Het is wachten op het advies van de commissie, alvorens het college wordt geadviseerd over het nemen van een besluit op bezwaar.

Transcriptie

1 Stand van zaken met betrekking tot situatie Mts. Schaap Tirns Handhaving Behandeling bezwaarschrift In een hoorzitting op 10 mei 2016 heeft de algemene kamer van de commissie bezwaarschriften van de gemeente Súdwest-Fryslân het bezwaarschrift behandelend dat namens enkele inwoners van Tirns is ingediend tegen het besluit van het college d.d. 2 februari Bij besluit van 2 februari 2016 zijn de verzoeken van 1 juli 2015 en 22 september 2015 om handhavend op te treden tegen Mts. Schaap, gevestigd aan de Kilewierwei 1 te Tirns, afgewezen. Het verzoek om handhaving zag specifiek op de volgende onderdelen: 1. Geuroverlast hydrolysesilo; 2. Geuroverlast opslag kippenmest en ander mest en co-substraten; 3. Transportbewegingen 4. Overschrijding van vergunde verwerkingscapaciteit; 5. Geluidsoverlast van de mestscheider. Het is wachten op het advies van de commissie, alvorens het college wordt geadviseerd over het nemen van een besluit op bezwaar. Scheur in dak hydrolysesilo Tijdens een controle door de toezichthouder op 5 april 2016 van de FUMO is geconstateerd dat het zeil van het dak van de hydrolysesilo is gescheurd bij het plaatsen van een nieuwe mixer. Dhr. I. Schaap heeft in overleg met de toezichthouder noodmaatregelen getroffen. Inmiddels is het dak van de hydrolysesilo vervangen door een geheel nieuw dak die geheel gasdicht is gemonteerd en geen ontluchting heeft. Volgens planning wordt er nog afzuiging en een actief koolfilter geplaatst. Met het plaatsen van het actief koolfilter (tijdelijke maatregel) is het de verwachting dat de situatie voor omwonenden qua geuroverlast zal verbeteren (minder geuroverlast). Voor het plaatsen van het actief koolfilter dient de heer I. Schaap een aanvraag omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijzing in te dienen. Vooraankondiging last onder dwangsom Het scheuren van het dak van de hydrolysesilo is aan te merken als een ongewoon voorval. Ingeval een ongewoon voorval zich voordoet waardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of dreigen te ontstaan, dient dit zo spoedig mogelijk ingevolge artikel 17.1 en 2 van de Wet milieubeheer te worden gemeld en dienen onmiddellijk maatregelen te worden getroffen om de gevolgen van het ongewoon voorval te voorkomen dan wel zo veel mogelijk te beperken. Door of namens Mts. Schaap zijn niet direct maatregelen getroffen om de gevolgen van het scheuren van het dak van de silo te beperken en ongedaan te maken. Bij brief van 12 april 2016 is de heer I. Schaap aangeschreven om voortaan ingeval van een ongewoon voorval dit wel te doen. Daarbij is namens het college aangegeven dat indien mocht blijven dat er wederom wordt gehandeld in strijd met de hierboven vermelde artikel uit de Wet milieubeheer, gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom. De hoogte van de dwangsom wordt daarbij gesteld op een bedrag van 5.000,- per overtreding met een maximum van ,--. Opgeslagen hoeveelheid mest Namens omwonenden is aangegeven dat Mts. Schaap op vermoedelijk te veel mest had opgeslagen op het bedrijf ten opzichte van wat zou zijn vergund. Daarbij is verzocht of het college na kan gaan of er sprake was van een overtreding en of het college al dan niet bereid is om hierop te handhaven. Inmiddels is aangegeven dat medio juni opnieuw een inschatting zal worden gemaakt over de hoeveelheid aanwezige mest op het bedrijf. Naar gelang de uitkomsten daarvan worden vervolgstappen bepaald.

2 Vergunningen Aanvraag omgevingsvergunning Op 1 maart hebben wij een aanvraag ontvangen voor uitbreiding van de melkveehouderij en realiseren van geur reducerende maatregelen. Het plan omvat het bouwen van een melkveestal, het vergroten van maximale aantal vee tot 314 melkkoeien en 150 jongvee, het verhogen van de jaarlijkse input van de biogasinstallatie van naar ton en het nemen van geur reducerende maatregelen. De aanvraag was niet volledig en dus hebben wij op 10 mei 2016 een verzoek om aanvulling verstuurd. Wij hebben de aanvrager zes weken de gelegenheid gegeven om de aanvraag aan te vullen. Op 8 juni 2016 zijn de aanvullende gegevens bij ons binnengekomen. Deze zullen nu door de FUMO en interne adviseurs beoordeeld worden op volledigheid. Indien de aanvraag volledig is zal de aanvraag verder in behandeling worden genomen. Een van de aanvullingen die is binnengekomen is de ruimtelijke onderbouwing. In de onderbouwing zijn verkeerstellingen meegenomen die de afgelopen weken zijn uitgevoerd. Het rapport zal de komende weken beoordeeld gaan worden. Ook is er gevraagd om het aangeleverde geurrapport aan te passen. Deze aanpassing is ook op 8 juni 2016 binnengekomen. Verzoek tot opleggen maatwerkvoorschriften Op 26 februari 2016 hebben wij een verzoek tot het opleggen van maatwerkvoorschriften ontvangen. Het besluit op het verzoek om maatwerkvoorschriften moet voorbereid worden met de reguliere procedure. Hierover zal advies aan de FUMO gevraagd worden en daarna zal er een beslissing genomen worden. Voor de behandeling van de aanvraag geldt een wettelijke termijn van 8 weken. Deze termijn is met 6 weken verlengd. Omdat wij voor de afweging een geurrapport nodig hebben, is de termijn tot 18 juli 2016 opgeschort. De omwonenden en tevens verzoekers tot het opleggen van maatwerkvoorschriften hebben met de opschorting van de termijn ingestemd. Voor de beoordeling van het verzoek tot het opleggen van maatwerkvoorschriften zal gebruik worden gemaakt van het op 8 juni 2016 bij de omgevingsvergunning ingediende geurrapport. Verzoek tot het actualiseren van de omgevingsvergunning Op 26 februari hebben wij tevens een verzoek ontvangen om de vergunningvoorschriften te actualiseren. Het besluit op het verzoek om actualisatie moet voorbereid worden volgens de uitgebreide procedure. Voor de behandeling van de aanvraag is een termijn van 26 weken vastgesteld. Het verzoek ligt momenteel ter beoordeling bij de FUMO. Wij hebben op 17 mei 2016 een advies ontvangen van de FUMO over het opleggen van maatwerkvoorschriften en het actualiseren van de vergunning. Het advies van de FUMO is als bijlage bij deze memo gevoegd. Het advies is tevens verstuurd naar de vertegenwoordiger van enkele omwonenden. In het advies wordt aangegeven dat ten aanzien van de actualisatie van de omgevingsvergunning wij de vergunninghouder moeten verzoeken om een actueel akoestisch onderzoek te overleggen. Wij onderzoeken momenteel of dit wettelijk gezien mogelijk is om in deze procedure de aanvrager te verplichten een actueel akoestisch onderzoek aan te leveren. IJlst, 9 juni 2016 Mirella Brontsema (team Vergunningen) François Nijp (team Toezicht en Handhaving Omgeving)

3 Gemeente Súdwest-Fryslân t.a.v. mevr. M. Brontsema Postbus HA Sneek Grou, 13 mei 2016 Ons kenmerk : 2016-FUMO Afdeling : Toetsing en Vergunningverlening Behandeld door : G. Holwerda / Uw kenmerk : Betreft : Voorlopig advies maatwerk Schaap Bio Energie BV te Tirns Geachte mevrouw Brontsema, Op 18 maart 2016 heeft u ons om advies gevraagd omtrent het ambtshalve wijzigen van de voorschriften van de verleende omgevingsvergunning(en) onderdeel milieu voor de inrichting Schaap Bio Energie BV gelegen aan de Kilewierwei te Tirns. Door deze wijziging wordt tegemoet gekomen aan het verzoek hiertoe van omwonenden die geur- en geluidoverlast ondervinden vanwege het in werking zijn van de mestvergistingsinstallatie. Huidige vergunning- en meldingssituatie De volgende vergunningen en/of meldingen zijn eerder aan de inrichting verleend en/of ontvangen: Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer (Wm) van 9 december 2003; Melding 8.19 Wm van 6 januari 2005; Veranderingsvergunning Wm van 18 april 2006; Melding 8.19 Wm van 11 oktober 2006; Melding 8.19 Wm van 28 september 2007; Melding 8.19 Wm van 26 maart 2009; Melding 8.19 Wm van 23 februari 2010; Omgevingsvergunning / milieuneutraal veranderen van 17 maart 2011; Omgevingsvergunning / verandering van 23 augustus 2011; Omgevingsvergunning / milieuneutraal veranderen van 15 december 2011; Omgevingsvergunning / milieuneutraal veranderen van 13 september 2013; Omgevingsvergunning / milieuneutraal veranderen van 30 april 2014; Omgevingsvergunning / milieuneutraal veranderen van 15 augustus Op grond van deze vergunningen en/of meldingen mogen in de inrichting 200 melkkoeien en 100 stuks jongvee worden gehouden. Tevens is vergund een (co-) vergistingsinstallatie met een capaciteit dierlijke mest en overige biomassa (co-producten) van ton/jaar. Wettelijke kader

4 De inrichting Schaap Bio Energie BV is als vergunningplichtig aangewezen (artikel 2.1 lid 2 Bor). Daarnaast worden binnen de inrichting activiteiten verricht die in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) zijn opgenomen. Voor deze activiteiten zijn de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling milieubeheer (Activiteitenregeling) van toepassing. Voor het bevoegd gezag bestaat de mogelijkheid om voor bepaalde activiteiten maatwerkvoorschriften te stellen. Het is afhankelijk van de activiteit en het milieuonderwerp welke mogelijkheden het bevoegd gezag heeft om maatwerk te stellen. In het Activiteitenbesluit wordt per voorschrift aangegeven of het stellen van een maatwerkvoorschrift mogelijk is. Voor de activiteiten die geregeld worden in de omgevingsvergunning heeft het bevoegd gezag op grond van het artikel 2.31, tweede lid, onder b van de Wabo de bevoegdheid om, ambtshalve of op verzoek van derden, beperkingen of voorschriften aan te vullen, te wijzigen of in te trekken of om alsnog beperkingen of voorschriften aan een vergunning te verbinden. Geurhinder Sinds 1 januari 2016 wordt de bescherming tegen geurhinder in het Activiteitenbesluit geregeld. De algemene geurvoorschriften staan in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Centraal staat een afwegingsproces dat gericht is op het vaststellen van het aanvaardbaar hinderniveau. Hieruit kunnen voorschriften volgen die in een maatwerkbesluit aan de inrichting worden vastgelegd. Het is ons gebleken dat in de vergunde situatie geen hinderniveau is vastgesteld. In de vigerende omgevingsvergunning(en) zijn geen geurvoorschriften betreffende het vergistingsproces opgenomen. Om het hinderniveau vast te kunnen stellen is een onderzoek naar de geurbelasting op omringende geurgevoelige objecten als gevolg van het vergistingsproces nodig (artikel 2.7a lid 2 Activiteitenbesluit). De geur(onderzoek)rapporten kenmerk R02, respectievelijk , behorende bij een eerdere vergunningsprocedure, waaraan u refereert in uw reactienota inzake het bezwaarschrift, zijn naar onze mening gebaseerd op een te lage aanname van de bronsterktes, waardoor de uitkomst niet overeenkomt met de werkelijkheid. Een dergelijke rapport kunnen wij niet gebruiken in het kader van een maatwerkprocedure. Pas nadat het hinderniveau is vastgesteld, kunnen wij, indien nodig, overgaan tot maatwerk. Immers kunnen slechts maatwerkvoorschriften worden gesteld wanneer het aanvaardbaar hinderniveau wordt overschreden. Verder merken wij nog op dat een maatwerkvoorschrift in algemene zin niet aanvaardbaar is en het dus niet toegestaan is maatregelen op te leggen die economisch niet haalbaar zijn. Wij adviseren u de vergunninghouder te verzoeken een nieuw geur(onderzoek)rapport te overleggen, waarbij de berekende, huidige situatie overeenkomt met de werkelijkheid. U kunt ook beslissen om een dergelijk onderzoek door een onafhankelijke instantie te laten uitvoeren. Indien uit het onderzoeksrapport blijft dat er sprake is van een onaanvaardbaar hinderniveau, moeten de mogelijke maatregelen en de kosten daarvan in kaart gebracht worden. Vervolgens kunnen wij vaststellen of er aanleiding voor bestaat om het treffen van geurreducerende maatregelen in redelijkheid van deze inrichting te verlangen is. Geluidhinder Voor vergunningplichtige inrichtingen gelden de geluidvoorschriften uit de omgevingsvergunning. In de vigerende oprichtingsvergunning van 9 december 2003 zijn geluidvoorschriften opgenomen. De in deze vergunning opgenomen grenswaarden bedragen op een aantal referentiepunten 50, 45 en 40 db(a) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

5 Bij het besluit van 23 augustus 2011 (veranderingsvergunning) ligt het akoestische memo van 17 maart 2011 dossiernr FR-024 ten grondslag. In deze memo is voldoende duidelijkheid gegeven over de activiteiten van de inrichting en de periodes waarin deze activiteiten plaatsvinden. Tevens zijn er de verkeersbewegingen uitgebreid beschreven. In de memo is getoetst of er aan de vigerende geluidsnormen (oprichtingsvergunning van 9 december 2003) kon worden voldaan, maar de geluidsuitstraling is niet vastgelegd. Er treden derhalve geen akoestische veranderingen op, anders dan reeds is vergund. Actualisatie van vigerende voorschriften is in dit geval in het belang van de bescherming van het milieu, namelijk het creëren van rechtszekere controleer- en handhaafbare actuele situatie. Hier is een (actueel) akoestisch onderzoek voor nodig. In een akoestisch onderzoek moet de geluidsuitstraling van de hele inrichting vastgesteld worden. Op basis van deze akoestische beoordeling kan vastgesteld worden of actualisatie van de geluidsvoorschriften mogelijk is. Wij adviseren u de vergunninghouder te verzoeken een actueel geluid(onderzoek)rapport te overleggen. Opslag agrarische bedrijfsstoffen Ter voorkoming van geurhinder als gevolg van een opslag van diverse soorten agrarische bedrijfsstoffen moeten de afstandseisen opgenomen in artikel 3.46 van het Activiteitenbesluit in acht te worden genomen. De in de inrichting aanwezige opslag voldoet aan deze eisen. Het bevoegd gezag kan in maatwerkvoorschriften aanvullende eisen stellen als sprake is van onaanvaardbare geurhinder. Het afdekken van mest en co-producten met een droge stof gehalte van minder dan 60% is reeds met een maatwerkvoorschrift (uw besluit van december 2015) geregeld. Regelmatig wordt gecontroleerd of de neergelegde afdekplicht wordt nageleefd. In de inrichting worden ook co-producten met een droge stof gehalte van meer dan 60% opgeslagen, zoals havervlokken, cacaodoppen, granen, kokosvezels. Uit deze stoffen treden echter geen perssapverliezen op. Hierdoor is van deze stoffen geen geurhinder te verwachten. Het opleggen van een maatwerkvoorschrift met als doel het beperken van geurhinder van deze producten is niet zinvol. Tot slot De hiervoor genoemde rapporten zijn essentieel om de afweging omtrent het opleggen van maatwerkvoorschriften dan wel wijzigen van voorschriften te maken. Na het ontvangen van de rapporten kunnen wij een definitief advies verstrekken. Mocht u naar aanleiding van deze brief nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met mevrouw G. Holwerda, tel.nr of g.holwerda@fumo.nl. Met vriendelijke groeten, JJ. Bronsveld Hoofd afdeling Toetsing en Vergunningverlening

6