Het voorkomen van kleine zoogdieren in Noordwest-Overijssel en hun relaties met vegetatie en beheer

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het voorkomen van kleine zoogdieren in Noordwest-Overijssel en hun relaties met vegetatie en beheer"

Transcriptie

1 Het voorkomen van kleine zoogdieren in Noordwest-Overijssel en hun relaties met vegetatie en beheer MEDEDELING 43 VAN DE VERENIGING VOOR ZOOGDIERKUNDE EN ZOOGDIERBESCHERMING (VZZ) ISBN: ISSN: Juni 1998 Auteurs: Maurice La Haye Alexandra Haan Begeleiding: Piet Bergers (Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek - DLO) Illustratie kaft: Frank Mertens Opdrachtgevers: Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Natuurbeheer, Regio Oost Provincie Overijssel Nationaal Park De Weerribben Vereniging Natuurmonumenten Productie: Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) Oude Kraan LJ Arnhem tel: fax: zoogdier@bigfoot.com

2 INHOUD VOORWOORD 5 SAMENVATTING 7 1 INLEIDING Aanleiding voor het onderzoek Vraagstelling Onderzoeksgebieden 10 2 MATERIAAL EN METHODEN Veldwerk Braakballen Historische gegevens Statistische analyse en interpretatie van de vangstgegevens 15 3 VERSPREIDING VAN KLEINE ZOOGDIEREN IN NOORDWEST-OVERIJSSEL Overzicht vangsten en braakbalvondsten Noordse woelmuis Waterspitsmuis Dwergmuis 25 4 VEGETATIE EN BEHEER Vegetatietype Beheer Frequentie Inundatie (bevloeien) Soortbesprekingen Discussie 39 5 CONCLUSIES 41 6 AANBEVELINGEN Beheer per soort Maatregelen ten behoeve van de noordse woelmuis Nader onderzoek 46 DANKWOORD 47 LITERATUUR 49

3 Lijst van tabellen, figuren en bijlagen Tabellen Tabel 1. Overzicht van de onderzochte combinaties van vegetatietypen met beheervormen, frequentie en inundatie 15 Tabel 2. Overzicht van het aantal vangsten per soort per gebied 19 Tabel 3. Aantal gevangen dwergmuizen per gebied 28 Tabel 4. Gemiddeld aantal gevangen dwergmuizen per raai 28 Tabel 5. De voorspelde presentie van de onderzochte muizensoorten in de verschillende vegetatietypen 32 Tabel 6. Het voorspelde gemiddeld aantal vangsten van de onderzochte muizensoorten in de verschillende vegetatietypen 32 Tabel 7. De voorspelde presentie van de onderzochte muizensoorten bij de verschillende vormen van beheer 33 Tabel 8. Het voorspelde gemiddeld aantal vangsten van de onderzochte muizensoorten bij de verschillende vormen van beheer 34 Tabel 9. De voorspelde presentie van de onderzochte muizensoorten bij verschillende beheerfrequenties 35 Tabel 10. Het voorspelde gemiddeld aantal vangsten van de onderzochte muizensoorten bij de verschillende beheerfrequenties 35 Tabel 11. De voorspelde presentie van de onderzochte muizensoorten bij verschillende mate van inundaties 36 Tabel 12. Het voorspelde gemiddeld aantal vangsten van de onderzochte muizensoorten bij de verschillende mate van inundatie 36 Tabel 13. Voorkomen en voorkeur per vegetatietype en beheervorm 40 Figuren Figuur 1. Ligging van de bemonsterde terreinen. 11 Figuur 2. Waarnemingen van noordse woelmuizen voor Figuur 3a. Vangsten van waterspitsmuizen in de periode Figuur 3b. Braakbalvondsten van waterspitsmuizen in de periode Figuur 4a. Vangsten van waterspitsmuizen in de periode Figuur 4b. Braakbalvondsten van waterspitsmuizen in de periode Figuur 5a. Vangsten van dwergmuizen in de periode Figuur 5b. Braakbalvondsten van dwergmuizen in de periode Figuur 6a. Vangsten van dwergmuizen in de periode Figuur 6b. Braakbalvondsten van dwergmuizen in de periode Bijlagen Bijlage 1. Overzicht van de vangsten van kleine zoogdieren in de moerassen van Noordwest-Overijssel in Bijlage 2. Overzicht van de raaibeschrijvingen 57 Bijlage 3. Braakbalvondsten van Kerkuil 61

4

5 VOORWOORD In 1990 kwam het Natuurbeleidsplan van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uit, waarin de noordse woelmuis als doelsoort genoemd staat. Doelsoorten zijn soorten waarvoor de rijksoverheid zich extra wil inspannen om hen voor de nederlandse flora en fauna te behouden. Dit beleid gericht op soorten was een aanvulling op het gebiedsgerichte beleid dat eveneens in het Natuurbeleidsplan gepropageerd werd. Het gebiedsgerichte beleid richt zich voornamelijk op het realiseren van een netwerk van natuur(ontwikkelings)gebieden met tussenliggende verbindingszones, de zogenaamde Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De precieze afbakening van de EHS wordt aan de provincies overgelaten. Ook de uitvoering van het soortenbeleid wordt zoveel mogelijk bij de provincies gelegd. Terreinbeheerders worden aangespoord gebieden binnen de toekomstige EHS op te kopen en zodanig te beheren dat de gewenste natuurwaarden ontstaan (in natuurontwikkelingsgebieden) of blijven bestaan. Inmiddels zijn enkele onderdelen van de EHS gerealiseerd en is er meer bekend geworden over de noordse woelmuis en de status van de nederlandse zoogdiersoorten in het algemeen. Zo verscheen in 1994 de Rode lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren in Nederland waarop, naast de noordse woelmuis, nog 24 andere zoogdiersoorten stonden, oftewel bijna 40% van de inheemse zoogdierfauna. Voor de Werkgroep Bescherming van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) was dit aanleiding om het Overlevings-plan >Ruimte voor zoogdieren= op te stellen. Het plan is een aanzet om per landschapstype gericht actie te voeren voor de zoogdiersoorten die van dat landschapstype afhankelijk zijn. Aan twee activiteiten is inmiddels uitvoering gegeven, namelijk een lobby voor het behoud van de noordse woelmuis (en andere soorten uit hetzelfde landschapstype: waterspitsmuis, otter e.d.) en het opstellen van een lijst van Belangrijkste zoogdiergebieden in Nederland. Alleen lobbiën voor het behoud van een soort is niet voldoende. Er moet ook aangegeven worden wat voor het behoud gedaan moet worden. Het onderzoek waar dit verslag over gaat was opgezet om daarvoor de nodige kennis te krijgen. Het niet aantreffen van noordse woelmuizen in Noordwest-Overijssel op plaatsen waar de soort in het verleden wel zat, maakte het onmogelijk om relaties te leggen tussen vegetatie en beheer en het voorkomen van noordse woelmuizen, maar maakt wel duidelijk dat óf de huidige situatie niet geschikt is óf in het verleden (tijdelijk) ongunstig is geweest óf beide. Het ontbreken van noordse woelmuizen in Noordwest-Overijssel werpt in ieder geval een ander licht op de situatie ten oosten van het IJsselmeer: deze is nu veel slechter dan men ten tijde van het opstellen van de Rode lijst vermoedde. Het verslag geeft aan dat het terugkrijgen van de soort geen sinecure, maar ook niet onmogelijk is. Dat de waterspitsmuis - een soort van de Rode lijst en karakteristiek voor hetzelfde biotoop als de noordse woelmuis - nog wel ruim verspreid voorkomt geeft aan dat er in principe wel geschikte leefgebieden voor noordse woelmuizen aanwezig zijn. Het rapport concludeert dat die geschikte gebieden mogelijk onbereikbaar zijn voor noordse woelmuizen uit andere populaties (m.n. in Friesland). Dit maakt het snel realiseren van een EHS (van plasdras situaties in dit geval) des te noodzakelijker. Als VZZ hopen we dat het verdwijnen van de noordse woelmuis uit Noordwest-Overijssel slechts tijdelijk is en niet de aankondiging van het verdwijnen van de soort ten oosten van het IJsselmeer. Dennis Wansink. 5

6 6

7 SAMENVATTING In augustus en september 1997 is door de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van kleine zoogdieren in moerasgebieden in Noordwest-Overijssel. Het onderzoek werd financieel mogelijk gemaakt door de Provincie Overijssel, Nationaal Park De Weerribben, Natuurmonumenten en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij - Directie Oost. Centraal stonden het achterhalen van de huidige verspreiding van de kleine zoogdiersoorten en de relaties tussen het voorkomen van de noordse woelmuis, de waterspitsmuis en de dwergmuis en de vegetatie en het beheer. In totaal zijn 114 locaties, verspreid over de belangrijkste moerasgebieden in Noordwest-Overijssel, met behulp van inloopvallen bemonsterd. Daarnaast zijn braakballen van kerkuilen verzameld en uitgeplozen. De noordse woelmuis is niet aangetroffen tijdens dit onderzoek. De soort moet in Noordwest- Overijssel dan ook als uitgestorven beschouwd worden. Het is onduidelijk wat de oorzaak is of wat de oorzaken zijn geweest die hebben geleid tot het uitsterven van de noordse woelmuis in Noordwest-Overijssel. De waterspitsmuis heeft een ruime verspreiding in de moerasgebieden. De belangrijkste vegetatietypen voor deze soort zijn: ruigte, nat rietland en moerasbos. Bij een extensief beheer (i.e. niets doen) zijn de aantallen en is het voorkomen van de waterspitsmuis het hoogst. Het in stand houden of uitbreiden van de oppervlakten van de vegetatietypen ruigte, nat >overjarig= riet en moerasbos, is gunstig voor het voorkomen van de soort. Specifieke maatregelen om het voorkomen van de waterspitsmuis in de Weerribben of de Wieden te bevorderen zijn, gezien de ruime verspreiding en het aantal vangsten, niet noodzakelijk. De dwergmuis is in vrijwel alle moerasgebieden aangetroffen. De aantallen en de presentie zijn het hoogst in het vegetatietype ruigte. In moerasbos is de dwergmuis nergens aangetrof-fen. Een zeer extensief beheer waarbij (minder dan) 1x per 2 jaar wordt gemaaid, lijkt het meest gunstig voor de soort. Uitbreiding van de oppervlakten van de vegetatietypen ruigte en >overjarig= riet is gunstig voor het voorkomen van de soort. Specifieke maatregelen om het voorkomen van de dwergmuis in de Weerribben of de Wieden te bevorderen zijn, gezien de ruime verspreiding en het aantal vangsten, niet noodzakelijk. Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden waarom de noordse woelmuis in Noordwest- Overijssel is uitgestorven. Mogelijk dat de waterhuishouding of het beheer van de moerasgebieden in het verleden hieraan heeft bijgedragen. Om een succesvolle terugkeer van de noordse woelmuis te bewerkstelligen is het noodzakelijk te achterhalen wat de oorzaak of oorzaken zijn geweest die hebben geleid tot het verdwijnen van de noordse woelmuis uit Noordwest-Overijssel. Dit vereist een historische studie naar de landschappelijke veranderingen in de (moeras)gebieden in Noordwest-Overijssel met behulp van ruimtelijke populatiemodellen. 7

8 8

9 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding voor het onderzoek In 1994 verscheen de Rode Lijst van kwetsbare en bedreigde zoogdieren in Nederland (Lina & Van Ommering, 1994). Op deze lijst staan, onder andere, de noordse woelmuis Microtus oeconomus en de waterspitsmuis Neomys fodiens. De noordse woelmuis en de waterspitsmuis worden ook als doelsoort genoemd in het handboek Natuurdoeltypen in Nederland (Bal et al., 1995). Dit houdt in dat zij dienen als toetssteen voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De invulling en de precieze begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is een taak van de provincies. De provincie Overijssel heeft dit rijksbeleid uitgewerkt in haar Beleidsplan natuur en landschap Overijssel (Provincie Overijssel, 1992), waarin, naast de otter, ook de noordse woelmuis en de waterspitsmuis als aandachtssoorten zijn opgenomen. Het beheer van de waterrijke gebieden die de kern gaan vormen van de Ecologische Hoofdstructuur zal op sommige plaatsen mogelijk verminderd worden, zodat zich een natuurlijke vegetatie kan ontwikkelen (Bal et al., 1995). Dit zou voor de laagveenmoerassen en voor de oevers van meren een geleidelijke verschuiving van riet- en ruigtevegetaties naar moerasbos betekenen. Uit inventarisaties naar het voorkomen van de noordse woelmuis in Zeeland, Noord-Holland en Friesland blijkt dat de noordse woelmuis vooral voorkomt in rietvegetaties met weinig opgaande begroeiing. Het extensieve beheer, zoals dat in de kerngebieden van de EHS wordt nagestreefd, zal daarom waarschijnlijk nadelige effecten hebben op het voorkomen van de noordse woelmuis (Bergers & Van Apeldoorn, 1995). Ook de waterspitsmuis en de dwergmuis Micromys minutus zijn gedeeltelijk afhankelijk van riet als belangrijk onderdeel van hun habitat. Bovendien blijkt er een correlatie te zijn tussen het voorkomen van de noordse woelmuis en het voorkomen van de waterspitsmuis en de dwergmuis (Bergers & Van Apeldoorn, 1995). Het is mogelijk dat ook deze twee soorten nadelige effecten zullen ondervinden van een extensiever beheer van de rietlanden. Overigens is het beleid van het Nationaal Park de Weerribben niet op extensivering van het beheer gericht. De noordse woelmuis en de waterspitsmuis zijn in het verleden aangetroffen in de moerasgebieden in Noordwest-Overijssel die momenteel deel uit maken van de EHS en de Provinciale EHS (PEHS) (Broekhuizen et al., 1992). Over het huidige voorkomen van de noordse woelmuis in Noordwest-Overijssel is echter niets bekend. Er zijn zelfs aanwijzingen dat de soort recent uit Noordwest-Overijssel is verdwenen (Ligtvoet, 1992). Indien dit juist is, dan heeft dit consequenties voor het beheer dat gevoerd moet worden om de noordse woelmuis te behouden, zowel op provinciaal niveau (wat moet men doen om de noordse woelmuis in Overijssel terug te krijgen?), als op landelijk niveau (is het in het Natuurbeleidsplan geformuleerde streefbeeld voor laagveenmoerassen wel gunstig voor noordse woelmuizen?). De waterspitsmuis en de dwergmuis zijn recent nog wel aangetroffen in de Wieden, de waterspitsmuis alleen in braakballen van de kerkuil (waarnemingenbestand Contactgroep ZoogdierInventari-satie CZI) de dwergmuis is nog gevangen in 1994 (Zoogdierenwerkgroep Overijssel, 1994). 1.2 Vraagstelling 9

10 Het onderzoek is gericht geweest op het in kaart brengen van de geografische verspreiding van de noordse woelmuis, de waterspitsmuis en de dwergmuis in moerasgebieden in Noordwest- Overijssel. De vraagstellingen kunnen als volgt geformuleerd worden: 1. Wat is de huidige verspreiding van de noordse woelmuis, de waterspitsmuis en de dwergmuis in Noordwest-Overijssel? 2. In welke vegetatietypen komen de noordse woelmuis, de waterspitsmuis en de dwergmuis voor? 3. Welke invloed heeft het beheer op het voorkomen en de aantallen van de noordse woelmuis, de waterspitsmuis en de dwergmuis? Tegelijkertijd is gekeken of het voorkomen en de aantallen van de overige gevangen kleine zoogdieren gerelateerd konden worden aan de verschillende vegetatietypen en/of het beheer op de vanglocaties. 1.3 Onderzoeksgebieden Het onderzoek heeft zich geconcentreerd op de grote laagveenmoerassen in Noordwest- Overijssel, de Wieden en de Weerribben. Daarnaast zijn ook de rietlanden van het Vollenhovermeer, het Vogeleiland, het Zwarte Meer, het Ketelmeer, het Zwarte Water en de Olde Maten onderzocht op het voorkomen van kleine zoogdieren (figuur 1). De meeste tijd is besteed aan het inventariseren van de Wieden en de Weerribben. Dit zijn de grootste gebieden en in deze grote gevarieerde gebieden kon het best de relatie tussen de verschillende aanwezige vegetaties en het beheer enerzijds en het voorkomen en de aantallen van bovengenoemde soorten anderzijds onderzocht worden. In de overige gebieden zijn alleen de rietvegetaties onderzocht op het voorkomen van kleine zoogdieren. 10

11 Figuur 1. Ligging van de bemonsterde terreinen. 11

12 12

13 2 MATERIAAL EN METHODEN Ten behoeve van dit onderzoek zijn op verschillende manieren gegevens verzameld over het voorkomen van kleine zoogdieren in de moerasgebieden van Noordwest-Overijssel en over het voorkomen en de aantallen van kleine zoogdieren in relatie tot de vegetatie en het gevoerde beheer. Het gaat om: - vangen van kleine zoogdieren met behulp van inloopvallen (veldwerk); - analyse van braakballen van de kerkuil Tyto alba; - raadplegen van bestanden met recente zoogdiergegevens (CZI- en VZZ-bestand). 2.1 Veldwerk Gedurende een periode van vijf weken (van 15 augustus 1997 tot en met 19 september 1997) zijn met behulp van inloopvallen kleine zoogdieren gevangen in moerasgebieden in Noordwest-Overijssel. Voor het verzamelen van verspreidingsgegevens van de dwergmuis is ook gebruik gemaakt van sporenonderzoek (nesten). De gebruikte inloopvallen waren van het type Longworth. Deze vallen bestaan uit een inloop- en een leefruimte die op eenvoudige wijze aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Om de relatie tussen het beheer, de vegetatie en het voorkomen van kleine zoogdieren te onderzoeken zijn 94 locaties (gelijkmatig verdeeld over het gebied) in de Weerribben en de Wieden onderzocht. Daarnaast zijn 20 locaties (allen gelegen in riet- of ruigtevegetaties) in omliggende moerasgebieden onderzocht. Het betreft de oeverlanden van het Ketelmeer, het Zwarte Meer, het Vogeleiland, het Vollenhovermeer, het Zwarte Water en locaties in de Olde Maten. Ter voorbereiding op het veldwerk zijn door de beheerders potentiële vanglocaties in de Weerribben en de Wieden geselecteerd op basis van combinaties van vegetatietype en beheervorm. Per combinatie van beheer en vegetatie is getracht minimaal zes locaties te bemonsteren (zie ook tabel 1 voor een overzicht van de geselecteerde combinaties van vegetatie en beheer). Tijdens een veldbezoek vlak voor de aanvang van het vangen, zijn de definitieve vanglocaties geselecteerd. De vangmethode is gebaseerd op de IBN-methode, zoals beschreven door Bergers (1997a). Op elke (geselecteerde) locatie is gevangen met een raai (vallenrij) bestaande uit 20 vallen, die twee aan twee werden geplaatst. De afstand tussen een vallenpaar bedroeg tien meter, zodat er uiteindelijk een raai met een totale lengte van negentig meter ontstond. Het plaatsen van twee vallen per vangpunt is gedaan om de vangkans van schaarse soorten (zoals de noordse woelmuis en de waterspitsmuis) te verhogen. Indien een (algemene) soort in grote aantallen aanwezig is, dan zou dat de vangkans van een schaarse soort negatief (kunnen) beïnvloeden, omdat de inloopvallen sneller bezet worden door de in hoge aantallen aanwezig zijnde soort. Om dat effect enigszins te ondervangen, zijn per vangpunt twee inloopvallen geplaatst. Alvorens te gaan vangen werden de inloopvallen gedurende twee of drie nachten met vergrendeld vangmechanisme en voorzien van hooi, havermout, appel en wortel in het veld gezet (= prebaitingperiode). Na deze prebaitingperiode werden de inloopvallen 's ochtends op scherp gezet en het aas en het hooi aangevuld en/of ververst. Aan het begin van de daaropvolgende avond vond de eerste controle plaats, gevolgd door twee ochtendcontroles en één avond- 13

14 controle. Per locatie vonden in totaal vier controles plaats. Tijdens iedere controle werden, indien nodig, het hooi en het aas vervangen of aangevuld. Indien een inloopval bezet was, werd de inloopval in een doorzichtige plastic zak leeggeschud. Vanuit deze zak werd het dier in zijn of haar nekvel gepakt en tot op de soort gedetermineerd. Van de Microtus-soorten en de dwergmuis werden eveneens het geslacht en de leeftijd (adult, sub-adult, juveniel) bepaald. Daarnaast werden deze soorten gemerkt door een stukje van de vacht weg te knippen. Bij de andere soorten is dit niet gedaan, omdat de soorten niet relevant waren voor het onderzoek of omdat het merken de overlevingskans van de soort (waterspitsmuis) negatief zou kunnen beïnvloeden. Tijdens het plaatsen van de inloopvallen en het vangwerk zijn ook vondsten van nesten van de dwergmuis genoteerd en als aanwijzing voor de recente aanwezigheid van de soort geaccepteerd. 2.2 Braakballen Door het determineren van de schedelresten uit de braakballen van uilen kan een goed beeld verkregen worden van de aanwezigheid van kleine zoogdieren in het jachtgebied van de betreffende uil. Sommige soorten uilen zijn gespecialiseerd in bepaalde soorten of soortsgroepen prooidieren, waardoor een vertekend beeld kan ontstaan. Ook is de grootte van het jachtgebied van de betreffende uilesoort bepalend voor eventuele uitspraken omtrent het verspreidingsgebied van de gevonden prooidieren. De braakballen van de kerkuil zijn zeer geschikt voor onderzoek, omdat deze uil weinig kieskeurig is in zijn prooidierkeuze en een relatief klein jachtgebied (van enkele km 2 ) heeft. Via Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de VZZ-Zoogdierenwerkgroep Overijssel zijn braakballen van de kerkuil (uit kasten in de Wieden en de Weerribben) verzameld. De verzamelde braakballen zijn door medewerkers van de VZZ-Zoogdierenwerkgroep Overijssel en het Natuur-Wetenschappelijk Centrum (van de Natuur- en Vogelwacht Dordrecht) uitgeplozen en gedetermineerd. 2.3 Historische gegevens Om een zo volledig mogelijk beeld te kunnen presenteren van de verspreiding van de onderzochte soorten zijn bestanden met (recente) zoogdierwaarnemingen geraadpleegd. Het betreft het CZI-bestand waarop de Atlas van de Nederlandse Zoogdieren (Broekhuizen et al., 1992) gebaseerd is en het bestand met waarnemingen van de VZZ. Het literatuuronderzoek heeft zich voornamelijk gericht op de rapporten van Van Wijngaarden (1967, 1969), die veel gegevens over het vroegere voorkomen van de noordse woelmuis verzameld heeft. 2.4 Statistische analyse en interpretatie van de vangstgegevens Het analyseren van de verzamelde gegevens is in eerste instantie gebeurd met behulp van multipele regressietechnieken. Dit is gedaan omdat het onderzoek erop was gericht het effect 14

15 van meerdere variabelen (vegetatietype, beheervorm, maaifrequentie etc., zie volgende pagina) te onderzoeken. In totaal waren in de onderzochte gebieden 13 combinaties van variabelen aanwezig. Een overzicht van de bemonsterde combinaties staat in tabel 1. Om de regressies uit te voeren is gebruik gemaakt van het programma GENSTAT (Anonymus, 1993). Bij het uitvoeren van de multipele regressies bleek al snel dat de variabelen niet onafhankelijk van elkaar waren. Het vegetatietype >ruigte= is bijvoorbeeld sterk gekoppeld aan een beheer van >niets doen=. Hierdoor was het niet mogelijk om de invloed van alle variabelen tegelijk te analyseren. In plaats van multipele regressies zijn daarom enkelvoudige lineaire regressies per variable uitgevoerd. Voor elke variabele is bepaald of die een significant effect had op het voorkomen (aan- of afwezigheid) en het aantal (uitgedrukt als aantal vangsten, zie volgende pagina) van de verschillende kleine zoogdiersoorten. Tevens is per variabele bepaald welke onderdelen significant van elkaar verschilden (in het geval van vegetatietype bijv.: grasland vs. droog rietland, gras-land vs. nat rietland, grasland vs. ruigte etc.). De resultaten van de analyses zijn gebruikt voor het voorspellen van, bijvoorbeeld, het voorkomen van een soort in relatie tot het vegetatietype. Het voordeel van deze werkwijze is dat de verschillen tussen de verschillende onderdelen van één variabele duidelijk tot uitdrukking komen. Tabel 1. Overzicht van de onderzochte combinaties van vegetatietypen met beheervormen, frequentie en inundatie (bevloeien) van de verschillende locaties. Vegetatietype Beheervorm Frequentie Inundatie Aantal locaties 1. Nat rietland maaien 1x per jaar altijd 8 2. Nat rietland maaien 1x per 2 jaar altijd 6 3. Droog rietland maaien 1x per jaar zomer 8 4. Droog rietland maaien 1x per jaar geen Droog rietland maaien 1x per 2 jaar zomer 2 6. Droog rietland maaien 1x per 2 jaar geen Ruigte niets doen nooit geen 7 8. Grasland maaien & beweiden 1x per jaar geen 5 9. Grasland beweiden - geen Grasland (hooiland) maaien 2x per jaar geen Grasland (botanisch hooiland) maaien 1x per jaar geen Moerasbos niets doen nooit zomer Moerasbos niets doen nooit geen 7 15

16 De berekeningen zijn in eerste instantie voor alle aangetroffen kleine zoogdieren uitgevoerd op basis van de aan- of afwezigheid van een soort, het aantal vangsten, het aantal gevangen individuen (alleen Microtus-soorten en dwergmuis), het aantal gevangen mannetjes (alleen Microtus-soorten en dwergmuis) en het aantal gevangen vrouwtjes (alleen Microtus-soorten en dwergmuis). Tijdens de berekeningen bleek dat het resultaat op basis van het aantal vangsten overeenkwam met de resultaten op basis van het aantal gevangen individuen of het aantal gevangen mannetjes of vrouwtjes of dat de uitkomsten onzekerder werden (doordat het aantal waarnemingen afnam). Daarom is uiteindelijk alleen verder gerekend met de aan- of afwezigheid van soorten en het aantal vangsten van de verschillende soorten. Bij de uitwerking van de gegevens is er vanuit gegaan dat het aantal vangsten een goede indicator is voor de populatiegrootte: hoe meer vangsten, hoe groter de populatie op die locatie zal zijn. De vangsten van woelrat (Arvicola terrestris) en wezel (Mustela nivalis) zijn niet verder uitgewerkt, omdat het aantal vangsten (minder dan 10) te laag werd geacht voor een verantwoorde analyse. De onderstaande variabelen zijn onderzocht: 1) vegetatietype; 2) beheer; 3) beheersfrequentie; 4) inundatie; 5) vangperiode; 6) gebied (de Weerribben vs. de Wieden). Het effect van de vangperiode op het voorkomen en de aantallen van de aangetroffen soorten is onderzocht, omdat weersinvloeden de vangstresultaten beïnvloed zouden kunnen hebben. Tevens kan bij kleine zoogdieren de populatiegrootte en -samenstelling in korte tijd (weken) veranderen als gevolg van geboorte, sterfte, im- en emigratie en veranderend gedrag (zie onder andere ' 3.4 Dwergmuis). De analyses met vangperiode als variabele leverden echter geen aanwijzingen dat de vangsten in bepaalde perioden afweken van het gemiddelde. Bij de analyses met betrekking tot de eerste vier variabelen (vegetatietypen tot en met inundatie) is daarom geen rekening gehouden met de vangperiode. Ook het effect van het gebied op de vangstresultaten is onderzocht. Gestreefd is naar een evenwichtige verdeling van de verschillende vanglocaties over de Weerribben en de Wieden. Om te controleren of bepaalde delen van de Weerribben en de Wieden een onevenredig grote in-vloed hadden op de vangsten, zijn in de analyse de resultaten van de verschillende gebiedsdelen (zowel de Weerribben en de Wieden waren in vier deelgebieden verdeeld) uitgewerkt. Het bleek dat slechts één deelgebied in de Weerribben (alleen) voor de waterspitsmuis significant afwijkende waarden liet zien (significant meer vangsten dan verwacht mocht worden). Aangezien hiervoor geen verklaring gevonden is, is ook met deze variabele in de analyses van de overige variabelen geen rekening gehouden. 16

17 Onderzochte variabelen. 1) Vegetatietypen Grasland: onder grasland worden alle vegetatietypen verstaan, waarin de vegetatie gedomineerd wordt door grassen. Dit kunnen zowel begraasde graslanden zijn als (botanische) hooilanden. Nat rietland: onder nat rietland worden vegetaties verstaan, waar het water tot aan de voet van de rietstengels staat en die veelal uit drijftillen zijn ontstaan of bestaan. Het riet staat zeer drassig en van een droge ondergrond is geen sprake. Vaak betreft het natte oeverstroken langs open water. Droog rietland: droog rietland betreft rietvegetaties die wat hoger zijn gelegen dan nat rietland, waardoor er geen water aan de voet van het riet staat. Het betreft vaak rietvegetaties met een oppervlak groter dan dat van nat rietland (enkele hectaren). Ruigte: ruigte-vegetaties bestaan uit kruidenrijke vegetaties, waarin plekken met brandnetels, liesgras en rietvegetaties voorkomen, alsmede enige opslag van bomen en struiken. Moerasbos: het moerasbos bestaat voornamelijk uit opslag van berken, elzen en wilgen, met een spaarzame onderbegroeiing. Het is vooral de laatste dertig, veertig jaar ontstaan door een minder intensief of verdwenen rietbeheer. Alleen de bossen rond de eendenkooien zijn ouder. 2) Beheervormen niets doen: maaien: maaien en nabeweiden: beweiden: een beheer van >niets doen= betekent in de praktijk het beheer tot een minimum beperken. Op alle locaties met ruigte en broekbos wordt een beheer gevoerd van >niets doen=. een veel toegepaste beheermaatregel is het maaien van de vegetatie, waarna het maaisel wordt afgevoerd. Zowel graslanden als rietlanden worden gemaaid. in de Wieden worden sommige graslandpercelen in de zomer gemaaid, waarna in het najaar beweiding plaats vindt. zowel in de Wieden als de Weerribben worden locaties met grasland jaarrond begraasd. Begrazing vindt zowel met schapen als met koeien plaats. 3) Frequentie van beheren Niet elke beheermaatregel wordt even intensief uitgevoerd, met name de frequentie van het maaien is variabel en loopt van 2x per jaar (zeer intensief) tot 1x in de 2 jaar maaien (extensief): 2x per jaar maaien: hooilanden worden 2 maal per jaar gemaaid. 1x per jaar maaien: 1 maal per jaar de vegetatie maaien, wordt gedaan in rietvegetaties, grasland en botanische hooilanden. 1x per 2 jaar maaien: de rietvegetatie wordt slechts 1 maal per 2 jaar gemaaid, waardoor de vegetatie bestaat uit 'overjarig' riet. 4) Inundatie Een extra beheermaatregel kan bestaan uit het al of niet actief bevloeien van de vegetatie, in verband met de groei van het riet. In een niet actief bevloeid rietland wordt het waterpeil niet 17

18 direct gestuurd en is het waterpeil afhankelijk van de hoeveelheid neerslag en het boezempeil. In een actief bevloeid rietland wordt in de zomer water op het (riet)perceel gepompt wat nodig is voor de groei van het riet, terwijl =s winters het water wordt afgevoerd om het riet gemakkelijk te kunnen snijden (zomerinundatie). De derde mogelijkheid is dat het een zeer nat rietland betreft met een altijd zeer drassige ondergrond (het gehele jaar plas-dras). Geen inundatie: het waterpeil wordt niet direct gestuurd en is afhankelijk van de hoeveelheid neerslag en het boezempeil. Zomerinundatie: 's zomers wordt een hoog waterpeil gehandhaafd, terwijl 's winters een lager peil wordt nagestreefd. Altijd inundatie: dit betreft rietvegetaties met een altijd zeer drassige ondergrond (nat rietland: het gehele jaar plas-dras). In hoofdstuk 4 is per vegetatietype en beheervorm uitgewerkt wat het beste (en het slechtste) voor het voorkomen of de aantallen van een soort is. De getallen in de tabellen zijn de resultaten van de berekeningen van de opgestelde rekenmodellen. Het zijn dus voorspellingen voor het voorkomen en het aantal vangsten, gegeven een bepaald vegetatietype, beheervorm, beheerfrequentie etc., en niet de werkelijk aangetroffen waarden (zie daarvoor bijlage 1). 18

19 3 VERSPREIDING VAN KLEINE ZOOGDIEREN IN NOORDWEST- OVERIJSSEL 3.1 Overzicht vangsten en braakbalvondsten Vangsten In totaal zijn er tijdens het veldwerk elf soorten kleine zoogdieren gevangen: de bosspitsmuis Sorex araneus, de dwergspitsmuis Sorex minutus, de waterspitsmuis, de huisspitsmuis Crocidura russula, de rosse woelmuis Clethrionomys glareolus, de veldmuis Microtus arvalis, de aardmuis Microtus agrestis, de woelrat, de dwergmuis, de bosmuis Apodemus sylvaticus en de wezel. In tabel 2 staat per gebied aangegeven welke soorten gevangen zijn en hoe vaak een soort gevangen is. De Wieden en de Weerribben herbergen de meeste soorten, maar een gebied als de Olde Maten blijkt ook bijzonder rijk aan kleine zoogdieren te zijn. Het Vollenhovermeer is juist een gebied met een zeer arme zoogdierenfauna, in dit gebied zijn slechts vier soorten gevangen. Het hoge aantal soorten in de Wieden en de Weerribben is een aanwijzing dat beide gebieden goed zijn geïnventariseerd. In vergelijking met de vangstresultaten in de andere onderzochte moerasgebieden, blijkt dat alleen de huisspitsmuis niet gevangen is in de Wieden en de Weerribben. Tabel 2. Overzicht van het aantal vangsten per soort per gebied. am = aardmuis, bs = bosspitsmuis, rw = rosse woelmuis, bm = bosmuis, dm = dwergmuis, vm = veldmuis, ws = waterspitsmuis, ds = dwergspitsmuis, wr = woelrat, we = wezel, hs = huisspitsmuis. Wieden Weerribben Olde Maten Zwarte Water Zwarte Meer Vogeleiland Ketelmeer Gebied am bs rw bm dm vm ws ds wr we hs aantal valnachten Vollenhovermeer Totaal Braakbalgegevens 19

20 Tijdens dit onderzoek bleek dat er weinig braakbalgegevens voorhanden waren en dat de gegevens die wel beschikbaar waren meestal niet erg nauwkeurig waren omdat de vindplaats op uurhokbasis (atlasblok) aangegeven is (omdat de verzamelaars van de braakballen niet bereid waren de exacte vindplaats te vermelden). Tijdens het onderzoek zijn een paar kleine partijen braakballen aangeleverd en uitgeplozen. De resultaten van deze analyses zijn te vinden in bijlage Noordse woelmuis Verspreiding tot en met 1988 Tijdens de landelijke inventarisatie van de noordse woelmuis in de periode (Van Wijngaarden, 1969) werd op één locatie in Overijssel (langs het Zuiderdiep in de buurt van Blokzijl) een noordse woelmuis gevangen. Het Zuiderdiep ligt nabij het Duinigermeer dat in de Wieden is gelegen. Het (voormalige) eiland Schokland herbergde in 1933 en 1942 nog noordse woelmuizen (Van Wijngaarden, 1969). Na de drooglegging van een deel van het IJsselmeer, waardoor de Noordoostpolder ontstond, verspreidde de soort zich aanvankelijk over de gehele polder (Van Wijngaarden, 1969). Tijdens een inventarisatie van deze polder in 1966 werd geen geschikt biotoop voor de noordse woelmuis meer aangetroffen. In 1932 werden noordse woelmuizen gevangen op de Ramspol, dat indertijd als een geïsoleerde verhoging in de nog niet ontgonnen rietvelden van het Kampereiland lag. Tijdens de inventarisatie in de jaren zestig door Van Wijngaarden (1969) kon de aanwezigheid van deze soort niet meer vastgesteld worden. In 1971 werden op het eilandje De Engelenberg in de Beulakerwijde tien noordse woelmuizen gevangen. Bij herdeterminatie bleek één exemplaar een aardmuis te zijn. De overige negen exemplaren waren wel noordse woelmuizen (Ligtvoet, 1992). In 1986 werden op hetzelfde eiland alleen aardmuizen aangetroffen (Ligtvoet, 1992). Verspreiding in de periode Na plaatsing op de Rode lijst van bedreigde zoogdieren in Nederland (Lina & Van Ommering, 1994) is er veel gericht onderzoek verricht naar het voorkomen en de verspreiding van de noordse woelmuis in Nederland. De noordse woelmuis is als doelsoort opgenomen in het handboek Natuurdoeltypen (Bal et al., 1995). De soort is een indicator voor goed functionerende moerassystemen. Het ontbreken van de soort is een aanwijzing dat een gebied (nog) niet optimaal als moerasecosysteem functioneert of te geïsoleerd is (geraakt) waardoor (her)kolonisatie niet meer kan optreden. In Noordwest-Overijssel is door de Zoogdierenwerkgroep Overijssel van de VZZ onderzoek gedaan naar het voorkomen van de soort, omdat men aannam dat Noordwest-Overijssel voldoende geschikt habitat herbergde voor de noordse woelmuis. Mogelijk zouden er nog enkele exemplaren in het gebied voorkomen. De aanwezigheid van de noordse woelmuis kon echter niet vastgesteld worden (Zoogdierenwerkgroep Overijssel, 1994). Ook in braakballen van kerkuilen die afkomstig waren uit zeven atlasblokken in Noordwest-Overijssel, zijn geen noordse woelmuizen aangetroffen (zie bijlage 3). 20

21 Figuur 2. Waarnemingen van noordse woelmuizen voor Van de periode na 1980 zijn geen waarnemingen bekend. 21

22 Figuur 3a. Vangsten van waterspitsmuizen in de periode ! = plaatsbepaling op Atlasblokniveau (5 x 5 km);! = plaatsbepaling op kilometerhokniveau (1 x 1 km). Figuur 3b. Braakbalvondsten van waterspitsmuizen in de periode ! = Atlasblok waar braakballen zijn verzameld en de soort is aangetroffen; " = Atlasblok waar braakballen zijn verzameld en de soort niet is aangetroffen. 22

23 Figuur 4a. Vangsten van waterspitsmuizen in de periode O = km-hok waar in 1994 bemonsterd is en de soort is aangetroffen; G = km-hok waar in 1994 bemonsterd is en de soort niet is aangetroffen;! = km-hok waar in 1997 bemonsterd is en de soort is aangetroffen; " = km-hok waar in 1997 bemonsterd is en de soort niet is aangetroffen. Figuur 4b. Braakbalvondsten van waterspitsmuizen in de periode ! = Atlasblok waar braakballen zijn verzameld en de soort is aangetroffen; " = Atlasblok waar braakballen zijn verzameld en de soort niet is aangetroffen. 23

24 Verspreiding in 1997 Tijdens het veldwerk in het kader van dit project is gericht gezocht naar en gevangen in (op het oog) voor de noordse woelmuis (zeer) geschikte habitattypen. Van structuurrijke rietvege-taties met een zeer hoge bodemvochtigheid, tot geïsoleerde eilandjes en uitgestrekte rietvege-taties. Door het toepassen van de IBN-vangmethode konden tevens veel meer vanglocaties bemonsterd worden dan in gangbare inventarisaties het geval is. Desondanks is de noordse woelmuis op geen enkele locatie gevangen. Tijdens het onderzoek naar de verspreiding van de noordse woelmuis, de waterspitsmuis en de dwergmuis in Friesland (Martens, 1995) konden in zes weken bijvoorbeeld slechts 47 locaties bemonsterd worden. In dit onderzoek zijn in vijf weken 119 locaties bemonsterd. De inventarisatie heeft daardoor grondig plaats kunnen vinden, wat een schat aan (extra) gegevens heeft opgeleverd, maar geen noordse woelmuizen. Ook de analyses van de kerkuilbraakballen hebben geen waarnemingen van de noordse woelmuis opgeleverd. In vergelijking met het onderzoek naar kleine zoogdieren in Friesland (Mulder & Dirks, 1995) is slechts een relatief klein aantal prooidieren geplozen (788 tegenover prooidieren), maar daar staat tegenover dat het onderzoeksgebied in Noordwest- Overijssel een stuk kleiner is dan de provincie Friesland. Het ontbreken van de noordse woelmuis in de braakballen is een sterke aanwijzing dat de soort verdwenen is. Conclusie De noordse woelmuis is al meer dan 20 jaar niet meer tijdens (muizen)inventarisaties in Noordwest-Overijssel aangetroffen (zowel vangsten als braakbalanalyses). Het is zeer aannemelijk dat de noordse woelmuis is uitgestorven in Noordwest Overijssel. 3.3 Waterspitsmuis Verspreiding tot en met 1988 Gegevens tot en met 1988 geven aan dat de waterspitsmuis in de Weerribben en de Wieden verspreid voorkwam (figuur 3). De waterspitsmuis is met behulp van inloopvallen ook langs het Zwarte Meer en het Zwarte Water aangetroffen (waarnemingenbestand CZI). Verspreiding in de periode Na 1988 is deze soort tijdens korte inventarisaties in de Weerribben en de Wieden niet meer aangetroffen. Uit analyses van braakballen van de kerkuil uit Noordwest-Overijssel blijkt echter dat de waterspitsmuis verspreid voorkwam en in lage aantallen in de braakballen aangetroffen kon worden. Verspreiding in 1997 Uit de resultaten van het veldwerk in het kader van dit project blijkt dat de waterspitsmuis een ruime verspreiding heeft in de Weerribben en de Wieden (figuur 4). Ook in de moerasgebieden buiten de Weerribben en de Wieden werden waterspitsmuizen gevangen. Weerribben In de Weerribben werden op 15 van de 46 vanglocaties waterspitsmuizen gevangen. Verspreid door het gehele gebied werden waterspitsmuizen aangetroffen, met een opvallende concentratie in het noordoosten van de Weerribben. Op één locatie ging het daarbij zelfs om vier indivi- 24

25 duen tijdens één controle. Een duidelijke reden voor deze concentratie is niet gevonden. De Wieden Ook in de Wieden komt de waterspitsmuis verspreid voor, maar de soort is op minder locaties aangetroffen. Slechts op negen van de 48 locaties is de waterspitsmuis aangetroffen. In het zuidwestelijk deel van de Wieden is de waterspitsmuis zelfs in het geheel niet aangetroffen. Evenals in de Weerribben waren de vangsten op sommige locaties erg hoog. De hoogwaterzone achter Giethoorn was een topper met maar liefst zeven vangsten, maar ook de locaties rond de werkschuur in Wanneperveen deden het goed met 13 vangsten (verdeeld over vier locaties). Overige gebieden Buiten de Weerribben en de Wieden is de waterspitsmuis slechts op enkele locaties aangetroffen, waarbij het aantal vangsten altijd aan de lage kant was. Opvallend is de afwezigheid op de locaties langs het Zwarte Meer, waar de soort in het verleden wel is aangetroffen. Conclusie De waterspitsmuis komt in de Weerribben en de Wieden algemeen voor en de soort kent een ruime verspreiding. Tijdens het veldwerk is de soort op veel locaties aangetroffen. Recente braakbalgegevens ondersteunen de aangetoonde ruime verspreiding niet. 3.4 Dwergmuis Verspreiding tot en met 1988 Over de verspreiding van de dwergmuis voor 1989 zijn weinig gegevens bekend. Het vermoeden bestond dat de dwergmuis in heel Nederland verspreid voorkwam, waarbij het ging om kleine aantallen. Onderzoek in het kader van de landelijke zoogdieratlas (Broekhuizen et al., 1992) bracht naar voren dat de dwergmuis een moeilijk te vangen soort is aangezien zij het grootste gedeelte van het jaar bovenin de vegetatie leeft en daarbij zelden of niet op de grond komt. Goede gegevens over aantalsontwikkelingen en aanwezige aantallen uit deze periode ontbreken dan ook. Van de Weerribben en de Wieden zijn vangsten van de dwergmuis bekend, daarnaast zijn er nesten gevonden (figuur 5). Verspreiding in de periode Tijdens een inventarisatieweekend van de VZZ-werkgroep Overijssel in 1994 werd de dwergmuis op drie locaties in de Wieden gevangen (figuur 6a). Uit de braakballenanalyses blijkt dat de soort overal in kleine aantallen in de braakballen aanwezig was. Verspreiding in 1997 Tijdens het veldwerk in de Wieden en de Weerribben viel het aantal vangsten van deze soort tegen (tabel 2). De dwergmuis werd slechts sporadisch en in lage aantallen aangetroffen, in vergelijking tot andere (muizen)onderzoeken in vergelijkbare biotopen (o.a. Cornelissen et al., 25

26 Figuur 5a. Vangsten van dwergmuizen in de periode Figuur 5b. Braakbalvondsten van dwergmuizen in de periode ! = Atlasblok waar braakballen zijn verzameld en de soort is aangetroffen; " = Atlasblok waar braakballen zijn verzameld en de soort niet is aangetroffen. 26

27 Figuur 6a. Vangsten van dwergmuizen in de periode O = km-hok waar in 1994 bemonsterd is en de soort is aangetroffen; G = km-hok waar in 1994 bemonsterd is en de soort niet is aangetroffen;! = km-hok waar in 1997 bemonsterd is en de soort is aangetroffen; " = km-hok waar in 1997 bemonsterd is en de soort niet is aangetroffen. Figuur 6b. Braakbalvondsten van dwergmuizen in de periode ! = Atlasblok waar braakballen zijn verzameld en de soort is aangetroffen; " = Atlasblok waar braakballen zijn verzameld en de soort niet is aangetroffen. 27

28 1997). Het vermoeden rees dat het veldwerk voor deze soort >te vroeg= werd uitgevoerd. Van dwergmuizen is bekend dat in de loop van het najaar het aantal vangsten toeneemt, doordat de dwergmuizen dan vanuit de vegetatie meer op de grond gaan rondscharrelen om winternesten te maken. Doordat de vallen ook op de grond staan, wordt de vangkans van dwergmuizen in de loop van het najaar groter. In de laatste twee vangperiodes zijn de moerasgebieden buiten de Weerribben en de Wieden bemonsterd. De vangsten van dwergmuizen waren hier beduidend hoger, wat een aanwijzing zou kunnen zijn dat de Weerribben en de Wieden voor de dwergmuis inderdaad >te vroeg= bemonsterd zijn. Tabel 3. Aantal gevangen dwergmuizen per gebied voor alle locaties en het aantal gevangen dwergmuizen voor de locaties met het vegetatietype rietland of ruigte. In de overige gebieden zijn alleen locaties met het vegetatietype rietland en ruigte bemonsterd. Gebied Alle locaties Alleen riet & ruigte locaties Wieden Weerribben 1 1 Overige gebieden Om een beeld te krijgen of het aantal vangsten van de dwergmuis in de loop van de tijd toenam, is in tabel 4 het aantal vangsten per vangperiode voor de vegetatietypen nat en droog riet en ruigte opgenomen. In de gebieden buiten de Weerribben en de Wieden is alleen in deze vegetatietypen gevangen (zie tabel 3), zodat een vergelijking tussen de Wieden en de Weerribben enerzijds en de >overige gebieden= anderzijds alleen voor deze vegetatietypen gerechtigd is. In de Weerribben en de Wieden is van 15 augustus tot en met 12 september (periodes 1 t/m 8) gevangen. Naar aanleiding van de hoge vangsten in de >overige gebieden= zijn in periode 10 (17-19 september) op vijf locaties in de Wieden, die tijdens de eerste vangperiode ook al bemonsterd waren, opnieuw vallen uitgezet. Uit tabel 4 blijkt dat er tussen periode 1 en 10 geen duidelijke trend (toename) te ontdekken valt in het gemiddeld aantal vangsten van de dwergmuis in de Weerribben en de Wieden. De hoge vangsten in de >overige gebieden= lijken daarmee vooral een gevolg van een lokaal effect. Tabel 4. Gemiddeld aantal gevangen dwergmuizen per raai per vangperiode voor de natte en droge riet/- ruigtelocaties (inclusief de extra vangronde in periode 10 op dezelfde locaties als uit periode 1) Weerribben/Wieden 0,0 1,2 0,0 0,0 0,2 0,0 1,7 0,0 -- 0,4 Overige gebieden ,9 3,3 Dit betekent dat de dichtheid aan dwergmuizen in de >overige gebieden= groter is dan in de Weerribben en de Wieden, of dat de dwergmuizen in de Weerribben en de Wieden later naar 28

29 de grond verhuisden dan in de >overige gebieden=. Wat precies de oorzaak voor het verschil is is niet meer te achterhalen, maar duidelijk is in ieder geval dat de situatie met betrekking tot de dwergmuis in de rietlanden en de ruigtes in de Weerribben en de Wieden sterk kan afwijken van de situatie in deze biotopen in de omliggende gebieden. De lage dichtheid of het late verplaatsen van de dwergmuizen naar de grond in de Weerribben en de Wieden had tot gevolg dat de soort waarschijnlijk op een aantal locaties gemist is, terwijl hij er wel zat. Dit blijkt uit de vangsten in periode 10. Op één van de vijf locaties in de Wieden, waar in periode 1 geen dwergmuizen gevangen zijn, werden in periode 10 wel dwergmuizen gevangen. Dit betekent dat de soort waarschijnlijk op meer plaatsen in de Wieden en de Weerribben voorkomt, dan uit de resultaten van het vallenonderzoek blijkt (zie ook de braakbalgegevens, figuur 6b). Conclusie Door het geringe aantal vangsten van de dwergmuis in de Wieden en de Weerribben tijdens dit onderzoek is geen goed en volledig beeld verkregen van de verspreiding van de dwergmuis in deze twee gebieden. De vangsten in 1994 (Zoogdierenwerkgroep Overijssel, 1994) en de resultaten van de braakbalanalyses duiden er op dat de soort ruimer verspreid voorkomt dan uit de vangsten in dit onderzoek blijkt. Van het voorkomen van de dwergmuis in de moerasgebieden buiten de Weerribben en de Wieden is wel een goed beeld verkregen. In alle gebieden (met uitzondering van het Vogeleiland) is de dwergmuis een algemene verschijning. 29

30 30

31 4 VEGETATIE EN BEHEER In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de effecten van de vegetatie en het beheer op de aanof afwezigheid (uitgedrukt in het percentage bezette locaties) en het aantal vangsten (uitgedrukt in het gemiddelde aantal voorspelde vangsten) van alle onderzochte soorten, met nadruk op de waterspitsmuis en de dwergmuis. De resultaten, zoals die in de tabellen staan, zijn de voorspelde (PREDICT) waarden van de gebruikte regressiemodellen en weerspiegelen niet de daadwerkelijk in het veld aangetroffen situatie. In de tabellen wordt per variabele (vegetatie, beheervorm, beheerfrequentie of inundatie) aangegeven wat de voorspelde waarde per onderdeel (bijv. in het geval van vegetatie: grasland, droog rietland, nat rietland, ruigte en moerasbos) per soort is. Met superschrift is in de tabellen aangegeven welke waarden (cijfers) significant van elkaar afwijken. 4.1 Vegetatietype De resultaten van de modelberekeningen van de presentie en het gemiddeld aantal vangsten van de kleine zoogdiersoorten in relatie tot de vegetatietypen staan in de tabellen 5 en 6 (zie pagina 32). Grasland In het vegetatietype grasland zijn de veldmuis, de aardmuis en de bosspitsmuis de meest voorkomende soorten. Andere soorten zijn slechts sporadisch in lage dichtheden in grasland aangetroffen (dwergmuis, dwergspitsmuis, rosse woelmuis) of volledig afwezig (bosmuis en waterspitsmuis). Grasland vormt voor de veldmuis het belangrijkste vegetatietype, de presentie van deze soort is in grasland het hoogst. De aardmuis en de bosspitsmuis zijn weliswaar in vergelijkbare mate als de veldmuis aanwezig in grasland, maar de presentie en de aantallen zijn veel hoger in de andere vegetatietypen. Voor alle andere soorten is grasland, zowel wat betreft presentie als wat betreft aantallen minder goed dan een van de andere vegetatietypen. Droog rietland Droog rietland herbergt als enige vegetatietype alle onderzochte soorten. De meest voorkomende soorten zijn de aardmuis en de bosspitsmuis, maar ook de rosse woelmuis, de waterspitsmuis en de dwergspitsmuis zijn regelmatig in dit vegetatietype aangetroffen. De veldmuis, de dwergmuis en de bosmuis slechts sporadisch. De bosspitsmuis bereikt in droog rietland de hoogste presentie en aantallen. Voor de aardmuis is droog rietland qua presentie het belangrijkste vegetatietype, maar in het vegetatietype ruigte zijn de aantallen net zo hoog. De dwergspitsmuis heeft in droog rietland relatief hoge aantallen, maar de presentie lijkt achter te blijven, alhoewel zij niet significant verschilt van de hoogste waarde. Nat rietland Nat rietland herbergt zes soorten, alleen de veldmuis en de bosmuis ontbreken in dit vegetatietype. Dwergspitsmuis en bosspitsmuis hebben in nat rietland de hoogste presenties en aantallen. Voor de dwergspitsmuis lijkt nat rietland relatief het belangrijkste vegetatietype te zijn. Ruigte De kleine-zoogdierenfauna van het vegetatietype ruigte wordt gedomineerd door de water- 31

32 spitsmuis en de bosspitsmuis. Andere veel aangetroffen soorten zijn de aardmuis, de rosse woelmuis en de dwergmuis. Voor de dwergmuis en de waterspitsmuis is ruigte relatief het belangrijkste vegetatietype. Voor beide soorten is het aantal vangsten in ruigte significant hoger dan in de andere vegetatietypen. De presenties zijn significant hoger dan in droog rietland en grasland. De aardmuis heeft in ruigte de hoogste aantallen. De presentie van de aardmuis wijkt in ruigte niet significant af van die in andere vegetatietypen. Moerasbos In moerasbos domineren de rosse woelmuis en de bosspitsmuis. De rosse woelmuis bereikt in moerasbos de hoogste presentie en veruit de hoogste aantallen (4 maal zo hoog als in andere vegetatietypen). De bosmuis heeft in moerasbos de hoogste presentie, alhoewel deze niet significant van die in ruigte afwijkt. Opvallend is ook de relatief hoge presentie van de waterspitsmuis in moerasbos, niet direct een vegetatietype waar veel waterspitsmuizen verwacht worden. Tabel 5. De door de regressiemodellen voorspelde presentie van de onderzochte muizensoorten in de verschillende vegetatietypen, uitgedrukt als het percentage (%) van het aantal bemonsterde locaties per vegetatietype (n). Met superschrift is aangegeven welke vegetatietypen significant van elkaar afwijken (1 vs. 2, 1 vs. 3, 2 vs. 3 enz.). Voor verklaring van de afkortingen, zie tabel 2. VM AM BS DM DS RW WS BM grasland (n=30) droog rietland (n=30) nat rietland (n=14) ruigte (n=7) moerasbos (n=13) Tabel 6. Het door de regressiemodellen voorspelde gemiddeld aantal vangsten per locatie van de onderzochte muizensoorten in de verschillende vegetatietypen. Met superschrift is aangegeven welke vegetatietypen significant van elkaar afwijken (1 vs. 2). Voor verklaring van de afkortingen, zie tabel 2. VM AM BS DM DS RW WS BM grasland (n=30) 1,2 1,4 2 1,0 2 0,3 2 0,1 2 0, droog rietland (n=30) 0,6 6,3 1 5,0 1 0,2 2 0,5 1 1,4 23 0,5 2 0,8 nat rietland (n=14) - 4,0 4,0 1 0,2 2 0,6 1 2,5 23 0,9 2 - ruigte (n=7) - 7,0 1 3,4 1 1,9 1 0,1 3,9 2 2,3 1 0,9 moerasbos (n=13) 0,1 1,2 2 4,0 1-0,5 1 15,9 1 0,5 2 1,2 4.2 Beheer Alle soorten zijn aangetroffen op locaties met de beheervormen >niets doen= en >maaien= (tabellen 7 en 8). Er waren slechts weinig locaties met de beheervormen >maaien en nabeweiden= en >beweiden=, wat mogelijk de reden is dat hier veel minder soorten aangetroffen zijn. Niets doen 32

Onderzoek naar het voorkomen van de waterspitsmuis in een herinrichtingsgebied in Polder de Peizer- en Eeldermaden in 2009

Onderzoek naar het voorkomen van de waterspitsmuis in een herinrichtingsgebied in Polder de Peizer- en Eeldermaden in 2009 Onderzoek naar het voorkomen van de waterspitsmuis in een herinrichtingsgebied in Polder de Peizer- en Eeldermaden in 2009 November 2009 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van ARCADIS Nederland

Nadere informatie

Kleine zoogdieren inventariseren: betrouwbaarheid en ruimtelijke dynamiek

Kleine zoogdieren inventariseren: betrouwbaarheid en ruimtelijke dynamiek ZOOGDIER 1997 8 (4) 15 Kleine zoogdieren inventariseren: betrouwbaarheid en ruimtelijke dynamiek Piet+J.M. Bergers Onderzoek naar kleine zoogdieren gebeurt in Nederland meer en meer. De steeds ruimere

Nadere informatie

Onderzoek naar het voorkomen van noordse woelmuis & waterspitsmuis De Hulk & Etersheim 2014

Onderzoek naar het voorkomen van noordse woelmuis & waterspitsmuis De Hulk & Etersheim 2014 Onderzoek naar het voorkomen van noordse woelmuis & waterspitsmuis De Hulk & Etersheim 2014 D.L. Bekker September 2014 Rapport van het Bureau van de Zoogdiervereniging In opdracht van ARCADIS Nederland

Nadere informatie

Onderzoek naar het voorkomen van muizen en spitsmuizen in de terreinen van Golf & Country Club Noord-Nederland in 2016

Onderzoek naar het voorkomen van muizen en spitsmuizen in de terreinen van Golf & Country Club Noord-Nederland in 2016 Onderzoek naar het voorkomen van muizen en spitsmuizen in de terreinen van Golf & Country Club Noord-Nederland in 2016 Detail 2.0 Faunistisch Onderzoek Rapport van Detail 2.0 - Faunistisch Onderzoek In

Nadere informatie

MUIZENWEEKEND IJSSELVALLEI

MUIZENWEEKEND IJSSELVALLEI MUIZENWEEKEND IJSSELVALLEI VERSLAG VAN EEN VELDWERKGROEPKAMP -4 SEPTEMBER 008 Rapportnummer 009.04 Maart 009 Uitgave van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming Veldwerkgroep MUIZENWEEKEND

Nadere informatie

Inventarisatie grote bosmuis Ruiten Aa, Groningen 2011

Inventarisatie grote bosmuis Ruiten Aa, Groningen 2011 Inventarisatie grote bosmuis Ruiten Aa, Groningen 2011 D.L. Bekker Oktober 2011 Rapport van de Zoogdiervereniging Inventarisatie grote bosmuis Ruiten Aa, Groningen 2011 D.L. Bekker Rapport nr.: 2011.33

Nadere informatie

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne Twee bosmuizen in 1 val foto Karel Adriaanse verslag 50 Muizenonderzoek De Ommeloop De Kleine Beer Zuid-Hollands Landschap november 2011 Jan Alewijn Dijkhuizen foto s Kees

Nadere informatie

Waterspitsmuisonderzoek provincie Groningen 2010

Waterspitsmuisonderzoek provincie Groningen 2010 Waterspitsmuisonderzoek provincie Groningen 2010 De Tjamme, Westerwoldsche Aa, Zuidlaardermeeroost en Onnerpolder D.L. Bekker November 2010 Rapport van de Zoogdiervereniging Met medewerking van Staatsbosbeheer

Nadere informatie

MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN. Guido Lek & Harold Steendam november 2009

MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN. Guido Lek & Harold Steendam november 2009 MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN 2009 Guido Lek & Harold Steendam november 2009 Inleiding In het kader van de nieuwe zoogdierenatlas van Nederland zijn diverse onderzoeken opgestart om zoogdieren in

Nadere informatie

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne Noordse woelmuis foto Kees Rosmolen verslag 43 Muizenonderzoek Groene Strand - Oostvoorne juli 2010 Jan Alewijn Dijkhuizen inleiding De zoogdierwerkgroep van de KNNV afdeling

Nadere informatie

MUIZENWEEKEND KORTENHOEFSE PLASSEN

MUIZENWEEKEND KORTENHOEFSE PLASSEN MUIZENWEEKEND KORTENHOEFSE PLASSEN VERSLAG VAN EEN VELDWERKGROEPKAMP BIJ FORT KIJKUIT 2-4 NOVEMBER 2007 Rapportnummer 2010.30 September 2010 Uitgave van de Zoogdiervereniging Veldwerkgroep MUIZENWEEKEND

Nadere informatie

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5.1 Inleiding Vanuit de praktijk komen veel vragen over de optimale breedte en structuur

Nadere informatie

Inventarisatie waterspitsmuis Poels- en Fluttersbeek 2011 D.L. Bekker & S. Westra

Inventarisatie waterspitsmuis Poels- en Fluttersbeek 2011 D.L. Bekker & S. Westra Inventarisatie waterspitsmuis Poels- en Fluttersbeek 2011 D.L. Bekker & S. Westra Augustus 2011 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud Inventarisatie waterspitsmuis

Nadere informatie

Onderzoek naar het belang van de Nieuwe Stadse Zeedijk bij Stad aan t Haringvliet voor de noordse woelmuis

Onderzoek naar het belang van de Nieuwe Stadse Zeedijk bij Stad aan t Haringvliet voor de noordse woelmuis Onderzoek naar het belang van de Nieuwe Stadse Zeedijk bij Stad aan t Haringvliet voor de noordse woelmuis R.M. Koelman Augustus 2008 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van DHV Adviesgroep

Nadere informatie

Onderzoek naar het voorkomen van grote bosmuis bij Ter Apel 2014

Onderzoek naar het voorkomen van grote bosmuis bij Ter Apel 2014 Onderzoek naar het voorkomen van grote bosmuis bij Ter Apel 2014 D.L. Bekker Augustus 2014 Rapport van het Bureau van de Zoogdiervereniging In opdracht van Antea Group Onderzoek naar het voorkomen van

Nadere informatie

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne De Scheelhoek, vallen uitzetten foto Kees Rosmolen verslag 49 Muizenonderzoek De Scheelhoek Natuurmonumenten augustus 2011 Jan Alewijn Dijkhuizen foto s Kees Rosmolen en

Nadere informatie

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2006 met behulp van braakbalanalyse

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2006 met behulp van braakbalanalyse Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2006 met behulp van braakbalanalyse D.L. Bekker Februari 2007 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In

Nadere informatie

Sterfte onder bosspitsmuizen als gevolg van onderzoek met inloopvallen

Sterfte onder bosspitsmuizen als gevolg van onderzoek met inloopvallen Sterfte onder bosspitsmuizen als gevolg van onderzoek met inloopvallen Juni 2009 Rapport van de Zoogdiervereniging Sterfte onder bosspitsmuizen als gevolg van onderzoek met inloopvallen Rapport nr.: 2009.022

Nadere informatie

Muizenweekend Nationale Park Weerribben-Wieden

Muizenweekend Nationale Park Weerribben-Wieden Muizenweekend Nationale Park Weerribben-Wieden Verslag van een veldwerkgroepkamp Weerribben-Wieden 24-25-26 september 2010 Rapportnummer 2010.53 November 2010 Uitgave van de Zoogdiervereniging Veldwerkgroep

Nadere informatie

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in Polder de Gagel en de Molenpolder

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in Polder de Gagel en de Molenpolder Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in Polder R.M. Koelman April 2009 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van de Provincie Utrecht, afdeling Groen Onderzoek naar het voorkomen

Nadere informatie

Verspreidingsonderzoek muizen en spitsmuizen in 2005

Verspreidingsonderzoek muizen en spitsmuizen in 2005 Verspreidingsonderzoek muizen en spitsmuizen in 2005 D.L. Bekker Februari 2006 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van Ministerie van LNV - Directie Kennis Verspreidingingsonderzoek van

Nadere informatie

KNNV Zoogdierwerkgroep Voorne

KNNV Zoogdierwerkgroep Voorne KNNV Zoogdierwerkgroep Voorne Dwergmuis foto Jan Alewijn verslag 83 Muizen onderzoek 2017 Schor Oostvoorne Grote Vlak Duinen van Oostvoorne Derryvliet Holle Mare Waalhoek Idylle Historyland Grasweg Jan

Nadere informatie

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in relatie tot het project Zuiderklip

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in relatie tot het project Zuiderklip Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in relatie tot R.M. Koelman April 2009 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van de Provincie Noord-Brabant Onderzoek naar het voorkomen

Nadere informatie

Detectie van noordse woelmuis: inloopvallen of edna?

Detectie van noordse woelmuis: inloopvallen of edna? Detectie van noordse woelmuis: inloopvallen of edna? Maurice La Haye, Ontwikkeld in samenwerking met SpyGen & RAVON Foto: Erik Korsten Detectie van noordse woelmuis Klassiek: inloopvallen Voordelen: leuk

Nadere informatie

MUIZENWEEKEND midden en zuidwest Drenthe

MUIZENWEEKEND midden en zuidwest Drenthe MUIZENWEEKEND midden en zuidwest Drenthe Verslag van een veldwerkgroepkamp 10-12 september 2010 Rapportnummer 2011.1 Januari 2011 Uitgave van de Zoogdiervereniging - Veldwerkgroep en Zoogdieratlas Drenthe

Nadere informatie

Waterspitsmuizen in de gemeente Utrecht

Waterspitsmuizen in de gemeente Utrecht Waterspitsmuizen in de gemeente Utrecht Verslag van een inventarisatie in oktober 2011 D.E.H. Wansink Waterspitsmuizen in de gemeente Utrecht Verslag van een inventarisatie in oktober 2011 D.E.H. Wansink

Nadere informatie

tijdschrift voor zoogdierbescherming en zoogdierkunde

tijdschrift voor zoogdierbescherming en zoogdierkunde tijdschrift voor zoogdierbescherming en zoogdierkunde ISSN 0925-1006 Zoogdier verschijnt vier keer per jaar en is een uitgave van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming in Nederland en

Nadere informatie

Begripsbepalingen wet: Wet natuurbescherming. Hoofdstuk X. Vrijstelling soortenbescherming ruimtelijke ontwikkelingen en bestendig beheer

Begripsbepalingen wet: Wet natuurbescherming. Hoofdstuk X. Vrijstelling soortenbescherming ruimtelijke ontwikkelingen en bestendig beheer Begripsbepalingen wet: Wet natuurbescherming. Hoofdstuk X. Vrijstelling soortenbescherming ruimtelijke ontwikkelingen en bestendig beheer Artikel 1 aanwijzing vrijgestelde soorten 1. De bevoegdheid om

Nadere informatie

Witteveen+Bos B.V. t.a.v. R. ter Harmsel MSc Ecologie Postbus 233 7400 AE Deventer

Witteveen+Bos B.V. t.a.v. R. ter Harmsel MSc Ecologie Postbus 233 7400 AE Deventer Witteveen+Bos B.V. t.a.v. R. ter Harmsel MSc Ecologie Postbus 233 7400 AE Deventer Uw kenmerk: ****** Ons kenmerk: WBMU1310 Datum: 03-12-2013 Projectgebied: Gemaallocatie Monnickendam Onderwerp: Inventarisatie

Nadere informatie

De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart

De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart Notitie met betrekking tot de te verwachten effecten op de noordse woelmuis en de waterspitsmuis door de aanleg van natuurvriendelijke

Nadere informatie

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in de Jan Durkspolder, Wolwarren, Lytse Mear en Wester Sanning in 2007

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in de Jan Durkspolder, Wolwarren, Lytse Mear en Wester Sanning in 2007 Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in de Jan Durkspolder, Wolwarren, Lytse Mear en Wester Sanning in 2007 R.M. Koelman & J.R. Regelink September 2008 Rapport van de Zoogdiervereniging

Nadere informatie

Zoogdieronderzoek Monnickendam

Zoogdieronderzoek Monnickendam Zoogdieronderzoek Monnickendam Beoordeling van de volledigheid van het zoogdieronderzoek in het plangebied voor een nieuw gemaal bij Monnickendam R.M. Koelman; maart 2014 Notitie Zoogdiervereniging N2014006

Nadere informatie

Verspreidingsonderzoek Nederlandse zoogdieren VONZ 2012

Verspreidingsonderzoek Nederlandse zoogdieren VONZ 2012 Verspreidingsonderzoek Nederlandse zoogdieren VONZ 2012 D.L. Bekker & H. Hollander Rapport nummer 2013.10 mei 2013 Rapport van de Zoogdiervereniging in opdracht van de Gegevensautoriteit Natuur Rapport

Nadere informatie

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2008 met behulp van braakbalanalyse

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2008 met behulp van braakbalanalyse Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2008 met behulp van braakbalanalyse D.L. Bekker Maart 2009 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht

Nadere informatie

Muizenonderzoek. Oldenzaalsestraat 53, Denekamp. Rapportagenummer: november 2010

Muizenonderzoek. Oldenzaalsestraat 53, Denekamp. Rapportagenummer: november 2010 Muizenonderzoek Oldenzaalsestraat 53, Denekamp Rapportagenummer: 1011.01 15 november 2010 De Eik 40 7608 ES Almelo Tel: 0646111651 www.myotis.nl KvK: 51091224 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Onderzoekslocatie...

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

Ordito Gilze B.V. t.a.v. dhr. C. van Kuijk Postbus ZH GILZE

Ordito Gilze B.V. t.a.v. dhr. C. van Kuijk Postbus ZH GILZE Postadres: Postbus 1015 6040 KA Roermond Bezoekadres: Zuidhoven 9m 6042 PB Roermond telefoon 0475 32 00 00 - fax 0475 32 19 67 - email info@aeres-milieu.nl - internet www.aeres-milieu.nl IBAN NL70 INGB

Nadere informatie

Onderzoek naar aanwezigheid noordse woelmuis en waterspitsmuizen aan het Spui, te Voorne-Putten

Onderzoek naar aanwezigheid noordse woelmuis en waterspitsmuizen aan het Spui, te Voorne-Putten Onderzoek naar aanwezigheid noordse woelmuis en waterspitsmuizen aan het Spui, te Voorne-Putten Ing. W.G. Overman Ir. R.H. Witte van den Bosch Datum: 12 januari 2010 Rapport: 2009.057 van de Zoogdiervereniging

Nadere informatie

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2007 met behulp van braakbalanalyse

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2007 met behulp van braakbalanalyse Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2007 met behulp van braakbalanalyse D.L. Bekker Februari 2008 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In

Nadere informatie

Ecologische monitoring

Ecologische monitoring Ecologische monitoring Op dit deel van de website staan de monitoringsgegevens die Eco-Niche heeft verzameld voor de jaarlijkse ecologische monitoring van de Meeslouwerplas. Gegevens over vissen, vogels,

Nadere informatie

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne Muizen onderzoek als educatief middel foto Mariëtte verslag 46 Muizenonderzoek Oever Oude Maas Spijkenisse september 2010 Jan Alewijn Dijkhuizen Inleiding In 2009 heeft

Nadere informatie

Onderzoek Waterspitsmuis fietspad Groningen-Winsum

Onderzoek Waterspitsmuis fietspad Groningen-Winsum Onderzoek Waterspitsmuis fietspad Groningen-Winsum Datum 7 november 2016 Auteur Ing. M.W. Bokje In opdracht van Provincie Groningen, Mevr. U. Nauta Projectnummer P16078 1 Aanleiding en vraagstelling Tussen

Nadere informatie

ZOOGDIERONDERZOEK ROND WILHELMINADORP

ZOOGDIERONDERZOEK ROND WILHELMINADORP ZOOGDIERONDERZOEK ROND WILHELMINADORP VERSLAG VAN EEN VELDWERKGROEPKAMP IN SAMENWERKING MET DE ZOOGDIERWERKGROEP ZEELAND VAN 28 TOT EN MET 30 OKTOBER 2005 J.P. Bekker Figuren & foto s: Jan Piet Bekker

Nadere informatie

Protocol life-traps. Testfase ZieZoZoogdier. Thierry Onkelinx. Versie 1.0

Protocol life-traps. Testfase ZieZoZoogdier. Thierry Onkelinx. Versie 1.0 Protocol life-traps Thierry Onkelinx Testfase ZieZoZoogdier Versie 1.0 Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 2 Doelstelling 2 3 Materiaal en methoden 3 3.1 Tijdsbesteding...................................... 3

Nadere informatie

MUIZEN ONDERZOEK ZOEKSESTRAAT SCHIJF 2012

MUIZEN ONDERZOEK ZOEKSESTRAAT SCHIJF 2012 MUIZEN ONDERZOEK ZOEKSESTRAAT SCHIJF 2012 ZOOGDIERENWERKGROEP KNNV ROOSENDAAL Zoogdierenwerkgroep KNNV afdeling Roosendaal: Bernadet Adriaenssens Linda van Meer Colinda van Oosterhout Wim Stoop Joke Stoop

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Flora- en fauna-inspectie Gelderdijk 15 te Sevenum (Gemeente Horst aan de Maas) door ir. Hans Hovens, Paul op het Veld en ir. G.

Flora- en fauna-inspectie Gelderdijk 15 te Sevenum (Gemeente Horst aan de Maas) door ir. Hans Hovens, Paul op het Veld en ir. G. Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl KvK Limburg 09116138 BTW nr: NL819024831B01 Faunaconsult Pijnenburg Agrarisch Advies en Onroerend Goed t.a.v. Peter van de Ligt Spoorweg

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Enschede 2 December 2010 Rapportnummer 0123 Projectnummer

Nadere informatie

Muizenonderzoek 2012 Oisterwijkse Bossen en Vennen

Muizenonderzoek 2012 Oisterwijkse Bossen en Vennen IVN draagt bij aan een duurzame samenleving door mensen te betrekken bij natuur, milieu, landschap & leefomgeving Muizenonderzoek 2012 Oisterwijkse Bossen en Vennen uitgevoerd door de Zoogdierenwerkgroep

Nadere informatie

Muizenonderzoek Oostvaardersplassen 2010

Muizenonderzoek Oostvaardersplassen 2010 Muizenonderzoek Oostvaardersplassen 2010 C. Achterberg D.L. Bekker J.B.M. Thissen Rapportnummer 2010.58 juli 2011 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van Staatsbosbeheer C. Achterberg D.L. Bekker

Nadere informatie

Onderzoek naar het belang van de Buitenhavendijk te Middelharnis voor de noordse woelmuis

Onderzoek naar het belang van de Buitenhavendijk te Middelharnis voor de noordse woelmuis Onderzoek naar het belang van de Buitenhavendijk te Middelharnis voor de noordse woelmuis R.M. Koelman Augustus 2008 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van DHV Adviesgroep Water, Natuur

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie

Waterspitsmuis Gemeente Utrecht

Waterspitsmuis Gemeente Utrecht Beoordeling van vier gebieden in de Gemeente Utrecht op de kwaliteit als leefgebied voor de waterspitsmuis (Neomys fodiens) R.M. Koelman Juli 2011 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van de Gemeente

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 18 april 2017) Nummer 3288

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 18 april 2017) Nummer 3288 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 18 april 2017) Nummer 3288 Onderwerp Provinciale vrijstellingen overige diersoorten Wet Natuurbescherming Aan de leden van Provinciale

Nadere informatie

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10 Quickscan natuuronderzoek ivm bestemmingsplan en ontwikkelingen Bellersweg 13 Hengelo Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 9 juli 2013 Rapportnummer 0128 Projectnummer 018 Opdrachtgever

Nadere informatie

Muizenonderzoek Oostvaardersplassen najaar 2011

Muizenonderzoek Oostvaardersplassen najaar 2011 Muizenonderzoek Oostvaardersplassen najaar 2011 D.L. Bekker S.A. Westra Rapportnummer 2011.42 februari 2012 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van Staatsbosbeheer D.L. Bekker S.A. Westra Rapport

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne Ger, Harry en Jan Alewijn in het Vogelvlak foto Kees Rosmolen verslag 45 Muizenonderzoek Klein Profijt Vogelvlak - Duinen van Oostvoorne 27 augustus 2010 Jan Alewijn Dijkhuizen

Nadere informatie

Werkatlas verspreiding zoogdieren in Zuid-Holland 2000-2008

Werkatlas verspreiding zoogdieren in Zuid-Holland 2000-2008 Werkatlas verspreiding zoogdieren in Zuid-Holland 2000-2008 K. Mostert en J. Willemsen Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland Delft, 1 december 2008 Werkatlas verspreiding zoogdieren in Zuid-Holland

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Onderzoek naar de relatie beheer - woelmuizen - blauwe kiekendieven en velduilen op Texel

Onderzoek naar de relatie beheer - woelmuizen - blauwe kiekendieven en velduilen op Texel Onderzoek naar de relatie beheer - woelmuizen - blauwe kiekendieven en velduilen op Texel D.L. Bekker Februari 2007 Rapport van de Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van Vogelbescherming Nederland Onderzoek

Nadere informatie

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl info@faunaconsult.nl Faunaconsult KvK Venlo 09116138 De heer J. Bruekers Bolenbergweg 18 5951 AZ Belfeld Flora- en faunascan voor de bouw

Nadere informatie

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur Aanvullend natuuronderzoek TATA tbv tijdelijke natuur 2017 Aanvullend natuuronderzoek TATA tbv tijdelijke natuur C. van den Tempel & V. Ronde 2017 Projectleider Afdeling Opdrachtgever Financiering Foto

Nadere informatie

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON juni 2007 In

Nadere informatie

... ... ... :::J :::J. ... r:::: 1/1 ... :E QJ. laser. ..c QJ.0

... ... ... :::J :::J. ... r:::: 1/1 ... :E QJ. laser. ..c QJ.0 , C' :;:::, I ~gentschap laser 1lJ,..., :> ~ 1/1 1/1...... >... r:::: 1/1 r::::... :E..c.0... :::J :::J... llj 2 ~~ :::J 0.0 '"'0 r:::: llj...j '\ \_l Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat

Nadere informatie

Handleiding inventarisatie noordse woelmuis m.b.v. inloopvallen

Handleiding inventarisatie noordse woelmuis m.b.v. inloopvallen Handleiding inventarisatie noordse woelmuis m.b.v. inloopvallen R.M. Koelman COLOFON Tekst: Rob Koelman Opmaak: Anneleen Jacobs Foto omslag: noordse woelmuis, Nieuwkoopse Plassen 2007, Rob Koelman Foto

Nadere informatie

Ecologische begeleiding

Ecologische begeleiding Ecologische begeleiding Afvangactie heideblauwtje, Vliegveld Twente Projectnummer: 6629.2016 Datum: 25-8-2016 Projectleider: G. Lubbers Opgesteld: C.E. Onnes & G. Lubbers Aanleiding In verband met ruimtelijke

Nadere informatie

Eindrapport VELDONDERZOEK KLEINE MARTERS IN DE ZWAAIKOM TE OOSTERHOUT

Eindrapport VELDONDERZOEK KLEINE MARTERS IN DE ZWAAIKOM TE OOSTERHOUT Eindrapport VELDONDERZOEK KLEINE MARTERS IN DE ZWAAIKOM TE OOSTERHOUT Eindrapport VELDONDERZOEK KLEINE MARTERS IN DE ZWAAIKOM TE OOSTERHOUT rapportnr. 2017.2494 juni 2017 In opdracht van: Gemeente Oosterhout

Nadere informatie

VLEERMUIZEN ONDERZOEK HELLEVOETSLUIS 2008

VLEERMUIZEN ONDERZOEK HELLEVOETSLUIS 2008 VLEERMUIZEN ONDERZOEK MOLSHOEK HELLEVOETSLUIS 2008 K. Mostert & E. Thomassen Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland In opdracht van gemeente Hellevoetsluis 1 INHOUD Inleiding... 3 Gebiedsbeschrijving...

Nadere informatie

Fort benoorden Spaarndam Advies ten behoeve van een natuurvriendelijke inrichting van het fortterrein R.M. Koelman

Fort benoorden Spaarndam Advies ten behoeve van een natuurvriendelijke inrichting van het fortterrein R.M. Koelman Fort benoorden Spaarndam Advies ten behoeve van een natuurvriendelijke inrichting van het fortterrein R.M. Koelman November 2010 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van Esbi Bouw Fort benoorden

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:

Nadere informatie

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Lutra, vol. 32, 1989 DE ROSSE WOELMUIS CLETHRIONOMYS GLAREOLUS OP TERSCHELLING. door W.J.R. DE WIJS

Lutra, vol. 32, 1989 DE ROSSE WOELMUIS CLETHRIONOMYS GLAREOLUS OP TERSCHELLING. door W.J.R. DE WIJS Lutra, vol. 32, 1989 53 DE ROSSE WOELMUIS CLETHRIONOMYS GLAREOLUS OP TERSCHELLING door W.J.R. DE WIJS 1. Inleiding Zoogdierkundig bezien behoren de Waddeneilanden tot de beter bekende delen van ons land.

Nadere informatie

Ransuilen zijn ook vogelliefhebbers

Ransuilen zijn ook vogelliefhebbers Ransuilen zijn ook vogelliefhebbers Edwin Witter De vondst van een vogelringetje in een braakbal van een uil of roofvogel mag normaal gesproken beschouwd worden als een "krent in de pap". Maar wat als

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

Flora en fauna inventarisatie langs de N247 t.b.v. de aanleg van een fietspad

Flora en fauna inventarisatie langs de N247 t.b.v. de aanleg van een fietspad Flora en fauna inventarisatie langs de N247 t.b.v. de aanleg van een fietspad Naleving van de Flora- en Faunawet fietspad Definitief Grontmij AquaSense Amsterdam, 20 april 2009 Verantwoording Titel : Flora

Nadere informatie

Notitie. 1 Aanleiding

Notitie. 1 Aanleiding Aan Bart van Eck Onderwerp Advies over natuurwetgeving bij de inrichtingsplannen voor de waterberging de Ronde Hoep 1 Aanleiding De polder de Ronde Hoep is aangewezen voor calamiteitenberging in de deelstroomgebiedsvisie

Nadere informatie

Flora- en fauna-inspectie locatie Heerweg-Berkenstraat te Blitterswijck door: ir. H. Hovens en ir. G. Hovens in opdracht van: Venterra

Flora- en fauna-inspectie locatie Heerweg-Berkenstraat te Blitterswijck door: ir. H. Hovens en ir. G. Hovens in opdracht van: Venterra Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl KvK Limburg 09116138 Faunaconsult BTW nr: NL819024831B01 Venterra t.a.v. Sander van Lier Postbus 618 5900 AP, Venlo Belfeld, 12 februari

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

Faunaconsult. Tegelseweg GK Belfeld Tel: KvK Limburg BTW nr: NL B01

Faunaconsult. Tegelseweg GK Belfeld Tel: KvK Limburg BTW nr: NL B01 Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl KvK Limburg 09116138 Faunaconsult BTW nr: NL819024831B01 CroonenBuro5 t.a.v. R.B.H. Visscher Postbus 40 4900 AA OOSTERHOUT Flora- en fauna-inspectie

Nadere informatie

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001 Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001 2002 Wouter Jansen & Roy Kleukers 25 april 2002 veldwerk Wouter Jansen tekst Wouter Jansen & Roy Kleukers produktie Stichting European Invertebrate Survey

Nadere informatie

Waterbodemsanering Biesbosch

Waterbodemsanering Biesbosch Waterbodemsanering Biesbosch Ligging van beverburchten en beverholen winter 2008/2009 Ir. V. Dijkstra Datum: 17 maart 2009 Rapport: 2009.06 van Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van: Rijkswaterstaat Zuid-Holland

Nadere informatie

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Opdrachtgever Referentie Waterschap Rivierenland Meijer, K. 2014. Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek

Nadere informatie

Terreinbeheer en de noordse woelmuis in het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. Rapportage 2003-2009.

Terreinbeheer en de noordse woelmuis in het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. Rapportage 2003-2009. Terreinbeheer en de noordse woelmuis in het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. Rapportage 2003-2009. Dick Bekker, Rob Koelman & Jasja Dekker Rapport nr. 2010.62 juli 2011 Rapport van de Zoogdiervereniging

Nadere informatie

Toetsing en begrenzing Ecologische HoofdStructuur binnen het plangebied Zeven Geitjes en omgeving te Tilburg

Toetsing en begrenzing Ecologische HoofdStructuur binnen het plangebied Zeven Geitjes en omgeving te Tilburg Toetsing en begrenzing Ecologische HoofdStructuur binnen het plangebied Zeven Geitjes en omgeving te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Oktober 2011 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237

Nadere informatie

Beschermingsplan noordse woelmuis

Beschermingsplan noordse woelmuis Beschermingsplan noordse woelmuis 1 Colofon Rapport EC-LNV nr.270. Teksten mogen worden overgenomen mits met bronvermelding. Het rapport kan schriftelijk worden besteld bij het Expertisecentrum LNV, postbus

Nadere informatie

1 Inleiding Methode Veldwerk Beschrijving locaties Sectie 1A Sectie Sectie 8...

1 Inleiding Methode Veldwerk Beschrijving locaties Sectie 1A Sectie Sectie 8... Inhoud 1 Inleiding... 2 2 Methode... 4 2.1 Veldwerk 4 2.2 Beschrijving locaties 4 2.2.1 Sectie 1A... 4 2.2.2 Sectie 5... 9 2.2.3 Sectie 8... 10 2.3 Resultaten 12 2.3.1 Literatuurstudie en historische waarnemingen...

Nadere informatie

ZOOGDIERONDERZOEK IN ORANJEZON OP WALCHEREN EN DE INLAGEN VAN NOORD-BEVELAND

ZOOGDIERONDERZOEK IN ORANJEZON OP WALCHEREN EN DE INLAGEN VAN NOORD-BEVELAND ZOOGDIERONDERZOEK IN ORANJEZON OP WALCHEREN EN DE INLAGEN VAN NOORD-BEVELAND VERSLAG VAN EEN VELDWERKGROEPKAMP IN SAMENWERKING MET DE ZOOGDIERWERKGROEP ZEELAND VAN 5 TOT EN MET 7 OKTOBER 2007 J.P. Bekker

Nadere informatie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie Bijlage 1 Onderzoek ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan

Nadere informatie

Onderzoek naar belang van de Bosschendijk voor de noordse woelmuispopulatie van de Oude Maas

Onderzoek naar belang van de Bosschendijk voor de noordse woelmuispopulatie van de Oude Maas Onderzoek naar belang van de Bosschendijk voor de noordse woelmuispopulatie van de Oude Maas Inclusief onderzoek naar aanwezigheid van concurrerende muizensoorten en de bever Aug 2009 Rapport van de Zoogdiervereniging

Nadere informatie

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Groenknolorchis (Liparis loeselii)

Nadere informatie

ZOOGDIERINVENTARISATIE SINT PHILIPSLAND EN THOLEN

ZOOGDIERINVENTARISATIE SINT PHILIPSLAND EN THOLEN ZOOGDIERINVENTARISATIE SINT PHILIPSLAND EN THOLEN Februari 2003, Zoogdier Werkgroep Zeeland en Veldwerkgroep VZZ Mededeling 68 van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) 1 2 ZOOGDIERINVENTARISATIE

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Onderzoek flora en fauna 1. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden

Nadere informatie

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas Advies : QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas Datum : 14 januari 2014 Opdrachtgever : De heer L.P.G. Oudenhoven Projectnummer : 211x05418 Opgesteld door : Ineke Kroes

Nadere informatie

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Soortenstandaard Versie 1.1 Maart 2014 Inhoud Inleiding

Nadere informatie

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Foto J. Schwiebbe - http://www.birdphoto.nl April 2009, Matthijs Broere (Waarneming.nl) & Fred Hustings (SOVON) 1. Inleiding Afgelopen winter

Nadere informatie