Misbruik van recht in de Nederlandse btw

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Misbruik van recht in de Nederlandse btw"

Transcriptie

1 Misbruik van recht in de Nederlandse btw Jacqueline Soree April 2012 Scriptiebegeleider: N. Sayedi

2 INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1. Inleiding Paragraaf 1.1. Keuze voor dit onderwerp 3 Paragraaf 1.2. Probleemstelling 3 Paragraaf 1.3. Verantwoording opzet 3 Hoofdstuk 2. Misbruik van recht in Europese jurisprudentie Paragraaf 2.1. Halifax 4 Paragraaf 2.2. Part Service 6 Paragraaf 2.3. Weald Leasing 8 Paragraaf 2.4. RBS Deuschland Holding 10 Paragraaf 2.5. Samenvatting 12 Hoofdstuk 3. Methoden van rechtsvinding Paragraaf 3.1. Rechtsbeginselen 13 Paragraaf 3.2. Kwalificatie van de feiten 14 Paragraaf 3.3. Samenvatting 16 Hoofdstuk 4. Beoordeling van Nederlandse jurisprudentie Paragraaf 4.1. Ziekenhuisconstructies 17 Paragraaf 4.2. Schoolconstructies 20 Hoofdstuk 5. Bespreking van de stelling Paragraaf 5.1. Conclusie 24 Paragraaf 5.2. Aanbevelingen 24 Literatuurlijst 26 2

3 HOOFDSTUK 1. INLEIDING Paragraaf 1.1. Keuze voor dit onderwerp Mijn voorkeur voor dit onderwerp is tweeledig. Allereerst wilde ik mijn bachelorscriptie voor het vak omzetbelasting schrijven. Ik vind het een interessante tak van de fiscale wetenschap en bovendien leek me het schrijven van een scriptie een goede manier om hier mee kennis te maken. Dit met het oog op een mogelijke keuze voor een master met het accent op indirecte belastingen. Daarnaast heb ik specifiek dit onderwerp gekozen, omdat het een internationaal karakter heeft, van zeer recente datum is en grote gevolgen heeft voor de fiscale praktijk. Dit deed mij besluiten om, binnen het vak omzetbelasting, dit onderwerp de voorkeur te geven boven de andere opties. Paragraaf 1.2. Probleemstelling Voor deze thesis heb ik de volgende probleemstelling geformuleerd: In hoeverre is de uitleg van de Hoge Raad van het leerstuk van misbruik van recht in de Nederlandse btw in het licht van Europese jurisprudentie en methoden van rechtsvinding effectief en proportioneel? Het doel van deze stelling is het formuleren van een toetsingskader voor uitspraken van de Hoge Raad, ten einde dit kader toe te passen op Nederlandse jurisprudentie over misbruik van recht in de btw. Paragraaf 1.3. Verantwoording opzet Het doel van de hoofdstukken 2 en 3 is het creëren van het toetsingskader. Daarvoor bespreek ik eerst de relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie. Hierin zal ik bekijken hoe en wanneer het Hof van Justitie oordeelt of er sprake is van misbruik van recht. Dit komt in hoofdstuk 2 aan bod. In hoofdstuk 3 ga ik in op de methoden van rechtsvinding die nodig zijn om de arresten van de Hoge Raad die ik in hoofdstuk 4 bespreek, te beoordelen. In het vierde hoofdstuk geef ik een kritische beschouwing over het leerstuk van misbruik van recht zoals de Hoge Raad het toepast. Als laatste geef ik in hoofdstuk 5 antwoord op de probleemstelling en doe ik enkele aanbevelingen over de toepassing van het leerstuk. 3

4 HOOFDSTUK 2. MISBRUIK VAN RECHT IN DE EUROPESE JURISPRUDENTIE In dit hoofdstuk zal ik de belangrijkste jurisprudentie van het Hof van Justitie bespreken. Ik begin met het arrest Halifax, waarin voor het eerst werd geoordeeld dat er sprake was van misbruik van recht in een btw-zaak. In de arresten die er op volgen, werd ofwel meer uitleg gegeven over Halifax, ofwel werden andere situaties op misbruik van recht beoordeeld. Ik zal de kern van deze zaken bespreken en daarbij vermelden wat mijn mening is over de ingezette lijn ter bestrijding van het misbruik. Paragraaf 2.1. Halifax 1 In de zaak Halifax oordeelde het Hof van Justitie van de EU voor het eerst dat er sprake was van misbruik van recht in een btw-zaak. De belanghebbende was een bank die nagenoeg alleen (95%) vrijgestelde diensten leverde. Op haar terrein wilde de bank een aantal gebouwen neer gaan zetten. Om toch aftrek van voorbelasting te kunnen claimen - een bank verricht immers vrijgestelde prestaties - had ze met een aantal dochterondernemingen transacties gesloten. Om aan het leerstuk van misbruik van recht toe te komen, zal er eerst een fiscale kwalificatie van de feiten moeten plaatsvinden. Het leerstuk van misbruik van recht wordt aangeduid als het ultimum remedium, of, zoals Niessen in zijn artikel, als de laatste reddingsboei om te voorkomen dat de wet op een oneigenlijke wijze gebruikt wordt. 2 Eerst zal gekeken moeten worden of de rechter geen andere methoden heeft om de blijkbaar ongewenste situaties tegen te gaan. In het arrest Halifax is daarom aan het Hof van Justitie de vraag gesteld of prestaties, die slechts verricht zijn met de bedoeling belastingvoordeel te halen en geen zelfstandig economisch doel beogen, als leveringen voor de omzetbelasting kunnen worden aangemerkt. Het Hof van Justitie gaf hierop een bevestigend antwoord. Het begrip levering moet ruim uitgelegd worden. Als de transacties aan de objectieve criteria voldoen die beschreven zijn in de Btw-richtlijn (zie hoofdstuk 3 hierna), kunnen zij als levering of dienst worden aangemerkt. Ook als transactie slecht dienen voor het verkrijgen van een belastingvoordeel, zonder dat daar een ander economisch doel mee wordt beoogd, moeten deze transacties gezien worden als verricht in het kader van een economische activiteit. Het oogmerk of de aard van de transactie doet niet ter zake. Bovendien zijn economische activiteiten alle handelingen die worden verricht door een ondernemer. 1 HvJ EU, 21 februari 2006, zaak C-255/02 (Halifax), BNB 2006/170 2 Prof. dr. mr. R.E.C.M. Niessen, Fraus legis in de 21 ste eeuw, NTFR Beschouwingen, 2011/6. 4

5 Vervolgens werd de vraag gesteld of de vaststelling van misbruik van recht tot gevolg heeft dat er belasting nagevorderd kan worden. Ter beantwoording van deze vraag geeft het Hof van Justitie allereerst een toetsingskader om vast stellen of er sprake is van misbruik van recht. Om van misbruik van recht te kunnen spreken, moet aan de volgende twee criteria voldaan zijn: 1. Door de betrokken handelingen wordt een belastingvoordeel gehaald dat in strijd is met het doel van de relevante wetgeving. Hieronder vallen onder andere de Btw-richtlijn en de daarop gebaseerde nationale wetgeving. 2. Het doel van de handelingen is het verkrijgen van een belastingvoordeel. Dit moet vast te stellen zijn aan de hand van objectieve factoren. Over het eerste criterium zegt het Hof van Justitie: het doel van de gemeenschappelijke btw-regelingen is het ontlasten van ondernemers van de over hun economische activiteiten verschuldigde btw. Er wordt dus een fiscale neutraliteit beoogd. Deze neutraliteit wordt niet bereikt als een belastingplichtige bij zijn normale bedrijfsvoering niet of nauwelijks aftrek van btw kan claimen, maar hem dit toch toegestaan wordt. Wat betreft de tweede eis oordeelt het Hof van Justitie: gekeken moet worden naar de werkelijke aard van de transacties. Hierbij is onder andere relevant of de handelingen van bedrijven, die onderling economische of financiële banden hebben, een economisch te rechtvaardigen zijn. Wanneer hier geen sprake van is, maar wel van een kunstmatige constructie om belastingverlaging te creëren, kan dit leiden tot misbruik van recht. 3 Of er sprake is van misbruik van recht, moet vastgesteld worden door de nationale rechter. Er werd nog een derde vraag gesteld aan het Hof van Justitie, namelijk: als misbruik is vastgesteld, bij welke ondernemers mag belasting worden nagevorderd? Hierover zegt het Hof van Justitie: de vaststelling van misbruik mag niet leiden tot een sanctie. Hiervoor is een rechtsgrondslag vereist. Er moet een situatie worden gecreëerd alsof er geen misbruik heeft plaatsgevonden. Het is daarbij mogelijk dat de eerder toegestane aftrek terugbetaald moet worden. Per transactie moet worden gekeken of die misbruik oplevert. 3 HvJ EU, 21 februari 2006, zaak C-223/03 (University of Hudsfield), BNB 2006/171. 5

6 De Btw-richtlijn dwingt de belastingplichtige niet om de zwaarst belaste transactie te kiezen indien hij keuze heeft tussen een onbelaste transactie en een belaste. Hij heeft het recht te kiezen voor die handelingen waarbij zijn belastingschuld beperkt blijft. 4 Naar mijn mening is het toepassen van het leerstuk van misbruik van recht in de omzetbelasting terecht. In het licht van de doelstelling van een geharmoniseerd Europees stelsel voor de omzetbelasting en het realiseren van een interne markt, is het bereiken van fiscale neutraliteit tussen ondernemers een vereiste. Het toepassen van het leerstuk van misbruik van recht kan hier bij helpen. Misbruik van recht, of fraus legis, is in de rechtspraak ontwikkeld als een beginsel dat ziet op de subjectieve gerichtheid van de belastingplichtige op het belastingvoordeel. 5 De omzetbelasting is een objectieve heffing. Een dergelijk subjectief beginsel heeft er eerder geen plaats gehad. Vandaar dat er terughoudendheid aangeraden wordt bij de toepassing van dit beginsel in btw-zaken. Het legaliteitsbeginsel is hiermee in het geding. Het Hof van Justitie heeft geprobeerd strijd met het legaliteitsbeginsel te voorkomen door te stellen dat de bedoeling van de belastingplichtige vastgesteld moet worden aan de hand van objectieve feiten. Dit is opgenomen in het tweede criterium. Gezien het feit dat er eerst een fiscale kwalificatie van de feiten plaats moet vinden en het leerstuk van misbruik van recht pas toegepast mag worden als er geen andere mogelijkheid meer is, lijkt mij de legaliteit van de leerstuk gewaarborgd. Paragraaf 2.2. Part Service 6 In de zaak Part Service werden aan het Hof van Justitie vragen gesteld over de reikwijdte van het arrest Halifax. Twee bedrijven die tot dezelfde groep behoorden, Italservice en IFIM Leasing, hadden een leasesysteem voor auto s opgezet. Cliënten die gebruik wilden maken van de diensten van deze bedrijven, sloten een leasecontract af met Italservice, waarbij btw in rekening werd gebracht. Vervolgens werd er een verzekeringscontract afgesloten met IFIM. Het bedrag dat betaald was aan Italservice verminderde vervolgens de bedragen die betaald moesten worden aan leasetermijnen aan IFIM tot een bedrag dat nauwelijks boven de kostprijs lag. Allereerst wilde de nationale rechter weten of er sprake is van misbruik als het wezenlijke doel van de handelingen het verkrijgen van een belastingvoordeel is, of pas als dat het enige doel van de handeling is. 4 HvJ EU 9 oktober 2001, zaak C-108/99 (Cantor Fitzgerald International), LJN AV Prof. Mr. M.E. van Hilten en prof. Dr. H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, fed fiscale studieserie, Kluwer Deventer (2012). 6 HvJ EU 21 februari 2008, zaak C-425/06 (Part Serivice) BNB 2009/1. 6

7 Het Hof van Justitie geeft als antwoord dat er sprake is van misbruik als het wezenlijke doel van de handelingen het behalen van een belastingvoordeel is. Bij de beoordeling of dit het geval is, zegt het Hof van Justitie, als aanvulling op de uitleg van het tweede criterium uit het arrest Halifax, dat uit omstandigheden kan blijken dat verkrijging van een belastingvoordeel het wezenlijke doel is geweest [van de transactie], ook al hebben daarnaast economische doelen op het vlak van bijvoorbeeld marketing, organisatie en garantie mogelijk een rol gespeeld. De verwijzende rechter vroeg zich daarnaast af, of er in de onderhavige casus sprake is van strijd met de Btw-richtlijn. Hierbij is van belang of handelingen afzonderlijk moeten worden beoordeeld, of dat ze gezien moeten worden als één prestatie. Dit is relevant in verband met de in de Btw-richtlijn opgenomen vrijstellingen, die voor een gelimiteerd aantal goederen en diensten gelden. Hierover zei het Hof van Justitie het volgende. In beginsel moeten handelingen afzonderlijk worden beoordeeld. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen dat een aantal prestaties als één moeten worden gezien. Dit is het geval als ze niet als zelfstandig beschouwd kunnen worden, hoewel ze mogelijk wel afzonderlijk uitgevoerd kunnen worden en formeel van elkaar te onderscheiden zijn. Het Hof van Justitie onderscheid een aantal situaties waarin handelingen als één moeten worden gezien. Ten eerste is dit het geval als er een hoofdprestatie en bijprestaties onderscheiden kunnen worden. Als zij fiscaal hetzelfde worden behandeld, moeten ze als één prestatie worden gezien. Dit is zeker het geval als afnemers van de bijprestaties slechts nodig hebben om de hoofdprestatie te kunnen verkrijgen of gebruiken. Ook wanneer meerdere handelingen objectief als één kunnen worden gezien en splitsing ervan kunstmatig is, moeten ze voor de btw als zodanig worden behandeld. In de casus oordeelde het Hof van Justitie dat er sprake was van een belastingvoordeel dat verkregen werd doordat het leasesysteem zodanig ingericht was. Dit is in strijd met het doel van de Btw-richtlijn, namelijk het belasten van elke prestatie die door de verkrijger wordt ontvangen. Het Hof van Justitie oordeelde daarnaast dat gezien het kunstmatige karakter van de handelingen en de band tussen de twee ondernemingen, het wezenlijke doel van de handelingen het verkrijgen van een belastingvoordeel was. Swinkels stelt dat een dergelijke constructie voortkomt uit het systeem van vrijstellingen. Doordat bepaalde prestaties vrijgesteld zijn, kan er het inhaaleffect optreden. Dat betekent dat wanneer vrijgesteld prestaties opgaan in belaste, zoals in deze casus, het beoogde voordeel van een dergelijke vrijstelling verdampt als de belaste prestatie wordt gekocht. Dat de ondernemer een constructie opstelt om 7

8 dit te voorkomen, kan hem niet verweten worden. 7 Bovendien leidt hij uit het arrest af dat wanneer en sprake is van lage huurtermijnen en bijzondere afspraken tussen partijen, er sprake kan zijn van misbruik van recht. De vraag is dan of er al sprake is van misbruik als er enkel lage termijnen in rekening worden gebracht. Dat het Hof van Justitie oordeelt dat niet het enige maar het wezenlijke doel van de transactie het behalen van een belastingvoordeel moet zijn, vind ik terecht. Zelden wordt een handeling uitgevoerd om één enkele reden. Dat er ook andere economische belangen kunnen mee spelen lijkt mij reëel. Het Hof van Justitie geeft hier dus een wat ruimere uitleg van het tweede criterium. Hierbij mag niet vergeten worden dat áls er een andere verklaring is voor de handelingen, deze gevolgd moet worden. Wat ik mis in deze zaak, is de nadruk op het feit dat het leerstuk van misbruik van recht een ultimum remedium is. Wanneer de nationale rechter door middel van fiscale kwalificatie van feiten oordeelt dat de beide prestaties als één moeten worden gezien en als zodanig belast moeten worden, komt men aan misbruik van recht niet toe. Immers, er is al een manier gevonden om de ongewenste situatie, namelijk een te kleine grondslag voor de heffing van btw, op te lossen. Hier gaat het Hof van Justitie aan voorbij en dat is in mijn ogen kwalijk. Paragraaf 2.3. Weald Leasing 8 Deze zaak vormt een uitleg van het kunstmatige karakter van een handeling en de daarmee samenhangend de mogelijkheid om misbruik van recht te constateren, zoals dat genoemd werd in het arrest Halifax. Een groep maatschappijen, Churchill Group of Companies, leverde vrijgestelde verzekeringsdiensten. Voor deze prestaties bestond, door de vrijstelling, geen aftrekrecht van voorbelasting. Er werd met behulp van een derde een leaseconstructie opgezet om de btw over de gehele duur van de leaseovereenkomsten te spreiden. Weald Leasing koopt bedrijfsmiddelen en leaset deze vervolgens aan een derde (Suas). Suas leaset de bedrijfsmiddelen aan twee andere bedrijven die onderdeel zijn van de groep, Churchill Accident Repair Centre (CARC) en Churchill Management (CML). CARC en CML konden zo voorkomen dat ze niet in een keer de btw, die ze niet af konden trekken vanwege de vrijstelling, moesten betalen, maar in gedeelten. Ze waren immers btw verschuldigd over de leasevergoeding, niet over het aankoopbedrag van het bedrijfsmiddel. Weald Leasing had wel recht op aftrek. 7 Noot J.J.P. Swinkels bij BNB 2009/1. 8 HvJ EU 22 december 2010, zaak C-103/09 (Weald Leasing), BNB 2011/203. 8

9 De verwijzende rechter wilde allereerst weten of leasing via een derde in plaats zelf verwerven, waardoor een belastingvoordeel wordt behaald, in strijd is met doel en strekking van de Btw-richtlijn. Bovendien werd de vraag gesteld of er sprake kan zijn van misbruik als een marktdeelnemer zich bij zijn normale handelstransacties niet bezighoudt met leaseactiviteiten en daar toch toe overgaat. Van belang is daarbij wat er verstaan moet worden onder normale handelstransacties en wat het belang daarvan is in de context van het leerstuk van misbruik van recht. Het Hof van Justitie is van mening dat er geen sprake is van strijd met doel en strekking van de Btwrichtlijn. Handelingen zoals die in de casus vallen binnen de werking hiervan. Het belastingvoordeel dat het mogelijk oplevert, is niet in strijd met doel en strekking van de Btw-richtlijn. Het kan de belastingplichtige niet worden verweten dat hij kiest voor leasing als dat voor hem fiscaal gunstiger is. Het vloeit niet direct uit de keuze voor leasing in plaats van de keuze voor koop voort dat het bedrag dat aan btw dat over de termijnen moet worden betaald, lager is dan het bedrag aan btw over de aankoop. Hieraan wordt wel een voorwaarde gesteld: leasing, zoals in de onderhavige casus, moet wel geschieden tegen marktvoorwaarden en de betrokkenheid van derden mag er niet voor zorgen dat de toepassing van deze contractvoorwaarden niet meer mogelijk is. Een belangrijk onderdeel van deze marktvoorwaarden is dat de leasevergoeding marktconform is. De tussenkomst van een derde partij, Suas, voorkwam dat de nationale wetgeving, die er voor zorgt dat de waarde van de levering op een normaal bedrag wordt berekend, toegepast kon worden. Een voorwaarde van toepassing van deze wetgeving is namelijk dat de twee partijen met elkaar verbonden zijn en dat de levering geschiedt tegen een lagere waarde dan normaal. Door tussenkomst van een derde is toepassing hiervan niet mogelijk. Als laatste vroeg de nationale rechter wat een gepaste herdefinitie zou zijn als er misbruik van recht geconstateerd zou worden. In lijn met het arrest Halifax antwoordde het Hof van Justitie hier op dat er een situatie gecreëerd moet worden zonder misbruik. Het is daarbij mogelijk dat bepaalde contractvoorwaarden tussen Suas en de andere partijen worden gewijzigd of buiten toepassing moeten worden gelaten. In zijn conclusie bij dit arrest stelt Advocaat-Generaal J. Mazák dat niet zo zeer de leaseconstructie zelf als wel de hoogte van de vergoeding in strijd is met de Btw-richtlijn. Daarnaast benadrukt hij dat op de nationale wetgeving, die in overeenstemming met de richtlijn is opgesteld, de oordelen van het Hof van Justitie in het arrest Halifax onverminderd van toepassing zijn. Of een transactie valt onder de normale 9

10 handelstransacties, moet volgens hem worden beoordeeld aan de hand van de criteria die in het arrest Halifax zijn gegeven. Daarnaast wijst hij erop dat het relevant kan zijn om na te gaan of een transactie tot dezelfde lasten en risico s leidt als normale handelstransacties, om te beoordelen of het een kunstmatige constructie is of niet. Hierbij moet gekeken worden naar de objectieve aard van de transactie en niet naar de subjectieve bedoelingen van de belastingplichtige. In tegenstelling tot zijn uitspraak in het arrest Part Service, past het Hof van Justitie hier wel het leerstuk van misbruik van recht op de juiste manier toe. In deze zaak is een ongewenste situatie ontstaan, die niet bestreden kan worden door toepassing van nationale wetgeving of de Btw-richtlijn. De enige manier om hier iets aan te doen, is te kijken naar de vraag of er sprake is van misbruik. Ook ben ik het volledig eens met het oordeel dat als de belastingplichtige, anders dan gebruikelijk, overgaat tot leasing in plaats van aankoop van een goed, dit niet leidt tot strijd met doel en strekking van de Btw-richtlijn. Ik sluit me aan bij de conclusie van A-G Mazák dat in dit arrest vooral de hoogte van de vergoeding in het geding is, aangezien door de constructie de toepassing van nationale wetgeving niet meer mogelijk was. Daarnaast moet gekeken worden naar de kunstmatigheid van de handelingen. In mijn ogen is het wenselijk in het licht van fiscale neutraliteit dat door middel van het opzetten van een constructie nationale wetgeving buiten spel wordt gezet en hierdoor voor vrijgestelde prestaties de belastingdruk kunstmatig wordt verlaagd. Andere ondernemers die dezelfde vrijgestelde prestaties leveren, hebben dit voordeel immers niet. Wanneer een belastingplichtige door het opzetten van een bepaalde constructie een dergelijk voordeel behaalt, is het toepassen van het leerstuk van misbruik van recht noodzakelijk. Paragraaf 2.4. RBS Deutschland Holding 9 Dit arrest bespreekt een andere aspect van het kunstmatige karakter van een handeling. Daarnaast wordt er ingegaan op de vraag of het een belastingplichtige tegengeworpen kan worden als hij gebruikt maakt van de dispariteit tussen wetgeving. Royal Bank of Schotland heeft een dochtermaatschappij in Duitsland opgericht, RBS Deutschland Holding. Deze vennootschap koopt auto s van een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap, VFS, die RBS een optie verleent waarmee wordt bedongen dat de auto s teruggekocht kunnen worden. Vervolgens wordt er een leaseovereenkomst gesloten. RBS leaset de auto s aan de moedermaatschappij van VFS. Zowel in Duitsland als in het Verenigd Koninkrijk werd geen btw in rekening gebracht voor de lease. In het Verenigd Koninkrijk worden dergelijke transacties gezien als diensten, verricht in Duitsland. In Duitsland wordt lease gezien als een leveringen aan het Verenigd Koninkrijk. In het Verenigd 9 HvJ EU 22 december 2010, zaak C-277/09 (RBS Deutschland Holding), BNB 2011/

11 Koninkrijk werd door de belastingdienst aftrek van voorbelasting geweigerd op grond van art. 17 lid 3a Zesde Richtlijn (thans art. 168 Btw-richtlijn), omdat er in een later stadium geen btw in rekening werd gebracht. De verwijzende rechter vroeg zich af of aftrek van voorbelasting geweigerd kan worden als geen van beide lidstaten volgens hun nationale wetgeving bevoegd is om te heffen. Het Hof van Justitie oordeelt dat in deze casus de weigering van aftrek van voorbelasting niet juist is. Als in de ene lidstaat een transactie gezien wordt als levering, moet aftrek toegestaan worden. Het doet niet ter zake of de andere lidstaat de transactie wel of niet belast. Ook wanneer een dergelijke constructie is opgezet om de heffing van btw te vermijden, mag dit het recht op aftrek van voorbelasting, dat voortvloeit uit de Btw-richtlijn, niet in de weg staan. Daarnaast vroeg de nationale rechter of een dergelijke situatie kan leiden tot misbruik van recht. Hierover zegt het Hof van Justitie dat wanneer er een verschil in kwalificatie van de transactie ontstaat, dit niet te wijten is aan de belastingplichtige. Mogelijk heeft of Duitsland of het Verenigd Koninkrijk het geregelde in art. 5 van de Zesde Richtlijn (thans art 14 lid 1b Btw-richtlijn) verkeerd geïmplementeerd. 10 Als een belastingplichtige hiervan gebruikmaakt, levert dit niet gelijk misbruik op. Het is een situatie die te wijten is aan het stelsel zelf. 11 Dat er voor het verrichten van de activiteiten een buitenlandse dochter werd gekozen, doet niet af aan het feit dat de belastingplichtige het recht heeft om zijn activiteiten zo te structuren dat zijn belastingschuld beperkt blijft. 12 Ook dit levert niet direct misbruik op. Volgens A-G Mazák, zoals hij stelt in zijn conclusie bij dit arrest, moet veeleer bekeken worden of de constructie kunstmatig is en of er andere verklaringen zijn voor de manier waarop de constructie opgezet is. Daarnaast is van belang dat op grond van art. 168 Btw-richtlijn elke belastingplichtige recht heeft op aftrek van voorbelasting als er transacties plaatsvinden met het buitenland en er aftrek toegestaan zou zijn als de transacties in het binnenland plaatsgevonden zouden hebben. Daarbij is wel van belang dat het beginsel van fiscale neutraliteit recht op aftrek in principe koppelt aan het al dan niet bestaan van heffing in een later stadium. 13 In de casus vallen de activiteiten wel in de btw voor beide lidstaten en kan er een recht op aftrek bestaan. Dit hangt niet af van de vraag of de andere lidstaat ook werkelijk heft. 10 Art. 5 lid 4b Zesde Richtlijn: als levering wordt mede aangemerkt de afgifte van een goed ingevolge een overeenkomst volgens welke een goed gedurende een bepaalde periode in huur wordt gegeven of in gevolge een overeenkomst tot koop en verkoop op afbetaling, in beide gevallen onder het beding dat normaliter het goed uitererlijk bij de betaling van de laatste termijn in eigendom wordt verkregen. 11 Conclusie A-G Mazák bij BNB 2011/ Arrest Halifax, BNB 2006/ HvJ EU 30 maart 2006, zaaknr. C-184/04 (Uudenkaupungin kaupunki), LJN AW

12 Mijns inziens is het oordeel van het Hof van Justitie in deze zaak juist. Dispariteit tussen wetgeving kan een belastingplichtige niet tegengeworpen worden. Dat een handeling in twee verschillende lidstaten met twee verschillende fiscale stelsels anders behandeld wordt, levert geen strijd op met het Unierecht. 14 De tweede vraag is in dit licht bezien enigszins overbodig. Het leerstuk van misbruik van recht is immers een ultimum remedium. Nu er al een verklaring is gevonden voor de constructie en er geen strijd is met de Btw-richtlijn, hoeft aan misbruik van recht niet meer toegekomen te worden. Paragraaf 2.5. Samenvatting De aanpak van misbruik van recht die het Hof van Justitie voor ogen heeft is duidelijk. Het voorkomen dat onwenselijke situaties gecreëerd kunnen worden die met formele interpretatie van de wet niet zijn tegen te gaan. Daarvoor is een toetsingskader geformuleerd. Er moet gekeken worden naar doel en strekking van de wet en de bedoelingen van de belastingplichtige. Het is mogelijk dat er ook nog andere belangen meespeelden bij het verrichten van een bepaalde handeling, naast het behalen van een belastingvoordeel. Gekeken moet worden of de handelingen economische te rechtvaardigen zijn. Daarnaast blijkt uit het arrest Part Service en het arrest Weald Leasing dat het kunstmatige karakter van transacties een belangrijke factor is in de beoordeling of er sprake is van misbruik. Wanneer er een verklaring is voor een handeling, hoeft aan misbruik van recht niet toegekomen te worden. Dit is duidelijk terug te zien in het arrest RBS Deutschland Holding. Ook wanneer er op een andere manier de onwenselijke situatie opgelost kan worden, blijft het leerstuk van misbruik van recht buiten toepassing. Voor de nationale rechter, die uiteindelijk vast zal moeten stellen of er sprake is van misbruik van recht, blijft er ruimte voor eigen interpretatie. Wanneer is er immers sprake van strijd met doel en strekking van de wet en wat zijn de bedoelingen van de belastingplichtige? Uit hoofdstuk 4, waarin ik uitspraken van de Hoge Raad over dit onderwerp bespreek, zal blijken dat dit inderdaad nog niet zo eenduidig is. 14 HvJ EU 12 juli 2005, zaaknr. C-403/03 (Schempp), BNB 2005/

13 HOOFDSTUK 3. METHODEN VAN RECHTSVINDING Dit hoofdstuk vormt een uitleg van enkele begrippen die in het vorige hoofdstuk aan bod zijn gekomen, zoals het beginsel van fiscale neutraliteit. Daarnaast bespreek ik rechtsbeginselen en artikelen uit de Wet op omzetbelasting 1968 (hierna Wet OB) en de Btw-Richtlijn die relevant zijn voor de bespreking van de uitspraken van de Hoge Raad in hoofdstuk 4. Paragraaf 3.1. Rechtsbeginselen De btw is een verbruiksbelasting. Dit houdt in beginsel een belasting van consumptie in. Van Hilten benadrukt dat de besteding als maatstaf van consumptie in de heffing wordt betrokken en niet de consumptie in economische zin. 15 Dat neemt niet weg dat het verbruiksbeginsel een belangrijk rechtsbeginsel in de btw is. Het geeft het karakter van de belasting weer: het doel is het belasten van de eindverbruiker. De Europese wetgeving streeft naar ditzelfde doel. Als tweede kan het neutraliteitsbeginsel worden genoemd. Het gaat hier met name om het bereiken van fiscale neutraliteit tussen ondernemingen. Deze neutraliteit wordt bereikt als de heffing van btw geen invloed heeft op de concurrentieverhoudingen en de allocatie van productiemiddelen. 16 De wetgeving van de Europese Unie heeft op dit gebied met name als doel een interne markt te creëren. Het wegnemen van verschillen in behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse ondernemers is hier een belangrijk onderdeel van. Ondernemers die dezelfde prestaties verrichten moeten voor de btw gelijk behandeld worden. Consequentie hiervan is dat soortgelijke goederen die met elkaar concurreren, vanuit het oogpunt van de btw gelijk moeten worden behandeld. 17 Een product uit een andere lidstaat mag dus niet aan een zwaardere heffing worden onderworpen. In een adem met het neutraliteitsbeginsel kan het gelijkheidsbeginsel genoemd worden. Het gelijkheidsbeginsel is een ruimer begrip dan fiscale neutraliteit. Van dit laatste is slechts sprake in situaties tussen concurrerende handelaren. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is ook sprake in andere situaties dan in concurrerende verhoudingen. 18 Voor de beoordeling of er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, moeten twee vragen gesteld worden. Allereerst is aan de orde of er sprake is van gelijke gevallen en ten tweede moet men zich afvragen of er een objectieve rechtvaardiging is voor de ongelijke behandeling M.E. Van Hilten, Bancaire en financiële prestaties in de Europese BTW, Deventer: Kluwer 1992, blz Dr. H. Bomer, De doorwerking van algemene rechtsbeginselen in de BTW, Kluwer, Deventer (2012) blz Hof 3 mei 2001, nr C-481/98, Commissie/Frankrijk, V-N 2001/ Hof 10 april 2008, nr. C-309/06 Marks & Spencer, V-N 2008/ Dr. H. Bomer, De doorwerking van algemene rechtsbeginselen in de BTW, Kluwer Deventer (2012) blz

14 Voor de beoordeling van de uitspraken van zowel het Hof van Justitie als de Hoge Raad is tevens het evenredigheidsbeginsel van belang. Dit beginsel houdt een afweging in tussen het doel en de gebruikte middelen. Een maatregel moet geschikt zijn om het beoogde doel te verwezenlijken. Hiermee wordt bedoeld dat er geen beter optreden mogelijk is. Uit het Fedesa-arrest blijkt dat het beginsel zowel de elementen geschiktheid en noodzakelijkheid als evenwichtigheid bevat. 20 Als laatste zijn de beginselen van rechtszekerheid en vertrouwen van belang. Het geldende recht moet kenbaar en te voorspellen zijn. Voor de burger moeten regels ondubbelzinnig zijn, hij moet zijn rechtspositie er uit af kunnen leiden. Daarbij is het voor de omzetbelasting van belang dat de belastingplichtige die transacties mag kiezen waarbij de omvang van zijn belastingschuld beperkt blijft. De Preter en Evers wijzen erop dat dit een grote verantwoordelijkheid legt op de nationale rechter en een dergelijke aanpak tot rechtsonzekerheid kan leiden. Er bestaat een smalle lijn tussen rechtmatig gebruik en misbruik. Wanneer nationale rechters dit zelf uit gaan leggen, is een uniforme uitleg niet gewaarborgd. Bovendien vinden ze het feit dat de wetgeving wat betreft btw op Europees niveau nog niet geheel geharmoniseerd is, geen reden om dergelijke leemtes te laten in de interpretatie van regelgeving. 21 Hier kan tegenin gebracht worden dat de invordering van btw een zaak is van individuele lidstaten. Dat de nationale rechter aangewezen is om te beoordelen of er sprake is van misbruik, vloeit voort uit het stelsel. Niettemin vind ik een voorzichtig gebruik van het leerstuk misbruik van recht, juist, gezien de stelling van De Preter en Evers. Paragraaf 3.2. Kwalificatie van feiten Het leerstuk van misbruik van recht wordt gebruikt als laatste manier van rechtsvinding. Rechtsvinding houdt enerzijds in de vaststelling van feiten en anderzijds de uitleg van rechtsregels. 22 Om deze reden moet er eerst een fiscale kwalificatie van feiten plaatsvinden voordat getoetst kan worden of er sprake is van misbruik van recht. Mogelijk zijn er andere verklaringen of oplossingen voor een bepaalde activiteit. In deze paragraaf zal ik in daarom kort bespreken wanneer er sprake is van ondernemerschap. Vervolgens zal ik kijken wanneer een handeling als een levering of dienst aangemerkt kan worden. Dit doe ik aan de hand van de Wet OB en de Btw-richtlijn. Waar nodig bespreek ik tevens jurisprudentie en vakliteratuur. Daarbij zij opgemerkt dat de hierboven besproken jurisprudentie van het Hof van Justitie is ontwikkeld onder de Zesde Richtlijn. In deze paragraaf zal ik gebruik maken van de huidige Btw-richtlijn. 20 Hof 13 november 1990, nr. C-331/88 (Fedesa), LJN BF Mr. J. De Preter, mr. C. Evers, De Halifax-doctrine: One bridge too far!, Maandblad Belasting Beschouwingen 2006/ Mr. M.W.C. Soltysik, Het arrest Part Service: het vervolg op Halifax, Maandblad Belasting Beschouwingen 2008/05. 14

15 Voor de beoordeling of er sprake is van ondernemerschap moet allereerst gekeken worden naar art. 7 Wet OB. Daaruit blijkt dat ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent als ondernemer aangemerkt wordt. In de Nederlandse jurisprudentie is uitgewerkt wat verstaan wordt onder bedrijf: een organisatie van kapitaal en arbeid, welke erop is gericht om in een duurzaam streven door deelname aan het economische verkeer maatschappelijke behoeften te bevredigen. 23 Of een overheidsinstantie optreedt als ondernemer, moet beoordeeld worden aan de hand van criteria die het Hof van Justitie in het arrest Carpaneto Piazentino heeft ontwikkeld. 24 Een dergelijke instantie handelt niet als overheid als het een publiekrechtelijk lichaam is, dat werkzaamheden verricht in het kader van het specifiek voor hen gelende juridische regime, met uitsluiting van de werkzaamheden die leiden tot concurrentieverstoring met private partijen. Daarna moet het hierboven besproken art. 7 Wet OB toegepast worden. In art. 13 Btw-richtlijn wordt op overeenkomstige wijze bepaald wanneer een publiekrechtelijk lichaam optreedt als ondernemer. In Bijlage I, post 6 wordt de levering van nieuwe goederen, geproduceerd voor de verkoop bestempeld als een handeling die, uitgevoerd door een overheidsinstantie, altijd leidt tot ondernemerschap. Wat voor de omzetbelasting aangemerkt wordt als levering staat in art. 3 Wet OB: de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken. Art. 4 Wet OB merkt alle prestaties die niet onder deze beschrijving vallen aan als diensten. Deze wetsartikelen zijn in overeenstemming met art. 14 lid 1 van de Btw-richtlijn, die ziet op leveringen en art. 24 van de Btw-richtlijn, die ziet op diensten. Voor de uitleg van art. 3 Wet OB is van belang wanneer er sprake is van macht om als eigenaar over een goed te beschikken. In het arrest SAFE oordeelt het Hof van Justitie dat er sprake moet zijn van daadwerkelijk over die lichamelijke zaak beschikken als ware zij daarvan eigenaar. 25 Uit twee arrest van de Hoge Raad uit 2007 blijkt dat economische eigendom niet voldoende is. 26 Daarnaast moet er sprake zijn van onherroepelijke volmacht ( ) tot het vervreemden of bezwaren van het goed, of wanneer de juridische eigenaar zich jegens de economische eigenaar ertoe heeft verplicht op verzoek mee te werken aan overdracht van het goed. Deze uitspraak ziet op situaties waarin de juridische eigendom niet is overgedragen. A-G Van Hilten meent dat het overgaan van het juridische eigendom niet zonder meer een 23 Prof. Mr. M.E. van Hilten, Prof. Dr. H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Fed fiscale studieserie, Kluwer Deventer (2012). 24 HvJ EU 17 oktober 1989, zaaknr. 231/87 (Carpaneto Piazentino), LJN BE Hvj EU 8 februari 1990, zaaknr. C-320/88, BNB 1990/ HR 23 en 30 november 2007, V-N 2007/57.20 en V-N 2007/

16 levering in de zin van de omzetbelasting inhoudt. 27 Van Kesteren en Van Hilten gaan er van uit dat onder levering in ieder geval de civielrechtelijke eigendomsoverdracht valt. 28 In de omzetbelasting kennen we een subjectieve maatstaf van heffing, namelijk de vergoeding voor een prestatie. Er moet dus gekeken worden naar de werkelijke uitgaven. In bepaalde constructies kan het fiscaal voordelig zijn om een vergoeding in rekening te brengen die ver onder de kostprijs ligt. In lijn met uitspraken van het Hof van Justitie oordeelt de Hoge Raad dat het er niet toe doet of de vergoeding kostendekkend is. Wanneer er echter sprake is van een symbolische vergoeding, is er geen sprake van een economische activiteit. 29 Een vergoeding is symbolisch als deze minder dan 15% van de kostprijs bedraagt. 30 Lidstaten hebben volgens de Btw-richtlijn de mogelijkheid om regels te stellen voor een normale vergoeding, als er een (te) lage vergoeding in rekening is gebracht. 31 Dit mede met oog op het belastingvoordeel dat hiermee mogelijk behaald kan worden. De Nederlandse wetgever heeft hier tot nu toe nauwelijks gebruik van gemaakt. Paragraaf 3.3. Samenvatting Bij het beoordelen van een casus die ziet op de heffing van omzetbelasting spelen dus verschillende zaken mee. Eerst moet gekeken worden wat er in het licht van de Wet OB precies speelt, welke handelingen relevant zijn en hoe die vanuit fiscaal perspectief bezien moeten worden. Het verschil tussen de kwalificatie als levering of als dienst bijvoorbeeld, kan een zeer verschillende uitkomst van de casus tot gevolg hebben, zoals uit hoofdstuk 4 nog zal blijken. Daarnaast is het belangrijk om als gerechtelijke instantie ook te kijken naar de gevolgen van de uitspraak. Gekeken moet worden of een bepaalde oplossing van een rechtszaak niet in strijd is met de rechtsbeginselen, zoals ik die omschreven heb in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk. In het volgende deel van dit betoog zal ik wat in dit hoofdstuk is besproken toepassen op arresten die recent gewezen zijn door de Hoge Raad. Ik bekijk daarbij eerst wat een goede fiscale kwalificatie van de feiten zou zijn, daarna of er sprake kan zijn van misbruik van recht en als laatste bekijk ik in welke mate de oplossing in lijn is met de hier besproken rechtsbeginselen. 27 Conclusie A-G Van Hilten bij HR 29 juni 2012, zaaknr. 10/00786, LJN BR Prof. Mr. M.E. van Hilten en prof. Dr. H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, fed fiscale studieserie, Kluwer Deventer (2012). 29 HR 11 februari 2005, zaaknr. 38/022 BNB 2005/ HvJ EU 21 september 1988, zaaknr. 50/87, BNB 1994/ Art. 80 Btw-Richtlijn. 16

17 HOOFDSTUK 4. BEOORDELING VAN NEDERLANDSE JURISPRUDENTIE In dit hoofdstuk zal ik de belangrijkste arresten van de Hoge Raad bespreken waarin misbruik van recht werd geconstateerd in een btw-zaak. Hierbij zal ik het oordeel dat de Hoge Raad velt, beoordelen aan de hand van de in de vorige hoofdstukken besproken Europese jurisprudentie en methoden van rechtsvinding, om zo uiteindelijk een antwoord te kunnen geven op de stelling van dit betoog. Paragraaf 4.1. Ziekenhuisconstructies Op 10 februari 2012 oordeelde de Hoge Raad voor het eerst dat er sprake was van misbruik van recht in een btw-zaak. 32 Dit arrest maakt onderdeel uit van twee zaken die zien op de zogenoemde ziekenhuisconstructies. In dit arrest richtte een ziekenhuis en een stichting die verbonden was met het ziekenhuis een BV op voor de aankoop van medische apparatuur. De stichting hield alle aandelen in de BV, het ziekenhuis leverde bestuurders voor zowel de BV als de stichting. Het ziekenhuis zou geen recht hebben gehad op aftrek van voorbelasting als zij zelf de apparatuur aangekocht had, de BV wel. De BV verhuurde de apparatuur vervolgens aan het ziekenhuis. Na de herzieningstermijn van vijf jaar, droeg de stichting alle aandelen over aan het ziekenhuis, zodat het ziekenhuis en de BV een fiscale eenheid konden vormen. Er hoefde na die periode geen btw meer betaald te worden over de huur, terwijl er wel volledige aftrek van voorbelasting had plaatsgevonden. De Hoge Raad zegt hierover het volgende. Een ondernemer mag een financieringsvorm kiezen die voor hem het voordeligst is. De voordelen die uit de beschreven constructie voortvloeien, zijn echter veel groter dan bij normale handelstransacties het geval is. Dit komt door de beperkte belaste verhuur en de volledige aftrek van voorbelasting. Bovendien oordeelde de Hoge Raad dat het van meet af aan de bedoeling was geweest om na de herzieningstermijn een fiscale eenheid te vormen, ten einde de belasting over de huurtermijnen te beperken. Dat het niet de belanghebbende (de BV), maar het ziekenhuis het belastingvoordeel verkreeg, deed niet ter zake. Immers moet bij misbruik van recht de situatie geherdefinieerd worden, zo dat er een situatie ontstaat zonder misbruik. Aan de hand van de criteria die geformuleerd zijn in het arrest Halifax, stelde de Hoge Raad misbruik vast. Als de toets aangelegd wordt van fiscale kwalificatie van feiten, moet men tot de conclusie komen dat de wet niet kan verhinderen dat met deze constructie een belastingvoordeel wordt behaald dat strijdig is met doel en strekking van de wet. In deze zaak was het de vraag of de apparatuur wel aan de belanghebbende (de BV) was geleverd of aan het ziekenhuis, waar de apparatuur feitelijk werd afgeleverd. De vraag is of 32 HR 10 februari 2012, zaaknr. 08/05317 (Ziekenhuisconstructie), LJN BK

18 de macht om als eigenaar over het goed te beschikken ligt bij het ziekenhuis of bij de stichting. Op grond van het besprokene in paragraaf 3.2 van dit betoog, kom ik tot de conclusie dat de macht om als eigenaar over de apparatuur te beschikken aan de BV is overgedragen. Het ziekenhuis heeft slechts het economische eigendom verkregen. De Hoge Raad stelt dat dit niet voldoende is. 33 In de onderhavige casus heeft het ziekenhuis geen volmacht gekregen tot vervreemden of bezwaren van het goed. De apparatuur is dus aan de BV geleverd op grond van art. 3 Wet OB. Fiscale kwalificatie van de feiten is niet voldoende. A-G Van Hilten stelt in haar conclusie dat het belangrijk is een verschil te maken tussen een financieringsvoordeel en een belastingvoordeel. 34 Een financieringsvoordeel kan, in een casus als deze, ontstaan doordat niet in een keer de btw wordt voldaan over de aanschafprijs, maar in delen over de huurtermijnen. Dit vormt geen belastingvoordeel als de huurtermijnen marktconform zijn vastgesteld. In deze zaak gaat het dus niet zozeer om het feit dat een ander dan het ziekenhuis de apparatuur aanschaft, maar het aangaan van een fiscale eenheid. Volgens A-G Van Hilten levert alleen het laatste aspect misbruik op. Mijns inziens ontstaat het misbruik door het samenstel van handelingen. Het behalen van een financieringsvoordeel zorgt niet voor misbruik (zie ook het arrest Weald Leasing), evenmin het vormen van een fiscale eenheid. Door de combinatie die in de casus werd gemaakt, ontstond er echter wel misbruik. Ik vind het daarom terecht dat de Hoge Raad kijkt naar het geheel van handelingen die misbruik opleveren, en niet alleen naar het vormen van een fiscale eenheid, zoals A-G Van Hilten betoogt. Ik ben het echter wel met de A-G eens dat het misbruik feitelijk ontstond toen de fiscale eenheid aangegaan werd. Bovendien gebeurde dit precies na het aflopen van de herzieningstermijn, zodat er een maximaal voordeel behaald kon worden. Als men vervolgens toetst aan de twee criteria die het Hof van Justitie in het arrest Halifax heeft geformuleerd, blijkt er inderdaad sprake te zijn van misbruik van recht. Ten eerste is er strijd met doel en strekking van de wet. Voor vrijgestelde handeling werd aftrek van voorbelasting genoten. Dit levert strijd op met het neutraliteitsbeginsel. Daarnaast blijkt uit de casus dat het de bedoeling is geweest van de belanghebbende om het voordeel te behalen. Alleen al uit het moment waarop de fiscale eenheid werd aangegaan blijkt dat men maximaal wilde profiteren van het belastingvoordeel dat toen ontstond. De hele constructie was van begin af aan zo opgezet dat dit mogelijk was. 33 Zie paragraaf 3.2 over de uitleg van de term macht om als eigenaar over een goed te beschikken. 34 Conclusie A-G Van Hilten bij HR 10 februari 2012, zaaknr. 08/05317 (Ziekenhuisconstructie), LJN BK

19 In deze zaak heeft de inspecteur ambtshalve de aftrek van voorbelasting toegestaan over dat deel van de aanschafprijs waarover via de huurtermijnen btw is betaald. Zowel het Hof Amsterdam als de Hoge Raad noemen deze toerekening niet. Mijns inziens is dit echter de enige juiste herdefinitie van de situatie en had uitdrukkelijk uit het oordeel van de Hoge Raad moeten blijken. Volledig weigeren van aftrek zou een te grove maatregel zijn. Er is immers wel een deel van de btw door het ziekenhuis afgedragen. Het Hof van Justitie heeft uitdrukkelijk aangegeven dat het constateren van misbruik van recht geen sanctie mag opleveren. 35 Het volledig weigeren van aftrek is niet proportioneel en levert strijd op met het evenredigheidsbeginsel. De bedoeling om de constructie in de casus tegen te gaan is wenselijk, maar het mag niet gebruikt worden om dergelijke handelingen af te straffen. De conclusie dat er sprake is van misbruik van recht en er dus aftrek van voorbelasting geweigerd kan worden, vind ik daarom niet juist. Het herdefiniëren van de situatie, zoals het Hof van Justitie als oplossing geeft voor misbruik, houdt niet per definitie het weigeren van aftrek in. Dit is een mogelijke consequentie en bovendien een waar voorzichtig mee om moet worden gegaan. De tweede zaak waarover de Hoge Raad op 10 februari 2012 oordeelde, was een soortgelijke. 36 Nu werden er aan het einde van de herzieningstermijn geen aandelen overgedragen om een fiscale eenheid te vormen, maar was een koopoptie op de apparatuur in de overeenkomst opgenomen. Toen de herzieningstermijn afgelopen was, oefende het ziekenhuis haar optie uit om te voorkomen dat er verdere belaste huurtermijnen betaald zouden moeten worden aan de BV die de apparatuur had gekocht. In deze zaak kom ik tot dezelfde conclusie. Niet zozeer de handelingen op zich maar het samenstel ervan levert misbruik op. Ook hier moet de situatie zo worden geherdefinieerd dat de gevolgen van het uitoefenen van de koopoptie voor de heffing van btw teniet worden gedaan. Dit kan ofwel door een deel van de aftrek van voorbelasting te weigeren, ofwel btw te betalen als ware de koopoptie niet uitgeoefend was. De rechtbank heeft in deze zaak wel de door het ziekenhuis betaalde btw verrekend met de naheffingsaanslag. In het licht van het neutraliteitsbeginsel acht ik een dergelijke oplossing wenselijk. Er wordt immers aftrek van voorbelasting verkregen voor vrijgestelde prestaties. Andere ondernemers die dezelfde prestatie leveren, verkrijgen deze voordelen niet. Een beter optreden is in mijn ogen niet mogelijk. Daarmee beschouw ik deze oplossingen in lijn met het evenredigheidsbeginsel. 35 HvJ EU, 21 februari 2006, zaak C-255/02 (Halifax), BNB 2006/ HR 10 februari 2012, zaaknr. 09/03203 (Ziekenhuisconstructie), LJN BQ

20 Paragraaf 4.2. Schoolconstructies De Hoge Raad heeft vier arresten gewezen die zien op de zogenaamde schoolconstructies. In alle gevallen ging het om een nieuw te bouwen school. De gemeente Middelharnis 37, Albrandswaard 38, Gemert-Bakel 39 en Nijkerk 40 zorgden voor het pand en verkocht dat aan een stichting voor een vergoeding van 15% van de kostprijs. In de zaken was het allereerst de vraag of er sprake was van een levering in de zin van de wet en, als dit het geval was, of er sprake kon zijn van misbruik van recht. Slechts in een arrest heeft de Hoge Raad misbruik van recht geconstateerd, namelijk in de zaak van gemeente Middelharnis. In deze paragraaf onderzoek ik of de Hoge Raad tot een juiste conclusie is gekomen. Allereerst kan men zich afvragen of een gemeente in dergelijke transacties optreedt als ondernemer. Anders kan er geen sprake zijn van heffing van omzetbelasting. In paragraaf 3.2 van dit betoog heb besproken wanneer een overheidsorgaan als ondernemer optreedt. Wanneer men deze toets aanlegt, moet de conclusie worden getrokken dat er inderdaad sprake was van ondernemerschap. De gemeente is overheidsorgaan en het beschikbaar stellen van huisvesting voor scholen behoort tot de specifieke taken van een dergelijk orgaan. Bij het bouwen van pand treedt de overheid in concurrentie met private partijen. Ook zij hadden immers tot bouwen en leveren kunnen overgaan. Er is dus sprake van eventuele concurrentieverstoring als de gemeente niet wordt aangemerkt als ondernemer. Als men vervolgens kijkt naar art. 7 Wet OB, moet geconcludeerd worden dat ook volgens dit artikel sprake is van ondernemerschap. Daarnaast kan men zich afvragen of er in de onderhavige cases sprake is van een symbolische vergoeding. De panden werden immers ver onder de kostprijs verkocht door de gemeentes aan de stichtingen. Uit het besprokene in paragraaf 3.2 blijkt dat een vergoeding onder 15% van de kostprijs een symbolische vergoeding is. De prijs die de stichtingen betaalden kwam ongeveer uit op 15%. Hier is dus (net niet) sprake van een symbolische vergoeding. De gemeente heeft recht op aftrek van voorbelasting en moet bij verkoop de stichting btw in rekening brengen. In de zaak van gemeente Middelharnis was het allereerst de vraag of er sprake kon zijn van een levering. Hierover was discussie ontstaan door de strikte voorwaarden die opgenomen waren in de koopovereenkomst die de gemeente en de stichting gesloten hadden. Zo was er onder andere een terugkoopovereenkomst opgenomen en een boetebepaling, mocht de stichting bij verkoop het pand niet 37 HR 30 maart 2012, zaaknr. 09/03079, LJN BR HR 29 juni 2012, zaaknr. 10/00786, LJN BR HR 17 februari 2012, zaaknr. 09/04280, LJN BR HR 27 april 2012, zaaknr. 10/02878, LJN BR

21 eerst aan de gemeente aangeboden hebben. Zowel het Hof als de Hoge Raad stelt dat er sprake is van een levering in de zin van art. 11, lid 1, aanhef en letter a, onder 1 Wet OB. De Staatssecretaris heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Hij stelt dat er geen sprake kan zijn van een levering door de art. 76q lid 2, 76r en 76u van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO). Deze wet regelt onder andere de voorziening in huisvesting van scholen. A-G Van Hilten bevestigt in haar conclusie bij dit arrest dat er sprake is van een levering. 41 Slechts het overgaan van de juridische eigendom is niet voldoende. Ze wijst er op dat de bepalingen uit de WVO waarnaar de Staatssecretaris verwijst, geen onderdeel uitmaken van de rechtsbetrekking tussen de school en de stichting. In de casus is de gemeente immers het bevoegde gezag en gaat het om een gemeentelijke school. De bepalingen zien op andere dan gemeentelijke scholen. Uit de voorwaarden in de koopovereenkomst blijkt volgens haar niet dat de macht om als eigenaar over het pand te beschikken bij de gemeente is gebleven. In overweging van haar conclusie stelt Van Hilten daarnaast de vraag of de stichting eigenaar kán worden van de school. Volgens haar is het doel van de WVO dat de gemeente invloed houdt op wat er met het schoolgebouw gebeurt. Letterlijke lezing van de wet verhindert echter niet dat het pand overgedragen kan worden. Ik ben van mening dat de door A-G Van Hilten gestelde vraag van groot belang is. De wet ziet inderdaad op andere dan gemeentelijke scholen en art. 76q lid 2, 76r en 76u WVO zijn daarom niet van toepassing. Het gaat hier om scholen waarbij de gemeente níét het bevoegde gezag is. In de casus over gemeente Middelharnis wordt de gemeente wel als zodanig aangemerkt. Mijns inziens brengt dit impliciet met zich mee dat de bedoelde invloed die de gemeente behoud door middel van art. 76q e.d. al berust bij de gemeente. Deze is immers het bevoegde gezag. Als men daarbij de beperkende voorwaarden optelt die opgenomen zijn in de koopovereenkomst tussen de gemeente en de stichting, moet ik tot de conclusie komen dat hier geen sprake is van overgang van macht om als eigenaar over een goed te beschikken, zoals art. 3 Wet OB stelt. Dit acht ik in overeenstemming te zijn met de uitleg die het Hof van Justitie geeft aan het begrip levering, dat is opgenomen in art. 14 lid 1 van de Btw-richtlijn. De stichting kan mijns inziens niet beschikken over de school als ware zij eigenaar Conclusie A-G Van Hilten bij 30 maart 2012, zaaknr. 09/03079, LJN BR Zie uitleg begrip levering paragraaf 3.2 Kwalificatie van feiten. 21

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU 1 2 Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in 2013. De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU richtlijnen, met nogal dwingende instructies. De stroom

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Misbruik van recht. Waar liggen de grenzen?

Misbruik van recht. Waar liggen de grenzen? Misbruik van recht Waar liggen de grenzen? Door: Erik Hoekstra 2011/ 2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz 2 Hoofdstuk 2 Misbruik van recht in Europees verband Blz 3 2.1 Belastingvoordeel Blz 4

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

Bachelorthesis. Misbruik van recht in de Nederlandse btw. Nederlandse rechtspraak in de sporen van het Hof van Justitie

Bachelorthesis. Misbruik van recht in de Nederlandse btw. Nederlandse rechtspraak in de sporen van het Hof van Justitie Bachelorthesis Misbruik van recht in de Nederlandse btw Nederlandse rechtspraak in de sporen van het Hof van Justitie W.A.C. van den Noort 900722 Mevrouw mr. N. Sayedi Semester 2 2012-2013 Afkortingen

Nadere informatie

MISBRUIK VAN RECHT Een nationaal, internationaal en unierechtelijk perspectief

MISBRUIK VAN RECHT Een nationaal, internationaal en unierechtelijk perspectief MISBRUIK VAN RECHT Een nationaal, internationaal en unierechtelijk perspectief Discussiebijdrage Koen Verburg 12 mei 2016 Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 STELLING: De constatering dat een feitencomplex

Nadere informatie

[verzoek van de Court of Appeal (England and Wales) (Verenigd Koninkrijk) om een prejudiciële beslissing]

[verzoek van de Court of Appeal (England and Wales) (Verenigd Koninkrijk) om een prejudiciële beslissing] Downloaded via the EU tax law app / web CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MAZÁK van 26 oktober 2010 (1) Zaak C?103/09 The Commissioners for Her Majesty s Revenue & Customs tegen Weald Leasing Limited

Nadere informatie

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2016 in de zaak tussen Gemeente [gemeente], eiseres

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2016 in de zaak tussen Gemeente [gemeente], eiseres Rechtbank DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 15/6058 uitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2016 in de zaak tussen Gemeente [gemeente], eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Halifax: Europese fraus legis in de BTW

Halifax: Europese fraus legis in de BTW BTW-bulletin 2006, 20 Halifax: Europese fraus legis in de BTW Mr. R. Vos, Mr. P. Bakker, datum 01-03-2006 Datum 01-03-2006 Auteur Mr. R. Vos [*], Mr. P. Bakker [**] Auteursprofiel Mr. R. Vos mr. P. Bakker

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Besluit van 29 maart 2017, nr. 2017/36822. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. In dit besluit

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

Nieuwsbrief Vastgoed

Nieuwsbrief Vastgoed Nieuwsbrief Vastgoed 15 juli 2014 Nieuwbouw en verbouwing scholen door gemeente. Recht op btw-aftrek? De Hoge Raad heeft zich in april tweemaal uitgelaten over omzetbelasting (of: btw) bij de bouw/verbouwing

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486)

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486) > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 AE Den Haag Directie Douane en Verbruiksbelastingen Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1353 Permanente link:

ECLI:NL:HR:2015:1353 Permanente link: ECLI:NL:HR:2015:1353 Permanente link: http://deeplink. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 29-05-2015 Datum publicatie 29-05-2015 Zaaknummer 14/01134 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:138,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 C -,44Li jj':j - Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 10/04806 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~3.~o 6..3.s.::.

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011 ... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek In zaak C-267/15, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing

Nadere informatie

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1 Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen Week 1 2016-2017 HC week 1 Fiscale aspecten van Registergoederen 9 februari 2017 Inleiding Waarom is het vak voor notariëlen van belang? Wat heeft

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

Btw-heffing over sportbeoefening en het geven van gelegenheid tot sportbeoefening

Btw-heffing over sportbeoefening en het geven van gelegenheid tot sportbeoefening drs. Klaas Dijkstra; mr. Iris Duinker 1 Btw-heffing over sportbeoefening en het geven van gelegenheid tot sportbeoefening Het rommelt in de btw-regelgeving ten aanzien van sportbeoefening, zowel voor wat

Nadere informatie

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr. 24. De minister van Financiën heeft het volgende besloten.

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr. 24. De minister van Financiën heeft het volgende besloten. Omzetbelasting. Leasing 1 Omzetbelasting. Leasing Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr.

Nadere informatie

Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht'

Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht' Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht' Bart Vereecke redacteur MoneyTalk en Trends 14/04/18 om 13:40 - Bijgewerkt op 15/04/18 om 00:57 Het Europees Hof van

Nadere informatie

V.J.M. Görtjes. Het leerstuk misbruik van recht

V.J.M. Görtjes. Het leerstuk misbruik van recht V.J.M. Görtjes Het leerstuk misbruik van recht Het leerstuk misbruik van recht Een toetsing van de voorwaarden op de Nederlandse btw-besparende constructies Auteur: V.J.M. (Vera) Görtjes Administratienummer:

Nadere informatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak Datum uitspraak: 10-10-2008 Datum publicatie: 10-10-2008 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Verkoop van (gebruikte) goederen

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/4855) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/4855) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 4 oktober 2013 nr. 11/03207 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 juni 2011, nr. P10/00221, betreffende

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014 Datum van inontvangstneming : 17/04/2014 Hoge Raad der Nederla 'Entrée 1 8 MARS 2014 den ------1 Derde Kamer Nr. 09/02220 21 februari 2014 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris

Nadere informatie

De afbakening van de reikwijdte van het misbruikleerstuk in de btw De overgang van gebruik naar misbruik

De afbakening van de reikwijdte van het misbruikleerstuk in de btw De overgang van gebruik naar misbruik De afbakening van de reikwijdte van het misbruikleerstuk in de btw De overgang van gebruik naar misbruik Naam: P.C.Posthumus Administratienummer: 321269 E-mail adres: P.C.Posthumus@uvt.nl Universiteit:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Deze informatie gaat over de btw-heffing bij publiek-private samenwerking. In deze informatie worden de btw-regels uitgelegd,

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan.

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan. Rechtbank Haarlem 5 oktober 2010, nrs. 09/3619 en 09/3620 Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Zaaknummers: AWB 09/3619 en AWB 09/3620 Uitspraakdatum: 5 oktober

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

MISBRUIK VAN RECHT, Enkele BTW kunstgrepen in leaseconstructies

MISBRUIK VAN RECHT, Enkele BTW kunstgrepen in leaseconstructies Running Head: MISBRUIK VAN RECHT MISBRUIK VAN RECHT, Enkele BTW kunstgrepen in leaseconstructies Ashley M. Reeder Begeleider: Drs. P.C.J. Oerlemans Erasmus Universiteit Rotterdam, ESE Juni, 2015 MISBRUIK

Nadere informatie

Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie

Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie Auteurs: Roelof Vos / Ron Jeronimus NLFnummer: NLF Opinie 2018/0039 Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie Als een

Nadere informatie

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Jasper van Nes Advocaat Belastingadviseur Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Belastingrecht 23 maart 2018 Rente op een geldlening voor de financiering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Hoorcollege 1: Inleiding

Hoorcollege 1: Inleiding Hoorcollege 1: Inleiding Datum: 9 november 2009 Studiestof: hoofdstuk 5 Drs. O.L. Mobach INLEIDING De omzetbelasting is vak dat altijd actueel is. In de Verenigde Staten is er op dit moment bijvoorbeeld

Nadere informatie

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.'

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.' Tijdschrift voor Bouwrecht Fiscaal bouwrecht TBR 2013/150 Hof van Justitie EU, 8 november 2012 C 299/Ï1 (Reikwijdte integratieheffing) A. Tizzano, A. Borg Barthet, M.Ilesic (rapporteur), E. Levits en M.

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/07/2015

Datum van inontvangstneming : 21/07/2015 Datum van inontvangstneming : 21/07/2015 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 13/02651 Ingeschreven in oot register van het Hof van Justitie onder nr.. ~_.~_ Luxemburg 05. 06. 2015 ~Gri~ 29 mei 2015

Nadere informatie

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap Rashmi Gangaram Panday 5606306 Semester 2, studiejaar 2008/2009 Juli 2009 Bachelorscriptie Begeleider : dhr. mr. drs. W.A.P.

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting:

Aftrek van voorbelasting: 2013 Master Thesis A.W.E.M. Vriends Aftrek van voorbelasting: Houdstermaatschappijen en verkoop van aandelen Naam: Anja Vriends Instelling: Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Tilburg ANR:

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Samenvatting : Deze circulaire beschrijft het mechanisme dat de woonstaat hanteert

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/06/2016

Datum van inontvangstneming : 13/06/2016 Datum van inontvangstneming : 13/06/2016 Samenvatting C-251/16-1 Zaak C-251/16 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november 2004 1 1. In deze zaak verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden het Hof om uitlegging van de Zesde BTW-richtlijn 2 (hierna: richtlijn") voorzover

Nadere informatie

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M,

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M, Omzetbelasting. Kleine ondernemersregeling Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M, De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. Annotatie bij HR 27-02-2009, C07/168HR, LJN BG6445 Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. [BW art. 6:162] Een gefailleerde natuurlijke persoon heeft de eigendom

Nadere informatie

Verruiming btw-sportvrijstelling

Verruiming btw-sportvrijstelling omzetbelasting Verruiming btw-sportvrijstelling FISCAAL PRAKTIJKBLAD 2015-16 6 oktober 2015 De btw-sportvrijstelling voor sportverenigingen moet op termijn verruimd worden. Dit heeft de Staatssecretaris

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38029 30 december 2014 Vennootschapsbelasting. Fiscale eenheid. Wijziging van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M,

Nadere informatie

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Door: N. Tanouti M. Sc. 2010/ 2011 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 Hoofdstuk 2 Belastingplicht van houdstermaatschappijen bij

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR Inleiding In artikel 16 AWR is bepaald dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijke wijs bekend had kunnen zijn geen grond voor

Nadere informatie

Een ruimere uitleg van de btw-fiscale eenheid

Een ruimere uitleg van de btw-fiscale eenheid De btw-fiscale eenheid was in 2013 een actueel onderwerp in de jurisprudentie. In dit artikel gaan wij in op de ruimere toepassing die naar onze opvatting het gevolg is van de recentelijk gewezen jurisprudentie.

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

ECLI:NL:HR:2013:BX9444 ECLI:NL:HR:2013:BX9444 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-04-2013 Datum publicatie 12-04-2013 Zaaknummer 12/01372 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Cassatie Omzetbelasting.

Nadere informatie

Leerlingenvervoer en btw Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie

Leerlingenvervoer en btw Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie Leerlingenvervoer en btw Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie In deze nieuwsbrief informeren wij u over de laatste ontwikkelingen inzake de procedures over btw en leerlingenvervoer.

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 maart 2011, nummer AWB 09/5022, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 maart 2011, nummer AWB 09/5022, in het geding tussen belanghebbende en Hof Arnhem 4 september 2012, nr. 11/00370 Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummer 11/00370 uitspraakdatum: 4 september 2012 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur?

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Onlangs heeft de rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarbij de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting heeft opgelegd,

Nadere informatie

RB bijeenkomst Btw actualiteiten

RB bijeenkomst Btw actualiteiten RB bijeenkomst Btw actualiteiten Annette Pol-Habing 8 februari 2016 Hengelo Btw-actualiteiten Ondernemerschap Holdingvennootschap Aftrek van voorbelasting Afnemer van de prestatie Leegstand Privé gebruik

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Belasting toegevoegde waarde Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Kenmerken De omzetbelasting is een algemene,

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Kenmerken De omzetbelasting is een Belasting toegevoegde waarde algemene, Van wie en waarover? niet-cumulatieve, Leveringen

Nadere informatie

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken. t. * * Den Haag, 2 G DÉC. 2018 ) Kenmerk: 2018-0000224190 Motivering van het beroepschrift In cassatie (rolnummer 18/04792) tegen de xz uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (het Hof) van 5 oktober 2018,

Nadere informatie

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Naam: Mark van Giersbergen ANR: 747703 Studierichting: Fiscaal Recht, accent Indirecte Belastingen Examinatoren: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Mr. dr. A.J.

Nadere informatie

Bahialaan 100 3065WC Rotterdam

Bahialaan 100 3065WC Rotterdam Bahialaan 100 3065WC Rotterdam T: +31 (0)10-764 0804 F: +31 (0)10 254 0015 M: +31 (0)6 51 99 78 08 E: dehaas@dehaasadvocatuur.nl I: www.dehaasadvocatuur.nl Mevrouw mr. P. (Priscilla) de Haas 11-8-2015

Nadere informatie

Door: mr. D.J. Sinke 2013. Misbruik van recht en de werking naar derde landen

Door: mr. D.J. Sinke 2013. Misbruik van recht en de werking naar derde landen Door: mr. D.J. Sinke 2013 Misbruik van recht en de werking naar derde landen Inhoudsopgave Inleiding... 2 1 Leerstuk misbruik van recht algemeen... 3 1 Rechtsvindingsmethoden... 3 2 Misbruik van recht...

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016) Nr. 103 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan

Nadere informatie

INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO

INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO MEMO INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO AAN : VOLGERS BTW-PLAZA VAN : VAN DRIEL FRUIJTIER BTW-SPECIALISTEN DATUM : 30 JUNI 2011 1 Inleiding Het is al jaren onrustig ten aanzien van de btw-aftrekcorrectie voor het

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Omzetbelasting -- Deel 1

Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting week 2 programma Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Leveringen en diensten Ondernemer Maatstaf van heffing Tarief 1 Omzetbelasting Kenmerken

Nadere informatie

Utrecht 21 april 2015

Utrecht 21 april 2015 Utrecht 21 april 2015 ONDERWERPEN Algemene inleiding BTW verschuldigd over subsidies? Invloed van subsidies op de aftrek van BTW KARAKTER VAN DE BTW Belast het verbruik door consument / eindverbruiker

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Vertaling C-647/17-1 Zaak C-647/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 november 2017 Verwijzende rechter: Högsta förvaltningsdomstolen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College, Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Edelhoogachtbaar College, De gemeente MP heeft bij brief van 21 september 2017 cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelorthesis Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting Naam : Thomas Heuten Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 961322

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013 Bachelor Thesis De niet-ondernemer in de fiscale eenheid Naam : Jurgen van de Meerendonk Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 183273 Datum : december 2013 Examencommissie : W.J.C. de

Nadere informatie

Master Thesis. Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam

Master Thesis. Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam Master Thesis Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam Toetsing van het arrest HR 10 juni 2011 Naam: A.P.M. van den Heuvel Studierichting:

Nadere informatie