Hollandse, Latijnse, hervormde en christelijke school

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hollandse, Latijnse, hervormde en christelijke school"

Transcriptie

1 Hollandse, Latijnse, hervormde en christelijke school 1 Lange tijd stelde de mensheid het zonder scholen. Kinderen leerden alles wat ze nodig hadden van hun ouders, familie of dorpsgemeenschap. Dat kon heel goed, zolang de wereld waarin ze leefden klein en overzichtelijk was en er voor hun latere functioneren in de samenleving weinig beroepen of vaardigheden waren waarvoor een aparte opleiding nodig was. De eerste opleidingen schijnen die voor de kunst van het lezen geweest te zijn, nodig voor kerkelijke en bestuurlijke functies als priester, administrateur of klerk. De opgeleiden alleen jongens - behoorden tot een elitegroep en namen sleutelposities in de maatschappij in. Er kwamen meer scholen toen de behoefte aan geletterdheid steeg. Naast hofscholen, bisschopsscholen en kloosterscholen kwamen parochiescholen. Het leerprogramma van de eerste scholen bestond voornamelijk uit de zogenaamde vrije kunsten: het trivium van taalvakken (grammatica: taalkunde; retorica: effectief spreken; en dialectica ofwel logica: logisch redeneren) en het quadrivium van rekenvakken (aritmetica: leer van de abstracte getallen; geometria: meetkunde; astronomia: stereometrie; en musica: harmonieleer). Wie het trivium voldoende meester was, kon de vakken van het quadrivium gaan volgen en uiteindelijk verder studeren in bijvoorbeeld theologie of rechten. Bij de zeven vrije kunsten kwamen in de loop van de dertiende eeuw nog drie vakken bij, alle drie vormen van filosofie. De kunsten heetten vrij, omdat ze deel uitmaakten van de intellectuele training van vrije of vrijgestelde mannen. De niet-vrije kunst bestond uit al die kennis die we tegenwoordig vakkennis zouden noemen, kennis die ten dienste van een bepaald doel staat. In het begin van de zestiende eeuw kwam er veel kritiek op het onderwijs, vooral van de kant van humanisten als Erasmus. Onderwijs was voor hen meer dan alleen een beroepsopleiding. Het bood de mogelijkheid uit te groeien tot een ontwikkeld en beschaafd mens die kan profiteren van de schatten aan kennis die uit de Oudheid bewaard waren en die daardoor ook kan bijdragen tot een betere maatschappij. De humanisten hechtten veel waarde aan de ontwikkeling van het geheugen. Ze gaven zinnige opmerkingen over technieken voor het memoriseren: de lesstof moest begrijpelijk zijn, ordelijk ingedeeld en herhaaldelijk gerepeteerd worden; ook moest ze geleidelijk en voorzichtig worden toegediend. De humanisten pleitten voor onderwijs aan alle lagen van de bevolking. Hun ideeën hadden niet alleen invloed op de zogenaamde Latijnse scholen, maar ook op scholen van een lager niveau. De wereldlijke overheid liet het onderwijs aan de kerk over. Dienaren van de kerk, de pastoor, de koster of de kapelaan leerden de kinderen lezen en schrijven, onderwezen hen in de theologie van de kerk en leerden hen zingen om in de liturgie hun bijdrage te leveren. Voor de meeste kinderen was er wel een school binnen bereikbare afstand. Dat wil nog niet zeggen dat ze er gebruik van maakten. De school lag nog buiten het gezichtsveld van veel ouders, die onderwijs in lezen en schrijven niet erg nodig vonden en bovendien de hulp van hun kinderen bij het werk niet konden missen. Analfabetisme, onwetendheid, armoede en allerlei ziekten kleurden hun bestaan. De gereformeerden in Zevenaar, die overwegend tot de burgerij en aristocratie behoorden, hechtten aan goed onderwijs en Bijbelopvoeding voor hun kinderen. Ze stichtten daarom een eigen school (in 1623 wordt deze al genoemd) en trokken een schoolmeester aan om in calvinistische geest te onderwijzen en grotere Bijbelkennis te bevorderen. De leerlingen kwamen bijeen op de burcht. Het kleine groepje gereformeerden kon de meester amper of niet betalen. De meester ontving een kleine vergoeding uit de stadskas; verder had hij enige inkomsten uit de vicarieën (kerkelijke fondsen) en verdiende hij wat als voorlezer en voorzanger 1 in kerkdiensten. Dit alles bij elkaar leverde hem onvoldoende op om goed rond te kunnen komen. Steun vanuit het hertogdom was daarom welkom. Daarom klopte in 1628 ds. Joannes Carolus Heusius ( 1636) aan bij de hertog van Kleef om de meester te helpen bekostigen. Deze zei steun toe. De taak van de schoolmeester was beperkt. Naast lezen en schrijven moest hij de jeugd de 1 Tijdens het Convent van Wezel (1568 of 1571) bepaalden vertegenwoordigers van Nederlandse vluchtelingengemeenten in Duitsland en Londen dat een gemeente onder leiding van een voorzanger of van een kinderkoor kon zingen. Ook deden ze de aanbeveling om de jeugd op de scholen in het zingen te onderwijzen. Na het Convent ontstond de gewoonte dat de kinderen op school de Psalmen leerden en onder leiding van de schoolmeester, die doorgaans de voorzanger in de kerk was, naar de kerk gingen en daar een vaste plaats hadden. Zo was er een groep die in het zingen van onbekende melodieën kon voorgaan. Ook al werd er voorgezongen, dan was dat niet voldoende. Om de gemeente te ondersteunen, werden in de kerkboeken ook de melodieën bij elke strofe afgedrukt, zodat men de notatie steeds voor ogen had. Maar gezien het feit dat veel kerkgangers analfabeet waren, zal niet iedereen een psalmboek bezeten hebben. Veel gemeenteleden waren aangewezen op het luisteren naar de voorzanger en op nazingen. Daarom werden de melodieën ook voor en na de dienst door de organist voorgespeeld.

2 2 Bijbelse geschiedenis, het Onze Vader, de Tien Geboden en onderdelen van de Heidelbergse Catechismus bijbrengen. Memoriseren was het hoofddoel van de Bijbelopvoeding. De jongste kinderen leerden gebeden (het Onze Vader) uit hun hoofd en moesten - waarschijnlijk in spreekkoor - eenvoudige godsdienstvragen beantwoorden. Oudere kinderen leerden Psalmen uit hun hoofd en de antwoorden op de catechismusvragen die de zondag daarop in de kerk behandeld werden. Verder moesten ze de Tien Geboden op kunnen zeggen. Rooms-katholieke leerlingen, die onderwijs volgden op het schooltje van de gereformeerden, waren vrijgesteld van het onderwijs in de catechismus. Eenmaal in de week hadden de leerlingen een vrije middag. Deze speulmiddagh mocht niet op een papistische (rooms-katholieke) feestdag vallen. De leerlingen betaalden een bijdrage in de kosten van het onderwijs. In de zomer bezochten minder kinderen de school dan in de winter, omdat ze dan op het land moesten werken om de kost te verdienen. De diaconie betaalde het schoolgeld van arme kinderen. Van omstreeks 1632 tot 1634 werd er geen onderwijs gegeven vanwege een pestepidemie 2 en oorlogsgeweld. Vanaf 1639 tot 1642 was Dirick ten Holler hier schoolmeester, daarna Arnoldus Knockert (die ook Nederduits gaf aan de rooms-katholieke school), omstreeks 1655 Johannes Petri, tot 1674 Petrus Mullerus (Peter Müller), van 1674 tot 1686 Gerhard Braemberg uit Lathum, van 1686 tot 1689 Franciscus (Franc) Monheym uit Wezel en van 1689 tot 1733 Johan Lodewijcks (Ludewigs) uit Kleef. Vanaf 1660 was hun werkplek de aanbouw van de kerk aan de Marktzijde, een ruimte van 6 x 5,5 meter. In het schooltje, dat aan maximaal veertig kinderen plaats bood, stonden enkele ruwe banken zonder leuning en tafels. De meeste kinderen stonden of zaten op de vloer. Het onderwijssysteem was erop gericht kinderen door het lokaal te laten lopen, zowel om zich door de meester te laten overhoren als om hulp te vragen aan een oudere leerling. Elk kind leerde voor zichzelf en in zijn eigen tempo en dat hardop. Kinderen die op school kwamen, leerden eerst het alfabet, daarna spellen, vervolgens spellende lezen en tenslotte lezende lezen. Pas daarna, en dat kon enkele jaren duren, begonnen ze aan het leren schrijven. Het lezen werd dus niet door het schrijven ondersteund, zoals in later tijd vaak wel gebeurde. Het schrijven met inkt en een ganzenpen was moeilijk. Het kwam er op aan van het begin af de pen goed te hanteren en geen verkeerde gewoontes aan te leren. Men was van mening dat kleine kinderen nog onvoldoende beheersing over hun spieren hadden om de pen goed vast te houden. Bovendien zouden ze teveel knoeien op het dure papier. Een rem op het schrijfonderwijs was ook dat het voor de ouders een extra uitgave betekende: het schoolgeld werd hoger en de meester moest inkt, het papier en het versnijden van de pennen vergoed krijgen. De meester begon de dag met gebed en het vertellen van een Bijbelverhaal. Gezeten achter zijn grote, houten lessenaar gaf en overhoorde hij vervolgens zijn lessen. Op de lessenaar lagen de fraeye handplacke en haar trouwe kameraad de wackere roede van wilghentacken om niet gewenst gedrag van kinderen mee te straffen. Ook lagen er een inckthoornken, zanddooskens, een pennemes. In de lessenaar stond een glas vol swarten inckt en lagen gansenpennen, perkamenten, leien en schrijfboeken. Direct voor het grijpen lag op de lessenaar een Schoolmeesterszetel, zeventiende eeuw. pechvogel: als één van de kinderen ondeugend was, gooide de meester deze van stof gemaakte vogel naar hem of haar toe; het kind moest die dan terugbrengen en kreeg straf. Aan de linkerzijde van de lessenaar hing een bord waarop een ezel geschilderd was; kinderen die dom waren of niet opletten, kregen voor straf dit ezelsbord om hun nek. Achter de lessenaar hingen borden met daarop het Onze Vader, de Tien Geboden en de schoolregels. Verwarming was er nauwelijks. Als het erg koud werd, brandde er een turfvuurtje. Ook de verlichting was gebrekkig. Als het donker werd, stak de meester enkele vetkaarsen op houten blokken of ijzeren kandelaren aan. 2 Pestepidemieën teisterden regelmatig Europa. De pest (bekend geworden als zwarte dood ) werd verspreid door vlooien, die de pestbacil overnamen van ratten en met iedere beet de besmetting op mensen overdroegen. Doordat de vlooien zich in de nazomer het snelst vermeerderden, was dat ook steeds het seizoen waarin de ziekte het hardst toesloeg. Pestepidemieën eisten telkens veel mensenlevens. In het beruchte pestjaar 1636, toen Godt de Heere meer als die helfte der burgerie met die pest besocht, stierf een onbekend aantal inwoners van Zevenaar, onder wie ds. Matthias Verbusius. Wellicht omdat hij in de burcht Sevenaer ziek had gelegen en was overleden, waren de kerkdiensten de rest van het jaar op Huize Sevenaer

3 3 Tot een goede opvoeding behoorde in de zeventiende en achttiende eeuw kennis van de oude talen. Allen die later een hogeschool of universiteit wilden bezoeken of een deftig stads- of staatsambt wilden bekleden, dienden deze kennis te hebben. In nadat de Pruisische koning voor dat doel een vicariefonds (de Beatae Mariae Virginis Vicarie te Oud-Zevenaar) had afgezonderd - stichtte de kerkenraad daarom naast de al bestaande Hollandse school een Latijnse school 3, zodat jongens 4 die dat wilden zich het klassieke Latijn 5 en Grieks 6 (en soms ook Hebreeuws) enigszins eigen konden maken. De kerkenraad benoemde Henricus Roukamp tot rector. Voorwaarde was, dat hij 1. zo spoedig mogelijk naar Zevenaar zou verhuizen, 2. ten minste vier jaar in dienst zou blijven, 3. elke dag zes uur les zou geven, uitgezonderd de woensdag- en zaterdagmiddag, 4. zich tot kandidaat-predikant zou bekwamen, ten einde de dominee te kunnen assisteren en bij afwezigheid vervangen voor zover het het troosten van zieken betrof, en 5. elk half jaar vier weken vakantie zou geven. Als tegenprestatie kreeg Roukamp 300 Kleefse daalders uit de vicarie, met de belofte, dat hij na afloop van de lopende pachttermijn de goederen zelf Adriaan van Ostade ( ), De schoolmeester en zijn leerlingen, ets, circa 1671, eerste staat, Amsterdam: Rijksprentenkabinet. zou mogen gebruiken of beheren. Bovendien werd hem toegestaan schoolgeld te heffen: in de derde klas 1½, in de tweede 2 en in de eerste 3 Rd. per half jaar. Het Latijnse onderwijs in de twee lagere klassen, de vierde en de vijfde dus, ging tot de competentie van de Duitse schoolmeester Johan Lodewijcks behoren, die zich daarom ook wel adjunct-rector noemde. Roukamp ontving zijn leerlingen in zijn eigen woning. Actieve en passieve beheersing van het Latijn stond centraal. Kennis van het Grieks kwam op de tweede plaats. De culturele context van het gelezene werd vrijwel geheel verwaarloosd. In 1711 werd Roukamp ontslagen. Twee brieven van predikanten uit Hamburg meldden in juni 1712, dat de gewezen rector opregt berouw en leedwezen van sijn begane misdaad had. De predikanten verzochten het consistorie dat men hem hier dan ook sijn sonden vergeven en van sijn gegeven ergernis ontslaan mogt, ten einde hij wederom tot de gemeenschap waaruit hij nu gestooten was, van de Geref. Kerke en alsoo tot genietingen van de H Bontsegelen (brood en wijn bij het avondmaal) mogt toegelaten worden, alsmede op dat hij gelegenheid mogt hebben, om sijn brood onder Gereformeerden te gewinnen, en alsoo niet genootsaakt worden tegen sijn wil en dank tot andere gesindheeden over te gaan. 3 Vrijwel alle steden, ook de kleine, hadden een Latijnse school. In Zevenaar was er in het midden van de zeventiende eeuw gedurende enkele decennia een kleine rooms-katholieke Latijnse school bestaan, maar die was nu ter ziele. 4 Dat er geen meisjes op de Latijnse school kwamen werd als vanzelfsprekend ervaren. Niemand dacht in die tijd immers aan de mogelijkheid van vrouwelijke predikanten, artsen of advocaten. 5 Latijn was niet meer de taal die zoals in de Middeleeuwen voor de uitoefening van allerlei beroepen nodig was, maar een middel om een oude cultuur te leren begrijpen, die van doorslag gevende betekenis was voor het ontstaan van de Europese beschaving. De nadruk lag daarom op het klassieke Latijn. Het middeleeuwse Latijn, dat in zekere zin nog een levende taal was, week daar in allerlei opzichten van af door de toevoeging van nieuwe, in de Oudheid onbekende woorden en door een in de ogen van de humanisten onjuist gebruik van naamvallen, het veelvuldig gebruik van voorzetsels en andere bijzonderheden die men als verbasteringen zag van het klassieke Latijn. 6 In de hogere klassen kreeg het Grieks een plaats. Het bleef een bijvak, bedoeld als ondersteuning voor het Latijn en het verkrijgen van een beter begrip voor die taal. Als internationale taal verloor het Latijn steeds meer terrein, als wetenschappelijke taal bleef het voorlopig nog onaangetast. Colleges werden in het Latijn gegeven; studenten werden geacht zich in het Latijn vlot en exact uit te kunnen drukken; en wetenschappelijke publicaties waren in het Latijn gesteld. De Latijnse scholen waren dus onmisbaar voor wie wilde gaan studeren.

4 Amsterdamsche Courant, 18 juni Op 14 oktober 1711 kwam op verzoek van de kerkenraad Engelbert Pistor ( 1740), rector te Solingen, op bezoek. Kerkenraadsleden hadden gehoert verscheidene goede getuigenissen ( ) over deese mans capaciteit ende modestie. Daarom en omdat ze de school niet graag vakant lieten, sprak een delegatie van de kerkenraad met Pistor om te hoeren sijne methode van institueren. De delegatie bracht verslag uit aan de kerkenraad. Deze benoemde Pistor tot nieuwe rector met de vermelding dat in plaets van de behoefde 300 Dlr tractement hij sig soude moeten vergenoegen met de revenus van de Vicarie B M V tot Alt Sevener. In plaats van 2 zou hij 2½ Rd schoolgeld voor de tweede klas krijgen. Hij was verplicht s avonds silentium voor zijn leerlingen te houden, waarvoor hij respectievelijk 2, 1½ en 1 Rd per jaar mocht vragen. Jaarlijks moest hij een examen afnemen. Ook diende hij bereid te zijn de predikant te vervangen en de zieken te troosten. En tenslotte moest hij beloven zes jaar te blijven, tenzij hij een zeer voordelige promotie kon maken, dit ter beoordeling van de kerkenraad. Pistor schreef bij zijn benoeming: Naedien een Weleerw. Kerkenraad alhier heeft belieft mij tot haeren Rector te verkiesen en te beroepen, so belove ik hiermeede alle die in de beroepinge benoemde conditiën nae mijn beste vermogen te sullen en te willen naekomen, als meede my so te comporteeren (gedragen) en te benaerstigen dat de school in goeden opganck ende staet sal soeken te brengen, en binnen den tijt van sess jaeren ( ) niet van hier te gaen. In een gesprek met het consistorie op 17 oktober beloofde Pistor bij krankheit ende andere onverhoepte toevallen oftebij noedtsaeklike absentie de Heer prediger alhier so in het bedienen van de kerkendienst als besoeken van kranken nae sijn uiterste vermogen te willen assisteeren. Een enkele keer was er een kleine aanvaring met de kerkenraad. In 1715 berispte deze de schoolbedienden, waaronder de rector, vanwege het ongeoorloofd verlof geven aan leerlingen. In 1717 beklaagde Lodewijcks zich erover, dat Pistor kinderen aannam die vanouds door de Duitse schoolmeester werden onderwezen. Op 9 april 1726 kwam een klacht van ds. Ter Beek ter sprake. Het kerkenraadsverslag meldde, dat Ds Prediger met leetwesen aan de Heren Broederen te kennen had gegeven dat hij wegens lichaams swakheijt zijn Predikdienst niet kon waarnemen en dat hij geprobeerd had een vervanger te zoeken, maar er niet in was geslaagd. Ds. Ter Beek verzocht de broeders de rector van de Latijnse school sijnen pligt voor ogen te stellen. Dat deden ze. Of Pistor daarop ook inderdaad de kerkdienst geleid heeft, is niet bekend. Vermoedelijk hebben de broeders vooral over plichten gesproken en was dit hem in het verkeerde keelgat geschoten. Op 29 augustus kwam de kerkenraad in een extra vergadering bijeen. Pistor was gevraagd om wegens des Predigers bekende indispositie (zich ziek voelen) den predikdienst op toekomende sondag ten minste eenmaal waar te nemen. Hij had openlijk geweigerd. De kerkenraad besloot hem te ontbieden en naar zijn beweegredenen te vragen. Pistor kwam en verklaarde zijn best te willen doen om de komende zondag de dienst waar te nemen; hij voegde er aan toe dit niet te willen doen, omdat hij daartoe verplicht was, maar dat hij zich aanbood uit beleefdheid en uit liefde voor de gemeente. De kerkenraad hield hem daarop een artikel uit zijn benoemingsakte voor waarin stond, dat Schoolmeester met plak, zeventiende eeuw. hij tot het waarnemen van de Predikdienst verplicht

5 5 was. Pistor zei daarop, dat het desbetreffende artikel aangaf, dat hij alleen bij een schielijk opkomend geval de predikant zou moeten vervangen en niet bij langdurige ziekte. De kerkenraad gaf toe dat deze interpretatie mogelijk was en besloot bij het aanstellen van een nieuwe rector het artikel nauwkeuriger te formuleren. In 1739 was er een zaak tegen Pistor, die niet lang daarna, op 21 augustus 1740, overleed. Hij werd in de kerk begraven. Op 23 januari 1742 benoemde de kerkenraad Herman Hendrik (Hermannus Henricus) Mencke (º nov. 1719), Candidat der H theologie te Kleef tot opvolger van Pistor. Zijn taakomschrijving vermeldde ondermeer, dat hij Grieks en Latijn moest onderwijzen in de derde, tweede en eerste klas al sulks tot so verre, dat se bekwamelijk naar academiën kunnen versonden worden, dat hij dagelijks drie uur voor en drie uur na de middag moest doceren, dat hij woensdag- en zaterdagmiddag vrij had en s avonds rust moest houden, en dat hij zijn lessen zowel in het Nederlands als in het Hoogduits moest geven om ook leerlingen uit de omgeving van Zevenaar te kunnen trekken. Verder werd bepaald, dat hij de predikant bij desselfs indispositie (ongesteldheid) ofte noodsakelijke absentie ten minsten eenmaal, op die alsdan invullende sondagen moest vervangen, en de kranken, die sig alsdan in de gemeynte mogten bevinden met nodige troost en onderrigtinge te assisteren, gelijk dan syn E sig niet onttrekken sal op de grote feesten, als Kersmis, Paaschen en Pinxteren des versogt wordende ene predikbeurt op sig te nemen. Om enig zicht te hebben op de vorderingen van de leerlingen en de orde van de school, sprak het consistorie af tenminste eenmaal per jaar een schriftelijk en mondeling examen te houden. Mencke werd op 25 april 1745 predikant te Didam, moest daar op 28 april 1767 stoppen vanwege den beklaaglijken toestandinge en droevige kranksinnigheit en overleed op 30 juli De vervulling van de vacature van Mencke vergde geruime tijd. Pas op 29 november 1746 werd kandidaat Johannes Henricus Hinssen (Hensen) uit Sonsbeek aangesteld. De schoolmeesters en rectoren leidden met wisselend succes de school. Met Franciscus Monheym had de kerkenraad heel wat te stellen vanwege zijn ergelik leven en bezoeken aan herbergen en slechte gezelschappen. De kerkenraad had bij zijn aanstelling Monheym gevraagd met onverdrotene naerstigheit en oprechten wandel zijn werk als schoolmeester en voorganger in de kerk te doen en gemeld dat indien Hij tot eeniger tijt sich tot desen dienst soude onbequaam maecken en een aenstotelick leven leiden ( ) Hem wederom te removeren (verwijderen). Mogelijk vertrouwde de kerkenraad Monheym al niet helemaal. Al na een half jaar ging het mis. Monheyms doen en laten werd als aanstootgevend ervaren. Door de Prediker Triboler en landscriver Becher werd hij broederlick, dog vruchtloos, aangesprooken en gewaarschuwd en vervolgens bestraft en vermaand tot boetvaardigheid. Als hij zijn leven niet zou beteren, zou hij worden ontslagen. Met betuyging van leedwesen en berouw over het gepasseerde beloofde Monheym door Gods genade zijn leven te beteren. Twee maanden later beging Monheym weer verscheidene ergerlijke uytsporigheden. Opnieuw waarschuwden ds. Triboler en de landschrijver hem en oordeelden dat hij Schoolmr sig sijner bediening t eenemaal onwaardig gemaakt had, dog egter goetgevonden, wegen sijne Jonkheijt en uyt andre consideratie, bijzonder uyt hope van beterschap hem nog een kans te geven. Zou hij zich weer te buiten gaan, dan moest hij vertrekken. Monheym betuigde weer spijt en beloofde beterschap. Maar al snel verviel hij opnieuw in zijn oude fouten. De kerkenraad wendde zich ten einde raad tot de richter van Zevenaar met het verzoek alle waarden en tappers te verbieden aan gemelte onse meester te tappen om eens te zien of er door dit middel deselve eijndlik van alle debauches (onmatigheid in drinken) eens konde worden afgehouden. Het hielp niet. Op 25 april 1688 was het geduld van de kerkenraad op: Wijl Franc Monheym al wederom sig aanstootelick gedragen, en een gemijne tijd, ook menigmaal met versuim van sijn dienst, niet tegenstaande verscheyde nieuwe waarschouwings en vemanings daarover aan Hem gedaan, darin gecontinueert, en nu ook enige tijd sig sonder weten van iemand geabsenteert had: Geresolveert (besloten), na een ander bequamer subject om te sien. Nogmaals ging Monheym door het stof. De kerkenraad gaf hem nog een jaar de kans. Nadat het enige tijd goed was gegaan, stond Monheym weer dronken voor de klas. Op 1 juni 1689 was het geduld van het consistorie op. Monheym werd ontslagen. De zoon van de schoolmeester van Didam had verscheidene malen voor Monheym als voorzanger waargenomen. Monheym had hem hiervoor geen vergoeding gegeven. De kerkenraad moest er nu voor opdraaien. Monheym betuigde de kerkenraad zijn

6 spijt en vroeg om zijn attestatie. De kerkenraad was van oordeel dat hem niets anders dan een Getuigenis van sijn gedane belijdenis des geloofs met vermelding van sijn gegeven ergernissen kon worden gegeven. Op 31 juli 1689 werd Johann Lodewijcks uit Kleef, 6 na desselfs schrijven gesien en sijn singen gehoort te hebben, aangenomen tot Schoolmr en Voorsanger onder beding, dat deselve dien dienst met alle naarstigheyt waarnemen, niet alleen met ordinaris voor en namiddags, maar ook in de winter s avonds schoolhouden, en de aanvertrouwde jeugt op t vlijtigst soeken te leeren, catechizeeren en ook met een goede wandel stigten soude. De kerkenraad had niet veel geluk. Ook Lodewijcks moest hij meermalen tot de orde roepen wegens plichtverzuim en overmatig drankgebruik. Telkens weer beloofde Lodewijcks om voortaan beter sijn pligt te sullen waarnemen, op tijd op school te komen en zijn werk op behoorlijke wijze te doen. Maar nu eens was hij zonder dit te melden enkele dagen niet op school, dan weer kleedde hij zich als voorlezer en voorzanger niet naar behoren of vertoonde hij ander ergerlijk gedrag. Lodewijcks was vanaf 24 oktober 1713 gebonden aan de Königlich Preussische Ev. Reformierte Gymnasien- und Schulordnung. Die schreef ondermeer voor, dat de lessen moesten beginnen en eindigen met gebed en het zingen van een psalm of gezang, dat de scholieren op zon- en feestdagen gezamenlijk naar de kerk gingen, en dat de schoolmeester bij het bestraffen van een leerling vaderlijk en mild te werk moest gaan, zonder evenwel te vervallen in toegevendheid, waardoor de jeugd maar zou verslappen. Lodewijcks overleed op 25 oktober 1733 nadat hij sig juist tien dagen te voren wederom van nieuws in den houwelijken staat had begeven. Geleerd door eerdere ervaringen stelde de kerkenraad, die het curatorium van de Hollandse en Latijnse school vormde, hoge eisen aan een nieuwe schoolmeester. Iets daarover lezen we in het verslag van een extra kerkenraadsvergadering van 2 december Ds. Ter Beek, voorzitter van het curatorium, deed verslag van zijn zoektocht naar een opvolger van Lodewijcks. Hij was naar Wezel gegaan en vervolgens naar Duisburg om een bequamen Leermeester voor de jeugd te vinden. Hij meende dat de Goedertieren Albestierder sijnen weg ook so voorspoedig hadde gemaakt dat hij na veel zoeken en omhorens eindelijk een bequam Subject had gevonden: kandidaat theologie Paulus Matthias Kessler. Professor Wilhelm Neuhaus te Duisburg had een goed woordje voor Kessler gedaan: hij noemde hem enen seer goeden Duitschen Schoolmeester die uitstekend in staat zou zijn om het Rectoraat van de Latijnsche Scholen of hier of elders met roem te bekleden. Na het enthousiast verslag van Ter Beek besloot de kerkenraad Kessler te benoemen. Hij vroeg hem naar Zevenaar te komen om de Voorsangers en Schoolmeestersplaats in te nemen en op son- en andere openbare godsdienstdagen een of twee capittelen (hoofdstukken) voor de predikatie uijt Gods H Woord aan de vergaderende Gemeente voor te lezen en vervolgens bij het opheffen van het gewoonlijke Psalmengesang voor te zingen, alsook de jeugd (klein en groot, zonder onderscheid) niet alleen in het lezen en schrijven van het Hoog- en Nederduits te onderwijzen, maar ook de eerste en tweede Latijnsche Classe te doceren alsmede ook de fundamenten van onse Heijlige Kerk. Kessler kwam in januari 1734 en verzocht meteen de kerkenraad dat het hem vergunt moge worden om gedurende de eerste vier weken des sondags voor de predicatie de capittelen uijt de bijbel in het Hoogduits te mogen voorlesen, met bijgevoegde belofte, dat hij sig soude bevlijtigen om nog binnen voorgenoemde tijt met het voorlesen in de Nederlandse taal volgens het gewone gebruijk alhier te continueren. De kerkenraad ging akkoord. Naast vrij wonen en belastingvrijdom ontving Kessler de revenuen uit de Nicolai Vicarie te Duiven en uit de Beatae Mariae Virginis Vicarie te Oud-Zevenaar, die de Pruisische koning Frederik I ( ) op 15 november 1704 speciaal voor dit doel had afgezonderd. Kessler bleef maar een jaar. Op 27 januari 1735 nam hij een beroep aan de Latijnse schole te Doesborg aan. Johan Henrick Terwaij, leerling aan de Latijnse school te Wezel volgde hem op. De jeugdige schoolmeester, van wie al snel bleek dat hij over veel loffelijke bekwaamheden beschikte, was nog geen half jaar werkzaam of ds. Ter Beek hield de kerkenraad voor dat het goed sou zijn een wakend oog te houden op onsen nog jongen schoolmeester ten eijnde de jeugd wel moge worden onderwesen. Een maand later zei hij dat hij wederom int school geweest was, en dat men gesamelijk en eenparig een wakend oog moest blijven houden. Terwaij vond zijn weg. In januari 1754 ging hij in Xanten werken. Op 17 april besprak het consistorie de sollicitaties van Johan Dieden, afkomstig van de Latijnse school in Wezel en van M. Pliester uit Ter Borg en benoemde Pliester. Of deze de benoeming daadwerkelijk aannam is niet duidelijk. In ieder geval was Dieden in 1758 hier werkzaam. Er was toen namelijk al een conflict tussen hem en het consistorie. Dieden werd voor twee maanden geschorst. Hij beloofde beterschap. Het consistorie hoopte daar ook op opdat de Gemeijnte en de

7 7 Verklaring dat aan Dieden zijn geld is betaald. 22 april Christelijke Jeugd alhier niet langer aan stigtingen ontbreke, maar daar in hoe eer hoe liever voorsien werde. De beterschap bleef uit. Vaak kwamen de leerlingen tevergeefs naar school. Op de vraag van het consistorie op 16 januari 1759 waarom hij geen school hield, antwoordde Dieden, die mogelijk al ziek was, dat het hem vrijstond de kinderen enige speeltijd te geven, en dat op de waarneminge van sijn dienst niets te zeggen viel. Het consistorie stelde dat dit speeltijd geven eygener autoriteyt niet mogte geschieden, maar hij, ingevolge sijn beroep, de school vlijtig waarnemen moeste, opdat de jeugd niet verwildert wierde en de school in opname bleef. Dieden had daar geen boodschap aan en zei dat als er klachten waren de Heren hem bij de classis verklagen konden. Het consistorie vond dit te ver gaan en vroeg Dieden nogmaals zijn plicht na te komen. Dieden beloofde dit. Maar van zijn belofte kwam niets terecht. Steeds weer werd Dieden op het matje geroepen. Tevergeefs. In 1758 schorste het consistorie Dieden. Deze verliet Zevenaar, zwierf rond en leefde als bedelaar. Tenslotte klopte hij bij zijn oude moeder aan die kreupel was en op een kruk door het huis moest kruipen. Zij kon de verzorging van haar zoon niet aan en vroeg de kerkenraad om hulp. Ze vermeldde erbij, dat hij zeven gaten in zijn hoofd gemaakt had, omdat hij dacht dat hij louter gif in zijn hoofd had. Toen de kerkenraad niet reageerde, deed ze een beroep op de Kleefse regering: Naadat dezelve (zoon Dieden) ook eenige jaaren zijn werk tot veel genoegen van die gemeynte waargenoomen hadde, heeft Godt behaagt om denzelven met zwakzinnigheid te bezoeken ende dus buyten staat te stellen om zijn werk voort te zetten. Ze vroeg de kerkenraad op te roepen datse hem jaarlijks iets mogten toeleggen tot sijne noodige onderhoud. De Kleefse regering gebood de kerkenraad voor de gewezen schoolmeester te blijven zorgen. De kerkenraad stemde toe en gaf tot 1774 Dieden een jaarlijkse uitkering. In februari 1758 nam Kr. Cramer, Gedeelte van brief van Ter Waij 1 juni 1762 (H 258). Wat opvalt aan de brief is het prachtige handschrift. Het schrijven, beschouwd als de voornaamste van de toegepaste kunsten, stond in hoog aanzien. Een mooie hand van schrijven was soms voldoende om een onderwijzer van leerlingen te verzekeren. Men gebruikte de ganzenveer, of een riet, en inkt gemaakt van roet opgelost in olie. die was aanbevolen door de koster van Rozendaal, het schoolmeesterschap van Dieden tijdelijk over. Hij zag af van zijn wekelijks salaris. Cramer beviel niet. Zijn verzoek om een aanstelling werd niet gehonoreerd. Op 12 augustus 1760 vertrok hij, waarschijnlijk naar Arnhem. Matthias

8 Junius bood zich nu aan tijdelijk het schoolmeesterschap op zich te nemen. Het consistorie besloot op het aanbod in te gaan. Ook Junius beviel niet en kreeg geen vaste aanstelling. Hij vertrok in december Toen niet snel een opvolger werd gevonden, bood Junius, wiens wandel niet in allen dele onberispelijk geweest was, opnieuw zijn diensten op de proeve van beterschap aan. Het consistorie wees het aanbod af en beriep op 25 mei 1762 de hier al voorheen gestaan hebbende Johan Henrick Terwaij uit. Het consistorie bepaalde dat het zijn taak zou zijn dat hij 8 als voorsanger op son en andere Godsdienstdagen een of twee capittelen voor de predikatie uyt Gods H. Woord aan de vergaderende Gemeynte voorleze, en vervolgens bij het opheffen van het gewoonlijcke Psalmengesang voorsinge, dat hij als schoolmeester de jeugd groot en kleijn sonder onderscheit niet alleen in de hoogduitse, maar ook in de nederlandsche tale van gronds op lere lesen en schrijven, deselve in de beginselen van de Christelijke Gereformeerde Religie onderwijse. De jongelingen so vele sich daertoe sullen appliceren de latijnse tale docere, so verre dat sij tot de derde classe kunnen worden gepromoveerd, en voorts in alle andere hier niet aangeroerde omstandigheden die pligten observeren, dewelke gewoonlijck met dese amten verknogt, ende eenen getrouwen voorsanger en schoolmeester bekomende zijn. Terwaij gaf aan vereerd te zijn met het beroep op hem, maar vond het hem geboden salaris te laag en kwam niet. Na lang zoeken vond het consistorie op 17 april 1763 een geschikte kandidaat: Johan Abraham Breitenbach, voorzanger en schoolmeester te Gulick. Toen Breitenbach bepaalde werkzaamheden weigerde die volgens hem niet tot zijn taak behoorden, zoals het Vervolg van de reactie van Ter Waij op beroep. aanzeggen dat iemand overleden was, of tijdens een kerkdienst een diaken te vervangen omdat er geen diaken meer was, wees de kerkenraad hem erop, dat zijn voorgangers dit altijd zonder tegenspraak hadden gedaan. Hij stond niet onwelwillend tegenover allerlei taken, maar wilde duidelijk zijn grenzen bewaken. Toen het consistorie aan Hinssen (Hensen), de toenmalige rector van de Latijnse school vroeg zich wat meer toe te leggen op het orgelslaen en deze daar niet direct een antwoord op kon geven, bood Breitenbach aan de kerk met het orgelslaen te begunstigen. Het consistorie ging niet op zijn aanbod in. Hinssen werd organist (tot 19 april 1786). In 1783 overleed Breitenbach op 46-jarige leeftijd aen een uijtterende ziekte. De zoon van koster Jan Hogendijk ( ), Jan Willem ( ), die al enige tijd voor Breitenbach had waargenomen, zette zijn werk voort tot Johan Wilhelm Koch ( ), de zoon van een Kleefse schoolmeester, benoemd werd. Koch verzorgde van 1783 tot 1786 het onderwijs. De leerlingen van de dagschool betaalden hem voor spellen en lezen 3, voor lezen en schrijven

9 9 4, voor rekenen 6 en voor Latijn of Frans 12 stuivers per maand. In 1786 verwisselde Koch zijn ambt voor dat van kerkmeester, dat wil zeggen administrateur van de kerkmiddelen. Daarna vervulde hij nog een aantal ambtelijke functies, waaronder die van maire (burgemeester) van Westervoort ( ) en van Duiven ( ). Zijn opvolger, Jacob Stevens ( ), gaf van 1786 tot 1834 leiding aan de school. Hij onderwees lezen, schrijven (zowel in het Nederlands als in het Duits), rekenen, zingen, natuurkunde, aardrijkskunde, de beginselen van de gereformeerde religie, en voor hen die dat wilden ook Latijn, Frans en muziek. Daarnaast fungeerde hij van het begin af als organist. In 1802 werd Stevens beroepen te Soest en Emmerich. Het consistorie wist dezen zeer nuttigen schoolleeraar te overreden in Zevenaar te blijven en beloofde hem het geheelen Orgeltractement als wettig den Organist toekomende te betalen. Bij Koninklijke Verordening van 28 september 1717 was de leerplicht en schooldwang afgekondigd voor alle kinderen van vijf tot twaalf jaar. Als de kinderen in de zomer voor het werk op het land nodig waren, kon eventueel volstaan worden met hen een of twee dagen per week naar school te sturen. Veel ouders hadden geen boodschap aan de verordening. Het op 12 augustus 1763 uitgevaardigde General Land Schul Reglement bepaalde, dat alle jongens en meisjes van vijf tot vijftien jaar leerplichtig waren. Het stelde ouders die hun kinderen niet naar school stuurden een boete in het vooruitzicht. Ook dit mocht niet baten. Op 7 februari 1783 stelde de kerkenraad met leedwezen vast, dat vele ouders onder onse Gemeente niet tegenstaande zij telkens uijt de kerkemiddelen iets ontvangen en niet tegenstaande zij dikwijls door de predikant er op het vriendelijkst en ernstige toon aangemaand zijn, echter tot dusver zo schandelijk verwaarlosen hunne kinderen te laten onderwijsen. De kerkenraad besloot druk op de ouders uit te oefenen. Ze zouden geen ondersteuning meer krijgen uit de Kerkhof Armen Middelen, tenzij ze hun kinderen naarstig naar school, naar kerk en catechisatie zenden. En opdat niemand zou kunnen zeggen dat de kosten voor het onderwijs te hoog zijn, zouden boeken, papier en pennen voortaan uit de kerkmiddelen betaald worden. Om de kinderen te stimuleren gaf de kerkenraad vijf jaar later ds. Heldring de vrijheid om op zijn kosten tot aanmoediging en verbetering in de scholen enige boekjes als prijzen te mogen uitdelen. Op 10 mei 1782 werd het Reglement für Deutschen Reformirten Schulen im Herzogthum Cleve und der Grafschaft Mark uitgevaardigd. Het Reglement benadrukte opnieuw de leerplicht: alle gereformeerde ouders waren voor God en hun geweten verplicht hun kinderen van vijf à zes jaar tot dertien of veertien jaar naar school te sturen, ook s zomers. De onderwijzers mochten geen schadelijke nevenbetrekkingen bekleden, en dus geen herbergier of koopman zijn. Ze moesten vaderlijk en streng optreden tegen hun leerlingen en mochten de rijke niet boven de arme voortrekken. Het Reglement schreef de lesstof per half uur voor, en ging er van uit dat niet langer hoofdelijk, maar klassikaal, dat wil zeggen groepsgewijs, onderwijs werd gegeven. De Kleefse overheid bepaalde op 2 mei 1790 dat de aanstelling van onderwijzers voortaan, na een daartoe gedane voordracht, door de regering zou geschieden. De onderwijzers kregen de opdracht het onderwijs aantrekkelijker te maken door het beter aan het niveau van het kind aan te passen, door praktische activiteiten spelen, oefeningen en handenarbeid een plaats te bieden en door de keuze van de leerstof meer te laten bepalen door nuttigheidsoverwegingen. Helemaal gratis werd het onderwijs niet. Op 9 juli 1793 stelde de kerkenraad een tarief vast voor de gewone dagschool: voor een kind dat alleen leerde spellen en lezen zou drie Hollandse stuivers betaald moeten worden, voor een kind dat leerde lezen en schrijven vier, voor een kind dat daarnaast ook leerde rekenen zes en voor een kind dat bovendien in het Latijn of Frans onderwezen wilde worden twaalf stuivers. Voor de avondschool moest een stuiver meer worden betaald. De kinderen gingen van acht tot elf en van een tot vier uur naar school. Woensdagmiddag en zaterdagmiddag hadden ze vrij. Iedere ochtend begon de onderwijzer met gebed en het lezen van een hoofdstuk uit de Bijbel. De middag sloot hij af met het zingen van een lied. Een keer in de week, bij voorkeur op zaterdagmorgen, las hij voor. Veel aandacht besteedde hij aan het schrijven van brieven. Hij corrigeerde deze en de vele dictees met rode inkt in de marge. Op 27 april 1808 werden de wetten van het Koninkrijk Holland ook voor Zevenaar van toepassing verklaard. Deze situatie bleef bestaan na de inlijving bij Frankrijk tot eind Dit betekende dat de Nationale Onderwijswet van 1 juli 1806 van toepassing werd verklaard. De wet schreef voor dat leerlingen van hetzelfde jaar steeds gezamenlijk behoorden te worden onderwezen (artikel 8). Het eeuwenoude hoofdelijke onderwijs werd dus vervangen door het klassikale. In overeenstemming werd de meesters het gebruik van een schoolbord het klassikale leermiddel bij uitstek dwingend voorgeschreven (artikel 9). Meer ingrijpend was dat de wet onderscheid maakte tussen openbare en

10 10 bijzondere scholen. Openbare scholen waren scholen die geheel of gedeeltelijk door de overheid werden betaald en beheerd. Bijzondere scholen waren scholen die door een particuliere instantie of vereniging gesticht en onderhouden werden. Bijzondere scholen waren er in twee klassen: bijzondere scholen in de klasse 1, dat wil zeggen scholen die behoorden aan kerken, diaconieën, gestichten of aan de Maatschappij tot Nut van t Algemeen en scholen die kwamen ten koste en laste van een of meerdere personen, die zich tot derzelver oprigting en geregeld en toereikend onderhoud verbonden of onderling vereenigd hebben ; en bijzondere scholen in de klasse 2: scholen die geheel in stand werden gehouden met het kost- en schoolgeld van de schoolgaande kinderen. De scholen hadden tot taak de jeugd de eerste beginselen van kennis en beschaving bij te brengen. In de praktijk kwam er tot 1816 niet veel terecht van de invoering van de onderwijswet. De burgerlijke overheid betaalde slechts een klein gedeelte van het salaris van de onderwijzers uit de stadskas: f 36,75,- voor meester Stevens die zo n veertig leerlingen had, en f 115,15 voor de onderwijzer Noldes aan de rooms-katholieke school. Stevens was gelukkig niet alleen afhankelijk van de stadskas. Daarnaast ontving hij uit het Aerarium Ecclesiasticum f 14,40, uit de armenmiddelen (voor onderwijs aan arme kinderen) f 18,75, uit de opbrengst van landerijen f 240,- en schoolgelden en emolumenten f 8,-. Bovendien had hij vrij wonen. Stevens was pijnlijk getroffen door het feit dat Noldes aangemerkt werd als Hauptlehrer, alleen omdat hij een groter lokaal bezat en dus iets meer leerlingen kon herbergen, en dat hijzelf gekwalificeerd werd als Nebenlehrer en dus gelijk gesteld werd met een dorpsschoolmeester, terwijl hij ieder vrij uur besteedde aan studie met als resultaat dat notabele inwoners van Zevenaar hun kinderen naar hem stuurden voor privélessen. Hij weigerde dan ook de toelage als Nebenlehrer in ontvangst te nemen. Aan deze onverkwikkelijke zaak kwam een einde met de soevereiniteitsoverdracht in Omstreeks 1810 waren de meeste leerlingen op de Hollandse school (die nu Gereformeerde School werd genoemd) van rooms-katholieke huize. Dit kwam mede omdat de materiële verzorging van de parochieschool en de belangstelling voor vernieuwend onderwijs er slecht waren, maar ook omdat Meester Stevens bekend stond als hoogontwikkeld en begaafd. Hij was sterk beïnvloed door Duitse onderwijsvernieuwers, de filantropijnen. De filantropijnen (= mensenvrienden) waren pedagogen die de opvoeding van kinderen op een nieuwe manier beschouwden. Hierbij werden zij geïnspireerd door de ideeën van de Engelse filosoof John Locke ( ) en de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau ( ). Locke omschreef het kind als een onbeschreven blad, dat door opvoeding gevormd kon worden tot een nuttig mens; een opvatting die lijnrecht stond tegenover het calvinistische idee van de erfzonde. Rousseau bood in Émile, ou de l'éducation (1762) nieuwe richtlijnen voor het onderwijs. Hij beschreef hoe de jonge Émile ver van de beschaafde (= bedorven) wereld een natuurlijke opvoeding kreeg. Hoofdles van Rousseau was de stelregel: laat betijen, dwing niets af; het kind zal met vallen en opstaan vanzelf wel het stilzwijgend gegeven voorbeeld van zijn opvoeder volgen. Ook bij het onderwijs is elke dwang uit den boze. Verkeerd is vooral om kinderen vol te stoppen met feitenkennis, waarvan ze het nut en de reikwijdte nog niet inzien. Alles komt aan op inzicht en daarom vermijde men een kind lastig te vallen met godsdienstige leerstelligheden. 7 De filantropijnen geloofden, dat de mens door kennis volmaakt kan worden. Opvoeding van de nieuwe generatie tot individuen en tot redelijke, rationele en nuttige mensen zagen ze als een belangrijk onderdeel om de opnieuw vastgelegde normen en waarden door te geven en in te prenten. Bij godsdienstige opvoeding moest niet uitgegaan worden van dogma s. Voor de school diende leren is spelen en kennis is deugd de belangrijkste stelregels te zijn. Dit was onder invloed van Locke die grote nadruk had gelegd op het spelende leren in vrijheid, anders gezegd: op het leerplezier dat een kind moest kunnen hebben. De filantropijnen betoogden dat spelen tot de eigenheid van het kind behoort. Vanuit het spel verkent het kind de wereld en kan het leren. Het kind is ook een redelijk wezen. Het leert het best uit zijn eigen leefwereld. De zedelijke opvoeding moet vanuit die kennis vertrekken. Het hoogste doel is de deugd. 8 7 De belangrijkste bron van de Rousseauiaanse opvoeding is te vinden in Dessau. Daar bevond zich het door de pedagoog Johann Bernard Basedow ( ) gestichte Philantropinum, een modelschool, tevens kweekschool voor onderwijzers. De onderwijzers van deze scholen noemden zich mensenvrienden. Hierin kwam een pedagogisch enthousiasme tot uiting, dat, geheel Rousseauiaans, vertrouwen had in het goede van de menselijke natuur. 8 Veel opvoeders in Nederland waren - hoewel kritisch - onder de indruk van de nieuwe pedagogiek, waaronder Hieronymus van Alphen ( ) die in Het vrolijk leeren de bekende versregel schreef: Mijn spelen is leeren, mijn leeren is spelen.

11 11 De Verlichtingspedagoog Friedrich Eberhard von Rochow ( ) vertaalde de ideeën van de filantropijnen naar het onderwijs. Om te bevorderen dat kinderen plezier zouden hebben in het leren, ontwikkelde hij hulpmiddelen: tastletters, letterkaarten. Stevens probeerde de methoden van Von Rochow toe te passen. Omdat hij zowel in het Duits als in het Nederlands les gaf, gebruikte hij ook twee series schoolboeken. Voor de Duitse lessen maakte hij gebruik van de boeken het Cleve- Märkische Lesebuch van Von Rochow, en de Naturgeschichte und Naturlehre van Carl Philipp Funke ( ). Voor de Nederlandse lessen gebruikte hij de beste in Nederland verschenen boeken. Voor het rekenonderwijs schreef hij zelf een methode: Beknopt opvoedkundig Rekenboek en Nederduitsch Rekenboek voor de Jeugd naar opvoedkundige en wetenschappelijke grondbeginselen. Stevens zette zich in voor de natuurlijke opvoeding en stelde zich ten doel de mogelijkheden van het kind zoveel mogelijk vrij te laten ontplooien, een opgewekte ontwikkelings- en leersfeer te scheppen, tot zelfstandig denken aan te sporen, een op het heden ingestelde wereldoriëntering en praktische levenshouding mogelijk te maken. Hij was daarbij zeer op de leefwereld van de kinderen gericht. Toch vond niet ieder de sfeer op de school kindvriendelijk. Zo schreef Ottho Gerhard Heldring ( ), de zoon van ds. Heldring, terugdenkend aan zijn jeugd: Sidderend ging ik als een kleine jongen derwaarts, want mij omringden daar veel makkers, die alles deden wat zij konden, om den kleinen knaap bang te maken. Er was in die school ook iets ontzettends; altijd zwaaide de meester den stok en sloeg onbarmhartig op de ondeugende jongens los. Het waren angstige uren, die schooluren en bevend zag ik telkens den meester komen. Doch die tijd ging voorbij, toen de ondeugendste jongens de school verlieten en de onderwijzer zijn natuurlijk karakter weer aannam. Allengs kreeg ik vertrouwen in hem; hij was over mij tevreden, omdat ik vlug leerde, maar ik werd nooit een van zijn lievelingen, omdat ik slecht schreef (p.13). Op 25 juni 1816 maakte de Commissaris Generaal voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bekend, dat de bij het Koninkrijk der Nederlanden gevoegde gebieden, waaronder Zevenaar, zouden ressorteren onder schoolopzieners die niet alleen toezicht moesten uitoefenen, maar ook moesten proberen het onderwijs te verbeteren. De schoolopzieners werden gekozen uit de meest geletterden die belang in het onderwijs stelden en er kennis van hadden. Hun gezag, dat ze aan hun persoonlijkheid moesten ontlenen, konden ze alleen door overreding uitoefenen. Veel schoolopzieners waren deftige mannen, die alleen al door hun wetenschappelijke titel of hun afkomst respect afdwongen. Ds. dr. H.H. Donker Cortius ( ) uit Arnhem kreeg Zevenaar toegewezen. Donker Cortius had de opdracht er op toe te zien dat de meester zich aan zijn plichten zou houden: Hij zal zorgen dat de Scholieren niet onnodig naar buiten gaan, dat zij zich gedurende den ganschen schooltijd stil en aandachtig, alsmede op straat als op den weg steeds vreedzaam, zedig en beleefd gedragen. Geen gelegenheid mocht de meester verzuimen om het schoolbord, het klassikale leermiddel bij uitstek, te gebruiken. Ook diende hij de schooltijd, tenminste bij het begin en einde van elke week, met een gepast christelijk gebed te openen en te sluiten. Van de nieuwe schoolopziener kon nu een strijd verwacht worden tegen de bestaande toestand, zoals die al sinds het begin van de eeuw en niet zonder succes was gevoerd: afschaffing van de gezindteschool en de oprichting van scholen waar voor ieder toegankelijk onderwijs in de maatschappelijke en christelijke deugden 9 zou worden gegeven. Die strijd kwam niet. Donker Cortius liet de 9 De grootste deugd die toen werd gepreekt, was gehoorzaamheid jegens God, de overheid en hoger geplaatsten. Vlijt werd ook gezien als een belangrijke deugd. Kinderen moesten leren hun tijd nuttig te besteden; ze dienden goed doordrongen te zijn van verantwoordelijkheid voor het latere leven en werken.

12 gezindtescholen voortbestaan. De school van de Hervormde Gemeente noemde hij Openbare School des Protestants. Het vroegere ideaal van de christelijke opvoeding werd (voorlopig) nog niet ingeruild voor dat van de maatschappelijk nuttige burger, zoals in veel steden in Nederland. Donker Cortius beschreef Stevens, die nu 60 leerlingen onder zijn hoede had, als een man van buitengewone kennis en uitmuntende geschiktheid tot het geven van onderwijs. 12 Op de Latijnse school stonden de ontwikkelingen intussen ook niet stil. Nadat op 29 april 1787 rector Hinssen met emeritaat was gegaan met het recht van een jaarlijks pensioen van f 300,-, was de (toen) 28-jarige Johann Heinrich Finmann ( ), candidaat in de H Godgeleerdheid, rector van de Latijnse school geworden. Hij ontving geen traktement. Zijn inkomen hing af van wat de rectorsvicarie opbracht en van het aantal leerlingen ( Tot schoolgeld zal Zijn Eerw. door alle Classen heen per maand genieten een gulden Holl. van elke discipel ). Van Finmann werd gevraagd de jeugd in t Latijn en andere talen zulks begeerd wordende alsmede in geografie en historie te onderwijsen, en generaliter deselve zo en te brengen dat se tot t academie kunnen gepromoveerd worden. In verband met de ligging van de school zo dicht bij de grens diende hij zijn lessen in het Nederduits en Hoogduits te geven. In bijzondere gevallen moest hij zich richten naar de naburige scholen, vooral die van de hoofdstad Kleef. Ook werd van hem verlangd, dat hij de predikant bij diens afwezigheid of ziekte zou vervangen door ten minsten eenmaal des zondags den predikdienst te vervullen, mitsgaders de kranken die zig als dan in de gemeente mogten bevinden met nodige troost en onderrigting bij te staan. De Kleefse overheid had in 1782 een Verordnung für die Protestantischen Gymnasien und Lateinischen Schulen im Hertzogthum Cleve und in der Grafschaft Mark uitgevaardigd en daarin bepaald, dat in de Latijnse eenmansscholen slechts de leerstof van de onderste twee klassen behandeld mocht worden. In Zevenaar nam men de verordening voor kennisgeving aan. In 1808 verbeterde het salaris van Finmann. Hij ontving voortaan aan het inkomen f 520,- landpacht, f 10,- emolumenten, en vrijheid van belasting, geschat op f 120,-. Finmann had zes klassen. Het leerlingenaantal schommelde tussen de vijf en tien onder wie enkele rooms-katholieke leerlingen. Finmann onderwees niet alleen Latijn, Grieks, Frans en Duits, maar ook aardrijkskunde en geschiedenis. Vanaf 1815 gaf hij bovendien nog les in schrijven, Bijbelse geschiedenis, natuurlijke historie, natuurkunde en tekenen. Wiskunde was niet zijn sterkste kant. Omdat niemand dit vak kon geven, moesten de leerlingen het zonder doen. Tot 1816, want vanaf dat jaar viel Zevenaar onder de Nederlandse onderwijswetgeving. Op 1 augustus 1815 was bij koninklijk besluit bepaald, dat voortaan op alle Latijnse scholen naast Latijn en Grieks ook wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis en mythologie tot de verplichte vakken behoorden en dat het in te voeren eenvormige stelsel van maten en gewichten op de decimale rekening gegrond zijnde zou worden onderwezen. De nationale overheid verzocht het curatorium dringend aan dit besluit gehoor te geven. Daarom Gedeelte van een brief van meester Jacob Stevens

13 13 benoemde het curatorium Jacob Stevens, die sinds 1786 schoolmeester aan de Hollandse school was en al 47 leerlingen onder zijn hoede had, tot leraar wiskunde. Het verzocht hem ook onderwijs in de decimale rekening en geometrie te doceren en wel in zijn eigen tijd. De kerkenraad uit middelen der Hervormde Gemeente in eigendom toebehorende, den schoolmeester zoveel als Rector betalende, heeft echter overigens over dit bijzonder onderwijs met de burgemeester gesproken. Deze gaf aan niet onwillig te zijn van stadswege enige bijdrage te geven, maar zei erbij dat dit plaatsje door verschillende verandering van gouvernementen, door de oorlog, door wateroverstromingen en bijzonder door de gevolgen van dit ongelukkige jaar zo zeer geleden had dat het waarschijnlijk voorlopig niet mogelijk was. Een jaar later meldde de burgemeester dat Stevens een toelage uit de stadskas zou krijgen. Op 12 augustus 1816 besprak het college van curatoren, door de burgemeester op 25 juli 1816 benoemd op grond het koninklijk besluit van 2 augustus 1815 en uitsluitend bestaand uit kerkenraadleden, uitvoerig met Finmann de situatie op de Latijnse school. Het sprak met hem af Geene kinderen in het vervolg op de Lat School aan te nemen, als die te voren door een Commissie uit de Kerkenraad, als Curatoren, bekwaam gerekent wierden, om op de Lat School ingeschreven te worden. Omdat door de onderwijswet (artikel 22) het oefenen des geheugens sterk werd aanbevolen, verzocht de kerkenraad de rector den leerlingen een genoegzaam aantal woorden hetzij uit Cellanius, of een ander boek, des middags bij het uitgaan van de school op te geven om dezelve te huis te leren en des anderen daags op de school op te zeggen. Tenslotte verzocht de kerkenraad Finnman het onderwijs in eene goede luchtige kamer te geven en ervoor te zorgen dat de leerlingen behoorlijke plaats hebben om te zitten, na hunne classe. Twee maal per jaar werden de vorderingen van de leerlingen getoetst, voorafgegaan of gevolgd door een geleerde toespraak van de rector, de schoolmeester of de voorzitter van de raad van toezicht (de dominee). Zo meldt een verslag van 1 november 1816 dat negen leerlingen (tussen tien en zestien jaar) in aanwezigheid van de voorzitter van het curatorium, ds. Heldring, en de overige curatoren examen deden over de beginselen van de natuurlijke historie (natuurwetenschappen), het Latijn, de aanvangsgronden der geografie en der physica. Kennisverrijking was een zo hoog gewaardeerd ideaal, dat een toetsing bijna het karakter kreeg van een eredienst van de Rede. Dat zien we bijvoorbeeld in het verslag van 3 juni 1817: deze plegtigheid begon met eene zangproeve der jeugd. Hierna hield Finmann een toespraak over zedelijke verbetering. Vier leerlingen lieten hun vorderingen zien op het terrein van het Latijn, natuurlijke, geschiedenis, aardrijkskunde en de beginselen van het Grieks. Na zang en muziek trad de schoolmeester de Heer Stevens op, en schetste in een korte redevoering het begin en de voortgang der nieuwe leerwijze, waarnaar hij overging om de wijze van dit onderrigt praktisch te vertonen, zo in het spelden als in het lezen. Bij het examen op 2 juli 1818 schetste Stevens de leerwijze van de Engelse Armenscholen en vergeleek deze met de Nederlandse en Duitse leerwijze. Hij prees de Nederlandse leerwijze. Daarna moesten de 56 leerlingen examen doen. Eerst waren de leerlingen van de Nederlandse en Hoogduitse afdeling aan de beurt. Ze moesten hun kennis tonen van het Nederlands respectievelijk Duits, en van de vaderlandse geschiedenis, aardrijkskunde en rekenkunde. De leerlingen van de Latijnse school moesten hun vorderingen in de wiskunde tonen. Het examen op 27 jan 1820 vond plaats in de kerk en was openbaar. Twee leerlingen werden geëxamineerd in het Hebreeuws, Grieks, Latijn en geschiedenis. Ds. Heldring hield een oratie over een uitspraak van de Griekse filosoof Bias van Priëne (zesde eeuw voor Christus), een gedicht over de schoonheid van de natuur werd voorgedragen en meester Stevens sprak over de lente van de jeugd. Een van de onderdelen die Stevens graag bij een examen van de hoogste klas gebruikte, was het Socratisch gesprek : een groepsgesprek over een fundamentele, liefst filosofische, vraag. De deelnemers gingen daarbij gezamenlijk op zoek naar een antwoord op die vraag. Het Socratisch gesprek was geen resultaatgericht gesprek en geen discussie; het ging om consensus en vooral om het gezamenlijk zoeken zelf. In een van die gesprekken wisten de leerlingen op een bevallige wijze verscheidene eigenschappen op te noemen en de weldaden die voor de levendige schepselen en in het bijzonder voor de mens daaruit voortspruiten aan te wijzen en met dankbaarheid jegens God te erkennen. De tweede klasse gaf op dezelfde wijze, nadat zij iets over de natuurlijke historie had gelezen, blijken van haar kunde in dezelve, terwijl zij niet alleen de verscheidene klassen der dieren, maar ook de nuttigheid derzelven wisten op te noemen, en de vaderlijke liefde op te merken, welke de ontelbare

14 14 menigte van dieren dagelijks spijze en voedsel geeft; hetwelk den onderwijzer aanleiding gaf hen tot vertrouwen op God te sporen en tot deugd op te leiden. Op een gepaste en bevallige wijze geschiedde van de eerste klasse het spellen en lezen op het bord terwijl de zulken, die reeds aanvankelijk begonnen te spellen, niet alleen bevattelijk een volzin lazen, maar ook aardig door de meer gevorderden dier klasse de spelfouten verbeterd wierden. De derde klasse werkt ook vaardig een paar rekenkundige voorstellen gegrond op het nieuwe stelsel van gewigten (op 21 augustus 1816 ingevoerd) uit, betoonde goede bedrevenheid in de taalkunde, vaderlandse geschiedenis en aardrijkskunde, waarvan zij op de kaart enige proeven lieten zien. Ten laatste gaven enige met die der Latijnse school proeven van vorderingen in de meetkunde door het theorema van Pythagoras 10 en andere voorstellen van den cirkels grondig op te lossen en te bewijzen. In 1815 had de overheid bepaald, dat een leraar die belast was met het onderwijs in het Grieks en Latijn, een letterkundige graad in deze taal moest bezitten. Finmann bezat deze niet, hoewel hij wel door zijn studie theologie een behoorlijke kennis van het Grieks en Latijn had. Hij vroeg de koning toestemming zijn werk te mogen voortzetten. Hij kreeg die toestemming. De tien leerlingen die hij had, mocht hij in zijn eigen huis (Didamsestraat 28) les blijven geven in Grieks, Latijn, geschiedkunde, aardrijkskunde en fabelkunde (mythologie). De klacht tegen Finmann was al gauw dat hij de onderwijsvernieuwingen niet volgde en nog altijd volgens vroegere Duitse methode les gaf. En bovendien dat hij steeds meer zijn gezag verloor. De zoon van ds. Heldring, Ottho Gerhard ( ) die bij Finmann in de klas had gezeten, schreef over hem: Onze rector bestrafte nooit; hij zat bij ons en was tevreden als wij onzen plicht deden; hij was trouw en braaf, maar van een zonderling zwijgende natuur; ontwikkelden zich de leerlingen niet onder zijn leiding, dan moesten zij zich zelf vormen. Inspecteur H. Wijnbeek merkte in 1822 over het onderwijs in Zevenaar op: Een rector van hooge jaren en bekrompen kennis houdt het onderwijs van Grieksch, Latijn, geschied-, fabel- en aardrijkskunde hier op een lagen trap. Maar de wiskunde wordt nergens gepaster onderwezen dan hier door den verdienstelijken schoolonderwijzer Stevens. De gezondheid van Finmann was in deze tijd niet al te best meer. Bovendien rustte thuis een zware last op zijn schouders, omdat hij naast een zwakke kranke vrouw en een voordochter nog vijf kinderen tussen zes en vijftien jaar had. Daarom vroeg het curatorium in 1824 aan de gouverneur van de provincie hem een pensioen uit te keren om dus in zijn klimmende jaren rust te kunnen genieten. De gouverneur weigerde. De kerkenraad - die geen geld had - en Finmann - die jaarlijks f 500,- nodig had om rond te komen en sinds 26 november 1827 slechts f 100,- van de burgerlijke gemeente ontving en door de burgemeester ijverloos genoemd werd - dienden nog herhaalde malen een verzoek in bij de gouverneur. Ze vingen bot. Ten einde raad richtte de kerkenraad zich op 26 januari 1829 tot de koning: Met een man van jaren en vooral met een schoolman die zijn beste tijd en gezondheid aan het ( ) onderwijs der jeugd geoffert heeft, moet men dus medelijden hebben, vooral als hij geen bestaan en nog onverzorgde kinderen heeft. Het is daarom dat wij niet dan schoorvoetende het verzoek om het emeritaat van den Rector J H Finmann gekomen zijn. De kerkenraad onderstreepte nog eens de voortreffelijkheid van Finmann: hij is zeer braaf van gedrag en wandel. Finmann vroeg de gouverneur een positief advies uit te brengen aan de koning. De burgerlijke gemeente stuurde een brief, waarin ze meldde, dat ze slechts een klein bedrag aan Finmann kon geven en hoopte dat de provinciale of landelijke overheid over de brug zou komen. Op 19 april 1830 was het zover: Finmann kreeg van landswege f 400,- en van stadswege f 100,- en kon met pensioen. Hij zou er nog twaalf jaar van kunnen genieten. Had de kerkenraad in 1827 nog gezegd dat een nieuwe rector de graad van kandidaat of doctor in de wiskunde diende te hebben, nu gaf hij de voorkeur aan een kandidaat of doctor in de letteren. Vijf sollicitanten meldden zich. De kerkenraad verzocht op 15 juli 1830 de minister van Binnenlandse Zaken een van hen, Antonius Christianus Remy, kandidaat in de letteren, voor twee 10 Het theorema was al veel vroeger bekend, maar werd later aan Pythagoras (circa 582 circa 500 voor Christus) en zijn school toegeschreven. Het theorema beschrijft dat het kwadraat van de hypotenusa (schuine zijde) van een driehoek gelijk is aan de som van de kwadraten van de andere zijden als dit een rechthoekige driehoek is. Het theorema beweert ook dat de verhouding tussen een diagonaal en de zijde van een vierkant zich niet verhouden als twee gehele getallen. Deze laatste stelling is natuurlijk afgeleid uit de eerste.

15 15 jaar te benoemen. Zou hij intussen de graad van doctor behalen, dan zou hij voor vast worden aangesteld. De minister benoemde Remy. Remy was in 1805 in West-Indië geboren en had zijn eerste onderwijs in Kleef en Emmerich ontvangen, vervolgens de Latijnse school in Zutphen bezocht en studeerde nu letteren in Utrecht. Hij sprak ondermeer vloeiend Frans, Duits, Engels en Italiaans en beheerste bovendien nog het Hebreeuws en Arabisch. Hij kreeg de opdracht Grieks, Latijn, mathematica, geografie, geschiedenis en Frans te onderwijzen gelijk ook in al datgene hetwelk tot bevordering van zedelijkheid, braafheid en godsdienst der kwekelingen vereist wordt. Verder werd van hem verwacht al zijn vermogens aan te wenden om niet alleen kundige en geschikte, maar vooral ook brave jongelingen voor de maatschappij op te kweken. Zijn salaris zou bestaan uit schoolgeld van de leerlingen, de opbrengst van de rectorsvicarie, een toelage van f 120,- per jaar van landswege en f 30,- uit de kerkkas. De jonge Remy wist de zes leerlingen die nog over waren met geestdrift voor de beoefening der letteren te bezielen. Wijnbeek, die in 1831 de school inspecteerde, was enthousiast over hem. Hij schreef: Welk onderscheid tusschen den tegenwoordigen staat van het onderwijs in dit gymnasium en dien, waarin ik hetzelve bij de vorige inspectie bevonden heb, toen het niets beduidend was onder den toenmaligen bejaarden, onkundigen, ijverloozen rector! Doch deze is verleden jaar met pensioen ontslagen en opgevolgd door eene jongen, volijverigen, in onderscheiden talen en wetenschappen ervaren rector Remy. Hij bezit de gaaf om de leerlingen met geestdrift voor de beoefening der letteren te bezielen. ( ) Ofschoon zij (de leerlingen) nog geen jaar zijn onderwijs genoten hebben, hebben zij aanmerkelijke vorderingen gemaakt, voornamelijk in het Grieksch, waarvan hij het onderwijs aan het Latijn laat voorafgaan. ( ) Zijn leerwijze zelve van het Grieksch is insgelijks verschillende van het gewone. Hij vangt wel aan met de regels der grammatica; doch weldra laat hij een groot aantal opzettelijk door hem gekozen Grieksche woorden van buiten leeren. Vervolgens geeft hij korte volzinnen in het Nederduitsch op, waarin geen andere woorden dan de van buiten geleerde voorkomen, welke volzinnen nu door de leerlingen, zonder eenig verder hulpmiddel, in het Grieksch moeten overgebragt worden, eerst schriftelijk, vervolgens mondeling. Dit bleek voor hen eene aangename bezigheid te zijn en het verstaan der Grieksche schrijvers te bespoedigen. Zijn onderwijs in de fabelkunde, de aardrijkskunde en geschiedenis heb ik mede belangwekkend gevonden, wendende hij, gelijk zijn geheel onderwijs, zoo in het bijzonder der geschiedenis, tevens aan om rein zedelijke beginselen in te prenten. Het eenige onvoldoende of liever niets beteekenende van zijn onderwijs is het wiskundige. Het was tot het einde van het vorige jaar aan eenen zeer ervaren plaatselijke schoolonderwijzer toevertrouwd, doch die door doofheid voor alle onderwijs ongeschikt is geworden zonder dat er tot nog toe pogingen zijn aangewend om in dat gebrek, ook voor het lager onderwijs, te voorzien. Remy was nog maar amper aan de slag of de Belgische opstand - de burgerlijke revolutie tegen koning Willem I ( ) die tot de onafhankelijkheid van België leidde brak uit. Na een oproep van de koning besloot hij vrijwillig in militaire dienst te gaan. De gouverneur van de provincie Gelderland drong er bij Remy op aan van dit vaderlandslievend voornemen af te zien zolang er geen geschikt persoon voor tussentijdse waarneming gevonden was. Een waarnemer, de jonge emerituspredikant en latere archeoloog en directeur van het Museum voor Oudheden te Leiden, Leonard Johan Frederik Janssen ( ), werd gevonden en Remy begaf zich eind 1832 als schutter onder de wapenen. Kundige schoolmeester Stevens was inmiddels (1831) 66 jaar en legde wegens zwakheid in het hoofd het onderwijs in de wiskunde neer. Hij had nog altijd in de zomer 30 leerlingen en in de winter 50-55, dit terwijl hij zo goed als doof was en slecht kon zien. Begrijpelijkerwijs verlangde hij naar zijn pensioen. Ds. Heldring verzocht de gouverneur voorzieningen te treffen. Hij wees erop dat de gemeenteraad, die nu in meerderheid rooms-katholiek was, niet bereid was bij te dragen aan het pensioen en ook de f 50,- per jaar niet meer betaalde sinds Stevens geen wiskunde meer gaf. De gouverneur vond het van belang dat de lessen wiskunde doorgingen en was bereid de f 50,- daarvoor te betalen. Om toch nog in het onderhoud van zijn gezin te kunnen voorzien, hervatte Stevens zijn wiskundelessen. Ook gaf hij nog altijd Frans, Duits en muziek, terwijl hij dit eigenlijk niet meer kon en ouders begonnen te klagen. Ds. Heldring deed op 30 november 1832 een dringend beroep op de gemeenteraad om Stevens een tegemoetkoming te geven: hij kon zijn taak niet meer aan. Altijd had hij op een voortreffelijke wijze onderwijs gegeven en veel inwoners van Zevenaar, ook vele van een andere belijdenis hadden hun wetenschappelijke kennis aan hem te danken. Enig pensioen uit de gemeentekas zou zeker de wens van elk weldenkend lid dezer kleine maatschappij zijn, vooral nu van s landswege alle pensioenen volstrekt geweigerd worden. De gemeente kwam met f 100,- per jaar over de brug.

16 De kerkenraad zat intussen nog in de maag met Remy. Officieel was hij nog rector. De kerkenraad herinnerde hem op 1 december 1832 eraan, dat hij voor januari 1833 moest promoveren tot doctor in de letteren. Ook verzocht de kerkenraad hem de lessen wiskunde te gaan verzorgen. Remy zag dit niet zitten en meldde de heren Curatoren van het gymnasium te Zevenaar het werk des vredes met den arbeid des krijgs te wisselen en afstand te doen van zijn functie als rector. Op 17 december schreef hij: 16 Ik begin in te zien dat ik door het verlaten mijns werkkrings te Zevenaar niets anders gedaan heb als anticiperen op een maatregel toch eerlang in het boek des noodlots opgetekend. Waartoe vele woorden, maar weinig doeltreffend. ( ) Ontslag van krijgsdienst ligt geheel buiten mijne plannen en wensen: in deze duizelende tijden bevalt mij geen standpunt zo voortreffelijk als dit. Daar dit dus valt, valt ook het overige en het joleit (de pret) is ten einde en de partijen scheiden. Remy was nog maar amper in het leger of de krijgskansen keerden. Daardoor werd hij ambteloos burger. In 1835 vond hij werk een onderwijsinstituut in Utrecht. Twee jaar later overleed hij. Toen Remy eind 1832 uit Zevenaar was vertrokken, had ds. Heldring, die zeventig was en tobde met zijn gezondheid, aan onderwijsinspecteur H. Wijnbeek gevraagd als rector een kandidaat in de Godgeleerdheid te mogen beroepen. Deze zou zo nu en dan kunnen preken en daarnaast Grieks, Latijn, wiskunde, geschiedenis en aardrijkskunde kunnen doceren. Heldring kreeg als antwoord dat een benoeming niet op bezwaren zou stuiten, als de betreffende persoon ook kandidaat in de letteren zou zijn. Op 2 februari 1833 verleende het ministerie van Binnenlandse Zaken toestemming om voorlopig voor drie jaar Karel Hermannus Bernardus Hazelhoff Roelfzema (17 november oktober 1869), kandidaat in de letteren en in godgeleerdheid te Niezeil (Groningen), te benoemen. De kerkenraad ging akkoord en benoemde hem op 11 maart Hij bepaalde dat de inkomsten van de rector voornamelijk zouden bestaan uit de opbrengsten (verpachting) van de rectorsvicarie: f 733,- per jaar 11 en daarnaast het schoolgeld van elke leerling (f 18,- per jaar) en een bijdrage van staatswege f 120,-. 12 De nieuwe rector nam de verplichting op zich de predikant te vervangen op de tweede van de grote feestdagen (Pasen, Pinksteren en Kerst) en bij diens ziekte of afwezigheid. Ook nam hij de verplichting op zich de Gemeente de nodige hulp te bewijzen. Dag in dag uit gaf hij les. De jongens kwamen om 9.00 uur op school, en als alles ging zoals het was voorgeschreven, kregen ze dan les in Latijn en Grieks tot uur; daarna van tot uur in de nieuwe vakken (oude en nieuwe geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde, fabelkunde. Om uur waren ze weer present (behalve op woensdag en zaterdag) en dan was het tot uur weer oude talen en van tot uur na-les in de nieuwe vakken, behalve in de wintermaanden. In de zomer hadden was er zes weken vakantie. Verder werd er in de kerstweek en in de week die op elk van de halfjarige examina volgde geen les gegeven. Voor Stevens was er nog steeds geen definitieve oplossing. Ten einde raad richtte de kerkenraad zich op 3 september 1833 tot de koning en vroeg voor de dove en bijna blind geworden onderwijzer f 200,- bovenop het pensioentje dat hem van stadswege was toegekend. Aan de heer Wijnbeek vroeg hij de zaak te bepleiten. Zou geen nieuwe onderwijzer aangesteld kunnen worden, dan zou, aldus de kerkenraad, de hier redelijke bloeiende school geheel verwilderen en de kwekelingen die van dezelve op de Latijnse school komen, zonder enige nodige voorbereidende kennis zijn, nauwelijks goed lezen kunnen. Het kan niet anders of de toestand van de jeugd verwildert ten uiterste, de voornaamste houden ha- 11 Deze vicarie, de Beatae Mariae Virgini Vicarie, was in 1624 door een lid van het geslacht Van Elst ter beschikking gesteld aan de Evang. Gereformeerden ten behoeve van studerende personen van gemelde godsdienst. Voordien kwam het begevingsrecht van de vicarie (sinds 1580) toe aan de heer van Camphuysen, de pastoor van Oud-Zevenaar en de twee oudste inwoners van Babberich en Holthuizen. Van omstreeks 1642 tot november 1704 was de vicarie in handen van de rooms-katholieke vicaris Matthias van Woldenborg. Frederik I ( ), de koning van Pruisen, gaf de vicarie aan de Geref. Gemeente te Zevenaar tot onderhoud van een Rector. 12 Ter vergelijking. De beste betaalde rector in de Nederlanden, die te Amsterdam, ontving f traktement, f 800,- schoolgeld, en vrij wonen; voor privélessen mocht hij f 150 per jaar rekenen voor twee uur per week.

17 re kinderen thuis omdat zij in de school niet kunnen leren, en de anderen worden, met alle zorg die men er kan bijbrengen, teugelloos, dewijl het gezicht en het gehoor ontbreekt. Daar men hier altijd veel zorg voor de opvoeding gedragen heeft, is dit voor allen smartelijk en nadelig. 17 De minister, door de koning gemachtigd, besloot Stevens voor te dragen voor een rijkspensioen van f 150,-. Stevens bleef nog organist en ontving daarvoor f 67,- per jaar. De kerkenraad ging op zoek naar een opvolger voor Stevens en was daarbij gehouden aan de Nationale Onderwijswet uit Hij plaatste een advertentie in De Courant en in Schoolbijdragen. Van de sollicitanten koos hij twee kandidaten. Deze legden voor de schoolopziener en de burgemeester een vergelijkend examen af. Omdat ze van gelijke kunde waren, besliste de kerkenraad en sprak zijn voorkeur uit voor Egbert de Jong, 25 jaar, afkomstig van de stadsschool uit Den Haag. Vervolgens maakte de kerkenraad een nota voor het gouvernement en stuurde deze met een advies van de schoolopziener en de burgemeester aan koning Willem I. Na toestemming tot benoeming door de minister van Binnenlandse zaken overhandigde op 1 april 1834 de kerkenraad via de burgemeester de beroepsbrief aan De Jong. Met de kerkenraad kwam deze overeen dat hij als voorlezer op zondag of andere godsdienstige dagen het opgegevene uit Gods woord zou voorlezen voor de predikanten, en desgelijks voorzingen, zo lange als de vorige meester J. Stevens het orgel nog kan waarnemen. De Jong beloofde zich te bevlijtigen, om in de kortst mogelijke tijd zich in het orgelspelen te oefenen, om het zelve tot genoegen van de Kerkeraad te kunnen uitoefenen als de vorige meester dit niet verder zoude vermogen. De Jong verplichtte zich s morgens van 9-12 uur, s middags van 2-4 uur en tegen afzonderlijke betaling ook s avonds de jeugd, groot en klein, zonder onderscheid te onderwijzen in het lezen, schrijven, cijferen en in de Hoogduitse en Hollandse talen benevens ook in de beginselen van de godsdienst, het zingen, kortom in al datgene hetwelk dient om de jeugd behoorlijke kennis, braafheid en zedelijkheid te vormen. De Jong moest werken in slechte omstandigheden: het schoolgebouw was laag, bedompt en donker en bovendien veel te klein: zo n 60 kinderen zaten opgepropt in een ruimte die voor hooguit 40 kinderen was bestemd. Door een zware storm op 29 november 1836 was er een grote scheur ontstaan in de voorgevel en een zijmuur. De kerkenraad besloot het gebouw te renoveren, een derde groter te maken, van twee ramen te voorzien en de zoldering hoger te maken. De Jong nam in oktober 1838 een beroep naar Soest aan, officieel omdat hij daar het dubbele kon verdienen, maar wellicht ook omdat de werkomstandigheden hier uiterst slecht waren. De kerkenraad besloot een nieuwe school te bouwen in de pastorietuin, gelegen achter de kerk. De burgerlijke gemeente stelde gratis bouwmateriaal ter beschikking en bedong toezicht op de bouw en het onderhoud. Bovendien zou het gebouw voortaan tot een gemeentelijke school moeten dienen en mocht de kerkenraad er geen andere bestemming aan geven. Bij de eerste steenlegging op 20 augustus 1839 zei ds. Heldring ondermeer: Zonder het schoolonderwijs is het kind, de Jongeling, de man verwildert en noch de gronden van zedelijkheid, noch de edele voorgang van Deugt en Godserv:(varing) kunnen in hunne harten plaats vinden als de eerste beginselen niet goed zijn. Daarom leggen wij met vreugde de eerste beginselen van dit gebouw het welk aan het eerste onderwijs der jeugd zal toegewijd zijn, en erkennen dankbaar de hulp die ons tot optrekking van het zelve van s lands wege geschonken is Tot De Jongs opvolger werd op 2 juni 1839 de 29 jarige te Beesd geboren Willem Kornelis Tussenbroek (º1810) benoemd. Hij kreeg dezelfde taken als De Jong had. Daarnaast kreeg hij tot taak het aanzeggen en regelen van begrafenissen. Tussenbroek kon gaan werken in de op 8 mei 1840 geopende nieuwen, schonen, doelmatig ingerigte school op de plaats waar nu Ons Huis (Dr. Honigstraat 3) staat. Hij bezat een patent als muziek-, schrijf- en taalmeester en oefende zijn vak bekwaam uit. Zo schreef inspecteur Wijnbeek in 1841: De leerlingen hadden hier goede vorderingen gemaakt in alles, ook in t gezang, hetwelk zacht en zuiver klonk. Het waren Hoogduitsche gezangen uit dem Singfreund von Engelmann, te Leipzig uitgegeven. En het gemeenteverslag over 1851 meldde:

18 het onderwijs in de school der Hervormde kerkgemeente van Zevenaar wordt algemeen geroemd. 18 De overheid streefde naar verbetering van het onderwijs, beperking van ongewenste bijbanen van onderwijzers (tot nu toe nodig om voldoende inkomen bijeen te sprokkelen), verbetering van schoollokalen, invoering van schoolboeken, wijziging van onderwijsmethoden en vervanging van hoofdelijk onderwijs door klassikaal onderwijs. Ook was ze er op gericht zo veel mogelijk kinderen naar school te laten gaan, vooral ook uit armere milieus. Wat het laatste betreft was er veel werk aan de winkel. In de jaren ging in Zevenaar 1 op 9 inwoners naar school. Waren alle kinderen tussen 5 en 14 jaar naar school gegaan, dan had de verhouding 1:4,8 moeten zijn. Een vrij groot percentage kinderen bleef dus nog van onderwijs verstoken. In 1848 gingen 224 van de 532 kinderen tussen 6 en 12 jaar (42%) niet naar school. Reden daarvan was, dat een aantal ouders onverschillig stond tegenover het onderwijs of hun kinderen inschakelde bij het arbeidsproces. De belangrijkste reden van het schoolverzuim was, dat van 71 kinderen de ouders het schoolgeld niet konden betalen. Gingen de kinderen naar school, dan kwamen ze in de eerste klas terecht. Hadden ze deze met succes doorlopen, dan gingen ze met ingang van het nieuwe schooljaar over naar de volgende klas. Alle kinderen zaten in banken in hetzelfde lokaal. De onderwijzer die de klassen om beurten les gaf, zat niet meer achter zijn lessenaar, maar stond voor het schoolbord om zo een goed overzicht over alle klassen te hebben. Bij het oude hoofdelijk onderwijs heerste een zekere wanorde. Van verre was al te horen waar een school stond. Nu was een geordend en systematisch onderwijs mogelijk. Hoofdbestanddeel was het leesonderwijs. De zedekundige opvoeding stond daarbij centraal. Kinderen werd op alle mogelijke manieren het verschil tussen goed en kwaad ingeprent. Voorbeelden ter verlevendiging en verduidelijking werden geput uit de Bijbelse geschiedenis, verhalen uit de Oudheid en uit de vaderlandse historie. De grondslag van de ethiek vormden de Tien Geboden, maar de toepassing ervan gleed af naar het schema: deugd wordt beloond, misdaad loont niet. De leesboekjes bevatten vrijwel uitsluitend prekerige stukjes, nuttige samenspraken, brave leerzame verhaaltjes en moraliserende gedichten op het niveau van sinterklaasrijmen. Bij het schrijfonderwijs werd de nadruk op schoonschrijven getemperd en werden krijt, griffel en stalen pen de vervangers van de oude ganzenveren die de meester vroeger tegen betaling sneed. Al gauw was de tijd van getekende letters en sierlijke krullen voorbij en verdrong het zakelijke lopende schrift de kalligrafie. Werktuiglijk rekenen verdween naar de achtergrond en hoofdrekenen werd belangrijk. Het rekenen werd dienstbaar gemaakt aan huishoudelijkheid, matigheid en spaarzaamheid. De kinderen kregen op school ook allerlei informatie over materiële zaken als het menselijk lichaam, beroepen en ambachten, natuurverschijnselen en diersoorten. Die informatie was vervlochten met de moraal, waarbij de omgang met het lichaam (hygiëne) en met de medemensen als ouders en personeel (meiden en knechten) ter sprake kwam. Kennisvermeerdering was nog een doel in zichzelf, maar middel om wijzer en beter te worden. Kinderen moesten gevormd worden naar het ideale persoonsbeeld van de volwassenen. Alle leren was van meet af aan op de maatschappij, de samenleving van volwassenen, gericht. In 1854 kwamen bij de kerkenraad klachten binnen dat geen voldoende onderwijs zou worden gegeven, vooral, zo men meende, ten gevolge van het overgroot aantal kinderen, die niet tot onze gemeente behoren. Om te onderzoeken of de klachten gegrond waren, besloot de kerkenraad van onzen verdienstelijke onderwijzer beleefdelijk te verzoeken een opgave van de namen en voornamen der schoolgaande kinderen, hun ouderdom, de godsdienstige gezindten waartoe zij behoren, de klasse waarin zij zijn geplaatst, en de tijd wanneer zij het eerst de school hebben bezocht. Op basis van de opgave van de onderwijzer concludeerde de kerkenraad drie weken later dat het getal leerlingen voor het schoolgebouw niet te groot is, dat er voldoende onderwijs wordt gegeven, en dat derhalve de klagten ongegrond zijn. Dat veranderingen noodzakelijk waren, zag de kerkenraad nog niet. De schoolwet van 1857 bracht veel noodzakelijke veranderingen. Allereerst legde de wet de leerstof vast. Naast lezen, schrijven, rekenen en Nederlandse taal, waren voortaan geschiedenis, aardrijkskunde, kennis van de natuur, vormleer (meetkunde) en zingen verplichte vakken. Facultatief waren moderne talen, wiskunde, landbouwkunde, gymnastiek, tekenen en handwerken voor meisjes. In de tweede plaats stelde de wet het maximum aantal leerlingen per onderwijzer vast. Bij meer dan zeventig leerlingen in de school was een kwekeling (onderwijzer in opleiding) nodig, bij meer dan honderd een hulponderwijzer. Voor de volgende vijftig leerlingen moest telkens een kwe-

19 19 keling, voor de volgende honderd een hulponderwijzer worden aangesteld. Meer dan door de onderwijswet van 1806 werd door deze maatregel het klassikaal onderwijs bevorderd. De klasonderwijzer werd geboren en een aanzet tot indeling van het schoolgebouw in lokalen gegeven. En in de derde plaats gaf de wet gemeentebesturen grotere bevoegdheden en meer verplichtingen. Het gemeentebestuur bepaalde voortaan het aantal scholen, in overeenstemming met het beginsel dat er voldoende scholen moesten zijn om aan de behoefte aan openbaar onderwijs te voldoen; het benoemde het onderwijzend personeel, stelde de salarissen vast, regelde het schoolgeld en hield toezicht. De kosten van het openbaar onderwijs kwamen nu ook geheel voor rekening van de burgerlijke gemeente. De wet bepaalde dat voortaan alleen die scholen gesubsidieerd zouden worden die voor alle kinderen toegankelijk waren en alles vermeden wat in strijd was met de eerbied die men verschuldigd was aan andermans overtuigingen. Met andere woorden: subsidie was alleen beschikbaar voor scholen van eenzelfde karakter als de openbare. Om de subsidie veilig te stellen, werd de Zevenaarse Hervormde School voortaan ook wel Openbare School des Protestants genoemd, zoals schoolopziener Donker Cortius eerder had gedaan. Zoals aangegeven beoogde de onderwijswet van 1857 ondermeer de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Die kwaliteit verbeterde naar het inzicht van drie gemeenteleden op de Hervormde School onvoldoende. In maart 1869 verzochten ze daarom de kerkenraad maatregelen te nemen tot verbetering. De kerkenraad was van oordeel, dat de geringe vorderingen van sommige leerlingen, waarop de klacht gegrond scheen te zijn, nog geen bewijs was van het gebrekkige van het onderwijs zelf, en dat daaruit geen gevolgtrekking kon of mocht worden afgeleid ten nadele van de onderwijzer. Op 27 juli 1858 verklaarden de Gedeputeerde Staten van Gelderland de school tot een bijzondere school: de kerkenraad bleef als schoolbestuur fungeren, maar de overheid kreeg een behoorlijke vinger in de pap wat betreft de kwaliteit en vormgeving van het onderwijs en betaalde voortaan mee aan het salaris van het personeel. Tussenbroek kreeg nu een toelage van f 70,- uit de gemeentekas en f 55,- van rijkswege. De onderwijswet van 1857 had bepaald dat het minimumsalaris voor hoofdonderwijzers f 400,- per jaar moest bedragen met recht op een vrije woning. De kerkenraad moest dus nog behoorlijk wat bijpassen. 13 Naast de Openbare School des Protestants bestond nog altijd de kleine Latijnse school. De regering besloot in 1838 dat Latijnse scholen uitgebreid konden worden met een tweede afdeling, waarin de leerlingen niet zozeer werden voorbereid op een universitaire studie als wel op beroepsarbeid, bijvoorbeeld in de handel of de nijverheid. Naast de klassieke talen dienden ze daartoe onderwijs in de Nederlandse taal en letterkunde, geschiedenis, levende talen, wis- en natuurkunde te krijgen. Veel Latijnse scholen werden omgebouwd tot gymnasia. De Zevenaarse burgerlijke overheid hoopte dat de Latijnse school mee zou gaan in de ontwikkelingen. Ze probeerde meer invloed te krijgen op het reilen en zeilen ervan. Op 16 oktober 1841 verzocht burgemeester Leonard Frederik Vermeer ( ) om met ingang van het nieuwe cursusjaar, hoewel het niet wettelijk verplicht was, toch Grieks, Romeinse oudheden en geschiedenis van de letteren te onderwijzen en de kinderen te oefenen in het spreken van het Latijn, zodat de school een gepaste opleiding voor het academische onderwijs zou vormen. Ook verzocht hij hem op de hoogte te houden van de vorderingen. Inspecteur Wijnbeek oordeelde gunstig over de inmiddels gepromoveerde Roelfzema: Hij bezit de vereischte kunde in al de vakken, welke aan de Latijnsche scholen moeten onderwezen worden en kwijt zich volijverig van zijne taak met zes leerlingen. Zelf geniet hij, ofschoon Protestant, in hooge mate de achting der Catholijken, in t bijzonder van den Roomschgezinden Van Nispen, den Heer Districtcommissaris. Het gemeenteverslag van 1851 meldde: Aan het rectoraat bij de hierbestaande Latijnsche school zijn eigendommen verbonden, waarvan de rector het gebruik en genot heeft. Uit gemeentelijke fondsen is aan den rector toegelegd: 1º voor het onderwijs in de wiskunde f 50,-, 2º voor tegemoetkoming in de huur eener woning en schoollokaal f 25,-. Bij deze school is slechts een rector, die den graad heeft van doctor in de letteren. Volgens het door curatoren in de maand September ingezonden jaarlijksch verslag waren er op die school 4 leerlingen als: 1e klasse 1, 2e klasse 1, 3e klasse 1, 5e klasse 1. De persoon, die het onderwijs geeft, paart kunde aan geschiktheid tot het geven van onderwijs. Schoollocaal of rectorshuis bestaat niet; de 13 In grote steden hadden sommige hoofdonderwijzers een jaarwedde van f 1.400,-. Vaak gaven ze ook nog privélessen of waren ze aan betalende cursussen verbonden. De gemiddelde jaarwedde van een schoolhoofd bedroeg in 1866 f 634,25.

20 rector geeft het onderwijs aan eene woning, door hem, zoo voor het een als ander doeleinde gehuurd Roelfzema bewoonde met zijn gezin, zijn kostschoolleerlingen en Martinus Christiaan Wolf uit Bemmel die van kwekeling bij hem was, Huize Mathena. 15 In 1861 verhuisde hij naar een huis dat lag aan (de toen nog bestaande) stadsgracht (nu van Munsterstraat 10-18). Hij ontving f 200,- voor huur van het huis en schoollokaal (f 175,- van het rijk en f 25,- van de burgerlijke overheid) en daarnaast kinder-, school- en academiegeld als hulpprediker. In 1862 had Roelfsema nog 10 leerlingen. Na een langdurige ziekte overleed hij op 4 oktober De school was op dat moment zonder leerlingen. De kerkenraad verzocht de commissaris van de koning in Gelderland, Andreas Scholte ( ), kandidaat in de letteren en godgeleerdheid te Utrecht, bij de minister van binnenlandse zaken voor te dragen als opvolger van dr. Roelfzema en hem voor drie jaar te benoemen, zodat hij de school tot vernieuwde bloei zou kunnen brengen. Scholte verklaarde zich sterk te maken binnen den tijd van drie jaren in de letteren te doctoreren. Bovendien zei hij bereid te zijn kostdiscipelen te houden. Op voordracht van het college van curatoren en door middel van de commissaris van de koning benoemde de minister Scholte tot rector en de kerkenraad, die het college van curatoren uitmaakte, benoemde hem tot hulpprediker. Op 17 mei 1873 promoveerde Scholte in oude letteren. Zijn voorlopige aanstelling werd nu omgezet in een vaste. In december drongen de curatoren van de Latijnse school in Doesburg er op aan daar rector te worden. De kerkenraad was bang, dat de kundige en brave Rector zou vertrekken: Lang heeft onze Rector geaarzeld, maar schijnt nu voor dien herhaalde drang te zullen bezwijken. Wat hem aanlacht is dat hij te Doesborg ontslagen zal zijn van het onderwijs in de wiskunde. Kon daarop iets gevonden worden, dan zou hij kunnen besluiten van Doesborg af te zien. Dewijl nu op dit ogenblik zijne plaats hier moeilijk zou zijn te vervangen, en het overigens ook alleszins wenselijk is onze Rector te behouden, zijn alleen eenparig van oordeel hem de verzekering te moeten geven, dat wij van onzen kant alles zullen aanwenden om hem, zo het nodig mocht zijn, van het onderwijs in de wiskunde te ontlasten en hem dringend te verzoeken zijn hooggewaardeerde arbeid hier voort te zetten. Op 7 januari 1874 verzekerde Scholte dat hij niet naar Doesburg zou vertrekken. De kerkenraad was zo blij, dat hij hem een geschenk aanbood en het minerval (schoolgeld) verhoogde tot f 40,- per jaar. Onder Scholte nam het aantal leerlingen van 5-8 toe tot 12 in Debet daaraan was voor de groei van kostschoolleerlingen die uit het hele land en uit de koloniën afkomstig waren. De Wet op het Hooger Onderwijs uit 1876 had bepaald dat bestaande Latijnse scholen moesten worden omgezet in of een (pro)gymnasium of in een bijzondere school voor hoger onderwijs. De kerkenraad besloot tot het laatste. De school werd gevestigd aan de Marktstraat. Scholte gaf les in Latijn, Grieks en klassieke geschiedenis. Het aantal leerlingen daalde tot vijf. In 1885 werd Scholte tot predikant in Someren beroepen. De twee leerlingen van dat jaar, die priester wilden worden, vertrokken naar het seminarie te Kuilenburg. Nieuwe leerlingen meldden zich niet aan. De Latijnse school stierf een roemloze dood Geciteerd in: Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg, Na honderdvijftig jaar. Schetsen uit de Lymers, Zutphen: De Walburgpers 1966, De naam Mathena komt van Maet then Aa = weide aan de Aa. De Aa was een riviertje dat vanuit de (Oude) Rijn noordwaarts langs het oude centrum van Zevenaar liep. Aa is een Germaans woord dat in het Latijn aqua (= water) betekent. Als gevolg van dijkaanleg in de veertiende eeuw raakte de Aa afgesneden van de Rijn en begon een proces van verlanding. Op de restanten van een huis uit de veertiende eeuw liet een lid van een bastaardtak van het Huis Bergh in de zestiende eeuw Huize Mathena bouwen. In de zeventiende eeuw woonde de familie Van Apelthorn er. Deze verkocht het in 1696 aan de burgemeester van Zevenaar, arts, schepen en landschrijver Johan Andries Hecking. In 1710 werd Huize Mathena verkocht aan de Zwitserse markies De Vignoles, in 1752 aan Von Coenen, heer van Poelwijck, in 1760 aan regeringsambtenaar Kampe, in 1765 aan koopman Van Straaten, in 1789 aan baron van Goltstein tot Hoekenburg en in 1836 aan jonkheer De Bellefroid. In 1875 werd het vererfd op Van Barneveld, in 1931 kreeg geneesheer-directeur van het in 1908 geopende ziekenhuis Consolatio Afflictorum (= troost voor de bedrukten) en oprichter en eerste directeur van het Rooms Katholieke Sanatorium, J.G.A. Honig ( ), die er als sinds 1883 woonde, het in bezit. Nadat de familie Honig het pand in 1955 verlaten had, werd het een verpleeghuis voor demente ouderen. In 1974 werd Huize Mathena verkocht aan Turmac Tobacco Company. Gedurende drie jaar deed het dienst als gezinsvervangend tehuis. De Turmac verhuurde het pand van 1980 tot 1 juli 2010 voor een symbolisch bedrag per jaar aan de Stichting Liemers Museum (Zie: Janssen, Ben & Willemsen, Gerrie, Mathena. De geschiedenis van een havezate in de Liemers, Doesburg: Stichting Liemers Museum Zevenaar 2001). 16 Dit betekende niet dat het met het voortgezet onderwijs in de stad gedaan was. De Pannerdense kostschool-

Lei en griffel: Kinderen schreven met een griffel op een lei. Soms leerden ze lezen met een ABC-boekje.

Lei en griffel: Kinderen schreven met een griffel op een lei. Soms leerden ze lezen met een ABC-boekje. Onderwijs Schooltje Lhee in het Openluchtmuseum Het schoolgebouwtje dat in het Openluchtmuseum staat, is een dorpsschooltje uit Lhee (Drenthe). De inwoners van Lhee hadden die speciaal gebouwd in de 18e

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021 Rapport Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is

Nadere informatie

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht Lees : Mattheüs 18:21-35 Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was,heeft Hij gelijkenissen verteld

Nadere informatie

DE WONDEREN VAN JEZUS

DE WONDEREN VAN JEZUS Bijbel voor Kinderen presenteert DE WONDEREN VAN JEZUS Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: Byron Unger en Lazarus Aangepast door: E. Frischbutter en Sarah S. Vertaald door: Arnold Krul Geproduceerd

Nadere informatie

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Eerst lezen. Daarna volgen er vragen en opdrachten. Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was, heeft Hij gelijkenissen verteld om de mensen veel dingen

Nadere informatie

DE WEEK VOOR WE HET AV0NDMAAL VIEREN

DE WEEK VOOR WE HET AV0NDMAAL VIEREN DE WEEK VOOR WE HET AV0NDMAAL VIEREN AVONDMAAL VIEREN Het Avondmaal is meer dan zomaar een maaltijd. Om dat te begrijpen, is dit boekje gemaakt. Vooral is daarbij gedacht aan de kinderen, omdat zij met

Nadere informatie

GROEPSOPDRACHT: Bespreek met elkaar welke relatieverbanden in de Bijbel genoemd worden:

GROEPSOPDRACHT: Bespreek met elkaar welke relatieverbanden in de Bijbel genoemd worden: Relaties halen het beste in je naar boven Les 1 GROEPSOPDRACHT: Bespreek met elkaar welke relatieverbanden in de Bijbel genoemd worden: Lees met elkaar de volgende hoofdstukken en laat iemand opschrijven

Nadere informatie

JEZUS DE GEWELDIGE LERAAR

JEZUS DE GEWELDIGE LERAAR JEZUS DE GEWELDIGE LERAAR Bijbel voor Kinderen presenteert Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: Byron Unger en Lazarus Aangepast door: E. Frischbutter en Sarah S. Vertaald door: Arnold Krul

Nadere informatie

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten De gelijkenis van de twee zonen Lees : Mattheüs 21:28-32 Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was, heeft Hij gelijkenissen verteld om de mensen veel

Nadere informatie

Met welk doel wil God Zijn kinderen leiden?

Met welk doel wil God Zijn kinderen leiden? Scholen die door Samuel zijn gesticht. Met welk doel wil God Zijn kinderen leiden? Psalm 23:3 3 Hij verkwikt mijn ziel, Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid, omwille van Zijn Naam. De Here zelf

Nadere informatie

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN Bijbel voor Kinderen presenteert DE RIJKE MAN, DE ARME MAN Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: M. Maillot en Lazarus Aangepast door: M. Maillot en Sarah S. Vertaald door: Arnold Krul Geproduceerd

Nadere informatie

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn Filips II In 1566, meer dan vierhonderd jaar geleden, zijn veel mensen boos. Er is onrust in de Nederlanden. Er zijn spanningen over het geloof, veel mensen

Nadere informatie

Heilig Jaar van Barmhartigheid

Heilig Jaar van Barmhartigheid Heilig Jaar van Barmhartigheid van 8 december 2015 tot 20 november 2016 Paus Franciscus heeft alle mensen van de hele wereld uitgenodigd voor een heilig Jaar van Barmhartigheid. Dit hele jaar is er extra

Nadere informatie

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen GODS GEZIN Studielessen voor 4-7 jarigen 2003 Geschreven door Beryl Voorhoeve en Judith Maarsen Oorspronkelijk bedoeld voor studie in kleine groepen in de Levend Evangelie Gemeente Gebruikte Bijbelvertaling

Nadere informatie

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd 53 9 Vader Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd heeft. P Ik begin steeds beter te begrijpen dat het heel bijzonder is dat ik een kind van God, mijn

Nadere informatie

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS? AANTEKENINGEN Alles draait om de visie op Jezus Christus. Door de eeuwen heen is er veel discussie geweest over Jezus. Zeker na de Verlichting werd Hij zeer kritisch bekeken. De vraag is waar je je op

Nadere informatie

Boekje over de kerk. voor kinderen van ca. 4 10 jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep

Boekje over de kerk. voor kinderen van ca. 4 10 jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep Boekje over de kerk voor kinderen van ca. 4 10 jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep Over dit boekje Wij hebben op catechisatie wat geleerd over de kerk. Daar willen we je wat over vertellen.

Nadere informatie

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen Zondag 52 Zondag 52 gaat over de zesde bede. Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen. Lees de tekst

Nadere informatie

1. Gods eigendom. Op Toonhoogte 265

1. Gods eigendom. Op Toonhoogte 265 Jaarreeks 1: Jaarreeks 1: 1. Gods eigendom Abba, Vader, U alleen U behoor ik toe. U alleen doorgrondt mijn hart. U behoort het toe. Laat mijn hart steeds vurig zijn, U laat nooit alleen U behoor ik toe.

Nadere informatie

De Bijbel open 2013 47 (30-11)

De Bijbel open 2013 47 (30-11) 1 De Bijbel open 2013 47 (30-11) Zie, hij bidt. Dat lezen we in Hand. 9 over Paulus. Zie hij bidt., het wordt verteld na zijn bekering op de weg naar Damascus. En het wordt gezegd alsof het iets heel bijzonders

Nadere informatie

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Zondag 28 en 29 Ochtenddienst / H. Avondmaal. Broeders en zusters,

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Zondag 28 en 29 Ochtenddienst / H. Avondmaal. Broeders en zusters, Ds. Arjan van Groos (1962-2014) Tekst: Zondag 28 en 29 Ochtenddienst / H. Avondmaal Broeders en zusters, 1 Votum 2 Zegengroet 3 Zingen: Psalm 106 : 1 en 2 4 Lezing van de wet 5 Zingen: Psalm 106 : 3 en

Nadere informatie

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon Op weg met Jezus eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 5 Bidden Eerste communieproject "Op weg met Jezus" hoofdstuk 5 blz. 1 Joris is vader aan het helpen in de tuin. Ze zijn

Nadere informatie

Bij wie vroeg Jakob hulp toen zijn zonen de tweede reis naar Egypte gingen maken?

Bij wie vroeg Jakob hulp toen zijn zonen de tweede reis naar Egypte gingen maken? De tweede reis van Jozefs broers naar Egypte. Bij wie vroeg Jakob hulp toen zijn zonen de tweede reis naar Egypte gingen maken? Genesis 43:14 14 God, de Almachtige, geve jullie barmhartigheid in de ogen

Nadere informatie

De Bijbel open 2013 44 (09-11)

De Bijbel open 2013 44 (09-11) 1 De Bijbel open 2013 44 (09-11) Als ouders zondigen, dan worden hun kinderen daarvoor gestraft. Is dat zo? Dat kan toch niet waar zijn. Toch lijkt dat wel zo te staan in Deut. 5:9 en Ex. 20:5. In deze

Nadere informatie

Ananias & Saffira. Het leven van de eerste christengemeente, openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen.

Ananias & Saffira. Het leven van de eerste christengemeente, openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen. - 1 - Ananias & Saffira Het leven van de eerste christengemeente, zoals God zich daar openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen. Maar het waren niet enkel genezingen die onder hen plaats

Nadere informatie

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf? Les 5 - Redding Vier feiten die je moet kennen om het Evangelie goed te begrijpen In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling Dag 1 Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf? In

Nadere informatie

Stilte vooraf. Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Uitleg

Stilte vooraf. Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Uitleg Stilte vooraf Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Uitleg Witte donderdag. Nacht van de overlevering, met een dubbelzinnige betekenis. Het is de overlevering (de traditie) van

Nadere informatie

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT Wie zei: Het is mijn taak om dit land goed te besturen. Maar al die ministers moeten zich er niet mee bemoeien. 1. koning Willem I 2. koning Willem II 3. koning

Nadere informatie

Liturgie voor de vierde zondag van Advent en bevestigingsdienst

Liturgie voor de vierde zondag van Advent en bevestigingsdienst Liturgie voor de vierde zondag van Advent en bevestigingsdienst 18-12-2016 Voorganger: Organist: Locatie: Bevestiging van: Thema: ds. Nita van der Horst - Kattenberg Marco 't Hart Dorpskerk te Oostvoorne

Nadere informatie

ZONDAG 17 november 2013. Wie is arm wie is rijk?

ZONDAG 17 november 2013. Wie is arm wie is rijk? ZONDAG 17 november 2013 Protestantse Gemeente Biddinghuizen Thema: Wie is arm wie is rijk? Dienst van bevestiging: mw. Aaltje Timmerman tot ouderling Eredienst. Voorganger: ds. Bram Bregman Organist: dhr.

Nadere informatie

Verhaal: Jozef en Maria

Verhaal: Jozef en Maria Verhaal: Jozef en Maria Er was eens een vrouw, Maria. Maria was een heel gewone jonge vrouw, net zo gewoon als jij en ik. Toch had God haar uitgekozen om iets heel belangrijks te doen. Iets wat de hele

Nadere informatie

1. Wat is vervuld worden met de Geest? 2. Wat is het verschil tussen een christen die wel met de Geest vervuld is en een christen die niet met de

1. Wat is vervuld worden met de Geest? 2. Wat is het verschil tussen een christen die wel met de Geest vervuld is en een christen die niet met de Efeze 5:15-20 Let er dan op dat u nauwgezet wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen, en buit de geschikte tijd uit, omdat de dagen vol kwaad zijn. Wees daarom niet onverstandig, maar begrijp wat de wil

Nadere informatie

Zondag 16 februari 2014. Protestantse Gemeente Biddinghuizen THEMA: Ho, stop, help!

Zondag 16 februari 2014. Protestantse Gemeente Biddinghuizen THEMA: Ho, stop, help! Zondag 16 februari 2014 Protestantse Gemeente Biddinghuizen THEMA: Ho, stop, help! Voorganger: ds. Bram Bregman Organist: dhr. Klaas Keimpema Pianist en dirigent schoolkoor: dir. Adriaan Stuij Welkom -

Nadere informatie

Daar kun je mee thuiskomen..

Daar kun je mee thuiskomen.. LEER ME LEREN 16 bewaarexemplaar Wijkgemeente Ichthus Noordwijk Daar kun je mee thuiskomen.. 1 Ds. F. van Roest, zondag 12 oktober Niet het vallen in de zonde, maar het blijven in de zonde zonder zich

Nadere informatie

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1 2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1! " #$% & #& '$' '& + ()" *% $, $ -% 1 H. Jagersma en M. Vervenne, Inleiding in het Oude Testament, Kampen, 1992. J. Bowker, Het verhaal

Nadere informatie

Johannes 20, 1-18 20 april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

Johannes 20, 1-18 20 april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente, Johannes 20, 1-18 20 april Pasen 2014 Wehl (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente, We zijn er doorheen gegaan, Veertig dagen en nachten, Tijd van voorbereiding...

Nadere informatie

Voor de dienst: "Laat Het Zien" van Reni en Elisa Welkom Lied 216 ( Morning has broken ) Bemoediging en groet Gebed Lied 780 (naar Psalm 139) Psalm 23

Voor de dienst: Laat Het Zien van Reni en Elisa Welkom Lied 216 ( Morning has broken ) Bemoediging en groet Gebed Lied 780 (naar Psalm 139) Psalm 23 Voor de dienst: "Laat Het Zien" van Reni en Elisa Welkom Lied 216 ( Morning has broken ) Bemoediging en groet Gebed Lied 780 (naar Psalm 139) Psalm 23 1 Een psalm van David. De HEER is mijn herder, het

Nadere informatie

Een nieuw lied, op de wonderlijke lotgevallen van een Haarlemsch weesmeisje in de Oost-Indiën.

Een nieuw lied, op de wonderlijke lotgevallen van een Haarlemsch weesmeisje in de Oost-Indiën. Een nieuw lied, op de wonderlijke lotgevallen van een Haarlemsch weesmeisje in de Oost-Indiën bron. T. C. Hoffers, Rotterdam 1826-1837 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie118nieu01_01/colofon.php

Nadere informatie

LES6. De wegloper belonen. Sabbat. Zondag Lees Lees 'De wegloper. Teken Teken een gympie en. Leer Begin met het uit je hoofd

LES6. De wegloper belonen. Sabbat. Zondag Lees Lees 'De wegloper. Teken Teken een gympie en. Leer Begin met het uit je hoofd De wegloper belonen Sabbat Lees Lees Filemon 1 alvast door. Heb je er ooit over nagedacht van huis weg te lopen? Hoe zou dat zijn? Waar zou je naar toe gaan? Wat zou je kunnen doen? Onesimus bevond zich

Nadere informatie

PG-Sexbierum-Pietersbierum, zondag 15 mei 2014, ds. A.J.Wouda, Wit 6 e van Pasen 1 Petrus 3:14-22 doopdienst Ilse Froukje

PG-Sexbierum-Pietersbierum, zondag 15 mei 2014, ds. A.J.Wouda, Wit 6 e van Pasen 1 Petrus 3:14-22 doopdienst Ilse Froukje PG-Sexbierum-Pietersbierum, zondag 15 mei 2014, ds. A.J.Wouda, Wit 6 e van Pasen 1 Petrus 3:14-22 doopdienst Ilse Froukje Gemeente van Christus geliefden van God Valt het u ook op, nu we al een tijdje

Nadere informatie

Liturgie zondagmorgen 8 januari 2017 Jeugddienst 12-

Liturgie zondagmorgen 8 januari 2017 Jeugddienst 12- Liturgie zondagmorgen 8 januari 2017 Jeugddienst 12- Voorganger: ds W.G. Teeuwissen Samen in de naam van Jezus 1 Samen in de naam van Jezus heffen wij een loflied aan, want de Geest spreekt alle talen

Nadere informatie

Dit product wordt u aangeboden door ComputerBijbel (http://www.computerbijbel.com) ComputerBijbel Alle rechten voorbehouden 1/6

Dit product wordt u aangeboden door ComputerBijbel (http://www.computerbijbel.com) ComputerBijbel Alle rechten voorbehouden 1/6 ComputerBijbel Alle rechten voorbehouden 1/6 EEN MAN NAAR GOD'S HART. Handelingen 13:22 INTRODUCTIE. 1. In zijn toespraak in Antiochië, gaat Paulus kort in op de geschiedenis van Israël, hij citeert een

Nadere informatie

Hartelijk welkom in de kerk! Thema 3 Genade, fundament om op te leven

Hartelijk welkom in de kerk! Thema 3 Genade, fundament om op te leven Hartelijk welkom in de kerk! Thema 3 Genade, fundament om op te leven Mededelingen Wilt u aub uw mobiele telefoons uitzetten i.v.m. storing van de beeldopnames? Lied van de week Opwekking 412 Kom tot Mij

Nadere informatie

Bijbel voor Kinderen. presenteert DE VERLOREN ZOON

Bijbel voor Kinderen. presenteert DE VERLOREN ZOON Bijbel voor Kinderen presenteert DE VERLOREN ZOON Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: Lazarus Aangepast door: Ruth Klassen en Sarah S. Vertaald door: Arnold Krul Geproduceerd door: Bible

Nadere informatie

Vastgesteld in tweede lezing door de Generale Synode:

Vastgesteld in tweede lezing door de Generale Synode: 2015 Ordinantie 9 voor de catechese Vastgesteld in tweede lezing door de Generale Synode: 27 november 2015 Inhoud I. De catechese... 2 Artikel 1 Wat de catechese omvat... 2 Artikel 2 De voorbereidende

Nadere informatie

In het voetspoor van...

In het voetspoor van... In het voetspoor van... Bijbelse figuren en hun levensgeheim voor jongeren van 2 en 3 jaar drs. M. van Campen Zevende druk Zoetermeer Inhoud. Timotheüs - op school bij God 7 2. Adam - een gevallen mens

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082 Rapport Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen Datum: 14 mei 2012 Rapportnummer: 2012/082 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Nadere informatie

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN STUDIONLINE JAARGANG 2, NR. 10 ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN DL 2 D O M I N E E O N L I N E. O R G Vierhonderd jaar geleden vergaderde de synode in Dordrecht. Je weet inmiddels wat een synode is: een

Nadere informatie

DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID

DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID Romeinen 8: 13 Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. 14

Nadere informatie

JEZUS IS MIJN SUPERHELD

JEZUS IS MIJN SUPERHELD JEZUS IS MIJN SUPERHELD NAAM Studielessen voor 8-12 jarigen Lessen zijn geschreven door Beryl Voorhoeve, Ilja Witte en Judith Maarsen Mei 2007Levend Evangelie Gemeente Gebruikte Bijbelvertaling HET BOEK

Nadere informatie

Formulier om het heilig avondmaal te vieren (3)

Formulier om het heilig avondmaal te vieren (3) Formulier om het heilig avondmaal te vieren (3) Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Instelling Het avondmaal is door onze verlosser zelf ingesteld. Want de apostel Paulus verklaart: Wat ik heb ontvangen

Nadere informatie

Wat is op deze vragen jullie antwoord? (antwoord)

Wat is op deze vragen jullie antwoord? (antwoord) Inleiding De kerkenraad heeft u tot twee keer toe bekend gemaakt dat een aantal broers benoemd is tot ouderling en diaken van onze gemeente. Het zijn (namen). Daarmee is ook ruimte gegeven om eventueel

Nadere informatie

De Heer is God! Dertien Bijbelstudies bij Psalm 100

De Heer is God! Dertien Bijbelstudies bij Psalm 100 De Heer is God! Dertien Bijbelstudies bij Psalm 100 De Heer is God! Dertien Bijbelstudies bij Psalm 100 Heino Gerritsen Schrijver: Heino Gerritsen Coverontwerp: Heino Gerritsen Foto cover: zonsopkomst

Nadere informatie

Kerk- School- en Gezinsdienst op zondag 29 maart 2015 in de Martinikerk

Kerk- School- en Gezinsdienst op zondag 29 maart 2015 in de Martinikerk Kerk- School- en Gezinsdienst op zondag 29 maart 2015 in de Martinikerk Voorganger: Ds. M.N. Ariesen-Holwerda Organist: Kees Nottrot Pianist: Peter Wagenaar Afkondigingen Zingen van een psalm 122: 1 en

Nadere informatie

Hoe moeilijk had Jozef het in het begin in de gevangenis?

Hoe moeilijk had Jozef het in het begin in de gevangenis? Hoe moeilijk had Jozef het in het begin in de gevangenis? Psalm 105:17-18 De de bakker 17 Hij zond een man voor hen uit: Jozef werd als slaaf verkocht. 18 Men drukte zijn voeten vast in de boeien, hijzelf

Nadere informatie

Helaas zijn christenen niet per definitie hartelijke en gastvrije mensen.

Helaas zijn christenen niet per definitie hartelijke en gastvrije mensen. Heb God lief zo goed als je kunt, en heb elkaar lief zoals Jezus ons liefhad. Het is niet niks, wat we net gelezen hebben. Eerst het verhaal van het volk Israel. Gevlucht uit Egypte, een lange vermoeiende

Nadere informatie

Op welke gevaren had God Salomo gewezen?

Op welke gevaren had God Salomo gewezen? Het koninkrijk gescheurd. Op welke gevaren had God Salomo gewezen? Zie Deuteronomium 17:17 Samen met deze onderwijzing waarschuwde de Here in het bijzonder hem die tot koning zou worden gezalfd. Ook zal

Nadere informatie

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1) Zondag 28 Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1) Lees de tekst van Zondag 28 Vraag 75 : Hoe wordt gij in het Heilig Avondmaal vermaand en verzekerd, dat gij aan de enige offerande van Christus, aan

Nadere informatie

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn? Voor 16 jaar en ouder! Zondag 24 Zondag 24 gaat over de goede werken. Zondag 24 vraag en antwoord 62, 63 en 64. Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk

Nadere informatie

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Gemeente van onze Here Jezus Christus, Gemeente van onze Here Jezus Christus, Echt gelukkig! Dat is het thema waar we vanochtend over na gaan denken. En misschien denkt u wel: Wat heeft dat thema nu met deze tekst te maken, Die gaat toch over

Nadere informatie

Pastoor Reneerkens. De volgende mensen zijn er ook bij:

Pastoor Reneerkens. De volgende mensen zijn er ook bij: 2 Papa Mama Peter Meter.... Pastoor Reneerkens De volgende mensen zijn er ook bij: 3 BEGROETING EN WELKOMSTWOORD Alles went, zeggen we wel eens, zelfs het wonder wat altijd weer opnieuw gebeurt, wordt

Nadere informatie

Neem nu even tijd om de Heilige Geest te vragen je te helpen bij deze studie en inzicht te geven in zowel het Woord als in je eigen leven.

Neem nu even tijd om de Heilige Geest te vragen je te helpen bij deze studie en inzicht te geven in zowel het Woord als in je eigen leven. Doel B: Relatie met Jezus de Koning : studenten ontwikkelen zich, vanuit een persoonlijke overtuiging, als leerling, vertrouweling en toegewijde volgeling van Jezus op elk terrein van hun leven. Doel van

Nadere informatie

Hoe oud was Josia toen zijn vader koning Amon overleed en hoe was zijn verhouding met God?

Hoe oud was Josia toen zijn vader koning Amon overleed en hoe was zijn verhouding met God? De hervormingen van koning Josia. Hoe oud was Josia toen zijn vader koning Amon overleed en hoe was zijn verhouding met God? 2 Koningen 22:1, eerste deel, 2 1 Josia was acht jaar oud toen hij koning werd,

Nadere informatie

Orde voor de bevestigings en intrededienst van Jan Visser als dienaar des Woords

Orde voor de bevestigings en intrededienst van Jan Visser als dienaar des Woords Orde voor de bevestigings en intrededienst van Jan Visser als dienaar des Woords 14 december 2008 14.30 uur Protestantse Gemeente Lexmond Voorgangers: ds. G. Nijmeijer proponent J. Visser Zingen uit: Liedboek

Nadere informatie

DE MIDDELEEUWEN. Gemaakt Door: Amy van der Linden Leonardo Middenbouw groep 6

DE MIDDELEEUWEN. Gemaakt Door: Amy van der Linden Leonardo Middenbouw groep 6 DE MIDDELEEUWEN Gemaakt Door: Amy van der Linden Leonardo Middenbouw groep 6 INHOUDSOPGAVE Middeleeuwen. Karel de Grote. Middeleeuwse straffen. De pest. Dokters in de Middeleeuwen. Beroepen in de Middeleeuwen.

Nadere informatie

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel Willibrord Willibrord werd geboren als zoon van pas bekeerde ouders en werd als zevenjarige jongen door zijn vader Wilgis toevertrouwd aan het klooster van Ripon nabij

Nadere informatie

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters, Ds. Arjan van Groos (1962-2014) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen Broeders en zusters, 1. Zingen : Gezang 25 : 1 en 3 2. Gebed voor de opening van het Woord 3. Bediening van de Heilige Doop

Nadere informatie

Bijbelteksten Feest van Genade

Bijbelteksten Feest van Genade Week 1 Zoals een hinde smacht naar stromend water, zo smacht mijn ziel naar U, o God. (Psalm 42:2) Mozes sloeg steeds buiten het kamp, op ruime afstand ervan, een tent op die hij de ontmoetingstent noemde.

Nadere informatie

Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87)

Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87) Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B. 2010 no. 87) ---------------------------------------------------------------- LANDSVERORDENING

Nadere informatie

Welke opdracht gaf Jakob aan zijn zonen vanwege de hongersnood?

Welke opdracht gaf Jakob aan zijn zonen vanwege de hongersnood? Jozefs broers bij de onderkoning. Welke opdracht gaf Jakob aan zijn zonen vanwege de hongersnood? Genesis 42:1-2 1 Toen Jakob zag dat er koren in Egypte was, zei Jakob tegen zijn zonen: Waarom kijken jullie

Nadere informatie

WE LEZEN NU HOOFDSTUK 14, WAARIN HET LIEFDESPRINCIPE WORDT TOEGEPAST OP DE KERKDIENST IN KORINTE.

WE LEZEN NU HOOFDSTUK 14, WAARIN HET LIEFDESPRINCIPE WORDT TOEGEPAST OP DE KERKDIENST IN KORINTE. 1 Inleiding Als het erg druk wordt op straat, moet je het verkeer gaan regelen. In de jonge gemeente in de havenstad Korinte was het druk in de samenkomsten: er waren mensen die vol van de Geest allemaal

Nadere informatie

DE HEMEL, GODS PRACHTIGE THUIS

DE HEMEL, GODS PRACHTIGE THUIS Bijbel voor Kinderen presenteert DE HEMEL, GODS PRACHTIGE THUIS Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: Lazarus Aangepast door: Sarah S. Vertaald door: Arnold Krul Geproduceerd door: Bible for

Nadere informatie

F r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot

F r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot Leven met aandacht Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot w e g D e v a n F r a n c i s c u s 2 Leven met aandacht Inhoud 1 De weg van Franciscus 9 2 De oprichting van de congregatie

Nadere informatie

Bespreken Zondag 26 en 27

Bespreken Zondag 26 en 27 C2 1 De Heilige Doop 25 Bespreken Handelingen 2: 37-41 Wat was de uitwerking van de prediking van Petrus? (vers 37) Welke oproep en welke belofte wordt verbonden met de doop? (vers38) Voor wie is deze

Nadere informatie

ORDE VAN DIENST PROTESTANTSE GEMEENTE SOEST. Zondag 23 oktober 2016

ORDE VAN DIENST PROTESTANTSE GEMEENTE SOEST. Zondag 23 oktober 2016 ORDE VAN DIENST PROTESTANTSE GEMEENTE SOEST Zondag 23 oktober 2016 6 e zondag van de herfst Liturgische kleur: rood In deze viering zal Conny van Lier worden aangesteld als jongerenwerker voor de Protestantse

Nadere informatie

13 december 2015 Derde zondag van Advent

13 december 2015 Derde zondag van Advent 13 december 2015 Derde zondag van Advent Dienst met de catechesegroep gehandicapten Bevestiging van Trudy van Wijngaarden tot diaken 9.30 uur Organist: Jan Quakkelaar Muzikale medewerking: fam. Blom -

Nadere informatie

De school van vroeger

De school van vroeger De school van vroeger inhoud. Naar school 3 2. Les in het klooster 4 3. De stadsschool 5 4. Schrijven 6 5. Rekenen 8 6. Braaf 9 7. De schoolmeester 0 8. In het lokaal 9. Straf 3 0. Iedereen naar school

Nadere informatie

Thema: Jij telt mee!

Thema: Jij telt mee! Orde van dienst Protestantse gemeente te Wormerveer Zondag 24 februari 2019 Thema: Jij telt mee! Deze dienst is voorbereid samen met de werkgroep diensten met en voor mensen met een verstandelijke beperking

Nadere informatie

Sittard, dominicanen en Sint Rosa

Sittard, dominicanen en Sint Rosa Sint Rosa Sittard, dominicanen en Sint Rosa Wanneer de Amerikaanse dominicanessen naar Sittard komen, treden zij in de voetsporen van eerdere dominicanen en dominicanessen, die voor Sittard heel veel betekend

Nadere informatie

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en 1 De Bijbel open 2013 5 (02-02) Vandaag bespreken we een vraag over de betekenis van de Wet die God aan Israel gaf voor de christelijke gemeente van het Nieuwe Testament en dus voor ons. Is het zo dat

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. C.G. Geluk (Huizen)

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. C.G. Geluk (Huizen) Welkom in deze dienst Voorganger is ds. C.G. Geluk (Huizen) Schriftlezing: 2 Korinthe 4 vers 16 t/m 5 vers 10 Gezang 295 vers 1, 3 en 5 (Liedboek) Psalm 52 vers 7 (Schoolpsalm) Psalm 63 vers 1 en 2 Gezang

Nadere informatie

EEN PRINS WORDT EEN HERDER

EEN PRINS WORDT EEN HERDER Bijbel voor Kinderen presenteert EEN PRINS WORDT EEN HERDER Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: M. Maillot en Lazarus Aangepast door: E. Frischbutter en Sarah S. Vertaald door: Erna van Barneveld

Nadere informatie

Middeleeuwen. door: Joshua Murray Vogelenzang groep 6 2013

Middeleeuwen. door: Joshua Murray Vogelenzang groep 6 2013 Middeleeuwen door: Joshua Murray Vogelenzang groep 6 2013 Inhoud blz 1. Voorpagina blz 2. Inhoud blz 7. Sint Willibrord blz 8. De Landheer blz 3. De Middeleeuwen blz 9. Munten blz 4. Carcassonne blz 10.

Nadere informatie

Welke les moesten de Egyptenaren leren?

Welke les moesten de Egyptenaren leren? De eerste vier plagen. Welke les moesten de Egyptenaren leren? Exodus 7:2-5 2 U moet alles wat Ik u gebieden zal tegen Aäron zeggen, en Aäron, uw broer, moet tot de farao spreken, dat hij de Israëlieten

Nadere informatie

Chr. Geref. Kerk Ontswedde LITURGIE. voor de morgendienst op zondag 2 september 2012. in deze dienst zal. Julia Brugge.

Chr. Geref. Kerk Ontswedde LITURGIE. voor de morgendienst op zondag 2 september 2012. in deze dienst zal. Julia Brugge. Chr. Geref. Kerk Ontswedde LITURGIE voor de morgendienst op zondag 2 september 2012 in deze dienst zal Julia Brugge gedoopt worden thema: Zoals klei in de hand van de pottenbakker Voorganger: ds. J.J.

Nadere informatie

Thema: In kruiken en kannen (2 Koningen 4:1-7)

Thema: In kruiken en kannen (2 Koningen 4:1-7) Liturgie aangepaste dienst Baflo, 28-09-14 om 14.30 uur Thema: In kruiken en kannen (2 Koningen 4:1-7) Welkom en mededelingen a. Opw. 334 Heer, uw licht en uw liefde schijnen b. Opw. 88 Een rivier vol

Nadere informatie

Eredienst 2 juli :30 uur Voorganger: Ds. W.H. de Groot

Eredienst 2 juli :30 uur Voorganger: Ds. W.H. de Groot Eredienst 2 juli 2017 16:30 uur Voorganger: Ds. W.H. de Groot Liturgie Votum van Sela Opwekking 638 Prijs Adonai Gebed Lezen: 1 Korintiërs 12 : 6-8 Preek Lied 39 (wisselzang) Gebed Viering Heilig Avondmaal

Nadere informatie

de doop zoals wij die kennen is afkomstig van niemand minder dan de Here Jezus zelf

de doop zoals wij die kennen is afkomstig van niemand minder dan de Here Jezus zelf de doop zoals wij die kennen is afkomstig van niemand minder dan de Here Jezus zelf kort voordat Hij naar de hemel ging gaf hij zijn leerlingen deze opdracht: trek erop uit en maak alle volken tot mijn

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205 Rapport Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) te Groningen geen duidelijkheid verstrekt over haar

Nadere informatie

De eerste liefde van God

De eerste liefde van God De eerste liefde van God Trouwpreek over 1 Johannes 3:16 (ds. Jos Douma) gehouden in de trouwdienst van Jeroen en Marjoke Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is

Nadere informatie

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Het is altijd prettig als de Bijbel zelf aangeeft, hoe je iets moet lezen. Soms zijn er van die verhalen of gelijkenissen, waarvan ik bij een eerste

Nadere informatie

afzonderlijk onder tranen terecht te wijzen. Vermaant elkander dagelijks

afzonderlijk onder tranen terecht te wijzen. Vermaant elkander dagelijks - 1 - Vermaant elkander dagelijks U heeft wel eens van het bijbelse woord "vermanen" gehoord. Vermanen is een wat oud Nederlands woord en betekent: aansporen. Het betekent ook: vertroosten. In de Bijbel

Nadere informatie

Welke les wilde God aan Jozef leren?

Welke les wilde God aan Jozef leren? Een levensles voor Jozef. Welke les wilde God aan Jozef leren? Maar in de voorzienigheid van God zou zelfs dit voorval voor Jozef een zegen zijn. Hij had in enkele uren geleerd wat hij anders in jaren

Nadere informatie

Welke opdracht kreeg Elia van God?

Welke opdracht kreeg Elia van God? De roeping van Elisa. Welke opdracht kreeg Elia van God? 1 Koningen 19:19 19 Hij ging daarvandaan en trof Elisa, de zoon van Safat, aan. Deze was aan het ploegen met twaalf span runderen voor zich uit,

Nadere informatie

DE GROTE MUUR VAN NEHEMIA

DE GROTE MUUR VAN NEHEMIA Bijbel voor Kinderen presenteert DE GROTE MUUR VAN NEHEMIA Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: Jonathan Hay Aangepast door: Mary-Anne S. Vertaald door: Erna van Barneveld Geproduceerd door:

Nadere informatie

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 2 Korinthiërs 5, 20 Ochtenddienst H. Avondmaal. Broeders en zusters,

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 2 Korinthiërs 5, 20 Ochtenddienst H. Avondmaal. Broeders en zusters, Ds. Arjan van Groos (1962-2014) Tekst: 2 Korinthiërs 5, 20 Ochtenddienst H. Avondmaal Broeders en zusters, 1 Zingen: Psalm 148 : 1 en 5 2 Lezing van de wet 3 Zingen: Gezang 157 (NG 80) 4 Gebed voor vergeving

Nadere informatie

Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het Christendom. Naam:

Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het Christendom. Naam: Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het Christendom Naam: Het Christendom Hallo, dit is de vragenlijst die hoort bij de website over geestelijke stromingen. Je kunt de website vinden

Nadere informatie

GKv Barneveld-Voorthuizen

GKv Barneveld-Voorthuizen GKv Barneveld-Voorthuizen Notitie Jongerenwerk 16+ v0.4 25-11-2014 Piet Noppers Notitie Jongerenwerk 16+ 1 Inhoud Voorwoord...3 Wat zegt de bijbel over de gemeente en jongeren?...4 Waarom deze notitie?...5

Nadere informatie

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie?

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie? Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie? Johannes 14:6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. Genesis 20:1-12 1 Abraham

Nadere informatie

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid History Christiane Simone Stadie Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid Herinneringen van mijne academiereis in 1843 (Abraham Des Amorie van der Hoeven Jr.) Seminar paper Christiane

Nadere informatie