Bachelor Scriptiereglement Hebreeuws en Joodse Studies, deel 1 Versie januari 2017

Transcriptie

1 Faculteit der Geesteswetenschappen Bachelor Scriptiereglement Hebreeuws en Joodse Studies, deel 1 Versie januari Studiepunten scriptie De studielast van een bachelorscriptie bedraagt 12 EC (12 EC = 12x28 = 336 uur). 2. Plaats in het studieprogramma De bachelorscriptie is voor alle opleidingen van Taal- en letterkunde gepland in het tweede semester van het derde jaar van de bachelor. Alle vakspecifieke onderdelen van de opleiding dienen afgerond te zijn. 1 Als voorbereiding op het schrijven van de scriptie wordt in het eerste blok van het tweede semester module Hebreeuwse Literatuur: Capita Selecta gegeven. Het seminar is er op gericht leesvaardigheid te verkrijgen in het lezen van Hebreeuwse teksten met een moeilijkheidsgraad vergelijkbaar met die van de tekst(en) waarop de scriptie gebaseerd is en van de relevante secundaire literatuur. Tijdens dit seminar dienen studenten zich te oriënteren op een scriptieonderwerp, zodat Hebreeuwse artikelen over het te kiezen onderwerp in het leesprogramma kunnen worden opgenomen (zie hieronder punt 5). Bedenk dat als je je bachelorprogramma niet hebt afgerond, je niet met een masterprogramma kunt beginnen. 3. Doel en onderwerp De scriptie is een verslag van een individueel onderzoek met een wetenschappelijk karakter dat een student zelfstandig heeft verricht onder begeleiding van een docent. Het doel van een scriptie is dat de student blijk geeft van voldoende kennis, inzicht en vaardigheid op het vakgebied van zijn opleiding om zelfstandig aan de wetenschappelijke discussie deel te nemen en onderzoek uit te voeren. De scriptie kan (cultuur-)historisch, taalkundig of letterkundig van aard zijn, maar dient altijd gebaseerd te zijn op één of meer Hebreeuwse tekst(en) van gemiddelde moeilijkheidsgraad (zie hieronder, punt 6). In de BA-scriptie Hebreeuws laat de student zien dat hij/zij in staat is de primaire bronnen zelfstandig te kunnen interpreteren, analyseren, contextualiseren en presenteren met inachtneming van de gangbare academische conventies en in correct Nederlands. Tevens geeft de student er blijk van vertrouwd te zijn met de secundaire literatuur behorend bij het onderwerp van de scriptie en een eigen standpunt te kunnen bepalen in de relevante discussies in de secundaire literatuur. Indien gekozen wordt voor een taalkundig onderzoek kan men zich baseren op een corpus van gesproken teksten, met gebruikmaking van secundaire literatuur, onder andere voor de theorievorming. 1 Herkansing van de module Hebreeuwse Literatuur: Capita Selecta (blok 4) aan het einde van blok 5 is wel mogelijk.

2 De scriptie dient altijd gebaseerd te zijn op een of meer Hebreeuwse bronnen. Het wordt sterk aanbevolen een nog niet gepubliceerde tekst uit één van de Amsterdamse Judaïcacollecties, te weten de Bibliotheca Rosenthaliana, de Livraria Montezinos (Ez Haim), het Joods Historisch Museum en het Stadsarchief Amsterdam als onderwerp te kiezen. In overleg met de docenten is een andere keuze ook mogelijk. 4. Taal van de scriptie De scriptie wordt in het Nederlands geschreven. In voorkomende gevallen kan in overleg met de docenten voor een andere taal worden gekozen. Studenten die zijn over hun academische schrijfcapaciteiten, kunnen contact opnemen met het schrijfcentrum van het INTT ( 5. Werkwijze en begeleiding De student kiest een scriptie-onderwerp (zie hierboven punt 2) en stelt de docenten hiervan uiterlijk 1 maart via in kennis. Na goedkeuring van het onderwerp levert de student uiterlijk 15 maart een scriptievoorstel van ca. 1 pagina in bij de docent die gezien zijn/haar interesse en/of specialisme als begeleider in aanmerking komt. Wie de begeleider is wordt vastgesteld in overleg met alle docenten. Hetzelfde geldt voor de tweede lezer. Wanneer het onderwerp niet wordt goedgekeurd levert de student zsm een nieuw onderwerp in. Het scriptievoorstel dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten: werktitel en voorlopige inhoudsopgave, met niet alleen titels maar ook zo duidelijk mogelijke omschrijvingen van wat er in de verschillende paragrafen/hoofdstukken moet komen te staan; een korte schets van het onderwerp, culminerend in de (probleem)stelling of onderzoeksvraag; 2 duidelijke afbakening (thematisch, chronologisch, geografisch); globaal werkplan (werkwijze en tijdsplan); voorlopige literatuurlijst; overzicht bronnen/materialen met vermelding (bij benadering) hoeveel pagina s Hebreeuws hierin zijn opgenomen; voorstel voor aanwijzing van de begeleider. De begeleider heeft een adviserende, controlerende en beoordelende functie ten opzichte van de student bij de opzet en de uitvoering van het onderzoek en het schrijven van de scriptie. Minimaal zullen er 3 bijeenkomsten van elk max 2 uur plaatsvinden: 2 De meest gehanteerde methode voor een BA-scriptie is een literatuuronderzoeku, waarbij je door kritisch lezen van reeds beschikbare secundaire en primaire literatuur tot een antwoord op je onderzoeksvraag komt. Ook mogelijk is dat je je eigen bronnenmateriaal creëert door bijvoorbeeld het afnemen van interviewsu, 2

3 een inleidende bespreking over de opzet en de begrenzing van het onderwerp, de literatuur, de aanpak en de uitwerking daarvan, e.d.; bespreking van afzonderlijke hoofdstukken van de scriptie; een eindbespreking waarin de beoordeling van de scriptie wordt bekendgemaakt en toegelicht. Daarnaast vinden er twee werkgroep-bijeenkomsten plaats, (half april en half mei) waarin de studenten aan elkaar en aan de docenten hun onderzoek presenteren. Nadere mededelingen hierover volgen. De student dient zich ervan bewust te zijn dat het commentaar van de begeleider op ingeleverde tekstdelen/hoofdstukken in de regel slechts de belangrijkste kritiekpunten betreft, en dat terugkerende fouten niet stuk voor stuk worden aangestreept. Voor verbetering hiervan blijft de student zelf verantwoordelijk. De scriptie als geheel wordt in de regel slechts één keer nagekeken, er is dus geen sprake van een proefversie. Na lezing van de scriptie door de hoofdbegeleider wordt de hele scriptie door een tweede lezer (meestal een andere docent van de opleiding beoordeeld. Deze toetst de beoordeling van de eerste begeleider, inclusief het cijfer, op basis van het beoordelingsfomulier en cursorische lezing van de scriptie. 6. Omvang van de scriptie Een bachelorscriptie zal in het algemeen een omvang hebben van ca woorden (exclusief titelpagina, inhoudsopgave, literatuurlijst en bijlagen). De omvang van de primaire bronnen hangt af van de aard van de gekozen brontekst(en) en de moeilijkheidsgraad ervan. 7. Beoordeling De deadline voor het inleveren van de scriptie is 15 juni (dit is een harde deadline!). De scriptie wordt binnen 15 werkdagen beoordeeld. De student kan beroep aantekenen tegen de beoordeling van de scriptie bij de Examencommissie. Criteria op grond waarvan de scriptie wordt beoordeeld zijn: wetenschappelijkheid (45%) taalvaardigheid en stijl (10 %) bronnen- en materiaalbehandeling (20%) creativiteit, originaliteit, diepgang, moeilijkheidsgraad (15%) zelfstandigheid (10%) verzorging en lay-out; aantal woorden: AVV. Voor details raadplege men het Beoordelingsformulier Bachelor Scriptie Hebreeuws (zie hieronder). 3

4 Als het eindcijfer onvoldoende is moet er herkanst worden. Daarbij kunnen zich verschillende mogelijkheden voordoen: (i) de student kan de opdracht krijgen om delen van de scriptie te herschrijven, op basis van heldere instructies en binnen een redelijke, door de docent vastgestelde termijn; (ii) als de docent optie (i) niet haalbaar acht schrijft de student een nieuwe scriptie over een nieuw onderwerp. Dit kan inhouden dat de student pas een jaar later kan afstuderen. 8. Fraude en plagiaat Indien er een vermoeden is van fraude (het opzettelijk handelen of nalaten van een student dat er op is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken) kan de examencommissie besluiten tot een verder onderzoek (zie ook paragraaf 12 van het examenreglement). Het verdient aanbeveling om de plagiaat- en frauderegeling van de UvA te raadplegen: 9. Aanvragen van het diploma De uiterste datum waarop je de zogenaamde Verklaring t.b.v. aanvraag examen moet aanvragen bij de onderwijsadministratie (houd er rekening mee dat je begeleider die aanvraag moet tekenen!) is vrijdag 30 juni De student is zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van het diploma en houdt daarbij rekening met deadlines (o.a. met betrekking tot administratieve afwikkeling) en beschikbaarheid van docenten. Voor alle informatie rond het aanvragen zie: De uitreiking van het diploma is in de laatste week van augustus. 10. Inleveren en definitieve versie De student levert drie-hard copy exemplaren van de definitieve scriptie in bij de begeleider. Eén versie wordt opgenomen in het archief van de opleiding, één blijft in het bezit van de begeleider en één is voor de tweede lezer. Daarnaast dient de student een vierde exemplaar voor zichzelf te bewaren. Ingeleverde en goedgekeurde scripties blijven in het bezit van de desbetreffende opleiding. Na goedkeuring moet een pdf en een versie in Word naar de begeleider gestuurd worden. Ook dient een pdf ingeleverd te worden bij de administratie van de UvA via student.uva.nl > kies je opleiding > A-Z > afstuderen > scriptie inleveren. De administratie gaat pas over tot aanmaak van je bul nadat de definitieve versie van je scriptie op dit mailadres is ontvangen. Men dient erop te letten dat Hebreeuwse tekstgedeelten in de ingeleverde versies correct opgenomen zijn. De student overlegt bij inlevering van de definitieve versie van de scriptie een verklaring waarin hij/zij aan de bibliotheek toestemming verleent de digitale scriptie te archiveren in 4

5 een repository én openbaar te maken, en daarmee beschikbaar te stellen, voor raadpleging. Het auteursrecht blijft bij de student berusten. De openbaarmaking kan eventueel gebonden zijn aan een embargo-periode van één kalenderjaar of een embargo voor onbepaalde tijd. 11. Ziekte en problemen Indien tijdens de begeleiding van de scriptie de begeleider mocht uitvallen i.v.m. ziekte of afwezigheid, dient de examencommissie van de opleiding in overleg met de student een vervangende begeleider te zoeken. Indien de student door omstandigheden niet in staat is de scriptie af te ronden, dient de student contact op te nemen met de begeleider en het lid van de examencommisie van Hebreeuws. Omdat dit een en dezelfde persoon kan zijn, kan ook de studiebegeleider hierbij betrokken worden. Bij problemen met de begeleiding en/of studievertraging bij het schrijven van de scriptie kan de student contact opnemen met de studieadviseur van het onderwijsinstituut en de bachelor/mastercoördinator. Indien de student bezwaren heeft tegen de begeleiding en/of de beoordeling van de scriptie, kan hij/zij zich in eerste instantie tot de studiebegeleider van de opleiding wenden, om te bezien of het probleem eventueel binnen de opleiding kan worden opgelost. In tweede instantie wende men zich tot de Examencommissie. Bachelor Scriptiereglement Hebreeuws en Joodse Studies, deel 2 Technische aanwijzingen De scriptie dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten: - een titelpagina (titel, naam student, Universiteit, faculteit, opleiding, studentnummer, datum, begeleider(s), aantal woorden) - een inhoudsopgave - een inleiding (waarin onder meer probleem- en doelstelling, de gekozen werkwijze, het theoretisch kader en de opzet van de scriptie uiteen worden gezet) - een uitwerking van hetgeen in de inleiding is gesteld, met gebruikmaking van relevante vakliteratuur - een onderbouwde conclusie met betrekking tot probleem- en doelstelling - notenapparaat volgens gangbare academische normen. - bibliografie opgesteld volgens gangbare normen van het vakgebied - (eventueel) bijlagen met relevant materiaal. - Lay-out: De scriptie moet er verzorgd uitzien met een duidelijke lay-out. Houd een regelafstand van anderhalf aan en ruime marges ivm correcties van de docent. Illustraties mogen alleen worden toegevoegd indien dit absoluut noodzakelijk is voor analyse van de inhoud van de scriptie. 5

6 Wanneer secundaire literatuur wordt aangehaald dient dit zo veel mogelijk mogelijk parafraserend te gebeuren. Citaten alleen letterlijk citeren indien bijv. de formulering of terminologie van de geciteerde bron dit vereist. Indien Bijbelpassages vertaald worden moet vermeld worden of men een bestaande Bijbelvertaling volgt, en zo ja, welke. Bibliografische conventies Literatuurverwijzingen en transcriptie dienen consistent te zijn. Volg voor de verwijzingen in de noten en in de literatuurlijst het notes and bibliography systeem van de Chicago Manual of Style (CMS), 16e ed., online te raadplegen op: (zie de Quick Guide). Houd je wat de transcriptie betreft aan de editie 2006/2007 van de Encyclopaedia Judaica (EJ) vol. 1, p. 197, kolom general, met de volgende uitzonderingen: Waw -> w Thet -> ṭ Qof-> q De aleph wordt weergegeven door een en de ayn door een. Voor taalkundige onderwerpen gebruik je de kolom scientific uit de Encyclopaedia Judaica (EJ). Wanneer een Hebreeuwse publicatie een titelblad bevat met een vertaalde titel, bijvoorbeeld in het Engels, mag je die titel gebruiken, met daaraan toegevoegd: (Heb.). Voorbeeld: Drory, Rina. The Emergence of Jewish-Arabic Literary Contacts at the Beginning of the Tenth Century. Tel Aviv: Ha-Kibbutz ha-me uḥad, 1988 (Heb.) 6

7 Bijlage: Beoordelingsformulier Beoordelingscriteria Marge Weging Judiciu m Korte verantwoording door 1e en/of 2e lezer 1 Wetenschappelijkheid: helderheid vraagstelling, onderzoeksmethode, kwaliteit argumentatie, verhouding beschrijving/analyse; opbouw en structuur van het betoog 30-50% 45 2 Taalvaardigheid en stijl 10-30% Bronnen- en materiaalbehandeling: selectie primaire en secundaire literatuur, hoeveelheid en kwaliteit van gebruikte bronnen, citaten en literatuurverwijzingen, nauwkeurigheid 10-20% 20 Creativiteit, originaliteit, diepgang en moeilijkheidsgraad 10-20% 15 5 Zelfredzaamheid, zelfstandigheid 10-20% 10 6 Uiterlijke verzorging, layout AVV 7 Omvang, aantal woorden AVV 100 Gewogen scriptiecijfer 0 Datum: Eerste begeleider Tweede begeleider Ondertekening Kwalificaties voor becijfering (gebaseerd op: Reglement Doctoraal scriptie Universitaire Masterstudie Evidence Based Practice AMC- 7

8 UvA) Onvoldoende In principe wordt de afstudeeropdracht begeleid tot deze met een voldoende kan worden afgerond. Indien echter gedurende aanzienlijke tijd het resultaat onvoldoende is en er is geen duidelijke progressie waarneembaar die de verwachting rechtvaardigt dat een 6 haalbaar is, wordt een onvoldoende voor het werkstuk gegeven. Cijfer 6: Het werkstuk voldoet aan de minimumstandaarden voor een afstudeeropdracht. De afstudeeropdracht getuigt van weinig creativiteit, persoonlijke of originele inbreng en is niet bijzonder complex. Bij de ontwikkeling van het werkstuk is de ideeënvorming en de inbreng van de begeleider ongeveer even groot geweest als die van de student. De student heeft niet overtuigend blijk gegeven van een grote mate van zelfstandigheid. Cijfer 7: Het werkstuk voldoet aan de minimumstandaarden. Daarenboven is sprake van een zekere persoonlijke inbreng van de student, de opzet en verwerking getuigen van enige persoonlijk inbreng. De ideeënvorming en de inbreng van de student bij de ontwikkeling van het werkstuk zijn groter dan van de docent en/of er is sprake van enige complexiteit. De docent heeft wel een inbreng gehad in het bijstellen en corrigeren van de concepten. Cijfer 8: Het werkstuk voldoet aan de minimumstandaarden. Daarenboven is sprake van een duidelijke persoonlijke inbreng en creativiteit van de student en een grote mate van zelfstandigheid, en van een grote mate van complexiteit van het onderwerp. De bijdrage van de student aan de ideeënvorming en bij de ontwikkeling van het werkstuk is groot. De door de docent aangebrachte correcties en bijstellingen van de concepten zijn tamelijk gering in aantal. Cijfer 9: Het werkstuk voldoet aan de minimumstandaarden. Daarenboven heeft de student er een zeer hoge mate van originaliteit en creativiteit in tentoongespreid. De ideeënvorming en de ontwikkeling van het werkstuk komen bijna volledig van de student. De door de docent aangebrachte correcties en bijstellingen van de concepten zijn minimaal. Cijfer 10: Als een 9. Daarenboven is de scriptie van belang voor de ontwikkeling van het wetenschapsgebied. De scriptie zou kunnen worden uitgewerkt tot een artikel in een vaktijdschrift. 8

9 9

10 10