Wie heeft iets verrassends gehoord? Welke vragen willen collega s beantwoord zien? Welke relatiewijze(n) kwam(en) hier vnl. aan bod?

5 Touwtjesspel:uitgangspunt

6 Touwtjesspel: enkele regels Je mag je hand(en) niet uit de lus doen en ook niet in een andere lus steken. Je mag het touw niet losmaken of stuktrekken. De opdracht is pas geslaagd als IEDEREEN uit de knoop is.

7 Touwtjesspel:oplossing

8 Bespreking touwtjesspel Wat heb je moeten inzetten tijdens deze oefening? Welke competenties werden geactiveerd? Link met sociale competentie Opbouw relatiewijzer a.d.h.v. het touwtjesspel en de kennismakingsactiviteit

9 De 6 hoofdrelatiewijzen HOUDEN GEVEN AANVECHTEN AANBIEDEN WEERSTAAN AANNEMEN VRAGEN LOSSEN

10 De 3 zones van complementaire relatiewijzen

11 De relatiewijzer met 10 relatiewijzen

12 Enkele aandachtspunten Een sociaal competent iemand kan elke relatiewijze op het gepaste moment innemen De relatiewijzen zijn 2 aan 2 complementair Elke relatiewijze kan constructief, maar ook destructief worden ingenomen Verandering roept weerstand op Verschillende stappen: Elke relatiewijze leren innemen = actief doen! De complementariteit en het samenspel van de relatiewijzen zien en begrijpen en zo gedrag leren voorspellen en begrijpen Elke actie zorgt voor interactie en voor dynamiek: hier bewust mee omgaan

13 Definitie sociale competentie Sociale competentie berust op het voeling hebben met eigen beleving en zich in anderen kunnen verplaatsen: in hun gevoelens, hun intenties en waarnemingen, gedachten. Dat maakt het mogelijk om interactie tussen mensen (intuïtief) te begrijpen en gedragingen te voorspellen, rekening houdend met de specifieke context. Succesvol met anderen omgaan vereist een breed gedragsrepertorium en het aanvoelen van wat in een situatie de meest effectieve tussenkomst is.

14 Mister Bean in het zwembad

15 Toepassing: Maika / werken met gevoelswaaier Wezemaal Maika gevoelswaaier

16 Groepsactiviteit: rivieroversteek Steek met je hele groep de rivier over zonder het water (en de krokodillen) aan te raken. Je mag alleen enkele stapstenen als hulpmiddel gebruiken. Als iemand in het water valt, moet de hele groep opnieuw beginnen. De verschillende groepen spelen tegen elkaar

17 Bouw de relatiewijzer op m.b.v. de kernwoorden In je eigen groepje: Elke groep krijgt 10 blanco stroken Probeer jullie zoveel mogelijk kernwoorden te herinneren Bouw de relatiewijzer op plenum

18 De 6 hoofdrelatiewijzen HOUDEN GEVEN AANVECHTEN AANBIEDEN WEERSTAAN AANNEMEN VRAGEN LOSSEN

19 De 3 zones van complementaire relatiewijzen

20 De relatiewijzer met 10 relatiewijzen

21 Bespreking per groep Maak 2 naamkaartjes Leg deze bij de relatiewijze(n) die je het sterkst (het meest) hebt ingenomen. Bespreek het beeld in je groepje

22 Richtvragen groepsbespreking (voor de groepsbegeleider) klopt het beeld met de ervaring van de deelnemers? Wat was het effect van bepaald gedrag op de ander? Op het groepsfunctioneren? Werkten bepaalde relatiewijzen (benoem ze!) belemmerend, of juist stimulerend? Waar heeft dit mee te maken? Hoe was het welbevinden en de betrokkenheid van de verschillende deelnemers? Wat was daartoe bepalend? Kwamen alle relatiewijzen aan bod? Welke ontbraken? Wat was daar het effect van? Kan je je een reactie voorstellen vanuit zo n ontbrekende relatiewijze? Wat zou dit kunnen teweeg brengen?...

23 Rollenspel met bespreking Rollenspel verdwaald in het bos de deelnemers en begeleiders (allen vrijwilligers die zich al zeker genoeg voelen in de materie) spelen het rollenspel de observatoren (al de anderen) proberen te achterhalen wie welke relatiewijze inneemt; welke uitspraken hebben die rol duidelijk in de verf gezet? effecten bespreken (gevolgen van het innemen van bepaalde relatiewijzen)

24 Bespreking rollenspel Hoe was het voor de verschillende spelers om de toegewezen rol in te nemen? Is het een rol die je ook makkelijk inneemt in het dagelijkse leven of eerder niet? Is de rol zuiver gespeeld? Wat klopte? Wat ev. niet? Wat was de bedoeling van de speler? Wat wou hij bereiken? Van waaruit nam hij de bewuste relatiewijze in? Kwam het ook zo over? Wat was het effect op de anderen? Werd de relatiewijze constructief vertolkt of eerder destructief? Werd het uiteindelijke doel (met de hele groep uit het bos geraken) bereikt? Waar had dat mee te maken? Wat is er nodig om wel het beoogde effect te realiseren?...

25 Bespreking op metaniveau Het definiëren van de verschillende relatiewijzen die werden ingenomen: welke rollen heb je herkend? Wie nam welke relatiewijze in? herkenbaar ingezet? Was het spel zuiver? Werden de relatiewijzen correct ingevuld? Vragen naar de beleving van de eigen rol. Hoe kwam het spel over? Werd de rol overtuigend vertolkt? Of was het een vervorming? Werd de relatiewijze constructief ingezet of eerder destructief? Wat was het effect van de verschillende vertolkingen op het hele groepsproces? Werd het doel bereikt? Waarom wel of niet? Wat is er ev. nodig om wel het beoogde effect te realiseren?

26 Waarom de relatiewijzer? Leerplan VV- 2 de graad Leerplan VZ- 3 de graad Continuïteit lager onderwijs en 1 ste graad: werken met axenroos roos van Leary Leerlijn tussen 2 de en 3 de graad

27 Linken tussen het programma en het nieuwe leerplan AD 7 Oriënteren op beroepen en voorbereiden op studie- of loopbaan AD 6 Binnen een welomschreven opdracht indirecte zorg verlenen AD 5 Binnen een welomschreven opdracht (ped)agogisch handelen AD 4 Binnen een welomschreven opdracht zorg dragen voor gezondheid en welzijn AD 3 Binnen een welomschreven opdracht, in een organisatie, in team werken AD 2 Binnen een welomschreven opdracht communiceren AD 1 Binnen een welomschreven opdracht kwaliteitsbewust handelen

28 2. Binnen een welomschreven opdracht communiceren (nieuwe context) VV: 2.3 Verschillende elementen van het communiceren en de eigen communicatie situeren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden 2.7 reflecteren op de eigen communicatie binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden VZ: 2.1 Verschillende elementen van het communiceren en de eigen communicatie situeren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden. 2.5 Over de communicatie reflecteren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden. OH: 2.1 Verschillende elementen van het communiceren en de eigen communicatie situeren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden. 2.6 Op de eigen communicatie reflecteren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden.

29 3. Binnen een welomschreven opdracht, in een organisatie, in team werken. VV: 3.2 de verschillende sociale interacties tijdens het samenwerken situeren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden 3.7 samenwerken bij het realiseren van een gedelegeerde en zelfgekozen groepsopdracht 3.8 reflecteren over het samenwerken in groep VZ: 3.1 Verschillende sociale interacties tijdens het samenwerken situeren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden. 3.6 Bij het realiseren van een gedelegeerde teamopdracht samenwerken. OH: 3.1 Verschillende sociale interacties tijdens het samenwerken situeren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden 3.5 De eigen communicatie in team afstemmen

30 5. Binnen een welomschreven opdracht (ped)agogisch handelen VV: 5.1 Vanuit een holistische mensvisie een kader om gedrag en sociale interacties te duiden verduidelijken en toelichten 5.2 Gedrag bij de uitvoering van een opdracht situeren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden 5.3 het eigen gedrag situeren binnen een welbepaalde context en binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden: o.a. herkennen welk gedrag men in welbepaalde contexten vaak en minder vaak stelt Het zich eigen maken van bepaalde gedragingen die men in welbepaalde contexten weinig stelt 5.11 reflecteren over het eigen (ped)agogisch handelen VZ: 5.1 Een kader om gedrag en sociale interacties te duiden toelichten en aanwenden. 5.2 Gedrag situeren en interpreteren binnen een kader om gedrag en sociale interacties te duiden Over het (ped)agogisch handelen reflecteren.

31 Programma donderdag: werken op eigen niveau: de relatiewijzer verkennen van binnenuit Verwelkoming, kennismaking Opbouwen van de relatiewijzer Herhaling theoretische achtergrond Observatie + bespreking Opdracht: mijn relatiewijzers in verschillende contexten Groeps tocht : alle relatiewijzen ervaren in complementariteit + reflectie (+ vertaling naar concrete klassituatie toe) Samenwerkingsopdrachten: hoe ik me in groep in de relatiewijzer beweeg Hoe activiteiten met de relatiewijzer bespreken

32 Programma vrijdag Hoe als begeleider de relatiewijzer hanteren? (a.d.h.v. rollenspelen) Hoe de relatiewijzer kan helpen om een constructieve interactie op te bouwen Hoe de relatiewijzer kan helpen om interacties te duiden Hoe de relatiewijzer kan helpen om het effect van gedrag te voorspellen Hoe de relatiewijzer kan helpen om een moeilijke situatie voor een leerling bespreekbaar en begrijpbaar te maken en van daaruit passend te reageren Hoe je door bewust gebruik van de relatiewijzer gedrag kan beïnvloeden De relatie tussen gevoelens en gedrag

33 Programma vrijdag: vervolg Activiteiten ontwikkelen om: het gebruik van de relatiewijzer in je klas alle kansen te geven leerlingen bewust in verschillende relatiewijzen ervaringen te laten opdoen leerlingen het samenspel van de relatiewijzen te laten ervaren het begeleiden van een bespreking met de relatiewijzer te oefenen Nadenken over en opbouw van een leerlijn, doorlopend van tweede naar derde graad Hoe de vertaling maken in stageopdrachten? Hoe zelfreflectie inbouwen, bvb. in portfolio?

34 Middagopdracht Doe stevig schoeisel en warme kleding aan voor de namiddag Vul je eigen relatiewijzer in in verschillende contexten (zie blad) Start namiddagactiviteit om uur stipt Smakelijk!!!

35 Groepstocht met opdrachten Groepsindeling: wie ben ik? Ieder krijgt een etiket met een naam op zijn rug Kom te weten welke naam op jouw rug staat door ja/neenvragen te stellen aan wie je tegenkomt (telkens één vraag, daarna naar andere partner!) Je mag enkel met ja/neen antwoorden Tracht het antwoord te vinden met zo weinig mogelijk vragen Als iedereen weet wie hij is, vormen jullie groepen per familie Start van de tocht: Plannetje met volgorde, plaats en tijdstip 15 minuten activiteit, 10 minuten om te bespreken bij de begeleider, 5 minuten om te verplaatsen naar de volgende activiteit

36 uur

37 Geïntegreerde activiteit Maak groepjes volgens de maand waarin je geboren bent maanden koppelen tot gelijkwaardige groepen van 10 personen Opdracht 1 in grote ruimte; bespreking in eigen lokaal (of hoek) Opdracht 2 in eigen lokaal, gevolgd door bespreking Vragen bundelen 18.30: avondmaal 19.30: start avondactiviteit

38 Geïntegreerde opdracht 1: in groepen van 5 personen Begeleiders verdelen zich en observeren (i.f.v. bespreking) één deelnemer per groep doet niet mee, maar observeert. Opdracht: maak een bouwsel door (enkel en alleen) de strookjes papier te gebruiken die je per groep voor deze opdracht krijgt. (tijd: 10 minuten) Vereisten: * je bouwsel moet minstens één deel van De dikke van Dale kunnen dragen gedurende 20 seconden, zonder vast te houden en zonder enig ander hulpmiddel te gebruiken * extra punten voor hoogte (meerdere lagen) * extra punten voor meerdere delen Dikke van Dale op elkaar

39 Bespreking opdracht In 4 groepen: (2 groepjes bij elkaar - observator neemt deel) Hoe is het groepsproces verlopen? Bespreek! Vergelijk het proces in de 2 groepen Welke relatiewijze(n) zijn ingezet? Wat door wie? Wat was het effect op het groepsproces? Welk samenspel maakte een oplossing mogelijk? Zou een andere inzet van relatiewijzen tot een ander resultaat hebben kunnen leiden? Wat heeft deze opdracht van jou gevraagd? Wat heb je ingezet? (ieder persoonlijk) Hoe was jouw betrokkenheid? En jouw welbevinden? Wat was bepalend voor jouw betrokkenheid en welbevinden?

40 Groepsopdracht: de schuilkelder bron: vzw Keerpunt Probleem schetsen (door begeleider groep) 20 minuten tijd om een beslissing te nemen: elk lid van de groep moet akkoord zijn én moet de beslissing kunnen verantwoorden met concrete argumenten 1 groepslid neemt niet actief deel aan de discussie, maar observeert Limburgs samenwerkingsverband Welbevinden op school

41 Bespreking de schuilkelder Mogelijke vragen: sta je achter de verkregen oplossing? welke relatiewijzen werden ingenomen? hoe voelde je je erbij? hoe verliep het proces? Wat bemoeilijkte het verloop? Wat vergemakkelijkte het verloop? hoe voelde je je bij de rol die je moest innemen? Wat was het effect op jou? Wat was het effect op de ander?

42 Avondmaal: uur

43 avondactiviteit Plenum: vragen / bedenkingen bij de namiddagactiviteit Kader bij de groepsopdrachten Reflectietijd: individueel / in kleine groep Schrijfmuur Vrije avondactiviteit: het weerwolvenspel (o.l.v.?)

44 Spiritualiteit Waartoe leef ik? Identiteit Wie ben ik? Opvattingen Wat vind ik? (waarden/normen) (wie wil ik zijn? ) Capaciteiten Wat kan ik? Werkt altijd Gedrag Wat doe ik? Limburgs samenwerkingsverband Welbevinden op school Kan werken

45 Slaapwel!