GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN OOSTENRIJK EN TSJECHIË

Transcriptie

1 Raad van de Europese Unie Brussel, 2 juni 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0010 (E) 9425/2/17 REV 2 ADD 1 ENV 523 COMPET 424 NOTA A-PUNT van: aan: Betreft: het secretariaat-generaal van de Raad Raad Ontwerpverordening van de Raad tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 "Ecotoxisch" - Vaststelling GEZAMEIJKE VERKLARING VAN OOSTENRIJK EN TSJECHIË Oostenrijk en Tsjechië blijven bezorgd over het onderhavige voorstel van de Raad tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 "Ecotoxisch". Oostenrijk en Tsjechië zijn van oordeel dat de voorgestelde berekeningsformule geen nauwkeurige resultaten oplevert voor de indeling van afvalstoffen. Volgens de resultaten van de berekeningsformule van deze verordening zouden bepaalde nog niet gevaarlijke afvalstromen als gevaarlijk moeten worden ingedeeld. Aangezien overeenkomstig overweging 8 "de testresultaten voorrang dienen te hebben", worden aanzienlijke testkosten zonder wezenlijke milieuvoordelen veroorzaakt om het tegendeel te bewijzen. 9425/2/17 REV 2 ADD 1 mou/van/sl 1

2 Ons inziens is een kans gemist om geharmoniseerde testmethoden voor afvalstoffen vast te stellen met betrekking tot de gevaarlijke eigenschap HP 14 "Ecotoxisch". Deze verordening staat de lidstaten toe hun eigen relevante testmethoden toe te passen voor de beoordeling van afvalstoffen met betrekking tot de gevaarlijke eigenschap HP 14 "Ecotoxisch". In plaats van een harmonisatie van testmethoden zal er in de Europese Unie sprake zijn van een gefragmenteerde beoordeling van de ecotoxiciteit van afvalstoffen. De toevoeging aan overweging 8 en de uitwisseling van beste praktijken vormen een goed uitgangspunt, maar leiden niet tot een harmonisatie van testmethoden. In het licht van de nieuw gedefinieerde gevaarlijke eigenschap HP 14 "Ecotoxisch" zijn Oostenrijk en Tsjechië van mening dat een herziening en aanpassing van de Europese afvalstoffenlijst des te onontbeerlijker lijken. 9425/2/17 REV 2 ADD 1 mou/van/sl 2

3 VERKLARING VAN BELGIË België verzet zich tegen de verordening van de Raad (document 8430/17), en wel om de volgende redenen: 1. De voorgestelde formules zijn te algemeen België geeft de voorkeur aan een methode die de echte toxiciteit weergeeft: een lage (strenge) grenswaarde voor de meest toxische stoffen en een hoge (milde) grenswaarde voor de minder toxische stoffen. Aangezien het onderhavige voorstel dezelfde grenswaarde toepast op een zeer diverse subreeks van ecotoxische stoffen, worden allicht te veel "weinig toxische" afvalstoffen als gevaarlijk ingedeeld en te veel zeer giftige afvalstoffen als niet-gevaarlijk. In overweging 7 is bepaald dat de Commissie de berekeningsmethode voor HP 14 kan herzien met het oog op de eventuele opneming van vermenigvuldigingsfactoren in die methode. België betreurt dat deze formulering geen verplichting of termijn voor de Commissie inhoudt en dringt er bij de Commissie op aan onverwijld een begin te maken met dit proces. 2. België beschouwt het voorstel als te vaag wat "testen" betreft In overweging 8 worden twee methoden voor het bepalen van "ecotoxiciteit" vermeld: biotests en een berekeningsmethode. Het verschil in rechtskader tussen beide methoden is opmerkelijk: de berekeningsmethode wordt zeer uitvoerig beschreven, maar werkt alleen zeer goed voor bekende afvalstoffen. De biotest is veruit de beste optie voor afvalstoffen van onbekende samenstelling of oorsprong, maar nergens wordt deze gedefinieerd of wordt bepaald hoeveel biotests moeten worden gebruikt. Dat impliceert dat de gebruikers kunnen kiezen voor een testorganisme dat niet gevoelig is voor een bepaalde in de afvalstof aanwezige stof. Hoe het resultaat van de biotest geïnterpreteerd moet worden, is evenmin bepaald. Dat impliceert dat het aan de gebruiker is te bepalen welk sterftepercentage als "gevaarlijk" moet worden geïnterpreteerd. 9425/2/17 REV 2 ADD 1 mou/van/sl 3

4 Overweging 8 stelt dat de uitwisseling van beste praktijken met betrekking tot testmethoden bevorderd dient te worden. Die verklaring houdt geen verplichting of termijn voor deze uitwisseling in. Een informele, niet-bindende "uitwisseling" van informatie volstaat niet. België pleit voor de ontwikkeling van een pakket van geharmoniseerde tests. 3. België is bezorgd over de verwijzing in overweging 8 naar artikel 12, onder b), van Verordening (EG) nr. 1272/2008, waarbij de biologische beschikbaarheid van stoffen en mengsels in aanmerking kan worden genomen Het opnemen van de beoordeling van de biologische beschikbaarheid staat in scherp contrast met de beoordeling van de intrinsieke eigenschappen van afvalstoffen, die de grondslag vormt van bijlage III bij de kaderrichtlijn afvalstoffen. In de CLP-verordening wordt de biologische beschikbaarheid van chemische en andere stoffen in aanmerking genomen. Dit is gerechtvaardigd, aangezien de levenscyclus van chemische stoffen en mengsels bekend is. Dat geldt echter niet voor afvalstoffen. Het kenmerk "gevaarlijk" mag niet en kan niet afhankelijk zijn van de wisselende omstandigheden waarin afvalstoffen worden aangetroffen. 9425/2/17 REV 2 ADD 1 mou/van/sl 4

5 VERKLARING VAN POLEN Polen verzet zich tegen de verordening van de Raad (document 8430/17), en wel om de volgende redenen: De beoordeling van HP 14 op basis van een berekeningsmethode is niet passend, aangezien zij kan leiden tot een over- of onderwaardering van de stromen van gevaarlijke afvalstoffen. Zij zou derhalve een negatieve invloed kunnen hebben op de overgang naar een circulaire economie en op de verwezenlijking van de afvalbeheerdoelstellingen wat betreft de toepassing van de afvalhiërarchie, en zou problemen kunnen opleveren in verband met de beschikbaarheid van installaties voor de verwerking van gevaarlijke afvalstoffen (onvoldoende capaciteit). Daarom is Polen van mening dat dit vraagstuk door een deskundigengroep moet worden behandeld en dat een nieuw voorstel voor de beoordeling van de eigenschap HP 14 moet worden uitgewerkt. De methode moet kosteneffectief en praktisch zijn en mag niet tot een overwaardering van afvalstromen leiden. 9425/2/17 REV 2 ADD 1 mou/van/sl 5