Kroniek. 28 T C R , n u m m e r 1. Hoger beroep. Dit artikel van BJu Tijdschriften is gemaakt voor de Rijksoverheid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kroniek. 28 T C R , n u m m e r 1. Hoger beroep. Dit artikel van BJu Tijdschriften is gemaakt voor de Rijksoverheid"

Transcriptie

1 Kroniek Hoger beroep De laatste kroniek Hoger beroep dateert van medio Deze kroniek beslaat de daaropvolgende periode tot eind Een aantal in deze periode verschenen arresten van de Hoge Raad over de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep en de devolutieve werking heeft weer aangetoond dat het appèlprocesrecht vol lastig te ontwijken valkuilen zit. Ik zal die arresten bespreken. Daarnaast wil ik aandacht besteden aan het terugwijzingsverbod en het recht op pleidooi in hoger beroep. Kort stip ik ook nog de proceskostenveroordeling bij incidenteel hoger beroep aan. Het bewijsaanbod in hoger beroep en de daaraan te stellen eisen laat ik onbesproken; dat is al aan de orde gekomen in de recente kroniek Bewijsrecht. 2 Ik sluit af met een opmerking over het project Innoverende hoven en vermelding van nieuw verschenen literatuur en recente wetgeving. Uitbreiding rechtsstrijd bij grieven Naar vaste rechtspraak worden de grenzen van het geschil in hoger beroep in beginsel bepaald door de appèldagvaarding en de memorie van grieven, en door een eventueel incidenteel hoger beroep. De definitieve afbakening van de rechtsstrijd in hoger beroep vindt, wat een principaal hoger beroep betreft, daarbij pas plaats in de memorie van grieven; de omlijning van het principaal hoger beroep krijgt eerst bij memorie van grieven haar definitieve vorm. 3 Dat kan anders zijn indien appellant de omvang van het hoger beroep bij dagvaarding ondubbelzinnig heeft beperkt. Deze regel heeft tot gevolg dat ook een geïntimeerde die verstek laat gaan, moet begrijpen dat appellant het hoger beroep nog bij memorie van grieven kan uitbouwen, zo heeft de Hoge Raad bevestigd. 4 Op de uitbreiding in de memorie van grieven van het bereik van de eis tot vernietiging van het vonnis waarvan hoger beroep is ingesteld, heeft art. 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen betrekking; die bepaling heeft alleen betrekking op de verandering of vermeerdering van (de grondslag van) de vordering van de (oorspronkelijke) eiser. Zolang een dergelijke uitbreiding van de omvang van de rechtsstrijd in de memorie van grieven niet ook een vermeerdering van (de grondslag van) de vordering inhoudt, behoeft die dan ook niet aan een geïntimeerde die verstek heeft laten gaan, te worden betekend. 1. F.J.H. Hovens, TCR 2010, p. 66 e.v. 2. R.H. de Bock, TCR 2012, p. 65 e.v. 3. Zie o.a. H.J. Snijders & A. Wendels, Civiel appel, Deventer: Kluwer 2009, nr. 187 en de daar vermelde jurisprudentie. 4. HR 16 december 2011, LJN BT7494, JBPr 2012, 24 m.nt. G.C.C. Lewin. Nieuwe standpunten in hoger beroep De herkansingsfunctie van het hoger beroep brengt met zich dat partijen in hoger beroep met nieuwe standpunten kunnen komen. 5 De Hoge Raad heeft dat uitgangspunt maar weer eens onomwonden herhaald: het hoger beroep strekt mede ertoe de appellerende partij de gelegenheid te bieden tot het verbeteren en aanvullen van hetgeen zij bij de procesvoering in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten en het staat die partij in beginsel vrij in hoger beroep een ander standpunt in te nemen dan in eerste aanleg. 6 Het hof mag in beginsel niet verlangen dat voor een koerswijziging in hoger beroep een verklaring wordt gegeven. Op zichzelf is niet uitgesloten dat de appèlrechter aan processueel gedrag in eerste aanleg, eventueel in samenhang met een voorafgaand aan het geding aangenomen houding, de slotsom verbindt dat een procespartij het recht heeft verloren voor het eerst in hoger beroep een bepaald standpunt in te nemen, maar de rechter dient daarmee in verband met voormelde strekking van het hoger beroep terughoudend te zijn. 7 Ook een radicale koersverandering is geoorloofd. 8 Maar dat kan niet onbeperkt. De twee-conclusie-regel (of: in beginsel strakke regel 9 ) mag inmiddels genoegzaam bekend zijn. 10 Appellant moet in zijn eerste inhoudelijke processtuk al zijn stellingen (grieven) neerleggen die zijns inziens moeten leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid van wijziging en vermeerdering van eis (waaronder begrepen de grondslag van de eis). Ook dit dient, uitzonderingen daargelaten, plaats te vinden in het eerste inhoudelijke processtuk van de oorspronkelijk eiser. 11 En, zo weten we inmiddels uit Doornenbal/Van der Spek, 12 deze regel is niet beperkt tot de (grondslag van de) vordering en de grieven. Hetzelfde geldt in beginsel voor de verweren die door de geïntimeerde worden aangevoerd tegen de vordering van de 5. Zie o.a. Asser/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. Procesrecht 4. Hoger beroep, Deventer: Kluwer 2012, nr. 3, 82 en HR 9 juli 2010, LJN BM3912, JBPr 2010, 57 m.nt. F.J.H. Hovens, NJ 2010, Vgl. HR 22 januari 1999, LJN ZC2831, NJ 1999, 715 m.nt. H.J. Snijders. 8. HR 30 januari 1998, LJN ZC2565, NJ 1998, De twee-conclusie-regel wordt ook wel als een uitbreiding van de in beginsel strakke regel geduid, zie F.J.H. Hovens in zijn noot in JBPr 2010, 57 onder 5; ik gebruik de termen als synoniemen van elkaar. 10. Zie B.T.M. van der Wiel, De in beginsel strakke regel, TCR 2012, p. 71 e.v., alsmede de voorgaande kroniek Hoger beroep, TCR 2010, p Vgl. HR 20 juni 2008, LJN BC4959, NJ 2009, 21 m.nt. J.M.M. Maeijer en H.J. Snijders en HR 19 juni 2009, LJN BI8771, NJ 2010, 154 m.nt. H.J. Snijders, JBPr 2009, 39 m.nt. B.T.M. van der Wiel, en de bespreking van deze arresten in de vorige kroniek. 12. HR 9 december 2011, LJN BR2045, JBPr 2012, 35 m.nt. B.T.M. van der Wiel (Doornenbal/Van der Spek). 28 T C R , n u m m e r 1

2 oorspronkelijk eiser. Uitbreiding daarvan dient eveneens plaats te vinden in de eerste conclusie in hoger beroep. Uitzonderingen op die regel kunnen zich voordoen. Dit is met name het geval indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de eisverandering of -vermeerdering plaatsvindt, of indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog zodanige verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden. Het niet protesteren tegen een te late grief, maar daarop juist inhoudelijk reageren, kan als een ondubbelzinnige toestemming worden gezien. 13 Maar als een partij een betoog niet als een nieuwe grief heeft behoeven te onderkennen, aanvaardt zij door op dat betoog (kort) in te gaan de rechtsstrijd op dat punt niet zonder meer alsnog ondubbelzinnig. 14 Dat geldt ook indien een partij op uitnodiging van het hof zich bij een nadere conclusie of akte uitlaat over een nieuwe grief of eiswijziging. 15 Voorzichtigheid met het aannemen van ondubbelzinnige toestemming is dus geboden. Verder kan in het algemeen een grief of een verandering of vermeerdering van eis (of van verzoek) na het tijdstip van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de nieuwe grief of eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat indien dan nog mogelijk een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. 16 Onverkort blijft dan gelden dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde. Of sprake is van een ongeoorloofde uitbreiding van de rechtsstrijd buiten de memories van grieven en antwoord is lang niet altijd eenvoudig te beoordelen. In De Beeldbrigade/ Hulskamp 17 had het hof geoordeeld dat het bij pleidooi gedane beroep op stuiting van de verjaring onder verwijzing naar een brief van 1 december 2005 op grond van de twee-conclusie-regel als een nieuw feit buiten beschouwing moest blijven. De Hoge Raad ziet dit anders. Waar Hulskamp eerst bij memorie van grieven een beroep op verjaring heeft gedaan en De Beeldbrigade in reactie daarop in haar memorie van antwoord had aangevoerd dat zij Hulskamp eind 2005 schriftelijk in kennis had gesteld van de schadebegroting en haar had gesommeerd de schade te vergoeden, golden haar nadere stel- 13. HR 15 oktober 1999, LJN AD4660, NJ 2000, 21 m.nt. PAS. 14. HR 10 september 2010, LJN BM Zie het hierna nog te bespreken arrest Pessers/Ru-Pro, LJN BQ7064, JBPr 2012, 34 m.nt. B.T.M. van der Wiel. 16. A-G Wesseling-van Gent noemt in haar conclusie voor HR 28 september 2012, LJN BW9226, NJ 2012, 552, in dit verband ook nog de uitzonderingen dat onverkorte toepassing van de regel in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde of indien sprake is van een aan geïntimeerde toe te rekenen verkeerde voorstelling van zaken bij appellant. 17. HR 27 april 2012, LJN BV1301, JBPr 2012, 43 m.nt. B.T.M. van der Wiel, NJ 2012, 293. lingen dienaangaande bij pleidooi als een toelaatbare precisering van deze eerdere stelling. Bij de vaststelling van een omgangsregeling rechtvaardigt de aard van het geschil een uitzondering op de twee-conclusieregel. 18 Daartoe overwoog de Hoge Raad dat evenals voor de vaststelling van alimentatie, waarvoor deze uitzondering al was aanvaard, 19 de vaststelling van een omgangsregeling dient te zijn gebaseerd op de omstandigheden zoals deze zijn ten tijde van de uitspraak van de rechter en dat de uitspraak voor wijziging vatbaar is als nadien van andere omstandigheden blijkt. Beide partijen hebben er daarom belang bij dat de vaststelling berust op een juiste en volledige waardering van de van belang zijnde omstandigheden ten tijde van de uitspraak in hoger beroep. Daarom mag en in beginsel moet de appèlrechter ook rekening houden met een grief of wijziging van eis/verzoek die na de eerste stukkenwisseling wordt aangevoerd of plaatsvindt. Ingrijpen door de rechter in het partijdebat Concentratie van het debat tot de eerste conclusiewisseling is in hoger beroep dus de regel. Hoeveel ruimte heeft de appèlrechter dan nog om ambtshalve in te grijpen in het debat tussen partijen? Wie het dacht te weten na Regiopolitie/Hovax en Lammers/Aerts q.q. heeft zich de afgelopen tijd misschien nog eens achter de oren gekrabd. In twee arresten, uitgebreid geannoteerd door Van der Wiel, 20 heeft de Hoge Raad de appèlrechter op de vingers getikt en proberen duidelijk te maken waar de mogelijkheden en onmogelijkheden (lees: grenzen) liggen. Eerst nog maar weer eens even Regiopolitie/Hovax. 21 Daarin overwoog de Hoge Raad dat het op zichzelf juist is dat de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding niet ambtshalve mag verminderen op de grond dat naar zijn oordeel kort gezegd sprake is van eigen schuld van de benadeelde aan zijn schade, maar dat het onder de gegeven omstandigheden en gelet op het tot dan toe gevoerde debat zozeer voor de hand lag dat Regiopolitie een beroep zou willen doen op eigen schuld van Hovax aan haar schade, dat het de rechtbank vrijstond deze vraag ambtshalve aan de orde te stellen. Dat de feitenrechter wel enige ruimte wordt geboden om ambtshalve het debat tussen partijen een bepaalde wending te geven, bleek vervolgens ook uit Lammers/Aerts q.q.: het stond het hof, gelet op het verloop van het processuele debat, vrij de curator in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over een, zoals in dit geval voor de hand lag, op art. 2:248 lid 7 jo. lid 1 en/of 2 en art. 2:11 Burgerlijk Wetboek (BW) te baseren aansprakelijkheid van Lammers. 22 Daarbij verdient opmerking dat voor heropening van het partijdebat aanleiding werd gevonden in de omstandigheid dat inmiddels bij het getuigen- 18. HR 28 september 2012, LJN BW9226, NJ 2012, HR 20 maart 2009, LJN BG9917, NJ 2010, 153 m.nt. H.J. Snijders. 20. JBPr 2012, HR 26 september 2003, LJN AF9414, JBPr 2004, 15 m.nt. K. Teuben, NJ 2004, 460 m.nt. J.B.M. Vranken onder HR 13 februari 2004, NJ 2004, HR 14 maart 2008, LJN BC1231, NJ 2008, 466 m.nt. J.M.M. Maeijer en H.J. Snijders. T C R , n u m m e r 1 29

3 verhoor feiten aan het licht waren gekomen die wezen op aansprakelijkheid op grond van een ander lid van dezelfde bepaling die al aan de vordering wegens bestuurdersaansprakelijkheid ten grondslag was gelegd. Hoewel de Hoge Raad met zoveel woorden overwoog dat er geen algemene regel te geven is wanneer het de rechter vrijstaat een kwestie ambtshalve aan de orde te stellen, is wel geprobeerd die uit de arresten te distilleren. De rechter zou, zo leidt annotator Vranken uit Regiopolitie/Hovax af, slechts dan ambtshalve kwesties aan de orde mogen stellen, als het gaat om kwesties waarvan het gelet op het verloop van de procedure in de rede ligt dat een partij zich erop zal beroepen, met andere woorden indien de kwestie min of meer besloten ligt in het debat van partijen. En Snijders, in zijn noot bij Lammers/ Aerts q.q., vat het als volgt samen: De Hoge Raad lijkt (...) de rechter alleen de mogelijkheid te geven om een partij de gelegenheid te geven haar feitelijke grondslag aan te vullen, indien dit gelet op het verloop van het processuele debat gerechtvaardigd is. Ook overigens is in de literatuur veel geschreven over de ruimte die de feitenrechter in dit opzicht zou hebben of al dan niet zou moeten worden geboden; de opvattingen lopen wijd uiteen. 23 Waar in Regiopolitie/Hovax en Lammers/Aerts q.q. de Hoge Raad de door de feitenrechter aangegrepen ruimte nog gunde, trekt hij op 23 september 2011 (Pessers/Ru-Pro) en 9 december 2011 (Doornenbal/Van der Spek) aan de rem. In beide zaken oordeelt de Hoge Raad dat de appèlrechter te ver heeft ingegrepen in het debat tussen partijen. In Doornenbal/Van der Spek, 24 een procedure tussen een pachter en een verpachter van een boomgaard, ging het om een beroep op een afstandsbeding waarbij de pachter afstand zou hebben gedaan van zijn eventuele recht op schadevergoeding bij onteigening van het gepachte. De verpachter vorderde op die grond van de pachter de schadeloosstelling die de pachter in het kader van de onteigening had ontvangen. De pachtkamer van de rechtbank wees het beroep op het afstandsbe- 23. Ik noem, zonder volledig te (kunnen) zijn: W.D.H. Asser, H.A. Groen & J.B.M. Vranken, Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2003; H.J. Snijders, They have a dream... een fundamenteel nieuw wetboek van rechtspleging, NJB 2003, p ; H.C.F. Schoordijk, De verwezenlijking van het materiële recht in het civiele proces, NJB 2004, p ; T.F.E. Tjong Tjin Tai, De rechterlijke vrijheid en de feitelijke grondslag, TCR 2002, p ; A.C. van Schaick, Het burgerlijk recht de baas? Over de verwevenheid van burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht, Deventer: Kluwer 2009 en de bespreking daarvan door J.R. Sijmonsma in TvPP 2009, nr. 2, p. 57 e.v.; R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss.), 2011; Asser/Van Schaick, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. Procesrecht 2. Eerste aanleg, Deventer: Kluwer 2011, nr. 93; Asser/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 2012, nr. 263; G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Preadviezen Nederlandse Juristenvereniging, Deventer: Kluwer HR 9 december 2011, LJN BR2045, JBPr 2012, 35 m.nt. B.T.M. van der Wiel. ding kort gezegd af op de grond dat de verpachter geen rechten kon ontlenen aan het beding omdat de overeenkomst waarin het was opgenomen niet ter goedkeuring was voorgelegd aan de grondkamer en, ten overvloede, op grond van de uitleg van de inhoud van het beding. Ook de subsidiaire grondslagen werden door de pachtkamer verworpen en de vordering werd afgewezen. In het hiertegen door de verpachter ingestelde hoger beroep overwoog de pachtkamer van het hof in een tussenarrest, kort gezegd, op de voet van art. 25 Rv voorshands van oordeel te zijn dat het afstandsbeding nietig of vernietigbaar is wegens strijd met de goede zeden of de openbare orde als bedoeld in art. 3:40 BW, mede gelet op art. 1 Eerste Protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), art. 42a Onteigeningswet (OW) en art. 7:377 en 7:399 BW. Het hof verwees de zaak naar de rol om partijen in staat te stellen zich over dit voorshands gegeven oordeel uit te laten. Vervolgens legde de verpachter bij akte het voormelde voorlopige oordeel van het hof alsnog mede aan zijn verweer tegen de vordering ten grondslag. Het bezwaar van de pachter tegen deze uitbreiding van de rechtsstrijd werd door het hof verworpen. De Hoge Raad plaatst zijn oordeel over deze stap van het hof in de sleutel van de twee-conclusie-regel. Allereerst, we zagen dat hiervoor al, overweegt de Hoge Raad dat de tweeconclusie-regel ook geldt voor verweren die door de geïntimeerde worden aangevoerd tegen de vordering van de oorspronkelijk eiser. Nadat de in art. 347 lid 1 Rv genoemde conclusies zijn genomen, is de mogelijkheid om nieuwe verweren aan te voeren beperkt tot de in HR 20 juni 2008 en HR 19 juni 2009 genoemde uitzonderingen. En, zo oordeelt de Hoge Raad, omdat het verweer ten aanzien van de nietigheid of vernietigbaarheid van het afstandsbeding een geheel nieuw verweer was dat niet in het verlengde lag van de reeds door partijen omlijnde rechtsstrijd in appèl en zich hier niet een van de uitzonderingen voordoet als genoemd in voormelde arresten, heeft het hof door die uitbreiding van het verweer te aanvaarden de door de goede procesorde op dit punt gestelde grenzen miskend. En, daarmee komen we bij de Regiopolitie/ Hovax-problematiek, dat is niet anders doordat het hof zelf dit verweer aan de orde heeft gesteld. Voor de grondslag waarop het hof heeft te beslissen, is niet bepalend wat het hof aan de orde heeft gesteld, maar ingevolge art. 24 Rv hetgeen partijen aan hun vordering en verweer ten grondslag hebben gelegd en ten grondslag mochten leggen gelet op de goede procesorde in verband met het stadium waarin de procedure zich bevond. Uit het arrest wordt duidelijk dat dit allemaal anders zou zijn geweest indien het afstandsbeding niet vernietigbaar maar nietig zou zijn geweest wegens strijd met de openbare orde of de goede zeden. De partijautonomie, en eventueel ook de concentratie van het debat, mag (moet) in dat geval wel worden doorbroken. In Pessers/Ru-Pro was onder meer (de uitvoering van) een koopovereenkomst tussen partijen onderwerp van geschil. 25 Ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep legde het hof 25. HR 23 september 2011, LJN BQ7064, JBPr 2012, 34 m.nt. B.T.M. van der Wiel. 30 T C R , n u m m e r 1

4 aan partijen de vraag voor of de koopovereenkomst tussen partijen niet nietig is gelet op art. 3:84 lid 3 BW (fiduciaverbod). Het hof verwees de zaak vervolgens naar de rol, opdat partijen zich daarover bij memorie na pleidooi konden uitlaten. In haar antwoordmemorie na pleidooi concludeerde Ru-Pro dat partijen inderdaad in strijd met het fiduciaverbod hebben gehandeld en zij paste haar eis daaraan aan. Ook daarover oordeelt de Hoge Raad dat de omstandigheid dat de eiswijziging plaatsvond naar aanleiding van de door het hof aan partijen voorgelegde vraag geen uitzondering op de in beginsel strakke twee-conclusie-regel rechtvaardigt. Door het fiduciaverbod ter gelegenheid van het pleidooi aan de orde te stellen werd een geheel nieuw element in het tussen partijen gevoerde debat ingebracht en (vergelijk Regiopolitie/Hovax) dit thema lag binnen de grenzen van de door partijen bepaalde rechtsstrijd niet voor de hand. Dit alles laat natuurlijk onverlet dat de (appèl)rechter gehouden blijft om de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen indien de feitelijke grondslag daarvoor in het partijdebat kan worden gevonden. Zo had het hof partijen op goede gronden in de gelegenheid gesteld zich alsnog uit te laten over de nietigheid van de bedongen rente op grond van art. 7A:1804 BW. 26 De gedaagde partij had zich in dat geval wel op de nietigheid van de bedongen rentevergoeding beroepen (wegens strijd met de goede zeden), maar niet op het schriftelijkheidsvereiste van art. 7A:1804 BW. De eisende partij zelf had gesteld dat de overeenkomst van geldlening niet schriftelijk was vastgelegd. Onder die omstandigheden stond het het hof vrij om acht te slaan op het bepaalde in art. 7A:1804 BW. De positieve zijde van de devolutieve werking Een geïntimeerde wordt beschermd indien hij niet opkomt tegen een voor hem ongunstige eindbeslissing die niet heeft geleid tot een voor hem ongunstig dictum. 27 In een dergelijk geval komen zijn verworpen of niet-behandelde stellingen en weren ambtshalve aan de orde indien de appèlrechter een van de grieven van appellant gegrond acht. Ook staat het de appèlrechter vrij die stellingen en weren te behandelen voordat hij, voor zover nog nodig, over de grieven beslist. 28 Een belangrijk arrest over dit onderdeel van (de positieve zijde van) de devolutieve werking is nog steeds Gouda/Lutz. 29 Pas door de gegrondbevinding van een grief van Lutz kreeg geïntimeerde en oorspronkelijk eiseres Gouda alsnog belang bij bezwaren tegen de bewijslastverdelingsbeslissing van de rechtbank. Die bewijslastverdeling had de appèlrechter daarom alsnog zo nodig ambtshalve te beoordelen. Dat de bewijslastverdelingsbeslissing was opgenomen in een tussenvonnis waartegen niet was geappelleerd, deed aan de devolutieve werking van het hoger beroep niet af nu de toewijsbaarheid van de vordering van Gouda geheel aan het oordeel van het hof was onderworpen. Op deze uitspraak heeft de Hoge Raad voortge- 26. HR 30 november 2012, LJN BX8362 (art. 81 Wet RO). 27. Zie o.a. Snijders & Wendels 2009, nr. 219 en Asser/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 2012, nr HR 12 oktober 2012, LJN BW9869, NJ 2012, HR 24 december 1999, LJN AA4007, NJ 2000, 428 m.nt. H.J. Snijders. bouwd in onder meer de arresten Sunmaster/X en Utimaco/ D&R Holding. 30 Rode draad in deze arresten, aldus A-G Wesseling-van Gent voor HR 30 maart 2012, 31 vormt de strekking van de devolutieve werking om het incidenteel appèl zo veel mogelijk overbodig te maken. De positieve zijde van de devolutieve werking voorkomt dat de geïntimeerde wordt geforceerd tot het instellen van hoger beroep tegen een dictum dat hem volledig in het gelijk stelt. Geheel hiermee in lijn oordeelt de Hoge Raad op 23 december In die zaak had het hof te beslissen op het hoger beroep van de vrouw tegen de door de rechtbank vastgestelde kinder- en partneralimentatie. De rechtbank had het verzoek van de vrouw tot kinderalimentatie toegewezen tot een bedrag van 500 per maand (zoals door de man ook aangeboden) en het verzoek tot partneralimentatie afgewezen. Daartegen kwam de vrouw in hoger beroep, zowel wat betreft de hoogte van de kinderalimentatie als wat betreft de afwijzing van de partneralimentatie. Het hof vernietigde de beslissing van de rechtbank en stelde de door de man te betalen kinderalimentatie vast op 790 en de partneralimentatie op 3368 per maand. Daarbij nam het hof bij de vaststelling van de draagkracht van de man tot uitgangspunt dat hij in staat moest worden geacht een inkomen van te kunnen verdienen, aangezien hij tegen de desbetreffende overweging van de rechtbank geen grief had gericht. Daarmee ging het hof voorbij aan bovengenoemde hoofdregel van de positieve zijde van de devolutieve werking (die ook geldt in verzoekschriftprocedures). Immers, de man had in eerste aanleg verweer gevoerd tegen de verzochte partneralimentatie, onder meer stellende dat hij niet in staat was om enig substantieel inkomen te verwerven. Dat verweer had de rechtbank niet gehonoreerd, maar de man behoefde daartegen niet incidenteel te appelleren om zijn verweer in hoger beroep alsnog of opnieuw beoordeeld te zien. Het niet honoreren van het verweer had, wat de partneralimentatie betreft, immers niet tot een voor hem nadelig dictum geleid: het verzoek tot partneralimentatie was afgewezen. De beslissing van het hof wordt dan ook vernietigd. 33 Maar wat nu als tegen het tussenvonnis waarin een bewijsopdracht is opgenomen reeds eerder (tussentijds) hoger beroep was ingesteld en daarbij het tussenvonnis werd bekrachtigd met onder meer de overweging dat tegen de bewijsopdracht niet was gegriefd? Daarop heeft de Hoge Raad op 30 maart 2012 antwoord gegeven. 34 Vaste rechtspraak is dat niet tweemaal van hetzelfde (tussen)vonnis hoger beroep kan worden ingesteld. Dit betekent dat als een partij grieven richt tegen een tussenvonnis, zij direct al haar grieven tegen 30. HR 1 november 2002, LJN AE7360, JBPr 2003, 4 m.nt. H.W. Wiersma, NJ 2005, 281 en HR 11 juni 2004, LJN AO6015, JBPr 2004, 51 m.nt. M.A.J.G. Janssen, NJ 2005, 282 m.nt. H.J. Snijders. 31. LJN BU3160, JBPr 2012, 41, NJ 2012, 582 m.nt. H.B. Krans. 32. LJN BT8449, NJ 2012, Vgl. ook HR 13 juli 2012, LJN BX1295 en HR 7 september 2012, BW6729; ook die arresten betreffen alimentatiezaken waarin de devolutieve werking en de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep waren miskend. 34. LJN BU3160, JBPr 2012, 41, NJ 2012, 582 m.nt. H.B. Krans. T C R , n u m m e r 1 31

5 dat vonnis zal moeten aanvoeren. Zij kan bij een later (principaal of incidenteel) hoger beroep niet opnieuw (dezelfde of andere) grieven richten tegen beslissingen uit het tussenvonnis, dus ook niet meer tegen andere eindbeslissingen dan die waartegen in het eerdere tussentijdse appèl grieven waren gericht. Daar vindt de positieve zijde van de devolutieve werking dus zijn grens in de regel dat niet tweemaal tegen hetzelfde vonnis kan worden geappelleerd. In de woorden van de Hoge Raad: Voor de bescherming die met dat stelsel aan de geïntimeerde wordt gegeven bestaat, wat betreft tussenvonnissen, geen reden in het geval dat de geïntimeerde zelf eerder tussentijds beroep van die tussenvonnissen heeft ingesteld, voor welk beroep voor haar alleen reden kon bestaan in verband met het feit dat de in die vonnissen vervatte oordelen konden leiden tot een voor haar ongunstige beslissing omtrent de ingestelde vordering. Deze regel geldt alleen voor eindbeslissingen. 35 Een bewijsopdracht is dat niet per definitie, maar alleen indien de rechter bij de bewijsopdracht uitdrukkelijk en zonder voorbehoud overweegt hoe over de zaak beslist zal worden ingeval het opgedragen bewijs wel respectievelijk niet geleverd wordt. Ook indien de rechter zich bij het verstrekken van de bewijsopdracht uitspreekt over de bewijslastverdeling, zal dat overigens meestal een eindbeslissing zijn. 36 Devolutieve werking bij gedeeltelijke toewijzing Maar daarmee had de Hoge Raad op 30 maart 2012 nog niet alles gezegd over de (grenzen van de) devolutieve werking. Op diezelfde dag wijst de Hoge Raad arrest in de zaak Fafianie/ KSN. 37 Die zaak betrof een loonvordering. De oorspronkelijk gedaagde betwistte de vordering en stelde zich daarbij primair op het standpunt dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst en subsidiair dat de oorspronkelijk eiser voor een gedeelte van de in geding zijn periode geen aanspraak kon maken op loon omdat hij zijn arbeidskracht niet ter beschikking had gesteld. De kantonrechter oordeelde dat er weliswaar sprake was van een arbeidsovereenkomst, maar dat het subsidiaire verweer doel trof en wees de loonvordering dus slechts voor een gedeelte toe. Daarmee had het dictum voor de oorspronkelijk gedaagde deels een gunstige en deels een ongunstige inhoud. Met die uitkomst kon de oorspronkelijk gedaagde kennelijk leven; zij stelde geen hoger beroep in, ook niet incidenteel toen bleek dat de oorspronkelijk eiser wel appelleerde, omdat hij persisteerde bij zijn aanspraak op loon over de gehele periode. Volgens de hiervoor weergegeven hoofdregel diende het hof bij de beoordeling van het hoger beroep de nietprijsgegeven stellingen die geïntimeerde in eerste aanleg had 35. Zie ook S.M. Kingma, Tussentijds beroep tegen tussenuitspraken en deeluitspraken, TCR 2010, p. 1 e.v. 36. Vgl. noot van G.C.C. Lewin onder 5 in JBPr 2012, 42; zie evenwel ook noot van H.B. Krans onder 3 in NJ 2012, 582 en het slot van r.o. 3.2 van HR 9 november 2012, LJN BX LJN BU8514, JBPr 2012, 42 m.nt. G.C.C. Lewin, NJ 2012, 583 m.nt. H.B. Krans. verdedigd alsnog dan wel opnieuw te beoordelen, en dus ook het verweer dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Dat deed het hof ook, maar dat vindt geen genade in de ogen van de Hoge Raad. Die ziet aanleiding om voor een geval als dit een uitzondering op de devolutieve werking van het hoger beroep te formuleren: Doordat KSN geen incidenteel beroep heeft ingesteld ook niet voorwaardelijk tegen het vonnis van de kantonrechter voor zover daarbij de vordering van Fafianie is toegewezen, is dat vonnis in zoverre in kracht van gewijsde gegaan met als gevolg dat het oordeel van de kantonrechter waarop de toewijzing berust, dat in de gehele periode (...) tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan, onherroepelijk werd en gezag van gewijsde verkreeg dat in een ander geding tussen de partijen zou kunnen worden ingeroepen (art. 236 Rv). In een zodanig geval kan met het oog op het voorkomen van tegenstrijdige onherroepelijke rechterlijke uitspraken niet worden aanvaard dat in een door de appellant tegen het voor hem ongunstige gedeelte van het dictum ingestelde hoger beroep het primaire verweer van de geïntimeerde op grond van de hiervoor (...) genoemde hoofdregel van de devolutieve werking opnieuw zou kunnen (en moeten) worden beoordeeld (...). Onbeperkte toepassing van de hoofdregel van de devolutieve werking zou volgens de Hoge Raad immers tot gevolg kunnen hebben dat de appèlrechter over hetzelfde geschilpunt een ander oordeel bereikt dan de eerste rechter, zodat na het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak van de appèlrechter met betrekking tot dat geschilpunt twee tegenstrijdige onherroepelijke rechterlijke uitspraken met gezag van gewijsde zouden bestaan. Dit betekent naar het oordeel van de Hoge Raad dat nu de werkgever heeft nagelaten (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep in te stellen tegen het vonnis voor zover daarbij de vordering was toegewezen, het hof het primaire verweer van de werkgever niet meer in zijn beoordeling van het hoger beroep kon betrekken. Met deze oplossing voor de (gevolgen van de) door de Hoge Raad gesignaleerde mogelijkheid van tegenstrijdige onherroepelijke uitspraken, voor gevallen als in Fafianie/KSN aan de orde, heeft de Hoge Raad het toch al niet gemakkelijke systeem van de devolutieve werking er niet eenvoudiger op gemaakt. Het komt geregeld voor dat aan vorderingen die deels worden toegewezen en deels worden afgewezen eenzelfde betwiste rechtsverhouding tussen partijen ten grondslag ligt. De geïntimeerde/oorspronkelijk gedaagde zal zich moeten realiseren dat zijn betwisting van die rechtsverhouding in een dergelijk geval niet zonder (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep door de appèlrechter in de beoordeling mag worden betrokken Zie over de (onzekere) reikwijdte van dit arrest ook Asser/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 2012, nr T C R , n u m m e r 1

6 Geen kostenveroordeling bij in incidenteel hoger beroep gevoerd (nieuw) verweer Het arrest Fafianie/KSN zal in de praktijk vaker aanleiding geven om zekerheidshalve (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep in te stellen. De angst voor een proceskostenveroordeling behoeft daaraan in ieder geval niet in de weg te staan. De omstandigheid dat een geïntimeerde, die in eerste aanleg in het gelijk is gesteld, een verweer heeft gevoerd in de vorm van een (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep, kan niet ertoe leiden dat de verwerping van dat verweer en dientengevolge de verwerping van het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep deze partij op een kostenveroordeling komt te staan. Dit was al vaste jurisprudentie ten aanzien van in eerste aanleg reeds gevoerde verweren, 39 maar deze regel geldt ook voor in de vorm van een incidenteel hoger beroep opgeworpen nieuwe verweren. 40 Terugwijzingsverbod Van oudsher kennen we in hoger beroep het terugwijzingsverbod. Dit verbod dat een uitvloeisel is van de positieve zijde van de devolutieve werking houdt in dat de appèlrechter bij gegrondbevinding van één of meer grieven de zaak niet mag terugwijzen naar de rechtbank; hij dient de nog overgebleven geschilpunten zelf af te doen. 41 Lange tijd werd door de Hoge Raad op deze regel slechts een uitzondering aanvaard voor het geval waarin de appèlrechter de uitspraak van de eerste rechter vernietigt, waarbij deze zich onbevoegd heeft verklaard van het geschil kennis te nemen, hetzij wegens het ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter, hetzij op grond van het bepaalde in art lid 2 Rv, hetzij uit hoofde van het onderwerp van het geschil. 42 Eind 2009 oordeelde de Hoge Raad dat daarmee op één lijn kan worden gesteld een geval waarin in eerste aanleg ten onrechte ontslag van instantie is verleend en waarin dus de rechter eveneens op louter processuele gronden niet aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak tussen de betrokken partijen is toegekomen. 43 Daarmee kwam de Hoge Raad tegemoet aan de kritiek in de literatuur op de strikte toepassing van het terugwijzingsverbod. Volgens A-G Strikwerda is deze regel ook van toepassing op de situatie dat aan een gedaagde partij ten onrechte akte van niet-dienen van de conclusie van antwoord is verleend en de vordering van eiser als niet weersproken wordt toegewezen. 44 Hof Arnhem oordeelde daar 39. Herhaald in HR 12 oktober 2012, LJN BW9243 en HR 16 november 2012, LJN BQ3008; zie verder Snijders & Wendels 2009, p. 210 en de daar genoemde jurisprudentie. Zie ook P. Sluijter, Sturen met proceskosten, Deventer: Kluwer 2011, p HR 11 mei 2012, LJN BV9966, JBPr 2012, 44 m.nt. G.C.C. Lewin, NJ 2012, Zie ook G. van Rijssen, Commentaar op art. 347 Rv, aant. C.3.5 (Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht), Den Haag: Sdu Uitgevers Vgl. HR 16 april 1993, LJN ZC0926, NJ 1993, 654 en HR 7 mei 1993, LJN ZC0949, NJ 1993, 655 m.nt. HER. Zie ook HR 1 februari 2002, LJN AD7378, NJ 2003, 655 m.nt. W.D.H. Asser. 43. HR 11 december 2009, LJN BK0857, JBPr 2010, 17 m.nt. D. Roffel, NJ 2010, 581 m.nt. H.J. Snijders. 44. Zie conclusie A-G voor HR 8 juli 2011, LJN BQ5083, met verwijzing naar de in de vorige zin bedoelde literatuur. anders over. 45 Het overwoog daartoe dat de rechtbank wel tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak en tot toewijzing van de vorderingen van eiser was gekomen, waarbij de rechtbank had geoordeeld dat de stellingen van eiser het gevorderde kunnen dragen en door gedaagden niet zijn weersproken, en dat het gevorderde daarom moet worden toegewezen. Voor een verruiming van de uitzondering op het terugwijzingsgebod tot een geval als dit zag het hof mede gelet op het door de Hoge Raad voorgestane duidelijke en in de praktijk eenvoudig te hanteren criterium geen ruimte. Een verwijzingsverbod geldt ook voor de rechter naar wie de Hoge Raad een zaak ter verdere behandeling en beslissing heeft verwezen: hij is gehouden zelf het geding verder te behandelen en af te doen zonder dit te verwijzen naar een andere rechter. Dat lijdt slechts uitzondering indien de Hoge Raad bij zijn verwijzing de mogelijkheid tot verdere verwijzing heeft geopend. 46 Hof Amsterdam had deze lijn strikt toegepast en ondanks verzoek van partijen de zaak niet teruggewezen naar de kantonrechter, maar had daarbij over het hoofd gezien dat het in die zaak nu juist ging om hoger beroep van een vonnis waarbij de kantonrechter zich (ten onrechte) onbevoegd had verklaard. Het hof zag dat zelf in, kwam ruiterlijk op zijn beslissing terug en wees de zaak alsnog terug naar de kantonrechter. 47 Recht op pleidooi Over het recht op pleidooi heeft de Hoge Raad al vaak iets gezegd. In zijn arrest van 15 maart 1996 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat mede aan art. 6 EVRM ontleende, fundamentele beginselen van procesrecht meebrengen dat een procespartij, indien zij dit verzoekt, de gelegenheid behoort te hebben haar standpunt mondeling ten overstaan van de rechter uiteen te zetten. 48 Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) is de eerste aanleg het meest geëigende moment in een procedure om een zaak mondeling te behandelen. Hoewel het recht op een mondelinge behandeling ook in hoger beroep uitgangspunt is, behoeft de standaard van art. 6 lid 1 EVRM in hogere instanties volgens het EHRM minder strikt te worden gehanteerd. 49 Maar in zijn arresten van 2 december 2011 en 27 januari 2012 heeft de Hoge Raad nog maar weer eens herhaald dat in 45. Hof Arnhem 28 februari 2012, LJN BV8007, JBPr 2012, 53 m.nt. S.M.A.M. Venhuizen. 46. HR 27 januari 2012, LJN BU6510, JBPr 2012, 36 m.nt. B. Winters; reeds eerder in dezelfde zin: HR 24 december 2010, LJN BO2882, NJ 2011, 16. Zie ook N.T. Dempsey, De procedure na cassatie en verwijzing, TCR 2012, p Hof Amsterdam 22 februari 2011, LJN BP6510, NJ 2011, 265, NJF 2011, 166 en Hof Amsterdam 23 augustus 2011, LJN BU5148, NJF 2012, LJN ZC2013, NJ 1997, 341 m.nt. H.J. Snijders. Zie voorts HR 5 oktober 2001, NJ 2001, 514 m.nt. DA, HR 15 november 2002, NJ 2004, 2 m.nt. DA, JBPr 2003, 6 m.nt. A. Knigge, HR 11 juli 2003, NJ 2003, 567, JBPr 2003, 58 m.nt. K. Teuben en HR 3 oktober 2003, NJ 2004, 3, JBPr 2004, 10 m.nt. K. Teuben. 49. Vgl. EHRM 13 oktober 2011, app. nr /06. Zie ook conclusie A-G Wesseling-van Gent voor HR 10 juni 2011 onder 2.4 e.v., en de daar genoemde jurisprudentie, LJN BP9038, JBPr 2011, 49 m.nt. W.I. Wisman, NJ 2011, 272. T C R , n u m m e r 1 33

7 hoger beroep onverminderd geldt dat partijen in beginsel het recht hebben hun standpunten bij pleidooi toe te lichten en dat ook een in hoger beroep gedaan verzoek om de zaak te mogen bepleiten slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal mogen worden afgewezen; 50 daartoe is noodzakelijk dat van de zijde van de wederpartij tegen toewijzing van het verzoek klemmende redenen worden aangevoerd of dat toewijzing van het verzoek strijdig zou zijn met de eisen van een goede procesorde. Als de rechter oordeelt dat een van deze uitzonderingen zich voordoet, dan zal hij zijn redenen voor afwijzing van het verzoek uitdrukkelijk moeten vermelden en zijn beslissing daaromtrent deugdelijk moeten motiveren. 51 Ook in een incident hebben partijen datzelfde recht op pleidooi. 52 Bij de beoordeling van een door de wederpartij gemaakt bezwaar of van hetgeen de eisen van een goede procesorde verlangen kan van belang zijn of de procedure bij toewijzing van het verzoek onredelijk wordt vertraagd. De rechter dient daartoe de procedure in haar geheel te bezien. In dat verband is onder meer van belang of partijen, in eerste instantie dan wel in hoger beroep, hun standpunten al mondeling uiteen hebben gezet, hetzij bij pleidooi, hetzij tijdens een comparitie. Indien de partij die verzoekt de zaak in hoger beroep te mogen bepleiten noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep haar standpunten mondeling ten overstaan van de rechter heeft uiteengezet, moet het verzoek in beginsel zonder meer worden toegewezen en dient de motivering van een afwijzing van het verzoek aan nog hogere eisen te voldoen dan zonder deze bijzonderheid het geval zou zijn. Het rolreglement, waarin onder meer is bepaald wanneer pleidooi gevraagd dient te worden en dat een niet-tijdig verzoek alsnog kan worden ingewilligd indien naar behoren gemotiveerd, kan aan dat alles niet afdoen. Het wettelijk uitgangspunt is dat desverlangd gelegenheid voor pleidooi wordt gegeven voordat de rechter over de zaak heeft beslist en aan dit recht kan het rolreglement niet afdoen. Evenmin kan het rolreglement rechtvaardigen dat een andere maatstaf wordt gehanteerd voor de beoordeling van een verzoek om de zaak te mogen bepleiten. Ook de omstandigheid dat het verzoek om pleidooi kennelijk alleen is gedaan om het verzuim om tijdig een memorie na enquête in te dienen te herstellen, doet aan het recht op pleidooi niet af. 53 Indien niet om pleidooi is verzocht, zoals het geval was in HR 10 juni en HR 16 november 2012, 55 moet worden onderzocht of er wel een mogelijkheid is geweest om een mon- 50. LJN BT7596, JBPr 2012, 23 m.nt. P.M. Vos, NJ 2011, 575, LJN BU7254, JBPr 2012, 27, NJ 2012, 77 en LJN BU8513, JBPr 2012, 26, NJ 2012, Zie eerder HR 3 oktober 2003, LJN AI0831, JBPr 2004, 10 m.nt. K. Teuben, NJ 2004, 3, HR 11 juli 2003, LJN AF7676, JBPr 2003, 58 m.nt. K. Teuben, NJ 2003, 567, HR 5 oktober 2001, LJN ZC3669, NJ 2002, 514 m.nt. W.D.H. Asser en HR 15 maart 1996, LJN ZC2013, NJ 1997, 341 m.nt. H.J. Snijders. 52. HR 28 september 2012, LJN BX0598 en HR 16 november 2012, LJN BX Vgl. HR 15 maart 1996, LJN ZC2013, NJ 1997, 341 m.nt. H.J. Snijders, waarin het feit dat de termijn voor het indienen van een memorie van antwoord onbenut was verstreken geen (beslissende) afbreuk deed aan het recht op pleidooi. 54. LJN BP9038, JBPr 2011, 49 m.nt. W.I. Wisman, NJ 2011, LJN BX7886. delinge behandeling te verzoeken. Het recht op pleidooi kan, dat spreekt vanzelf, immers alleen succesvol worden uitgeoefend als partijen hun verlangen daartoe kenbaar hebben kunnen maken. De Hoge Raad formuleert het aldus dat partijen niet alleen een recht op pleidooi hebben, maar ook een recht om zich uit te laten over de vraag of zij pleidooi wensen. Rolraadsheren zullen er rekening mee moeten houden dat een voldoende duidelijke mogelijkheid om pleidooi te vragen altijd moet worden geboden. Het rolreglement mag ertoe dienen die functie te ondersteunen, maar mag aan het recht (op een reële mogelijkheid) om pleidooi te verzoeken niet afdoen. 56 Partijen mogen niet worden verrast door een einduitspraak zonder dat een dergelijke mogelijkheid is geboden. Herhaald verzoek om pleidooi Wat te doen indien voor een tweede (of derde, of vierde) keer om pleidooi wordt verzocht? In HR 13 juli 2012 was een cassatieklacht gericht tegen s hofs afwijzing van het verzoek tot een tweede pleidooi, na een gehouden enquête. 57 A-G Rank- Berenschot concludeert in haar conclusie voor dit arrest dat ook bij de beoordeling van een tweede pleidooiverzoek in hoger beroep de hoofdregel geldt dat een partij in beginsel het recht heeft haar standpunt bij pleidooi toe te lichten en dat een verzoek een zaak te bepleiten slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal mogen worden afgewezen. Zij leidt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad af dat een tweede pleidooiverzoek in hoger beroep niet anders wordt behandeld dan een eerste pleidooiverzoek in hoger beroep, nadat in eerste aanleg reeds is gepleit. Daarvoor kan ook steun worden gevonden in de parlementaire geschiedenis bij art. 134 Rv, waar wordt opgemerkt dat, wanneer er na een comparitie nog bewijsverrichtingen hebben plaatsgehad of er nog stukken in het geding zijn gebracht, partijen recht hebben op pleidooi. 58 Bij de beoordeling of een herhaald verzoek om pleidooi dient te worden toegewezen, mag de omstandigheid dat reeds eerder is gepleit wel meewegen. Zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting kon het hof in de gegeven omstandigheden oordelen dat de opgegeven redenen voor een tweede pleidooi te licht waren en dat toewijzing van het verzoek in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde. 59 Innoverende hoven Op 13 maart 2012 heeft de Eerste Kamer het wetsontwerp inzake de versterking van de cassatierechtspraak (nr ) aangenomen. Als uitvloeisel van deze wetgeving krijgt de Hoge Raad kort gezegd de ruimte om te selecteren aan de poort. Volgens het nieuwe art. 80a Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) kunnen alle cassatieberoepen die volgens de Hoge Raad geen behandeling in cassatie rechtvaardigen wegens het ontbreken van voldoende belang of omdat zij klaarblijkelijk 56. Zie ook noot van M.I. Wisman in JBPr 2011, 49 onder LJN BW A.I.M. van Mierlo, m.m.v. F.M. Bart, Parlementaire geschiedenis. Herziening op het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, Deventer: Kluwer 2002, p De Hoge Raad deed de zaak met toepassing van art. 81 Wet RO af. 34 T C R , n u m m e r 1

8 niet tot cassatie kunnen leiden betrekkelijk eenvoudig worden afgewezen. 60 Verwacht wordt dat de veranderingen voor de Hoge Raad hun weerslag zullen hebben op de rol en werkwijze van de gerechtshoven als finale feitenrechter. Die verwachting wordt uitgesproken in de toelichting op het wetsontwerp. Het komt ook naar voren uit de bijdragen aan een door het Montaigne Centrum van de Universiteit Utrecht in de zomer van 2010 georganiseerd congres De Hoge Raad in Contouren van de toekomstige cassatierechtspraak. De presidenten van de hoven hebben het initiatief genomen om in samenspraak met het Montaigne Centrum een startnotitie tot stand te brengen op basis waarvan in januari 2012 een project is gestart dat de gevolgen van het wetsvoorstel in kaart brengt. Er zijn projectgroepen civiel, straf en belasting samengesteld uit leden van alle hoven en medewerkers vanuit Utrecht, aangevuld met leden van de Hoge Raad en de rechtbanken. Het project moet de hoven in staat stellen als appèlrechter in te spelen op de veranderingen bij de Hoge Raad. Leeuwarden zullen per 1 januari 2013 zijn gefuseerd tot het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel (nr ) tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de enkelvoudige behandeling van het hoger beroep in kantonzaken aanhangig gemaakt. Dit wetsvoorstel, waarover door de Raad voor de rechtspraak kritisch is geadviseerd, 63 strekt ertoe de enkelvoudige afdoening in hoger beroep van alle kantonzaken mogelijk te maken. Mr. F.J.P. Lock Literatuur en wetgeving Op de valreep van 2012 verscheen de tweede druk van het deel Hoger beroep in de Asser-serie Procesrecht (Asser/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent, Procesrecht 4, 2012). Doordat de eerste druk van dit boek (2009) al vrij snel was uitverkocht, bleek een spoedige tweede druk noodzakelijk. Daarin zijn blijkens het voorwoord enkele oneffenheden gecorrigeerd en zijn voorts de inmiddels verschenen literatuur en jurisprudentie verwerkt en becommentarieerd. Van Ras & Hammersteins De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep in burgerlijke zaken heeft in 2011 de vierde druk het licht gezien. Ook zijn nieuwe drukken verschenen van de boeken Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht van Hugenholtz & Heemskerk, Compendium van het burgerlijk procesrecht van Stein & Rueb en Nederlands burgerlijk procesrecht van Snijders, Klaassen & Meijer. In de serie Sdu Commentaar is nu ook het commentaar Burgerlijk procesrecht verschenen; titel 7 van boek 1 (Hoger beroep) is becommentarieerd door G. van Rijssen, raadsheer te Leeuwarden. In de serie Tekst & Commentaar is de vierde druk verschenen van het commentaar Burgerlijke rechtsvordering. Verder is vermeldenswaard het verslag van de najaarsvergadering 2010 van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht, met als onderwerp hoger beroep en met bijdragen van Lewin, Willemsen en Wesseling-van Gent. 61 De Wet herziening gerechtelijke kaart is inmiddels door beide Kamers aangenomen. 62 Voor de appèlrechtspraak betekent dit dat er vier hoven resteren; de hoven te Arnhem en 60. Zie over deze wetswijziging o.a. H.J. Snijders, Verandering van cassatierechtspraak, TCR 2011, p. 81 e.v., K. Teuben, Kroniek Cassatie, TCR 2012, p. 102 e.v. en A.L.H. Ernes, Een tweetal nieuwe wetten aangaande de Hoge Raad, TvPP 2012, nr. 4, p. 89 e.v. 61. G.C.C. Lewin e.a., Hoger beroep, Den Haag: Boom Juridische uitgevers Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart), Stb. 2012, nr < %20beroep%20kanton pdf>. T C R , n u m m e r 1 35

actualiteiten hoger beroep

actualiteiten hoger beroep actualiteiten hoger beroep 1 april 2015 mr. F.J.P. (Pieter Frans) Lock programma appeltermijn financiële appelgrens hoger beroep van tussenuitspraken doorbreking van het rechtsmiddelenverbod omvang van

Nadere informatie

jurisprudentie burgerlijk procesrecht tegenstrijdige uitspraken

jurisprudentie burgerlijk procesrecht tegenstrijdige uitspraken jurisprudentie burgerlijk procesrecht tegenstrijdige uitspraken 1 april 2015 mr. F.J.P. (Pieter Frans) Lock Tegenstrijdige uitspraken Spanning tussen appelprocesrecht en gezag van gewijsde HR 30 maart

Nadere informatie

Hoger beroep, verdieping.

Hoger beroep, verdieping. Hoger beroep, verdieping www.avdr.nl 1 Twee functies: controle herstel van fouten en verzuimen: i) binnen de grenzen van de rechtsstrijd, ii) nieuwe behandeling en beslissing, iii) naar de toestand die

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT SPREKER MR. F.J.P. LOCK, RAADSHEER HOF ARNHEM-LEEUWARDEN 1 APRIL 2015 12:00 13:00 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. F.J.P. Lock Jurisprudentie HR 30 maart

Nadere informatie

http://www.legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=10175896&srcfrm=...

http://www.legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=10175896&srcfrm=... Page 1 of 7 ArbeidsRecht. Maandblad voor de praktijk, Aandachtspunten appel voor de arbeidsrecht advocaat ArbeidsRecht 2013/44. Bijgewerkt tot 2013-07-19. Auteur: Mevr. mr. N.T. Dempsey 1 If at first you

Nadere informatie

Devolutieve werking hoger beroep

Devolutieve werking hoger beroep Devolutieve werking hoger beroep HR 8 februari 2013, BY6699 (X/LTO) Karlijn Teuben Cassatieadvocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Devolutieve werking: de basis Appellant moet grieven Grief gegrond?

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr...

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr... pagina 1 van 5 JOR 2013/87 Gerechtshof Arnhem, 18-12-2012, 200.099.939, LJN BY7149 Processuele gevolgen faillietverklaring voor aanhangige rechtsvorderingen, Schorsing van geding in conventie ex art. 29

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba

Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen op gezag

Nadere informatie

VOORWOORD. H.E. Ras Wassenaar, april Bij de tweede druk

VOORWOORD. H.E. Ras Wassenaar, april Bij de tweede druk VOORWOORD Een verwijzing naar de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep komt men in tal van uitspraken van de Hoge Raad tegen. Dat roept de vraag op waar die grenzen precies liggen. Aspecten van deze

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Inleiding 1

Inhoudsopgave. Inleiding 1 Inhoudsopgave Inleiding 1 1 Het appel 5 1.1 Van appeldagvaarding naar arrest 6 1.1.1 De aanvang 6 1.1.2 In te dienen stukken 9 1.1.3 De behandeling van de zaak 10 1.1.4 Conclusie 11 1.2 De beoordeling

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. LJN: BC8179, Gerechtshof Leeuwarden, 0600557 Datum uitspraak: 12-03-2008 Datum publicatie: 31-03-2008 Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Civiel overig Hoger beroep [Naar] het oordeel van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7784

ECLI:NL:GHARL:2016:7784 ECLI:NL:GHARL:2016:7784 Instantie Datum uitspraak 27-09-2016 Datum publicatie 28-09-2016 Zaaknummer 200.137.907/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-03-2010 Datum publicatie 05-01-2016 Zaaknummer 200.015.254-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 25-06-2013 Datum publicatie 23-07-2013 Zaaknummer 200.115.689 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-01-2013 Datum publicatie 26-05-2014 Zaaknummer 200.053.330-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Civiele Procespraktijk

Civiele Procespraktijk Civiele Procespraktijk Nr. 11 maart 2010 De volgende onderwerpen worden behandeld: Schorsing na faillissement en terugverwijzing naar een lagere rechter Alternatieve causaliteit Lastgeving Tussentijds

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht. arrest GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer Rolnummer rechtbank : 370789lKG ZA 10-877 arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 22 februari 2011 inzake Paul Burger, kantoorhoudende te Amsterdam,

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma ECLI:NL:PHR:2017:47 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 03-02-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Zaaknummer 16/01604 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:757, Gevolgd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2015 C.13.0615.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0615.N Ch. V., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:707

ECLI:NL:GHARL:2017:707 ECLI:NL:GHARL:2017:707 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 02-02-2017 Zaaknummer 200.186.790/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING.

Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING. Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 31-01-2013 Zaaknummer 200.107.628/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Géén appelverbod

Nadere informatie

Heeft op 11 april 2012 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: De partijen worden hierna aangeduid als het ziekenhuis en verweerder.

Heeft op 11 april 2012 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: De partijen worden hierna aangeduid als het ziekenhuis en verweerder. SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 11/47 Het scheidsgerecht, samengesteld als volgt: mr R.J.B. Boonekamp, wonende te Arnhem bijgestaan door mr M. Middeldorp, griffier, Heeft op 11 april 2012 het navolgende

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHARL:2017:2682 ECLI:NL:GHARL:2017:2682 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 200.189.034/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

allen gevestigd te [vestigingsplaats], Eiseressen tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel incidenteel cassatieberoep.

allen gevestigd te [vestigingsplaats], Eiseressen tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel incidenteel cassatieberoep. 15 Civiel recht «JIN» Jurisprudentie in Nederland januari 2014, afl. 1 76 15 Hoge Raad 15 november 2013, nr. 12/04150 ECLI:NL:HR:2013:1245 (mr. Numann, mr. Loth, mr. Drion, mr. De Groot, mr. Polak) (concl.

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHSHE:2017:317 ECLI:NL:GHSHE:2017:317 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 02-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.172.307_01

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Knowledge Portal JBPR 2011/55

Knowledge Portal JBPR 2011/55 Knowledge Portal JBPR 2011/55 Aflevering JBPR 2011, afl. 5 Publicatiedatum 16-12-2011 Rolnummer 200.017.080/01 Instantie Gerechtshof Leeuwarden 3 mei 2011 (mr. Mollema, mr. Rowel-van der Linde, mr. De

Nadere informatie

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips 18 december 2015 Dirk Vergunst 1 Artikel 45 Rechtsvordering 1. Exploten (pv van ambtshandeling) worden door een daartoe bevoegde deurwaarder gedaan (

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 13-07-2004 Datum publicatie 22-09-2004 Zaaknummer C0301109-BR Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 26-08-2014 Datum publicatie 11-12-2014 Zaaknummer 200.125.414-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:10207

ECLI:NL:GHARL:2014:10207 ECLI:NL:GHARL:2014:10207 Instantie Datum uitspraak 30-12-2014 Datum publicatie 07-01-2015 Zaaknummer 200.154.059-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op

Nadere informatie

Conclusie van het Parket van het Benelux-Gerechtshof

Conclusie van het Parket van het Benelux-Gerechtshof Pagina 1 van 5 Benelux-Gerechtshof Vertaling van stuk Zaak A 2012/2 A 2012/2/2 Conclusie van het Parket van het Benelux-Gerechtshof I. Voorafgaande rechtspleging 1. Het geding wordt gevoerd tussen de naamloze

Nadere informatie

DE DEVOLUTIEVE WERKING VAN HET HOGER BEROEP

DE DEVOLUTIEVE WERKING VAN HET HOGER BEROEP DE DEVOLUTIEVE WERKING VAN HET HOGER BEROEP Een (rechtsvergelijkend) onderzoek naar de complicaties van de devolutieve werking van het hoger beroep in burgerlijke zaken Mijntje van Rijsewijk Mei 2013 De

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 15-07-2010 Zaaknummer 268738 / HA ZA 09-1343 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 SEPTEMBER 2010 S.09.0039.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.09.0039.N D.A., eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHARL:2015:350 ECLI:NL:GHARL:2015:350 Instantie Datum uitspraak 20-01-2015 Datum publicatie 26-01-2015 Zaaknummer 200.145.738-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

Brummen en de omvang van de devolutieve werking in het bestuursrechtelijk appel

Brummen en de omvang van de devolutieve werking in het bestuursrechtelijk appel Brummen en de omvang van de devolutieve werking in het bestuursrechtelijk appel Paulien Willemsen 1 1. Inleiding Boudewijn de Waard heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van het Nederlandse

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:171 ECLI:NL:GHSHE:2016:171 Instantie Datum uitspraak 21-01-2016 Datum publicatie 26-01-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.164.903/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2014 C.14.0122.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0122.N 1. M. H., 2. A. D. K., eisers, toegelaten tot de rechtsbijstand bij beslissing van 6 januari 2014 (nr. G.13.0163.N) vertegenwoordigd

Nadere informatie

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter zittinghoudende te Utrecht zaaknummer: 2534388 UE VERZ 13805 GD/4243 Beschikking van 13 december 2013 inzake X wonende te Arnhem,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392 ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15-02-2012 Datum publicatie 21-02-2012 Zaaknummer 372890 / HA ZA 11-458 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 FEBRUARI 2006 C.04.0454.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0454.F M. M., Mr. Isabelle Heenen, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen T. M. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 06-10-2015 Datum publicatie 06-10-2015 Zaaknummer 200.173.123/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/77867

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 Instantie Datum uitspraak 27-01-2004 Datum publicatie 20-02-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch C0201298-RO Civiel

Nadere informatie

HR: [X] R.E.M. Holding B.V. DomJur 2012-919. Hoge Raad Zaak-/rolnummer: 11/04582 DV/EP Datum: 14 december 2012. Hoge Raad der Nederlanden.

HR: [X] R.E.M. Holding B.V. DomJur 2012-919. Hoge Raad Zaak-/rolnummer: 11/04582 DV/EP Datum: 14 december 2012. Hoge Raad der Nederlanden. HR: [X] R.E.M. Holding B.V. DomJur 2012-919 Hoge Raad Zaak-/rolnummer: 11/04582 DV/EP Datum: 14 december 2012 Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiseres], wonende te [woonplaats], Israël,

Nadere informatie

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid arrest GERECHTSHOF ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer gerechtshof 104.001.423 (zaaknummer rechtbank 91282 / HA ZA 03-1198) arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 inzake de besloten vennootschap

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823 JIN 2013/174 JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, 17-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6823, 200.090.368, (annotatie) INHOUDSINDICATIE Personenvennootschappen, Ontvankelijkheid maatschap GA DIRECT NAAR GEGEVENS

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 Instantie Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 18-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3818581 UC EXPL 15-1353

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661 ECLI:NL:HR:2016:65 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/05661 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2048,

Nadere informatie

In zake: 2010/AR/3198

In zake: 2010/AR/3198 Nummer: Rep. nr.: 2011/ Zitting van: 8 maart 2011 Tussenarrest Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: In zake:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:3846 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:3846 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2015:3846 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 15-09-2015 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer 200.153.384/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

zaak.nummer rechtbank Amsterdam : \ CV EXPL arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 december 2016

zaak.nummer rechtbank Amsterdam : \ CV EXPL arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 december 2016 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team I zaak.nummer : 200.168.839/01 zaak.nummer rechtbank Amsterdam : 2846345 \ CV EXPL 14-6113 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748 ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 20-09-2011 Datum publicatie 05-10-2011 Zaaknummer 200.038.641 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-02-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer 200.179.432/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2358

ECLI:NL:HR:2004:AM2358 1 of 5 3-8-2014 18:56 ECLI:NL:HR:2004:AM2358 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden C02/239HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2358

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528 Instantie Datum uitspraak 23-04-2013 Datum publicatie 26-04-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

JBPR 2016/24, Gerechtshof Amsterdam, , , (annotatie)

JBPR 2016/24, Gerechtshof Amsterdam, , , (annotatie) Page 1 of 6 JBPR 2016/24, Gerechtshof Amsterdam, 04-08-2015, 200.162.629-01, (annotatie) Gegevens Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-08-2015 Publicatie Annotator ECLI JBPR 2016/24 (Sdu

Nadere informatie

Noot M.A.J.G. Janssen. Bewijsrecht. Voldoende geconcretiseerd en gespecificeerd bewijsaanbod in appel?

Noot M.A.J.G. Janssen. Bewijsrecht. Voldoende geconcretiseerd en gespecificeerd bewijsaanbod in appel? Jurisprudentie in Nederland september 2014, afl. 10 «JIN» Civiel recht 224 224 Hoge Raad 31 oktober 2014, nr. 13/03880 ECLI:NL:HR:2014:3075 (mr. Van Buchem-Spapens, mr. Polak, mr. Tanja-van den Broek)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 02-02-2016 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 200.163.502/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-10-2016 Datum publicatie 21-10-2016 Zaaknummer 200.181.474/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie