SIMPLY CLEVER. ŠkodaSuperb INSTRUCTIEBOEKJE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "SIMPLY CLEVER. ŠkodaSuperb INSTRUCTIEBOEKJE"

Transcriptie

1 SIMPLY CLEVER ŠkodaSuperb INSTRUCTIEBOEKJE

2 Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke opties, waarvan u vast en zeker bij dagelijks gebruik maximaal plezier zult beleven. Met het oog hierop adviseren wij u dan ook, dit instructieboekje aandachtig door te lezen, zodat u uw auto snel en grondig leert kennen. Mocht u verdere vragen of problemen met betrekking tot uw auto hebt, verzoeken wij u contact op te nemen met uw Škoda-dealer of de importeur. Daar zijn vragen, opmerkingen en kritiek altijd welkom. Afwijkende nationale wettelijke voorschriften hebben voorrang boven de in dit instructieboekje gegeven informatie. Wij wensen u veel plezier met uw Škoda en altijd een goede reis. Uw Škoda Auto

3 2 Inleiding Wagendocumentatie In de meegeleverde documentatie van uw auto vindt u naast dit instructieboekje ook een Beknopte handleiding, het Serviceplan en Aanwijzingen voor hulp onderweg. Bovendien kunnen al naargelang het model en de uitvoering verschillende gebruiksaanwijzingen en extra aanwijzingen aanwezig zijn (bijv. radio-instructieboekje). Als u één van bovengenoemde documenten mist, verzoeken wij u direct contact op te nemen met een Škoda-dealer, waar men u graag zal helpen. Er moet rekening mee worden gehouden dat de gegevens op het kenteken steeds voorrang hebben op de gegevens in dit instructieboekje. instructieboekje Dit instructieboekje beschrijft de huidige omvang van de uitrusting. Enkele van de hier genoemde uitrustingen worden later geïntroduceerd of zijn alleen bedoeld voor bepaalde exportlanden. De afbeeldingen kunnen in enkele onbelangrijke details afwijken van uw auto; de afbeeldingen moeten echter alleen maar worden gezien als algemene informatie. Naast de informatie met betrekking tot de bediening staan in het instructieboekje ook belangrijke gebruiks- en onderhoudstips ten behoeve van uw veiligheid alsmede voor het behouden van de inruilwaarde van uw auto. Hier staan belangrijke tips en helpinformatie in. Bovendien staat hierin hoe u met uw auto veilig, economisch en milieuvriendelijk kunt rijden. Let, met het oog op de veiligheid, ook beslist op de informatie met betrekking tot accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen bladzijde 207. is bovendien in de meeste gevallen één van de voorwaarden voor het recht op een garantieaanspraak. De beknopte informatie bevat een overzicht van de belangrijkste bedieningselementen van uw auto. Het serviceplan bevat: gegevens van de auto, onderhoudsintervallen, overzicht van de onderhoudswerkzaamheden, bewijs van uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden, bevestiging van de mobiliteitsgarantie, belangrijke aanwijzingen met betrekking tot de garantie. De bevestigingen van de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden zijn een van de voorwaarden voor een eventuele garantieaanspraak. Geef het serviceplan dan ook altijd af als u uw auto bij een Škoda-dealer afgeeft. Als het serviceplan is zoekgeraakt of op is, neem dan contact op met de Škoda-dealer waar u de auto regelmatig voor onderhoud aanbiedt. Hier ontvangt u dan een duplicaat waarin de tot nu toe uitgevoerde onderhoudsbeurten worden bevestigd. Hulp onderweg Hierin staan de adressen en telefoonnummers van de Škoda-importeurs. Maar ook de andere hoofdstukken van dit instructieboekje zijn belangrijk, want een vakkundige behandeling van de auto draagt - naast regelmatig onderhoud - bij aan het behouden van een goede inruilwaarde en

4 Inhoudsopgave 3 Inhoudsopgave Structuur van dit instructieboekje (toelichtingen) Bediening Cockpit Overzicht Instrumenten en controlelampjes Overzicht instrumentenpaneel Toerenteller Koelvloeistoftemperatuurmeter Brandstofmeter Digitale klok Snelheidsmeter met kilometertotaalteller Service-interval-indicatie Multi-functie-indicatie (boordcomputer) Informatiedisplay* Auto-Check-Control Controlelampjes Ontgrendelen en vergrendelen Sleutel Sleutelbatterij vervangen Elektronische Wegrijbeveiliging (wegrijblokkering) Kinderslot Centrale vergrendeling Afstandsbediening Alarmsysteem* Elektrische ruitbediening Elektrisch schuif-/kanteldak* Verlichting en zicht Verlichting Binnenverlichting Zicht Ruitenwissers en -sproeiers Achteruitkijkspiegel Zitten en opbergen Voorstoelen Voorstoelen handmatig instellen Voorstoelen elektrisch instellen* Stoel voorpassagier met opklapbaar rugleuningmiddendeel* Voetsteun achter* Stoelverwarming* Pedalen Bagageruimte Koelbox onder de armleuning van de achterzittingen* Inklapbare box CargoFlex* Imperiaal Bekerhouder Asbakje Sigarettenaansteker en stopcontacten Opbergruimtes Verwarming en airconditioning Airconditioning Climatronic* (automatische airconditioning).... Wegrijden en rijden Stuurwielstand instellen Contactslot Motor starten Motor afzetten Schakeling (schakelbak) Handrem Parkeerhulp* Parkeerhulp voor en achter* Snelheidsregelsysteem (SRS)* Automatische versnellingsbak* Automatische 5-traps versnellingsbak Communiceren en navigeren Multifunctioneel stuurwiel* Cd-wisselaar* Telefoon, radiotelefoon en navigatiesysteem... Veiligheid Passieve veiligheid Principes Juiste zitpositie Veiligheidsgordels Waarom veiligheidsgordels? Het natuurkundige principe van een frontale aanrijding Belangrijke veiligheidsinstructies bij de omgang met veiligheidsgordels Hoe worden veiligheidsgordel goed gedragen?. Gordelspanners Airbagsysteem Beschrijving van het airbagsysteem Voorairbag Zijairbag Hoofdairbags* Airbag uitschakelen

5 4 Inhoudsopgave Veilig vervoer van kinderen Wat u moet weten als u kinderen vervoert!..... Kinderzitje Bevestiging van kinderzitje Aanwijzingen voor het rijden... Intelligente techniek Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)* Remmen Rembekrachtiger Antiblokkeersysteem (ABS) Remassistent* Stuurbekrachtiging Roetfilter* (dieselmotor) Rijden en milieu De eerste kilometer en daarna Katalysator Economisch en milieubewust rijden Milieu-aspecten Rijden in het buitenland Voorkomen van schade aan de auto Rijden met aanhangwagen Gebruik aanhangwagen Afneembare trekhaak* Controleren en bijvullen motorruimte Overzicht motorruimte Motorolie Koelsysteem Remvloeistof Accu Ruitensproeiersysteem Wielen en banden Wielen Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen Accessoires en onderdelen Technische wijzigingen Brandstofverbruik volgens voorschrift (99/100/EU) Afmetingen ,0 l/85 kw - EU ,8 l/110 kw - EU 4/EU ,8 l/142 kw - EU ,8 l/140 kw - EU ,9 l/77 kw TDI PD - EU ,9 l/85 kw TDI PD - EU ,9 l/96 kw TDI PD - EU ,0 l/103 kw TDI DPF - EU ,5 l/120 kw TDI - EU Trefwoordenlijst Raad en daad Raad en daad Verbanddoos* Gevarendriehoek Brandblusser* Boordgereedschap Reservewiel Wiel verwisselen Starthulp Weg- en aanslepen Zekeringen en gloeilampen Elektrische zekeringen Gloeilampen Raadgevingen voor het gebruik Verzorging van de auto Algemeen Verzorging buitenzijde auto Verzorging binnenzijde auto Brandstof Benzine Diesel Tanken Algemene opmerkingen Gebruikte afkortingen Kilometrages Gewichten Identificatiegegevens

6 Inhoudsopgave 5

7 6 Structuur van dit instructieboekje (toelichtingen) Structuur van dit instructieboekje (toelichtingen) Dit instructieboekje is systematisch opgebouwd om het vinden en opnemen van de benodigde informatie te vergemakkelijken. Hoofdstuk, inhoudsopgave en trefwoordenregister De tekst van dit instructieboekje is in relatief korte paragrafen ingedeeld, die in overzichtelijke hoofdstukken zijn samengevoegd. Het actuele hoofdstuk staat rechtsonder op de pagina geaccentueerd. De aan de hand van de hoofdstukken ingedeelde inhoudsopgave en het uitgebreide trefwoordenregister achter in het instructieboekje helpen u de gewenste informatie snel te vinden. Hoofdstukken De meeste alinea's gelden voor alle auto's. Omdat de uitvoeringsvarianten echter zeer veelvuldig kunnen zijn, is het niet te voorkomen, dat ondanks de indeling in alinea's soms ook uitvoeringen worden genoemd waar uw auto niet mee is uitgerust. De met een * gemarkeerde uitrustingen behoren alleen standaard bij bepaalde modeluitvoeringen of zijn alleen voor bepaalde modellen als meeruitvoering leverbaar. Samenvatting en uitleg Elke alinea is voorzien van een kop. Er volgt beknopte informatie (in groot cursief schrift) waarover het in deze alinea gaat. De afbeelding wordt meestal gevolgd door een uitleg (in relatief groot schrift) die in klare taal uitlegt hoe u te werk moet gaan. Uit te voeren handelingen worden aangegeven met een koppelteken. Aanwijzingen Alle vier de typen aanwijzingen die in de tekst worden gebruikt staan altijd aan het einde van het betreffende hoofdstuk vermeld. De belangrijkste aanwijzingen worden aangeduid met de kop Attentie. Deze attentie-aanwijzingen attenderen op een ernstige kans op ongevallen of letsel. In de tekst vindt u vaak een dubbele pijl die wordt gevolgd door een klein attentiesymbool. Dit symbool attendeert op een attentie-aanwijzing aan het einde van de alinea die beslist moet worden opgevolgd. Voorzichtig! Een voorzichtig-aanwijzing attendeert op mogelijke defecten aan uw auto (bijv. defecte versnellingsbak), of attendeert op de kans op een ongeval. Milieu Een milieu-aanwijzing attendeert op de milieubescherming. Hier vindt u bijv. adviezen voor een lager brandstofverbruik. Aanwijzing Een normale aanwijzing attendeert op algemene en belangrijke informatie. Richtingaanwijzingen Alle richtingaanwijzingen zoals links, rechts, voor, achter zijn gebaseerd op de rijrichting van de auto.

8 7 Bediening Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

9 8 Cockpit Afb. 1 Een aantal op de foto weergegeven uitrustingen gelden alleen maar voor bepaalde type-uitvoeringen of zijn als optie leverbaar

10 Cockpit 9 Cockpit Overzicht Door dit overzicht zult u snel vertrouwd raken met de meters/controlelampjes en de bedieningselementen. A1 A2 A3 Elektrische ruitbediening Schakelaar centrale vergrendeling Handgreep A4 Elektrische verstelling buitenspiegel A5 Lichtschakelaar A6 Luchtuitstroomroosters A7 Lichtbundelhoogteverstelling voor de koplampen A8 Schakelaar voor knipper- en groot licht A9 A10 Instrumentenpaneel Hendels en schakelaars voor: Ruitenwissers/-sproeiers Multi-functie-indicatie A11 Schakelaar voor achterruitverwarming A12 Afhankelijk van de uitrusting: Radio A13 A14 A15 navigatiesysteem (navigatie, radio, cd-speler) Schakelaar voor alarmlichten Luchtuitstroomroosters Schakelaar voor voorruitverwarming*/controlelampje voor uitschakeling airbag voorpassagier* , 147 A16 Controlelampje voor uitschakeling airbag voorpassagier* A17 Passagiersairbag A18 Schakelaar voor airbag voorpassagier* in opbergvakje A19 voorpassagier Ontgrendeling van de tankdopklep A20 Ontgrendeling van de kofferklep/achterklep A21 Blokkering van de ontgrendelingsknop voor de kofferklep/achterklep A22 A23 Zekeringenkast (aan zijde van dashboard) Hendel motorkapontgrendeling A24 Opbergvakken A25 A26 Hendel voor stuurwielverstelling Stuurwiel: met claxon met bestuurdersairbag met bedieningsknoppen voor radio, telefoon en snelheidsregelsysteem (SRS) A27 Contactslot A28 Afhankelijk van de uitrusting: Schakelaar voor ESP* Schakelaar voor ASR* A29 A30 Draaiknop voor verwarming bestuurdersstoel Afhankelijk van de uitrusting: Airconditioning Climatronic A31 Asbakje, sigarettenaansteker/stopcontact A32 A33 A34 Handrem Afhankelijk van de uitrusting: versnellingshendel voor schakelbak keuzehendel voor automatische versnellingsbak Opbergvak A35 Draaiknop voor verwarming stoel voorpassagier A36 Afsluitbaar opbergvak aan de voorpassagierszijde Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

11 10 Cockpit Aanwijzing De met een * gemarkeerde uitrustingen behoren alleen standaard bij bepaalde modeluitvoeringen of zijn alleen voor bepaalde modellen als meeruitvoering leverbaar. Bij auto's die af fabriek met een radio, telefoon, navigatiesysteem, cd-speler e.d. zijn uitgerust, is een aparte handleiding voor de bediening van deze apparaten bijgevoegd. Bij auto's met stuur rechts wijkt de plaatsing van de bedieningselementen voor een deel af van de in bladzijde 8, afb. 1 weergegeven plaatsing. De symbolen komen echter overeen met die op de bedieningselementen van auto's met stuur links.

12 Instrumenten en controlelampjes 11 Instrumenten en controlelampjes Overzicht instrumentenpaneel Afb. 2 Instrumentenpaneel A1 A2 A3 A4 Toerenteller Koelvloeistoftemperatuurmeter Brandstofmeter Digitale klok en multi-functie-indicatie , 15 A5 Informatiedisplay* A6 Snelheidsmeter met kilometertotaalteller met kilometerdagteller met service-interval-indicatie Bij ingeschakelde verlichting is het instrumentenpaneel verlicht. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

13 12 Instrumenten en controlelampjes Toerenteller Het begin van het rode vlak op de toerenteller A1 bladzijde 11, afb. 2 geeft voor alle versnellingen het maximaal toegestane motortoerental van de ingereden en bedrijfswarme motor aan. Vóór het bereiken van dit vlak moet u naar de eerstvolgende hogere versnelling schakelen, resp. de keuzehendelstand D van de automatische versnellingsbak kiezen. In de eerstvolgende lagere versnelling moet men pas terugschakelen als de motor niet meer mooi rond draait. Tijdens de inrijperiode moeten hoge toerentallen worden voorkomen bladzijde 164. Voorzichtig! De wijzer van de toerenteller mag in geen geval in het rode vlak van de schaal komen - kans op motorschade! Milieu Door vroegtijdig opschakelen bespaart u brandstof en produceert de auto minder geluid. Koelvloeistoftemperatuurmeter De koelvloeistoftemperatuurmeter A2 bladzijde 11, afb. 2 werkt alleen maar bij ingeschakeld contact. Neem, om schade aan de motor te voorkomen, de volgende aanwijzingen in acht met betrekking tot temperatuurbereiken op de meter: Bereik voor koude motor Als de wijzer in het linkergedeelte van de meterschaal staat heeft de motor zijn bedrijfstemperatuur nog niet bereikt. Vermijd hoge motortoerentallen, vol gas en zware motorbelastingen. Bereik bedrijfswarme motor De motor heeft zijn bedrijfstemperatuur bereikt als de wijzer in het middelste gedeelte van de meterschaal staat. Bij sterke motorbelasting en hoge buitentemperaturen kan de wijzer ook verder naar rechts lopen. Dit kan geen kwaad zolang het waarschuwingssymbool in het instrumentenpaneel niet knippert. Als het symbool op het instrumentenpaneel knippert, is of de koelvloeistof temperatuur te hoog of het koelvloeistof peil te laag. Let op de aanwijzingen bladzijde 27, Koelvloeistoftemperatuur/koelvloeistofpeil. Neem de waarschuwingsaanwijzingen in acht bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte voordat u de motorkap opent en het koelvloeistofpeil controleert. Voorzichtig! Verstralers en andere aanbouwdelen voor de verseluchtinlaat verslechteren de koelwerking van de koelvloeistof. Bij hoge buitentemperaturen en zware motorbelasting is de kans aanwezig dat de motor oververhit raakt! Brandstofmeter De brandstofmeter A3 bladzijde 11, afb. 2 werkt alleen maar bij ingeschakeld contact. De tankinhoud bedraagt ca. 62 liter. Als de wijzer de reservestand heeft bereikt, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingssymbool branden. Er zit nog ca. 8 liter brandstof in de tank. Dit symbool herinnert eraan, dat u moet tanken. Op het informatiedisplay* verschijnt: PLEASE REFUEL (S.V.P. TANKEN) Als extra waarschuwingssignaal klinkt een pieptoon.

14 Instrumenten en controlelampjes 13 Voorzichtig! Rijd de tank nooit helemaal leeg! De onregelmatige brandstofvoorziening kan tot het uitblijven van een ontbranding leiden. Er kan dan onverbrande brandstof in het uitlaatsysteem terechtkomen en de katalysator beschadigen. Snelheidsmeter met kilometertotaalteller Digitale klok Afb. 4 Instrumentenpaneel: Kilometertotaalteller De indicatie van de afgelegde afstand vindt plaats in kilometers (km). Bij een aantal modeluitvoeringen gebeurt de weergave in mijlen. De klok wordt ingesteld met behulp van de terugstelknop rechtsonder, naast de toerenteller. Uren instellen Draai de terugstelknop naar links. Minuten instellen Draai de terugstelknop naar rechts. Afb. 3 Instrumentenpaneel: Digitale klok De tijd mag om veiligheidsredenen niet tijdens het rijden, maar alleen bij stilstaande motor worden ingesteld. Onderste kilometerteller (dagteller) De onderste kilometerteller geeft de afstand weer die is afgelegd nadat de kilometerteller voor de laatste keer op nul is gezet - en wel in stappen van 100 m, resp. 1/10 mijl. Door het instellen van de terugstelknop van de dagteller afb. 4 wordt het telwerk teruggezet op nul. Bovenste kilometerteller De bovenste kilometerteller geeft het aantal kilometers, resp. mijlen aan die de auto in totaal heeft afgelegd. Storingindicatie Als er sprake is van een storing in het instrumentenpaneel, wordt op het display van de dagteller continu def weergegeven. Laat de storing zo snel mogelijk door een Škoda-dealer opheffen. Waarschuwing bij snelheidsovertreding* Bij het overschrijden van de rijsnelheid van 120 km/h klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal. Als de snelheid weer terugloopt tot onder deze snelheidsgrens, wordt het akoestische waarschuwingssignaal uitgeschakeld. Deze functie geldt alleen voor enkele landen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

15 14 Instrumenten en controlelampjes Verstel in verband met uw eigen veiligheid de kilometerdagteller nooit tijdens het rijden! Service-interval-indicatie Afb. 5 Instrumentenpaneel: Service-intervalindicatie Al naargelang de uitrusting van de auto worden de gegevens weergegeven op het display van de kilometerteller of op het informatiedisplay afb. 5. Service-interval-indicatie Als de onderhoudsbeurt binnenkort moet worden uitgevoerd, verschijnt na het inschakelen van het contact: in het display van de kilometerdagteller Onderhoud km op het informatiedisplay SERVICE in km (ONDERHOUD over km) De kilometerindicatie telt voor de onderhoudsbeurt in stappen van 100 km terug. Zodra de onderhoudsbeurt moet worden uitgevoerd, verschijnt: in het display van de kilometerdagteller Onderhoud op het informatiedisplay SERVICE NOW (SERVICE NU) De indicatie verdwijnt binnen 20 seconden na het starten van de motor. De dagtellerstand wordt ook na het indrukken van de terugstelknop van de dagteller (langer dan 1 seconde) weergegeven. Service-interval-indicatie resetten Wij adviseren het resetten door een Škoda-dealer te laten uitvoeren. De dealer: zet na de betreffende Grote Onderhoud Service het geheugen van de indicatie terug, noteert de onderhoudsbeurt in het serviceplan, plakt de sticker, met de aantekening voor de volgende onderhoudsbeurt aan de zijkant van het instrumentenpaneel aan de bestuurderszijde. Het resetten van de service-interval-indicatie kan ook met behulp van de terugstelknop AB afb. 5 als volgt worden uitgevoerd (geldt alleen voor auto's met vaste onderhoudsintervallen - QG2). Bij uitgeschakeld contact de terugstelknop AB indrukken en ingedrukt houden. Zet het contact aan en laat de terugstelknop AB los. Op het display verschijnt de indicatie Service resp. Service now (Service nu). Draai de terugstelknop voor de uren A naar rechts - de indicatie wordt gereset. Voorzichtig! Wij adviseren de service-interval-indicatie niet zelf te resetten omdat dit kan leiden tot een verkeerde instelling van de service-interval-indicatie, waardoor er storingen in de auto kunnen optreden. Aanwijzing Reset de indicatie nooit tussen de onderhoudsintervallen in omdat er anders verkeerde gegevens worden weergegeven. Bij losgekoppelde autoaccu blijven de waarden van de service-interval-indicatie bewaard.

16 Instrumenten en controlelampjes 15 Als een instrumentenpaneel bij een reparatie wordt vervangen, moet de service-interval-indicatie opnieuw worden gecodeerd. Deze werkzaamheden worden door een Škoda-dealer uitgevoerd. Na het resetten van de indicatie met flexibele onderhoudsintervallen (QG1) met behulp van de terugstelknop AB worden de gegevens net als bij auto's met vaste onderhoudsintervallen (QG2) weergegeven. Om deze reden adviseren we de service-interval-indicatie alleen door een Škoda-dealer te laten resetten, die het resetten uitvoert met behulp van een elektronicatester. Uitgebreide informatie met betrekking tot de onderhoudsintervallen - zie brochure Serviceplan. Buitentemperatuur bladzijde 17 Actieradius bladzijde 17 Actueel brandstofverbruik bladzijde 17 Gemiddeld brandstofverbruik bladzijde 17 Rijtijd bladzijde 17 Afgelegde afstand bladzijde 18 Gemiddelde snelheid bladzijde 18 Multi-functie-indicatie (boordcomputer) Inleiding Aanwijzing In bepaalde exportuitvoeringen worden de waarden in het Engelse stelsel weergegeven. Geheugen Afb. 6 Multi-functieindicatie: Gemiddeld brandstofverbruik De multi-functie-indicatie wordt afhankelijk van de uitrusting van de auto op het display van de toerenteller bladzijde 11, afb. 2 of op het informatiedisplay weergegeven afb. 6. De multi-functie-indicatie biedt een reeks nuttige informatie. Afb. 7 Multi-functieindicatie: Geheugenniveau De multi-functie-indicatie is uitgevoerd met twee automatisch werkende geheugens. Welk geheugen op dit moment op het display wordt weergegeven, kunt u aan de hand van het invers (negatief) weergegeven nummer afb. 7 herkennen. De gegevens van het ritgeheugen (geheugen 1) worden weergegeven als op het display een 1 verschijnt. Als er een 2 verschijnt worden de gegevens van het reisgeheugen (geheugen 2) weergegeven. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

17 16 Instrumenten en controlelampjes Het schakelen tussen de geheugens wordt uitgevoerd met behulp van toets afb. 8. Ritgeheugen (geheugen 1) Het ritgeheugen verzamelt de rij-informatie vanaf het inschakelen tot aan het uitschakelen van het contact. Als de rit binnen 2 uur na het uitschakelen van het contact wordt voortgezet worden de er dan nog bijkomende waarden meegenomen in de berekening van de actuele rij-informatie. Bij een onderbreking van de rit met meer dan 2 uur wordt het geheugen automatisch gewist. Reisgeheugen (geheugen 2) Een reisgeheugen verzamelt de rijgegevens van een willekeurig aantal ritten tot een totale rijtijd van 99 uur en 59 minuten of een afstand van 9999 km. Als een van de genoemde waarden wordt overschreden, wordt het geheugen gewist en start de berekening opnieuw. Het reisgeheugen wordt, in tegenstelling tot het ritgeheugen, niet na een onderbreking van 2 uur van de rit gewist. Aanwijzing Als de autoaccu wordt losgekoppeld, worden alle waarden in het geheugen gewist. Bediening AB Afb. 8 Multi-functieindicatie: Bedieningselementen De tuimelschakelaar A en de toets AB bevinden zich in de ruitenwisserschakelaar afb. 8. Geheugen kiezen Door het herhaaldelijk even aantippen van de toets AB kiest u de afzonderlijke geheugens. Kiezen van de functies Druk aan de boven- of onderzijde op de tuimelschakelaar A. Daardoor worden na elkaar de afzonderlijke functies van de multi-functieindicatie op het display weergegeven. Functie op nul zetten Kies het gewenste geheugen. Druk de knop AB langer dan 1 seconde in. De volgende waarden van het gekozen geheugen worden met behulp van de knop AB op nul gezet: gemiddeld brandstofverbruik, afgelegde afstand, gemiddelde snelheid, rijtijd. De multi-functie-indicatie kan alleen bij ingeschakeld contact worden bediend. Na het inschakelen van het contact wordt de functie weergegeven die voor het uitschakelen als laatste werd gekozen. Als de buitentemperatuur tussen de +5 C en -5 C ligt, verschijnt de buitentemperatuurindicatie met een ijskristalsymbool en klinkt er een waarschuwingssignaal*. Dit symbool waarschuwt de bestuurder dat er sprake kan zijn van ijzel. Na het indrukken van de tuimelschakelaar A wordt de functie weergegeven die voor het uitschakelen als laatste werd gekozen.

18 Instrumenten en controlelampjes 17 Buitentemperatuur De buitentemperatuur wordt bij ingeschakeld contact op het display weergegeven. De juiste buitentemperatuur wordt met een vertraging van 5 minuten weergegeven. Bij een stilstaande auto (of bij zeer lage rijsnelheden) kan de aangegeven temperatuur door stralingswarmte van de motor iets hoger zijn dan de werkelijke buitentemperatuur. Als de buitentemperatuur ongeveer tussen de +5 C en -5 C ligt, verschijnt op de buitentemperatuurindicatie een ijskristalsymbool (waarschuwingssignaal voor ijzel) en klinkt er een waarschuwingssignaal*. Ga er niet alleen op basis van de buitentemperatuurindicatie vanuit dat er geen sprake is van ijzel. Denk eraan dat ook bij buitentemperaturen van rond +5 C er sprake kan zijn van ijzel - waarschuwing tegen ijzel! Aanwijzing Bij de weergave van navigatiegegevens (routering) wordt de buitentemperatuur niet weergegeven. Deze moet vanuit het menu worden opgevraagd (geldt voor auto's met navigatiesysteem en informatiedisplay). Actieradius Op het display wordt de geschatte actieradius in kilometers weergegeven. Deze waarde geeft aan welke afstand uw auto met de huidige brandstofvoorraad en met dezelfde rijstijl nog kan afleggen. De weergave vindt plaats in sprongen van 5 km. Bij de berekening van de actieradius wordt het brandstofverbruik van de laatste 50 km als basis genomen. Als u zuiniger rijdt, wordt de actieradius groter. Als de indicatie wordt gereset (na het loskoppelen van de accukabels), moet 50 km worden gereden, zodat de betreffende waarde weer wordt aangegeven. Huidig brandstofverbruik Op het display wordt het huidige brandstofverbruik in l/100 km weergegeven. Met behulp van deze weergegeven gegevens kunt u uw rijgedrag aanpassen aan het gewenste verbruik. Bij een stilstaande of langzaam rijdende auto wordt het brandstofverbruik in l/h weergegeven. Gemiddeld brandstofverbruik Op het display verschijnt het gemiddelde brandstofverbruik in l/100 km sinds het geheugen voor de laatste keer is gewist bladzijde 15. Met behulp van deze weergegeven gegevens kunt u uw rijgedrag aanpassen aan het gewenste verbruik. Als u het gemiddelde brandstofverbruik voor een bepaalde periode wilt bepalen, moet u het geheugen bij het begin van de nieuwe meetperiode met behulp van de toets AB bladzijde 16, afb. 8 wissen. Na het wissen verschijnen op het display gedurende de eerste 300 meter streepjes. Tijdens de rit wordt de weergegeven waarde elke 30 m geactualiseerd. Aanwijzing De verbruikte hoeveelheid benzine wordt niet weergegeven. Rijtijd Op het display verschijnt de rijtijd die is verstreken sinds het geheugen voor de laatste keer bladzijde 15 is gewist. Als u de rijtijd vanaf een bepaald tijdstip wilt tellen, dan wist u op dat moment het geheugen door de toets AB bladzijde 16, afb. 8 in te drukken. De maximale weergavewaarde in de beide schakelaarstanden bedraagt 99 uur en 59 minuten. Als deze waarde wordt overschreden, start de weergave weer vanaf nul. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

19 18 Instrumenten en controlelampjes Afgelegde afstand Op het display verschijnt de afgelegde rijafstand sinds het geheugen voor de laatste keer bladzijde 15 is gewist. Als u de de gereden afstand vanaf een bepaald tijdstip wilt tellen, dan moet u het geheugen op dit moment door het indrukken van de toets AB bladzijde 16, afb. 8 wissen. De maximale weer te geven waarde in de beide schakelaarstanden is km. Als deze waarde wordt overschreden, start de weergave weer vanaf nul. Gemiddelde snelheid Op het display verschijnt de gemiddelde snelheid in km/h sinds het geheugen voor de laatste keer is gewist bladzijde 15. Als u de gemiddelde snelheid voor een bepaalde periode wilt bepalen, moet u het geheugen bij het begin van de nieuwe meetperiode met behulp van de toets AB bladzijde 16, afb. 8 wissen. Na het wissen verschijnen op het display gedurende de eerste 100 meter streepjes. Informatiedisplay* Inleiding Afb. 9 Instrumentenpaneel: Informatiedisplay Het informatiedisplay informeert op comfortabele wijze over de actuele bedrijfstoestand van de auto. Bovendien levert het informatiedisplay (afhankelijk van de uitrusting van de auto) gegevens met betrekking tot de radio-, multi-functie-indicatie-, navigatie en automatische versnellingsbak. Bij ingeschakeld contact en tijdens het rijden worden in de auto altijd bepaalde functies en statussen gecontroleerd. Functiestoringen of noodzakelijke reparaties of andere informatie wordt door middel van rode symbolen bladzijde 21 en gele symbolen bladzijde 21 weergegeven. Het oplichten van de symbolen is gecombineerd met een akoestisch waarschuwingssignaal. Bovendien verschijnen op het display informatie- en waarschuwingsmeldingen bladzijde 23. De tekstmelding is in een van de volgende talen mogelijk: Tsjechisch, Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees. De betreffende taal kunt u door een Škoda-dealer laten instellen. Op het display kunnen (al naargelang de uitrusting) de volgende gegevens worden weergegeven: Menu bladzijde 19 Waarschuwing wanneer deur, kofferdeksel en motorkap bladzijde 19 niet gesloten zijn Radio bladzijde 20 Telefoongegevens bladzijde 118 Service-interval-indicatie bladzijde 14 Keuzehendelstand van de automatische versnellingsbak bladzijde 112 Bij auto's met automatische versnellingsbak verschijnen de aanwijzingen pas op het display als er een versnelling wordt ingeschakeld.

20 Instrumenten en controlelampjes 19 Menu TRIP COMPUTER (AUTO COMPUTER) bladzijde 15 CAR STATUS (VOERTUIGSTATUS) bladzijde 20 DISPLAY OFF (DISPLAY UIT) NAVIGATION (NAVIGATIE) bladzijde 22 Afb. 10 Informatiedisplay: Menu Na het kiezen van het menu DISPLAY OFF (DISPLAY UIT) wordt het display uitgeschakeld. Om het display weer in te schakelen, moet de tuimelschakelaar A minstens 1 seconde worden ingedrukt. Als in de staat van de auto iets niet in orde is (bijv. waarschuwing voor te weinig brandstof), knippert in het menu een bericht CAR STATUS (VOERTUIGSTATUS). Nadat is omgeschakeld naar CAR STATUS (VOERTUIGSTATUS) verschijnt de eerste waarschuwingsmelding. Aansluitend hierop kunt u met behulp van de omschakelaar ook andere bedrijfsstatussen weergeven (bijv. ruitensproeiervloeistofpeil laag). Waarschuwing wanneer deur, kofferdeksel en motorkap niet gesloten zijn Afb. 11 Informatiedisplay: Bedieningselementen Het menu wordt geactiveerd door de tuimelschakelaar A afb. 11 langer dan 1 seconde in te drukken. Met behulp van de tuimelschakelaar A kunt u uit de menu's kiezen. Na het even indrukken van de toets AB of na loslaten van de tuimelschakelaar A (na ca. 4 seconden) wordt de gekozen informatie weergegeven. U kunt (al naargelang de uitrusting van de auto) de volgende menu's kiezen: Afb. 12 Informatiedisplay: Portierwaarschuwing Het portierwaarschuwings-, kofferdeksel- en motorkapwaarschuwingssymbool gaat branden als bij ingeschakeld contact minstens één portier, het kofferdeksel of de motorkap niet is gesloten. Het symbool geeft aan welk portier nog open staat of dat het kofferdeksel of de motorkap niet gesloten is afb. 12. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

21 20 Instrumenten en controlelampjes Het symbool dooft zodra de portieren, het kofferdeksel en de motorkap volledig gesloten zijn. Bij een geopend portier en een snelheid boven de 6 km/h klinkt nog een extra waarschuwingssignaal, een pieptoon. Radio Deze indicaties worden gegeven in aanvulling op de normale informatie op het display van de radio. Auto-Check-Control Toestand auto Afb. 13 Informatiedisplay: Radio De Auto-Check-Control controleert de staat van bepaalde functies en autocomponenten. De controle vindt bij ingeschakeld contact continu plaats, zowel bij stilstaande auto alsook tijdens het rijden. Functiestoringen, dringend noodzakelijke reparaties, onderhoudswerkzaamheden of andere meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. Deze indicaties zijn al naargelang de prioriteit ingedeeld in rode en gele lichtsymbolen. De rode symbolen geven een gevaar aan (prioriteit 1) terwijl de gele een waarschuwing aangeven (prioriteit 2). Daarnaast verschijnen als aanvulling op de symbolen aanwijzingen voor de bestuurder bladzijde 23. Controleer de aangegeven storingmeldingen zo snel als mogelijk is. Als meerdere storingmeldingen gelijktijdig aanwezig zijn, verschijnen de symbolen na elkaar en blijven steeds ca. 2 seconden zichtbaar. Na 10 seconden of na het indrukken van de tuimelschakelaar A bladzijde 19, afb. 11 verdwijnen de storingmeldingen van het display en worden onder CAR STATUS (VOERTUIGSTATUS) opgeslagen. Als in het hoofdmenu de melding CAR STATUS (VOERTUIGSTATUS) knippert, is er minstens één storingmelding aanwezig. Als er meerdere storingmeldingen zijn, verschijnt op het display bijv. STATUS 1/2 (STATUS 1/2). De indicatie betekent dat de eerste van in totaal twee meldingen wordt weergegeven. Bedien de tuimelschakelaar A, om de afzonderlijke storingmeldingen een voor een op te vragen. Als er een storing optreedt, klinkt naast de weergave van het symbool en de tekst ook een waarschuwingssignaal: Prioriteit 1 - drie waarschuwingstonen Prioriteit 2 - één waarschuwingstoon Controle van de werking van de automatische versnellingsbak Bij het inschakelen van het contact voert de Auto-Check-Control automatisch een functiecontrole uit. Als de keuzehendel in stand P of N staat, verschijnt eerst de aanwijzing: "APPLY FOOT BRAKE WHEN SELECTING GEAR WITH VEHICLE STATIONARY." (Bij het inschakelen van een versnelling bij stilstaande auto het rempedaal indrukken.) Om de keuzehendel uit deze standen te nemen moet het rempedaal worden ingedrukt en gelijktijdig de blokkeerknop op de handgreep van de keuzehendel worden ingedrukt.

22 Instrumenten en controlelampjes 21 Als nu een versnelling wordt gekozen (R, D enz.), verdwijnt de aanwijzing en wordt de Auto-Check-functie weergegeven. Als de Auto-Check-Control storingen detecteert, verdringen deze ongeveer 15 seconden na het starten de bovenstaande bestuurdersaanwijzing. Tegelijkertijd weerklinkt een waarschuwingssignaal. Rode symbolen Een rood symbool geeft een gevaar aan. Storingen in het remsysteem bladzijde 31 Koelvloeistofpeil te laag/koelvloeistoftemperatuur te hoog bladzijde 27 Motoroliedruk te laag bladzijde 28 Als er een rood symbool verschijnt, weerklinken drie opeenvolgende waarschuwingstonen. Het symbool knippert totdat de storing is opgeheven. Als er sprake is van meerdere functiestoringen met prioriteit 1, dan verschijnen deze symbolen na elkaar en zijn ze steeds gedurende circa 2 seconden zichtbaar. Gele symbolen Een geel symbool geeft een waarschuwing aan. Afb. 14 Informatiedisplay: lage oliedruk Als op het display een rood symbool verschijnt, moet u als volgt handelen: Stoppen. Zet de motor af. Controleer de aangegeven functie. Doe, in geval van nood een beroep op de vakkundige hulp van uw Škoda-dealer. Betekenis van de rode symbolen: Betekenis van de gele symbolen: Afb. 15 Informatiedisplay: Weinig brandstof Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

23 22 Instrumenten en controlelampjes Weinig brandstof bladzijde 28 Motoroliepeil controleren, motoroliesensor defect Als er een geel symbool verschijnt, weerklinkt één waarschuwingssignaal. Als er sprake is van meerdere functiestoringen met prioriteit 2, verschijnen deze symbolen na elkaar en zijn ze steeds gedurende circa 2 seconden zichtbaar. Controleer de betreffende functie zo snel mogelijk. bladzijde 28 Remvoering versleten bladzijde 27 Ruitensproeiervloeistofpeil laag bladzijde 29 Defecte gloeilamp bladzijde 29 Defecte gloeilamp voor remlicht bladzijde 29 Navigatiesysteem* De bedieningselementen van het navigatiesysteem, de radio en de cd-speler bevinden zich aan beide zijden van het beeldscherm in de middenconsole. De navigatiegegevens worden bovendien op het informatiedisplay van het instrumentenpaneel weergegeven. Bij een ingeschakeld navigatiesysteem worden de informatie- en waarschuwingsmeldingen op het informatiedisplay met prioriteit weergegeven. De bediening van het navigatiesysteem staat in een aparte gebruiksaanwijzing beschreven die deel uit maakt van de documentatie.

24 Instrumenten en controlelampjes 23 Controlelampjes Overzicht De controlelampjes geven bepaalde functies, resp. storingen aan. Afb. 16 Instrumentenpaneel met controlelampjes Knipperlichten (links) bladzijde 24 Knipperlichten (rechts) bladzijde 24 Groot licht bladzijde 25 Airbagsysteem bladzijde 25 Knipperlichtinstallatie voor auto's met aanhangwagen bladzijde 25 Dimlicht bladzijde 25 Mistlampen bladzijde 25 Mistachterlicht bladzijde 26 Controle van de motorelektronica (benzinemotor) bladzijde 26 Roetfilter (dieselmotor) bladzijde 26 Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

25 24 Instrumenten en controlelampjes Voorgloeisysteem (dieselmotor) bladzijde 26 Koelvloeistoftemperatuur/koelvloeistofpeil bladzijde 27 Remblokdikte bladzijde 27 Motorkap bladzijde 28 Brandstofreserve bladzijde 28 Motorolie bladzijde 28 Portier open bladzijde 29 Vloeistofpeil in ruitensproeierinstallatie bladzijde 29 Gloeilampen bladzijde 29 Uitlaatgascontrolesysteem bladzijde 29 Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)* bladzijde 29 Aandrijf-slipregeling (ASR)* bladzijde 29 Antiblokkeersysteem (ABS) bladzijde 30 Elektronische wegrijbeveiliging (wegrijblokkering) bladzijde 30 Remsysteem bladzijde 31 Dynamo bladzijde 31 Gordelwaarschuwingslampje bladzijde 32 Als de brandende controlelampjes en de betreffende beschrijvingen en waarschuwingsaanwijzingen worden genegeerd, kan dit tot ernstig letsel of tot schade aan de auto leiden. De motorruimte van de auto is een gevaarlijke omgeving. Bij werkzaamheden in de motorruimte, bijv. controleren en bijvullen van de bedrijfsvloeistoffen, kunnen letsel, verbrandingen, ongevallen en brand ontstaan.. Neem beslist de waarschuwingsaanwijzingen in acht bladzijde 187. Aanwijzing De plaatsing van de controlelampjes is afhankelijk van het model en het motortype. De in de volgende beschrijving van de functie weergegeven symbolen vindt u als controlelampje op het instrumentenpaneel. Functiestoringen worden op het display van het combi-instrument door middel van rode symbolen (prioriteit 1 gevaar) of gele symbolen (prioriteit 2 waarschuwing) weergegeven. Knipperlichtinstallatie Afhankelijk van de stand van de knipperlichtschakelaar knippert het linker of rechter controlelampje. Als er een gloeilamp voor een knipperlicht uitvalt, knippert het controlelampje bijna twee keer zo snel. Dit geldt niet bij het rijden met aanhangwagen. Bij ingeschakelde alarmlichten knipperen alle knipperlichten alsmede de beide controlelampjes.

26 Instrumenten en controlelampjes 25 Zie voor nog meer aanwijzingen met betrekking tot de knipperlichtinstallatie bladzijde 51. Groot licht Het controlelampje brandt bij ingeschakeld groot licht of bij ingeschakeld lichtsignaal. Zie voor nog meer aanwijzingen met betrekking tot het grootlichtsysteem bladzijde 51. Airbagsysteem Controle van het airbagsysteem Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden branden. Als het controlelampje niet uitgaat of tijdens het rijden gaat branden of knipperen, is er sprake van een systeemstoring. Dat geldt ook als het controlelampje bij het inschakelen van het contact niet gaat branden. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: AIRBAG FAULT (AIRBAG STORING) De paraatheid van het airbagsysteem wordt elektronisch ook dan gecontroleerd als een airbag is uitgeschakeld. Voor-, zij- of de hoofdairbag/airbag voorpassagierszijde met behulp van de elektronicatester uitgeschakeld: Het controlelampje gaat na het inschakelen van het contact gedurende 3 seconden branden en knippert aansluitend hierop 12 seconden met een interval van 2 seconden. De voor-, zij- of hoofdairbag voor de voorpassagier met behulp van de schakelaar (uitschakelen van de airbags)* in het opbergvak aan de voorpassagierszijde uitgeschakeld: Het controlelampje brandt na het inschakelen van het contact gedurende 3 seconden. Als de airbags zijn uitgeschakeld wordt dit op het middenstuk van het dashboard door het gaan branden van het controlelampje (airbag uitgeschakeld) aangegeven bladzijde 147. Als er sprake is van een storing, moet het airbagsysteem direct door een Škoda-dealer worden gecontroleerd. Anders is de kans aanwezig dat de airbags bij een aanrijding niet worden geactiveerd. Aanwijzing Meer informatie met betrekking tot het uitschakelen van de airbags bladzijde 146, Airbag uitschakelen. Knipperlichtinstallatie voor auto's met aanhangwagen Bij auto's met aanhangwagen knippert het controlelampje samen met het betreffende controlelampje van de knipperlichtinstallatie. Als op de aanhangwagen of op de auto een knipperlicht niet functioneert, knippert het controlelampje niet. Dimlicht Het controlelampje brandt bij ingeschakeld dimlicht bladzijde 48. Mistlampen Het controlelampje brandt bij ingeschakelde mistlampen bladzijde 49. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

27 26 Instrumenten en controlelampjes Mistachterlicht Het controlelampje brandt bij ingeschakelde mistachterlichten bladzijde 49. Controle van de motorelektronica (benzinemotor) Het controlelampje (Electronic Power Control) gaat bij het inschakelen van het contact gedurende een aantal seconden branden. Als het controlelampje niet uitgaat of tijdens het rijden gaat branden of knipperen, is er sprake van een storing in de motorregeling. Het door de motorregeling gekozen noodprogramma stelt u in staat voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer te rijden. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: ENGINE WORKSHOP! (MOTORSTORING - WERKPLAATS!) Roetfilter* (dieselmotor) Indien het waarschuwingslampje ; begint te branden, betekent dit dat zich in het dieselpartikelfilter roet heeft opgehoopt door frequent gebruik op korte afstanden. Om het dieselpartikelfilter te reinigen moet het voertuig met een gelijkmatige snelheid van minstens 60 km/h rijden bij een toerental van tpm gedurende 15 minuten of totdat het waarschuwingslampje dooft terwijl in 4de of 5de versnelling wordt gereden (automatische versnellingsbak: stand S) wanneer de verkeerssituatie zulks toelaat. Hierdoor stijgt de uitlaattemperatuur en worden de roetdeeltjes in het dieselpartikelfilter verbrand. Let hierbij altijd op de geldende snelheidsbeperkingen. Het waarschuwingslampje ; dooft nadat het roet uit het dieselpartikelfilter is verwijderd. Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, dooft het waarschuwingslampje ; niet en begint het waarschuwingslampje ; te knipperen. Op het informatiedisplay* verschijnt ENGINE WORKSHOP! (MOTORSTORING - WERKPLAATS!). Hierna schakelt het motorregelapparaat het noodprogramma voor de motor in, waarin slechts een beperkt motorvermogen beschikbaar is. Na het uitschakelen en weer inschakelen van het contact gaat het controlelampje branden. Neem direct contact op met de Škoda-dealer. Het negeren van het waarschuwingslampje en de bijbehorende beschrijvingen en waarschuwingen kan tot lichamelijke letsels of ernstige schade aan het voertuig leiden. Pas uw snelheid altijd aan aan de weersomstandigheden, de staat van het wegdek en het terrein en aan de verkeerssituatie. De indicatie van het waarschuwingslampje mag er u niet toe aanzetten het verkeersreglement te veronachtzamen. Voorzichtig! Zolang het controlelampje brandt, moet rekening worden gehouden met een hoger brandstofverbruik en onder bepaalde omstandigheden ook met het teruglopen van het motorvermogen. Aanwijzing Het onderhoud van het roetfilter en het bijvullen van de toevoeging wordt verzorgd door een Škoda-dealer in het kader van de regelmatig uit te voeren onderhoudswerkzaamheden, zie serviceplan. Meer informatie over dieselpartikelfilter bladzijde 162, Roetfilter* (dieselmotor). Voorgloei-installatie (dieselmotor) Bij een koude motor gaat het controlelampje bij het inschakelen van het contact (voorgloeistand) 2 branden bladzijde 102. Direct nadat het controlelampje uitgaat de motor starten.

28 Instrumenten en controlelampjes 27 Bij een op bedrijfstemperatuur zijnde motor of bij buitentemperaturen boven +5 C gaat het voorgloeicontrolelampje slechts ca. 1 seconde branden. Dat betekent dat de motor direct kan worden gestart. Als het controlelampje niet brandt of permanent blijft branden, is er een storing in het voorgloeisysteem. Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met een Škoda-dealer. Als het controlelampje tijdens het rijden begint te knipperen, is er sprake van een storing in het motormanagement. Het door de motorregeling gekozen noodprogramma stelt u in staat voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer te rijden. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: ENGINE WORKSHOP! (MOTORSTORING - WERKPLAATS!) Koelvloeistoftemperatuur/koelvloeistofpeil Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden branden. 1) Als het controlelampje na het starten van de motor niet uitgaat of tijdens het rijden gaat knipperen, is de koelvloeistoftemperatuur te hoog of het koelvloeistofpeil te laag. Als extra waarschuwingssignaal klinken drie pieptonen. Stop in dat geval, zet de motor af en controleer het koelvloeistofpeil en vul zo nodig vloeistof bij. Neem de verdere aanwijzingen in acht bladzijde 192, Koelvloeistof bijvullen. Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van koelvloeistof niet mogelijk is, mag de reis niet worden vervolgd. Laat de motor uitgeschakeld en roep de hulp in van een Škoda-dealer, omdat dit anders kan leiden tot zware motorschade. Als het koelvloeistofpeil binnen het voorgeschreven bereik ligt, kan een te hoge temperatuur zijn veroorzaakt door een storing aan de koelluchtventilator. Controleer de zekering voor de koelluchtventilator en vervang deze zo nodig bladzijde 222, Zekeringen vervangen. Als het controlelampje niet uitgaat terwijl het koelvloeistofpeil en ook de ventilatorzekering in orde zijn, mag de reis niet worden vervolgd. roep de hulp van een Škoda-dealer in. Neem de verdere aanwijzingen in acht bladzijde 192, Koelvloeistof bijvullen. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: STOP CHECK COOLANT SERVICE MANUAL (STOP! KOELVLOEISTOFPEIL CONTROLEREN! HANDLEIDING) Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de auto dan op een veilige afstand ten opzichte van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlichten in bladzijde 50. Draai voorzichtig de dop op het koelvloeistofexpansiereservoir los. Bij hete motor staat het koelsysteem onder druk - kans op verbranding. Laat de motor daarom afkoelen voordat u de dop losdraait. Raak de koelluchtventilator niet aan! De koelluchtventilator kan ook bij uitgeschakeld contact vanzelf worden ingeschakeld. Remblokdikte Als het controlelampje gaat branden, ga dan naar een Škoda-dealer en laat de remblokken van alle wielen controleren. Als extra waarschuwingssignaal klinkt een pieptoon. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: CHECK BRAKE PADS (REMBLOKKEN CONTROLEREN) 1) Bij auto's met informatiedisplay zal na het inschakelen van het contact het controlelampje niet gaan branden, maar alleen als de koelvloeistoftemperatuur te hoog of het koelvloeistofpeil te laag is. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

29 28 Instrumenten en controlelampjes Motorkap Het controlelampje brandt bij ingeschakeld contact als de motorkap is ontgrendeld. Brandstofreserve Het controlelampje brandt, zodra er minder dan 8 liter in de brandstoftank aanwezig is. Als extra waarschuwingssignaal klinkt een pieptoon. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: PLEASE REFUEL (S.V.P. TANKEN) Motorolie Het controlelampje knippert rood (lage oliedruk) Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden branden. 2) Als het controlelampje na het starten van de motor niet uitgaat of tijdens het rijden gaat knipperen, stop dan en zet de motor af. Controleer het oliepeil en vul zo nodig motorolie bij bladzijde 190. Als extra waarschuwingssignaal klinken drie pieptonen. Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet mogelijk is, mag de reis niet worden vervolgd. Laat de motor uitgeschakeld en roep de hulp in van een Škoda-dealer, omdat dit anders kan leiden tot zware motorschade. Rijd niet verder als het controlelampje brandt, ook al is de hoeveelheid olie in orde. Laat de motor ook niet stationair draaien. Roep de hulp van de dichtstbijzijnde Škoda-dealer in. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: STOP! OIL PRESS. STOP MOTOR! SERVICE MANUAL (STOP! OLIEDRUK MOTOR UIT! HANDLEIDING) Het controlelampje brandt geel* (te weinig olie) Als het controlelampje geel brandt, is de oliehoeveelheid waarschijnlijk niet correct. Controleer zo snel mogelijk het oliepeil, resp. vul olie bij bladzijde 190. Als extra waarschuwingssignaal klinkt een pieptoon. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: CHECK OIL LEVEL (OLIEPEIL CONTROLEREN) Als de motorkap langer dan 30 seconden open blijft staan, gaat het controlelampje uit. Als er geen motorolie wordt bijgevuld, gaat het controlelampje na ongeveer 100 km weer branden. Het controlelampje knippert geel* (Motoroliepeilsensor defect) Als er een storing aan de motoroliepeilsensor optreedt, wordt dit na het inschakelen van het contact bovendien door een akoestisch signaal en het meerdere malen gaan branden van het controlelampje aangegeven. De motor direct door een Škoda-dealer laten controleren. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: OIL SENSOR WORKSHOP! (OLIESENSOR WERKPLAATS) Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de auto dan op een veilige afstand ten opzichte van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlichten in bladzijde 50. Het rode oliedrukcontrolelampje werkt niet als oliepeilindicatie! Daarom moet het oliepeil regelmatig, bij voorkeur bij elke tankstop, worden gecontroleerd. 2) Bij auto's met informatiedisplay zal na het inschakelen van het contact het controlelampje niet branden, dit brandt alleen als er een storing aanwezig is of als het motoroliepeil te laag is.

30 Instrumenten en controlelampjes 29 Portier open Het controlelampje gaat branden bij het openen van een of meerdere portieren of bij het openen van de kofferklep/achterklep. Bij auto's met informatiedisplay gaat dit controlelampje ook bij uitgeschakeld contact branden. Het controlelampje gaat na ca. 15 seconden nadat de auto is afgesloten uit. Bij auto's zonder informatiedisplay gaat dit controlelampje na het uitschakelen van het contact uit. Ruitensproeiervloeistofpeil Het controlelampje brandt bij ingeschakeld contact bij een te laag vloeistofpeil in het ruitensproeierreservoir. Vul vloeistof bij bladzijde 199. Als extra waarschuwingssignaal klinkt een pieptoon. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: TOP UP WASH FLUID (RUITENSPROEIERVLOEISTOF BIJVULLEN) Gloeilampen Het controlelampje brandt bij een defecte gloeilamp: bij het intrappen van de rem (remlicht) bij ingeschakelde verlichting (dimlicht en/of achterlicht) Als extra waarschuwingssignaal klinkt een pieptoon. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: LIGHTS FAILURE (GLOEILAMP UITGEVALLEN, VERLICHTING!) of BRAKE LIGHT FAILURE (GLOEILAMP REMLICHT UITGEVALLEN!) Uitlaatgascontrolesysteem Het controlelampje gaat branden na het inschakelen van het contact. Als het controlelampje na het starten van de motor niet uitgaat of tijdens de rit brandt of knippert, is er sprake van een storing in een uitlaatgasrelevant component. Het door de motorregeling gekozen noodprogramma stelt u in staat voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer te rijden. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: EMISSIONS WORKSHOP! (UITLAATGAS WERKPLAATS!) (UITLAATGAS WERKPLAATS!) Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)* Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden branden. Tot het ESP-systeem behoren ook de aandrijf-slipregeling (ASR), het elektronische sperdifferentieel (EDS), het antiblokkeersysteem (ABS) en de remassistent (remkrachtverhoger). Bij het regelproces knippert het controlelampje tijdens de rit. Bij uitgeschakeld ESP of bij een storing ervan brandt het controlelampje continu. Omdat het ESP-systeem met het ABS werkt, brandt bij het uitvallen van het ABS ook het ESP-controlelampje. Meer details met betrekking tot het ESP bladzijde 157, Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)*. Aandrijf-slipregeling (ASR)* Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden branden. Bij het regelproces knippert het controlelampje tijdens de rit. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

31 30 Instrumenten en controlelampjes Bij uitgeschakelde ASR of bij een systeemstoring brandt het controlelampje continu. Omdat het ASR-systeem met het ABS werkt, brandt bij het uitvallen van het ABS ook het ASR-controlelampje. Verdere informatie met betrekking tot de ASR bladzijde 158, Aandrijf-slipregeling (ASR)*. Antiblokkeersysteem (ABS) Het controlelampje geeft de goede werking van het ABS en het elektronisch sperdifferentieel (EDS) aan. Het controlelampje gaat na het inschakelen van het contact of tijdens het starten enkele seconden branden. Het lampje gaat uit, nadat een automatische testprocedure is beëindigd. Storingen in het ABS Als het controlelampje binnen enkele seconden na het inschakelen van het contact niet uitgaat of helemaal niet gaat branden of tijdens het rijden gaat branden, is het systeem niet in orde. De auto wordt met het normale remsysteem afgeremd. Neem zo snel mogelijk contact op met een Škoda-dealer en pas uw rijstijl aan de storing aan, omdat u niet weet hoe ernstig het defect is. Als in het ABS een grotere storing optreedt, klinken bovendien drie waarschuwingstonen. Meer details met betrekking tot het ABS bladzijde 161, Antiblokkeersysteem (ABS). Storing in het gehele remsysteem Als het ABS-controlelampje samen met het remsysteemcontrolelampje (bij niet aangetrokken handrem) gaat branden, is niet alleen het ABS maar ook een ander deel van het remsysteem defect. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: STOP BRAKE FAULT SERVICE MANUAL (STOP! STORING REMMEN INSTRUCTIEBOEKJE) Elektronisch sperdifferentieel (EDS) EDS maakt deel uit van het ABS. Een EDS-storing wordt door het gaan branden van het ABS-controlelampje op het instrumentenpaneel aangegeven. Neem direct contact op met de Škoda-dealer. Zie voor nog meer aanwijzingen met betrekking tot het EDS bladzijde 159, Elektronisch sperdifferentieel (EDS). Als het remsysteemcontrolelampje samen met het ABS-controlelampje gaat branden, stop dan direct en controleer het remvloeistofpeil in het remvloeistofreservoir bladzijde 193, Remvloeistof. Als het remvloeistofpeil tot onder de MIN-markering is gedaald, rijd dan niet verder - kans op ongevallen! Roep deskundige hulp in. Let bij het openen van de motorkap en het controleren van het remvloeistofpeil op de aanwijzingen bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Als het remvloeistofpeil in orde is, is de regelfunctie van het ABSsysteem uitgevallen. De achterwielen kunnen dan bij het remmen zeer snel blokkeren. Dit kan onder bepaalde omstandigheden tot het uitbreken van de achterkant van de auto leiden - slipgevaar! Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer en laat de storing opheffen. Elektronische wegrijbeveiliging (wegrijblokkering) Bij het inschakelen van het contact vindt er een datavergelijking plaats tussen de contactsleutel en het regelapparaat. Als de contactsleutel is geautoriseerd, zal het controlelampje enkele seconden gaan branden. Als er een niet-geautoriseerde sleutel wordt gebruikt (bijv. een verkeerde contactsleutel), gaat het controlelampje over op continu knipperen. De motor kan dan niet worden gestart bladzijde 34. Uw motor kan alleen maar met een passend gecodeerde originele Škoda-sleutel worden gestart.

32 Instrumenten en controlelampjes 31 Remsysteem Het controlelampje knippert, resp. brandt bij een te laag remvloeistofpeil, bij een storing in het ABS of bij een aangetrokken handrem. Als het controlelampje knippert (niet bij een aangetrokken handrem), stop dan en controleer het remvloeistofpeil. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: STOP BRAKE FLUID SERVICE MANUAL (STOP REMVLOEISTOF INSTRUCTIEBOEKJE) Bij een ABS-storing die ook betrekking heeft op de werking van het remsysteem (bijv. de remdrukverdeling), gaat het ABS-controlelampje samen met het remsysteemcontrolelampje branden. Houd er rekening mee dat niet alleen het ABS, maar ook een ander deel van het remsysteem defect is. Als extra waarschuwingssignaal klinken drie pieptonen. Op weg naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer moet rekening worden gehouden met een hogere rempedaaldruk, een langere remweg en een grotere vrije slag van het rempedaal. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: STOP BRAKE FAULT SERVICE MANUAL (STOP! STORING REMMEN INSTRUCTIEBOEKJE) Zie voor nog meer aanwijzingen met betrekking tot het remsysteem bladzijde 160, Remmen. Aangetrokken handrem Het controlelampje brandt ook bij een aangetrokken handrem. Bovendien wordt een akoestische waarschuwing gegeven als u met de auto minstens 3 seconden met een snelheid van meer dan 5 km/h hebt gereden. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: HANDBRAKE ON (HANDREM AANGETROKKEN) Let bij het openen van de motorkap en het controleren van het remvloeistofpeil op de aanwijzingen bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Als het remsysteemcontrolelampje enkele seconden na het inschakelen van het contact niet uitgaat of tijdens het rijden gaat branden, stop dan direct en controleer het remvloeistofpeil in reservoir bladzijde 193, Remvloeistof. Als het vloeistofpeil tot onder de MIN-markering is gedaald, rijd dan niet verder - kans op ongevallen! Roep deskundige hulp in. Dynamo Het controlelampje gaat branden na het inschakelen van het contact. Het controlelampje moet na het aanslaan van de motor uitgaan. Als het controlelampje na het inschakelen van het contact niet brandt, bezoek dan de dichtstbijzijnde Škoda-dealer. Als het controlelampje na het starten van de motor niet uitgaat of tijdens het rijden gaat branden moet u de dichtstbijzijnde Škoda-dealer bezoeken. Omdat daarbij de autoaccu wordt ontladen, moet u alle niet beslist noodzakelijke stroomverbruikers uitschakelen. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: ALTERNATOR WORKSHOP! (DYNAMO WERKPLAATS!) (DYNAMO WERKPLAATS!) Voorzichtig! Als tijdens het rijden behalve het controlelampje ook nog het controlelampje (koelsysteemstoring) op het display gaat branden, moet direct worden gestopt en de motor worden afgezet - kans op motorschade! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

33 32 Instrumenten en controlelampjes Gordelwaarschuwingslampje Het controlelampje gaat na het inschakelen van het contact een aantal seconden branden, om eraan te herinneren de veiligheidsgordel om te doen. Als u de veiligheidsgordel niet hebt omgedaan, klinkt 6 seconden lang een waarschuwingstoon. Zie voor nog meer aanwijzingen met betrekking tot de veiligheidsgordels bladzijde 132. Op het informatiedisplay* weergegeven tekst: FASTEN SEATBELT (GORDEL OMDOEN) Zie voor nog meer aanwijzingen met betrekking tot de veiligheidsgordels bladzijde 132, Veiligheidsgordels.

34 Ontgrendelen en vergrendelen 33 Ontgrendelen en vergrendelen Sleutel Sleutelhanger Op de sleutelhanger staan de voor het nabestellen beslist noodzakelijke sleutelnummers. Aan de hand van deze nummers kan bij de Škoda-dealer een reservesleutel worden besteld. De sleutelhanger met het nummer moet apart en veilig worden bewaard want alleen aan de hand van dit nummer kunnen bij verlies of beschadiging sleutels worden vervangen. Overhandig daarom bij de verkoop van de auto ook deze hanger aan de koper. Afb. 17 Set sleutels Als u de auto verlaat - ook al is het maar voor even - haal dan in ieder geval de sleutel uit het contactslot. Dat geldt vooral als er kinderen in de auto achterblijven. De kinderen zouden anders de motor kunnen starten of elektrische systemen (bijv. elektrisch bediende ruiten) kunnen bedienen - kans op ongevallen! Haal de contactsleutel pas uit het contactslot als de auto tot stilstand is gekomen! Het stuurslot zou anders ongewild kunnen vergrendelen - kans op ongevallen! Afb. 18 Inklapbare sleutel Druk op de ontgrendelingsknop afb. 18, om de sleutel uit en in te klappen. Uw auto wordt afgeleverd met twee hoofdsleutels A afb. 17, een onderhoudssleutel AB en een sleutelhanger AC. De hoofdsleutels passen op alle sloten van de auto. Met de onderhoudssleutel kunnen alleen de portieren worden geopend en de motor worden gestart. De onderhoudssleutel dient bijv. alleen voor het afgeven van de auto voor een onderhoudsbeurt of bij een hotel. Voorzichtig! Elke sleutel bevat elektronische componenten, bescherm de sleutels dan ook tegen vocht en harde schokken. Houd de groef in de sleutel absoluut schoon omdat verontreinigingen (textielvezels, stof e.d.) de werking van de sloten alsmede van het contactslot negatief kunnen beïnvloeden. Aanwijzing Neem bij verlies van een sleutel contact op met een Škoda-dealer die zorgt voor de levering van een reservesleutel. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

35 34 Ontgrendelen en vergrendelen Sleutelbatterij vervangen Afb. 19 Sleutel met radiografische afstandsbediening Neem de lege batterij uit het deksel van de behuizing. Plaats de nieuwe batterij. Let erop dat het + teken op de batterij naar onderen moet wijzen. De goede poling is op het deksel van de zenderbehuizing aangegeven. Deksel met de aangebrachte batterij achter op de zenderbehuizing aanbrengen en dan de beide delen samendrukken. Plaats de zenderbehuizing zodanig op het sleutelgedeelte dat de beide delen in elkaar klikken. Milieu De lege batterij moet op milieuvriendelijke wijze worden afgevoerd. Aanwijzing De vervangingsbatterij moet qua specificatie overeenkomen met de originele batterij. Als u na de vervanging van de batterij de auto niet met de afstandsbediening kunt openen of sluiten, moet het systeem worden gesynchroniseerd bladzijde 41. B1Z-0042H Afb. 20 Deksel zenderbehuizing Elke hoofdsleutel heeft een batterij die in het deksel van de zenderbehuizing AB afb. 19 is ondergebracht. Wij adviseren het vervangen van de sleutelbatterij door een Škoda-dealer te laten uitvoeren. Als u toch zelf lege batterijen wilt vervangen, ga dan als volgt te werk: Klap de sleutel uit. Druk het sleutelgedeelte A afb. 19 met een schroevendraaier voorzichtig van de zenderbehuizing AB af. Verwijder het deksel van de zenderbehuizing afb. 20 in de richting van de pijl. Elektronische Wegrijbeveiliging (wegrijblokkering) De elektronische wegrijbeveiliging voorkomt het gebruik van uw auto door onbevoegden. In de kop van de sleutel bevindt zich een elektronische chip. Met behulp hiervan wordt de wegrijbeveiliging gedeactiveerd als de sleutel in het contactslot wordt gestoken. Als u de contactsleutel uit het contactslot trekt, wordt de elektronische wegrijbeveiliging automatisch geactiveerd.

36 Ontgrendelen en vergrendelen 35 Aanwijzing Uw motor kan alleen maar met een passend gecodeerde originele Škoda-sleutel worden gestart bladzijde 30. Kinderslot Het kinderslot voorkomt dat de achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend. Afb. 21 Kinderslot op achterportieren De achterportieren zijn met een kinderslot uitgerust. Het kinderslot wordt met de autosleutel in- en uitgeschakeld. Kinderslot inschakelen Steek de contactsleutel in de sleuf in het achterportier en draai de contactsleutel in de richting van de pijl afb. 21. Kinderslot uitschakelen Draai de sleuf met de autosleutel naar rechts tegen de pijlrichting in. Bij ingeschakeld kinderslot is de hendel voor het openen van de portieren van binnenuit geblokkeerd. U kunt het portier alleen maar van buitenaf openen. Centrale vergrendeling Beschrijving Bij het openen en sluiten worden alle portieren tegelijkertijd door de centrale vergrendeling ontgrendeld of vergrendeld. De kofferklep/achterklep wordt bij het openen ontgrendeld. Deze kan door het indrukken van de handgreep boven de kentekenplaat worden geopend. De centrale vergrendeling kan worden bediend: van buitenaf met de contactsleutel bladzijde 37 met behulp van de toetsen voor de centrale vergrendeling bladzijde 38 met behulp van de radiografische afstandsbediening bladzijde 40 Comfortschakeling ruiten Bij het ontgrendelen en vergrendelen van de auto kunnen de elektrisch bediende ruiten worden geopend en gesloten bladzijde 45, Ruitcomfortbediening. Het elektrische schuif-/kanteldak* kan met de centrale vergrendeling alleen maar worden gesloten. Eén portier openen* Via deze functie is het mogelijk alleen het bestuurdersportier te openen. De andere portieren blijven vergrendeld en worden pas ontgrendeld nadat nogmaals het commando (openen) is gegeven. Het openen van één portier kan alleen maar door het omcoderen van het regelapparaat van de centrale vergrendeling worden geactiveerd. Deze werkzaamheden worden door een Škoda-dealer uitgevoerd die u hierover nadere informatie kan verstrekken. Automatisch sluiten* Alle portieren en de kofferklep/achterklep worden vanaf een snelheid van ca. 15 km/h automatisch vergrendeld. Als de contactsleutel uit het contactslot wordt getrokken, wordt de auto automatisch weer ontgrendeld. Bovendien kan de auto door de bestuurder worden ontgrendeld door het indrukken van de centralevergrendelingstoets of door aan de portierkruk te trekken. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

37 36 Ontgrendelen en vergrendelen Indien gewenst kan de centrale vergrendeling door een Škoda-dealer op automatisch sluiten worden omgebouwd. De vergrendeling van de portieren voorkomt onwillekeurig openen in een ongewone situatie (ongeval). Vergrendelde portieren voorkomen ook het ongewenst binnendringen van buitenstaanders - bijv. op kruispunten. Ze maken het hulpverleners in geval van nood echter moeilijker in de auto te komen - levensgevaar! Aanwijzing Controleer of na het vergrendelen van de auto de vergrendelingsknoppen van alle portieren in de onderste stand staan. Bij een aanrijding waarbij de airbag(s) is (zijn) geactiveerd worden de vergrendelde portieren automatisch ontgrendeld om hulpverleners toegang tot de auto te verschaffen. Bij het uitvallen van de centrale vergrendeling kunt u de voorportieren en het kofferdeksel met de sleutel ver- en ontgrendelen. Noodontgrendeling van de tankdopklep bladzijde 185. Safe-beveiliging geactiveerd alarmsysteem*, want het controlelampje geeft dan aan dat het systeem is geactiveerd bladzijde 42. Als de auto weer wordt is ont- en vergrendeld, is de Safe-beveiliging weer in werking. Als de auto is vergrendeld en de Safe-beveiliging is gedeactiveerd, kunnen de portieren als volgt van binnenuit worden geopend: Door aan de portierkruk te trekken wordt het portier ontgrendeld. Door nogmaals aan de portierkruk te trekken gaat het portier open. Bij van buitenaf afgesloten auto's met geactiveerde Safe-beveiliging mogen geen personen en huisdieren in de auto achterblijven omdat van binnenuit noch de portieren, noch de ruiten kunnen worden geopend. De vergrendelde portieren maken het hulpverleners in geval van nood moeilijk in de auto te komen - levensgevaar! Aanwijzing Ook bij het sluiten zonder activering van de Safe-beveiliging staat het alarmsysteem op scherp. Schakel daarom vooraf de interieurbewaking* bladzijde 43 uit, om ongewild alarm te voorkomen. De centrale vergrendeling is met een Safe-beveiliging uitgerust. Als u de auto van buitenaf afsluit, worden de portiersloten automatisch geblokkeerd. De vergrendelingsknoppen kunnen niet naar boven worden getrokken. Het controlelampje in het bestuurdersportier knippert. Met de portierhandgreep kunnen de portieren noch van buitenaf, noch van binnenuit worden geopend. Daardoor wordt het openbreken van de auto bemoeilijkt. De Safe-beveiliging kan worden uitgeschakeld. Daarvoor moet de auto met de sleutel of met de radiografische afstandsbediening binnen 2 seconden tweemaal worden vergrendeld. Als de Safe-beveiliging is uitgeschakeld, knippert het controlelampje naast de vergrendelingsknop in het bestuurdersportier niet. Dit geldt echter niet bij een

38 Ontgrendelen en vergrendelen 37 Met behulp van de sleutel openen Met behulp van de sleutel afsluiten B1Z-0042H Afb. 22 Draairichtingen sleutel voor openen en sluiten Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier voor het sluiten AB naar rechts afb. 22. Alle portieren en het kofferdeksel worden vergrendeld (de vergrendelingsknoppen moeten naar beneden gaan). De via het portierslot geschakelde binnenverlichting gaat uit. De ruiten en het elektrische schuif-/kanteldak* worden gesloten zolang de sleutel in de sluitstand wordt gehouden. De Safe-beveiliging wordt direct geactiveerd. Het controlelampje in het bestuurdersportier begint te knipperen. Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier voor het openen A afb. 22 naar links. Trek aan de portierhandgreep en open het portier. Aanwijzing Het geopende bestuurdersportier kan niet worden vergrendeld. Deze moet na het sluiten apart worden vergrendeld. Alle portieren worden ontgrendeld (de vergrendelingsknoppen moeten naar boven gaan). De kofferklep/achterklep wordt ontgrendeld. De via het portiercontact geschakelde binnenverlichting gaat branden. De Safe-beveiliging wordt gedeactiveerd. De ruiten worden geopend zolang de sleutel in de openingsstand wordt gehouden. Het controlelampje in het bestuurdersportier stopt met knipperen als de auto niet met een alarmsysteem * bladzijde 42 is uitgerust. Aanwijzing Als de auto is voorzien van een alarmsysteem* moet na het openen van het portier binnen 15 seconden de sleutel in het contactslot worden gestoken en moet het contact worden ingeschakeld om het alarmsysteem uit te schakelen. Als binnen 15 seconden het contact niet wordt ingeschakeld, wordt alarm gegeven. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

39 38 Ontgrendelen en vergrendelen Schakelaars voor centrale vergrendeling Alle portieren en het kofferdeksel ontgrendelen Druk op de schakelaar AB afb. 23. Als de vergrendeling van het kofferdeksel in de status permanente vergrendeling werd geschakeld, wordt na het indrukken van de schakelaar AB het kofferdeksel niet ontgrendeld bladzijde 39. B1Z-0042H Met behulp van de schakelaars A en AB worden alle portieren ont- of vergrendeld. De schakelaars werken ook bij uitgeschakeld contact, maar niet als de auto van buitenaf werd afgesloten. Alle portieren en het kofferdeksel vergrendelen Druk op de schakelaar A afb. 23. Afb. 23 Binnenzijde portier bestuurderszijde: Schakelaars voor centrale vergrendeling Afb. 24 Binnenzijde portier bestuurderszijde: Schakelaar voor het openen van de tankdopklep en het kofferdeksel. Tankdopklep ontgrendelen Trek de schakelaar AC afb. 24 uit. Kofferdeksel ontgrendelen Trek de schakelaar AD afb. 24 uit. Ontgrendelingsknop voor kofferdeksel blokkeren Draai de hoofdsleutel in het slot in de richting van de pijl afb. 24. De ontgrendeling gebeurt door de sleutel tegen de pijlrichting in te draaien. Kofferdeksel van buitenaf blokkeren bladzijde 39. Als uw auto met behulp van de schakelaar voor de centrale vergrendeling A afb. 23 werd vergrendeld, geldt het volgende: Het openen van de portieren en de kofferklep/achterklep van buitenaf is niet mogelijk (vanuit veiligheidsoogpunt, bijv. bij het stoppen bij een kruispunt). U kunt de portieren van binnenuit afzonderlijk ontgrendelen en weer openen door aan de portierhendel te trekken. Als het bestuurdersportier is geopend, kan dit (na het activeren van de sluitfunctie met behulp van de schakelaar voor de centrale vergrendeling) niet worden vergrendeld om te voorkomen dat u per ongeluk niet meer in de auto kunt komen. Na het sluiten moet u de portieren apart vergrendelen. Bij een aanrijding waarbij de airbag(s) is (zijn) geactiveerd worden de van binnenuit vergrendelde portieren automatisch ontgrendeld om hulpverleners toegang tot de auto te verschaffen.

40 Ontgrendelen en vergrendelen 39 De centrale vergrendeling werkt ook bij uitgeschakeld contact. Alle portieren en de kofferklep/achterklep worden vergrendeld. Omdat echter bij vergrendelde portieren in geval van nood hulpverlening van buitenaf wordt bemoeilijkt, moeten kinderen nooit zonder toezicht in de auto worden achtergelaten. Vergrendelde portieren maken het hulpverleners in geval van nood moeilijk in de auto te komen - levensgevaar! Aanwijzing Als de Safe-beveiliging is geactiveerd, werken de portierkruk en de schakelaar voor de centrale vergrendeling niet. Kofferklep/achterklep B1Z-0042H Afb. 26 Kofferklep- /achterklephandgreep Kofferdeksel openen Druk op de handgreep afb. 26 en til tegelijkertijd de kofferklep/achterklep op. B1Z-0042H Afb. 25 Cilinderslotstanden van het kofferdekselslot Kofferdeksel sluiten Trek de kofferklep/achterklep naar beneden en sluit deze met een lichte zwaaiende beweging. Kofferdeksel permanent vergrendelen Als de hoofdsleutel naar rechts wordt gedraaid AB afb. 25 en deze bij een verticaal staande slotcilinder uit het slot wordt getrokken, is het kofferdeksel niet meer in de centrale vergrendeling opgenomen en waardoor dit permanent blijft vergrendeld. Het kofferdeksel kan nu alleen nog maar via de ontgrendelingsschakelaar van de afstandsbediening worden geopend. Na het terugdraaien van de slotcilinder in de horizontale stand is het kofferdeksel weer in de centrale vergrendeling opgenomen. Kofferdeksel ontgrendelen en openen Als de hoofdsleutel naar links A afb. 25 in de verticale stand van de slotcilinder wordt gedraaid, springt het kofferdeksel open. In deze stand kunt u de sleutel niet uit het slot trekken. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

41 40 Ontgrendelen en vergrendelen Na het terugdraaien van de sleutel in de horizontale stand van de slotcilinder is het kofferdeksel weer in de centrale vergrendeling opgenomen en kan de sleutel uit het slot worden getrokken. In principe mag het kofferdeksel alleen maar via de afstandsbediening worden bediend bladzijde 40. De hoofdsleutel heeft een uitklapbare sleutelbaard die wordt gebruikt voor het handmatig ont- en vergrendelen van de auto en voor het starten van de motor. Bij de vervanging van een verloren sleutel en na reparatie of vervanging van de ontvanger moet het systeem door een Škoda-dealer worden geïnitialiseerd. Pas dan kunt u de afstandsbediening weer gebruiken. Controleer of de kofferklep/achterklep na het sluiten goed is vergrendeld. Anders zou de kofferklep/achterklep tijdens het rijden plotseling open kunnen gaan, ook als het slot van de kofferklep/achterklep werd vergrendeld - kans op ongelukken! Rijd nooit met een openstaande of net niet gesloten kofferklep omdat er dan uitlaatgassen in het interieur kunnen komen - kans op vergiftiging! Aanwijzing Na het sluiten van de kofferklep/achterklep wordt deze binnen 5 seconden automatisch vergrendeld en wordt het alarmsysteem* geactiveerd. Dit geldt alleen, als de auto voor het sluiten van de kofferklep/achterklep was vergrendeld. Aanwijzing Bij ingeschakeld contact wordt de afstandsbediening automatisch gedeactiveerd. De werking van de afstandsbediening kan door beïnvloeding door zenders die zich in de buurt van de auto bevinden en op dezelfde frequentie werken (bijv. gsm's, tv-zenders) tijdelijk worden gestoord. Als de centrale vergrendeling of het alarmsysteem pas op een afstand van minder dan 3 m op de afstandsbediening reageert, moet de batterij worden vervangen, bij voorkeur door een Škoda-dealer. Auto ont- en vergrendelen Afstandsbediening Beschrijving Met de afstandsbediening kunt u: de auto ont- en vergrendelen, de kofferklep/achterklep ontgrendelen, de ruiten openen en sluiten. De zender met de batterij is in de handgreep van de hoofdsleutel ondergebracht. De ontvanger bevindt zich in het interieur van de auto. Het bereik van de afstandsbediening bedraagt ca. 10 m. Bij zwakke batterijen is het bereik van de afstandsbediening minder. B1Z-0042H Auto ontgrendelen Druk ongeveer 1 seconde lang op knop A afb. 27. Afb. 27 Sleutel: Functies van knoppen

42 Ontgrendelen en vergrendelen 41 Auto vergrendelen Druk ongeveer 1 seconde lang op knop AB. Ontgrendeling van de kofferklep/achterklep Druk ongeveer 1 seconde lang op knop AC. Safe-beveiliging deactiveren Druk tweemaal binnen 2 seconden de schakelaar AB in. Zie voor meer informatie bladzijde 36. Het ontgrendelen van de auto wordt aangegeven door het tweemaal knipperen van de knipperlichten. Als u de auto met de schakelaar A ontgrendelt en daarna binnen 30 seconden geen portier of kofferdeksel opent, wordt de auto automatisch weer vergrendeld. Hierdoor wordt ongewild ontgrendelen van de auto voorkomen. Gedurende deze 30 seconden is de Safe-beveiliging met het alarmsysteem* echter buiten werking. Bij auto's met de functie voor apart openen van de portieren ontgrendelt u alleen het bestuurdersportier als u de knop A één keer indrukt en de hele auto als u de knop twee keer indrukt bladzijde 35. Bovendien worden bij het openen van de auto de aan de sleutel toegekende standen van de elektrisch bediende stoelen en buitenspiegels ingesteld. De opgeslagen instelling van bestuurdersstoel en buitenspiegels wordt automatisch opgevraagd. Bij het openen en sluiten van de auto wordt de via de portiercontacten geschakelde binnenverlichting automatisch in- of uitgeschakeld. De correcte vergrendeling van de auto wordt door het eenmaal knipperen van de knipperlichten aangegeven. Als de knipperlichten niet oplichten, controleer dan de portieren, de motorkap en de kofferklep/achterklep. Als de portieren, de motorkap of de kofferklep/achterklep bij een geactiveerd alarmsysteem open blijven staan, gaan de knipperlichten pas knipperen nadat deze zijn gesloten. Bij van buitenaf afgesloten auto's met geactiveerde Safe-beveiliging mogen geen personen in de auto achterblijven omdat van binnenuit noch de portieren, noch de ruiten kunnen worden geopend. De vergrendelde portieren maken het hulpverleners in geval van nood moeilijk in de auto te komen - levensgevaar! Aanwijzing Gebruik de radiografische afstandsbediening alleen als de portieren en de kofferklep/achterklep zijn gesloten en als u visueel contact met de auto hebt. In de auto mag u de sluitknop van de hoofdsleutel niet indrukken als de sleutel nog niet in het contactslot is gestoken zodat de auto niet per vergissing wordt gesloten en daarbij ook nog eens het alarmsysteem* wordt ingeschakeld. Als dat toch mocht gebeuren, druk dan op de ontgrendelingsknop van de hoofdsleutel. Synchronisatie van de afstandsbediening Als de auto bij het indrukken van de afstandsbediening niet wordt ontgrendeld, is het mogelijk dat de code van de sleutel en het regelapparaat in de auto niet meer met elkaar corresponderen. Dat kan gebeuren als de knoppen van de afstandsbediening meerdere malen buiten het werkingsgebied van het systeem zijn ingedrukt of als de batterij van de afstandsbediening is vervangen. Daarom is het nodig de code als volgt te synchroniseren: Druk een willekeurige toets op de afstandsbediening in. na het indrukken van de toets moet het portier binnen 1 minuut met behulp van de sleutel worden ontgrendeld. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

43 42 Ontgrendelen en vergrendelen Alarmsysteem* Beschrijving Het alarmsysteem verhoogt de beveiliging tegen inbraak in de auto. Het systeem activeert akoestische en optische waarschuwingssignalen bij een poging tot inbraak in de auto. Hoe wordt het alarmsysteem ingeschakeld? Het alarmsysteem wordt bij het afsluiten van de auto met de sleutel op het gesloten bestuurdersportier of met de afstandsbediening automatisch geactiveerd. Het systeem is na circa 30 seconden na het afsluiten geactiveerd. Hoe wordt het alarmsysteem uitgeschakeld? Het alarmsysteem wordt bij het openen van de auto alleen bij gebruikmaking van de afstandsbediening uitgeschakeld. Als de auto niet binnen 30 seconden na het versturen van het radiosignaal wordt geopend, wordt het alarmsysteem weer geactiveerd. Als de auto met behulp van een sleutel via het bestuurdersportier wordt geopend, moet binnen 15 seconden na het openen van het portier de sleutel in het contactslot worden gestoken en het contact worden ingeschakeld om het alarmsysteem te deactiveren. Als binnen 15 seconden het contact niet wordt ingeschakeld, wordt alarm gegeven. Als u het kofferdeksel met de sleutel ontgrendelt en opent, wordt onmiddellijk alarm gegeven. Hoe wordt het alarm uitgeschakeld? Het alarm wordt uitgeschakeld als u de auto met behulp van de radiografische afstandsbediening opent of als u het contact inschakelt. Controlelampje (lichtgevende diode) Na het vergrendelen van de auto knippert de lichtgevende diode (LED) boven in de bekleding van het bestuurdersportier eerst snel en dan langzaam. Dit geeft aan dat het alarmsysteem inclusief de interieurbewaking* zijn geactiveerd. Aanwijzing De levensduur van de batterij voor de alarmclaxon bedraagt 5 jaar. Meer informatie verkrijgt u bij uw Škoda-dealer. Om er zeker van te zijn dat het alarmsysteem helemaal goed functioneert, moet u voor het verlaten van de auto controleren of alle portieren, alle ruiten en het elektrische schuif-/kanteldak* zijn afgesloten. De codering van de radiografische afstandsbediening en de ontvanger sluit het gebruik van de radiografische afstandsbediening van andere auto's uit. Wanneer wordt alarm gegeven? Van de afgesloten auto worden de volgende onderdelen bewaakt: motorkap, kofferklep/achterklep, portieren, contactslot, Interieur* bladzijde 43, Spanningsval in het boordnet. Als één van de beide accupolen bij een ingeschakeld alarmsysteem wordt losgekoppeld, wordt onmiddellijk alarm gegeven.

44 Ontgrendelen en vergrendelen 43 Interieurbewaking* De interieurbewaking geeft alarm, zodra er een beweging in de auto wordt geregistreerd. Elektrische ruitbediening Toetsen in bestuurdersportier B1Z-0042H Afb. 28 Knop van de interieurbewaking B1Z-0042H Afb. 29 Armleuning in bestuurdersportier: Bedieningselementen De interieurbewaking kan worden uitgeschakeld als bijv. huisdieren of bewegende voorwerpen in het interieur het alarm zouden kunnen inschakelen. Uitschakelen van de interieurbewaking Druk de toets op de middenstijl aan de bestuurderszijde afb. 28 in. Sluit de auto af. De interieurbewaking wordt automatisch weer ingeschakeld bij de eerstvolgende vergrendeling van de auto. Aanwijzing De interieurbewaking kan pas na het openen van een portier worden uitgeschakeld. De elektrische ruitbediening werkt alleen bij ingeschakeld contact. Ruiten openen De ruit wordt geopend door licht op de betreffende toets in het portier te drukken. Als de toets wordt losgelaten, wordt de procedure gestopt. Door het tot aan de aanslag indrukken van de toets in het bestuurdersportier wordt de ruit automatisch helemaal geopend. Bij het opnieuw indrukken van de toets blijft de ruit direct staan. Ruiten sluiten De ruit wordt gesloten door voorzichtig aan de betreffende toets te trekken. Als de toets wordt losgelaten, wordt de sluitprocedure gestopt. Door het tot aan de aanslag uittrekken van de toets in het bestuurdersportier wordt de ruit automatisch helemaal gesloten. Bij het opnieuw uittrekken van de toets blijft de ruit direct staan. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

45 44 Ontgrendelen en vergrendelen De toetsen voor de elektrisch bediende ruiten bevinden zich in de armleuning van het bestuurdersportier bladzijde 43, afb. 29, het rechtervoorportier en in de achterportieren* bladzijde 44. Toetsen voor ruitbediening A Toets voor ruitbediening in het bestuurdersportier, AB Toets voor ruitbediening in het portier voor de voorpassagier, AC Toets voor de ruitbediening in het linker achterportier, AD Toets voor de ruitbediening in het rechter achterportier, AS veiligheidsschakelaar. Veiligheidsschakelaar Door het indrukken van de veiligheidsschakelaar AS bladzijde 43, afb. 29 kunnen de toetsen voor de ruitbediening in de achterportieren worden uitgeschakeld. Door het opnieuw indrukken van de veiligheidsschakelaar AS zullen de toetsen voor de ruitbediening in de achterportieren weer functioneren. Als u de auto van buitenaf afsluit, mogen er geen personen in de auto achterblijven omdat de ruiten in geval van nood niet kunnen worden geopend. Het systeem is met een krachtbegrenzing uitgerust. Als tijdens het sluiten weerstand wordt ondervonden, wordt het sluiten onderbroken en gaat de ruit direct weer open. Sluit daarna de ruit voorzichtig! Als dit wordt nagelaten kan letsel door inklemmen worden veroorzaakt! Als er op de achterbankzittingen kinderen worden vervoerd, wordt geadviseerd de elektrische ruitbediening van de achterportieren uit te schakelen (veiligheidsschakelaar) AS bladzijde 43, afb. 29. Maak voor het ventileren van het interieur tijdens het rijden bij voorkeur gebruik van het geïnstalleerde verwarmings-, airconditioning- en ventilatiesysteem. Als de ruiten openstaan, kan er stof of ander vuil in de auto terechtkomen en bovendien kan bij bepaalde snelheden windgeruis ontstaan. Toetsen in voorpassagiersportier en in de achterportieren Afb. 30 Plaatsing van de toetsen van het voorpassagiersportier In elk van deze portieren bevindt zich een toets voor de betreffende ruit. Ruiten openen Druk de betreffende toets aan de onderzijde in en houd deze in deze stand totdat de ruit de gewenste stand heeft bereikt. Ruiten sluiten Druk de betreffende toets aan de bovenzijde in en houd deze in deze stand totdat de ruit de gewenste stand heeft bereikt. Aanwijzing Als u het contact uitschakelt, kunt u de ruiten nog ca. 10 minuten openen of sluiten. Gedurende deze tijd werkt de automatische ruitbediening niet. Als u het bestuurders- of voorpassagiersportier opent, is de elektrische ruitbediening helemaal uitgeschakeld. Het systeem is met een krachtbegrenzing uitgerust. Als tijdens het sluiten weerstand wordt ondervonden, wordt het sluiten onderbroken en gaat de ruit direct weer open. Sluit daarna de ruit voorzichtig! Als dit wordt nagelaten kan letsel door inklemmen worden veroorzaakt!

46 Ontgrendelen en vergrendelen 45 Aanwijzing Als u het contact uitschakelt, kunt u de ruiten nog ca. 10 minuten openen of sluiten. Gedurende deze tijd werkt de automatische ruitbediening niet. Als u het bestuurders- of voorpassagiersportier opent, is de elektrische ruitbediening helemaal uitgeschakeld. Ruitcomfortbediening Bij het ont- en vergrendelen van de auto kunnen de elektrisch bediende ruiten als volgt worden geopend en gesloten (schuifdak alleen sluiten). Ruiten met de sleutel openen Houd de sleutel in het slot van het bestuurdersportier in de openingsstand of druk de openingstoets van de radiografische afstandsbediening in totdat alle ruiten zijn geopend. Ruiten met de sleutel sluiten Houd de sleutel in de sluitstand van het slot van het bestuurdersportier of druk de sluittoets van de afstandsbediening in totdat alle ruiten zijn gesloten. Door het loslaten van de sleutel of de toets van de afstandsbediening wordt het openen of sluiten van de ruiten direct onderbreken. Tijdens de comfortschakeling is de krachtbegrenzing niet actief in Toetsen in voorpassagiersportier en in de achterportieren op bladzijde 44. Sluit de ruiten voorzichtig! Als dit wordt nagelaten kan letsel door inklemmen worden veroorzaakt! Functiestoringen Elektrische ruitbediening uitgevallen Als de autoaccu is losgekoppeld en daarna weer is aangesloten, werkt de elektrische ruitbediening niet. Het systeem moet worden geactiveerd De functie moet als volgt weer worden geactiveerd: Houd de sleutel in de sluitstand van het slot van het bestuurdersportier totdat alle ruiten zijn gesloten, laat de sleutel los, Houd de sleutel nog eens ca. 3 seconden in de sluitstand. Rijden in de winter In de winter kan ijsvorming bij het sluiten van de ruiten tot een extra weerstand leiden waardoor de ruit bij het sluiten stopt en enkele centimeters terugkeert. Om de ruit toch te kunnen sluiten, moet als volgt te werk worden gegaan: Houd de sleutel in de sluitstand van het slot van het bestuurdersportier totdat alle ruiten zijn gesloten, herhaal deze cyclus als de ruit stopt. Tijdens het sluiten van de ruiten is de krachtbegrenzing niet actief in Toetsen in voorpassagiersportier en in de achterportieren op bladzijde 44. Sluit de ruiten voorzichtig! Als dit wordt nagelaten kan letsel door inklemmen worden veroorzaakt! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

47 46 Ontgrendelen en vergrendelen Elektrisch schuif-/kanteldak* Beschrijving Openschuiven en opklappen Comfortstand Draai de schakelaar in stand AC afb. 31. Helemaal openschuiven Draai de schakelaar in stand AB en houd hem in deze stand (veerstand). Afb. 31 Draaischakelaar voor het elektrische schuif-/kanteldak Het schuif-/kanteldak wordt met de draaischakelaar afb. 31 bediend en werkt alleen bij ingeschakeld contact. De draaischakelaar heeft meerdere vergrendelstanden. Als het contact wordt uitgeschakeld, kan het schuif-/kanteldak nog ca. 10 minuten daarna worden geopend of gesloten. Zodra u echter één van de voorportieren opent, kan het schuif-/kanteldak niet meer worden geopend of gesloten. Aanwijzing Als de accu werd losgemaakt en weer werd aangesloten, kan het gebeuren dat het schuif-/kanteldak niet geheel sluit. Daarom moet u de draaischakelaar, in de schakelaarstand A plaatsen en ca. 10 seconden lang aan de voorzijde indrukken. Na elke noodbediening (met slinger) moet het schuif-/kanteldak in de basisstand worden gebracht. Daarom moet u de draaischakelaar, in de schakelaarstand A plaatsen en ca. 10 seconden lang aan de voorzijde indrukken. Kantelen Draai de schakelaar in stand AD. In de comfortstand ontstaat minder windgeruis dan bij volledig geopend dak. Het zonnescherm wordt bij het openschuiven van het dak automatisch meegeopend. U kunt de jaloezie bij gesloten schuif-/kanteldak met de hand open- of dichtschuiven. (Dit geldt niet voor auto's met schuif-/kanteldak met zonnecellen, waarbij het zonnescherm vast is ingebouwd.) Voorzichtig! Tijdens de winter moet u vóór het openen eventueel ijs en sneeuw in de buurt van het schuif-/kanteldak verwijderen om beschadiging van het openingsmechanisme te voorkomen. Sluiten Schuif-/kanteldak dichtschuiven/sluiten Draai de schakelaar in stand A afb. 31. Veiligheidssluiting Het schuif-/kanteldak is van een overbelastingsbeveiliging voorzien. Het schuif- /kanteldak stopt en komt enkele centimeters terug als dit door een weerstand (bijv. ijs) niet kan worden gesloten. Het schuif-/kanteldak kan zonder overbelastingsbe-

48 Ontgrendelen en vergrendelen 47 veiliging geheel worden gesloten door de schakelaar aan de voorzijde in stand afb. 31 in te drukken totdat het schuif-/kanteldak geheel is gesloten. A Sluit het schuif-/kanteldak voorzichtig - kans op letsel! Comfortschakeling Een open schuif-/kanteldak kunt u ook van buitenaf sluiten. Houd de sleutel in het slot van het bestuurdersportier in de sluitstand of druk de sluittoets van de afstandsbediening zo lang in dat het schuif-/kanteldak is gesloten. Als de sleutel of de toets wordt losgelaten, wordt het sluiten onderbroken. Sluit het schuif-/kanteldak voorzichtig - kans op letsel! Bij de comfortsluiting werkt de overbelastingsbeveiliging niet. noodbediening Afb. 33 Uitsparing in de hemelbekleding: noodbediening Bij een defect systeem kan het schuif-/kanteldak met de hand worden gesloten, resp. worden geopend. Plaats een schroevendraaier (boordgereedschap) met het platte gedeelte voorzichtig tegen de achterzijde van de afdekkap voor de kanteldakaandrijving afb. 32. Trek de afdekkap naar beneden toe los. Steek een 4-mm-inbussleutel tot aan de aanslag in de opening en sluit, resp. open het schuif-/kanteldak afb. 33. Druk de afdekkap weer op zijn plaats door eerst de plastic nokjes op hun plaats te brengen en daarna de afdekkap naar boven te drukken. Laat de storing door een Škoda-dealer opheffen. B1Z-0042H Afb. 32 Uitsparing in de hemelbekleding: Plaatsen waar schroevendraaier kan worden aangebracht Aanwijzing Na elke noodbediening (met behulp van de inbussleutel) moet het schuif- /kanteldak in de basisstand worden gebracht. Daarom moet de draaischakelaar, in de schakelaarstand A bladzijde 46, afb. 31 circa 10 seconden lang aan de voorzijde worden ingedrukt. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

49 48 Verlichting en zicht Verlichting en zicht Verlichting Verlichting in- en uitschakelen Bij auto's met stuur rechts* wijkt de plaatsing van de schakelaars voor een deel af van de in afb. 34 weergegeven plaatsing. De symbolen die de schakelaarstanden aangeven, zijn evenwel gelijk. Voor enkele landen geldt dat, bij ingeschakeld contact naast het stadslicht, ook het dimlicht met een verminderde helderheid (intensiteit) brandt. Rijd nooit met stadslicht - kans op ongevallen! Het stadslicht is niet fel genoeg om het wegdek voor u voldoende te verlichten of om door andere verkeersdeelnemers te worden gezien. Schakel daarom in het donker of bij minder goed zicht altijd het dimlicht in. Stadslicht inschakelen Draai de schakelaar afb. 34 in stand. Dim- en groot licht inschakelen Draai de schakelaar in stand. Druk de grootlichthendel voor het inschakelen van het grote licht naar voren bladzijde 51, afb. 39. Alle verlichting uitschakelen Draai de lichtschakelaar in stand O. B1Z-0042H Afb. 34 Dashboard: lichtschakelaar Het dimlicht brandt alleen maar bij ingeschakeld contact. Tijdens het starten van de motor en na het uitschakelen van het contact wordt het dimlicht automatisch uitgeschakeld, alleen het stadslicht brandt. Aanwijzing Als u bij ingeschakelde verlichting de contactsleutel uit het contactslot trekt en het bestuurdersportier opent, klinkt er een akoestisch signaal. Met het sluiten van het bestuurdersportier (contact uit) wordt het akoestische waarschuwingssignaal via het portiercontact uitgeschakeld. De auto kan met ingeschakeld stadslicht worden geparkeerd. Als u de auto langere tijd parkeert, adviseren wij de verlichting uit te schakelen of alleen het stadslicht in te schakelen. Het inschakelen van de hiervoor beschreven verlichting mag alleen in overeenstemming met de wettelijke voorschriften plaatsvinden. Bij koel of vochtig weer kunnen de koplampen aan de binnenzijde tijdelijk beslaan. Verantwoordelijk hiervoor is het temperatuurverschil tussen de binnen- en buitenzijde van het koplampglas. Bij een ingeschakeld dimlicht is het strooiglas na korte tijd al vrij van condensaanslag. Het is nog mogelijk dat het koplampglas bij de randen nog is beslagen. Dit geldt ook voor het achterlicht en de richtingaanwijzers.

50 Verlichting en zicht 49 De condensvorming heeft geen invloed op de levensduur van de verlichting. Mistlampen Als u met een af fabriek ingebouwde trekhaak met een aanhangwagen met mistachterlicht rijdt, brandt automatisch alleen maar het mistachterlicht van de aanhangwagen. Voorzichtig! U mag het mistachterlicht alleen maar bij slecht zicht inschakelen zodat het achteropkomende verkeer niet wordt verblind (neem de betreffende wettelijke bepalingen in acht). Afb. 35 Dashboard: lichtschakelaar Dashboardverlichting De helderheid (intensiteit) van de dashboardverlichting kunt u regelen. Inschakelen van de mistlampen Draai eerst de lichtschakelaar in de stand of afb. 35. Trek de lichtschakelaar in de stand A1. Bij ingeschakelde mistlampen brandt op het instrumentenpaneel het controlelampje bladzijde 25. Mistachterlicht Inschakelen van het mistachterlicht Draai eerst de lichtschakelaar in de stand of afb. 35. Trek de lichtschakelaar uit tot in de stand A2. Afb. 36 Dashboard: Dashboardverlichting Schakel de verlichting in. Draai de draaiknop afb. 36 op de gewenste lichtsterkte voor de dashboardverlichting. Bij ingeschakeld mistachterlicht brandt op het instrumentenpaneel het controlelampje bladzijde 26. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

51 50 Verlichting en zicht Lichtbundelhoogteverstelling van de koplampen Bij ingeschakeld dimlicht kunt u het bereik van de lichtbundel van de koplampen aan de belasting van de auto aanpassen. Schakelaar voor alarmlichten Afb. 37 Dashboard: Lichtbundelhoogteverstelling Verdraai de draaiknop afb. 37 zo lang dat het dimlicht zo is ingesteld dat de andere verkeersdeelnemers niet worden verblind. Instelstanden De standen komen ongeveer overeen met de volgende beladingstoestand: A- auto voorin bezet, bagageruimte leeg. A1 auto volledig bezet, bagageruimte leeg. A2 auto volledig bezet, bagageruimte beladen. A3 bestuurdersstoel bezet, bagageruimte beladen. Voorzichtig! Stel de lichtbundelhoogteverstelling zodanig in dat het tegemoetkomende verkeer niet wordt verblind. Druk de schakelaar afb. 38 in om de alarmlichten in- of uit te schakelen. Bij ingeschakelde alarmlichten knipperen alle knipperlichten van de auto gelijktijdig. Het controlelampje voor de knipperlichten en het controlelampje in de schakelaar knipperen eveneens. Het alarmsysteem kunt u ook bij uitgeschakeld contact inschakelen. Bij een ongeval waarbij een airbag wordt geactiveerd worden de alarmlichten automatisch ingeschakeld. Let bij het gebruik van de alarmlichten op de wettelijke bepalingen. Aanwijzing Schakel de alarmlichten in als u bijvoorbeeld: de staart van een file bereikt, pech hebt of in geval van nood, Afb. 38 Dashboard: schakelaar voor alarmlichten Aanwijzing De met xenonlicht uitgeruste koplampen passen zich bij het inschakelen van het contact en tijdens het rijden automatisch aan de belading en de rijsituatie van de auto aan (bijv. accelereren, remmen).

52 Verlichting en zicht 51 De richtingaanwijzer- en grootlichtschakelaar Met behulp van de knipperlicht- en grootlichtschakelaar schakelt u ook het stadslicht en het lichtsignaal in. Afb. 39 De knipperlichten grootlichtschakelaar De knipperlicht- en grootlichtschakelaar heeft de volgende functies: Knipperlicht rechts en links Druk de schakelaar naar boven of naar beneden afb. 39. Knipperen voor het wisselen van rijbaan - druk de richtingaanwijzerhendel alleen tot aan het drukpunt naar boven of naar beneden en houd hem vast, om slechts kortstondig te knipperen. Groot licht Schakel het dimlicht in. Druk de hendel naar voren Trek de schakelaar weer terug in de uitgangsstand om het grote licht weer uit te schakelen. Lichtsignaal Trek de hendel naar het stuurwiel toe (geveerde stand) - groot licht en controlelampje op instrumentenpaneel branden. Stadslicht Schakel het contact uit. Druk de hendel naar boven of naar beneden - het rechter- of linkerparkeerlicht wordt ingeschakeld. Aanwijzingen m.b.t. de verlichtings- en indicatiefuncties De knipperlichten werken alleen maar bij ingeschakeld contact. Het betreffende controlelampje of op het instrumentenpaneel knippert mee. Aan het einde van een bocht wordt het knipperlicht automatisch uitgeschakeld. Bij ingeschakeld parkeerlicht brandt het stadslicht en het achterlicht aan de betreffende zijde van de auto. Het parkeerlicht brandt alleen maar bij ingeschakeld contact. Als de hendel bij het uit het contactslot trekken van de contactsleutel niet in de middelste stand staat, klinkt na het openen van het bestuurdersportier een akoestisch waarschuwingssignaal. Zodra het bestuurdersportier is gesloten, wordt het akoestische waarschuwingssignaal uitgeschakeld. Voorzichtig! Gebruik het grote licht of het lichtsignaal alleen maar als de andere verkeersdeelnemers daardoor niet worden verblind. Aanwijzing Gebruik de hierboven beschreven verlichtings- en signaalsystemen alleen in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. Coming-homefunctie Deze functie maakt het mogelijk het dimlicht of het grote licht nog korte tijd na het verlaten van de auto te laten branden, bijv. om het pad naar het huis te verlichten. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

53 52 Verlichting en zicht Functie kiezen Schakel de verlichting uit. Schakel het contact uit. Schakel eenmaal het lichtsignaal in. Open het portier, het dimlicht brandt. Als u de lichtschakelaar in de grootlichtstand plaatst, zal het grote licht branden. Als het portier open blijft staan, blijft de verlichting nog circa 3 minuten branden. Als het portier wordt gesloten, brandt zal de verlichting nog circa 30 seconden branden. Binnenverlichting Interieurverlichting, voor, en opbergvak aan voorpassagierszijde B1Z-0042H Afb. 40 Uitsparing in de hemelbekleding: binnenverlichting vóór Portiercontactschakeling Plaats de schakelaar A afb. 40 in de middenstand. Binnenverlichting inschakelen Druk op de schakelaar A op het symbool. Binnenverlichting uitschakelen Druk op de schakelaar A bij het symbool O. Leeslampjes vóór Druk op één van de schakelaars AB afb. 40 om het rechter- of linkerleeslampje in of uit te schakelen. Verlichting dashboardkastje Open de klep van het opbergvak aan de kant van de voorpassagier, de verlichting van het opbergvak wordt automatisch ingeschakeld en met het sluiten van de klep weer uitgeschakeld. Bij binnenverlichting met vertraagde uitschakeling* blijft de verlichting in het interieur van de auto nog een paar seconden na het sluiten van de portieren ingeschakeld. De binnenverlichting wordt ingeschakeld zodra de auto wordt ontgrendeld of een portier wordt geopend of als de contactsleutel uit het contactslot wordt genomen. De verlichting wordt ongeveer 30 seconden na het sluiten van alle portieren uitgeschakeld. Bij het vergrendelen van de auto of bij het inschakelen van het contact wordt de binnenverlichting uitgeschakeld. Dit geldt alleen als de schakelaar voor de betreffende binnenverlichting in de stand voor de portiercontactstand staat. Bij geopend portier wordt de binnenverlichting na circa 60 minuten uitgeschakeld om te voorkomen dat de autoaccu wordt ontladen. In de interieurverlichting zijn twee led's geïntegreerd die de versnellingshendel en het middenstuk van het dashboard verlichten. Deze worden automatisch gelijktijdig met het inschakelen van het stadslicht ingeschakeld. Bovendien wordt na het inschakelen van het contact bij ingeschakeld stadslicht de verlichting van de portiergreep ingeschakeld.

54 Verlichting en zicht 53 Interieurverlichting, achter Bagageruimtelampje Afb. 41 Plafonnière, achter met interieurbewakingssensoren Afb. 43 Bagageruimte: Verlichting Het lampje bevindt zich aan de bovenzijde van de bagageruimte. De verlichting afb. 43 wordt bij het openen van het kofferdeksel automatisch ingeschakeld. Als de achterklep langer dan 60 minuten open blijft staan, wordt de verlichting automatisch weer uitgeschakeld. B1Z-0042H Afb. 42 Binnenverlichting achter, zonder interieurbewakingssensoren De binnenverlichting (plafonnière) met de interieurbewakingssensoren afb. 41 wordt door het verschuiven van de schakelaar op het symbool, O of in de middenstand bediend. De interieurverlichting (plafonnière) zonder interieurbewakingssensoren afb. 42 wordt door op het glas bij het symbool, O te drukken of door het omschakelen in de middenstand bediend. De functies komen overeen met de binnenverlichting voorin de auto bladzijde 52. Instapverlichting De lamp bevindt zich in de onderste portierbekleding. De lichtstraal is naar de instapruimte van het betreffende portier gericht. Als het portier wordt geopend schakelt de instapverlichting in, als het portier weer wordt gesloten gaat deze weer uit. Als de portieren openblijven, zal de verlichting bij uitgeschakeld contact na ca. 60 minuten worden uitgeschakeld. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

55 54 Verlichting en zicht Zicht Achterruitverwarming Voorruitverwarming* Afb. 45 Schakelaar voor achterruitverwarming Druk de schakelaar in afb. 44 om de voorruitverwarming in te schakelen. De voorruitverwarming werkt alleen maar bij ingeschakeld contact. Als de achterruitverwarming is ingeschakeld, brandt in de schakelaar een controlelampje. Na 4 minuten schakelt de voorruitverwarming automatisch uit. Afb. 44 Schakelaar voor voorruitverwarming Milieu Zodra de achterruit schoon (doorzichtig) is, moet u de achterruitverwarming uitschakelen. Het daardoor lagere stroomverbruik heeft een gunstig effect op het brandstofverbruik bladzijde 168. Druk op de schakelaar afb. 45 om de achterruitverwarming in te schakelen. De achterruitverwarming werkt alleen maar bij ingeschakeld contact. Als de achterruitverwarming is ingeschakeld, brandt in de schakelaar een controlelampje. Na een paar minuten schakelt de achterruitverwarming automatisch uit. Milieu Zodra de achterruit schoon (doorzichtig) is, moet u de achterruitverwarming uitschakelen. Het daardoor lagere stroomverbruik heeft een gunstig effect op het brandstofverbruik bladzijde 168.

56 Verlichting en zicht 55 Zonnekleppen Het gebruik van zonnekleppen kan leiden tot een grotere verkeersveiligheid. Oprolbare zonwering* Afb. 47 Achterruit: Oprolbare zonwering, achter Afb. 46 Zonneklep: opzij klappen De zonnekleppen voor de bestuurder of de voorpassagier kunnen uit de houder worden getrokken en in de richting van de pijl A1 afb. 46 naar de portieren worden gezwenkt. De make-upspiegel in de zonnekleppen is van een afdekkapje voorzien. Bij het openschuiven van het afdekkapje in de richting van de pijl A2 wordt de spiegelverlichting in de hemelbekleding automatisch ingeschakeld. De verlichting wordt bij het dichtschuiven van het afdekkapje en bij het omhoogklappen van de zonneklep weer uitgeschakeld. De oprolbare zonwering, achter, bevindt zich in een behuizing onder de hoedenplank. Uitrollen Trek de oprolbare zonwering aan de lip A naar boven en haak deze vast in de houders AB afb. 47. Oprollen Houd de oprolbare zonwering zo tegen, dat deze zich langzaam en zonder beschadigingen kan oprollen in de behuizing. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

57 56 Verlichting en zicht Ruitenwissers en -sproeiers Ruitenwisser Met de ruitenwisserschakelaar bedient u de ruitenwissers en de wis- /wasautomaat. Snel wissen Druk de hendel naar boven in de stand A3. Wis-/wasautomaat voor de voorruit Trek de hendel naar het stuurwiel toe in de stand A5, de ruitenwisser en de ruitensproeierinstallatie zijn ingeschakeld - verende stand. Laat de hendel los. Het wassysteem stopt en de wissers werken dan nog ongeveer 4 seconden door. Ruitenwissers uitschakelen Zet de hendel weer in de basisstand A0. B1Z-0042H De ruitenwisserschakelaar afb. 48 kent de volgende standen: Tip-wissen Druk de hendel naar beneden in stand A4 als u slechts even wilt wissen - verende stand. Intervalwissen Druk de hendel naar boven in de stand A1. Stel met behulp van de schakelaar A de gewenste pauze tussen de afzonderlijke wisbewegingen in. Langzaam wissen Druk de hendel naar boven in de stand A2. Afb. 48 Ruitenwisserschakelaar Regensensor* Plaat de hendel in stand A1. Met de schakelaar A kunt u de gevoeligheid van de sensor individueel instellen. Als het contact is uitgeschakeld en daarna weer ingeschakeld, moet de sensor weer worden geactiveerd door de hendel in de basisstand A0 te plaatsen en daarna weer in stand A1. De ruitenwissers en de ruitensproeiers werken alleen maar bij ingeschakeld contact. De ruitensproeiers voor de voorruit worden bij ingeschakeld contact verwarmd*. De regensensor* regelt automatisch de pauze tussen de afzonderlijke wisserbewegingen, afhankelijk van de regenintensiteit. Bijvullen van de ruitensproeiervloeistof bladzijde 199. Voor helder zicht en veilig rijden zijn goede ruitenwisserbladen beslist noodzakelijk bladzijde 57.

58 Verlichting en zicht 57 Vervolg Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij lage temperaturen voordat vooraf de voorruit werd verwarmd. De ruitensproeiervloeistof zou anders kunnen vastvriezen op de voorruit en het zicht naar voren beperken. De regensensor functioneert alleen als assistent. De bestuurder wordt niet van de plicht ontslagen de ruitenwissers, afhankelijk van de zichtomstandigheden, handmatig in te schakelen. Met regelmatige tussenpozen, bijv. na het tanken, moet hardnekkig vastzittend vuil (bijv. insectenresten) van het koplampglas worden verwijderd. Let op de volgende aanwijzingen bladzijde 178, Koplampglazen. Om ook in de winter een goede werking te kunnen garanderen moet u met een ontdooiingsspray sneeuw en ijs van de sproeierhouders verwijderen. Ruitenwisserbladen vervangen Voorzichtig! Bij vorst moet u, voordat u de ruitenwissers voor de eerste keer inschakelt, controleren of de ruitenwisserbladen niet zijn vastgevroren! Als de ruitenwissers worden ingeschakeld terwijl de ruitenwisserbladen zijn vastgevroren, kunnen zowel de wisserbladen als de ruitenwissermotor worden beschadigd! Koplampsproeiers* Afb. 50 Wisserblad voor voorruit Afb. 49 Koplamp met omhoog gekomen sproeier De koplampglazen worden gereinigd als bij ingeschakeld dim- of groot licht de hendel ca. 2 seconden in stand A5 wordt gehouden bladzijde 56. Voor het reinigen komen de koplampsproeiers door de waterdruk uit de bumper. Wisserblad verwijderen Klap de ruitenwisserarm weg van de ruit en zet het wisserblad haaks op de wisserarm afb. 50. Druk de borgveer in de richting van de pijl A en druk gelijktijdig het wisserblad in de richting van de pijl AB naar de ruit. Wisserblad bevestigen Schuif het wisserblad op de wisserarm. De borgveer moet hoorbaar vergrendelen. Voor goed zicht zijn in goede staat verkerende wisserbladen beslist noodzakelijk. Wisserbladen mogen niet door stof, insectenresten en conserveringswas zijn verontreinigd. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

59 58 Verlichting en zicht Schrapen of het trekken van strepen door de ruitenwisserbladen kan te wijten zijn aan wasresten die op de ruit achterblijven bij het wassen van de auto in een automatische wasstraat. Daarom moeten, steeds nadat de auto in een automatische wasstraat is gewassen, waarbij tevens was is aangebracht, de lippen van de ruitenwisserbladen worden ontvet. Automatisch dimmende binnenspiegel* Als met de ruitenwissers niet voorzichtig wordt omgegaan, is de kans op beschadiging van de voorruit aanwezig. Om streepvorming te voorkomen moet u de wisserbladen regelmatig met een ruitenreiniger reinigen. Bij sterke vervuiling, bijv. insectenresten, moeten de ruitenwisserbladen met een spons of een doek worden schoongemaakt. Om veiligheidsredenen moet u de wisserbladen jaarlijks een- tot tweemaal vervangen. Wij adviseren, de ruitenwisserbladen bij een Škoda-dealer aan te schaffen. Achteruitkijkspiegel Binnenspiegel handmatig dimbaar Basisinstelling Zet de hendel aan de onderzijde van de spiegel naar voren. Spiegel dimmen Trek de hendel aan de onderzijde van de spiegel naar achteren. Afb. 51 Automatisch dimmende binnenspiegel Inschakelen van het automatische dimmen Druk de toets AB in - het controlelampje A brandt afb. 51. Uitschakelen van het automatische dimmen Druk opnieuw de toets AB in - het controlelampje A gaat uit. Als het automatische dimmen is ingeschakeld, zal de spiegel, afhankelijk van de lichtinval van achteren, automatisch dimmen. De spiegel is niet voorzien van een hendel aan de onderzijde van de spiegel. Bij het inschakelen van de binnenverlichting of bij het inschakelen van de achteruitversnelling schakelt de spiegel altijd terug naar de basisstand. Aanwijzing Het automatische dimmen van de spiegel functioneert alleen maar storingvrij als de oprolbare zonwering* voor de achterruit is opgerold, resp. de lichtinval op de binnenspiegel niet door andere voorwerpen wordt beïnvloed. Plak voor de lichtsensor geen sticker, zodat de werking van het automatische dimmen niet wordt beïnvloed of dat deze wordt uitgeschakeld.

60 Verlichting en zicht 59 Buitenspiegel met instapverlichting* De verlichting bevindt zich aan de onderzijde van de buitenspiegel. Het licht is na het ontgrendelen van de auto op het instapgebied van de voorportieren gericht. De verlichting gaat branden nadat de portieren zijn ontgrendeld of bij het openen van het voorportier. De verlichting gaat ongeveer 30 seconden na het sluiten van de portieren of bij het inschakelen van het contact uit. Als de portieren openblijven, zal de verlichting bij uitgeschakeld contact na ca. 10 minuten worden uitgeschakeld. Elektrisch instelbare achteruitkijkspiegel Buitenspiegel rechts instellen Zet de draaiknop in de stand. De beweging van de spiegel is identiek aan de beweging van de draaiknop. Beide buitenspiegels inklappen* Zet de draaiknop in de stand. Spiegelvlak van de voorpassagiersbuitenspiegel kantelen* Als de draaiknop in stand afb. 52 staat en de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, kantelt het spiegelvlak iets naar beneden. Daardoor is bij het inparkeren de trottoirrand zichtbaar. Als de auto weer uit de achteruitversnelling wordt genomen, resp. er wordt omgeschakeld naar de stand voor de buitenspiegel aan de bestuurderszijde, zal het spiegelvlak weer terugkeren in de uitgangsstand. Memory voor buitenspiegels* Bij auto's met memory voor de bestuurdersstoel wordt de betreffende instelling van de buitenspiegels bij het opslaan van de stoelstand automatisch mee opgeslagen bladzijde 63. B1Z-0042H De buitenspiegelverwarming werkt alleen bij ingeschakeld contact. Buitenspiegelverwarming Zet de draaiknop in de stand afb. 52. Afb. 52 Binnenzijde portier: draaiknop (joystick) Buitenspiegel links en rechts gelijktijdig instellen Zet de draaiknop in de stand. De beweging van de spiegel is identiek aan de beweging van de draaiknop. Convexe (bolvormige) of asferische (verschillende bollingen) buitenspiegels vergroten het gezichtsveld. Voorwerpen in de spiegel lijken echter wel kleiner. Daarom zijn deze spiegels maar in beperkte mate geschikt voor het inschatten van de afstand ten opzichte van de van achteren naderende auto. Gebruik, indien mogelijk de binnenspiegel om de afstand van de van achteren komende auto te bepalen. Voorzichtig! Als het spiegelhuis door geweld van buitenaf (bijv. door contact bij het keren of inparkeren) werd versteld, moeten de spiegels elektrisch tot aan de aanslag worden ingeklapt. U mag het spiegelhuis in geen geval met de hand terugzetten omdat dan Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

61 60 Verlichting en zicht de werking van het spiegelmechaniek wordt beïnvloed. Dit geldt alleen voor auto's met de functie -beide buitenspiegels inklappen*-. Aanwijzing Raak de spiegelvlakken van de buitenspiegels niet aan als de spiegelverwarming is ingeschakeld. Mocht de elektrische instelling een keer uitvallen, dan kunt u beide buitenspiegels met de hand instellen door op de rand van het spiegelvlak te drukken. Neem bij een storing aan de elektrische spiegelinstelling contact op met een Škoda-dealer.

62 Zitten en opbergen 61 Zitten en opbergen Voorstoelen Principes De voorstoelen kunnen op vele manieren worden ingesteld en daardoor aan de lichaamsbouw van de bestuurder en de voorpassagier worden aangepast. De juiste instelling van de stoelen is bijzonder belangrijk voor: het veilig, snel bereiken van de bedieningselementen een ontspannen, niet-vermoeiende lichaamshouding de maximale bescherming door de veiligheidsgordels en het airbagsysteem. In de volgende hoofdstukken wordt beschreven op welke wijze u de stoelen kunt instellen. Vervolg Voor de bestuurder en de voorpassagier is het belangrijk dat een afstand van minstens 25 cm van het stuurwiel, resp. van het dashboard wordt aangehouden. Als deze minimale afstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet beschermen - levensgevaar! Bovendien moeten de voorstoelen en de hoofdsteunen altijd in overeenstemming met de lichaamsgrootte zijn ingesteld. Zorg ervoor dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden omdat deze voorwerpen bij een rij- of remactie tussen de pedalen kunnen komen. U zou dan niet in staat zijn te koppelen, te remmen of gas te geven. Voorstoelen handmatig instellen Neem nooit meer personen mee dan het aantal zitplaatsen dat uw auto telt. Elke inzittende moet de bij de zitplaats behorende veiligheidsgordel correct dragen. Kinderen moeten met behulp van een hiervoor geschikt kinderzitje zijn beveiligd bladzijde 149, Veilig vervoer van kinderen. De voorstoelen en alle hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de lichaamsgrootte worden ingesteld, terwijl ook de veiligheidsgordels altijd correct moeten worden gedragen om u en uw passagiers een optimale bescherming te bieden. Houd de voeten tijdens het rijden altijd in de voetenruimte - leg de voeten nooit op het dashboard, in de ruitsponning of op de zittingen! Dat geldt vooral voor de passagiers. Bij een remactie of een aanrijding stelt u zich dan aan een verhoogd letselrisico bloot. Bij een inschakeling van de airbag kunt u door de verkeerde zithouding dodelijk letsel oplopen! Afb. 53 Bedieningselementen aan de bestuurdersstoel Stoel in lengterichting instellen Trek de hendel A1 afb. 53 omhoog en schuif daarbij de stoel in de gewenste positie. Laat de hendel A1 los en verschuif de stoel totdat de vergrendeling hoorbaar inklikt. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

63 62 Zitten en opbergen Zittinghoogte instellen Als u de stoel hoger wilt zetten, trek de hendel A2 bladzijde 61, afb. 53 dan naar boven of maak pompbewegingen met de hendel. Als u de stoel lager wilt zetten, druk de hendel A2 dan naar beneden of maak pompbewegingen met de hendel. Voorstoelen elektrisch instellen* Stoelen instellen Hoek van de rugleuning instellen Ontlast de rugleuning (leun niet tegen de rugleuning) en draai aan het handwiel A3 om de schuine stand van de rugleuning in te stellen. Lendensteun instellen Draai aan de gekartelde draaiknop A4 totdat u de optimale welving van de stoelbekleding ter hoogte van de lendenen hebt ingesteld. B1Z-0042H Afb. 54 Zijaanzicht: Bedieningselementen voor het instellen van de stoel De bestuurdersstoel moet zo worden afgesteld dat de pedalen met licht gebogen knieën geheel kunnen worden ingedrukt. De rugleuning van de bestuurdersstoel moet zo worden ingesteld dat het bovenste punt van het stuurwiel met licht gebogen armen kan worden bereikt. Stel de bestuurdersstoel alleen bij stilstaande auto in - kans op ongevallen! Ga voorzichtig te werk bij het instellen van de stoelen! Door ondoordachte instellingen kan letsel door knellen ontstaan. Tijdens het rijden mag de rugleuning niet te schuin naar achteren staan, omdat anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve zin worden beïnvloed - kans op letsel! Stoel instellen Neem de juiste zitpositie in bladzijde 61. Druk schakelaar A of AB afb. 54 in de richting van de gewenste instelling. Draai aan de gekartelde draaiknop AC totdat u de optimale welving van de stoelbekleding ter hoogte van de lendenen hebt ingesteld. Met de schakelaar A wordt de stoel naar boven/beneden en naar voren/achteren ingesteld, met de schakelaar AB wordt de rugleuning naar voren of naar achteren bewogen. De lendensteun kan alleen mechanisch met behulp van de gekartelde draaiknop AC worden ingesteld. Stel de bestuurdersstoel alleen bij stilstaande auto in - kans op ongevallen!

64 Zitten en opbergen 63 Vervolg Voorzichtig bij het instellen van de stoel! Door ondoordacht of ongecontroleerd instellen kan letsel door knellen ontstaan. Omdat de stoelen ook kunnen worden ingesteld bij uitgeschakeld contact (ook als de contactsleutel uit het contactslot is getrokken), moeten kinderen nooit zonder toezicht in de auto worden achtergelaten. Tijdens het rijden mag de rugleuning niet te schuin naar achteren staan, omdat anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve zin worden beïnvloed - kans op letsel! Aanwijzing Als de aandrijving tijdens de instelling wordt onderbroken, druk dan de schakelaar nogmaals in de betreffende richting en vervolg de instelling. Stoelmemory Afb. 55 Bestuurdersstoel: Geheugentoetsen en IN/UIT-schakelaar Geheugentoetsen De stoelmemory biedt u de mogelijkheid de individuele standen van de stoel en de buitenspiegel in het geheugen op te slaan. Aan elk van de drie geheugentoetsen AD afb. 55 kan een individuele stand worden toegekend, d.w.z. in totaal drie. Door het indrukken van de betreffende geheugentoets AD worden de stoel en de buitenspiegel automatisch in de bij deze toets behorende stand geplaatst. Schakelaar AAN/UIT Door het indrukken van de schakelaar AE (verhoogde schakelaar) zijn de geheugentoetsen AD uitgeschakeld. De stoel kunt u zonder gebruikmaking van de geheugentoetsen AD elektrisch instellen. Door het nogmaals indrukken van de schakelaar AE kan de stoel weer met behulp van de geheugentoetsen worden ingesteld. Een eventueel afgebroken opvraagprocedure wordt echter niet voortgezet. Als de auto slechts door een bestuurder wordt gebruikt waarvan de instellingen niet hoeven te worden opgeslagen, adviseren wij de schakelaar AE in te drukken (verhoogde schakelaar). Noodstop Als u een willekeurige toets of de IN/UIT-schakelaar van de bestuurdersstoel bedient, kan in geval van nood de instelprocedure op elk moment worden onderbroken. Instellingen opslaan en opvragen Stoel- en buitenspiegelinstellingen voor vooruitrijden opslaan Schakel het contact in. Stel de stoel in bladzijde 62. Stel de beide buitenspiegels in bladzijde 59. Druk de gewenste geheugentoets AD in en houd de toets circa 3 seconden lang ingedrukt totdat een akoestisch signaal het opslaan bevestigt. Buitenspiegelinstelling voor achteruitrijden opslaan Schakel het contact in. Plaats de spiegelschakelaar in de stand bladzijde 59, afb. 52. Schakel de achteruitversnelling in. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

65 64 Zitten en opbergen Stel de rechter buitenspiegel in de gewenste stand in bladzijde 59. Druk de gewenste geheugentoets AD in en houd de toets circa 3 seconden lang ingedrukt totdat een akoestisch signaal het opslaan bevestigt. Aanwijzing Wij adviseren bij de bezetting met de geheugentoetsen met de voorste toets te beginnen en aan elke verdere bestuurder een geheugentoets toe te wijzen. Bij elke nieuwe opslag onder dezelfde toets wordt de tot nu toe hieronder opgeslagen instelling gewist. Bij elke nieuwe opslagprocedure van de stoel- en buitenspiegelinstellingen voor vooruitrijden moet ook de individuele instelling van de rechter buitenspiegel voor het achteruitrijden opnieuw worden opgeslagen. Radiografische afstandsbediening van de geheugentoetsen toewijzen Na het opslaan van de stoel- en spiegelinstellingen hebt u 10 seconden tijd om de radiografische afstandsbediening aan de betreffende geheugentoets toe te wijzen. Trek de contactsleutel uit het contactslot. Druk op de ontgrendelingstoets bladzijde 40 en houd deze 1 seconde lang ingedrukt totdat een akoestisch signaal het opslaan bevestigt. De instelling is onder de gekozen geheugentoets opgeslagen. Om de in het geheugen opgeslagen instellingen ook via de radiografische afstandsbediening te kunnen opvragen, moet aan de radiografische afstandsbediening een geheugentoets worden toegewezen. Wij adviseren een van de beide af fabriek meegeleverde radiografische afstandsbedieningen aan de voorste en de andere aan de middelste geheugentoets toe te wijzen. Zo nodig kunt u nog een radiografische afstandsbediening bij de Škoda-dealer bestellen en de radiografische afstandsbediening dan aan de achterste geheugentoets toewijzen. Aanwijzing Als de radiografische afstandsbediening al eerder aan een andere geheugentoets is toegewezen, wordt deze door de nieuwe toewijzing gewist. Als u de radiografische afstandsbediening aan een geheugentoets toewijst die al aan een andere radiografische afstandsbediening is toegewezen, wordt ook hier de oude toewijzing door de nieuwe gewist. De toewijzing van de radiografische afstandsbediening aan een geheugentoets blijft echter na een nieuwe toewijzing van de stoelen en de buitenspiegels gehandhaafd. Stoel- en spiegelinstellingen voor vooruitrijden opvragen De opgeslagen instellingen kunt u zowel via de geheugentoetsen als via de radiografische afstandsbediening* opvragen. Opvragen via de geheugentoetsen De stoel- en spiegelinstellingen kunt u om veiligheidsredenen alleen maar bij uitgeschakeld contact opvragen. U kunt kiezen tussen twee opvraagmogelijkheden: Memory-tipautomaat: tip bij een geopend bestuurdersportier even de gewenste geheugentoets AD bladzijde 63, afb. 55 aan. De stoel en de buitenspiegels gaan nu automatisch naar de opgeslagen posities. Memorytoets indrukken: druk bij geopend of gesloten bestuurdersportier zolang op de gewenste geheugentoets AD totdat de stoel en de buitenspiegels naar de opgeslagen positie zijn gegaan.

66 Zitten en opbergen 65 Opvragen via de radiografische afstandsbediening AIs het bestuurdersportier is gesloten en het contact is uitgeschakeld, druk dan even op de ontgrendelingstoets op de radiografische afstandsbediening bladzijde 40 en open daarna het portier. De stoel en de buitenspiegels gaan nu automatisch naar de opgeslagen posities. Buitenspiegelinstelling voor achteruitrijden opvragen* Draai voor het inschakelen van de achteruitversnelling de draaiknop voor de buitenspiegelinstelling in de stand bladzijde 59. Noodstop In geval van nood kunt u elke opvraagprocedure afbreken door de schakelaar AE bladzijde 63, afb. 55 in te drukken, één van de geheugentoetsen aan te tippen of één van de stoelinstelschakelaars in te drukken. Hoofdsteunen B1Z-0042H Afb. 57 Hoofdsteunen eruit trekken Hoogte van de hoofdsteunen instellen Pak de hoofdsteun met beide handen aan de zijkant vast en schuif de hoofdsteun in de richting van de pijl A naar boven of naar beneden afb. 56. De optimale bescherming wordt verkregen als de bovenzijde van de hoofdsteun op dezelfde hoogte als het bovenste deel van uw hoofd ligt bladzijde 129, afb Schuine stand instellen De hoofdsteunen kunt u door het instellen van de schuine stand in de richting van de pijl AB aan het hoofd aanpassen. Door het aanpassen van de hoofdsteunen wordt het rijcomfort vergroot. B1Z-0042H Afb. 56 Hoofdsteun instellen Hoofdsteunen uit- en inbouwen Trek de hoofdsteun tot aan de aanslag uit de rugleuning. Druk de borgknop in de pijlrichting afb. 57 en trek de hoofdsteun los. Voor het weer inbouwen de hoofdsteun zo ver naar beneden in de rugleuning duwen dat de borgknop hoorbaar inklikt. De hoofdsteunen van de voorstoelen zijn qua hoek en hoogte instelbaar afb. 56, de buitenste hoofdsteunen achterin zijn qua hoogte instelbaar (ca.15 mm). De middelste hoofdsteun achterin heeft een vaste instelling. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

67 66 Zitten en opbergen De hoofdsteunen moeten zijn ingesteld in overeenstemming met de lichaamsgrootte. Correct afgestelde hoofdsteunen bieden samen met de veiligheidsgordels een effectieve bescherming voor de inzittenden bladzijde 129. De hoofdsteunen moeten correct zijn ingesteld om de inzittenden bij een aanrijding effectief te kunnen beschermen. Rijd nooit met uitgebouwde hoofdsteunen - kans op letsel! Stoel voorpassagier met opklapbaar rugleuningmiddendeel* Opklappen en instellen Afb. 59 Armleuning van de achterzittingen: Bediening van de voorpassagiersstoel Voor nog meer comfort bij een lange rit kunt u het middelste deel van de rugleuning van de stoel voor de voorpassagier opklappen. Dit dient dan als comfortabel voetenbankje voor de achterinzittenden. De stand van het voetenbankje kunt u door het verstellen van de voorpassagiersstoel met behulp van de schakelaars in de armleuning van de achterzittingen afb. 59 instellen. Rugleuningmiddendeel opklappen Trek de handgreep in de richting van de pijl afb. 58 en klap het middendeel van de rugleuning neer. Afb. 58 Voorpassagiersstoel: opklapbaar rugleuningmiddendeel Rugleuningmiddendeel neerklappen Klap het middendeel van de rugleuning naar beneden totdat deze hoorbaar vastklikt. Voorpassagiersstoel instellen Stand van de rugleuning met behulp van de schakelaar A naar voren of naar achteren. Beweeg het voorste deel van de zitting met behulp van de schakelaar AB naar boven of naar beneden.

68 Zitten en opbergen 67 Schuif de stoel met behulp van de schakelaar AC naar voren of naar achteren. Beweeg het achterste deel van de zitting met behulp van de schakelaar AD naar boven of naar beneden. Voorzichtig! De maximale belasting van het opklapbare middendeel van de stoel bedraagt 30 kg. Gebruik in geen geval het opklapbare middendeel van de stoel als extra zitting. Aanwijzing U kunt een beschermhoes bladzijde 67 gebruiken, om vervuiling van de voorpassagiersstoel te voorkomen. Beschermhoes* Bij het gebruik van het opklapbare middendeel van de rugleuning voorkomt de beschermhoes het vuil worden van de voorpassagiersstoel. De beschermhoes bevindt zich in het opbergvak in de rugleuning. Beschermhoes inbouwen Leg de gedemonteerde beschermhoes op de voorpassagiersstoel. Klap het middendeel van de rugleuning op bladzijde 66. Trek de gordel A door de opening in de voorpassagiersstoel en trek hem over de hoofdsteun afb. 60. Trek de riem AB onder de opgeklapte steun en borg hem met behulp van de knop AC. De beschermhoes vouwt u in omgekeerde volgorde op. De beschermhoes is voor het ontluchten aan de bovenzijde voorzien van een ritssluiting. Dit laat het opklappen van het bovenste deel toe. U kunt de beschermhoes ook als tas gebruiken. Voetsteun achter* Afb. 61 Vloer, achter de voorstoel: Voetsteun achter Afb. 60 Voorpassagiersstoel: Beschermhoes Voor nog meer comfort kunnen de achterinzittenden de voetsteunen gebruiken afb. 61. Deze zijn met klittenband bevestigd aan de vloerbedekking. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

69 68 Zitten en opbergen Stoelverwarming* Achterzittingen Door de gekartelde draaiknop A, of AB afb. 63 te verdraaien, kunt u de verwarming voor de linker-, resp. rechter achterzitting inschakelen en regelen. Als de gekartelde draaiknoppen in stand 0 staan, is de stoelverwarming uitgeschakeld. Bij ingeschakelde stoelverwarming brandt de cijfermarkering op de gekartelde draaiknop. Het regelbereik loopt van 1 tot 5. Afb. 62 Dashboard: Draaiknop voor verwarming van de voorstoelen Afb. 63 Middenconsole achter: Draaiknop voor verwarming van de achterzittingen De zitting en rugleuning van de voorstoelen en de beide buitenste achterzittingen kunnen elektrisch worden verwarmd. Voorstoelen Door aan de gekartelde draaiknop A1, resp. A2 afb. 62 te draaien, kunt u de stoelverwarming aan de bestuurders-, resp. voorpassagierszijde inschakelen en regelen. Voorzichtig! Om de verwarmingselementen van de stoelverwarming niet te beschadigen, mag u niet op de stoelen knielen en moet puntbelasting worden voorkomen. Reinig de stoelen niet met vocht bladzijde 180. Indien u een verminderde pijn- en/of temperatuurgevoeligheid hebt, bv. door medicatie, verlamming of een chronische ziekte (bv. diabetes), raden we aan de stoelverwarming niet te gebruiken. Dit zou kunnen leiden tot moeilijk te genezen brandwonden aan rug, zitvlak en benen. Als u desondanks de stoelverwarming wilt gebruiken, adviseren wij u, bij langere ritten regelmatig een pauze in te lassen, zodat in bovengenoemde gevallen het lichaam zich kan herstellen van de belastingen die tijdens het rijden ontstaan. Neem voor de beoordeling van uw concrete situatie contact op met de u behandelende arts. Aanwijzing Wij adviseren, de stoelverwarming alleen bij draaiende motor in te schakelen. Daardoor wordt er een minder groot beroep op de accucapaciteit gedaan. Pedalen Er mogen alleen maar voetmatten worden gebruikt die de pedalen vrijlaten en niet kunnen verglijden. De pedalen moeten zonder belemmeringen kunnen worden bediend!

70 Zitten en opbergen 69 Storingen aan het remsysteem kunnen tot een langere pedaalslag leiden. Geen matten of andere extra vloerbedekking in de buurt van de pedalen leggen omdat alle pedalen volledig moeten kunnen worden ingetrapt en ongehinderd in hun uitgangsstand moeten kunnen terugkomen - kans op ongevallen! Er mogen daarom geen voorwerpen op de vloer worden gelegd die onder de pedalen kunnen glijden. U zou dan niet meer in staat zijn te remmen, te koppelen of gas te geven - kans op ongevallen! Bagageruimte Bagageruimte beladen In het belang van goede rijeigenschappen moet op het volgende worden gelet: Verdeel de bagage zo gelijkmatig mogelijk. Zware voorwerpen zo ver mogelijk naar voren leggen Zet de bagage met behulp van het veiligheidsnet* of met de spanband vast aan de sjorogen bladzijde 70. Bij een aanrijding krijgen kleine en lichte voorwerpen een zo hoge kinetische energie, dat zij ernstig letsel kunnen veroorzaken. De grootte van de kinetische energie is afhankelijk van de rijsnelheid en het gewicht van het voorwerp. De rijsnelheid is hierbij de meest beslissende factor. Voorbeeld: Een niet-vastgezet voorwerp met een gewicht van 4,5 kg krijgt bij een frontale aanrijding met een snelheid van 50 km/h een energie die 20 keer zo groot is als zijn eigen gewicht. Dit betekent dat er een kracht van ca. 90 kg ontstaat. U kunt zich voorstellen wat voor letsel er zou ontstaan als deze door het interieur vliegende kei een inzittende raakt. Berg voorwerpen op in de bagageruimte en zet bagage vast met de bevestigingsogen. Losse voorwerpen in het interieur kunnen bij een plotselinge manoeuvre of bij een aanrijding naar voren vliegen en de inzittenden of andere verkeersdeelnemers verwonden. Dit gevaar wordt nog groter als rondvliegende voorwerpen door een opblazende airbag worden geraakt. In dit geval kunnen de teruggeworpen voorwerpen de inzittenden verwonden - levensgevaar! Realiseert u zich dat bij het transport van zware voorwerpen de rijeigenschappen zich wijzigen door de verplaatsing van het zwaartepunt. Snelheid en manier van rijden moeten daarom daaraan worden aanpast. De lading moet op zo'n manier in de bagageruimte worden ondergebracht dat bij plotselinge rij- en remacties geen voorwerpen naar voren kunnen glijden - kans op letsel! Rijd nooit met een openstaande of net niet gesloten kofferklep omdat er dan uitlaatgassen in het interieur kunnen komen - kans op vergiftiging! Overschrijd in geen geval de toegestane asbelasting en het toegestane totaalgewicht van de auto - kans op ongevallen! Laat geen personen plaatsnemen in de bagageruimte! Aanwijzing De bandenspanning moet aan de belading worden aangepast bladzijde 201, afb De luchtcirculatie in het interieur helpt de kans dat de ruiten beslaan te reduceren. De verbruikte lucht wordt via de ventilatieroosters in de zijbekleding van de bagageruimte naar buiten afgevoerd. Controleer of de ventilatieroosters niet zijn afgedekt. Bij auto's waarbij de rugleuning niet kan worden opgeklapt, dus met vaste rugleuning, kan de bagageruimte niet worden vergroot. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

71 70 Zitten en opbergen Sjorogen Bevestigingsnetten - nettenprogramma* Afb. 64 Plaatsen van de sjorogen in de bagageruimte Afb. 65 Bagageruimte: overige bevestigingspunten voor het nettenprogramma Aan de zijkanten van de bagageruimte bevinden zich opklapbare ogen voor het vastsjorren van de bagagestukken afb. 64. Aan deze ogen kan voor het vasthouden van kleine voorwerpen ook een bevestigingsnet* worden bevestigd, dat zich samen met de handleiding in de bagageruimte bevindt. Aan beide zijden van de bagageruimte zijn haken voor de bevestiging van de netten aangebracht. De te vervoeren lading moet zodanig bevestigd worden, dat ze tijdens de rit en het remmen niet kan bewegen. Als de bagage of voorwerpen met een hiertoe niet geschikte of beschadigde bevestigingsriem wordt vastgezet, kan bij het remmen of bij een aanrijding letsel ontstaan. Om te voorkomen dat de bagage naar voren kan schuiven, moet altijd worden gebruikgemaakt van hiertoe geschikte riemen die veilig aan de bevestigingsogen zijn bevestigd. Zet nooit een kinderzitje vast aan de bevestigingsogen!

72 Zitten en opbergen 71 Bevestigingsvoorbeelden Vervolg De te vervoeren lading moet zodanig bevestigd worden, dat ze tijdens de rit en het remmen niet kan bewegen. Voorzichtig! Breng in de netten geen voorwerpen met scherpe randen aan - kans op beschadiging van het net. Afb. 66 Bevestigingsnet: dwarstas Inklapbare dubbele haken Afb. 67 Bevestigingsnet: langstas B1Z-0042H Afb. 68 Inklapbare dubbele haken Bevestigingsvoorbeelden van de bevestigingsnetten als dwarstas afb. 66 en langstas afb. 67. De bevestigingsnetten zijn samen met de montagehandleiding in de bagageruimte gelegd. Aan beide zijden van de bagageruimte bevinden zich inklapbare dubbele haken voor de bevestiging van kleinere bagagestukken zoals tassen e.d. afb. 68. Aan elke kant van de dubbele haak kunt u bagagestukken tot maximaal 5 kg bevestigen. Door de sterkte van het net is het mogelijk de tas te beladen met voorwerpen tot 1,5 kg. Zwaardere voorwerpen worden niet voldoende beveiligd - kans op letsel en beschadiging van het net! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

73 72 Zitten en opbergen Zijvak Afb. 71 Blokkering van de ontgrendelingsknop Afb. 69 Bagageruimte: Zijvak U opent het vak door de sluitingen in de richting van de pijl afb. 69 te draaien. In dit opbergvak bevinden zich de cd-wisselaar* en de verbanddoos* bladzijde 209. Rugleuningen van de achterzittingen neerklappen* Afb. 70 Achterbankleuning ontgrendelen De bagageruimte kunt u, indien nodig, door het neerklappen van een rugleuning van een achterzitting of van de beide rugleuningen vergroten. Achterzittingrugleuning neerklappen Voor het neerklappen van de rugleuning moeten de voorstoelen zo worden ingesteld dat de rugleuning bij het neerklappen de voorstoel niet beschadigt. Trek de ontgrendelingsknop A afb. 70 uit en klap de rugleuning helemaal naar voren. Achterzittingrugleuning opklappen Leg de achterste, aan de zijkant geplaatste veiligheidsgordel AB achter de rand van de zijbekleding. Klap aansluitend hierop de rugleuning terug tot de vergrendelingsknop in de borging valt - controleer dit door aan de rugleuning te trekken. Controleer of het rode vlak aan de voorzijde van de knop A niet zichtbaar is. Blokkering van de ontgrendelingsknop Klap de rugleuning terug en controleer of deze correct is vergrendeld.

74 Zitten en opbergen 73 De ontgrendelingsknoppen worden geblokkeerd door met behulp van de hoofdsleutel de sleuf in het slot naar rechts bladzijde 72, afb. 71 te draaien. Blokkering van de ontgrendelingsknoppen opheffen De blokkering van de ontgrendelingsknoppen wordt opgeheven door met behulp van de hoofdsleutel de sleuf in het slot naar links te draaien. De achterzitting is voorzien van een signalering voor de borging van de achterzittingrugleuning. Bij een ontgrendelde rugleuning is op de knop een rood vlak zichtbaar. Bij een correct vergrendelde rugleuning wordt de knop teruggeschoven en is het rode vlak niet meer te zien. Op de hoedenplank mogen geen voorwerpen worden neergelegd, die de inzittenden in gevaar zouden kunnen brengen bij plotseling remmen of bij een aanrijding. Voorzichtig! Let erop dat de verwarmingsdraden van de achterruitverwarming niet beschadigd raken door op de achterklep neergelegde voorwerpen. Na het terugklappen van de rugleuning moeten de gordelsloten en de heupgordel zich in hun oorspronkelijke posities bevinden - ze moeten direct kunnen worden gebruikt. De rugleuningen moeten altijd goed zijn vergrendeld, zodat er bij plotseling remmen geen voorwerpen uit de bagageruimte naar voren kunnen glijden - kans op letsel! Let erop dat de achterbankleuning correct is vergrendeld. Alleen dan kan de driepunts-veiligheidsgordel voor de middelste zitting goed zijn werk doen. Voordat de rugleuningen in de geborgde stand worden teruggeklapt, moet de veiligheidsgordel achter die zich aan de zijkant bevindt achter de rand van de zijbekleding worden gelegd. Voorkom dat de veiligheidsgordel tussen de rugleuning en de zijbekleding wordt ingeklemd en daardoor wordt beschadigd. Hoedenplank De hoedenplank achter de hoofdsteunen achterin kan alleen worden gebruikt voor het deponeren van lichte voorwerpen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

75 74 Zitten en opbergen Skizak* Met behulp van de skizak kunt u lange voorwerpen (bijv. ski's) schoon en zonder beschadiging in het interieur vervoeren. Druk in de bagageruimte de ontgrendelingsknop voor het deksel van de skizak afb. 72 in en klap hem naar beneden. Schuif de voorwerpen vanuit de bagageruimte in de skizak. Vastzetten Steek de bevestigingsgordel A afb. 73 in het middelste gordelslot AB. Trek de gordel AC in de richting van de pijl strak afb. 73. Afb. 72 Bagageruimte: Deksel voor de skizak Opbergen Sluit het deksel voor de skizak in de bagageruimte. Vouw de skizak voorzichtig op tot een pakketje met een lengte van ca. 11 cm. Sluit het deksel in het interieur van de auto. Breng de armleuning weer terug in zijn uitgangspositie. B1Z-0042H Laden Klap de armleuning van de achterzittingen naar voren. Afb. 73 Bevestiging van de skizak met behulp van het middelste gordelslot van de achterzittingen Druk de ontgrendelingsknop voor het deksel van de skizak in het interieur van de auto in en zwenk hem naar beneden. Trek de zak eruit en vouw hem uit. Open de kofferklep/achterklep. Nadat de skizak is gevuld met voorwerpen moet deze met behulp van de bevestigingsriem A worden geborgd. De bevestigingsriem moet de bagage vastzetten. Let erop dat de bevestigingsriem bij skisportartikelen in het midden tussen de bindingen ligt (zie ook de opdruk op de skizak). Aanwijzing Breng de ski's met de punten naar voren aan, snowboards en skistokken met de punten naar achteren in de skizak. Als er meerdere skiparen in de skizak zijn geplaatst moet erop worden gelet dat de bindingen op gelijke hoogte liggen. De skizak mag nooit vochtig worden opgevouwen of vochtig worden weggelegd.

76 Zitten en opbergen 75 Koelbox onder de armleuning van de achterzittingen* Bediening Voorzichtig! Dek nooit de ventilator van de koelbox af, om te voorkomen dat deze wordt oververhit en daardoor kan worden beschadigd. Aanwijzing De koelbox werkt ook bij uitgeschakeld contact. De accu wordt echter niet ontladen, omdat het systeem is uitgevoerd met een controlesysteem voor de laadconditie van de accu. De koelbox wordt automatisch bij een bepaalde laadconditie van de accu uitgeschakeld. Scheidingswand met bagagenet Afb. 74 Koelbox De inhoud van de koelbox wordt tot een circa 20 C lagere temperatuur dan de omgevingstemperatuur gekoeld, maar maximaal tot ca. +5 C. Openen en sluiten Trek de handgreep afb. 74 uit en klap het deksel naar beneden. Klap het deksel van de koelbox op totdat deze hoorbaar vastklikt. In- en uitschakelen De koeling van de koelbox wordt met behulp van de schakelaar A afb. 74 in-, resp. uitgeschakeld. Dit wordt door het gaan branden van het controlelampje in de schakelaar aangegeven. Indien nodig, kan de koelbox worden uitgebouwd bladzijde 76. Vervang de koelbox daarna door een bagagenet afb. 75. Afb. 75 Scheidingswand met bagagenet Als de koelbox is uitgebouwd, moet in plaats daarvan de scheidingswand met het bagagenet afb. 75, dat met klittenband aan de zijwand van de koelbox is bevestigd, worden ingebouwd. De scheidingswand wordt op dezelfde wijze als de koelbox in- en uitgebouwd bladzijde 76. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

77 76 Zitten en opbergen Koelbox uit- en inbouwen Afb. 76 Koelbox uitbouwen Aanbrengen Schuif de koelbox tegen de bagageruimtescheidingswand en sluit de steker aan. Trek de vergrendeling A los afb. 76. Klap het deksel van de koelbox op het bevestigingsframe afb. 77. Til de koelbox met de handpalm aan de binnenzijde tegen de bovenste wand van de koelbox op. Plaats de koelbox met de onderste rand in de onderste houder tegen de bagageruimtescheidingswand. Trek de koelbox aan de bovenrand tot aan de aanslag naar voren (zie pijl A1 ), druk met de handpalm op de bovenste wand (zie pijl A2 ), trek de koelbox weer naar voren en druk deze naar beneden (zie pijl A3 ). Schuif de vergrendeling A afb. 76 tot aan de aanslag in het bevestigingsframe. Sluit het deksel van de koelbox. Afb. 77 Koelbox inbouwen Uitbouwen Schakel de koeling van de koelbox uit bladzijde 75. Trek de vergrendeling A los afb. 76. Open het deksel van de koelbox. Druk de bovenzijde van de koelbox van binnenuit in de richting van de pijl A1 en leg de koelbox in de bagageruimte neer (zie pijl A2 ). Trek de steker los (de steker bevindt zich in de bagageruimte onder in het bevestigingsframe voor de koelbox).

78 Zitten en opbergen 77 Inklapbare box CargoFlex* Inklapbare box laten zakken en vastzetten B1Z-0042H Afb. 78 Inklapbare box: transportstand Druk de inklapbare box op de door de pijlen 2 afb. 79 aangegeven plaatsen op de vloer van de bagageruimte totdat hij hoorbaar vastklikt. Als hij goed is ingeklikt wordt de uittrekhandgreep teruggezet (het bovenste rode vlak van de uittrekhandgreep is niet zichtbaar). Inklapbare box in de transportstand tegen de bagageruimtescheidingswand vastzetten Laat de box in de stand-bystand zakken bladzijde 79. Trek de uittrekhandgreep in de richting van de pijl 1 afb. 78. De inklapbare box komt vrij van de bagageruimtebodem. Til de inklapbare box op en druk hem tegen de scheidingswand van de bagageruimte, hierdoor wordt hij hoorbaar in de transportstand vastgeklikt. Als hij goed is ingeklikt wordt de uittrekhandgreep teruggezet (het bovenste rode vlak van de uittrekhandgreep is niet zichtbaar). Inklapbare box openklappen bladzijde 78. Afb. 79 Inklapbare box: klaar voor gebruik Voorzichtig! De delen van de inklapbare box kunnen worden beschadigd als er grof en ondeskundig mee wordt omgesprongen. Voordat u de inklapbare box B in de stand-bystand afb. 79 laat zakken, is het nodig net* uit te bouwen, om beschadigingen van het net te voorkomen. U kunt de inklapbare box in twee verschillende standen transporteren - in de transportstand tegen de scheidingswand van de bagageruimte afb. 78 of in de stand-bystand neergelaten op de vloer van de bagageruimte afb. 79. Inklapbare box in de stand-bystand neerlaten Trek de uittrekhandgreep in de richting van de pijl 1 afb. 78. De inklapbare box net vrij van de bagageruimtebodem. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

79 78 Zitten en opbergen Inklapbare box openklappen B1Z-0042H Afb. 80 Bagageruimte: inklapbare box Pak de handgreep A vast en schuif de inklapbare box in de richting van de pijl 1 totdat hij vastzit tegen de bagageruimtescheidingswand. Onder de bedieningsknop moet de sluiting hoorbaar inklikken. Als deze goed is vastgeklikt komt de bedieningsknop PUSH AB weer terug in de uitgangsstand. Klap het deksel in de richting van de pijl 2 op afb. 81. Druk op het onderste gedeelte van de handgreep AC en klap de wanden in de richting van de pijl 3 open. De wanden van de vakken moeten hoorbaar inklikken in de sleuven in het onderste deel van de box. Inklapbare box naar geborgde middenstand verschuiven Druk op de bedieningsknop PUSH AD afb. 81 en schuif de inklapbare box voorzichtig in de geborgde middenstand. Als hij goed is ingeklikt wordt de bedieningsknop PUSH AD weer in de uitgangsstand teruggebracht. De vrijgekomen ruimte kunt u gebruiken voor het plaatsen van nog meer bagage. B1Z-0042H Afb. 81 Inklapbare box openklappen U kunt de opengeklapte inklapbare box vervoeren in de geborgde eind-, resp. middenstand tegen de bagageruimtescheidingswand. Voorzichtig! De delen van de inklapbare box kunnen worden beschadigd als er grof en ondeskundig mee wordt omgesprongen. Het maximale gewicht van de bagage mag niet meer dan 25 kg bedragen. Inklapbare box openklappen Laat de box in de stand-bystand zakken bladzijde 77. Druk op de bedieningsknop PUSH AB afb. 80.

80 Zitten en opbergen 79 Inklapbare box laten zakken Druk opnieuw op de bedieningsknop PUSH AB en schuif de inklapbare box voorzichtig in de borgstand tegen de bagageruimtescheidingswand in de richting van de pijl 3 (stand-bystand). Als hij goed is ingeklikt wordt de bedieningsknop PUSH AB weer in de uitgangsstand teruggebracht. U kunt de inklapbare box in de stand-bystand laten of hem dichtklappen in de transportstand bladzijde 77. B1Z-0042H Afb. 82 Inklapbare box laten zakken Voorzichtig! De delen van de inklapbare box kunnen worden beschadigd als er grof en ondeskundig mee wordt omgesprongen. Controleer eerst of het deksel voor de skizak* is afgesloten, voordat u de inklapbare box in de stand-bystand tegen de bagageruimtescheidingswand laat zakken bladzijde 74. Imperiaal Beschrijving B1Z-0042H Druk op het onderste gedeelte van de handgreep A afb. 82 en klap de wanden in de richting van de pijl 1. De wanden moeten hoorbaar in het deksel inklikken. Klap het deksel in de richting van de pijl 2 dicht. Afb. 83 Inklapbare box vastzetten Druk op de bedieningsknop PUSH AB afb. 83 en schuif de inklapbare box naar de geborgde middenstand. Als er bagage of lading op het dak moet worden vervoerd, moet op het volgende worden gelet: Uw auto heeft regengoten in het dak die zodanig zijn gevormd dat ze minimale weerstand tegen de wind bieden. Daarom kunnen er geen traditionele imperiaals worden gebruikt. Wij adviseren, alleen basisdragers uit het originele Škoda-accessoireprogramma te monteren. Deze basisdrager vormt de basis voor een compleet imperiaalsysteem. Voor het transport van bagage, fietsen, surfplanken, ski's en boten zijn om veiligheidsredenen aangepaste extra componenten nodig. Al deze componenten zijn leverbaar via de Škoda-dealer. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

81 80 Zitten en opbergen Voorzichtig! Als u andere imperiaalsystemen gebruikt of de dragers niet volgens voorschrift monteert is daardoor ontstane schade aan de auto uitgesloten van de garantie. Neem daarom beslist de meegeleverde montagehandleiding van het imperiaalsysteem in acht. Bij auto's met elektrisch schuif-/kanteldak moet erop worden gelet dat het geopende schuif-/kanteldak niet tegen de daklading aankomt. Milieu Door de hogere luchtweerstand neemt het brandstofverbruik toe. Verwijder het imperiaal daarom na gebruik. Bevestigingspunten Daklading Verdeel de belading gelijkmatig over de imperiaal. De toegestane dakbelasting (inclusief het imperiaalsysteem) van 100 kg en het toegestane totaalgewicht van de auto mogen niet worden overschreden. Bij gebruik van imperiaalsystemen met een geringere belastbaarheid kunt u niet volledig profiteren van de toegestane dakbelasting. In die gevallen mag u de imperiaal maar belasten tot de maximale gewichtsgrens die in de montagehandleiding wordt genoemd. De lading op het dak moet goed worden bevestigd - kans op ongevallen! U mag de toegestane daklading, de toegestane asbelasting en het toegestane totaalgewicht van uw auto in geen geval overschrijden - kans op ongevallen! Realiseert u zich goed dat de rijeigenschappen wijzigen bij het vervoeren van zware, resp. omvangrijke voorwerpen op de imperiaal door de verplaatsing van het zwaartepunt, resp. door het grotere aangrijpingsvlak van de wind - kans op ongevallen! Pas uw rijstijl en de snelheid daarom beslist aan de omstandigheden aan. Afb. 84 Bevestigingspunten voor het basissysteem Montage Let er bij de montage van de voeten van de drager op dat deze precies tussen de pijlmarkeringen op het afdichtingsrubber op het dak worden geplaatst afb. 84. De markeringen zijn alleen maar zichtbaar bij geopend portier.

82 Zitten en opbergen 81 Bekerhouder Bekerhouder in de armleuning van de achterzittingen Bekerhouder in de middenconsole B1Z-0042H Afb. 86 Bekerhouder in armleuning achter B1Z-0042H Afb. 85 Middenconsole: Bekerhouder In het opbergvak bevindt zich een bekerhouder. In de holtes kunnen twee blikjes worden geplaatst afb. 85. Plaats geen bekers met hete drank in de bekerhouder. Als de auto rijdt, kan de hete drank worden gemorst - kans op brandwonden! Gebruik geen breekbare bekers (bijv. glas, porselein). U zou daardoor bij een aanrijding gewond kunnen raken! Toegang tot de bekerhouder Klap het deksel van de armleuning omhoog. U kunt de bekerhouder losnemen. Ontgrendel hem afb. 86 en plaats hem in het deksel van de armleuning. Plaats de bekerhouder niet in het deksel van de armleuning als de armleuning is uitgevoerd met de bedieningselementen voor de voorpassagiersstoel bladzijde 66, afb. 59. Bij het inklappen van het deksel zou de houder kunnen worden beschadigd en zouden de bedieningselementen voor de voorpassagierstoel kunnen worden bediend. Plaats alleen maar die blikjes in de bekerhouder die goed vastzitten in de houder. In de bekerhouder van de armleuning kunnen maximaal twee blikjes worden geplaatst. Zet geen hete dranken in de bekerhouder als de auto in beweging is. De hete dranken kunnen morsen - kans op brandwonden! Gebruik geen breekbare bekers (bijv. glas, porselein). U zou daardoor bij een aanrijding gewond kunnen raken! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

83 82 Zitten en opbergen Asbakje Asbakje achter* Asbak voor Afb. 88 Asbakje achter B1Z-0042H Asbakje openen Druk op het onderste deel van het deksel van het asbakje - zie positie A afb. 87. Asbaklade wegnemen Pak de asbak AB afb. 87 aan de zijkant vast en trek deze weg. Asbaklade aanbrengen Plaats de asbaklade in de opname en druk deze in. Leg nooit brandbare voorwerpen in de asbak - brandgevaar! Afb. 87 Middenconsole: geopend asbakje Asbakje openen Druk op het bovenste deel van het deksel van het asbakje. Asbaklade wegnemen Druk het deksel van het asbakje lichtjes tot de aanslag naar beneden. Pak de asbakinzet vast en trek deze onder een hoek van circa 45 weg. Asbaklade aanbrengen Plaats de asbakinzet onder een hoek van circa 45 weer tot aan de aanslag in de opname. Leg nooit brandbare voorwerpen in de asbak - brandgevaar!

84 Zitten en opbergen 83 Asbak in de armleuning* Sigarettenaansteker en stopcontacten Sigarettenaansteker Het stopcontact van de sigarettenaansteker kan ook voor andere elektrische apparaten worden gebruikt. Afb. 89 Asbak in de armleuning van het rechter achterportier De asbak bevindt zich in de armleuning van het rechter achterportier Asbakje openen Druk op het middelste deel van het deksel van de asbak. Asbaklade wegnemen Druk in de positie A op het bovenste deel van het geopende asbakdeksel, de asbakinzet AB komt naar buiten afb. 89. Asbaklade aanbrengen Druk de inzet van de asbak in de armleuning. Leg nooit brandbare voorwerpen in de asbak - brandgevaar! Afb. 90 Middenconsole: Sigarettenaansteker Bediening van de sigarettenaansteker Druk op het onderste deel van het deksel van het asbakje - zie positie A afb. 90. Druk de knop van de sigarettenaansteker naar binnen (zie pijl). Wacht totdat de knop weer naar buiten springt. Neem de sigarettenaansteker er direct uit en gebruik hem. Steek de sigarettenaansteker weer in het stopcontact. Bediening van het stopcontact Verwijder de sigarettenaansteker. Steek de steker van het elektrische apparaat in het stopcontact van de sigarettenaansteker. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

85 84 Zitten en opbergen Het 12-voltsstopcontact kan ook voor andere elektrische accessoires met een vermogen tot 100 watt worden gebruikt. Zie voor de bediening en verdere aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van de sigarettenaansteker bladzijde 83. Wees voorzichtig bij het gebruik van de sigarettenaansteker! Door ondoordacht of ongecontroleerd gebruik van de sigarettenaansteker kunnen verbrandingen ontstaan. De sigarettenaansteker en het stopcontact werken ook bij uitgeschakeld contact en als de contactsleutel uit het contact is getrokken. Laat daarom nooit kinderen zonder toezicht in de auto achter! Stopcontact in bagageruimte Voorzichtig! Gebruik, om beschadiging van het stopcontact te voorkomen alleen passende stekers, die voldoen aan de norm DIN - ISO Afb. 92 Bagageruimte: stopcontact Aanwijzing Bij stilstaande motor en ingeschakelde verbruikers wordt de autoaccu ontladen - kans op een lege accu! Sigarettenaansteker achter in de auto* Open het afdekkapje van het stopcontact afb. 92. Steek de steker van het elektrische apparaat in het stopcontact. Het stopcontact moet voldoen aan de DIN-norm - ISO 4165 en mag alleen maar voor aansluitingen van goedgekeurde elektrische accessoires met een opgenomen vermogen tot 100 watt worden gebruikt. Bij stilstaande motor wordt daarbij echter de accu ontladen. Verdere aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van het stopcontact bladzijde 207, Accessoires en onderdelen. B1Z-0042H Afb. 91 Middenconsole: Sigarettenaansteker Opbergruimtes Overzicht In uw auto treft u de volgende opbergruimtes aan:

86 Zitten en opbergen 85 Verbanddoos bladzijde 209 Opbergvak voor gevarendriehoek bladzijde 209 dashboardkastje aan de voorpassagierszijde bladzijde 85 Uittrekbaar opbergvak* bladzijde 86 opbergvak in middenconsole bladzijde 87 Brillenkoker* bladzijde 87 Opbergvak onder het stuurwiel bladzijde 88 Opbergvak in de portierbekleding bladzijde 88 Opbergvak voor de paraplu* bladzijde 88 Armleuning met opbergvak bladzijde 89 Armleuning van achterzittingen met opbergvak* bladzijde 90 kledinghaakjes bladzijde 90 Leg niets op het dashboard. Deze voorwerpen zouden tijdens de rit (bij accelereren of rijden in de bocht) kunnen verschuiven of vallen en uw aandacht van de verkeerssituatie afleiden - kans op ongevallen! Let erop dat er tijdens het rijden geen voorwerpen vanuit de middenconsole of vanuit andere opbergruimten in de voetruimte terecht kunnen komen. U zou dan niet meer in staat zijn te remmen, te koppelen of gas te geven - kans op ongevallen! dashboardkastje aan de voorpassagierszijde Het opbergvak aan de zijde van de voorpassagier is afsluitbaar* en verlicht. Openen van het opbergvak Trek de handgreep in de klep in de richting van de pijl afb. 93 en zwenk de klep naar beneden. Sluiten van het opbergvak Zwenk de klep naar boven totdat hij hoorbaar vergrendelt. Vergrendelen van het opbergvak Draai de hoofdsleutel in het slot naar rechts. Ontgrendelen van het opbergvak Draai de hoofdsleutel in het slot naar links. Afb. 93 Dashboard: opbergvak Aan de binnenzijde van de klep bevinden zich twee houders voor blikjes. Om veiligheidsredenen moet het opbergvak tijdens het rijden altijd zijn gesloten. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

87 86 Zitten en opbergen Vervolg Uittrekbaar opbergvak* Tijdens het rijden mag de bekerhouder niet worden gebruikt. Koeling dashboardkastje voorpassagierszijde Afb. 95 Dashboard: Uittrekbaar opbergvak B1Z-0042H Afb. 94 Opbergvak: Draaiknop voor de koeling Met de draaiknop afb. 94 schakelt u de koeling in, resp. uit. Het dashboardkastje wordt alleen tijdens het koelen afgekoeld. Als de verwarming is ingeschakeld, of als u niet gebruikmaakt van de koeling van het opbergvak adviseren wij de koeling uit te schakelen (de opening wordt afgesloten) Druk op het midden van het opbergvak afb. 95, het opbergvak komt naar buiten. Het opbergvak vormt geen vervanging voor een asbak en mag dan ook niet als zodanig worden gebruikt - brandgevaar! Om veiligheidsredenen moet het opbergvak tijdens de rit altijd zijn gesloten!

88 Zitten en opbergen 87 Opbergvak in middenconsole Brillenkoker* B1Z-0042H Afb. 96 Middenconsole: opbergvak Afb. 97 Brillenkoker Openen Druk op het bovenste deel van het deksel in de richting van de pijl. Het vak komt naar buiten. Opbergvak er uittrekken Druk het vak tot aan de aanslag in de openingsrichting. Pak het binnenste deel van het vak aan de zijkant vast en trek het naar boven toe weg. Het opbergvak bevindt zich bovenin de linker voorstijl. Het opbergvak wordt door deze in de richting van de pijl uit te klappen geopend afb. 97. Om veiligheidsredenen moet het opbergvak tijdens de rit altijd zijn gesloten! Opbergvak aanbrengen Breng het binnenste deel aan in het vak en sluit het deksel. Het opbergvak vormt geen vervanging voor een asbak en mag dan ook niet als zodanig worden gebruikt - brandgevaar! Om veiligheidsredenen moet het opbergvak tijdens de rit altijd zijn gesloten! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

89 88 Zitten en opbergen Opbergvakken onder het stuurwiel Gebruik de opbergvakken in de portierbekleding uitsluitend voor het bewaren van kleinere voorwerpen die niet uit de vakken mogen steken zodat de werking van de zijairbags niet nadelig wordt beïnvloed. Opbergvak voor de paraplu* Afb. 98 Dashboard: opbergvakken onder het stuurwiel Het opbergvak kunt u bijvoorbeeld gebruiken voor het opbergen van het serviceboekje. Opbergvak in de portierbekleding B1Z-0042H Afb. 100 Linker achterportier: opbergvak Afb. 99 Opbergvak in de portierbekleding Afb. 101 Paraplu uitvouwen en inklappen

90 Zitten en opbergen 89 De af fabriek geleverde paraplu bevindt zich in het opbergvak van het linker achterportier afb Paraplu uitvouwen Druk de drukknop in de richting van de pijl A1 afb Paraplu inklappen Druk de drukknop in de richting van de pijl A2. De paraplu wordt eerst in de richting van de pijl A gedeeltelijk ingeklapt. Druk de paraplu in de richting van de pijl AB samen, waardoor hij helemaal inklapt. Het opbergvak is voorzien van een waterafvoer voor de natte paraplu. Het opbergvak kan ook worden gebruikt voor het opbergen van kleine voorwerpen. Het opbergvak is voorzien van een opklapbare scheidingswand. Als de paraplu wordt weggenomen wordt het achterste deel van het vak gesloten - er kunnen geen voorwerpen in het portier vallen. De scheidingswand wordt automatisch teruggeklapt, zodra de paraplu weer in het vak wordt gelegd. Armleuning met opbergvak Het deksel van het vak kunt u als armleuning gebruiken. De armleuning is qua hoogte en lengte instelbaar. B1Z-0042H Afb. 103 Opbergvak: bediening van de koeling Opbergvak openen Klap het deksel van de armleuning op bladzijde 89, afb Opbergvak sluiten Klap eerst het deksel van de armleuning in de richting van de pijl helemaal naar boven bladzijde 89, afb. 102 en dan pas helemaal naar beneden. Koelluchtinlaat in opbergvak openen Draai de bedieningsschakelaar naar links naar de eindstand afb Koelluchtinlaat in opbergvak sluiten Draai de bedieningsschakelaar naar rechts naar de eindstand A2. A1 Er stroomt alleen koellucht in het opbergvak als de airconditioning koelt. Als de airconditioning verwarmt of als u de koeling van het opbergvak niet gebruikt, kunt u de koelluchtinlaat sluiten. Afb. 102 Armleuning tussen bestuurders- en voorpassagiersstoel Aanwijzing Let erop dat de uitgetrokken armleuning u niet hindert bij het sturen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

91 90 Zitten en opbergen Armleuning van achterzittingen met opbergvak Zorg ervoor dat opgehangen kleding het zich naar achteren niet belemmert. Hang alleen maar lichte kleding op en let erop dat er geen zware of scherpe voorwerpen in de zakken zitten. Gebruik geen kleerhaken voor het ophangen van de kleding omdat dan de effectiviteit van de hoofdairbags* nadelig wordt beïnvloed. B1Z-0042H Afb. 104 Armleuning van de achterzittingen Voor meer comfort kunt u de armleuning naar beneden klappen. In de armleuning bevindt zich een opbergvak. U opent het vak door de knop op de voorzijde in te drukken en het deksel op te tillen. In de armleuning bevindt zich een bekerhouder* bladzijde 81 en de bediening voor de elektrische stoel voor de voorpassagier* bladzijde 66. Kledinghaakje Boven de achterportieren vindt u een kledinghaakje. Afb. 105 Boven de achterportieren: kledinghaakjes

92 Verwarming en airconditioning 91 Verwarming en airconditioning Airconditioning Beschrijving De airconditioning is een gecombineerd koel- en verwarmingssysteem. Dit maakt een optimale regeling van de luchttemperatuur in elk jaargetijde mogelijk. Beschrijving van de airconditioning Storingvrije werking van de airconditioning is belangrijk voor uw veiligheid en het rijcomfort. De airconditioning werkt als de schakelaar AC bladzijde 92, afb. 106 AE is ingedrukt en aan de volgende voorwaarden is voldaan: motor draait, buitentemperatuur hoger dan +5 C, aanjagerschakelaar ingeschakeld (stand 1 t/m 4). Bij ingeschakelde koeling (airco) neemt de temperatuur en de luchtvochtigheid in de auto af. Daardoor wordt bij hoge buitentemperaturen en een hoge luchtvochtigheid het welzijn van de inzittenden van de auto vergroot. In het koude jaargetijde wordt het beslaan van de ruiten voorkomen. De verwarmingscapaciteit is afhankelijk van de temperatuur van de koelvloeistof, de maximale verwarmingscapaciteit wordt dan ook pas bij bedrijfswarme motor geleverd. Om het koelende effect te vergroten, kan kortstondig voor de circulatiefunctie worden gekozen. Uit de luchtuitstroomroosters kan bij ingeschakelde koeling (airco) onder bepaalde omstandigheden lucht met een temperatuur van ca. 5 C stromen. Bij langdurige en ongelijkmatige verdeling van de luchtstroom uit de luchtuitstroomroosters (vooral bij de benen) en grote temperatuurverschillen, bijv. bij het uitstappen uit de auto, kunnen personen die hier vatbaar voor zijn last krijgen van verkoudheidsverschijnselen. Het luchtinlaatrooster vóór de voorruit moet vrij zijn van ijs, sneeuw of bladeren zodat de verwarming en ventilatie goed kunnen functioneren. Na het inschakelen van de airconditioning kan er condenswater van de verdamper druppelen en onder de auto een plas vormen. Dat is normaal en geen teken van lekkage! Ventilatie van de auto bij uitgeschakeld contact* Bij auto's met een elektrisch schuif-/kanteldak met zonnecellen wordt bij voldoende zonnestraling na het uitschakelen van het contact de aanjager ventilatie automatisch omgeschakeld op zonnestand. De zonnecellen op het schuif- /kanteldak leveren stroom voor de aanjager ventilatie. Het interieur wordt daardoor met verse lucht geventileerd. Voor een optimale ventilatie moeten de luchtuitstroomroosters 3 en 4 openstaan bladzijde 94. De ventilatie werkt alleen bij een gesloten schuif-/kanteldak. Voor de verkeersveiligheid is het van belang dat alle ruiten vrij zijn van ijs, sneeuw en condens. Lees daarom goed hoe de verwarming en ventilatie moeten worden bediend, hoe de ruiten moeten worden ontwasemd en ontdooid en hoe het interieur moet worden afgekoeld. Laat de circulatiestand niet te lang ingeschakeld, omdat de verbruikte lucht kan leiden tot vermoeidheid van bestuurder en passagiers, de aandacht kan doen verslappen en kan leiden tot het beslaan van de ruiten. De kans op ongevallen neemt toe. Schakel de circulatiefunctie uit zodra de ruiten beginnen te beslaan. Aanwijzing Wij adviseren bij ingeschakelde circulatiefunctie niet te roken in de auto omdat de uit het interieur van de auto aangezogen rook op de verdamper van de airconditioning neerslaat. Dat leidt tijdens het gebruik van de airconditioning tot permanente Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

93 92 Verwarming en airconditioning geurtjes die alleen maar met grote moeite en hoge kosten (vervanging van de verdamper) ongedaan kunnen worden gemaakt. Bediening Regeling voor luchtverdeling Met de luchtverdeelknop AC wordt de juiste richting van de uitstromende lucht geregeld bladzijde 94. Koeling (airco) in- en uitschakelen Druk de schakelaar AC AE in. Het symbool in de schakelaar gaat branden. Door het opnieuw indrukken van de schakelaar AC, wordt de koeling (airco) uitgeschakeld. Het symbool in de schakelaar gaat uit. B1Z-0042H Afb. 106 Airconditioning: Bedieningselementen Temperatuur instellen Draai de draaiknop A afb. 106 naar rechts om de temperatuur te verhogen. Draai de draaiknop A naar links om de temperatuur te verlagen. Aanjagerstanden Draai de aanjagerschakelaar AB in één van de standen 1 t/m 4 om de aanjager in te schakelen. Draai de aanjagerschakelaar AB in de stand 0 om de aanjager uit te schakelen. Door het indrukken van de schakelaar AD wordt de circulatiestand ingeschakeld - circulatiestand bladzijde 94. Aanwijzing Voor het ontwasemen van de voorruit en de zijruiten wordt de gehele verwarmingscapaciteit gebruikt. Er wordt geen warme lucht naar de beenruimte geleid. Hierdoor kan het verwarmingscomfort iets worden aangetast. Als de koeling (airco) gedurende een langere periode niet is ingeschakeld, kunnen op de verdamper geuren ontstaan ten gevolge van afzettingen. Schakel de airconditioning - ook in het koude jaargetijde - minstens eenmaal per maand gedurende circa 5 minuten in de hoogste aanjagerstand in om deze luchtjes te doen verdwijnen. Open gelijktijdig even een ruit. Neem de aanwijzingen met betrekking tot de circulatiefunctie in acht bladzijde 94. Airconditioning instellen Aanbevolen instellingen van de airconditioning: Voor- en zijruiten ontwasemen Draaiknop A afb. 106 tot aan de aanslag naar rechts, aanjagerschakelaar AB in stand 4, luchtverdeelknop AC in de stand, luchtuitstroomroosters 3 sluiten, roosters 4 bladzijde 94, afb. 107 openen en op de zijruit richten.

94 Verwarming en airconditioning 93 Voorruiten onbeslagen houden Als de ruiten bij een hoge luchtvochtigheid (bijv. bij regen) beslaan, adviseren wij de volgende instelling: aanjagerschakelaar AB in stand 2, Luchtverdeelknop AC in de stand tussen en, luchtuitstroomroosters 3 sluiten, luchtuitstroomroosters 4 openen en op de zijruit richten, koeling (airco) door het indrukken van de toets AE inschakelen. Zo snel mogelijk verwarmen van het interieur Draaiknop A tot aan de aanslag naar rechts, aanjagerschakelaar AB in de stand 3 of 4, luchtverdeelknop AC in de stand, luchtuitstroomroosters 3 en 4 openen. Wij adviseren de circulatiefunctie met behulp van de druktoets AD even in te schakelen. In deze stand kunnen de ruiten van de auto echter beslaan. Interieur op een aangename temperatuur houden Als de ruiten niet meer zijn beslagen en de gewenste temperatuur is bereikt, adviseren wij de volgende instelling: draaiknop A op de gewenste temperatuurstand, aanjagerschakelaar AB in de stand 1 of 2, luchtverdeelknop AC in de stand, luchtuitstroomroosters 3 sluiten, luchtuitstroomroosters 4 openen. als de voorruit opnieuw beslaat de luchtverdeelknop AC, afhankelijk van de behoefte tussen de standen en instellen. luchtverdeelknop AC in de stand, luchtuitstroomroosters 3 en 4 openen. koeling door het indrukken van de toets AE inschakelen, Wij adviseren de circulatiefunctie met behulp van de druktoets AD even in te schakelen. Optimaal koelen Draaiknop A tot aan de aanslag naar links draaien, de temperatuur kan door de schakelaar naar rechts te draaien worden verhoogd, aanjagerschakelaar AB in de stand 1, 2 of 3, luchtverdeelknop AC in de stand, luchtuitstroomroosters 3 en 4 openen. koeling door het indrukken van de toets AE inschakelen, Er wordt aanbevolen de luchtuitstroomroosters 3 en 4 zodanig in te stellen dat de lucht naar boven over de hoofden van de inzittenden stroomt. Drukknop AD - circulatiefunctie, niet indrukken. Verseluchttoevoer - ventilatie Draaiknop A bladzijde 92, afb. 106 tot aan de aanslag naar links, aanjagerschakelaar AB in de gewenste stand, luchtverdeelknop AC in de stand, Luchtuitstroomroosters 3 en 4 bladzijde 94, afb. 107 openen, de koeling door het indrukken van de druktoets AE uitschakelen, schakel de circulatiefunctie uit door de knop AD in te drukken. Als u de luchtuitstroomroosters 5 met behulp van de luchtverdeelknop AC kiest, wordt eveneens de voetenruimte achter geventileerd. Zo snel mogelijk afkoelen van het interieur Alle ruiten en schuif-/kanteldak sluiten, Draaiknop A tot aan de aanslag naar links aanjagerschakelaar AB in stand 4, Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

95 94 Verwarming en airconditioning Circulatiefunctie Bij de circulatiefunctie wordt de lucht uit het interieur aangezogen en hier ook weer ingeblazen. Bij de circulatiefunctie wordt voorkomen dat verontreinigde buitenlucht in het interieur terechtkomt, bijv. tijdens het rijden door een tunnel of in een file. Luchtuitstroomroosters Circulatiefunctie inschakelen Druk de schakelaar bladzijde 92, afb. 106 in, het schakelaarsymbool gaat branden. Circulatiefunctie uitschakelen Druk opnieuw de toets in, het symbool in de toets gaat uit. Afb. 107 Luchtuitstroomroosters, voor Als de luchtverdeelknop AC bladzijde 92, afb. 106 in de stand staat, wordt de circulatiefunctie automatisch uitgeschakeld of kan niet worden ingeschakeld. Laat de circulatiestand niet te lang ingeschakeld, omdat de verbruikte lucht kan leiden tot vermoeidheid van bestuurder en passagiers, de aandacht kan doen verslappen en kan leiden tot het beslaan van de ruiten. De kans op ongevallen neemt toe. Schakel de circulatiefunctie uit zodra de ruiten beginnen te beslaan. Afb. 108 Luchtuitstroomroosters, achter Luchtuitstroomroosters openen Draai de staande gekartelde draaiknop (niet in de eindstand). Luchtuitstroomroosters sluiten Verdraai de staande gekartelde draaiknop in de eindstand.

96 Verwarming en airconditioning 95 Luchtstroom wijzigen Voor het wijzigen van de hoogte van de luchtstroom moet met behulp van de staande gekartelde draaiknop de stand van het rooster worden gewijzigd. Om de luchtstroom naar de zijkant te geleiden, moet de staande gekartelde draaiknop op het luchtuitstroomrooster naar rechts of links worden gedraaid. De luchttoevoer voor de afzonderlijke uitstroomroosters wordt met behulp van de luchtverdeelknop AC ingesteld, bladzijde 92, afb De luchtuitstroomroosters 3 en 4 bladzijde 94, afb. 107 en 6 bladzijde 94, afb. 108 kunnen ook afzonderlijk worden ingesteld. Uit de geopende luchtuitstroomroosters stroomt al naargelang de stand van de draaiknop A bladzijde 92, afb. 106 en al naargelang de buitentemperatuur verwarmde, resp. niet-verwarmde, resp. gekoelde lucht. De luchtuitstroomroosters, achter 7 worden samen met de luchtuitstroomroosters 5 aangestuurd. Luchtverdeelknop AC bladzijde 92, afb. 106 in de stand plaatsen. Economisch gebruik van de airconditioning In de koelstand vraagt de compressor van de airconditioning motorvermogen, wat invloed heeft op het brandstofverbruik. Als het interieur van de geparkeerde auto door de zonnestraling sterk is opgewarmd, adviseren wij de ruiten of portieren even te openen om de warme lucht te laten ontsnappen. De koeling (airco) bij voorkeur niet tijdens het rijden inschakelen als de ruiten openstaan. Als de gewenste temperatuur in het interieur ook kan worden bereikt zonder de koeling (airco) in te schakelen moet worden gekozen voor verseluchttoevoer. Milieu Als u brandstof bespaart, vermindert u ook de uitstoot van schadelijke stoffen. Functiestoringen Als de koeling (airco) bij buitentemperaturen van meer dan +5 C niet werkt, is er sprake van een storing. Dat kan de volgende oorzaken hebben: De zekering voor de airconditioning is defect bladzijde 222. Controleer de zekering en vervang deze zo nodig. De airconditioning wordt automatisch tijdelijk uitgeschakeld, omdat de koelvloeistoftemperatuur van de motor te hoog is. Als u de storing niet zelf kunt opheffen of als de koelcapaciteit terugloopt, schakel dan de koeling (airco) uit. Neem contact op met een Škoda-dealer. Climatronic* (automatische airconditioning) Beschrijving De Climatronic is een automatisch werkend verwarmings-, ventilatie-, en koelsysteem dat zorgdraagt voor een maximaal comfort voor de inzittenden. De Climatronic houdt een eenmaal ingestelde temperatuur volautomatisch constant. Hiertoe worden de temperatuur van de uitstromende lucht, de aanjagerstanden en de luchtverdeling automatisch gewijzigd. Naregelen met de hand is overbodig. De automatische regeling bladzijde 97 zorgt voor maximaal welzijn in elk jaargetijde. Beschrijving van de Climatronic De Climatronic werkt, als aan de volgende voorwaarden is voldaan: motor draait, buitentemperatuur hoger dan +5 C, de ECON -toets is niet ingedrukt. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

97 96 Verwarming en airconditioning Bij ingeschakelde Climatronic loopt de temperatuur en de luchtvochtigheid in de auto terug. Daardoor wordt bij hoge buitentemperaturen en een hoge luchtvochtigheid het welzijn van de inzittenden van de auto vergroot. In het koude jaargetijde wordt het beslaan van de ruiten voorkomen. Om het koelende effect te vergroten, kan kortstondig voor de circulatiefunctie worden gekozen. De verwarmingscapaciteit is afhankelijk van de temperatuur van de koelvloeistof, de maximale verwarmingscapaciteit wordt dan ook pas bij bedrijfswarme motor geleverd. Plas water onder de auto Na het inschakelen van de airconditioning kan er condenswater van de verdamper druppelen en onder de auto een plas vormen. Dat is normaal en geen teken van lekkage! Omschakelen tussen graden Celsius en graden Fahrenheit Eerst de toets ECON bladzijde 97, afb. 109 indrukken en vasthouden en daarna de toets AUTO indrukken. In het display verschijnt de temperatuureenheid. Akoestisch signaal van de ingedrukte toets Door het gelijktijdig indrukken van de toetsen ECON en kan deze functie worden gedeactiveerd of geactiveerd. Een hogere toon klinkt bij het inschakelen van de functies, bij het verhogen van het aanjagertoerental of bij het verhogen van de temperatuur. Een lagere toon klinkt bij het uitschakelen van de functies, bij het verlagen van het aanjagertoerental of bij het verlagen van de temperatuur. Ventilatie van de auto bij uitgeschakeld contact* Bij auto's met een elektrisch schuif-/kanteldak met zonnecellen wordt bij voldoende zonnestraling na het uitschakelen van het contact de aanjager ventilatie automatisch omgeschakeld op zonnestand. De zonnecellen op het schuif- /kanteldak leveren stroom voor de aanjager ventilatie. Het interieur wordt daardoor met verse lucht geventileerd. Voor een optimale ventilatie moeten de luchtuitstroomroosters 3 en 4 openstaan bladzijde 99. De ventilatie werkt alleen bij een gesloten schuif-/kanteldak. Voor de verkeersveiligheid is het van belang dat alle ruiten vrij zijn van ijs, sneeuw en condens. Lees daarom goed hoe de verwarming en ventilatie moeten worden bediend, hoe de ruiten moeten worden ontwasemd en ontdooid en hoe het interieur moet worden afgekoeld. Laat de circulatiestand niet te lang ingeschakeld, omdat de verbruikte lucht kan leiden tot vermoeidheid van bestuurder en passagiers, de aandacht kan doen verslappen en kan leiden tot het beslaan van de ruiten. De kans op ongevallen neemt toe. Schakel de circulatiefunctie uit zodra de ruiten beginnen te beslaan. Aanwijzing Als de koeling (airco) gedurende een langere periode niet is ingeschakeld, kunnen op de verdamper geuren ontstaan ten gevolge van afzettingen. Schakel de airconditioning - ook in het koude jaargetijde - minstens eenmaal per maand gedurende circa 5 minuten in de hoogste aanjagerstand in om deze luchtjes te doen verdwijnen. Open gelijktijdig even een ruit. Wij adviseren bij ingeschakelde circulatiefunctie niet te roken in de auto omdat de uit het interieur van de auto aangezogen rook op de verdamper van de airconditioning neerslaat. Dat leidt tijdens het gebruik van de airconditioning tot permanente geurtjes die alleen maar met grote moeite en hoge kosten (vervanging van de verdamper) ongedaan kunnen worden gemaakt. Economisch gebruik van de airconditioning bladzijde 95. Functiestoringen bladzijde 95.

98 Verwarming en airconditioning 97 Overzicht van de bedieningselementen Afb. 109 Climatronic: Bedieningselementen De toetsen A1 Ontwasemen van de voorruit De indicaties A2 Indicatie van de aanjagerstanden A3 Indicatie van de buitentemperatuur, hier: +11 C A4 Ontwasemen van de voorruit A5 luchtcirculatie A6 Luchtstroomrichting A7 Indicatie van de gekozen interieurtemperatuur, hier: +22 C A8 Display voor: automatische stand (AUTO) of koelsysteem uitgeschakeld (ECON) of Climatronic uitgeschakeld (OFF) De toetsen A9 Automatische stand AUTO A10 luchtcirculatie A11 Toets voor: verlagen aanjagertoerental of uitschakelen Climatronic (OFF) A12 Toets voor verhogen aanjagertoerental of inschakelen Climatronic A13 Toets voor luchtstroom op het bovenlichaam (ventilatiestand) A14 Toets voor luchtstroom in de voetenruimte voor en achter (verwarmingsstand) A15 Toets voor temperatuur verlagen A16 Toets voor temperatuur verhogen A17 Toets voor airconditioning uitschakelen ECON De sensor A18 Interieurtemperatuursensor De toetsen A1, A13 en A14 kunnen ook gecombineerd worden ingedrukt. Automatische stand De automatische stand dient ertoe de temperatuur constant te houden en te voorkomen dat de ruiten aan de binnenzijde beslaan. Automatische stand inschakelen Stel een temperatuur in tussen +18 C (64 F) en +29 C (86 F). Plaats de luchtuitstroomroosters 3 en 4 bladzijde 99, afb. 110 naar boven. Druk op de toets AUTO. Als de automatische stand is ingeschakeld, verschijnt AUTO op het display. De automatische stand werkt alleen in het regelbare temperatuurgebied van +18 C (64 F) tot +29 C (86 F). Als u een temperatuur lager dan +18 C (64 F) kiest, verschijnt op het display LO. Bij temperaturen hoger dan +29 C (86 F), verschijnt HI op het display. In beide eindstanden draait de Climatronic met maximale koel-, resp. verwarmingscapaciteit. Hierbij vindt geen temperatuurregeling plaats. Als u in de AUTO-stand een willekeurige toets (behalve de toetsen 15 en 16) indrukt, wordt de AUTO-stand uitgeschakeld. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

99 98 Verwarming en airconditioning ECON-stand In de ECON-stand is het koelsysteem (airco) uitgeschakeld - verwarming en ventilatie worden automatisch geregeld. ECON-stand inschakelen Druk op de toets ECON. Stel een temperatuur in tussen +18 C (64 F) en +29 C (86 F). Circulatie in ECON-stand Druk op de toets. Druk daarna op de toets ECON. Als de ECON-stand is ingeschakeld, verschijnt ECON op het display. De ECONstand werkt alleen in het regelbare temperatuurgebied van +18 C (64 F) tot +29 C (86 F). Een eenmaal ingestelde temperatuur wordt volautomatisch constant gehouden. Hiertoe worden de temperatuur van de uitstromende lucht, de aanjagerstanden en de luchtverdeling automatisch gewijzigd. De installatie houdt ook rekening met sterke toename van de temperatuur door zonnestralen zodat met de hand naregelen overbodig is. Door het indrukken van de toets, of AUTO wordt de ECON-stand uitgeschakeld. Realiseert u zich dat in de ECON-stand de binnentemperatuur niet lager kan zijn dan de buitentemperatuur. Er vindt geen koeling plaats en er wordt geen vocht aan de lucht onttrokken. Als u een temperatuur lager dan +18 C (64 F) kiest, verschijnt op het display LO. Bij temperaturen hoger dan +29 C (86 F), verschijnt HI op het display. In de stand LO wordt de aangezogen lucht niet verwarmd. In de stand HI draait de installatie permanent met de maximale verwarmingscapaciteit. Neem de aanwijzingen met betrekking tot de circulatiefunctie in acht bladzijde 98. Circulatiefunctie Bij de circulatiefunctie wordt de lucht uit het interieur aangezogen en hier ook weer ingeblazen. Bij de circulatiefunctie wordt voorkomen dat verontreinigde buitenlucht in het auto-interieur terechtkomt, bijv. tijdens het rijden door een tunnel of in de file. Circulatiefunctie inschakelen Druk de toets in, op het display gaat het symbool branden. Circulatiefunctie uitschakelen Druk opnieuw op de toets of de toets AUTO, op het display gaat het symbool uit. Laat de circulatiestand niet te lang ingeschakeld, omdat de verbruikte lucht kan leiden tot vermoeidheid van bestuurder en passagiers, de aandacht kan doen verslappen en kan leiden tot het beslaan van de ruiten. De kans op ongevallen neemt toe. Schakel de circulatiefunctie uit zodra de ruiten beginnen te beslaan. Aanwijzing Als de voorruit beslaat, druk dan eerst op de toets AUTO en daarna op de toets. Als de voorruit niet meer is beslagen, opnieuw de de toets AUTO indrukken. Temperatuur instellen Druk de toets A15 of A16 bladzijde 97, afb. 109 in totdat de gewenste temperatuur is ingesteld.

100 Verwarming en airconditioning 99 De temperatuur in het interieur kan tussen +18 C (64 F) en +29 C (86 F) worden ingesteld. Binnen dit bereik wordt de interieurtemperatuur automatisch geregeld. Als u een temperatuur lager dan 18 C (64 F) kiest, verschijnt op het display LO. Als een temperatuur hoger dan 29 C (86 F) wordt gekozen, verschijnt op het display HI. In beide eindstanden draait de Climatronic met maximale koel-, resp. verwarmingscapaciteit. Hierbij vindt geen temperatuurregeling plaats. Bij langdurige en ongelijkmatige verdeling van de luchtstroom uit de luchtuitstroomroosters (vooral bij de benen) en grote temperatuurverschillen, bijv. bij het uitstappen uit de auto, kunnen personen die hier vatbaar voor zijn last krijgen van verkoudheidsverschijnselen. Luchtuitstroomroosters Aanjagerstanden Er zijn zeven aanjagerstanden beschikbaar. De Climatronic regelt automatisch de aanjagerstanden op basis van de interieurtemperatuur. De aanjagerstanden kunt u echter ook met de hand aan uw behoeftes aanpassen. Afb. 110 Luchtuitstroomroosters, voor Aanjagerstanden instellen Druk voor het instellen van de aanjagerstand op de toets of de toets. Het aantal streepjes op het display A2 bladzijde 97, afb. 109 geeft de aanjagerstand aan. Als op het display OFF verschijnt, is de Climatronic uitgeschakeld bladzijde 100. De verbruikte lucht kan tot vermoeidheid leiden bij bestuurder en passagiers, de aandacht doen verslappen en in bepaalde gevallen leiden tot het beslaan van de ruiten. De kans op ongevallen neemt toe. Schakel de Climatronic niet langer dan noodzakelijk is uit. Schakel de Climatronic direct in zodra de ruiten beginnen te beslaan. Afb. 111 Luchtuitstroomroosters, achter De luchtuitstroomroosters 3 en 4 afb. 110 en 6 afb. 111 kunnen ook afzonderlijk worden ingesteld. Luchtuitstroomroosters openen Draai de staande gekartelde draaiknop (niet in de eindstand). Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

101 100 Verwarming en airconditioning Luchtuitstroomroosters sluiten Verdraai de staande gekartelde draaiknop in de eindstand. Luchtstroom wijzigen Voor het wijzigen van de hoogte van de luchtstroom moet met behulp van de staande gekartelde draaiknop de stand van het rooster worden gewijzigd. Om de luchtstroom naar de zijkant te geleiden, moet de staande gekartelde draaiknop op het luchtuitstroomrooster naar rechts of links worden gedraaid. Climatronic uitschakelen Als de symbolen op het display na het inschakelen van het contact ca. 15 seconden knipperen, schakel dan de Climatronic uit omdat er sprake is van een functiestoring. Druk net zo vaak op de toets totdat op het display OFF wordt weergegeven. Ga direct naar een Škoda-dealer en laat de Climatronic controleren. Bij uitgeschakelde Climatronic (OFF) wordt er geen verse lucht van buitenaf aangevoerd. De verbruikte lucht kan tot vermoeidheid leiden bij bestuurder en passagiers, de aandacht doen verslappen en in bepaalde gevallen leiden tot het beslaan van de ruiten. De kans op ongevallen neemt toe. Schakel de Climatronic niet gedurende langere tijd uit als dit niet echt nodig is.

102 Wegrijden en rijden 101 Wegrijden en rijden Stuurwielstand instellen Plaats het stuurwiel in de gewenste stand (hoogte en hoek). Druk daarna de hendel naar boven tegen de stuurkolom totdat hij vergrendelt. Afb. 112 Hendel onder de stuurkolom Het stuurwiel mag nooit tijdens de rit worden versteld! De bestuurder moet een minimale afstand van 25 cm ten opzichte van het stuur aanhouden afb Als deze minimale afstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet beschermen - levensgevaar! Om veiligheidsredenen moet de hendel altijd vast naar boven zijn gedrukt zodat de stand van het stuurwiel onder het rijden niet onbedoeld kan wijzigen - kans op ongevallen! Als het stuurwiel meer in de richting van het hoofd wordt versteld, zal bij een aanrijding de bestuurdersairbag minder bescherming bieden. Controleer of het stuurwiel naar de borst is gericht. Houd tijdens het rijden het stuurwiel met de beide handen aan de zijkant op de buitenrand in de stand van 9 uur en 3 uur vast. Houd het stuurwiel nooit in de 12-uursstand of in een andere stand vast (bijv. in het midden of aan de binnenste stuurwielrand). In een dergelijk geval zou, bij het activeren van de bestuurdersairbag, letsel kunnen worden opgelopen aan armen, handen en hoofd. Afb. 113 Veilige afstand tot het stuurwiel De stand van het stuurwiel is in hoogte en lengterichting instelbaar. Stel de bestuurdersstoel in bladzijde 61. Klap de hendel onder de stuurkolom afb. 112 naar beneden. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

103 102 Wegrijden en rijden Contactslot Afb. 114 Contactslotstanden Als de contactsleutel niet of slechts met moeite in deze stand kan worden gedraaid, draai dan het stuurwiel iets heen en weer - de stuurblokkering wordt daardoor ontlast. Stand A3 In deze stand wordt de motor gestart. Gelijktijdig worden het ingeschakelde dimof grote licht of andere elektrische verbruikers met een hoog verbruik kortstondig uitgeschakeld. Na het loslaten van de sleutel keert de contactsleutel weer terug in stand A2. Elke keer als de motor weer moet worden gestart, moet de contactsleutel in stand A1 worden teruggedraaid. De startherhalingsblokkering in het contactslot voorkomt dat de startmotor bij draaiende motor in de starterkrans grijpt en daardoor wordt beschadigd. Benzinemotoren A1 - contact uitgeschakeld, motor afgezet A2 - contact ingeschakeld A3 - motor starten Dieselmotoren A1 - brandstoftoevoer onderbroken, contact uitgeschakeld, motor afgezet A2 - motor voorgloeien, contact ingeschakeld Tijdens het voorgloeien mogen er geen grotere elektrische verbruikers zijn ingeschakeld - anders wordt de autoaccu onnodig belast. A3 - motor starten Voor alle auto's geldt: Stand A1 Voor het blokkeren van de stuurinrichting terwijl de contactsleutel uit het slot is genomen moet het stuurwiel worden verdraaid tot de blokkeerpen hoorbaar in de vergrendeling valt. In principe moet u altijd de stuurinrichting blokkeren (op slot zetten) als u uw auto verlaat. Zo wordt een eventuele diefstal van uw auto bemoeilijkt. Stand A2 Uittrekblokkering contactsleutel (automatische versnellingsbak) U kunt de contactsleutel na het uitschakelen van het contact alleen maar uit het contactslot trekken als de keuzehendel in stand P staat. Tijdens het rijden met een stilstaande motor moet de contactsleutel altijd in stand A2 (contact ingeschakeld) staan. Deze stand wordt door het gaan branden van de controlelampjes aangegeven. Als dit niet het geval is, kan onverwacht het stuurwiel worden vergrendeld - kans op ongevallen! Trek de contactsleutel pas uit het contactslot, als de auto stilstaat (handrem aantrekken of keuzehendel in stand P). Het stuurwielslot kan direct aangrijpen - kans op ongevallen! Als u de auto verlaat - ook al is het maar voor even - neem dan in ieder geval de sleutel uit het contactslot. Dat geldt vooral als er kinderen in de auto achterblijven. De kinderen zouden anders de motor kunnen starten of elektrische systemen (bijv. elektrisch bediende ruiten) kunnen bedienen - kans op ongevallen!

104 Wegrijden en rijden 103 Motor starten Algemeen U kunt de motor alleen maar met de originele contactsleutel starten. Voor het starten de versnellingshendel in de vrijstand plaatsen (bij automatische versnellingsbak in de keuzehendelstand P of N) en de handrem vast aantrekken. Tijdens het starten het koppelingspedaal geheel intrappen - de startmotor hoeft dan alleen maar de motor rond te draaien. Zodra de motor aanslaat, de contactsleutel direct loslaten - anders zou de startmotor kunnen worden beschadigd. Na het starten van de koude motor kan er even sprake zijn van extra motorgeluid, omdat er eerst oliedruk moet worden opgebouwd in de hydraulische klepstoters. Dat is een normaal effect en heeft dan ook geen enkele betekenis. Als de motor niet aanslaat... Als starthulp kunt u de accu van een andere auto gebruiken bladzijde 217. Alleen auto's met een schakelbak kunnen worden aangesleept. De sleepafstand mag niet meer dan 50 meter bedragen bladzijde 219. Laat de motor nooit in een ongeventileerde of afgesloten ruimte draaien. De uitlaatgassen van de motor bevatten onder andere het geur- en kleurloze koolmonoxide, een giftig gas - levensgevaarlijk! Koolmonoxide kan leiden tot bewusteloosheid en zelfs tot de dood. Laat nooit uw auto met draaiende motor onbeheerd achter. Voorzichtig! De startmotor mag alleen worden ingeschakeld (contactsleutelstand A3 ) als de motor stilstaat. Als de startmotor direct na het uitzetten van de motor wordt ingeschakeld, kan de startmotor of de motor worden beschadigd. Vermijd hoge toerentallen, vol gas en sterke motorbelasting zolang de motor zijn bedrijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - kans op motorschade! Bij auto's met katalysator mag de motor niet worden gestart door de auto aan te slepen over een afstand van meer dan 50 meter. Milieu Laat de motor nooit warmdraaien terwijl de auto stilstaat. Rijd direct weg. Hierdoor komt de motor sneller op bedrijfstemperatuur en is de uitstoot aan schadelijke stoffen geringer. Benzinemotoren Deze motoren zijn uitgevoerd met een inspuitsysteem dat automatisch bij elke buitentemperatuur het juiste benzine-luchtmengsel levert. Geef voor en tijdens het starten van de motor geen gas. Als de motor niet aanslaat, de startprocedure na ca. 10 seconden onderbreken en na ca. een halve minuut herhalen. Als de motor desondanks nog niet aanslaat, kan de zekering voor de elektrische benzinepomp defect zijn. Controleer de zekering en vervang deze zo nodig bladzijde 222. Als de motor ook hierna niet aanslaat, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde Škoda-dealer. Bij zeer hete motor kan het na het aanslaan van de motor nodig zijn, iets gas te geven. Dieselmotoren Voorgloei-installatie Dieselmotoren zijn met een voorgloei-installatie uitgerust waarvan de voorgloeitijd automatisch wordt geregeld op basis van de koelvloeistof- en buitentemperatuur. Na het inschakelen van het contact gaat het voorgloeicontrolelampje branden. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

105 104 Wegrijden en rijden Tijdens het voorgloeien mogen er geen grotere elektrische verbruikers zijn ingeschakeld - anders wordt de autoaccu onnodig belast. Direct nadat het voorgloeicontrolelampje is uitgegaan, moet de motor worden gestart. Bij een op bedrijfstemperatuur zijnde motor, resp. bij buitentemperaturen boven de +5 C zal het voorgloeicontrolelampje maar slechts ca. 1 seconde branden. Dat betekent dat de motor direct kan worden gestart. Als de motor niet aanslaat, de startprocedure na ca. 10 seconden onderbreken en na ca. een halve minuut herhalen. Als de motor desondanks nog niet aanslaat, kan de zekering voor het dieselvoorgloeisysteem defect zijn. Controleer de zekering en vervang deze zo nodig bladzijde 222. Als de motor ook hierna niet aanslaat, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde Škoda-dealer. Voorzichtig! Na een langdurige hoge motorbelasting moet u aan het einde van de rit de motor niet direct afzetten maar deze nog ongeveer 2 minuten stationair laten draaien. Zo voorkomt u het ophopen van de warmte bij de afgezette motor. Aanwijzing Na het afzetten van de motor kan ook bij uitgeschakeld contact de koelluchtventilator nog ca. 10 minuten doordraaien. De koelluchtventilator kan zichzelf echter ook na enige tijd weer inschakelen, als de koelvloeistoftemperatuur door de stuwwarmte oploopt of als bij warme motor de motorruimte door sterke zonnestraling nog eens extra wordt verwarmd. Bij werkzaamheden in de motorruimte is dan ook de grootste voorzichtigheid geboden bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Starten van de motor nadat de brandstoftank is leeggereden Als de brandstoftank geheel is leeggereden, kan het starten na het tanken van de dieselolie langer duren dan gebruikelijk - tot zo'n 1 minuut -. Dat komt omdat het brandstofsysteem tijdens het starten eerst moet worden gevuld. Motor afzetten Draai de contactsleutel in stand A1 bladzijde 102, afb Zet nooit de motor af, voordat de auto stilstaat - kans op ongevallen! De rembekrachtiger werkt alleen bij draaiende motor. Bij afgezette motor is meer kracht nodig voor het indrukken van het rempedaal. Omdat u hierbij niet, zoals gewend, kunt stoppen, zou dit kunnen leiden tot een ongeval en ernstig letsel.

106 Wegrijden en rijden 105 Schakeling (schakelbak) Aanwijzing Tijdens het rijden mag de hand niet op de versnellingshendel rusten. De druk van de hand wordt overgebracht op de schakelvorken in de versnellingsbak. Dit kan op den duur leiden tot voortijdige slijtage van de schakelvorken. Druk het koppelingspedaal bij het schakelen altijd geheel in, om onnodige slijtage en beschadigingen te voorkomen. B1Z-0042H Afb. 115 Schakelpatroon bij auto's met handgeschakelde 5- versnellingsbak Handrem Schakel de achteruitversnelling alleen maar bij stilstaande auto in. Trap het koppelingspedaal in en houd dat helemaal ingetrapt. Wacht een ogenblik voordat u de achteruitversnelling inschakelt om schakelgeluiden te voorkomen. Bij ingeschakelde achteruitversnelling en ingeschakeld contact branden de achteruitrijlampen. B1Z-0042H Afb. 116 Schakelpatroon bij auto's met handgeschakelde 6- versnellingsbak Schakel tijdens het rijden nooit de achteruitversnelling in - kans op ongevallen! Handrem aantrekken Trek de handremhendel helemaal naar boven. Afb. 117 Middenconsole: Handrem Handrem lossen Trek de handremhendel iets naar boven en druk gelijktijdig de blokkeerknop afb. 117 in. Druk de hendel met ingedrukte knop helemaal naar beneden. Bij aangetrokken handrem en ingeschakeld contact brandt het handremcontrolelampje. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

107 106 Wegrijden en rijden Als per vergissing met aangetrokken handrem wordt weggereden, weerklinkt een waarschuwingstoon en op het informatiedisplay* verschijnt de aanwijzing: "Handbrake on" (handrem aangetrokken) De handremwaarschuwing wordt actief als langer dan 3 seconden met een snelheid boven de 5 km/h wordt gereden. Parkeerhulp* De parkeerhulp waarschuwt voor obstakels achter de auto. Zorg ervoor dat de aangetrokken handrem volledig is gelost. Een maar gedeeltelijk geloste handrem kan tot oververhitting van de achterremmen leiden en daardoor de werking van het remsysteem negatief beïnvloeden - kans op ongevallen! Bovendien leidt dit tot voortijdige slijtage van de remvoering, achter. Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto achter. De kinderen zouden dan bijvoorbeeld de handrem los kunnen zetten of de auto in de vrijstand kunnen zetten. De auto zou zich in beweging kunnen zetten - kans op ongevallen! Voorzichtig! Als de auto tot stilstand is gekomen, altijd eerst de handrem aantrekken en daarna als extra een versnelling inschakelen (schakelbak) of de keuzehendel in de stand P plaatsen (automaat). B1Z-0042H Afb. 118 Parkeerhulp: Detectiebereik van de sensoren, achter De akoestische parkeerhulp bepaalt met behulp van ultrasone sensoren de afstand tussen de achterbumper en een obstakel achter de auto. De sensoren bevinden zich in de achterbumper. Bereik van de sensoren De afstandswaarschuwing start bij een afstand van ongeveer 160 cm tot aan het obstakel (bereik A afb. 118). Als de afstand korter wordt, worden ook de tussenpozen tussen de toonimpulsen korter. Vanaf ca. 30 cm (bereik AB ) is een constante toon hoorbaar - gevarenzone. Rijd vanaf dit moment niet verder in de gekozen richting, resp. in de richting van waaruit de hindernis wordt gemeld! Activeren De parkeerhulp wordt bij ingeschakeld contact bij het inschakelen van de achteruitversnelling automatisch geactiveerd. Dit wordt door een korte bevestigingstoon aangegeven. Deactiveren De parkeerhulp wordt door het uit de achteruitversnelling nemen gedeactiveerd.

108 Wegrijden en rijden 107 De parkeerhulp kan de aandacht van de bestuurder niet vervangen. De verantwoording bij het parkeren en dergelijke rijmanoeuvres ligt bij de bestuurder. Controleer daarom voor het achteruitrijden of er zich achter de auto geen kleine obstakels, bijv. een steen, klein paaltje, aanhangwagendissel o.i.d. bevindt. Dit obstakel zou buiten het gedetecteerde gebied kunnen liggen. Aanwijzing Bij het rijden met een aanhangwagen is de parkeerhulp uitgeschakeld (geldt voor auto's met een af fabriek ingebouwde trekhaak*). Als ongeveer drie seconden na het inschakelen van het contact en bij ingeschakelde achteruitversnelling een waarschuwingssignaal weerklinkt en er zich geen obstakel in de buurt van de auto bevindt, is er sprake van een systeemstoring. Laat de storing door een Škoda-dealer opheffen. De sensoren moeten schoon en ijsvrij worden gehouden zodat de parkeerhulp kan functioneren. Parkeerhulp voor en achter* De parkeerhulp waarschuwt voor obstakels voor en achter de auto. B1Z-0042H Afb. 120 Parkeerhulp: Detectiebereik van de sensoren, voor De akoestische parkeerhulp bepaalt met behulp van ultrasone sensoren de afstand tussen de voor- of achterbumper en een obstakel. De sensoren bevinden zich in de voor- en achterbumper. De signaaltonen voor de parkeerhulp aan de voorzijde zijn lager dan die van de parkeerhulp voor de achterzijde. Bereik van de sensoren De afstandswaarschuwing begint bij een afstand van circa 60 cm tot aan het obstakel voor de auto (bereik A afb. 120) en circa 160 cm ten opzichte van het obstakel achter de auto (bereik A bladzijde 106, afb. 118). Als de afstand korter wordt, worden ook de tussenpozen tussen de toonimpulsen korter. Vanaf ca. 30 cm (bereik AB ) is een constante toon hoorbaar - gevarenzone. Rijd vanaf dit moment niet verder in de gekozen richting, resp. in de richting van waaruit de hindernis wordt gemeld! Activeren De parkeerhulp wordt bij ingeschakeld contact bij het inschakelen van de achteruitversnelling of door het indrukken van de toets afb. 119 geactiveerd - in de toets brandt het symbool. De activering wordt door een korte bevestigingstoon aangegeven. B1Z-0042H Afb. 119 Activeren van de parkeerhulp Deactiveren De parkeerhulp wordt na het indrukken van de toets afb. 119 of bij een snelheid boven de 15 km/h gedeactiveerd - het symbool in de toets gaat uit. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

109 108 Wegrijden en rijden De parkeerhulp kan de aandacht van de bestuurder niet vervangen. De verantwoording bij het achteruit rijden en dergelijke rijmanoeuvres ligt bij de bestuurder. Controleer daarom tijdens het manoeuvreren of er zich voor of achter de auto geen kleine obstakels, zoals bijv. stenen, een klein paaltje, aanhangwagendissel o.i.d. bevindt. Dit obstakel zou buiten het gedetecteerde gebied kunnen liggen. Aanwijzing Bij het rijden met een aanhangwagen werkt alleen de parkeerhulp aan de voorzijde (geldt alleen bij auto's met een af fabriek ingebouwde trekhaak*). Als na activering van het systeem ca. drie seconden lang een waarschuwingstoon klinkt en er zich in de buurt van de auto geen obstakel bevindt, is er sprake van een systeemstoring. Deze storing wordt daarnaast door het knipperen van het symbool in de toets bladzijde 107, afb. 119 aangegeven. Laat de storing door een Škoda-dealer opheffen. De sensoren moeten schoon en ijsvrij worden gehouden zodat de parkeerhulp kan functioneren. Snelheidsregelsysteem (SRS)* Om veiligheidsredenen mag het snelheidsregelsysteem bij intensief verkeer en een slechte staat van het wegdek (zoals bijv. bij gladheid, split) niet worden gebruikt kans op ongevallen! Om een onbedoeld gebruik van het snelheidsregelsysteem te voorkomen, moet dit systeem na het gebruik steeds worden uitgeschakeld. Aanwijzing Auto's met schakelbak: Als u bij een ingeschakeld snelheidsregelsysteem de vrijstand van de versnellingsbak inschakelt, moet u altijd het koppelingspedaal intrappen! Anders zou de motor onbedoeld met een te hoog toerental kunnen gaan draaien. Bij het rijden op steilere hellingen kan het snelheidsregelsysteem de snelheid niet constant houden. Door het eigen gewicht van de auto neemt de snelheid toe. Schakel daarom tijdig terug naar een lagere versnelling of rem de auto met de voetrem af. Bij auto's met automatische versnellingsbak kan het snelheidsregelsysteem niet worden ingeschakeld als de keuzehendel in stand P, N, R of 2 staat. Snelheid opslaan Inleiding Het snelheidsregelsysteem (SRS) houdt de ingestelde snelheid, hoger dan 30 km/h (20 mph), constant, zonder dat het gaspedaal hoeft te worden ingedrukt. Dit gebeurt natuurlijk alleen maar in de mate waarin motorvermogen, resp. motorremvermogen dit mogelijk maken. Met behulp van het snelheidsregelsysteem kunt u - vooral op lange afstanden - de gaspedaalvoet ontlasten. B1Z-0042H Afb. 121 Bedieningshendel: Tuimel- en schuifschakelaar van het snelheidsregelsysteem

110 Wegrijden en rijden 109 Schuif de schuifschakelaar A bladzijde 108, afb. 121 in de stand ON. Na het bereiken van de gewenste snelheid de tuimelschakelaar AB in de stand SET drukken. Nadat de tuimeltoets AB in de stand SET is gedrukt, wordt de gekozen snelheid zonder het gaspedaal aan te raken constant aangehouden. U kunt de snelheid door het indrukken van het gaspedaal verhogen. Na het loslaten van het pedaal loopt de snelheid weer terug naar de eerder opgeslagen waarde. Dit geldt echter niet als u de snelheid gedurende een periode van meer dan 5 minuten met meer dan 10 km/h overschrijdt. De opgeslagen snelheid wordt uit het geheugen gewist. De snelheid moet opnieuw worden opgeslagen. De snelheid kan men op de gebruikelijke wijze verlagen. Door het indrukken van het rem- of koppelingspedaal wordt het systeem tijdelijk uitgeschakeld bladzijde 109. De in het geheugen opgeslagen snelheid mag alleen weer worden hervat als deze voor de dan bestaande verkeersomstandigheden niet te hoog is. Opgeslagen snelheid wijzigen De snelheid kunt u ook zonder het gaspedaal in te drukken wijzigen. Sneller De opgeslagen snelheid kunt u zonder dat het gaspedaal hoeft te worden ingedrukt of worden losgelaten door het indrukken van de tuimelschakelaar AB bladzijde 108, afb. 121 in de stand RES verhogen. Als u de tuimelschakelaar in de stand RES ingedrukt houdt, wordt de snelheid continu verhoogd. Na het bereiken van de gewenste snelheid laat u de tuimelschakelaar los. Daardoor wordt de nieuw bereikte snelheid in het geheugen opgenomen. Langzamer De opgeslagen snelheid kunt u door de tuimelschakelaar AB in de stand SET te drukken verlagen. Als de tuimelschakelaar in de stand SET ingedrukt wordt gehouden, wordt de snelheid continu verlaagd. Na het bereiken van de gewenste snelheid laat u de tuimelschakelaar los. Daardoor wordt de nieuw bereikte snelheid in het geheugen opgenomen. Als de tuimelschakelaar bij een lagere snelheid dan 30 km/h wordt losgelaten, wordt de snelheid niet meer in het geheugen opgeslagen, het geheugen wordt gewist. De snelheid moet na een snelheidsverhoging tot boven de 30 km/h opnieuw door het indrukken van de tuimelschakelaar AB in de stand SET in het geheugen worden opgeslagen. Snelheidsregelsysteem tijdelijk uitschakelen Het snelheidsregelsysteem schakelt u door het rem- of koppelingspedaal in te drukken tijdelijk uit, bij auto's met automatische versnellingsbak alleen met behulp van het rempedaal. Het snelheidsregelsysteem kan eveneens worden uitgeschakeld door de schakelaar A bladzijde 108, afb. 121 naar rechts te schuiven - in de tussenstand vóór de stand OFF. De schuifschakelaar keert daarna automatisch terug naar de stand ON. De in het geheugen opgeslagen snelheid blijft in het geheugen staan. De in het geheugen opgeslagen snelheid wordt weer hervat zodra het rem- of koppelingspedaal wordt losgelaten, bij auto's met automatische versnellingsbak Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

111 110 Wegrijden en rijden alleen na het loslaten van het rempedaal en nadat de tuimelschakelaar bladzijde 108, afb. 121 even in stand RES wordt gedrukt. AB De in het geheugen opgeslagen snelheid mag alleen weer worden hervat als deze voor de dan bestaande verkeersomstandigheden niet te hoog is. Snelheidsregelsysteem volledig uitschakelen Schuif de schuifschakelaar A bladzijde 108, afb. 121 tot aan de aanslag naar rechts in de stand OFF.

112 Automatische versnellingsbak* 111 Automatische versnellingsbak* Automatische 5-traps versnellingsbak Aanwijzingen voor het rijden met een automatische versnellingsbak Het op- en terugschakelen gebeurt automatisch. U kunt de versnellingsbak echter ook in de Tiptronic-stand zetten. In deze stand is het mogelijk handmatig te schakelen bladzijde 115. Wegrijden en rijden Trap op het rempedaal en houd dit ingedrukt. Houd de blokkeerknop (knop in handgreep van keuzehendel) ingedrukt, zet de keuzehendel in de gewenste stand, bijv. D bladzijde 112 en laat de blokkeerknop weer los. Wacht een ogenblik tot de versnellingsbak heeft geschakeld (lichte inschakelschok voelbaar). Laat het rempedaal los en geef gas. Tijdelijk stoppen Bij een tijdelijke stop, bijv. voor een kruising, hoeft de keuzehendel niet in stand N te worden geplaatst. Het is voldoende, de auto met behulp van het rempedaal tegen te houden. De motor mag hierbij alleen stationair draaien. Houd de blokkeerknop in de keuzehendel ingedrukt en zet de keuzehendel in de stand P en laat de blokkeerknop los. De motor kan alleen maar in de keuzehendelstand P of N worden gestart bladzijde 103. Bij het parkeren op een vlakke weg is het voldoende de keuzehendelstand P in te schakelen. Bij een aflopende weg moet eerst de handrem worden aangetrokken en daarna pas de keuzehendelstand P worden ingeschakeld. Daardoor bereikt u dat het blokkeermechanisme niet al te sterk wordt belast en de keuzehendel gemakkelijker uit stand P kan worden gehaald. Als per ongeluk tijdens het rijden de keuzehendel in de stand N is geplaatst, moet het gaspedaal worden losgelaten en moet worden gewacht tot de motor stationair draait, voordat de keuzehendel weer in een rijstand kan worden geplaatst. Geef geen gas als u bij stilstaande auto en draaiende motor de keuzehendelstand wilt wijzigen - kans op ongevallen! Schakel tijdens het rijden nooit de keuzehendel in stand R of P - kans op ongevallen! Bij een stilstaande auto en draaiende motor is het in alle keuzehendelstanden (behalve P en N) nodig, de auto met het rempedaal tegen te houden omdat ook bij stationair toerental de krachtoverbrenging niet geheel wordt onderbroken - de auto "kruipt". Parkeren Trap op het rempedaal en houd dit ingedrukt. Trek de handrem vast aan. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

113 112 Automatische versnellingsbak* Keuzehendelstanden R - achteruitversnelling De achteruitversnelling mag alleen bij stilstaande auto en stationair toerental worden ingeschakeld. Voor het inschakelen van de stand R vanuit de standen P of N moet het rempedaal worden ingetrapt en moet gelijktijdig de blokkeerknop worden ingedrukt. In de keuzehendelstand R branden bij ingeschakeld contact de achteruitrijlampen. Afb. 122 Keuzehendel Afb. 123 Informatiedisplay: Keuzehendelstanden De ingeschakelde keuzehendelstand wordt op het informatiedisplay van het instrumentenpaneel door oplichting van het betreffende versnellingssymbool zichtbaar gemaakt afb P - parkeerblokkering In deze stand zijn de aangedreven wielen mechanisch geblokkeerd. De parkeerblokkering mag alleen maar bij stilstaande auto worden ingeschakeld. Om de keuzehendel in deze stand te zetten of weer uit deze stand te nemen moet de blokkeerknop in de keuzehendel en gelijktijdig het rempedaal worden ingedrukt. N - neutraal (vrijstand) In deze stand staat de versnellingsbak in de vrijstand. Als u de keuzehendel vanuit de stand N (als de keuzehendel langer dan 2 seconden in deze stand stond) in een andere stand wilt plaatsen, moet bij snelheden beneden de 5 km/h, alsmede bij een stilstaande auto en bij ingeschakeld contact het rempedaal worden ingedrukt. D - permanente stand voor vooruitrijden In deze stand worden de vooruitversnellingen afhankelijk van motorbelasting, rijsnelheid en dynamisch schakelprogramma (DSP) automatisch op- en teruggeschakeld. Voor het inschakelen van stand D vanuit N moet bij snelheden lager dan 5 km/h, resp. bij stilstaande auto het rempedaal worden ingetrapt. Onder bepaalde omstandigheden (bijv. bij het rijden in de bergen of met een aanhangwagen) kan het zinvol zijn, tijdelijk op het handschakelprogramma bladzijde 115 over te gaan om de overbrengingsverhouding met de hand aan de rijomstandigheden aan te passen. 4 - stand bij het rijden in heuvelachtige gebieden Wij adviseren, deze stand in te schakelen als onder bepaalde omstandigheden in stand D al te vaak tussen de vierde en vijfde versnelling heen en weer wordt geschakeld. De eerste, tweede, derde en vierde versnelling worden op basis van motorbelasting en rijsnelheid automatisch op- en teruggeschakeld. De vijfde versnelling blijft geblokkeerd. Daardoor wordt het effect van de motorrem bij het loslaten van het gas vergroot.

114 Automatische versnellingsbak* 113 Voor het inschakelen van stand 4 vanuit stand D moet de blokkeerknop in de handgreep van de keuzehendel worden ingedrukt. 3 - stand bij het rijden in bergachtige gebieden Deze stand van de keuzehendel is geschikt voor lange afdalingen. De eerste, tweede en derde versnelling worden afhankelijk van de motorbelasting en rijsnelheid automatisch op- en teruggeschakeld. De vierde en vijfde versnelling blijven geblokkeerd, om onnodig op- of terugschakelen te voorkomen. Daardoor wordt het effect van de motorrem vergroot. Voor het inschakelen van stand 3 vanuit stand 4 hoeft de blokkeerknop in de handgreep van de keuzehendel niet te worden ingedrukt. 2 - stand voor rijden van extreme bergtrajecten Deze stand van de keuzehendel is geschikt voor extreme afdalingen. De eerste en tweede versnelling worden op basis van motorbelasting en rijsnelheid automatisch op- en teruggeschakeld. De derde, vierde en vijfde versnelling blijven geblokkeerd. Hierdoor wordt de maximale remwerking van de motor verkregen. Voor het inschakelen van stand 2 vanuit stand 3 moet de blokkeerknop in de handgreep van de keuzehendel worden ingedrukt. In stand 2 is het snelheidsregelsysteem geblokkeerd. Schakel tijdens het rijden nooit de keuzehendel in stand R of P - kans op ongevallen! Bij een stilstaande auto en draaiende motor is het in alle keuzehendelstanden (behalve P en N) nodig, de auto met het rempedaal tegen te houden omdat ook bij stationair toerental de krachtoverbrenging niet geheel wordt onderbroken - de auto "kruipt". Als bij stilstaande auto een rijversnelling is ingeschakeld mag in geen geval achteloos gas worden gegeven (bijv. met de hand vanuit de motorruimte). De auto zal dan direct gaan rijden - soms ook als de handrem vast is aangetrokken - kans op ongevallen! Vervolg Voordat u of andere personen de motorkap openen en aan de draaiende motor gaan werken, moet de keuzehendel in stand P worden geplaatst en de handrem stevig worden aangetrokken - kans op ongevallen! Neem beslist de waarschuwingsaanwijzingen in acht bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Aanwijzing Als u tijdens het rijden per ongeluk stand N hebt ingeschakeld, het gaspedaal loslaten en wachten tot de motor stationair draait, voordat stand D weer wordt ingeschakeld. Bij het handmatig schakelen is het mogelijk de stand 4, 3 en 2 in te schakelen, de automaat schakelt echter pas terug als de motor niet meer met een te hoog toerental kan draaien. Keuzehendelblokkering Automatische keuzehendelblokkering Bij ingeschakeld contact is de keuzehendel in de standen P en N geblokkeerd. Om de keuzehendel uit deze standen te nemen moet het rempedaal worden ingedrukt en gelijktijdig de blokkeerknop op de handgreep van de keuzehendel worden ingedrukt. Op het informatiedisplay* verschijnt: "Apply foot brake when selecting gear with vehicle stationary" (Bij het inschakelen van een rijversnelling bij stilstaande auto de voetrem intrappen) Bovendien brandt in de keuzehendelafdekkap het symbool, totdat het rempedaal wordt ingedrukt. Het tijdvertragingselement zorgt ervoor dat bij het vlot schakelen door de stand N (bijv. van R naar D) de keuzehendel niet wordt geblokkeerd. Hierdoor is het bijv. mogelijk een vastzittende auto door snel naar voren/naar achteren te rijden los te rijden. Als de keuzehendel bij niet-ingedrukt rempedaal langer dan 2 seconden in de stand N staat, grijpt de keuzehendelblokkering aan. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

115 114 Automatische versnellingsbak* De keuzehendelblokkering werkt alleen bij stilstaande auto en bij snelheden tot 5 km/h. Bij hogere snelheden wordt de blokkering in de stand N automatisch uitgeschakeld. Blokkeerknop De blokkeerknop in de handgreep van de keuzehendel voorkomt dat er per vergissing enige versnellingen kunnen worden ingeschakeld. Als u de blokkeerknop indrukt, wordt de keuzehendelblokkering opgeheven. Blokkering contactsleutel tegen uittrekken uit contactslot U kunt de contactsleutel na het uitschakelen van het contact alleen maar uit het contactslot trekken als de keuzehendel in stand P staat. Bij een uit het contactslot getrokken sleutel is de keuzehendel in de stand P geblokkeerd. Kick-downfunctie De kick-downfunctie maakt maximale acceleratie mogelijk. Als het gaspedaal over het drukpunt heen helemaal wordt ingetrapt, schakelt de automaat (afhankelijk van snelheid en motortoerental) naar een lagere versnelling terug. Er wordt pas overgeschakeld naar de eerstvolgende hogere versnelling zodra het maximumtoerental is bereikt. Denk erom dat bij een glad, glibberig wegdek de aangedreven wielen door het inschakelen van het kick-downsysteem kunnen doordraaien - slipgevaar! Bij een ingehouden rijstijl kiest de versnellingsbak het meest economische rijprogramma. Door vroegtijdig opschakelen en laat terugschakelen wordt het brandstofverbruik gunstig beïnvloed. Bij een vlotte rijstijl met snelle gaspedaalbewegingen en sterke acceleratie en vaak wisselende snelheden, gebruikmaking van de maximale snelheid of inschakeling van het kick-downsysteem schakelt de bak naar het sportprogramma. Door laat opschakelen wordt volledig geprofiteerd van de vermogensreserves van de motor. Het terugschakelen gebeurt bij hogere toerentallen dan in de economische programma's. De keuze van het meest gunstige programma is een continu verlopend proces. Onafhankelijk daarvan is het mogelijk door snel gas geven naar een sportief rijprogramma te springen. Daarbij schakelt de versnellingsbak terug naar een versnelling die overeenkomt met de rijsnelheid, waardoor vlot accelereren mogelijk is (bijv. bij het inhalen) zonder dat het gaspedaal tot aan de kick-downstand hoeft te worden ingetrapt. Nadat de bak weer is opgeschakeld, wordt bij de dan geldende rijstijl het oorspronkelijke programma weer ingesteld. Bij het rijden in de bergen wordt de keuze van de versnellingen aangepast aan de hellingen en afdalingen. Daardoor wordt voorkomen dat de bak bij bergopwaarts rijden tussen de versnellingen heen en weer gaat schakelen. Bij het intrappen van het rempedaal wordt bergafwaarts teruggeschakeld naar de eerstvolgende lagere versnelling. Daardoor kunt u profiteren van afremmen op de motor zonder dat u met de hand hoeft te schakelen. Dynamisch schakelprogramma De automatische versnellingsbak van uw auto wordt elektronisch gestuurd. Het open terugschakelen van de versnellingen gebeurt automatisch op basis van het vooraf ingestelde rijprogramma.

116 Automatische versnellingsbak* 115 Tiptronic De Tiptronic stelt de bestuurder in staat de versnellingen ook met de hand in te schakelen. Afb. 124 Keuzehendel: met de hand schakelen Afb. 125 Informatiedisplay: met de hand schakelen Overschakelen naar handmatig schakelen Druk de keuzehendel vanuit stand D naar rechts. Zodra de versnellingsbak is omgeschakeld, verschijnt op het display waarbij de ingeschakelde versnelling oplicht. Opschakelen Tik de keuzehendel (in de Tiptronic-stand) naar voren afb. 124 A+. Terugschakelen Tik de keuzehendel (in de Tiptronic-stand) naar achteren A-. Het omschakelen naar handmatig schakelen kan zowel bij stilstaande auto als tijdens het rijden gebeuren. Bij het accelereren schakelt de bak in de versnellingen 1, 2, 3 en 4 vlak voor het bereiken van het maximaal toegestane motortoerental automatisch naar de hogere versnelling. Als een lagere versnelling dan de huidige, schakelt de automaat pas terug als de motor niet meer met een te hoog toerental kan draaien. Als het kick-downsysteem wordt geactiveerd, schakelt de versnellingsbak op basis van snelheid en motortoerental naar een lagere versnelling. Noodprogramma Bij een systeemstoring is een noodprogramma beschikbaar. Bij storingen aan de elektronica van de versnellingsbak werkt de versnellingsbak met een hierbij behorend noodprogramma. Dit wordt aangegeven door het oplichten, resp. uitgaan van alle segmenten op het display. Alle keuzehendelstanden blijven inschakelbaar. In de standen D, 4, 3 en 2 werkt de versnellingsbak altijd in de 4e versnelling. In stand R kan de achteruitversnelling worden gebruikt. Het handmatige schakelprogramma (Tiptronic) is in de noodstand uitgeschakeld. Als de versnellingsbak is omgeschakeld naar het noodprogramma dient u zo snel mogelijk een Škoda-dealer op te zoeken om de storing te laten opheffen. Aan- en wegslepen Aanslepen Bij auto's met een automatische versnellingsbak kan de motor niet worden gestart door het aanslepen bladzijde 220. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

117 116 Automatische versnellingsbak* Bij een ontladen autoaccu kan, met behulp van startkabels, de accu van een andere auto worden gebruikt voor het starten bladzijde 218. Wegslepen Als u de auto moet afslepen, moeten beslist de aanwijzingen in acht worden genomen bladzijde 219.

118 Communiceren en navigeren 117 Communiceren en navigeren Multifunctioneel stuurwiel* Inleiding De functies van de toetsen in het stuurwiel kunnen verschillen al naargelang de uitrusting van de auto. Met de toetsen A1, A2, A3 en A4 afb. 126 kunt u de hoofdfuncties van het snelheidsregelsysteem (cruise control), de radio's, resp. de telefoon bedienen. Zie voor verdere informatie de betreffende bedieningshandleidingen. Zodra de koplampen worden ingeschakeld, worden ook de schakelaars op het stuurwiel verlicht. Snelheidsregelsysteem bedienen Afb. 126 Multifunctioneel stuurwiel: Bedieningstoetsen Het snelheidsregelsysteem wordt met behulp van de toetsen A1 en bediend, bij de uitvoering met telefoon alleen maar met de toets A1 afb A2 In- en uitschakelen Het snelheidsregelsysteem wordt door het schuiven van de schakelaar A bladzijde 108 naar de stand ON ingeschakeld. Het snelheidsregelsysteem wordt door het verschuiven van de schakelaar A tot aan de aanslag naar rechts in de stand OFF uitgeschakeld. Snelheid opslaan Schakel het snelheidsregelsysteem in. Na het bereiken van de gewenste snelheid drukt u kort op de toets A1 afb. 126 in de stand SET-. De auto houdt de opgeslagen snelheid vast zonder dat u daarvoor het gaspedaal hoeft te bedienen. Opgeslagen snelheid wijzigen De opgeslagen snelheid kan door het indrukken van de toets A1 afb. 126 in de stand SET- worden verlaagd. Als u de toets ingedrukt houdt, wordt de snelheid continu verlaagd. Na het bereiken van de gewenste snelheid laat u de tuimelschakelaar los. Daardoor wordt de nieuw bereikte snelheid in het geheugen opgenomen. Als de tuimelschakelaar bij een lagere snelheid dan 30 km/h wordt losgelaten, wordt de snelheid niet meer in het geheugen opgeslagen, het geheugen wordt gewist. De snelheid moet na een snelheidsverhoging tot boven de 30 km/h opnieuw door het indrukken van de toets A1 in de stand SET in het geheugen worden opgeslagen. De opgeslagen snelheid kan door het indrukken van de toets A1 in de stand RES+ worden verhoogd. Als de schuifschakelaar ingedrukt wordt gehouden, loopt de snelheid continu op. Na het bereiken van de gewenste snelheid laat u de tuimelschakelaar los. Daardoor wordt de nieuw bereikte snelheid in het geheugen opgenomen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

119 118 Communiceren en navigeren Snelheidsregelsysteem tijdelijk uitschakelen Het snelheidsregelsysteem wordt bij de uitvoering zonder telefoon met de toets A2 bladzijde 117, afb. 126 in de stand CANCEL tijdelijk uitgeschakeld, bij de uitvoering met telefoon door het schuiven van de schakelaar A in de tussenstand vóór de stand OFF bladzijde 109. De opgeslagen snelheid kan door het indrukken van de toets A1 in de stand RES+ weer worden hervat. Zie voor andere varianten wat betreft het tijdelijk uitschakelen van het snelheidsregelsysteem bladzijde 109. Let op de volgende aanwijzingen bladzijde 108. De in het geheugen opgeslagen snelheid mag alleen weer worden hervat als deze voor de dan bestaande verkeersomstandigheden niet te hoog is. Cassettespeler Door het indrukken van de toets A4 (standen en ) kunt u de band vooruit-, resp. achteruitspoelen. Cd-speler Door het indrukken van de toets A4 (standen en ) kunt u de titel één voor één vooruit en achteruit kiezen. Radioberichtengeheugen (RDS = radiodatasysteem)* Door het indrukken van de toets A4 (standen en ) kunt u de opgeslagen radioberichten één voor één voor- en achteruit doorlopen. Bij de uitvoering met telefoon moet u voor omschakeling op het gebruik van de radio toets A2 in de stand MODE indrukken. Telefoon bedienen Radio en cd-speler bedienen De radio wordt met behulp van de toetsen A3 en A4 bediend, bij de uitvoering met telefoon met behulp van de toetsen A2, A3 en A4 bladzijde 117, afb Radio Door het indrukken van de toets A3 (standen en ) zet u de radio, cassettespeler, cd-speler en de verkeersinformatie harder, resp. zachter. Door het indrukken van de toets A4 (standen en ) kunt u de radiostations met het automatische zenderzoeksysteem voor- en achterwaarts zoeken. Afb. 127 Multifunctioneel stuurwiel: Bedieningstoetsen U bedient de telefoon met behulp van de toetsen, en afb A2 A3 A4 Door het indrukken van de toets A2 in de stand MODE schakelt u van het gebruik van de radio over naar het gebruik van de telefoon (en ook weer terug).

120 Communiceren en navigeren 119 Door het even indrukken van de toets A2 in de stand kunt u een telefoongesprek opnemen of beëindigen, of een naam uit het telefoonboek kiezen. Door de toets A2 in de stand langer dan 2 seconden in te drukken kunt u telefoongesprekken weigeren. Door het indrukken van de toets A3 in de standen resp. en zet u het geluid van het telefoongesprek harder, resp. zachter. Door het even indrukken van de toets A4 in die stand of kunt u het telefoonboek op namen doorbladeren. Door het langer indrukken van de toets A4 in de standen of kunt u alfabetisch vooruit (A t/m Z), resp. achteruit (Z t/m A) door het telefoonboek bladeren. Als u met behulp van de toets MODE op het multifunctionele stuurwiel bladzijde 118, afb. 127 naar de telefoonstand gaat en de telefoon bevindt zich niet in de adapter, verschijnt op het display INSERT PHONE (TELEFOON PLAATSEN). Na het aanbrengen van de telefoon verschijnt op het display PHONE IN (TELEFOON GEPLAATST). Hierna verschijnt op het display PHONE STARTUP (TELEFOON INITIALISEREN) en het systeem stuurt de gegevens van de telefoon naar het informatiedisplay. Op het display verschijnt achtereenvolgend: DIALED CALLS LOADING: xxx (GEKOZEN OPROEPEN LADEN: xxx) RCVD CALLS LOADING: xxx (BEANTWOORDE OPROEPEN LADEN: xxx) MISSED CALLS LOADING: xxx (OPROEPEN BIJ AFWEZIGHEID L.: xxx) PHONEBOOK LOADING (TELEFOONBOEK LADEN: xxx) Tijdens de dataoverdracht uit de telefoon kan niet door het telefoonboek worden gebladerd. Na het beëindigen van de dataoverdracht verschijnt op het display de eerste naam uit het telefoonboek. Door het indrukken van de toets A4 in de stand of bladzijde 118, afb. 127 kan door de afzonderlijke menu's worden gebladerd. Door het indrukken van de toets A2 in de stand kiest u het gewenste nummer. Door het indrukken van de toets A2 in de stand MODE komt u één niveau hoger in het menu. In het hoofdmenu kunt u de volgende items kiezen: PHONEBOOK (TELEFOONBOEK SETUP (SET-UP) LAST CALLS (GEKOZEN OPROEPEN) RECEIVED CALLS (BEANTWOORDE OPROEPEN) MISSED CALLS (OPROEPEN BIJ AFWEZIGHEID) In het menu SETUP (SET-UP) kunt u de volgende items kiezen: LANGUAGE (TAAL) - hier kunt u de taal kiezen, waarin de meldingen moeten worden weergegeven. U kunt een keuze maken uit de volgende talen: Tsjechisch, Engels, Duits, Italiaans, Frans, Spaans. De ingestelde taal wordt invers weergegeven. MEMORY (TELEFOONBOEKGEHEUGEN) - hier kunt u instellen welk telefoonboek na het aanbrengen van de telefoon in de adapter moet worden verstuurd naar het informatiedisplay. U kunt tussen het telefoonboek PHONE PHONEBOOK (INTERN TELEFOONBOEK) en het geheugen van de SIM-kaart SIM PHONEBOOK (SIM-TELEFOONBOEK) kiezen. Het ingestelde geheugen (telefoonboek) wordt invers weergegeven. Enkele telefoons beschikken niet over een intern telefoonboek, maar slechts over een telefoonboek in het geheugen van de SIM-kaart. Overzicht van de eerstvolgende functies en weergaven: Activiteit Gekozen nummer beantwoorde oproep Oproep weigeren Weergave op display CALLING name (Naam OPGEROEPENE) of CALLING number (Nummer OPGEROEPENE) CALL name (Naam OPROEPER) of CALL number (Nummer OPROEPER) of CALL (OPROEP) CALL REJECTED (OPROEP GEWEIGERD) Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

121 120 Communiceren en navigeren Activiteit Oproep beëindigd Nummer bezet geen netwerk gevonden Pincode intoetsen Weergave op display END OF CALL (OPROEP BEËINDIGD) LINE ENGAGED (LIJN BEZET) NO SERVICE (GEEN NETWERK) ENTER PIN CODE (PIN a.u.b.) Cd-wisselaar* Cd-magazijn wegnemen en in de cd-wisselaar schuiven Aanwijzing Als de instelling van het geheugen wordt gewijzigd moet, om de gegevens vanuit het nieuw ingestelde geheugen naar het informatiedisplay te versturen, de telefoon uit de adapter worden genomen en weer terug worden geplaatst. Als u de telefoon niet gebruikt (het geheugen niet doorbladert, niet belt, enz.) wordt na 60 seconden automatisch overgeschakeld naar de radiostand. Als het contact wordt uitgezet en de telefoon achterblijft in de adapter schakelt het systeem na 30 minuten automatisch de telefoon uit. Als in het telefoonboek namen met speciale tekens (haakjes, streepjes e.d.) zijn opgeslagen, worden de speciale tekens niet altijd correct op het informatiedisplay weergegeven. De functie voor de comfortbediening met de toetsen op het multifunctionele stuurwiel worden niet door alle telefoons en adapters ondersteund. Neem contact op met de Škoda-dealer, die u kan vertellen welke adapter en welke telefoon u kunt gebruiken. De cd-wisselaar voor radio en navigatiesysteem bevindt zich in het linkerzijvak van de bagageruimte. Magazijn uit de cd-wisselaar nemen De schuif A1 afb. 128 helemaal openschuiven. Druk op toets A3. Het magazijn A2 wordt automatisch naar buiten geschoven. Neem het magazijn weg. Afb. 128 Cd-wisselaar Magazijn in de cd-wisselaar schuiven Het magazijn met de pijl naar boven gericht tot aan de aanslag in de wisselaar schuiven bladzijde 121, afb De pijlpunt op het magazijn moet hierbij zijn gericht naar de schacht van het magazijn. Schuif dichtschuiven. Nadat het magazijn in de cd-wisselaar is geschoven wordt geanalyseerd hoeveel cd's zich in het magazijn bevinden.

122 Communiceren en navigeren 121 Als er zich in de cd-wisselaar geen magazijn bevindt, verschijnt op de cd-modus op het display van de radio NO CD MAGAZINE. U kunt het magazijn ook bij een uitgeschakelde radio wegnemen. De cd's met de weergavezijde naar onderen stuk voor stuk in het magazijn schuiven, tot zij met een geluid hierin worden vergrendeld. Let op de cd-volgorde op de rechter magazijnzijde afb Voorzichtig! Sluit na het aanbrengen van het magazijn altijd de schuif. De schuif beschermt de cd-wisselaar tegen stof en vuil en voorkomt zo storingen. Aanwijzing In dit instructieboekje staan alleen de benodigde handelingen voor het gebruik van de cd-wisselaar beschreven. Meer informatie met betrekking tot het instelmenu vindt u in het instructieboekje voor de radio. Monteer alleen een origineel Škoda-cd-magazijn. Voorzichtig! In het magazijn kunnen zes standaard-cd's (diameter 12 cm) worden geplaatst. Gebruik geen 8 cm- single-cd's! Om storingen aan de cd-wisselaar te voorkomen, adviseren wij niet gebruik te maken van een cd-beschermfolie of stabilisator (in de handel als cd-accessoire leverbaar). Cd's uit het magazijn nemen Magazijn met cd's laden Afb. 130 Cd's wegnemen Afb. 129 Wisselaar met cd laden Cd met de weergavezijde naar onderen gericht vastpakken bij de boring in het hart en de buitenrand. Het magazijn met de pijl naar boven houden afb Draai de vrijgavehendel in de richting van de pijl afb Druk de cd's via de uitsparing in de achterzijde van het magazijn voorzichtig naar voren. Let erop dat de cd's niet vallen! Cd's uit het magazijn nemen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

123 122 Communiceren en navigeren Cd weergeven Op het radiodisplay kan de volgende informatie worden weergegeven: SHFL (Shuffleplay). CD1... CD6 - vak van het cd-magazijn. NO CD - geen cd in het magazijn. TR01, TR02 enz. - titel van de gekozen cd. Aanwijzing Meer details, zie instructieboekje radio. Storingindicaties Op het radiodisplay kunnen de volgende storingindicaties worden weergegeven: NO CD CHANGER - cd-wisselaar met magazijn niet aangesloten. NO CD MAGAZINE - geen magazijn in de cd-wisselaar. NO CD - het gekozen vak in het magazijn van de cd-wisselaar is leeg. SURFACE - in het gekozen vak is de cd met de weergavezijde naar boven geplaatst. Tips voor het gebruik van de cd-wisselaar Let op de volgende aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van de cd-wisselaar. Om een correcte, kwalitatief hoogwaardige cd-weergave te kunnen garanderen, mogen alleen schone cd's zonder krassen en beschadigingen worden gebruikt. Geen stickers op de cd's plakken. Niet-gebruikte cd's altijd in het daarvoor bestemde cd-opbergvak (behoort tot de originele Škoda-accessoires) of in de originele klapbox bewaren. Cd's nooit blootstellen aan direct zonlicht. Voor het schoonmaken van de cd's een zachte niet-pluizende doek gebruiken. Daarbij de cd rechtlijnig vanuit het midden naar buiten toe afvegen. Sterke verontreiniging met een gebruikelijke cd-reiniger te lijf gaan. Gebruik nooit vloeistoffen zoals benzine, thinner of een grammofoonplaatreiniger, omdat deze het oppervlak van de cd kunnen aantasten. Voorzorgsmaatregelen bij laserapparatuur Laserapparaten zijn volgens DIN IEC 76 (CO) 6/VDE 0837 ingedeeld in veiligheidsklassen 1-4. De Škoda-cd-wisselaar valt in de veiligheidsklasse 1. De bij de apparaten van de klasse 1 gebruikte laser is zo energiearm, resp. afgeschermd, dat bij reglementair gebruik geen gevaar aanwezig is. Besteed uw aandacht in de eerste plaats aan het autorijden! Aanwijzing De afdekkap van het apparaat niet wegnemen. Het apparaat bevat geen onderdelen, die door de gebruiker kunnen worden onderhouden. Garantie Voor onze af fabriek gemonteerde radio gelden dezelfde garantievoorwaarden als voor nieuwe auto's. Aanwijzing Een defect in de zin van de garantie mag niet door een ondeskundige behandeling van het systeem of door ondeskundige reparatiepogingen zijn ontstaan. Bovendien mag ook geen uitwendige beschadiging aanwezig zijn.

124 Communiceren en navigeren 123 Cd-box in bagageruimte* In het linker zijvak van de bagageruimte zijn boven de cd-wisselaar* twee cd-boxen geplaatst. Druk de klittenbandsluiting zorgvuldig vast, zodat tijdens de rit geen cd uit de box kan vallen, om een mogelijke beschadiging te voorkomen. Sluit het zijvak bladzijde 72, Zijvak Aanwijzing Wij adviseren u beide cd-boxen in het linkerzijvak boven de cd-wisselaar gemonteerd te laten. U voorkomt hiermee dat er ongewenste geluiden optreden of dat er ongewenste bewegingen, resp. beschadigingen van de cd-box tijdens het rijden kunnen ontstaan. B1Z-0042H Afb. 131 Cd-boxen in bagageruimte Telefoon, radiotelefoon en navigatiesysteem Plaats in elke cd-box maximaal zes standaard-cd's. Universele telefoonaansluiting voor* (Gsm II) Cd in de cd-box leggen Open het zijvak bladzijde 72, Zijvak Trek de klittenbandsluiting aan de onderzijde van de box los. Schuif het gewenste aantal cd's met de standaardhoes in de horizontale vakken, maximaal echter 6 cd's. Druk de klittenbandsluiting zorgvuldig vast, zodat tijdens de rit geen cd uit de box kan vallen, om een mogelijke beschadiging te voorkomen. Cd uit de cd-box nemen Trek de klittenbandsluiting aan de onderzijde van de box los. Neem uit de horizontale vakken het gewenste aantal cd's. Afb. 132 Universele telefoonaansluiting, voor Af fabriek wordt een telefoonhouder meegeleverd. De houder is op de middenconsole bevestigd. De adapter en de telefoon worden niet door Škoda Auto AG meegeleverd. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

125 124 Communiceren en navigeren Initialisering Trek de contactsleutel uit het contactslot. Plaats de adapter zonder telefoon in de houder AB eerst in de richting van de pijl A1 bladzijde 123, afb. 132 totdat de adapter de aanslag raakt. Druk de adapter lichtjes in de richting van de pijl A2 tot hij vastklikt. Steek de adapterkabel in het telefoonstopcontact. Het stopcontact bevindt zich onder op de telefoonhouder. Schakel het contact in. Wacht circa 20 seconden, zet het contact uit en trek de contactsleutel uit het contactslot. Plaats de telefoon in de adapter A (volgens de handleiding van de fabrikant) en zet het contact aan. Telefoonvoorbereiding voor of achter* (gsm III) Afb. 133 Universele telefoonaansluiting, voor Telefoon met adapter uit houder nemen Druk de toets AC in en neem de telefoon uit de houder. U moet een initialisering uitvoeren: nadat de adapter voor de eerste keer is aangesloten, na het aansluiten van de accukabels, na het lostrekken van de adapterkabel uit de contactdoos voor de telefoon. Op deze manier kunt u volledig profiteren van de voordelen van een gewone telefoon ( handsfree bellen via een in de auto ingebouwde microfoon, optimale transmissiemogelijkheden met buitenantenne enz.). Bovendien wordt de accu van de telefoon voortdurend geladen. Als iets niet duidelijk is, verzoeken wij u contact op te nemen met uw Škoda-dealer. Neem de verdere aanwijzingen in acht bladzijde 125, Mobiele telefoons en mobilofoons. B1Z-0042H Afb. 134 Universele telefoonaansluiting, achter Initialisering van de adapter Trek de contactsleutel uit het contactslot. Plaats de adapter A in één van de houders AB (de mobiele telefoon mag niet in de adapter zijn geplaatst). Steek de kabel in het telefoonstopcontact. Schakel het contact in.

126 Communiceren en navigeren 125 Wacht circa 20 seconden, zet het contact uit en trek de contactsleutel uit het contactslot. Plaats de telefoon in de adapter (volgens de handleiding van de fabrikant) en zet het contact aan. U moet een initialisering uitvoeren: nadat de adapter voor de eerste keer is aangesloten, na het aansluiten van de accukabels, na het lostrekken van de adapterkabel uit de contactdoos voor de telefoon. Op deze manier kunt u volledig profiteren van de voordelen van een gewone telefoon ( handsfree bellen via een in de auto ingebouwde microfoon, optimale transmissiemogelijkheden met buitenantenne enz.). Bovendien wordt de accu van de telefoon voortdurend geladen. Af fabriek wordt een telefoonhouder voor de voorste en de achterste telefoon meegeleverd. De voorste telefoonhouder bevindt zich op de middenconsole, voor bladzijde 124, afb. 133, de achterste op de middenconsole, achter bladzijde 124, afb De adapter (Cullmann) en de telefoon worden niet door Škoda Auto AG meegeleverd. Neem de verdere aanwijzingen in acht bladzijde 125, Mobiele telefoons en mobilofoons. Aanwijzing Om technische redenen is het niet mogelijk gelijktijdig de mobiele telefoon voor en achter te gebruiken. Let erop dat de adapter A altijd slechts in één houder AB is geplaatst. Mobiele telefoons en mobilofoons Het inbouwen van mobiele telefoons en mobilofoons mag in principe alleen door een Škoda-dealer worden uitgevoerd. Škoda Auto a.s. staat het gebruik van mobiele telefoons en mobilofoons met een deskundig geïnstalleerde buitenantenne en een maximaal zendvermogen tot 10 watt toe. Voor wat betreft de mogelijkheden voor het inbouwen en het gebruik van mobiele telefoons en mobilofoons met een hoger zendvermogen dan 10 W verzoeken wij u contact op te nemen met uw Škoda-dealer/vakgarage Wat betreft de technische mogelijkheden voor het eventueel naderhand inbouwen van een mobiele telefoon en mobilofoon, kunt u advies inwinnen bij de Škoda-dealer. Bij het gebruik van normaal in de handel verkrijgbare mobiele telefoons of radioapparatuur kunnen storingen in de elektronica van uw auto optreden. De oorzaak hiervan kan zijn: geen buitenantenne, verkeerd geïnstalleerde buitenantenne, zendvermogen van meer dan 10 watt. Daarom mogen mobiele telefoons of mobilofoons zonder buitenantenne of met een verkeerd geïnstalleerde buitenantenne niet binnen in de auto worden gebruikt. Bovendien moet zich ervan bewust zijn dat alleen met een buitenantenne de apparatuur optimaal kan presteren. Binnen in de auto gebruikte mobiele telefoons of radioapparatuur zonder buitenantenne of met verkeerd geïnstalleerde buitenantenne kunnen door te hoge elektromagnetische velden schade aan uw gezondheid toebrengen. Besteed uw aandacht in de eerste plaats aan het autorijden! Mobilofoons, mobiele telefoons of houders mogen niet op de afdekkappen van de airbags of binnen hun werkingsgebied worden gemonteerd. Bij een aanrijding zou dit tot persoonlijk letsel kunnen leiden! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

127 126 Communiceren en navigeren Aanwijzing Neem de bedieningsaanwijzingen van de mobiele telefoons en mobilofoons in acht. Navigatiesysteem* De bedieningselementen van het navigatiesysteem, de radio en de cd-speler bevinden zich aan beide zijden van het beeldscherm in de middenconsole. De navigatiegegevens worden bovendien op het informatiedisplay weergegeven. Een uitvoerige beschrijving van het navigatiesysteem staat in de bijbehorende bedieningshandleiding.

128 Passieve veiligheid 127 Veiligheid Passieve veiligheid Principes Veiligheid komt op de eerste plaats Passieve veiligheidsmaatregelen verlagen het risico op letsel in ongevalssituaties. In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informatie, tips en aanwijzingen met betrekking tot het thema passieve veiligheid in uw auto. We hebben hier alles samengevat wat u bijvoorbeeld over veiligheidsgordels, airbags, kinderstoeltjes en de veiligheid van kinderen moet weten. Neem daarom de aanwijzingen en waarschuwing in dit hoofdstuk in acht in uw eigen belang en in het belang van de mede-inzittenden. In dit hoofdstuk staat belangrijke informatie voor de bestuurder en diens passagiers voor de omgang met de auto. Meer informatie met betrekking tot de veiligheid die uw en uw mede-inzittenden aangaan, vindt u in het volgende hoofdstuk in dit instructieboekje. De complete documentatie moet altijd in de auto aanwezig zijn. Dit is vooral belangrijk als u de auto verhuurt of verkoopt. Veiligheidsuitrustingen De veiligheidsuitrustingen maken deel uit van de bescherming voor de inzittenden en kunnen de kans op letsel bij een ongeval reduceren. reduceren. Bij de onderstaande opsomming staat een deel van de veiligheidsuitrusting die in uw auto is aangebracht: driepunts-veiligheidsgordels voor alle zitplaatsen, Gordelbelastingsbegrenzing voor voorstoelen en de beide achterzittingen behalve de middelste, Gordelspanner voor voorstoelen en de beide achterzittingen behalve de middelste, instelling gordelhoogte voor de voorstoelen, Voorairbags, Zijairbags, hoofdairbags*, verankeringspunten voor kinderzitjes met het ISOFIX -systeem In hoogte instelbare hoofdsteunen, instelbare stuurkolom. De genoemde veiligheidsuitrustingen werken samen om u en uw passagiers in een gevaarlijke situatie de best mogelijke bescherming te bieden. De veiligheidsuitrustingen helpen u of uw passagier niet als u of uw passagiers een verkeerde zithouding innemen of deze uitrustingen niet correct afstellen of gebruiken. Met het oog hierop geven wij u de informatie waarom deze uitrustingen zo belangrijk zijn, hoe zij bescherming bieden, waar bij het gebruik op moet worden gelet en hoe u en uw passagiers het meest effectief gebruik kunnen maken van de aanwezige veiligheidsuitrustingen. Deze handleiding bevat belangrijke waarschuwingen, waarop uw en uw passagiers moeten letten om de kans op letsel te verkleinen. Veiligheid geldt voor iedereen! Uw veiligheid en de veiligheid van uw passagiers mag u niet op het spel zetten. In het geval van een aanrijding kunnen de veiligheidsuitrustingen de kans op letsel Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

129 128 Passieve veiligheid Voor elke rit De bestuurder draagt altijd de verantwoording voor zijn passagiers en voor de bedrijfszekerheid van de auto. Voor uw eigen veiligheid en voor de veiligheid van uw passagiers moet voor elke rit op de onderstaande punten worden gelet. Controleer of de verlichting en de knipperlichten correct functioneren. Controleer de bandenspanning. Zorg ervoor dat alle ruiten een goed zicht naar buiten bieden. Zet de meegevoerde bagage goed vast bladzijde 69, Bagageruimte beladen. Controleer of er geen voorwerpen zijn die de bediening van de pedalen kunnen beïnvloeden. Stel de spiegel, de voorstoel en de voorstoel op uw lichaamsgrootte af. Wijs uw passagiers erop dat zij de hoofdsteunen aanpassen aan hun lichaamsgrootte. Bescherm kinderen door middel van een geschikt kinderzitje en een juist gedragen veiligheidsgordel bladzijde 149, Veilig vervoer van kinderen. Neem de juiste zitpositie in bladzijde 129. Attendeer uw passagiers erop dat ook zij een goede zithouding aannemen. Doe de veiligheidsgordel op de juiste wijze om. Wijs ook uw passagiers erop dat zij de veiligheidsgordel op de juiste wijze moeten dragen bladzijde 135, Hoe worden veiligheidsgordel goed gedragen?. Laat uw aandacht niet van het verkeer afleiden, bijv. door passagiers of door een telefoongesprek. Neem nooit plaats achter het stuur als uw rijvaardigheid, bijv. door medicamenten, alcohol, drugs of iets dergelijks wordt beïnvloedt. Houdt u zich aan de verkeersregels en de voorgeschreven snelheden. Pas de rijsnelheid steeds aan de staat van het wegdek, alsmede aan de verkeers- en weersomstandigheden aan. Las tijdens een lange rit regelmatig een pauze in - uiterlijk om de twee uur. Wat beïnvloedt de rijveiligheid? De rijveiligheid wordt in hoge mate bepaald door de rijstijl en het gedrag van alle inzittenden. Als bestuurder bent u voor uzelf en uw passagiers verantwoordelijk. Als uw rijveiligheid wordt beïnvloed brengt u niet alleen uzelf maar ook de andere verkeersdeelnemers in gevaar. Let dan ook op de volgende aanwijzingen.

130 Passieve veiligheid 129 Juiste zitpositie Juiste zitpositie van de bestuurder De juiste zitpositie van de bestuurder is belangrijk voor veilig en ontspannen rijden. Afb. 135 De juiste afstand van de bestuurder ten opzichte van het stuurwiel Afb. 136 De juiste instelling van de hoofdsteun van de bestuurder Voor uw eigen veiligheid en om de kans op letsel bij een aanrijding te verkleinen adviseren wij de volgende instelling. Stel het stuurwiel zo af dat de afstand tussen het stuurwiel en het borstbeen minstens 25 cm bedraagt afb Stel de bestuurdersstoel in lengterichting zodanig in dat de pedalen met licht gebogen knie geheel kunnen worden ingetrapt. Stel de rugleuning zo af dat u het stuurwiel op het bovenste punt met licht gebogen armen kunt vastpakken. Stel de hoofdsteun zo af dat de bovenzijde van de hoofdsteun, indien mogelijk, op dezelfde hoogte als het bovenste deel van uw hoofd ligt afb Doe de veiligheidsgordel op de juiste wijze om bladzijde 135, Hoe worden veiligheidsgordel goed gedragen?. Handmatige instelling bestuurdersstoel bladzijde 61, Voorstoelen handmatig instellen. Elektrische instelling bestuurdersstoel bladzijde 62, Stoelen instellen. De voorstoelen en alle hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de lichaamsgrootte worden ingesteld, terwijl ook de veiligheidsgordels altijd correct moeten worden gedragen om u en uw passagiers een optimale bescherming te bieden. De bestuurder moet een minimale afstand van 25 cm ten opzichte van het stuur aanhouden afb Als deze minimale afstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet beschermen - levensgevaar! Houd tijdens het rijden het stuurwiel met de beide handen aan de zijkant op de buitenrand in de stand van 9 uur en 3 uur vast. Houd het stuurwiel nooit in de 12-uursstand of in een andere stand vast (bijv. in het midden of aan de binnenste stuurwielrand). In een dergelijk geval zou, bij het activeren van de bestuurdersairbag, letsel kunnen worden opgelopen aan armen, handen en hoofd. Tijdens het rijden mag de rugleuning niet te schuin naar achteren staan, omdat anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve zin worden beïnvloed - kans op letsel! Zorg ervoor dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden omdat deze voorwerpen bij een rij- of remactie tussen de pedalen kunnen komen. U zou dan niet in staat zijn te koppelen, te remmen of gas te geven. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

131 130 Passieve veiligheid Juiste zitpositie van de voorpassagier De voorpassagier moet een minimale afstand van 25 cm ten opzichte van het dashboard aanhouden zodat de airbag bij een activering de grootst mogelijke veiligheid biedt. Voor de veiligheid van de voorpassagier en om de kans op letsel bij een aanrijding te verkleinen adviseren wij de volgende instelling. Zet de stoel van de voorpassagier zo ver mogelijk naar achteren. Stel de hoofdsteun zo af dat de bovenzijde van de hoofdsteun, indien mogelijk, op dezelfde hoogte als het bovenste deel van uw hoofd ligt bladzijde 129, afb Doe de veiligheidsgordel op de juiste wijze om bladzijde 135. Bij wijze van uitzondering kunt de airbag voor de voorpassagier uitschakelen bladzijde 146, Airbag uitschakelen. Handmatige instelling voorpassagiersstoel bladzijde 61, Voorstoelen handmatig instellen. Elektrische instelling voorpassagiersstoel bladzijde 62, Stoelen instellen. De voorstoelen en alle hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de lichaamsgrootte worden ingesteld, terwijl ook de veiligheidsgordels altijd correct moeten worden gedragen om u en uw passagiers een optimale bescherming te bieden. De voorpassagier moet een minimale afstand van 25 cm ten opzichte van het dashboard aanhouden. Als deze minimale afstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet beschermen - levensgevaar! Houd de voeten tijdens het rijden altijd in de voetenruimte - leg de voeten nooit op het dashboard, in de ruitsponning of op de zittingen! Bij een remactie of een aanrijding stelt u zich dan aan een verhoogd letselrisico bloot. Bij een inschakeling van de airbag kunt u door de verkeerde zithouding dodelijk letsel oplopen! Vervolg Tijdens het rijden mag de rugleuning niet te schuin naar achteren staan, omdat anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatieve zin worden beïnvloed - kans op letsel! Juiste zithouding voor de passagiers op de achterbankzittingen De passagiers op de achterbankzittingen moeten rechtop zitten, de voeten in de voetenruimte houden en de veiligheidsgordels op de juiste wijze dragen. Om de kans op letsel bij plotseling remmen of bij een aanrijding te voorkomen moeten de passagiers op de achterbankzittingen op het volgende letten. Stel de hoofdsteunen zo af dat de bovenzijde van de hoofdsteun, indien mogelijk, op dezelfde hoogte als het bovenste deel van uw hoofd ligt bladzijde 129, afb Doe de veiligheidsgordel op de juiste wijze om bladzijde 135, Hoe worden veiligheidsgordel goed gedragen?. Maak gebruik van een geschikt kinderzitjesysteem als u kinderen in de auto meeneemt bladzijde 149, Veilig vervoer van kinderen. De hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de lichaamsgrootte worden ingesteld om u en uw passagiers een optimale bescherming te bieden. Houd de voeten tijdens het rijden altijd in de voetenruimte - leg de voeten nooit op ruitsponningen of op de zittingen. Bij een remactie of een aanrijding stelt u zich dan aan een verhoogd letselrisico bloot. Bij een inschakeling van de airbag kunt u door de verkeerde zithouding dodelijk letsel oplopen! Als de passagiers op de achterbankzittingen niet rechtop zitten, neemt door het niet goed zitten van de veiligheidsgordel de kans op letsel toe.

132 Passieve veiligheid 131 Voorbeelden van een verkeerde zitpositie Een verkeerde zitpositie kan voor de inzittenden leiden tot ernstig letsel of zelfs tot de dood. Veiligheidsgordels kunnen alleen als deze op de juiste wijze worden gedragen hun optimale bescherming bieden. Verkeerde zithoudingen reduceren de beschermende werking van de veiligheidsgordel aanzienlijk en verhoogt de kans op letsel door een verkeerde loop van de veiligheidsgordel. Als bestuurder draagt u de verantwoording voor uzelf en voor de passagiers, en vooral voor kinderen. Sta nooit toe dat een passagier tijdens het rijden een verkeerde zithouding aanneemt. De volgende opsomming bevat een aantal voorbeelden van welke zithoudingen gevaarlijk zijn voor de inzittenden. Deze opsomming is niet compleet, maar wij willen graag uw interesse voor dit thema opwekken. Daarom nooit tijdens de rit: in de auto gaan staan, op de zittingen staan, op de zittingen knielen, de rugleuning vlak naar achteren leggen, op het dashboard leunen, op de achterbank gaan liggen, alleen op het voorste deel van de zitting gaan zitten, naar opzij gericht plaatsnemen, uit de ruitsponning hangen, de voeten buiten de ruitsponning houden, de voeten op het dashboard leggen, de voeten op het stoelkussen leggen, in de voetenruimte meerijden, zonder omgelegde veiligheidsgordel meerijden, zich in de bagageruimte ophouden. Door een verkeerde zithouding stelt de inzittende zich bloot aan levensgevaarlijk letsel als de airbag wordt geactiveerd en hem hierbij raakt. Neem voor het begin van de rit de juiste zitpositie in en wijzig deze zithouding tijdens de rit niet. Wijs uw passagiers erop dat zij een juiste zithouding aannemen en deze houding ook tijdens de rit niet wijzigen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

133 132 Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels Waarom veiligheidsgordels? Bij het vervoer van kinderen moet u rekening houden met speciale veiligheidsaspecten bladzijde 149, Veilig vervoer van kinderen. Doe de gordel vóór elke rit, ook in stadsverkeer, altijd om! Dat geldt ook voor de mede-inzittenden op de achterbankzittingen - kans op letsel! Ook zwangere vrouwen moeten altijd de veiligheidsgordel dragen. Alleen dat biedt de beste bescherming voor het ongeboren kind bladzijde 135, Driepunts-veiligheidsgordels omdoen. Het verloop van de gordelband is voor de beschermende werking van de veiligheidsgordel van grote betekenis. Hoe de veiligheidsgordel moet worden gedragen staat op de volgende bladzijden beschreven. Afb. 137 Bestuurder met veiligheidsgordel Het is bewezen dat veiligheidsgordels goede bescherming bieden bij ongelukken afb In de meeste landen is het gebruik van veiligheidsgordels daarom wettelijk voorgeschreven. Veiligheidsgordels die correct worden gedragen, houden de inzittenden van de auto in de juiste zitpositie afb De gordels reduceren de bewegingsenergie in aanzienlijke mate. Verder voorkomen ze ongecontroleerde bewegingen die op zich al zwaar letsel tot gevolg kunnen hebben. Auto-inzittenden met correct gedragen veiligheidsgordels profiteren in sterke mate van het feit dat de bewegingsenergie optimaal via de gordels wordt opgevangen. Ook waarborgen de structuur van de voorzijde van de auto en andere passieve veiligheidskenmerken van uw auto, zoals bijv. het airbagsysteem, een reducering van de bewegingsenergie. De ontstane energie wordt daardoor verminderd en het risico van letsel kleiner. Ongevalsstatistieken bewijzen dat goed zittende gordels het risico van letsel verkleinen en de kans op overleven bij een zware aanrijding vergroten bladzijde 133. Aanwijzing Neem bij het gebruik van de veiligheidsgordels de afwijkende wettelijke bepalingen in acht.

134 Veiligheidsgordels 133 Het natuurkundige principe van een frontale aanrijding Afb. 138 De bestuurder zonder gordel vliegt naar voren kinetische energie hangt in belangrijke mate af van de snelheid en het gewicht van de auto en de inzittenden van de auto. Bij toenemende snelheid en toenemend gewicht moet bij een aanrijding meer energie worden geabsorbeerd. De snelheid van de auto is echter toch de belangrijkste factor. Als de snelheid bijvoorbeeld van 25 km/h tot 50 km/h wordt verdubbeld, wordt de bewegingsenergie verviervoudigd! De veelgehoorde mening dat het mogelijk is het lichaam bij een lichte aanrijding met de handen tegen te houden, is verkeerd. Al bij geringe aanrijdingssnelheden worden krachten op het lichaam werkzaam die niet meer kunnen worden opgevangen. Ook al rijdt u maar met een snelheid van 30 km/h tot 50 km/h, dan nog zijn bij een ongeluk krachten op het lichaam werkzaam die gemakkelijk meer dan N (Newton) kunnen bedragen. Dat komt overeen met een gewichtsbelasting van één ton (1 000 kg) Bij een frontale aanrijding worden inzittenden die geen gordel dragen naar voren geslingerd en klappen zonder controle tegen delen van de auto in het interieur zoals stuurwiel, dashboard, voorruit afb De inzittenden zonder gordel kunnen onder bepaalde omstandigheden zelfs uit de auto worden geslingerd. Dit kan leiden tot dodelijk letsel. Ook voor de passagiers op de achterbank is het belangrijk een gordel te dragen, omdat zij bij een aanrijding zonder controle door de auto worden geslingerd. Een mede-inzittende op de achterbankzitting die geen gordel draagt brengt niet alleen zichzelf in gevaar, maar ook degene die vóór hem zit afb Afb. 139 De mede-inzittende zonder gordel op de achterbankzitting vliegt naar voren Het natuurkundige principe van een frontale aanrijding is eenvoudig te verklaren: Zodra de auto in beweging is, ontstaat zowel bij de auto als bij de inzittenden van de auto bewegingsenergie, de zogenaamde kinetische energie. De grootte van de Belangrijke veiligheidsinstructies bij de omgang met veiligheidsgordels De juiste omgang met de veiligheidsgordels verkleint aanzienlijk de kans op letsel! De gordelband mag niet zijn ingeklemd of verdraaid of langs scherpe kanten schuren. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

135 134 Veiligheidsgordels Vervolg Het verloop van de gordelband is voor de maximale beschermende werking van de veiligheidsgordel van grote betekenis bladzijde 135, Hoe worden veiligheidsgordel goed gedragen?. Met een veiligheidsgordel mogen nooit twee personen gelijktijdig (ook geen kinderen) worden vastgemaakt. De veiligheidsgordels bieden alleen maar maximale bescherming in de juiste zitpositie bladzijde 129, Juiste zitpositie. De gordelband mag niet over vaste of breekbare voorwerpen (bijv. bril, ballpoint, bos sleutels) lopen omdat daardoor letsel kan ontstaan. Dikke kleding (bijv. een regenjas over het colbertjasje) heeft een negatieve invloed op het correct dragen en de werking van de veiligheidsgordels. Het gebruik van klemmen of andere voorwerpen voor het instellen van de veiligheidsgordels (bijv. voor het inkorten van de gordels bij kleinere personen) is verboden. De slotgesp mag alleen in het bij de betreffende zitting behorende slotdeel worden gestoken. Het verkeerd omdoen van de veiligheidsgordel beïnvloedt de beschermende werking hiervan en de kans op letsel neemt toe. De rugleuningen van de voorstoelen mogen niet te ver naar achteren staan, omdat anders de werking van de veiligheidsgordel teniet kan worden gedaan. De gordelband moet schoon worden gehouden. Een vuile gordelband kan de werking van de gordeloprolautomaat nadelig beïnvloeden bladzijde 182, Veiligheidsgordels. De geleider van de slotgesp mag niet door papier of iets dergelijks zijn verstopt omdat dan de gordelgesp niet vast kan klikken. Controleer regelmatig de staat van uw veiligheidsgordels. Als het gordelweefsel, de gordelverbindingen, de oprolautomaten of het slotdeel is beschadigd, moet de betreffende veiligheidsgordel door een Škoda-dealer worden vervangen. De veiligheidsgordels mogen niet worden uitgebouwd een ook mag er niet op enige wijze wijzigingen aan worden aangebracht. Probeer niet de veiligheidsgordel zelf te repareren. Vervolg Beschadigde veiligheidsgordels die bij een aanrijding zijn belast en daardoor zijn uitgerekt, moeten worden vervangen - bij voorkeur door een Škoda-dealer. Bovendien moeten ook de gordelbevestigingspunten worden gecontroleerd. In een aantal landen kunnen veiligheidsgordels worden gebruikt waarvan de werking afwijkt van de op de volgende bladzijden beschreven veiligheidsgordels.

136 Veiligheidsgordels 135 Hoe worden veiligheidsgordel goed gedragen? Driepunts-veiligheidsgordels omdoen Eerst de gordel omdoen, daarna starten! Trek de gordelband langzaam aan de slotgesp over borst en bekken. Steek de slotgesp in het bij de stoel horende gordelslot totdat hij hoorbaar inklikt. Trek bij wijze van proef aan de gordel om te controleren of de gordel goed in het slot is vergrendeld. Elke driepunts-veiligheidsgordel is met een oprolautomaat uitgerust. Deze automaat waarborgt volledige bewegingsvrijheid als er langzaam aan de gordel wordt getrokken. Bij plotseling remmen blokkeert de automaat evenwel. Hij blokkeert de gordel ook bij het accelereren, bij het rijden in de bergen en door bochten. Ook zwangere vrouwen moeten altijd veiligheidsgordels dragen. Afb. 140 Gordelbandverloop van de schouder- en heupgordel Afb. 141 Gordelbandverloop bij zwangere vrouwen Het schoudergordeldeel mag nooit over de hals lopen maar moet ongeveer over het midden van de schouder lopen en goed tegen het bovenlichaam aanliggen. Het heupgordeldeel moet vóór het bekken worden gelegd, mag niet over de buik lopen en moet altijd strak tegen het lichaam aanliggen afb De gordel zo nodig uitlijnen. Bij zwangere vrouwen moet de heupgordel zo diep mogelijk tegen het bekken aanliggen zodat er geen druk op de onderbuik ontstaat. Let altijd op het goede verloop van de veiligheidsgordels. Een verkeerd gedragen veiligheidsgordel kan zelfs bij een lichte aanrijding tot letsel leiden. Een te los gedragen veiligheidsgordel kan tot letsel leiden, omdat uw lichaam bij een ongeval door de bewegingsenergie verder naar voren komt en dan abrupt door de gordel wordt afgeremd. Steek de slotgesp alleen maar in het bij de betreffende zitplaats horende slotdeel. Als dit niet wordt gedaan, heeft dat een negatieve invloed op de beschermende werking en neemt de kans op letsel toe. Stel de voorstoel en de hoofdsteun goed in voordat u de gordel omdoet bladzijde 129, Juiste zitpositie. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

137 136 Veiligheidsgordels Gordelhoogte-instelling Veiligheidsgordels afdoen Afb. 142 Voorstoel: Gordelhoogte-instelling Afb. 143 Losmaken van de slotgesp van het gordelslot Met behulp van de gordelhoogte-instelling kan het verloop van de driepunts-veiligheidsgordel ter hoogte van de schouder aan het lichaam worden aangepast. Schuif de doorvoerplaat in de gewenste richting naar boven of naar beneden afb Controleer na de instelling door met een ruk aan de gordel te trekken of de doorvoerplaat correct is geborgd. Stel de hoogte van de gordel zo in, dat de schoudergordel ongeveer over het midden van de schouder - maar in geen geval langs de hals - loopt. Aanwijzing Voor het aanpassen van het verloop van de gordelband kan op de voorstoelen ook de stoelhoogteverstelling worden gebruikt. Druk op de rode knop in het gordelslot afb De slotgesp springt door veerdruk naar buiten. Leid de gordel met de hand terug zodat de oprolautomaat de gordelband ten slotte gemakkelijk kan oprollen. Een kunststofknop in de gordel houdt de gordelgesp zo dat hij makkelijk kan worden vastgepakt. Driepunts-veiligheidsgordel voor de middelste achterbankzitting Uw auto is af fabriek uitgevoerd met een driepunts-veiligheidsgordel op de middelste achterzitting. Deze gordel wordt op precies dezelfde wijze gebruikt als de driepunts-veiligheidsgordels die links, resp. rechts (vóór en achter) zijn gemonteerd. De driepunts-veiligheidsgordel voor de middelste achterzitting moet eerst zo worden omgedaan dat de heupgordel tussen het gordelslot van de rechter driepunts-veiligheidsgordel en de rugleuning loopt, waarbij het kruisen van de rechter en de middelste gordel moet worden voorkomen.

138 Veiligheidsgordels 137 De driepunts-veiligheidsgordel voor de middelste zitting achter kan alleen goed functioneren als de rugleuningen van de achterbankzittingen correct zijn vergrendeld bladzijde 72. Veiligheidsgordel blokkeren Voor de bevestiging van een kinderzitje kunnen de driepunts-veiligheidsgordels voor de voorpassagier en voor de zitplaatsen achterin worden geblokkeerd bladzijde 155, Bevestiging van kinderzitje. Dit blokkeren van de gordel waarborgt een vaste positie van het kinderzitje in de auto. Bevestig nooit een kinderzitje op de voorpassagiersstoel waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit, als de voorpassagiersairbag is geactiveerd bladzijde 150, Gebruik van kinderzitjes op de voorpassagiersstoel kans op ernstig tot dodelijk letsel! Gordelspanners De veiligheid voor de bestuurder en de inzittenden die een gordel dragen wordt door de gordelspanners op de oprolautomaten van de voorste en de zich aan de zijkant achter bevindende driepunts veiligheidsgordels als aanvulling op het airbagsysteem verhoogd. Bij frontale aanrijdingen vanaf een bepaalde zwaarte worden de driepunts-veiligheidsgordels automatisch strak gespannen. De achterste buitenste gordelspanners worden ook bij niet-gedragen veiligheidsgordel geactiveerd. De gordelspanner wordt bij een ernstige frontale aanrijding geactiveerd. Bij de activering wordt in de oprolautomaat een poederlading ontstoken. Via een mechanisch systeem wordt de gordelband in de oprolautomaat getrokken, waardoor de gordel strak wordt gespannen. Bij lichte frontale aanrijdingen, aanrijdingen van opzij of van achteren, bij over de kop slaan en bij ongevallen waarbij geen aanzienlijke krachten van voren komen, worden de gordelspanners niet geactiveerd. De levensduur van de veiligheidsgordels met gordelspanners bedraagt 15 jaar gerekend vanaf de fabricagedatum van de auto. Na deze periode is het noodzakelijk de veiligheidsgordels door een Škoda-dealer te laten vervangen. Alle werkzaamheden aan het gordelspannersysteem of in de nabijheid hiervan, zoals het uit- en inbouwen van systeemdelen met het oog op andere reparatiewerkzaamheden, mogen alleen door een Škoda-dealer worden uitgevoerd. Het systeem biedt slechts bescherming bij één aanrijding. Als de gordelspanners zijn geactiveerd, moet het hele systeem worden vervangen. Als de auto wordt verkocht moet deze bedieningshandleiding aan de koper worden meegegeven. Aanwijzing Bij het activeren van de gordelspanners komt rook vrij. Dat is geen teken dat de auto in brand staat. Bij het verschroten van de auto of van afzonderlijke onderdelen van het systeem moeten beslist de betreffende veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen. Deze voorschriften zijn bij de Škoda-dealers bekend en daar kunt u ook uitvoerige informatie krijgen. Bij het verschroten van de auto of delen van het veiligheidssysteem is het belangrijk op de nationale wettelijke veiligheidsvoorschriften te letten. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

139 138 Airbagsysteem Airbagsysteem Beschrijving van het airbagsysteem Algemene aanwijzingen met betrekking tot het airbagsysteem Het voorairbagsysteem biedt in aanvulling op de driepunts-veiligheidsgordels extra bescherming voor hoofd en borst van de bestuurder en voorpassagier bij middelzware frontale aanrijdingen. Bij een sterke aanrijding van opzij reduceren de zij- en hoofdairbags* de kans op letsel voor de inzittenden aan het naar de zijde van de aanrijding gerichte deel van het lichaam. Het airbagsysteem staat alleen na het inschakelen van het contact paraat. De paraatheid van het airbagsysteem wordt elektronisch gecontroleerd. Elke keer als het contact wordt ingeschakeld, gaat het airbagcontrolelampje enkele seconden branden. Het airbagsysteem bestaat (al naargelang de uitrusting van de auto) in principe uit: een elektronisch regelapparaat, de beide voorairbags, de zijairbags, Hoofdairbags* een airbagcontrolelampje op het instrumentenpaneel, een schakelaar voor de airbag van de voorpassagier* bladzijde 147, een controlelampje voor uitschakeling airbag voor de voorpassagier* op het middenstuk van het dashboard bladzijde 147. Er is sprake van een storing aan het airbagsysteem als: bij het inschakelen van het contact het airbagcontrolelampje niet gaat branden, na het inschakelen van het contact het controlelampje na ongeveer 3 seconden niet uitgaat, na het inschakelen van het contact het airbagcontrolelampje uitgaat en weer gaat branden, het airbagcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden of knippert, het airbagcontrolelampje van de uitgeschakelde airbag voor de voorpassagier* op het middenstuk van het dashboard knippert. Opdat de inzittenden van de auto bij activering van de airbags maximale bescherming genieten, moeten de voorstoelen overeenkomstig de lichaamsgrootte correct zijn ingesteld bladzijde 129, Juiste zitpositie. Als u tijdens het rijden geen veiligheidsgordels draagt, te ver naar voren leunt of een andere verkeerde zithouding aanneemt, stelt u zich bij een aanrijding aan een verhoogd risico op letsel bloot. Als er sprake is van een storing, moet het airbagsysteem direct door een Škoda-dealer worden gecontroleerd. Anders loopt u het risico dat de airbags bij een aanrijding niet worden geactiveerd. Aan de onderdelen van het airbagsysteem mogen geen wijzigingen worden aangebracht. Het is verboden de afzonderlijke delen van het airbagsysteem te manipuleren omdat dan de kans bestaat dat een airbag wordt geactiveerd. Het airbagsysteem biedt slechts bescherming voor één ongeval. Als de airbag is geactiveerd, moet het airbagsysteem worden vervangen. Het airbagsysteem is gedurende de gehele levensduur onderhoudsvrij. Geef bij verkoop van de auto de complete autodocumentatie aan de koper mee. Denk eraan dat ook de documenten met betrekking tot een eventueel uitgeschakelde voorpassagiersairbag daarbij horen! Bij het verschroten van de auto of afzonderlijke onderdelen van het airbagsysteem moeten beslist de daarvoor geldende veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen. Deze voorschriften zijn bij de Škodadealers bekend.

140 Airbagsysteem 139 Vervolg Bij het verschroten van de auto of onderdelen van het airbagsysteem moeten de nationaal geldende voorschriften beslist in acht worden genomen. Wanneer worden de airbags geactiveerd? Het airbagsysteem is zodanig ontworpen dat bij middelzware frontale aanrijdingen de frontairbag voor de bestuurder en voorpassagier worden geactiveerd. Bij krachtige aanrijdingen van opzij worden de zijairbags samen met de hoofdairbag *aan de zijde van de aanrijding van de auto geactiveerd. In bijzondere ongevalssituaties kunnen zowel de voor- als de zijairbags en de bijbehorende hoofdairbag worden geactiveerd. Bij lichte frontale aanrijdingen of aanrijdingen van opzij, bij staartbotsingen en bij het over de kop slaan van de auto worden de airbags niet geactiveerd. aanrijding van achteren, over de kop slaan van de auto. Aanwijzing Bij het opblazen van de airbag komt een grijswit, onschadelijk gas vrij. Dat is absoluut normaal en duidt niet op brand in de auto. Na het activeren van de voorairbag voor de voorpassagier moet het dashboard worden vervangen. Als bij een ongeval de airbags worden geactiveerd: gaat de binnenverlichting branden (als de schakelaar voor de binnenverlichting in de portiercontactstand staat), worden de alarmlichten ingeschakeld, worden alle portieren ontgrendeld. Activeringsfactoren Het is niet mogelijk in grote lijnen voor elke situatie geldende activeringsvoorwaarden voor het airbagsysteem vast te leggen omdat de omstandigheden bij ongevallen zeer verschillend zijn. Een belangrijke rol spelen hierbij bijvoorbeeld factoren, zoals de aard van het voorwerp waar de auto tegenaan rijdt (hard, zacht), aanrijdingshoek, snelheid van de auto enz. Beslissend voor de activering van de airbags is de bij een aanrijding optredende vertraging. Het regelapparaat analyseert het verloop van de aanrijding en activeert het betreffende veiligheidssysteem. Als de tijdens de aanrijding optredende en gemeten vertragingswaarden van de auto onder de in de regeleenheid vastgelegde referentiewaarden blijven, worden de airbags niet geactiveerd hoewel de auto door de aanrijding wel degelijk sterk kan zijn vervormd. De airbags worden niet geactiveerd bij: uitgeschakeld contact, lichte frontale aanrijding, lichte aanrijding van opzij, Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

141 140 Airbagsysteem Voorairbag Beschrijving van de voorairbags Het airbagsysteem is geen vervanging voor de veiligheidsgordel! Het voorairbagsysteem biedt in aanvulling op de driepunts-veiligheidsgordels extra bescherming voor hoofd en borst van de bestuurder en voorpassagier bij middelzware frontale aanrijdingen in Belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot het voorairbagsysteem op bladzijde 141. De airbag is geen vervanging van de veiligheidsgordel, maar maakt deel uit van het totale passieve veiligheidsconcept van de auto. Bedenk wel dat de maximale beschermende werking van de airbag alleen wordt verkregen in combinatie met veiligheidsgordels die ook daadwerkelijk worden gedragen. De veiligheidsgordels hebben naast hun normale functie ook nog de taak de bestuurder en de voorpassagier bij een frontale aanrijding in een zodanige positie te houden dat de voorairbag maximale bescherming kan bieden. Daarom moeten de veiligheidsgordels niet alleen op grond van wettelijke voorschriften maar ook om veiligheidsredenen altijd worden gedragen bladzijde 132, Waarom veiligheidsgordels?. Afb. 144 Bestuurdersairbag in het stuurwiel Aanwijzing Na het activeren van de voorairbag voor de voorpassagier moet het dashboard worden vervangen. Afb. 145 Voorpassagiersairbag in het dashboard De voorairbag voor de bestuurder is in het stuurwiel ondergebracht afb De voorairbag voor de voorpassagier is in het dashboard boven het dashboardkastje ondergebracht afb Beide inbouwplaatsen zijn met het opschrift AIRBAG gemarkeerd.

142 Airbagsysteem 141 Werking van de voorairbags De kans op letsel voor hoofd en bovenlichaam wordt door de volledig opgeblazen airbags verminderd. Bij de activering ontwikkelt de airbag zulke grote krachten, dat bij een niet-correcte stoelinstelling of zithouding letsel kan ontstaan in Belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot het voorairbagsysteem. Belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot het voorairbagsysteem De juiste omgang met het airbagsysteem verkleint aanzienlijk de kans op letsel! Afb. 146 Gasgevulde airbags Het airbagsysteem is zodanig ontworpen dat bij middelzware frontale aanrijdingen de bestuurders- en voorpassagiersairbag worden geactiveerd. In bijzondere ongevalssituaties kunnen zowel de voorairbags alsook de hoofd-* en zijairbags worden geactiveerd. Als de airbags worden geactiveerd, worden de luchtzakken met drijfgas gevuld en ontvouwen ze zich vóór de bestuurder en de voorpassagier afb Het opblazen van de airbag gebeurt in fracties van seconden en met hoge snelheid om bij een aanrijding extra bescherming te kunnen bieden. Als de bestuurder en voorpassagier in de volledig opgeblazen luchtzak duiken, wordt hun voorwaartse beweging gedempt en de kans op letsel voor hoofd en bovenlichaam verminderd. De speciaal ontwikkelde luchtzak laat gecontroleerd wegstromen van het gas toe (afhankelijk van de belasting door de betreffende persoon) om hoofd en bovenlichaam op te vangen. Na een aanrijding is de luchtzak daardoor zo ver leeggestroomd dat het zicht naar voren weer vrij is. Bij het opblazen van de airbag komt een grijswit, onschadelijk gas vrij. Dat is absoluut normaal en duidt niet op brand in de auto. Afb. 147 Veilige afstand tot het stuurwiel Neem kinderen nooit onbeveiligd op de voorstoel van de auto mee. Als de airbags bij een aanrijding worden geactiveerd, zouden kinderen ernstig letsel kunnen oplopen of zelfs worden gedood! Voor de bestuurder en de voorpassagier is het belangrijk dat er een afstand van minstens 25 cm ten opzichte van het stuurwiel, resp. het dashboard wordt aangehouden afb Als deze minimale afstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet beschermen - levensgevaar! Bovendien moeten de voorstoelen en de hoofdsteunen altijd in overeenstemming met de lichaamsgrootte zijn ingesteld. Bij het gebruik van een kinderzitje op de stoel van de voorpassagier waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moet beslist Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

143 142 Airbagsysteem Vervolg de airbag voor de voorpassagier worden uitgeschakeld bladzijde 146, Airbag uitschakelen. Als dit wordt nagelaten, het kind door de geactiveerde voorairbag voor de voorpassagier zwaar tot dodelijk letsel oplopen. In enkele landen verlangen de nationale wettelijke voorschriften ook het uitschakelen van de zij- of hoofdairbags voor de voorpassagier. Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Tussen de voorin zittende personen en het werkingsgebied van de airbag mogen zich geen andere personen, huisdieren of voorwerpen bevinden. Het stuurwiel en het oppervlak van de airbagmodule in het dashboard aan de voorpassagierszijde mag niet worden beplakt of van een bekledingslaag worden voorzien of anderszins worden bewerkt. Deze delen mogen alleen maar met een droge of met water bevochtigde doek worden gereinigd. Op de afdekkingen van de airbagmodules of in de onmiddellijke nabijheid daarvan mogen geen onderdelen worden gemonteerd zoals bekerhouders, telefoonhouders e.d. Aan de onderdelen van het airbagsysteem mogen geen wijzigingen worden aangebracht. Alle werkzaamheden aan het airbagsysteem en het uit- en inbouwen van de systeemcomponenten in verband met andere reparatiewerkzaamheden (bijv. het uitbouwen van het stuurwiel) mogen alleen door een Škoda-dealer/vakgarage worden uitgevoerd. Breng nooit wijzigingen aan de voorbumper of aan de carrosserie aan. Leg nooit voorwerpen bovenop de airbag aan de voorpassagierszijde op het dashboard neer. Zijairbag Beschrijving van de zijairbags De zijairbag zorgt bij een aanrijding van opzij samen met de hoofdairbag voor een betere bescherming van de inzittenden. Afb. 148 Inbouwplaats van de zijairbag in de bestuurdersstoel De zijairbags zijn in de rugleuningbekleding van de voorstoelen geplaatst en het middendeel voorzien van het opschrift AIRBAG afb Het zijairbagsysteem biedt in aanvulling op de driepunts-veiligheidsgordels extra bescherming voor het bovenlichaam (borst, buik en bekken) van de inzittenden van de auto bij middelzware aanrijdingen van opzij in Belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de zijairbag op bladzijde 143. De veiligheidsgordels hebben naast hun normale functie ook nog de taak de bestuurder en de voorpassagier bij een aanrijding van opzij in een zodanige positie te houden dat de zijairbag maximale bescherming kan bieden. Daarom moeten de veiligheidsgordels niet alleen op grond van wettelijke voorschriften maar ook om veiligheidsredenen altijd worden gedragen bladzijde 132, Waarom veiligheidsgordels?. Bij elke activering van de zijairbags worden, ter vergroting van de bescherming van de inzittenden aan de betreffende zijde de hoofdairbags* automatisch meegeactiveerd bladzijde 144.

144 Airbagsysteem 143 Werking van de zijairbags De kans op letsel voor het bovenlichaam wordt door de volledig opgeblazen airbags verminderd. Belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de zijairbag De juiste omgang met het airbagsysteem verkleint aanzienlijk de kans op letsel! Afb. 149 Gasgevulde zijairbags Bij een zware aanrijding van opzij wordt de zijairbag in de voorstoel aan de zijde van de aanrijding afb. 149 geactiveerd. In bijzondere ongevalssituaties kunnen zowel de voorairbags als de zij- en hoofdairbags worden geactiveerd. Als een airbag wordt geactiveerd, wordt de luchtzak met drijfgas gevuld. Het opblazen van de airbag gebeurt in fracties van seconden en met hoge snelheid om bij een aanrijding extra bescherming te kunnen bieden. Bij het opblazen van de airbag komt een grijswit, onschadelijk gas vrij. Dat is absoluut normaal en duidt niet op brand in de auto. Als de inzittende in de volledig opgeblazen luchtzak duikt, wordt de op hem uitgeoefende belasting gedempt en wordt het verwondingsrisico voor het gehele bovenlichaam (borst, buik en bekken) aan de naar de deur gerichte zijde verminderd. Bij het gebruik van een kinderzitje op de stoel van de voorpassagier waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moet beslist de airbag voor de voorpassagier worden uitgeschakeld bladzijde 146, Airbag uitschakelen. Als dit wordt nagelaten, het kind door de geactiveerde voorairbag voor de voorpassagier zwaar tot dodelijk letsel oplopen. In enkele landen verlangen de nationale wettelijke voorschriften ook het uitschakelen van de zij- of hoofdairbags voor de voorpassagier. Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Uw hoofd mag zich nooit in het gebied bevinden waarin de zijairbags worden opgeblazen. U zou daardoor bij een ongeval zwaar letsel kunnen oplopen. Dit geldt vooral voor kinderen die zonder geschikt kinderstoeltje worden vervoerd bladzijde 151, Veiligheid van kinderen en zijairbag. Als kinderen tijdens het rijden een verkeerde zitpositie innemen, staan ze bij een aanrijding bloot aan een hogere kans op letsel. Dit kan dodelijk letsel tot gevolg hebben bladzijde 149, Wat u moet weten als u kinderen vervoert!. Tussen de personen en het werkingsgebied van de airbag mogen zich geen andere personen, huisdieren of voorwerpen bevinden. Vanwege de zijairbags mogen bovendien aan de portieren geen accessoires zoals bijv. blikjeshouders, worden bevestigd. Aan de kledinghaken in de auto mag alleen maar lichte kleding worden opgehangen. Laat geen zware en scherpe voorwerpen in de zakken van de kledingstukken zitten. Oefen geen grote krachten op de stoelleuningen uit, door hier bijv. krachtig tegen te stoten of de voeten hier tegen af te zetten, omdat het Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

145 144 Airbagsysteem Vervolg systeem dan kan worden beschadigd. De zijairbags zouden dan eventueel niet kunnen worden geactiveerd! U mag in geen geval hoezen over de bestuurders- of voorpassagiersstoel trekken die niet nadrukkelijk door Škoda Auto zijn vrijgegeven. Omdat de luchtzak uit de stoelleuning naar buiten komt, zou bij gebruik van niet-vrijgegeven hoezen de beschermende werking van uw zijairbags aanzienlijk kunnen verminderen. Beschadigingen van de originele stoelbekleding in de buurt van de zijairbagmodules moeten direct door een Škoda-dealer worden gerepareerd. De airbagmodules in de voorstoelen mogen geen beschadigingen, scheuren of diepe krassen vertonen. Met geweld openen is niet toegestaan. Alle werkzaamheden aan de zijairbag en het uit- en inbouwen van systeemdelen met het oog op andere reparatiewerkzaamheden (bijv. het uitbouwen van stoelen) mogen alleen door een Škoda-dealer/deskundig bedrijf worden uitgevoerd. Hoofdairbags* Beschrijving van de hoofdairbags De hoofdairbag zorgt bij een aanrijding van opzij samen met de zijairbag voor een betere bescherming van de inzittenden. Afb. 150 Inbouwplaats van de hoofdairbags De hoofdairbags zijn aan beide zijden in het interieur boven de portieren aangebracht afb Beide inbouwplaatsen zijn met het opschrift AIRBAG gemarkeerd. De hoofdairbag biedt samen met de driepunts-veiligheidsgordels en de zijairbags extra bescherming voor hoofd en hals van de inzittenden bij middelzware aanrijdingen van opzij in Belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de hoofdairbag op bladzijde 145. De veiligheidsgordels hebben naast hun normale functie ook nog de taak de bestuurder en de passagiers bij een aanrijding van opzij in een zodanige positie te houden dat de hoofdairbag maximale bescherming kan bieden. Daarom moeten de veiligheidsgordels niet alleen op grond van wettelijke voorschriften maar ook om veiligheidsredenen altijd worden gedragen bladzijde 132, Waarom veiligheidsgordels?. In combinatie met andere constructieve elementen (bijv. dwarsverstevigingen in de stoelen, stabiele wagenstructuur) vormen de hoofdairbags de consequente doorontwikkeling van het systeem ter bescherming van de inzittenden bij aanrijdingen van opzij.

146 Airbagsysteem 145 Werking van de hoofdairbags Het verwondingsrisico voor hoofd en hals wordt bij aanrijdingen van opzij door de volledig opgeblazen airbags verminderd. Belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de hoofdairbag De juiste omgang met het airbagsysteem verkleint aanzienlijk de kans op letsel! Afb. 151 Gasgevulde hoofdairbag Bij een aanrijding van opzij wordt de hoofdairbag samen met de zijairbag aan de zijde van de aanrijding van de auto geactiveerd bladzijde 145, afb Als de hoofdairbag wordt geactiveerd, vult de luchtzak zich met gas en bedekt de complete zijruit, inclusief de portierstijlen bladzijde 145, afb De hoofdairbag beschermt dus aan de zijde van de aanrijding zowel de voor- als de achterinzittende. De aanraking van het hoofd met interieurdelen of voorwerpen buiten de auto wordt door de opgeblazen hoofdairbag gedempt. Door vermindering van de belasting van het hoofd en door de minder sterke bewegingen van het hoofd wordt bovendien de belasting van het hoofd verminderd. Ook bij een aanrijding van schuin opzij biedt de hoofdairbag extra bescherming doordat hij de voorste portierstijl afdekt. In bijzondere ongevalssituaties kunnen zowel de voorairbags als de zij- en hoofdairbags wordt geactiveerd. Het opblazen van de airbag gebeurt in fracties van seconden en met hoge snelheid om bij een aanrijding extra bescherming te kunnen bieden. Bij het opblazen van de airbag komt een grijswit, onschadelijk gas vrij. Dat is absoluut normaal en duidt niet op brand in de auto. Bij het gebruik van een kinderzitje op de stoel van de voorpassagier waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moet beslist de airbag voor de voorpassagier worden uitgeschakeld bladzijde 146, Airbag uitschakelen. Als dit wordt nagelaten, het kind door de geactiveerde voorairbag voor de voorpassagier zwaar tot dodelijk letsel oplopen. In enkele landen verlangen de nationale wettelijke voorschriften ook het uitschakelen van de zij- of hoofdairbags voor de voorpassagier. Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. In het gebied waarin de hoofdairbags worden opgeblazen, mogen zich geen voorwerpen bevinden die een belemmering vormen voor het opblazen van de luchtzakken. Aan de kledinghaken in de auto mag alleen maar lichte kleding worden opgehangen. Laat geen zware en scherpe voorwerpen in de zakken van de kledingstukken zitten. Bovendien mogen voor het ophangen van kledingstukken geen klerenhangers worden gebruikt. Tussen de mensen en het werkingsgebied van de hoofdairbags mogen zich geen andere mensen (bijv. kinderen) of dieren bevinden. Bovendien mag geen van de inzittenden tijdens het rijden het hoofd uit het raam steken of armen en handen buiten het raam houden. De zonnekleppen mogen niet naar de zijruiten worden gezwenkt in het werkingsgebied van de hoofdairbags als er voorwerpen aan zijn bevestigd, zoals bijv. een ballpoint. Als de hoofdairbags worden geactiveerd, zouden dan de inzittenden gewond kunnen raken. Door het inbouwen van niet-voorziene accessoires ter hoogte van de hoofdairbags kan bij activering van de airbags de beschermende werking van de hoofdairbags aanzienlijk worden beperkt. Bij het uitvouwen van de Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

147 146 Airbagsysteem Vervolg geactiveerde hoofdairbag zouden onder bepaalde omstandigheden delen van de gemonteerde accessoires het interieur in kunnen worden geslingerd en daardoor de inzittenden verwonden bladzijde 207, Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen. Alle werkzaamheden aan de hoofdairbag alsmede het in- en uitbouwen van onderdelen van het airbagsysteem met het oog op andere reparatiewerkzaamheden (bijv. uitbouwen van de hemelbekleding) mogen alleen maar door een Škoda-dealer/vakgarage worden uitgevoerd. Airbag uitschakelen Airbags uitschakelen Laat uitgeschakelde airbags zo snel mogelijk weer inschakelen zodat ze hun beschermende werking weer kunnen uitoefenen. Uw auto heeft de technische mogelijkheid de voorairbag, de zij- of de hoofdairbag uit te schakelen (buitengebruikstelling). Laat het uitschakelen van de airbags dan ook door een Škoda-dealer uitvoeren. Bij auto's die zijn voorzien van een schakelaar voor het uitschakelen van de airbags kunt u de voorairbag en de zijairbag voor de voorpassagier met behulp van deze schakelaar uitschakelen bladzijde 147. U andere stoelen laat monteren (bijv. orthopedische stoelen zonder zijairbags). Controle van het airbagsysteem De paraatheid van het airbagsysteem wordt elektronisch ook dan gecontroleerd als een airbag is uitgeschakeld. Als de airbag met behulp van een elektronicatester werd uitgeschakeld: Het airbagcontrolelampje gaat na het inschakelen van het contact 3 seconden branden en knippert aansluitend hierop 12 seconden met een interval van 2 seconden. Airbags voorpassagier met behulp van de schakelaar voor de airbags voor de voorpassagier* in het dashboardkastje aan de voorpassagierszijde uitgeschakeld: Na het inschakelen van het contact, zal op het instrumentenpaneel het airbagcontrolelampje circa 3 seconden gaan branden. Als de airbags zijn uitgeschakeld wordt dit op het middendeel van het dashboard door het gaan branden van het controlelampje aangegeven bladzijde 147, afb Aanwijzing Bij uw Škoda-dealer kunt u informeren of en welke airbags volgens de nationale wetgeving in uw auto moeten worden uitgeschakeld. Het uitschakelen van de airbags is slechts in bepaalde gevallen wenselijk, bijv. als: U bij wijze van uitzondering een kinderzitje op de voorstoel moet plaatsen, waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in vele landen op basis van afwijkende wettelijke voorschriften als het kind in de rijrichting zit), bladzijde 149, Belangrijke veiligheidsinstructies bij de omgang met kinderzitjes u ondanks een correcte bestuurdersstoelinstelling geen afstand van minimaal 25 cm tussen het midden van het stuurwiel en het borstbeen kunt aanhouden, door invaliditeit speciale apparatuur in de buurt van het stuurwiel moet worden ingebouwd,

148 Airbagsysteem 147 Schakelaar voor airbags voorpassagier* Controleer of bij ingeschakeld contact het airbagcontrolelampje op het middenstuk van het dashboard brandt afb Afb. 152 Opbergvak: Schakelaar voor airbags voorpassagier Airbags inschakelen Schakel het contact uit. Draai met behulp van de hoofdsleutel de sleuf van de airbagschakelaar tegen de richting van de pijl in in de stand ON afb De sleuf van de schakelaar moet in de horizontale stand staan. Controleer of bij ingeschakeld contact het airbagcontrolelampje op het middenstuk van het dashboard niet brandt afb De airbags mogen alleen in uitzonderingsgevallen buiten gebruik worden gesteld bladzijde 146. Afb. 153 Controlelampje voor uitschakeling airbag voorpassagier Met behulp van de schakelaar wordt de voorairbag en de zijairbag voor de voorpassagier uitgeschakeld. Airbags uitschakelen Schakel het contact uit. Draai met behulp van de hoofdsleutel de sleuf van de airbagschakelaar in de richting van de pijl in de stand OFF afb De sleuf van de schakelaar moet in de verticale stand staan. Controlelampje (airbag uitgeschakeld) Het airbagcontrolelampje bevindt zich op het middenstuk van het dashboard afb Als de airbags zijn ingeschakeld, gaat na het aanzetten van het contact het airbagcontrolelampje enkele seconden branden. Als de voorairbag en de zijairbag voor de voorpassagier zijn uitgeschakeld zal, na het uitschakelen van het contact het controlelampje branden. Als het controlelampje knippert, is er een systeemstoring in de airbaguitschakeling. Bij auto's zonder de functie voorruitverwarming* bevindt dit controlelampje voor de uitgeschakelde airbags voor de voorpassagier* zich op positie 15 voorruitverwarming*, zie bladzijde 8, afb. 1. De bestuurder is verantwoordelijk voor het uit- of inschakelen van de airbags. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

149 148 Airbagsysteem Vervolg Schakel de airbag alleen bij uitgeschakeld contact uit! Als dit wordt nagelaten kan dit leiden tot een storing in het uitschakelsysteem van de airbag. Als het controlelampje (Airbag uitgeschakeld) knippert: Airbag voorpassagierszijde werd bij een aanrijding niet geactiveerd! Laat het systeem direct door een Škoda-dealer controleren.

150 Veilig vervoer van kinderen 149 Veilig vervoer van kinderen Wat u moet weten als u kinderen vervoert! Inleiding tot het thema Ongevalsstatistieken tonen aan dat het, in het algemeen gesproken, voor kinderen op de achterbankzitting veiliger is dan op de voorpassagiersstoel. Kinderen onder de 12 jaar horen normaal gesproken plaats te nemen op de achterbankzitting (let op eventueel afwijkende nationale wettelijke voorschriften). Al naargelang leeftijd, lichaamslengte en gewicht moeten ze daar door een veiligheidssysteem voor kinderen of door de aanwezige veiligheidsgordels worden beschermd. Het kinderzitje moet om veiligheidsredenen achter de stoel voor de voorpassagier zijn gemonteerd. De natuurkundige wetten van een aanrijding gelden vanzelfsprekend ook voor kinderen bladzijde 133, Het natuurkundige principe van een frontale aanrijding. In tegenstelling tot volwassenen zijn de spieren en botten van kinderen nog niet helemaal volgroeid. Kinderen staan daarom bloot aan een hogere kans op letsel. Om deze kans op letsel te verkleinen, mogen kinderen alleen maar in de speciale kinderzitjes worden vervoerd! Gebruik alleen maar kinderzitjes die officieel zijn goedgekeurd en geschikt zijn voor kinderen en die voldoen aan de ECE-R 44-voorschriften, waarin kinderzitjes in 5 klassen zijn ingedeeld bladzijde 152, Indeling van de kinderzitjes in groepen. Veiligheidssystemen voor kinderen die zijn getest volgens de ECE-R 44-norm, hebben op het stoeltje een niet verwijderbaar keurmerk (grote E in een cirkel, daaronder het keuringsnummer). Wij adviseren, kinderzitjes uit het originele Škoda-accessoireprogramma te gebruiken. Deze kinderzitjes werden voor het gebruik in Škoda-auto's ontwikkeld en getest. Zij voldoen aan de ECE-R 44 -norm. Voor het inbouwen en het gebruik van kinderzitjes moeten de nationale wettelijke voorschriften en de aanwijzingen van de betreffende kinderzitjesfabrikant in acht worden genomen in Belangrijke veiligheidsinstructies bij de omgang met kinderzitjes. Aanwijzing Afwijkende nationale wettelijke voorschriften hebben voorrang boven de in dit instructieboekje gegeven informatie. Belangrijke veiligheidsinstructies bij de omgang met kinderzitjes De juiste omgang met de kinderzitjes verkleint aanzienlijk de kans op letsel! Alle inzittenden van een auto - vooral kinderen - moeten tijdens het rijden de gordels op de juiste wijze dragen! Kinderen met een lichaamslengte onder de 1,50 m of jonger dan 12 jaar mogen zonder kinderzitje niet gebruikmaken van een normale veiligheidsgordel, omdat deze letsel aan buik en hals zou kunnen veroorzaken. Let ook op de nationale voorschriften. In geen geval mogen kinderen ook geen baby's! op schoot worden meegenomen. U kunt een kind veilig laten meerijden in een geschikt kinderzitje bladzijde 152, Kinderzitje! Er mag in een kinderzitje maar één kind zijn vastgemaakt. Laat het kind nooit zonder toezicht in een kinderzitje zitten. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

151 150 Veilig vervoer van kinderen Vervolg Bij bepaalde, buiten heersende, klimatologische voorwaarden kunnen in de auto levensgevaarlijke temperaturen ontstaan Sta uw kind nooit toe dat hij niet vastzittend in een auto wordt meegenomen. Kinderen mogen tijdens het rijden ook nooit in de auto staan of op hun knieën zitten. Bij een aanrijding wordt het kind dan door de auto geslingerd en kan zichzelf en andere inzittenden daardoor levensgevaarlijk verwonden. Als kinderen tijdens het rijden naar voren leunen of een verkeerde zithouding innemen, staan ze bij een aanrijding bloot aan een hogere kans op letsel. Dat geldt vooral voor kinderen die op de voorpassagiersstoel worden vervoerd als het airbagsysteem bij een aanrijding wordt geactiveerd. Dit kan levensgevaarlijk of zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben. Het verloop van de gordelband is voor de maximale beschermende werking van de veiligheidsgordel van grote betekenis bladzijde 135, Hoe worden veiligheidsgordel goed gedragen?. Neem beslist de aanwijzingen van de fabrikant van het kinderzitje met betrekking tot het correcte verloop van de gordelband in acht. Een verkeerd gedragen veiligheidsgordel kan zelfs bij een lichte aanrijding tot letsel leiden. Er moet worden gecontroleerd of de veiligheidsgordels correct over het lichaam lopen. Bovendien moet erop worden gelet, dat de gordelband niet door eventuele scherpe randen kan worden beschadigd. Bij het gebruik van een kinderzitje op de stoel van de voorpassagier waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moet beslist de airbag voor de voorpassagier worden uitgeschakeld bladzijde 146. Als dit wordt nagelaten, het kind door de geactiveerde voorairbag voor de voorpassagier zwaar tot dodelijk letsel oplopen. In enkele landen verlangen de nationale wettelijke voorschriften ook het uitschakelen van de zij- en hoofdairbags. Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Gebruik van kinderzitjes op de voorpassagiersstoel Kinderzitjes moeten altijd op de achterbankzitting worden bevestigd. Afb. 154 Sticker op de middelste carrosseriestijl aan de voorpassagierszijde Wij adviseren om veiligheidsredenen, veiligheidssystemen voor kinderen zo veel mogelijk op de achterbankzittingen te monteren. Als echter toch een kinderzitje op de voorpassagiersstoel moet worden gebruikt, moet u, overeenkomstig het ingebouwde airbagsysteem, op de volgende waarschuwingsaanwijzingen letten. Attentie - groot gevaar! Gebruik op de voorpassagiersstoel nooit een kinderzitje waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit. Dit kinderzitje bevindt zich in het gebied waarin de voorairbags voor de voorpassagier worden opgeblazen. De airbag kan bij activering het kind zwaar, zelfs levensgevaarlijk verwonden. Op dit feit attendeert een sticker die op de middenstijl aan de zijde van de voorpassagier is geplakt afb De sticker is na het openen van het portier voor de voorpassagier zichtbaar. Nog een waarschuwingssticker bevindt zich op de voorruit ter hoogte van de voorpassagier.

152 Veilig vervoer van kinderen 151 Vervolg Bij het gebruik van een kinderzitje op de stoel van de voorpassagier waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moet beslist de airbag voor de voorpassagier worden uitgeschakeld bladzijde 146, Airbag uitschakelen. Als dit wordt nagelaten, het kind door de geactiveerde voorairbag voor de voorpassagier zwaar tot dodelijk letsel oplopen. In enkele landen verlangen de nationale wettelijke voorschriften ook het uitschakelen van de zij- of hoofdairbags voor de voorpassagier. Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Als de voorairbag voor de voorpassagier met behulp van de elektronicatester door een Škoda-dealer wordt uitgeschakeld, blijft de zij- en hoofdairbag voor de voorpassagier* ingeschakeld. In enkele landen schrijven de nationale wettelijke bepalingen voor dat naast de voorairbag voor de voorpassagier ook de zij- of hoofdairbags van de voorpassagier worden uitgeschakeld. Neem de eventueel afwijkende nationale wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Bij gebruik van een kinderzitje op de voorpassagiersstoel waarbij het kind in de rijrichting zit, moet de voorpassagiersstoel in de achterste stand worden geplaatst. Bij auto's met een in hoogte verstelbare voorpassagiersstoel moet de zitting in de hoogste stand worden geplaatst. Zodra het kinderzitje op de voorpassagiersstoel niet meer wordt gebruikt, moeten de voorpassagiersairbags weer worden ingeschakeld zodat hij weer functioneert. Veiligheid van kinderen en zijairbag Kinderen mogen zich nooit in het gebied bevinden waarin zij- en hoofdairbags worden opgeblazen. Afb. 155 Het niet goed beveiligde kind in een niet-correcte zithouding - in gevaar gebracht door de zijairbag Afb. 156 Met een kinderzitje volgens voorschrift vastgemaakt kind De zijairbags bieden de inzittenden van de auto bij aanrijdingen van opzij meer bescherming. Om deze bescherming ook daadwerkelijk te kunnen bieden, moet het opblazen van de zijairbag in een fractie van een seconde plaatsvinden bladzijde 143, Werking van de zijairbags. De airbag ontwikkelt hierbij zoveel kracht dat de inzittenden die niet goed in de auto hebben plaatsgenomen, ook letsel kunnen oplopen. Ook los liggende voorwerpen die zich ter hoogte van de zijairbags bevinden kunnen letsel veroorzaken. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

153 152 Veilig vervoer van kinderen Dit geldt vooral voor kinderen als deze niet volgens de wettelijke voorschriften worden vervoerd. Het kind is op de stoel met een voor zijn leeftijd geschikt kinderzitje beveiligd. Tussen het kind en het gebied waarin de zij- en hoofdairbags worden opgeblazen, is voldoende ruimte. De airbag biedt maximale bescherming. Bij het gebruik van een kinderzitje op de stoel van de voorpassagier waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moet beslist de airbag voor de voorpassagier worden uitgeschakeld bladzijde 146. Als dit wordt nagelaten, het kind door de geactiveerde voorairbag voor de voorpassagier zwaar tot dodelijk letsel oplopen. In enkele landen verlangen de nationale wettelijke voorschriften ook het uitschakelen van de zij- en hoofdairbags. Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Ter voorkoming van zwaar letsel moeten kinderen altijd in de auto worden vastgezet met een veiligheidssysteem dat in overeenstemming is met de leeftijd, het gewicht en de lichaamslengte van het kind. Kinderen mogen zich nooit met het hoofd in het gebied bevinden waarin de zijairbags worden opgeblazen - kans op letsel! Geen voorwerpen in het werkingsgebied van de zijairbags leggen - kans op letsel! Kinderzitje Indeling van de kinderzitjes in groepen Er mogen alleen maar kinderzitjes worden gebruikt die officieel zijn goedgekeurd en voor het kind geschikt zijn. Voor kinderzitjes geldt de ECE-R 44-norm. ECE-R betekent: Voorschrift Economic Commission of Europe - regeling. Klasse Gewicht kg bladzijde tot 13 kg bladzijde kg bladzijde kg bladzijde kg bladzijde 154 Kinderen met een lichaamslengte langer dan 150 cm kunnen zonder zitkussen van de in de auto aanwezige veiligheidsgordels gebruikmaken. Gebruik van kinderzitjes Overzicht van de bruikbaarheid van kinderzitjes op de betreffende stoelen volgens de EG-richtlijn 77/541 en het voorschrift ECE 44: Kinderzitje volgens klasse AU A en 3 Achterzitting zijkant Kinderzitjes die zijn getest volgens de ECE-R 44-norm, hebben op het stoeltje een niet verwijderbaar keurmerk (grote E in een cirkel en daaronder het keuringsnummer). De kinderzitjes zijn in 5 klassen ingedeeld: Voorpassagiersstoel Achterbankzitting midden AU AU A+ AU AU AU A+ AU AU AU A+ AU AU AU AU universele categorie - stoel is geschikt voor alle toegelaten kinderzitjes. De stoel kan met behulp van bevestigingsogen voor het ISOFIX* -systeem worden uitgevoerd.

154 Veilig vervoer van kinderen 153 Kinderzitjes volgens klasse 0/0+ Vervolg Als dit niet wordt opgevolgd kan, bij de activering van de airbag voor de voorpassagier het kind op de voorpassagiersstoel zwaar tot dodelijk letsel oplopen. Zodra het kinderzitje op de voorpassagiersstoel niet meer wordt gebruikt, moet de voorpassagiersairbag weer worden ingeschakeld zodat deze weer functioneert. Afb. 157 Kinderzitje volgens klasse 0/0+ Kinderzitjes volgens klasse 1 Voor baby's tot ongeveer 9 maanden met een gewicht tot 10 kg, resp. baby's tot ongeveer 18 maanden met een gewicht tot 13 kg zijn kinderzitjes die in de ligstand kunnen worden gezet het meest geschikt afb Omdat deze kinderzitjes zo zijn gemonteerd dat het kind met de rug in de rijrichting zit, mogen ze niet op de voorpassagiersstoel worden gebruikt bladzijde 150, Gebruik van kinderzitjes op de voorpassagiersstoel. Als u bij wijze van uitzondering een kinderzitje op de voorpassagiersstoel wilt plaatsen waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moeten beslist de airbags voor de voorpassagier door een Škoda-dealer of met behulp van de schakelaar voor de airbag(s) voorpassagier* buiten gebruik worden gesteld bladzijde 147. In enkele landen schrijven de nationale wettelijke bepalingen voor dat naast de voorairbag voor de voorpassagier ook de zij- of hoofdairbags van de voorpassagier worden uitgeschakeld. Neem de eventueel afwijkende nationale wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Afb. 158 In een rijrichting geïnstalleerd kinderzitje met veiligheidskussen volgens klasse 1 op de achterbank Kinderzitjes volgens klasse 1 zijn bedoeld voor baby's en peuters tot ca. 4 jaar met een gewicht tussen 9-18 kg. Voor kinderen die behoren tot het onderste deel van deze groep zijn bij voorkeur kinderzitjes geschikt waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit. Voor kinderen die bovenin de groep 0+ vallen zijn bij voorkeur kinderzitjes geschikt waarbij het kind in de rijrichting zit afb Kinderzitjes waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit, mogen niet op de voorpassagiersstoel worden gebruikt bladzijde 150, Gebruik van kinderzitjes op de voorpassagiersstoel. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

155 154 Veilig vervoer van kinderen Als u bij wijze van uitzondering een kinderzitje op de voorpassagiersstoel wilt plaatsen waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moeten beslist de airbags voor de voorpassagier door een Škoda-dealer of met behulp van de schakelaar voor de airbag(s) voorpassagier* buiten gebruik worden gesteld bladzijde 147. In enkele landen schrijven de nationale wettelijke bepalingen voor dat naast de voorairbag voor de voorpassagier ook de zij- of hoofdairbags van de voorpassagier worden uitgeschakeld. Neem de eventueel afwijkende nationale wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Als dit niet wordt opgevolgd kan, bij de activering van de airbag voor de voorpassagier het kind op de voorpassagiersstoel zwaar tot dodelijk letsel oplopen. Zodra het kinderzitje op de voorpassagiersstoel niet meer wordt gebruikt, moet de voorpassagiersairbag weer worden ingeschakeld zodat deze weer functioneert. Kinderzitjes volgens klasse 2 Het meest geschikt voor kinderen tot ongeveer 7 jaar met een gewicht tussen kg zijn kinderzitjes in combinatie met de driepunts-veiligheidsgordels afb Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Laat, indien nodig, de airbag voor de voorpassagier door een Škoda-dealer uitschakelen of schakel deze met behulp van de schakelaar voor de airbag voorpassagier* bladzijde 147 uit. Het schoudergedeelte van de veiligheidsgordel moet ongeveer over het midden van de schouder lopen en stevig tegen het bovenlichaam aanliggen. Het mag in geen geval over de hals lopen. De heupgordel moet voor het bekken langs lopen en daar stevig tegenaan liggen. Deze mag in geen geval over de buik lopen. Trek zo nodig de heupgordel voor het bekken na. Neem de eventueel afwijkende nationale wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Kinderzitjes volgens klasse 3 Afb. 159 Een in de rijrichting ingebouwd kinderzitje volgens klasse 2 op de achterbankzitting Afb. 160 Een in de rijrichting ingebouwd kinderzitje volgens klasse 3 op de achterbankzitting Het meest geschikt voor kinderen vanaf ongeveer 7 jaar met een gewicht tussen kg en een lichaamsgrootte van minder dan 150 cm zijn kinderzitjes (zitkussentjes) in combinatie met de driepunts-veiligheidsgordels afb. 160.

156 Veilig vervoer van kinderen 155 Kinderen met een lichaamslengte langer dan 150 cm kunnen zonder zitkussen van de in de auto aanwezige veiligheidsgordels gebruikmaken. Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Laat, indien nodig, de airbag voor de voorpassagier door een Škoda-dealer uitschakelen of schakel deze met behulp van de schakelaar voor de airbag voorpassagier* bladzijde 147 uit. Het schoudergedeelte van de veiligheidsgordel moet ongeveer over het midden van de schouder lopen en stevig tegen het bovenlichaam aanliggen. Het mag in geen geval over de hals lopen. De heupgordel moet voor het bekken langs lopen en daar stevig tegenaan liggen. Deze mag in geen geval over de buik lopen. Trek zo nodig de heupgordel voor het bekken na. Neem de eventueel afwijkende nationale wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Bevestiging van kinderzitje Blokkering kinderzitjes Om kinderzitjes te bevestigen kunt u de driepunts-veiligheidsgordel blokkeren. Voor de bevestiging van een kinderzitje kunt u de driepunts-veiligheidsgordel permanent blokkeren. Dit blokkeren van de gordel waarborgt een vaste positie van het kinderzitje in de auto. Blokkering kinderzitje inschakelen Bevestig het kinderzitje met de driepunts-veiligheidsgordel zoals door de fabrikant van het zitje is voorgeschreven. Trek nu het schoudergedeelte van de gordel helemaal uit. Steek de slotgesp in het bij de stoel horende gordelslot totdat hij hoorbaar inklikt. Laat de gordelband weer oprollen tot deze strak tegen het kinderzitje aanligt. Het uitrollen is merkbaar door een klikkend geluid. Trek bij wijze van test aan de gordel - het moet niet mogelijk zijn de gordelband er nog uit te trekken. De blokkering van het kinderzitje is nu ingeschakeld. Blokkering kinderzitje uitschakelen Druk op de rode knop in het gordelslot. De slotgesp springt daarbij door veerdruk uit het slotdeel. Leid de band met de hand terug zodat de oprolautomaat de gordelband gemakkelijker kan oprollen. De kinderbeveiliging is nadat de gordel geheel is opgerold, uitgeschakeld. Bij het gebruik van een kinderzitje op de stoel van de voorpassagier waarbij het kind met de rug in de rijrichting zit (in meerdere landen bij gebruik van een kinderzitje waarbij het kind in de rijrichting zit) moet(en) beslist de airbag(s) voor de voorpassagier worden uitgeschakeld bladzijde 146. Als dit wordt nagelaten, het kind door de geactiveerde voorairbag voor de voorpassagier zwaar tot dodelijk letsel oplopen. In enkele landen verlangen de nationale wettelijke voorschriften ook het uitschakelen van de zij- en hoofdairbags. Neem bij het vervoer van een kind op de voorpassagiersstoel de betreffende nationale voorschriften met betrekking tot het gebruik van kinderzitjes in acht. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

157 156 Veilig vervoer van kinderen Bevestiging kinderzitje met ISOFIX -systeem Controleer aan beide zijden van het kinderzitje de montage door aan het kinderzitje te trekken. B1Z-0042H Afb. 161 Bevestigingsogen (ISOFIX-systeem) Kinderzitjes met het ISOFIX -systeem kunnen snel, gemakkelijk en veilig worden gemonteerd. Neem bij het in- en uitbouwen van het kinderzitje beslist de handleiding van de fabrikant van het kinderzitje in acht. Kinderzitjes met het ISOFIX -systeem kunnen in de auto met behulp van het ISOFIX -systeem alleen dan worden ingebouwd en bevestigd, als deze kinderzitjes voor uw model volgens ECE-R 44-norm zijn vrijgegeven. Kinderzitjes met ISOFIX -systeem zijn leverbaar bij de Škoda-dealers, waar u deze ook kunt laten inbouwen. Een exacte montage-instructie wordt met het kinderzitje meegeleverd. Afb. 162 Het ISOFIXkinderzitje wordt in de gemonteerde montagegeleider geschoven Tussen de rugleuning en de zittingen bevinden zich bij de beide buitenste achterbankzittingen steeds twee bevestigingsogen voor de bevestiging van een kinderzitje met ISOFIX -systeem. Steek de montagegeleider A op de bevestigingsogen AB tussen rugleuning en zitting afb Schuif de vergrendelarm van het kinderzitje over de gemonteerde montagegeleider in de bevestigingsogen tot deze hoorbaar vergrendelt afb De bevestigingsogen zijn alleen voor kinderzitjes met het ISOFIX - systeem ontwikkeld. Bevestig daarom nooit andere kinderzitjes, gordels of voorwerpen aan de bevestigingsogen - dat is levensgevaarlijk! Vraag voor het gebruik van een kinderzitje met ISOFIX -systeem dat u voor een andere auto had aangeschaft, aan uw Škoda-dealer of dit kinderzitje voor uw auto geschikt is. Enkele kinderzitjes met ISOFIX -systeem kunnen met behulp van normale driepunts-veiligheidsgordels worden bevestigd. Neem bij het inen uitbouwen van het kinderzitje beslist de handleiding van de fabrikant van het kinderzitje in acht. Aanwijzing Kinderzitjes met ISOFIX -systeem zijn op dit moment leverbaar voor kinderen met een lichaamsgewicht van 9 tot 18 kg. Dit komt overeen met een leeftijd van ca. 9 maanden tot 4 jaar.

158 Intelligente techniek 157 Aanwijzingen voor het rijden Intelligente techniek Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)* Algemeen B1Z-0042H Afb. 163 ESP-schakelaar Algemeen Met behulp van het ESP wordt de controle over de auto in rijdynamische grenssituaties zoals bijv. bij een te hoge snelheid in de bocht verhoogd. Afhankelijk van de staat van het wegdek wordt het slipgevaar gereduceerd en zo de rijstabiliteit van de auto verbeterd. Dit geldt bij alle snelheden. In het elektronische stabiliteitsprogramma zijn de volgende systemen geïntegreerd: elektronisch sperdifferentieel (EDS), aandrijf-slipregeling (ASR), antiblokkeersysteem ABS, Remassistent (remkrachtverhoger). Werking Het ESP schakelt bij het starten van de motor automatisch in en voert een zelftest uit. Het ESP-regelapparaat verwerkt de gegevens van de afzonderlijke systemen Het verwerkt bovendien extra meetgegevens die door de uiterst gevoelige sensoren worden aangeleverd: de giersnelheid van de auto om de topas, de acceleratie in dwarsrichting, de remdruk en de stuuruitslag. Op basis van de stuuruitslag en de rijsnelheid wordt de door de bestuurder gekozen rijrichting bepaald, die constant met het werkelijke gedrag van de auto wordt vergeleken. Bij afwijkingen, zoals bijv. bij de neiging tot slippen, remt het ESP het betreffende wiel automatisch af. Door de bij het afremmen van het wiel ontstane krachten wordt de auto weer gestabiliseerd. Bij overstuur (neiging tot het uitbreken van de achterzijde) vindt de remingreep hoofdzakelijk plaats in het voorwiel buiten in de bocht, en bij onderstuur (neiging tot het rechtuitschuiven uit de bocht) bij het achterwiel dat zich aan de binnenzijde van de bocht bevindt. Deze remingreep gaat gepaard met geluid. Het ESP werkt in combinatie met het ABS bladzijde 161, Antiblokkeersysteem (ABS). Bij een ABS-storing valt ook het ESP uit. Bij een storing aan het ESP brandt op het instrumentenpaneel dan ook het ESPcontrolelampje bladzijde 29. Uitschakelen U kunt het ESP indien nodig door het indrukken van de toets afb. 163 uit- en weer inschakelen. Bij een uitgeschakeld ESP brandt op het instrumentenpaneel het ESP-controlelampje bladzijde 29. Het ESP moet normaliter altijd zijn ingeschakeld. Alleen in bepaalde uitzonderingssituaties, als slip is gewenst, kan het zinvol zijn het systeem uit te schakelen. Voorbeelden: bij het rijden met sneeuwkettingen, bij het rijden in verse sneeuw of op een losse ondergrond, Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

159 158 Intelligente techniek bij het losrijden van een vastzittende auto. Aansluitend hierop moet u het ESP weer inschakelen. De natuurkundige grenzen kunnen ook door het ESP niet worden overwonnen. Ook bij auto's met ESP moet u uw rijstijl steeds aan de staat van het wegdek en de verkeerssituatie aanpassen. Dat geldt in het bijzonder op een glad en nat wegdek. De geboden hogere veiligheid mag geen aanleiding zijn tot het nemen van veiligheidsrisico's - kans op ongevallen. Aandrijf-slipregeling (ASR)* De aandrijf-slipregeling verhindert het doordraaien van de aangedreven wielen bij het accelereren. Aanwijzing Om de storingvrije werking van het ESP te garanderen moeten op alle vier de velgen dezelfde banden zijn gemonteerd. Onderlinge verschillen in de afrolomtrek van de band kunnen leiden tot een niet-gewenste reducering van het motorvermogen. Wijzigingen aan de auto (bijv. aan de motor, de remmen, het onderstel of een andere band-velgcombinatie ) kunnen de werking van het ESP beïnvloeden bladzijde 207. B1Z-0042H Afb. 164 ASR-schakelaar Algemeen Door de ASR wordt bij een in een slechte staat verkerend wegdek het wegrijden vanuit stilstand, het accelereren en het bergopwaarts rijden aanzienlijk vergemakkelijkt, resp. mogelijk gemaakt. Werking Het ASR schakelt bij het starten van de motor automatisch in en voert een zelftest uit. Het systeem controleert het toerental van de aangedreven wielen met behulp van de ABS-sensoren.. Als de wielen doorslippen, wordt door de automatische reducering van het motortoerental de aandrijfkracht aangepast aan de staat van het wegdek. Dit geldt bij alle snelheden. De ASR werkt in combinatie met het ABS bladzijde 161, Antiblokkeersysteem (ABS). Bij een ABS-storing valt ook de ASR uit. Bij een storing aan de ASR brandt op het instrumentenpaneel het ASR-controlelampje bladzijde 29. Uitschakelen U kunt de ASR indien nodig door het indrukken van de toets afb. 164 uit- en weer inschakelen. Bij een uitgeschakelde ASR brandt op het instrumentenpaneel het ASR-controlelampje bladzijde 29.

160 Intelligente techniek 159 De ASR moet normaliter altijd zijn ingeschakeld. Alleen in bepaalde uitzonderingssituaties, als slip is gewenst, kan het zinvol zijn het systeem uit te schakelen. Voorbeelden: bij het rijden met sneeuwkettingen, bij het rijden in verse sneeuw of op een losse ondergrond, bij het losrijden van een vastzittende auto. Aansluitend hierop moet het ASR weer worden ingeschakeld. EDS maakt deel uit van de ASR bladzijde 159, Elektronisch sperdifferentieel (EDS). Het EDS werkt onafhankelijk van de ASR (ook bij een uitgeschakelde ASR met de ASR-toets). De rijstijl moet altijd worden aangepast aan de staat van het wegdek en de verkeerssituatie. De geboden hogere veiligheid mag geen aanleiding zijn tot het nemen van veiligheidsrisico's - kans op ongevallen. Aanwijzing Om de storingvrije werking van de ASR te garanderen moeten op alle vier de velgen dezelfde banden zijn gemonteerd. Onderlinge verschillen in de afrolomtrek van de band kunnen leiden tot een niet-gewenste reducering van het motorvermogen. Wijzigingen aan de auto (bijv. aan de motor, de remmen, het onderstel of een andere band-velgcombinatie) kunnen de werking van het ASR beïnvloeden bladzijde 207, Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen. Elektronisch sperdifferentieel (EDS) Het elektronisch sperdifferentieel voorkomt het doorslippen van een van de aangedreven wielen. Algemeen Door de EDS wordt bij een in een slechte staat verkerend wegdek het wegrijden vanuit stilstand, het accelereren en het bergopwaarts rijden aanzienlijk vergemakkelijkt, resp. mogelijk gemaakt. Werking Het EDS werkt automatisch, d.w.z. zonder invloed van de bestuurder. Het systeem controleert m.b.v. de ABS-sensoren het toerental van de aangedreven wielen. Als op een gladde ondergrond het aangedreven wiel slechts aan één zijde doorslipt, zal er een verschil in toerental tussen de aangedreven wielen optreden. Het EDS remt het doordraaiende wiel af en het differentieel brengt een groter deel van de aandrijfkracht over op het andere aangedreven wiel. Deze regeling maakt zich door geluid kenbaar. Oververhitting van de remmen Om te voorkomen dat de schijfrem van het afgeremde wiel te warm wordt, schakelt het EDS bij een extreem sterke belasting automatisch uit. Er kan normaal met de auto worden gereden en deze heeft dezelfde eigenschappen als een auto zonder EDS. Zodra de schijfrem is afgekoeld, schakelt de EDS weer automatisch in. Bij het accelereren op een glad wegdek, bijv. bij ijzel en sneeuw, voorzichtig gas geven. De aangedreven wielen kunnen ondanks het EDS doorslippen en daardoor de rijstabiliteit beïnvloeden - kans op ongevallen! Ook bij auto's met EDS moet u uw rijstijl steeds aan de staat van het wegdek en de verkeerssituatie aanpassen. De geboden hogere veiligheid mag geen aanleiding zijn tot het nemen van veiligheidsrisico's - kans op ongevallen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

161 160 Intelligente techniek Aanwijzing Als het ABS-controlelampje gaat branden, kan er ook een storing in het EDS zijn. Neem zo snel mogelijk contact op met een Škoda-dealer. Wijzigingen aan de auto (bijv. aan de motor, de remmen, het onderstel of een andere band-velgcombinatie) kunnen de werking van het EDS beïnvloeden bladzijde 207, Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen. Remmen Wat beïnvloedt de werking van de remmen in negatieve zin? Slijtage De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de gebruiksomstandigheden en de rijstijl. Als vaak in de stad wordt gereden of korte ritten worden gemaakt, of een zeer sportieve rijstijl wordt aangehouden, moet de remblokdikte ook tussen de onderhoudsintervallen door door een Škoda-dealer worden gecontroleerd. Vocht of strooizout In bepaalde situaties, zoals bijv. na het rijden door een diepe plas, bij hevige regenval of na het wassen van de auto, kunnen de remmen door vocht of door ijsvorming op de remschijven en de remblokken in de winter later aangrijpen. De remmen moeten dan ook zo snel mogelijk worden drooggeremd (meerdere malen afremmen, als de staat van het wegdek en de verkeerssituatie dit toelaat). Ook bij het rijden op wegen waarop strooizout is gestrooid kunnen de remmen later aangrijpen, als u langere tijd niet hebt geremd. Het laagje zout op de remschijven en de remblokken moet bij het remmen eerst worden weggeslepen. Corrosie Corrosie op de remschijven en vervuiling van de remblokken worden door het langdurig stilstaan en matig gebruik bevorderd. Als de remmen gedurende een langere periode maar matig worden gebruikt, alsmede bij eventuele corrosie, adviseren wij, door het meerdere malen sterk afremmen vanuit een hogere snelheid de remschijven schoon te remmen. Storingen in het remsysteem Als u merkt dat de remweg plotseling langer is en het rempedaal een langere slag maakt, is het mogelijk dat een remkring van het tweekringsremsysteem is uitgevallen. Rijd in dit geval direct naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer om de storing te laten verhelpen. Rijd op weg naar de dealer met een lagere snelheid en stel u erop in dat voor het remmen een hogere pedaaldruk nodig is. Laag remvloeistofpeil Bij een te laag remvloeistofpeil kunnen er storingen in het remsysteem optreden. Het remvloeistofpeil wordt elektronisch gecontroleerd bladzijde 31, Remsysteem. Rem de remmen alleen droog en schoon door vanaf een hogere snelheid af te remmen als de staat van het wegdek en de verkeerssituatie dit toestaan. Andere verkeersdeelnemers mogen niet in gevaar worden gebracht. Bij het naderhand monteren van een frontspoiler, van wielsierdoppen enz. moet worden veiliggesteld dat de luchttoevoer naar de voorremmen niet wordt beïnvloed, omdat het remsysteem anders te heet kan worden. Houd er rekening mee, dat nieuwe remblokken tot ca. 200 km nog niet de volle remcapaciteit leveren. Nieuwe remblokken moeten eerst inlopen, voordat zij de optimale frictie ontwikkelen. De iets lagere remcapaciteit kan door een hogere druk op het rempedaal worden gecompenseerd. Deze opmerking geldt ook voor op een later tijdstip vervangen remblokken. Voorzichtig! Laat nooit de remmen aanlopen door de voet op het rempedaal te houden als u niet hoeft te remmen. Dit leidt tot het oververhitten van de remmen en daardoor tot een langere remweg en een hogere slijtage. Verlaag de snelheid voordat u een helling met een hoog hellingspercentage afrijdt en schakel terug naar een lagere versnelling (schakelbak), resp. kies een lagere rijstand (automatische versnellingsbak). Op deze wijze gebruikt u de remwerking van de motor en ontlast u de remmen. Als u daarnaast toch nog moet

162 Intelligente techniek 161 remmen, houd dan de voet niet continu op het rempedaal, maar rem met intervallen. Rembekrachtiger De rembekrachtiger versterkt de druk die met het rempedaal wordt opgewekt. De benodigde druk wordt alleen geleverd bij draaiende motor. Zet nooit de motor af, voordat de auto stilstaat. De rembekrachtiger werkt alleen bij draaiende motor. Bij afgezette motor is meer kracht nodig voor het indrukken van het rempedaal. Omdat u hierbij niet, zoals gewend, kunt stoppen, zou dit kunnen leiden tot een ongeval en ernstig letsel. Antiblokkeersysteem (ABS) Het ABS verhindert het blokkeren van de wielen bij het remmen. Algemeen Het ABS levert een belangrijke bijdrage aan de actieve rijveiligheid. T.o.v. auto's zonder ABS-remsysteem blijft de auto bestuurbaar bij sterk afremmen op een gladde weg omdat de wielen niet blokkeren. U mag er echter niet van uitgaan, dat door het ABS onder alle omstandigheden de remweg korter wordt. De remweg kan bijv. op grind of verse sneeuw, ook als u voorzichtig en langzaam rijdt, iets langer worden. Werking Bij het bereiken van een rijsnelheid van ca. 6 km/h wordt de automatische testprocedure gestart, wat ca. 1 seconde lang hoorbaar is aan een pompgeluid. Als één wiel een t.o.v. de rijsnelheid te lage rotatiesnelheid bereikt en neigt te blokkeren, wordt de remdruk voor dit wiel verlaagd. Dit regelproces is duidelijk merkbaar aan de pulserende beweging van het rempedaal in combinatie met geluid. Hierdoor wordt u er als bestuurder op geattendeerd, dat de wielen neigen te blokkeren (ABS-regelbereik). Om ervoor te zorgen dat het ABS in dit gebied optimaal kan afregelen, moet het rempedaal ingedrukt blijven. In geen geval pompend remmen! Ook het ABS kan de natuurkundige wetten niet overwinnen. Houd hier rekening mee, vooral op een glad of nat wegdek. Als het ABS in het regelgebied komt, moet de snelheid direct worden aangepast aan de staat van het wegdek en de verkeerssituatie. Het hogere veiligheidspotentieel door het ABS mag geen aanleiding zijn tot het nemen van veiligheidsrisico's - kans op ongevallen! In geval van een storing aan het ABS blijft alleen het normale remsysteem functioneren. Neem zo snel mogelijk contact op met een Škodadealer en pas uw rijstijl aan de ABS-storing aan, omdat u niet weet hoe ernstig de storing is. Aanwijzing Als in het ABS een storing optreedt, wordt dit door een controlelampje weergegeven bladzijde 30. Wijzigingen aan de auto (bijv. aan de motor, de remmen, het onderstel of een andere band-velgcombinatie) kunnen de werking van het ABS beïnvloeden bladzijde 207, Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen. Remassistent* De remassistent (remkrachtverhoger) verhoogt bij sterk afremmen (bijv. in gevaarlijke situaties) de remkracht en maakt een snelle opbouw van de benodigde druk in het remsysteem mogelijk. De meeste bestuurders zullen in een gevaarlijke situatie op tijd remmen, maar drukken het rempedaal niet met genoeg kracht in. Hierdoor kan de maximale remvertraging niet worden bereikt waardoor de auto nog een extra afstand aflegt. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

163 162 Intelligente techniek De remassistent wordt door het zeer snel indrukken van het rempedaal geactiveerd. Hierdoor ontstaat een veel hogere remdruk dan bij normaal remmen. Hierdoor kan ook bij een verhoudingsgewijs geringe weerstand van het rempedaal binnen de kortste tijd een voldoende hoge druk in het remsysteem worden opgebouwd, die voor de maximale remvertraging nodig is. Voor het verkrijgen van de kortst mogelijke remweg moet het rempedaal blijvend worden ingedrukt. De remassistent draagt er in noodsituaties toe bij, door een snelle drukopbouw in het remsysteem, de remweg te verkorten. Dit systeem benut alle voordelen van het ABS. Na het loslaten van het rempedaal wordt de werking van de remassistent (remkrachtverhoger) automatisch uitgeschakeld en het remsysteem werkt weer op de gebruikelijke wijze. Ook de remassistent (remkrachtverhoger) kan, wat betreft de remweg, de natuurkundige wetten niet overwinnen. Pas de rijsnelheid aan de staat van het wegdek en de verkeerssituatie aan. De hogere veiligheidsfactor, die de remassistent (remkrachtverhoger) biedt, mag niet leiden tot het nemen van grotere risico's. Voorzichtig! Draai het stuurwiel bij draaiende motor niet langer dan 15 seconden tegen de eindaanslag - kans op beschadiging van de stuurbekrachtiging! Aanwijzing Bij lekkage of bij een defect systeem moet, indien mogelijk, direct contact worden opgenomen met een Škoda-dealer. De stuurbekrachtiging wordt gevuld met speciale hydraulische olie. Het reservoir voor de stuurbekrachtiging bevindt zich linksvoor in de motorruimte bladzijde 188. Het juiste oliepeil van de hydraulische olie is belangrijk voor het correct functioneren van de stuurbekrachtiging. Roetfilter* (dieselmotor) In het roetfilter worden de bij de verbranding van dieselolie gevormde roetdeeltjes verzameld en verbrand. Stuurbekrachtiging De stuurbekrachtiging ondersteunt de bestuurder bij het sturen, er hoeft minder kracht op het stuurwiel te worden uitgeoefend. De stuurkarakteristiek kan door een Škoda-dealer worden gewijzigd. Bij het uitvallen van de stuurbekrachtiging of bij niet-draaiende motor (wegslepen) blijft de auto volledig bestuurbaar. Voor het sturen is dan echter aanzienlijk meer kracht nodig. Als het stuurwiel bij stilstand tegen de eindaanslag wordt gedraaid, wordt de stuurbekrachtiging zeer sterk belast. In deze stand zal de stuurbekrachtiging geluid produceren. Bovendien zal hierbij het stationair toerental van de motor kortstondig terugvallen. Afb. 165 Sticker met autogegevens Of uw auto is voorzien van een roetfilter herkent u aan de code 7GG op de sticker met wagengegevens afb De sticker met autogegevens

164 Intelligente techniek 163 bevindt zich op de vloer van de bagageruimte en is ook in het serviceplan geplakt. Het roetfilter filtert de roetdeeltjes praktisch volledig uit de uitlaatgassen. Het roet wordt in het dieselpartikelfilter verzameld en regelmatig verbrand. Om deze procedure te ondersteunen adviseren wij te voorkomen om continu korte ritten te maken. Bij verstopping of een defect aan het dieselpartikelfilter, wordt dit door het waarschuwingslampje ; aangegeven bladzijde 26, Roetfilter* (dieselmotor). Het roetfilter wordt zeer heet. Parkeer dan ook niet op plaatsen waarbij het hete filter direct in contact kan komen met droog gras of andere brandbare materialen - brandgevaar! Gebruik nooit extra beschermings- of anticorrosiemiddelen voor de onderkant van het voertuig op de uitlaatpijpen, katalysatoren, dieselpartikelfilter of hitteschilden. Als de motor op bedrijfstemperatuur is, kunnen deze middelen ontsteken - brandgevaar. Aanwijzing Door het gebruik van dieselolie met een hoog zwavelpercentage kan de levensduur van het roetfilter aanzienlijk teruglopen. Bij uw dealer kunt u informeren in welke landen dieselolie met een hoog zwavelpercentage wordt geleverd. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

165 164 Rijden en milieu Rijden en milieu De eerste kilometer en daarna Nieuwe motor Gedurende de eerste kilometer moet de motor worden ingereden. Tot kilometer Rijd niet sneller dan 3/4 van de maximumsnelheid van de ingeschakelde versnelling, d.w.z tot 3/4 van het maximummotortoerental. Geef geen vol gas. Vermijd hoge toerentallen. Niet met een aanhangwagen rijden. Van tot kilometer Verhoog de snelheid geleidelijk tot aan de maximumsnelheid van de ingeschakelde versnelling, d.w.z. tot aan het max.toerental. Gedurende de eerste uren heeft de motor een hogere inwendige weerstand dan later, als alle draaiende gedeeltes op elkaar zijn ingelopen. In hoeverre de motor goed wordt ingereden is sterk afhankelijk van de rijstijl tijdens de eerste km. Ook na de inrijperiode moet het rijden met onnodig hoge motortoerentallen worden voorkomen. Het maximumtoerental wordt aangegeven door het begin van het rode vlak op de wijzerschaal van de toerenteller. Bij auto's met schakelbak moet uiterlijk zodra het rode vlak wordt bereikt naar de eerst hogere versnelling worden overgeschakeld. Extreem hoge motortoerentallen worden overigens automatisch afgeregeld. Voor auto's met schakelbak geldt andersom ook: voorkom het rijden met een te laag toerental. Schakel terug als de motor niet meer mooi ronddraait. Voorzichtig! Alle snelheids- en toerentalgegevens gelden alleen bij een op bedrijfstemperatuur zijnde motor. Laat een koude motor nooit met een hoog toerental draaien - dit geldt zowel bij een stilstaande auto als bij het rijden in de diverse versnellingen. Milieu Rijd niet met onnodig hoge toerentallen - vroeg opschakelen helpt brandstof te besparen, verlaagt de geluidsproductie en ontziet het milieu. Nieuwe banden Nieuwe banden moeten worden ingereden, omdat zij in nieuwe staat nog niet over een optimale grip beschikken. Met dit feit moet u tijdens de eerste 500 km rekening houden en bijzonder voorzichtig rijden. Nieuwe remblokken Houd er rekening mee, dat nieuwe remblokken tot ca. 200 km nog niet de volle remcapaciteit leveren. Nieuwe remblokken moeten eerst inlopen, voordat zij de optimale frictie ontwikkelen. De iets lagere remcapaciteit kan door een hogere druk op het rempedaal worden gecompenseerd. Deze opmerking geldt ook voor op een later tijdstip vervangen remblokken. Tijdens de inrijperiode moet ook worden voorkomen dat de remmen zwaar worden belast. Hiertoe rekenen wij o.a. extreem afremmen, vooral vanuit hoge snelheden zoals die bijv. kunnen ontstaan bij het rijden van passen.

166 Rijden en milieu 165 Katalysator Een correcte werking van het uitlaatgasreinigingssysteem (katalysator) is voor een milieuvriendelijk gebruik van de auto van doorslaggevende betekenis. Let op de volgende aanwijzingen: Tank bij auto's met benzinemotor alleen loodvrije benzine bladzijde 183, Soort benzine. Rijd de tank nooit helemaal leeg. Schakel tijdens het rijden het contact niet uit. Vul niet te veel olie in de motor bij bladzijde 190, Motorolie bijvullen. Trek de auto niet over een afstand van meer dan 50 m aan bladzijde 220, Aanslepen. Als de auto in een land moet worden gebruikt waar geen loodvrije benzine leverbaar is, moet bij terugkeer of bij het invoeren in een land waar een katalysator is verplicht, de katalysator worden vervangen. In verband met de hoge temperaturen die rondom de uitlaatgaskatalysator kunnen ontstaan, moet de auto zo worden geparkeerd dat de katalysator niet met licht ontvlambare materialen onder de auto in aanraking kan komen - brandgevaar! Gebruik nooit beschermingsmiddelen voor de wagenonderzijde of anticorrosiemiddelen voor het uitlaatsysteem, de katalysatoren of hitteschilden. Tijdens het rijden kunnen deze materialen vlam vatten - brandgevaar! Voorzichtig! Bij auto's met katalysator mag de tank nooit geheel worden leeggereden. De onregelmatige brandstofvoorziening kan tot het uitblijven van een ontbranding leiden. Er kan dan onverbrande brandstof in het uitlaatsysteem terechtkomen en de katalysator beschadigen. Al één tankvulling met loodhoudende benzine leidt tot het uitvallen van de katalysator. Als u tijdens het rijden merkt dat de motor overslaat, het vermogen terugloopt of dat de motor onregelmatig draait, verlaag dan direct de snelheid en laat de auto door de dichtstbijzijnde Škoda-dealer controleren. De beschreven symptomen kunnen duiden op een storing in het ontstekingssysteem. Er kan dan onverbrande brandstof in het uitlaatsysteem terechtkomen en de katalysator beschadigen. Milieu Ook bij een correct functionerend uitlaatgassysteem kan onder bepaalde omstandigheden tijdens het draaien van de motor een zwavelachtige uitlaatgasgeur worden gevormd. Dit is afhankelijk van het zwavelpercentage in de brandstof. Meestal is de oplossing loodvrije benzine van een ander merk of op een ander tankstation te tanken. Economisch en milieubewust rijden Algemeen De persoonlijke rijstijl is een belangrijke factor. Het brandstofverbruik, de belasting van het milieu en de slijtage aan motor, remmen en banden is in belangrijke mate afhankelijk van drie factoren: persoonlijke rijstijl, individuele gebruikseisen, technische voorwaarden. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

167 166 Rijden en milieu Door een anticiperende en economische rijstijl kunt u het brandstofverbruik gemakkelijk zo'n 10-15% reduceren. Dit hoofdstuk moet met enkele tips ertoe bijdragen het milieu en gelijktijdig uw portemonnee te ontzien. Vanzelfsprekend wordt het brandstofverbruik ook door factoren bepaald waarop u als bestuurder geen invloed heeft. Het is bijv. normaal dat het verbruik in de winter of onder moeilijke omstandigheden, bij een slecht wegdek, gebruik van een aanhangwagen enz. oploopt. De technische voorwaarden voor spaarzaam brandstofverbruik en economisch gebruik heeft de auto "van huis uit" meegekregen. Bijzondere nadruk moet worden gelegd op een zo gering mogelijke belasting van het milieu. Om ervoor te zorgen dat deze eigenschappen optimaal worden gebruikt en behouden blijven, is het noodzakelijk, de aanwijzingen in dit hoofdstuk in acht te nemen. Anticiperend rijden Bij het accelereren gebruikt een auto de meeste brandstof. Voorkom onnodig accelereren en remmen Als u anticiperend rijdt, hoeft u minder te remmen en ten gevolge hiervan ook weer minder te accelereren. Laat de auto uitrollen indien dit mogelijk is, bijvoorbeeld als zichtbaar is dat het eerstvolgende verkeerslicht op rood staat. Energiebesparend schakelen Vroeg opschakelen spaart brandstof. Afb. 166 Brandstofverbruik in l/100 km en snelheid in km/h Schakelbak Rijd in de eerste versnelling slechts ca. één wagenlengte. Schakel altijd over naar de eerstvolgende hogere versnelling als het toerental ca tot /min bedraagt. Automatische versnellingsbak Druk het gaspedaal langzaam in. Druk het gaspedaal echter niet tot aan de kick-downstand in. Een effectieve wijze om brandstof te besparen, is vroegtijdig opschakelen. Wie tot aan de maximumversnelling de betreffende versnelling accelereert verbruikt onnodig veel brandstof. De afb. 166 toont de verhouding tussen het brandstofverbruik en de snelheid in de betreffende versnellingen. Het verbruik in de 1e versnelling is het hoogst en in de 5e, resp. 6e versnelling het laagst. Als bij auto's met automatische versnellingsbak het gaspedaal langzaam wordt ingedrukt, wordt automatisch een economisch programma gekozen. Door vroegtijdig opschakelen en laat terugschakelen wordt het brandstofverbruik laag gehouden. Dit geldt vooral als in de handmodus (Tiptronic) wordt geschakeld.

168 Rijden en milieu 167 Aanwijzing Volg ook de informatie op de multi-functie-indicatie op bladzijde 15. Vermijd vol gas Langzamer rijden heet brandstof besparen. Door met gevoel gas te geven wordt niet alleen het brandstofverbruik aanzienlijk verminderd, maar ook de belasting van het milieu en de slijtage aan de auto worden in positieve zin beïnvloed. Indien mogelijk geen gebruikmaken van de maximumsnelheid van uw auto. Het brandstofverbruik, de uitstoot van schadelijke stoffen en de rijgeluiden nemen bij hoge snelheden in onevenredige mate toe. De afb. 167 toont de verhouding van het brandstofverbruik ten opzichte van de snelheid. Als de mogelijke topsnelheid van uw auto slechts voor driekwart wordt benut, daalt het brandstofverbruik met ongeveer de helft. Stationair draaien reduceren Ook stationair draaien kost brandstof. Afb. 167 Brandstofverbruik in l/100 km en snelheid in km/h In de file, voor spoorbomen en bij verkeerslichten die langdurig op rood staan, is het zinvol de motor af te zetten. Al na een pauze van seconden is de brandstofbesparing groter dan de hoeveelheid brandstof die voor het opnieuw starten van de motor nodig is. Bij stationair toerental duurt het erg lang totdat de motor zijn bedrijfstemperatuur bereikt. Tijdens de warmdraaifase zijn echter slijtage en de uitstoot aan schadelijke stoffen zeer hoog. Rijd dan ook direct na het starten van de motor weg. Vermijd daarbij echter hoge toerentallen. Regelmatig onderhoud Een slecht afgestelde motor kost onnodig veel brandstof. Door regelmatig onderhoud door uw Škoda-dealer kunnen reeds voor het gebruik van uw auto de voorwaarden voor brandstofbesparing worden geschapen. De staat van het onderhoud van uw auto heeft niet alleen een gunstig effect op de verkeersveiligheid en het behoud van de waarde van uw auto, maar ook op het brandstofverbruik. Een slecht afgestelde motor kan tot zo'n 10% hoger brandstofverbruik leiden! De geplande onderhoudswerkzaamheden moeten exact volgens het serviceplan door een Škoda-dealer worden uitgevoerd. Controleer ook het oliepeil na het tanken. Het olieverbruik is in belangrijke mate afhankelijk van de belasting en het toerental van de motor. Al naargelang de rijstijl kan het olieverbruik tot 0,5 l/1 000 km bedragen. Het is normaal dat het olieverbruik van een nieuwe motor pas na een bepaalde tijd zijn laagste waarde bereikt. Het olieverbruik van een nieuwe auto kan dan ook pas goed worden beoordeeld na een afstand van ca km. Milieu Door het gebruik van synthetische dunloopoliesoorten kan een extra reducering van het brandstofverbruik worden verkregen. Om lekkages in een vroeg stadium te kunnen opsporen, moet u de grond onder de auto regelmatig controleren. Als daar vlekken van olie of andere bedrijfsvloeistoffen te zien zijn, laat dan de auto door een Škoda-dealer controleren. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

169 168 Rijden en milieu Minder korte ritten Korte ritten kosten verhoudingsgewijs gezien veel brandstof Let op de bandenspanning Een correcte bandenspanning spaart brandstof. Let altijd op de juiste bandenspanning. Door een te lage bandenspanning neemt de rolweerstand toe. Hierdoor loopt niet alleen het brandstofverbruik op, maar ook de bandenslijtage neemt toe en de rijeigenschappen lopen terug. Controleer de bandenspanning altijd bij koude banden. Rijd met de winterbanden niet het gehele jaar, deze verhogen het brandstofverbruik met zo'n 10%. Bovendien produceren deze meer geluid. Vermijd bij koude motor ritten onder de 4 km. Afb. 168 Brandstofverbruik in l/100 km bij verschillende temperaturen De motor en de katalysator moeten eerst hun optimale bedrijfstemperatuur hebben bereikt, om het verbruik en de uitstoot van schadelijke stoffen op een effectieve wijze te reduceren. De koude motor verbruikt direct na de start ca l brandstof per 100 km. Na ca. één kilometer daalt het verbruik al tot 15 l/100 km. Pas na ca. 4 tot 10 kilometer is de motor op bedrijfstemperatuur (afhankelijk van de buitentemperatuur en van het type motor) en heeft het verbruik zich genormaliseerd. Korte ritten moeten dan ook, indien mogelijk, worden vermeden. Van doorslaggevende betekenis is in dit verband ook de omgevingstemperatuur. De afb. 168 geeft het brandstofverbruik voor dezelfde afstand, eenmaal bij +20 C en eenmaal bij -10 C weer. Uw auto gebruikt in de winter meer brandstof dan in de zomer. Geen onnodige ballast Het transport van ballast kost brandstof. Omdat elke kilo meer gewicht het brandstofverbruik verhoogt, loont het zich een blik in de bagageruimte te werpen, om onnodige ballast te voorkomen. Vooral in het stadsverkeer, wanneer er vaker moet worden geaccelereerd, beïnvloedt het gewicht van de auto het brandstofverbruik aanzienlijk. Als vuistregel geldt, dat per 100 kg gewicht het brandstofverbruik met ca. 1 l/100 km toeneemt. Vaak blijft echter ook een dakimperiaal voor het gemak gemonteerd, ofschoon deze niet meer nodig is. Door de verhoogde luchtweerstand verbruikt uw auto met een onbeladen imperiaal bij een snelheid van km ca. 1 l meer brandstof dan normaal. Stroom sparen Het opwekken van stroom kost brandstof. Schakel elektrische verbruikers uit als deze niet meer nodig zijn. Met behulp van de dynamo wordt bij draaiende motor stroom opgewekt en aan de verbruikers geleverd. Hoe zwaarder de dynamo door het inschakelen van elektrische verbruikers wordt belast, des te meer brandstof wordt er verbruikt.

170 Rijden en milieu 169 Schriftelijke controle van het brandstofverbruik Wie zijn brandstofverbruik wil controleren, moet een kilometerregistratie bijhouden. Dit kost relatief weinig tijd en is zeker de moeite waard. U kunt een wijziging (positief of negatief) vroegtijdig vaststellen en - indien nodig - maatregelen treffen. Als een te hoog brandstofverbruik wordt vastgesteld, moet u nagaan, hoe, waar en onder welke omstandigheden sinds de laatste tankstop is gereden. Milieu-aspecten Bij de constructie, de keuze van de materialen en de productie van uw nieuwe Škoda speelt de milieubescherming een beslissende rol. O.a. wordt aan de onderstaande punten veel aandacht besteed. Constructieve maatregelen Demontagevriendelijke uitvoering van de aansluitingen Vereenvoudigde demontage door de modulaire constructie Gebruik van zuiverdere materialen Codering van alle kunststofdelen volgens VDA-richtlijn 260 Reductie brandstofverbruik en uitlaatgasemmissie CO 2 Minimalisering van de kans op ontsnappen van brandstof bij een aanrijding Vermindering van het geluid Materiaalkeuze Verdergaand gebruik van recyclebare materialen Airconditioning met fluorkoolwaterstofvrij koelmedium Geen cadmium Geen asbest Reducering van het uitdampen van kunststoffen Fabricage Oplosmiddelvrije conservering van holle ruimtes Oplosmiddelvrije conservering voor het transport van de fabrikant naar de klant Gebruik van oplosmiddelvrije lijmen Geen toepassing van fluorkoolwaterstoffen in de productie Geen gebruik van kwik Gebruik van watergedragen lakken Terugname en verwerking van oude auto's Škoda Auto houdt zich aan de eisen die de markt stelt aan zijn producten met betrekking tot het milieu en zijn natuurlijke hulpbronnen. Alle nieuwe Škoda-auto's zijn voor 95 % recyclebaar (herbruikbaar) en kunnen in principe 3) worden teruggegeven. In vele landen worden landelijk dekkende terugnamesystemen opgebouwd waarbinnen u uw auto voor sloop kunt inleveren. Na de teruggave ontvangt u een bevestiging waarin de milieuverantwoorde verwerking wordt gedocumenteerd. Auto's met speciale op- en aanbouwen Technische documentatie over de uitgevoerde wijzigingen moet door de eigenaar van de auto worden bewaard, zodat deze later kan worden overhandigd aan de bewerker van de oude auto (sloopauto). Op deze wijze is een milieuverantwoorde verwerking gewaarborgd. Rijden in het buitenland Algemeen In het buitenland kunnen ook andere omstandigheden gelden. In bepaalde landen is het ook mogelijk dat het Škoda-dealernet slechts gedeeltelijk functioneert of nog niet volledig is uitgebouwd. Hierdoor kan het zijn dat bepaalde onderdelen moeilijker leverbaar zijn en dat het personeel van de Škoda-dealer slechts in beperkte mate reparaties kan uitvoeren. Škoda Auto a.s. in de Tsjechische Republiek en de betreffende importeurs verstrekken echter graag alle gewenste 3) Behoudens het aanhouden van de nationale wettelijke voorschriften Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

171 170 Rijden en milieu inlichtingen inzake de benodigde technische voorbereiding van de auto, noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden en de reparatiemogelijkheden. Loodvrije benzine Auto's met benzinemotor mogen alleen loodvrije benzine tanken bladzijde 165. Informatie met betrekking tot de mogelijkheden voor het tanken van loodvrije benzine kan worden opgevraagd bij automobielclubs. Koplampen Het dimlicht van de koplampen van uw auto is asymmetrisch ingesteld. Dit betekent dat de rand van het wegdek aan de zijde waarop u rijdt, sterker wordt verlicht. Als u in het buitenland op de andere weghelft moet rijden, verblindt u het tegemoetkomende verkeer. Om verblinding van het tegemoetkomende verkeer te voorkomen, is het nodig een bepaald gedeelte van de koplamp af te plakken. Koplampstickers zijn als onderdeel verkrijgbaar bij de Škoda-dealer. Xenon-koplampen zijn geconstrueerd voor landen met ofwel links of rechts rijdend verkeer. Deze kunnen door een Škoda-dealer worden omgeschakeld. Aanwijzing Uitgebreidere informatie met betrekking tot het afplakken of het omschakelen van de koplampen verkrijgt u bij uw Škoda-dealer. Voorkomen van schade aan de auto Op wegen met een slecht wegdek alsmede bij het tegen een stoeprand rijden, steile opritten e.d. moet u erop letten, dat de laagliggende delen zoals bijv. de spoiler en de uitlaat deze niet raken en daardoor worden beschadigd. Dit geldt vooral voor auto's met een verlaagd onderstel (sportonderstel) en bij een volle belading van de auto.

172 Rijden met aanhangwagen 171 Rijden met aanhangwagen Gebruik aanhangwagen Technische voorwaarden De trekhaak moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Uw auto is voornamelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage. Hij kan echter ook - bij de juiste technische uitrusting - worden gebruikt voor het trekken van een aanhangwagen. Als uw auto al af fabriek met een trekhaak werd uitgeleverd, is reeds aan alle technische en wettelijke voorwaarden voldaan. Voor de elektrische aansluiting tussen de auto en de aanhangwagen is uw auto voorzien van een 13-polige contactdoos. Als de te trekken aanhangwagen is voorzien van een 7-polige steker kan worden gebruikgemaakt van een hiervoor bedoelde adapterkabel 4) uit het originele Škoda-accessoireprogramma. Het naderhand inbouwen van een trekhaak moet plaatsvinden aan de hand van de gegevens van de fabrikant. Details over het naderhand inbouwen van een trekhaak en over de vergroting van de capaciteit van het koelsysteem zijn bekend bij de Škoda-dealers. Wij adviseren, de originele de Škoda-trekhaak door een Škoda-dealer te laten inbouwen. Daar zijn alle relevante details met betrekking tot het naderhand inbouwen bekend. Bij een niet-vakkundige inbouw is de kans op ongevallen aanwezig! 4) In enkele landen wordt de adapter met de trekhaak meegeleverd. Gebruiksinstructies Bij het rijden met een aanhangwagen moet op enkele punten worden gelet. Aanhangwagengewicht Het toelaatbare aanhangwagengewicht mag in geen geval worden overschreden. Als het maximaal toelaatbare aanhangwagengewicht niet volledig wordt gebruikt, kunnen verhoudingsgewijs steilere hellingen worden genomen. Het aangegeven aanhangwagengewicht geldt alleen voor hoogtes tot m boven de zeespiegel. Omdat door de teruglopende luchtdichtheid bij een toenemende hoogte het motorvermogen terugloopt en daarmee ook het klimvermogen, moet het treingewicht met 10% worden verlaagd per aangevangen m verdere hoogtetoename. Het treingewicht is de som van het gewicht van de (beladen) auto en de (beladen) aanhangwagen. Bij het rijden op grotere hoogtes moet hiermee rekening worden gehouden. De aanhangwagen- en kogeldrukgegevens op het typeplaatje van de trekhaak zijn slechts de testgegevens van de trekhaak. De gegevens die betrekking hebben op de auto en die vaak onder deze waarden liggen vindt u in de documentatie die bij de auto hoort. Verdeling van de belading Verdeel de belading van de aanhangwagen zo, dat de zware voorwerpen zich zo dicht mogelijk bij de as bevinden. Borg de voorwerpen zodat deze niet kunnen gaan schuiven. Bandenspanning Kies de bandenspanning van de auto voor volle belading, bladzijde 201. Zie voor de bandenspanning van de aanhangwagen de adviezen van de fabrikant. Buitenspiegels Als de verkeerssituatie achter de aanhangwagen niet met de standaard spiegels kan worden overzien, moet u extra buitenspiegels laten aanbrengen. Beide buitenspie- Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

173 172 Rijden met aanhangwagen gels moeten op wegklapbare steunen worden bevestigd. Stel de spiegels zo af, dat deze voldoende zicht naar achteren bieden. Koplampen Controleer voor het begin van de rit bij een aangekoppelde aanhangwagen ook de afstelling van de koplampen. Corrigeer zo nodig de afstelling m.b.v. de lichtbundelhoogteverstelling bladzijde 50. Afneembare kogelkop Bij auto's met af fabriek ingebouwde trekhaak is de kogelkop afneembaar. Deze bevindt zich samen met een aparte montagehandleiding in de reservewielkom in de bagageruimte van de auto. Verdere informatie met betrekking tot de trekhaak bladzijde 173. Aanwijzing Wij adviseren bij regelmatig gebruik van een aanhangwagen uw auto ook tussen de onderhoudsintervallen door te laten controleren. Bij het aan- en loskoppelen van de aanhangwagen moet de handrem van de trekkende auto zijn aangetrokken. Aanwijzingen voor het rijden Het rijden met aanhangwagen vereist bijzondere voorzichtigheid. Rijd indien mogelijk niet met een lege trekkende auto en een volbeladen aanhangwagen. Rijd niet met de wettelijk toegestane maximumsnelheden. Dit geldt vooral op hellingen. Rem op tijd. Let bij hoge buitentemperaturen op de koelvloeistoftemperatuurmeter. Gewichtsverdeling Bij een lege auto en een beladen aanhangwagen is de gewichtsverdeling zeer ongunstig. Als toch met een dergelijke combinatie moet worden gereden, moet een lage snelheid worden aangehouden. Rijsnelheid Met het oog op de veiligheid adviseren wij niet sneller dan 80 km/h te rijden. Dit geldt ook voor landen waarin hogere snelheden zijn toegestaan. Omdat met een toenemende snelheid de rijstabiliteit van de combinatie terugloopt, moet bij ongunstige weg-, weers- en windverhoudingen, vooral op hellingen, worden afgezien van de wettelijk toegestane maximumsnelheid. In elk geval moet de snelheid direct worden verlaagd, zodra u ook maar de geringste slingerbeweging van de aanhangwagen bemerkt. Probeer in geen geval de combinatie door te accelereren recht te trekken. Rem op tijd! Bij een aanhangwagen met oplooprem eerst voorzichtig remmen en daarna vlot afremmen. Zo worden remschokken door blokkerende aanhangwagenwielen voorkomen. Schakel op een helling op tijd terug, zodat op de motor kan worden afgeremd. Oververhitting van de motor Als bij hoge buitentemperaturen op een lange helling in een lage versnelling met een hoog motortoerental moet worden gereden, moet vooral op de koelvloeistoftemperatuurmeter worden gelet bladzijde 12. Als de meter van de koelvloeistoftemperatuurmeter meer naar het rechter- of in het rode vlak loopt, moet de snelheid direct worden verlaagd. Als het controlelampje op het instrumentenpaneel knippert, stop dan en zet de motor af. Wacht enkele minuten en controleer het koelvloeistofpeil in het koelvloeistofexpansiereservoir bladzijde 192, Koelvloeistofpeil controleren. Let op de volgende aanwijzingen bladzijde 27, Koelvloeistoftemperatuur/koelvloeistofpeil. De koelvloeistoftemperatuur kan door het inschakelen van de verwarming worden verlaagd. Het verhogen van de koelcapaciteit van de koelluchtventilator is door het terugschakelen en door het verhogen van het motortoerental niet mogelijk - het

174 Rijden met aanhangwagen 173 toerental van de koelluchtventilator is onafhankelijk van het motortoerental. Ook bij het rijden met een aanhangwagen moet dan ook niet worden teruggeschakeld zolang de motor op een helling zonder dat de snelheid sterk terugloopt blijft trekken. Afneembare trekhaak* Afb. 169 Afneembare kogelkop De afneembare kogelkop van de trekhaak bevindt zich in de reservewielkom in de bagageruimte. Een montagehandleiding voor het correct demonteren en monteren van de kogelkop van de trekhaak wordt met de kogelkop meegeleverd. Controleer voor elke rit of de kogelkop correct is vergrendeld. De controle vindt plaats door de vergrendelingshendel naar beneden te draaien. Als de vergrendelingshendel slechts weinig (ca. 5 ) kan worden verdraaid, is de vergrendeling in orde. Trek na de controle de vergrendelingshendel weer tot aan de aanslag terug. De trekhaak mag niet worden gebruikt, als deze niet kan worden afgesloten of als de vergrendelingshendel in de vergrendelde stand gemakkelijk kan worden verdraaid. Gebruik geen hulpmiddelen of gereedschap voor het monteren of uitbouwen van de kogelkop. Hierdoor zou het vergrendelingsmechanisme kunnen worden beschadigd, zodat de veiligheid van de trekhaak niet meer is gewaarborgd - kans op ongevallen! Aanwijzing Breng geen wijzigingen aan of voer geen reparaties uit aan de kogelkop of aan andere onderdelen van de trekhaak. Neem bij problemen met betrekking tot de bediening contact op met een Škoda-dealer. Ontgrendel de kogelkop nooit bij een aangekoppelde aanhangwagen. Bij het rijden zonder aanhangwagen moet de kogelkop worden verwijderd. Controleer of de afsluitdop op de bevestigingskoker correct afsluit. Als u de auto met een hogedrukreiniger schoonmaakt, moet de kogelkop eerst worden verwijderd. Overtuig u ervan dat de afsluitdop de bevestigingskoker correct afsluit. Bij het in- en uitbouwen adviseren wij handschoenen te dragen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

175 174 Rijden met aanhangwagen

176 Verzorging van de auto 175 Raadgevingen voor het gebruik Verzorging van de auto Algemeen Verzorging is het behoud van uw auto. Regelmatige, vakkundige verzorging van uw auto zorgt voor het behoud van zijn waarde. Bovendien kan dit ook één van de voorwaarden zijn voor het behouden van het recht op garantie bij eventuele corrosie en lakschade aan de carrosserie. Wij adviseren, de conserveringsmiddelen uit het originele Škoda-assortiment te gebruiken. Neem de gebruiksvoorschriften op de verpakking in acht. Bij verkeerde toepassing kunnen onderhoudsmiddelen schadelijk zijn voor de gezondheid. Onderhoudsmiddelen moeten dan ook buiten het bereik van kinderen worden bewaard - kans op vergiftiging! Milieu Kies bij de aanschaf van onderhoudsmiddelen voor de auto voor milieuvriendelijke producten. Resten van onderhoudsmiddelen horen niet bij het huisvuil. Verzorging buitenzijde auto Auto wassen Vaak wassen beschermt de auto. De beste bescherming van de auto tegen schadelijke invloeden van het milieu is vaak wassen en conserveren. Hoe vaak uw auto moet worden gewassen, hangt van veel factoren af zoals: gebruiksfrequentie, wijze van parkeren (garage, onder bomen etc.), tijd van het jaar, weersomstandigheden, milieu-invloeden. Hoe langer insectenresten, vogelpoep, hars van bomen, straat- en industriestof, teer, roetdeeltjes, wegenzout en andere agressieve afzettingen op de lak blijven zitten, des te sterker is het vernielende effect. Hoge temperaturen, bijv. door intensieve zonnestraling, versterken het etsende effect. Zo kan het onder bepaalde omstandigheden noodzakelijk zijn de auto wekelijks te wassen. Het is echter ook mogelijk dat een keer per maand wassen voldoende is als de auto van een goede waslaag is voorzien. Aan het einde van de strooiperiode moet ook de onderzijde van de auto beslist grondig worden afgespoeld. Wassen van de auto in de winter: Vocht en ijs in het remsysteem kunnen een nadelig effect op de remwerking hebben - kans op ongevallen! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

177 176 Verzorging van de auto Automatische wasinstallaties De autolak heeft een zodanig weerstandsvermogen dat de auto onder normale omstandigheden probleemloos in automatische wasinstallaties kan worden gewassen. Wel is het zo dat de werkelijke belasting van de lak in sterke mate afhankelijk is van de constructie van de wasinstallatie, de filtering van het waswater en de gebruikte was- en onderhoudsmiddelen. Als de lak er na het wassen mat uitziet of zelfs krassen vertoont, moet u de exploitant van de wasinstallatie hier direct op attenderen. Ga zo nodig naar een andere wasinstallatie. Vóór het wassen van de auto in een automatische wasstraat hoeven, behalve de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen (sluiten van de ruiten en het schuif-/kanteldak, het losschroeven/inklappen van de af fabriek ingebouwde antennes e. d.) geen verdere maatregelen te worden genomen. Als uw auto is voorzien van speciale aanbouwdelen - bijv. spoilers, imperiaal, autotelefoonantenne -, kunt u het beste vooraf contact opnemen met de exploitant van de wasinstallatie. Na een wasbeurt in een automatische wasinstallatie met aansluitende conservering moeten de rubbers van de ruitenwisserbladen worden ontvet. Voorzichtig! Schroef de neergeklapte dakantenne voor het wassen in een automatische wasinstallatie niet vast - kans op beschadigingen! Met de hand wassen Bij het wassen met de hand moet het vuil eerst met veel water worden ingeweekt; daarna moet het vuil zo goed mogelijk worden afgespoeld. Daarna reinigt u de auto met een zachte spons, een washand of een wasborstel met geringe druk. Werk daarbij van boven naar beneden - te beginnen met het dak. Reinig de gespoten vlakken van de auto slechts met een geringe druk. Gebruik alleen bij hardnekkig vuil een autoshampoo. Spoel de spons of de washand regelmatig goed uit. Wielen, dorpels en dergelijke maakt u als laatste schoon. Gebruik hiervoor een tweede (andere) spons. Spoel de auto na het wassen goed af en wrijf hem aansluitend hierop droog met een zeem. Was de auto alleen bij uitgeschakeld contact - kans op ongevallen! Bescherm uw handen en armen tegen metaaldelen met scherpe randen als u de onderzijde, de binnenzijde van de wielkuipen of de wieldoppen reinigt - kans op snijwonden. Voorzichtig! Was uw auto niet in de felle zon - kans op lakschade. Als u de auto in de winter met een slang afspuit, let er dan op dat de waterstraal niet direct op de sloten of op de naden van de portieren, de motorkap of de achterklep worden gericht - kans op bevriezen. Gebruik op gespoten delen geen insectensponsjes, ruwe keukensponzen of iets dergelijks - kans op beschadiging van de lak. Milieu Was uw auto alleen op de speciaal daarvoor bedoelde wasplaatsen. Daar wordt ervoor gezorgd dat eventueel met olie verontreinigd vuil water niet in de riolering komt. In bepaalde gebieden is het wassen van auto's buiten zulke wasplaatsen zelfs verboden. Wassen met behulp van een hogedrukreiniger Bij het wassen van de auto met een hogedrukreiniger moeten beslist de bedieningsaanwijzingen voor de hogedrukreiniger worden opgevolgd. Dat geldt vooral voor de druk en de spuitafstand. Houd voldoende afstand ten opzichte van zachte materialen, zoals rubberslangen of dempings-, isolatiemateriaal. Gebruik in geen geval rotorsproeiers of zogenaamde vuilfrezen!

178 Verzorging van de auto 177 Vooral banden mogen nooit met rotorsproeiers worden gereinigd. Zelfs bij een relatief grote spuitafstand en bij een zeer korte inwerktijd kunnen aan de banden zichtbare, maar ook onzichtbare beschadigingen ontstaan - kans op ongevallen! Voorzichtig! De temperatuur van het water mag maximaal 60 bedragen, omdat anders de auto kan worden beschadigd. Conserveren Een goede conservering beschermt de lak van de auto goed tegen schadelijke milieu-invloeden en lichte mechanische invloeden. De auto moet op zijn laatst met een hoogwaardig conserveringsmiddel op vastewasbasis worden behandeld, als op de schone lak geen waterdruppels meer worden gevormd. Er kan een nieuwe laag hoogwaardige harde was op de schone lak worden aangebracht als deze na het wassen goed droog is. Ook wanneer regelmatig wasconserveringsmiddelen worden toegepast, adviseren we de lak minstens tweemaal per jaar met harde was te beschermen. Voorzichtig! Zorg ervoor dat er geen was op de ruiten komt. Polijsten Pas als de lak van uw auto er niet meer goed uitziet en als met conserveringsmiddelen geen glans meer kan worden bereikt, is polijsten (cleanen) noodzakelijk. Als de gebruikte cleaner geen conserverende bestanddelen bevat, moet in aansluiting hierop een laag was op de lak worden aangebracht bladzijde 177, Conserveren. Wij adviseren, de conserveringsmiddelen uit het originele Škoda-assortiment te gebruiken. Voorzichtig! Matgespoten onderdelen of kunststofdelen mogen niet met cleaner of harde was worden behandeld. Poets de lak niet in een stoffige omgeving, omdat de lak zou kunnen worden beschadigd. Verchroomde delen Reinig de verchroomde delen eerst met een vochtige doek en poets deze daarna met een zachte droge doek weer glanzend. Als dit niet voldoende is, gebruik dan een chroomonderhoudsmiddel uit het originele Škoda-accessoireprogramma. Voorzichtig! Poets de verchroomde delen niet in een stoffige omgeving, omdat er anders krassen op kunnen worden gevormd. Lakbeschadigingen Kleine lakbeschadigingen zoals krassen, schrammen of beschadigingen door steenslag direct met lak (Škoda-lakstift) afdekken, voordat zich roest kan vormen. Vanzelfsprekend kunnen deze werkzaamheden ook door de Škoda-dealers worden uitgevoerd. Hiervoor kunnen de Škoda-dealers de bij de kleur van uw auto passende lakstiften of spuitbussen leveren. Het nummer van de originele lak van uw auto staat op de sticker met autogegevens bladzijde 229. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

179 178 Verzorging van de auto Als er toch corrosie is ontstaan, moet deze grondig worden verwijderd. Breng op die plek een anticorrosiegrondlaag en daarna de lak aan. Vanzelfsprekend kunnen deze werkzaamheden ook door de Škoda-dealers worden uitgevoerd. Kunststofdelen Kunststofdelen aan de buitenzijde worden door normaal wassen gereinigd. Als dat niet voldoende is, mogen kunststofdelen ook met speciale oplosmiddelvrije kunststofreinigingsmiddelen worden behandeld. Onderhoudsmiddelen voor lak zijn niet geschikt voor kunststofdelen. Voorzichtig! Verwijder nooit sneeuw of ijs van de ruiten door middel van warm of heet water - kans op scheurvorming in het glas! Koplampglazen Gebruik voor het reinigen van de koplampglazen geen agressieve reinigings- of chemische oplosmiddelen - kans op beschadiging van de kunststofglazen. Maak gebruik van zeep en schoon, warm water. Voorzichtig! Oplosmiddel bevattende schoonmaakmiddelen tasten het materiaal aan en kunnen deze beschadigen. Ruiten Gebruik voor het verwijderen van sneeuw en ijs van de ruiten en spiegels alleen maar een plastic ijskrabber. Om daarbij beschadiging van het ruitoppervlak te voorkomen, moet de ijskrabber maar in één richting over de te reinigen ruit heen en weer worden bewogen. Resten van rubber, olie, vet, was of siliconen kunnen met een speciale ruitenreiniger, resp. met een speciale siliconenverwijderaar worden verwijderd. U moet de ruiten ook regelmatig aan de binnenzijde schoonmaken. Gebruik voor het drogen van de ruiten na het wassen van de auto niet de zeem die voor het drogen van de carrosserie is gebruikt. Resten van conserveringsmiddelen op de zeem kunnen de ruiten vuil maken en het zicht verminderen. Er mogen aan de binnenzijde geen stickers op de achterruit worden geplakt, om beschadiging van de verwarmingsdraden van de achterruitverwarming te voorkomen. Wij adviseren, de conserveringsmiddelen uit het originele Škoda-assortiment te gebruiken. Voorzichtig! Veeg de koplampen nooit droog af en gebruik voor het reinigen van de kunststofglazen geen scherpe voorwerpen, dit kan tot beschadiging van de beschermcoating en in aansluiting daarop tot scheurtjes in de koplampglazen leiden, bijv. door invloed van chemische middelen. Afdichtrubbers De rubber dichtingen van de portieren, kofferdeksel, motorkap en ruiten blijven soepel en gaan langer mee indien u ze van tijd tot tijd behandelt met een rubberverzorgingsmiddel (bv. een spray met siliconenvrije olie). Bovendien wordt zo voortijdige slijtage van de afdichtrubbers voorkomen en daarmee lekkages. De portieren gaan gemakkelijker open. Goed onderhouden afdichtrubbers vriezen in de winter niet vast. Sloten Voor het ontdooien van sloten adviseren wij de spray, die smeermiddel en anticorrosiemiddel bevat, uit het originele Škoda-accessoireprogramma te gebruiken.

180 Verzorging van de auto 179 Aanwijzing Let erop dat er bij het wassen van de auto zo min mogelijk water in de sloten komt. Wielen Stalen velgen Bij het regelmatig wassen van de auto moeten ook de velgen en wielsierdoppen grondig worden gewassen. Zo wordt voorkomen dat remstof, vuil en wegenzout op de velgen gaan vastzitten. Hardnekkig vastklevende remstof kan met een industrieel reinigingsmiddel worden verwijderd. Repareer lakbeschadigingen aan de velgen voordat er roest ontstaat. Lichtmetalen velgen Opdat het decoratieve uiterlijk van de lichtmetalen velgen nog lange tijd behouden blijft, is regelmatig onderhoud noodzakelijk. Vooral wegenzout en remstof moet elke twee weken van de lichtmetalen velgen worden verwijderd, anders wordt het lichtmetaal aangetast. Na een grondige wasbeurt behandelt u de velgen met een beschermingsmiddel voor lichtmetalen velgen dat geen zuurhoudende componenten bevat. Elke drie maanden moeten de velgen worden voorzien van een harde waslaag. Voor het behandelen van de velgen mogen geen middelen worden gebruikt die materiaal wegnemen. Een eventuele beschadiging van de laklaag op de velgen moet direct worden gerepareerd. Wij adviseren, de conserveringsmiddelen uit het originele Škoda-assortiment te gebruiken. Denk er bij het reinigen van de wielen aan dat vocht, ijs en wegenzout de werking van de remmen nadelig kunnen beïnvloeden - kans op ongevallen! Aanwijzing Sterke vervuiling kan tot onbalans van de wielen leiden. Dit kan trillingen tot gevolg hebben die op het stuurwiel worden overgebracht en onder bepaalde omstandigheden tot voortijdige slijtage aan de stuurinrichting kunnen leiden. Reinig daarom de vervuilde wielen. Conservering auto-onderzijde De onderzijde van de auto heeft een permanente bescherming tegen chemische en mechanische invloeden. Omdat bij het rijden beschadiging van de beschermingslaag niet is uitgesloten, raden we aan de beschermingslaag aan de onderzijde van de auto regelmatig - het beste aan het begin en einde van het koude jaargetijde - te laten controleren en zo nodig te laten bijwerken. De Škoda-dealers hebben de beschikking over de daarvoor benodigde spuitmiddelen, hebben de noodzakelijke apparatuur en kennen de toepassingsvoorschriften. Laat daarom de werkzaamheden voor het bijwerken van de lak of maatregelen met betrekking tot extra carrosseriebescherming door een Škoda-dealer uitvoeren. Gebruik nooit extra beschermings- of anticorrosiemiddelen voor de onderkant van het voertuig op de uitlaatpijpen, katalysatoren, dieselpartikelfilter of hitteschilden. Als de motor op bedrijfstemperatuur is, kunnen deze middelen ontsteken - brandgevaar! Conservering van holle ruimtes Alle aan corrosie blootgestelde holle ruimtes van de auto zijn af fabriek van conserveringswas voorzien die permanente bescherming biedt. Deze conservering hoeft niet te worden gecontroleerd en heeft ook geen nabehandeling nodig. Als bij hoge temperaturen een beetje was uit de holle ruimtes stroomt, verwijder dit dan met een kunststofspatel en verwijder de vlekken met wasbenzine. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

181 180 Verzorging van de auto Bij het gebruik van wasbenzine voor het verwijderen van was moeten de veiligheids- en milieuvoorschriften in acht worden genomen - brandgevaar! motorruimte Vooral in de winter als veel op wegen wordt gereden waar zout is gestrooid, is een goede bescherming tegen corrosie heel belangrijk. Daarom moet de gehele motorruimte voor en na de strooiperiode grondig worden gereinigd om te voorkomen dat het strooizout zijn vernietigende werk kan doen. Škoda-dealers beschikken over de door de fabriek daarvoor aanbevolen reinigingsmiddelen en de benodigde installaties. Voordat er werkzaamheden in de motorruimte worden uitgevoerd, is het noodzakelijk de aanwijzingen in dit hoofdstuk op te volgen bladzijde 187. Laat de motor afkoelen voordat de motorruimte wordt gereinigd. Voorzichtig! Het reinigen van de motor mag alleen bij uitgeschakeld contact gebeuren. Vóór het reinigen van de motorruimte wordt aanbevolen de dynamo af te dekken. Milieu Omdat er bij het reinigen van de motor benzine, vet en olieresten worden afgespoeld, moet het vervuilde water met een olieafscheider worden gereinigd. Daarom mag het reinigen van de motor alleen in een werkplaats of benzinestation worden uitgevoerd (als deze hiervoor tenminste zijn toegerust). Verzorging binnenzijde auto Kunststofdelen, kunstleer en stoffen Kunststofdelen en kunstleer kunnen met een vochtige doek worden gereinigd. Als dat niet voldoende is mogen deze delen alleen maar met speciale oplosmiddelvrije kunststofreinigings- en onderhoudsmiddelen worden behandeld. Bekledingsstoffen en de stoffen bekleding van portieren, hoedenplank, hemelbekleding enz. behandelt u met speciale reinigingsmiddelen en zo nodig met droog schuim en een zachte spons of borstel. Wij adviseren, de reinigingsmiddelen uit het originele Škoda-assortiment te gebruiken. Voorzichtig! Oplosmiddel bevattende schoonmaakmiddelen tasten het materiaal aan en kunnen deze beschadigen. Stoffen bekleding van de elektrisch verwarmde stoelen Reinig stoelbekleding niet met vocht omdat dit tot beschadiging van het stoelverwarmingssysteem kan leiden. Reinig de bekleding met speciale middelen, bijv. droog schuim. Natuurlijk leer Natuurlijk leer heeft hele bijzondere aandacht en onderhoud nodig. Leer moet, afhankelijk van het gebruik, van tijd tot tijd aan de hand van de volgende instructies worden behandeld. Normaal reinigen Maak vuile leervlakken met een licht vochtige katoenen of wollen doek schoon.

182 Verzorging van de auto 181 Sterkere vervuiling Reinig sterker vervuilde plaatsen met een in een zeepoplossing geweekte doek (2 eetlepels neutrale zeep op 1 liter water). Zorg ervoor dat het leer op geen enkele plaats door en door vochtig wordt en dat er geen water in de stiknaden komt. Droog het leer met een zachte droge doek af. Vlekken verwijderen Verwijder verse vlekken op waterbasis (bijv. koffie, thee, sappen, bloed enz.) met een absorberende doek of keukenpapier of gebruik bij een reeds opgedroogde vlek de reiniger uit de onderhoudsset Verwijder verse vlekken op vetbasis (bijv. boter, mayonaise, chocolade enz.) met een zuigende doek of keukenpapier of met de reiniger uit de onderhoudsset als de vlek nog niet in het oppervlak is gedrongen. Gebruik bij ingedroogde vetvlekken een vetoplosserspray. Verwijder speciale vlekken (bijv. ballpoint, viltstift, nagellak, dispersieverf, schoencrème enz.) met een voor leer geschikte speciale vlekkenverwijderaar. Leeronderhoud Behandel het leer elk halfjaar met de bij Škoda-dealers leverbare leeronderhoudsmiddelen. Breng het onderhoudsmiddel heel zuinig aan. Droog het leer met een zachte doek af. Als u vragen hebt over het reinigen en onderhouden van de leren bekleding van uw auto kunt u het beste contact opnemen met een Škoda-dealer. Voorzichtig! U mag het leer in geen geval met oplosmiddelen (bijv. benzine, terpentine), boenwas, schoencrème en dergelijke behandelen. Voorkom dat de auto lange tijd in de felle zon staat om verbleken van het leer te voorkomen. Als de auto langere tijd buiten moet staan, kunt u het leer tegen directe zonnestraling afdekken. Scherpe voorwerpen aan kledingstukken zoals ritssluitingen, klinknagels, riemen met scherpe randen kunnen blijvende krassen of schaafsporen in het oppervlak achterlaten. Aanwijzing Gebruik regelmatig en na elke reiniging een onderhoudscrème met lichtbescherming en impregneereffect. De crème voedt het leer, maakt het ademend en soepel en brengt vocht in. Tegelijkertijd wordt een beschermlaag voor het oppervlak opgebouwd. Reinig het leer om de 2 tot 3 maanden, verwijder vers vuil. Verwijder net ontstane vlekken van ballpoints, inkt, lippenstift, schoenpoets enz. zo snel mogelijk. Onderhoud ook de leerkleur. Werk afwijkende plekken zo nodig bij met een speciale gekleurde leercrème. Alcantara-bekleding Gebruik voor het reinigen van Alcantara-bekleding geen leeronderhoudsmiddel. Stof en vuil verwijderen Veeg de Alcantara-bekleding met een licht vochtige zachte doek af of reinig de bekleding met een daartoe geschikte shampoo. Vlekken verwijderen Maak een zachte doek vochtig met lauwwarm water of verdunde spiritus en strijk de vlek vanaf de randen naar het midden toe weg. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

183 182 Verzorging van de auto Voorzichtig! Gebruik geen onderhoudsmiddelen voor leer op de Alcantara-bekleding. Voorkom dat de auto lange tijd in de felle zon staat om het verbleken van de Alcantara-bekleding te voorkomen. Bescherm de Alcantara-bekleding als de auto langere tijd buiten blijft staan tegen direct zonnestralen door de auto af te dekken. Veiligheidsgordels Houd de veiligheidsgordels schoon. Was vuile veiligheidsgordels met een milde zeepoplossing. Controleer regelmatig de staat van uw veiligheidsgordels. Bij een sterk vervuilde gordelband kan het oprollen van de automatische gordel negatief worden beïnvloed. De veiligheidsgordels mogen voor het reinigen niet worden uitgebouwd. Reinig de veiligheidsgordels nooit chemisch omdat chemische reinigingsmiddelen het weefsel kunnen vernielen. De veiligheidsgordels mogen ook niet met etsende vloeistoffen (zuren e.d.) in aanraking komen. Gordels met beschadigingen aan het materiaalweefsel, de verbindingen, de oprolautomaat of het slotdeel kunnen door een Škoda-dealer worden vervangen. Vóór het oprollen moeten automatische gordels helemaal droog zijn.

184 Brandstof 183 Brandstof Benzine Soort benzine Er zijn verschillende soorten benzine. Lees de brochure bladzijde 229 om te weten welke soort benzine voor uw auto nodig is. Dezelfde informatie vindt u ook aan de binnenzijde van de tankdopklep van uw auto bladzijde 184, afb Men maakt onderscheid tussen loodvrije en loodhoudende benzine. Alle Škodaauto's met benzinemotoren zijn uitgerust met een katalysator en mogen alleen met loodvrije benzine worden gebruikt. Loodvrije benzine moet voldoen aan de DIN EN 228. De verschillende soorten benzine onderscheiden zich door het octaangetal (RON). Als in een noodgeval niet de juiste soort benzine beschikbaar is, geldt het volgende: Voor motoren die op superbenzine, loodvrij 95 RON draaien, kan ook gebruik worden gemaakt van normale benzine, loodvrij 91 RON. Dit leidt echter tot een gering vermogensverlies. Voor motoren die op superbenzine plus, loodvrij 98 RON draaien, kan ook worden gebruikgemaakt van superbenzine, loodvrij 95 RON. Het gebruik hiervan kan echter leiden tot een gering vermogensverlies. Voor het geval dat er geen superbenzine loodvrij 98 RON, noch 95 RON leverbaar is, kunt u in geval van nood ook normale benzine loodvrij 91 RON tanken. Tank zo snel mogelijk superbenzine plus loodvrij 98 RON of superbenzine loodvrij 95 RON. Als de in geval van nood ter beschikking staande loodvrije benzine een lager octaangetal heeft dan nodig is voor de motor mag alleen in het middelste toerentalgebied en met een geringere motorbelasting worden gereden. Benzine met een hoger octaangetal dan de voorgeschreven kan zonder beperkingen worden gebruikt. Het gebruik van deze benzine biedt echter geen voordelen met betrekking tot het motorvermogen en het brandstofverbruik! Het soepel draaien, het vermogen en de levensduur van de motor worden in belangrijke mate beïnvloed door de kwaliteit van de benzine. Voeg aan de benzine geen toevoegingen toe. Gebruik de benzine die voldoet aan de voorgeschreven norm. Verdere aanwijzingen met betrekking tot het tanken vindt u op bladzijde 184, Tanken. Voorzichtig! Al één tankvulling met loodhoudende benzine leidt tot het uitvallen van de katalysator. Bij benzine met een te laag octaangetal kunnen bij hoge toerentallen of zware motorbelasting defecten aan de motor optreden. Diesel Soort diesel Uw auto kan met dieselolie, conform de norm DIN EN 590 worden gebruikt. Brandstoftoevoegingen Brandstoftoevoegingen, zogenaamde vloeibaarheidsverbeteraars (benzine en overeenkomstige middelen), mogen niet aan de dieselolie worden toegevoegd. Bij slechte kwaliteit dieselolie is het nodig het brandstoffilter vaker dan in het serviceplan is aangegeven, door een Škoda-dealer te laten aftappen. Aanwijzingen met betrekking tot het tanken vindt u op bladzijde 184, Tanken. Voorzichtig! Gebruik de benzine die voldoet aan de voorgeschreven norm. Al één tankvulling met brandstof die niet overeenkomt met de norm, kan tot beschadiging van het brandstofsysteem van de motor leiden. Water in het brandstoffilter kan leiden tot motorstoringen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

185 184 Brandstof Gebruik in de winter Winterdieselolie Door tankstations wordt in de wintermaanden een andere dieselolie dan in de zomermaanden geleverd. Bij het gebruik van zomerdieselolie kunnen bij temperaturen onder 0 C storingen optreden, omdat de dieselolie door paraffineafscheiding te stroperig wordt. Daarom is via de norm DIN EN 590 voor de afzonderlijke jaargetijden de dieselolieklasse voorgeschreven die in het betreffende jaargetijde wordt verkocht. Winterdieselolie is bij -20 C nog volledig bedrijfszeker. In landen met andere klimatologische omstandigheden wordt meestal dieselolie aangeboden die andere temperatuureigenschappen bezit. De Škoda-dealers en de tankstations in de betreffende landen zijn op de hoogte van de landelijke dieseloliesamenstelling. Tanken Tankhandelingen B1Z-0042H Afb. 170 Tankdopklep met losgeschroefde tankdop Brandstoffiltervoorverwarming De auto is uitgevoerd met een brandstoffiltervoorverwarmingssysteem. Door dit systeem is de betrouwbaarheid van de dieselolie tot ongeveer -25 C gewaarborgd. Voorzichtig! Brandstoftoevoegingen incl. benzine mogen voor de verbetering van de vloeibaarheid niet aan de dieselolie worden toegevoegd. Tankdop losdraaien De tankdopklep wordt met behulp van de schakelaar in het bestuurdersportier bladzijde 38 ontgrendeld. Klap de tankdopklep geheel op. Schroef de tankdop door deze naar links te draaien los. Plaats de tankdop van bovenaf op de tankdopklep afb Tankdop sluiten Schroef de tankdop rechtsom tot deze hoorbaar wordt vergrendeld. Druk de tankdopklep dicht. Aan de binnenzijde van de tankdopklep staat de juiste soort brandstof voor uw auto alsmede de bandenmaat en de bandenspanning. Verdere aanwijzingen met betrekking tot de brandstof bladzijde 183, Brandstof. De tankinhoud bedraagt ca. 62 liter.

186 Brandstof 185 Als u toch een reservejerrycan mee wilt nemen, houd dan rekening met de wettelijke voorschriften. Om veiligheidsredenen adviseren wij geen jerrycan in de auto mee te nemen. Bij een aanrijding zou de jerrycan kunnen worden beschadigd en zou er brandstof kunnen wegstromen. Noodontgrendeling van de tankdopklep Voorzichtig! Veeg de overgestroomde brandstof van de lak - kans op lakschade! Bij auto's met katalysator mag de tank nooit geheel worden leeggereden. Door de onregelmatige benzinetoevoer kan de motor overslaan en zal de onverbrande brandstof terechtkomen in het uitlaatsysteem, wat kan leiden tot oververhitting en beschadiging van de katalysator. Let er bij het aanbrengen van het tankpistool in de vulpijp op dat de klep in de vulpijp iets wordt opengedrukt. Anders vult u onbedoeld het volume dat dient voor de uitzetting van de brandstof bij het warm worden. Dit kan leiden tot het overlopen van de brandstof of tot beschadiging van de onderdelen van de brandstoftank. Zodra het op de juiste wijze bediende automatische vulpistool voor de eerste keer afslaat, is de brandstoftank vol. Vul niet meer bij - omdat anders het volume nodig voor het uitzetten van de brandstof, wordt gevuld. B1Z-0042H Afb. 171 Bagageruimte: Noodontgrendeling van de tankdopklep Bij een defecte elektrische vergrendeling kunt u de tankdopklep handmatig ontgrendelen. Open de kofferklep/achterklep. Schroef de bevestigingsclip van de rechter zijbekleding los en trek de bekleding los van de carrosserie. Trek de lus in de richting van de pijl, om de tankdopklep te ontgrendelen afb Let bij het met de hand ontgrendelen op de scherpe randen van de carrosserie - kans op letsel! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

187 186 Controleren en bijvullen Controleren en bijvullen motorruimte Motorkap openen en sluiten Ontgrendeling van de motorkap Afb. 172 Ontgrendelingshendel voor motorkap Ontgrendeling motorkap Trek aan de ontgrendelingshendel onder het dashboard aan de bestuurderszijde afb De motorkap springt door veerkracht uit zijn vergrendeling. Tegelijkertijd komt er een treklip tevoorschijn uit de radiateurgrille. Motorkap openen Ontgrendel de motorkap afb B1Z-0042H Afb. 173 Radiateurgrille: Zekering Controleer voor het openen van de motorkap of de ruitenwisserarmen niet van de voorruit zijn weggeklapt omdat er in dat geval schade aan de lak kan ontstaan. Druk de borging in afb. 173 en open de motorkap. Motorkap sluiten Trek de motorkap naar beneden totdat de kracht van de gasdrukveer is overwonnen. Laat de motorkap vanaf een hoogte van ca. 30 cm in de vergrendeling vallen - motorkap niet nadrukken! De motorkap wordt door een gasdrukveer in geopende stand gehouden.

188 Controleren en bijvullen 187 Open nooit de motorkap als u ziet dat er stoom of koelvloeistof uit de motorruimte komt - kans op verbranding! Wacht totdat er geen stoom of koelvloeistof meer naar buiten komt. Om veiligheidsredenen moet de motorkap tijdens het rijden altijd goed zijn gesloten. Daarom moet na het sluiten van de motorkap altijd worden gecontroleerd of de kap goed is vergrendeld. Als u tijdens het rijden merkt dat de kap niet goed is vergrendeld, stop dan direct en sluit de motorkap - kans op ongevallen! Voorzichtig! Controleer voor het openen van de motorkap of de ruitenwisserarmen niet van de voorruit zijn weggeklapt. Anders kan er lakschade ontstaan. Werkzaamheden in de motorruimte Bij alle werkzaamheden in de motorruimte is bijzondere voorzichtigheid geboden! Bij werkzaamheden in de motorruimte, bijv. controleren en bijvullen van de bedrijfsvloeistoffen, kunnen letsel, verbrandingen, ongevallen en brand ontstaan. Daarom moeten de onderstaand weergegeven waarschuwingen en de algemene veiligheidsregels beslist in acht worden genomen. De motorruimte van de auto is een gevaarlijke omgeving. Open nooit de motorkap als u ziet dat er stoom of koelvloeistof uit de motorruimte komt - kans op verbranding! Wacht totdat er geen stoom of koelvloeistof meer naar buiten komt. Zet de motor uit en trek de contactsleutel uit het contactslot. Trek de handrem vast aan. Vervolg Zet bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de vrijstand, bij auto's met automatische versnellingsbak de keuzehendel in de stand P. Laat de motor afkoelen. Zorg ervoor dat er geen kinderen in de buurt van de motorruimte kunnen komen. Raak geen hete motordelen aan - verbrandingsgevaar! Mors nooit bedrijfsvloeistoffen over de hete motor. Deze vloeistoffen (bijv. de in de koelvloeistof aanwezige antivries) kunnen ontbranden! Vermijd kortsluiting in het elektrische systeem - vooral op de accu. Grijp nooit in de ventilator van de radiateur zolang de motor warm is. De ventilator kan plotseling worden ingeschakeld! Open nooit de dop van het koelvloeistofexpansiereservoir zolang de motor warm is. Het koelsysteem staat onder druk! Dek de dop van het expansiereservoir bij het losdraaien met een grote doek af om het gezicht, de handen en de armen tegen de hete stoom of de hete koelvloeistof te beschermen. Laat geen voorwerpen, zoals bijv. poetsdoeken of gereedschap achter in de motorruimte. Als onder de auto moet worden gewerkt, moet deze tegen wegrollen worden beveiligd en met geschikte bokken op veilige wijze worden ondersteund omdat alleen de krik niet voldoende is - kans op letsel! Als u testwerkzaamheden moet uitvoeren bij draaiende motor, dan vormen de draaiende delen (bijv. V-snaren, dynamo, ventilator van de radiateur) en het hoogspanningssysteem een extra gevaar. Let bovendien op het volgende: Raak nooit de elektrische bedrading van het ontstekingssysteem aan. Voorkom beslist dat u met sieraden, losse kledingstukken of lang haar in aanraking komt met draaiende delen van de motor - levensgevaar! Doe dan ook vooraf de sieraden af, bindt de haren bij elkaar en draag nauwsluitende kleding. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

189 188 Controleren en bijvullen Vervolg Neem ook de onderstaand weergegeven waarschuwingen in acht als er werkzaamheden aan het brandstofsysteem of aan het elektrische systeem noodzakelijk zijn: Koppel altijd de autoaccu los van het boordnet. Rook niet. Werk nooit in de buurt van open vuur. Houd altijd een goed werkende brandblusser paraat. Voorzichtig! Let er bij het bijvullen van bedrijfsvloeistoffen op dat de vloeistoffen in geen geval worden verwisseld. Dit kan namelijk tot ernstige storingen en tot schade aan de auto leiden! Overzicht motorruimte De belangrijkste controlepunten A1 Accu (onder kap) A2 A3 A4 A5 A6 A7 Motoroliepeilstok Remvloeistofreservoir Koelvloeistofexpansiereservoir Motorolievulopening Ruitensproeiervloeistofreservoir Voorraadreservoir stuurbekrachtiging Aanwijzing De indeling van de motorruimte is bij de andere motoren praktisch gelijk. Motorolie Motoroliespecificaties De soort motorolie is gebaseerd op nauwkeurige specificaties. Af fabriek is de auto gevuld met een kwalitatief hoogwaardige olie waarmee het hele jaar - behalve in extreme klimaatzones - kan worden gereden. Bij het bijvullen kunt u verschillende oliën met elkaar mengen. Dit geldt niet voor auto's met flexibele onderhoudsintervallen (QG1). De motoroliën worden vanzelfsprekend steeds verder ontwikkeld. Daarom zijn de gegevens in dit instructieboekje gebaseerd op de stand van zaken op het moment van de sluiting van de redactie. Škoda-dealers worden door Škoda Auto a.s. geïnformeerd over de actuele stand van zaken met betrekking tot wijzigingen en dergelijke. Laat het olie verversen daarom door een Škoda-dealer uitvoeren. De hiernaast aangegeven specificaties (VW-normen) moeten afzonderlijk of in combinatie met andere specificaties op het olieblik staan. Afb cilinder-benzinemotor 2,8 l/142 kw

190 Controleren en bijvullen 189 Motoroliespecificatie voor auto's met vaste onderhoudsintervallen (QG2) Specificatie Benzinemotoren VW VW VW Dieselmotoren VW a) VW b) VW c) a) Geldt niet voor PD-motor (pomp-verstuivermotor) en voor de motoren met DPF (roetfilter). b) Geldt niet voor motoren met DPF (roetfilter). Zie voor meer informatie bladzijde 162, Roetfilter* (dieselmotor). c) Geldt niet voor de PD-motor (pomp-verstuivermotor). Aanwijzing Voor het maken van een lange rit adviseren wij motorolie met de specificatie die is voorgeschreven aan te schaffen en mee te nemen. Zo beschikt u altijd over de juiste motorolie voor het bijvullen. We adviseren gebruik te maken van oliën uit het originele Škoda-assortiment. Zie voor verdere informatie het serviceplan. Motoroliepeil controleren De oliepeilstok geeft het motoroliepeil aan. Motoroliespecificaties voor auto's met flexibele onderhoudsintervallen (QG1) Specificatie Benzinemotoren VW VW Dieselmotoren VW a) VW a) Geldt niet voor motoren met DPF (roetfilter). Zie voor meer informatie bladzijde 162, Roetfilter* (dieselmotor). Voorzichtig! Voor auto's met flexibele onderhoudsintervallen (QG1) mogen alleen de bovenstaande oliën worden gebruikt. Om ervoor te zorgen dat de eigenschappen van de motorolie behouden blijven, adviseren wij voor het bijvullen alleen die olie te nemen die dezelfde specificatie heeft. In een uitzonderingsgeval mag slechts eenmaal maximaal 0,5 l motorolie met de specificatie VW (alleen benzinemotoren) of specificatie VW (alleen dieselmotoren) worden bijgevuld. Andere motoroliën mogen niet worden gebruikt - kans op motorschade! Afb. 175 Oliepeilstok Oliepeil controleren Parkeer de auto op een horizontaal vlak. Zet de motor af. Open de motorkap in Werkzaamheden in de motorruimte op bladzijde 187. Wacht een paar minuten en trek de oliepeilstok uit het blok. Veeg de oliepeilstok met een schone doek af en schuif hem er tot aan de aanslag weer in. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

191 190 Controleren en bijvullen Trek de oliepeilstok er vervolgens weer uit en lees het oliepeil af bladzijde 189, afb Oliepeil in vlak Aa U mag geen olie bijvullen. Oliepeil in vlak Ab U kunt olie bijvullen. Het kan gebeuren dat het oliepeil daarna in het vlak Aa ligt. Oliepeil in vlak Ac U moet olie bijvullen bladzijde 190. Het is voldoende als het oliepeil daarna in het vlak Ab staat. Het is normaal dat de motor olie verbruikt. Afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandigheden kan het olieverbruik tot 0,5 l/1 000 km bedragen. Tijdens de eerste 5000 kilometer kan het verbruik ook daarboven liggen. Daarom moet het oliepeil regelmatig, bij voorkeur bij elke tankstop of vóór langere ritten, worden gecontroleerd. Als de motor zwaar wordt belast, zoals bijv. tijdens lange ritten op de autobaan in de zomer, bij het rijden met een aanhangwagen of bij het rijden over passen in het hooggebergte, adviseren wij, het oliepeil in het vlak Aa - maar niet daarboven - te houden. Een te laag oliepeil wordt door het controlelampje in het instrumentenpaneel aangegeven bladzijde 28, Motorolie. Controleer in dat geval zo snel mogelijk het oliepeil. Vul de benodigde hoeveelheid olie bij. Lees en volg voor alle werkzaamheden in de motorruimte de aanwijzingen met betrekking tot gevaar op bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Voorzichtig! Het oliepeil mag in geen geval boven vlak Aa liggen. Kans op beschadiging van de katalysator. Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet mogelijk is, mag de reis niet worden vervolgd. Zet de motor af en neem contact op met een Škoda-dealer, om te voorkomen dat zware motorschade ontstaat. Motorolie bijvullen Controleer het oliepeil bladzijde 189. Schroef de dop van de motorolievulopening af. Vul bij met de geschikte olie in porties van 0,5 liter bladzijde 188, Motoroliespecificaties. Controleer het oliepeil bladzijde 189. Draai de dop van de vulopening zorgvuldig weer dicht en schuif de peilstok er tot de aanslag in. Bij het bijvullen mag geen olie op hete motordelen komen - brandgevaar! Lees en volg voor alle werkzaamheden in de motorruimte de aanwijzingen met betrekking tot gevaar op bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Milieu Het oliepeil mag in geen geval boven het vlak Aa bladzijde 189, afb. 175 liggen. Anders wordt de olie via de carterontluchting aangezogen en kan deze via het uitlaatsysteem in de atmosfeer terechtkomen. De olie kan in de katalysator verbranden en deze beschadigen.

192 Controleren en bijvullen 191 Motorolie verversen De motorolie moet volgens de in het serviceplan aangegeven intervallen of volgens de service-intervalindicatie worden vervangen bladzijde 14. Ververs alleen zelf de motorolie als u over de benodigde vakkennis beschikt! Lees en volg voor alle werkzaamheden in de motorruimte de aanwijzingen met betrekking tot gevaar op bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Laat de motor afkoelen - kans op verbranding door de hete olie. Draag een veiligheidsbril - kans op oogletsel door oliespetters. Olie is giftig! Bewaar de olie op een voor kinderen en onbevoegden onbereikbare plaats op en voer de olie volgens voorschrift af. Voorzichtig! U mag aan de motorolie geen dopes toevoegen - kans op motorschade! Schade die door dergelijke middelen ontstaat komt niet in aanmerking voor garantie. Milieu De olie mag in geen geval in de riolering of in de bodem terechtkomen. Laat, vanwege de problemen bij de afvoer ervan, het vereiste speciale gereedschap en de noodzakelijke kennis, het vervangen van de olie en het oliefilter bij voorkeur door een Škoda-dealer uitvoeren. Aanwijzing Als de huid met olie in contact is gekomen, moet de huid aansluitend hierop grondig worden gewassen. Koelsysteem Koelvloeistof De koelvloeistof zorgt voor de koeling van de motor. Het koelsysteem heeft onder normale bedrijfsomstandigheden bijna geen onderhoud nodig. De koelvloeistof bestaat uit water met 40% antivries. Deze mengverhouding garandeert niet alleen dat het koelsysteem is beschermd tegen vorst tot - 25 C maar beschermt ook het koel- en verwarmingssysteem tegen corrosie. Bovendien voorkomt het mengsel kalkafzetting en verhoogt het het kookpunt van de koelvloeistof duidelijk. De concentratie antivries in de koelvloeistof mag u om deze reden ook in de zomer of in landen met een warm klimaat niet verlagen door bijvullen met water. Het antivriespercentage in de koelvloeistof moet minimaal 40% bedragen. Als vanwege het klimaat een sterkere vorstbescherming noodzakelijk is, kunt u het percentage antivries verhogen, echter slechts tot 60% (vorstbescherming tot ca C). Daarna loopt de bescherming tegen bevriezing al weer terug. Auto's voor landen met een koud klimaat (bijv. Zweden, Noorwegen, Finland) krijgen al af fabriek een koelvloeistof met een vorstbescherming tot ongeveer -35 C. Het antivriespercentage moet in deze landen minimaal 50% bedragen. Koelvloeistof Het koelsysteem is af fabriek met koelvloeistof gevuld (kleur lila) die voldoet aan de specificatie TL-VW 774 F. Voor het bijvullen adviseren wij koelvloeistof - G12 PLUS (kleur lila) te gebruiken. Neem bij vragen met betrekking tot de koelvloeistof of als u een andere koelvloeistof wilt bijvullen, contact op met een Škoda-dealer. De juiste antivries is leverbaar via een Škoda-dealer. Voorzichtig! Andere koelvloeistofdopes kunnen vooral de bescherming tegen corrosie aanzienlijk verminderen. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

193 192 Controleren en bijvullen De door corrosie ontstane storingen kunnen tot verlies van koelvloeistof en aansluitend daarop tot ernstige motorschade leiden. Koelvloeistofpeil controleren Als het systeem geheel lekvrij is, kunnen koelvloeistofverliezen alleen maar optreden doordat de koelvloeistof door oververhitting het kookpunt heeft bereikt en via het overdrukventiel in de dop van het expansiereservoir ontsnapt. Lees en volg voor alle werkzaamheden in de motorruimte de aanwijzingen met betrekking tot gevaar op bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. B1Z-0042H Afb. 176 Motorruimte: Koelvloeistofexpansiereservoir Het koelvloeistofexpansiereservoir bevindt zich links in de motorruimte. Zet de motor af. Open de motorkap in Werkzaamheden in de motorruimte op bladzijde 187. Controleer het koelvloeistofpeil op het koelvloeistofexpansiereservoir afb Het peil moet bij koude motor tussen de markeringen MIN en MAX liggen. Bij warme motor kan het peil ook iets boven de markering MAX liggen. Een te laag koelvloeistofpeil in het expansiereservoir wordt door het controlelampje in het instrumentenpaneel bladzijde 23 aangegeven. Toch raden we aan het koelvloeistofpeil van tijd tot tijd direct op het reservoir te controleren. Verlies van koelvloeistof Koelvloeistofverlies duidt in de eerste plaats op lekkages. Volsta niet met het bijvullen van koelvloeistof. Laat het koelsysteem direct door een Škoda-dealer controleren. Voorzichtig! Als de oorzaak van de oververhitting niet kan worden gevonden en verholpen moet zo snel mogelijk contact worden opgenomen met een Škoda-dealer, anders kan ernstige motorschade ontstaan. Koelvloeistof bijvullen Zet de motor af. Laat de motor afkoelen. Leg een doek op de dop van het koelvloeistofexpansiereservoir afb. 176 en draai de dop voorzichtig linksom los. Vul koelvloeistof bij. Draai de dop dicht tot deze hoorbaar aangrijpt. De koelvloeistof die u bijvult, moet aan bepaalde specificaties voldoen bladzijde 191, Koelvloeistof. Als in geval van nood de antivries G12 PLUS niet beschikbaar is, vul dan geen andere antivries bij. Vul in zo'n geval alleen water bij en laat de juiste mengverhouding tussen water en antivries zo snel mogelijk door een Škoda-dealer herstellen. Gebruik voor het bijvullen uitsluitend nieuwe koelvloeistof.

194 Controleren en bijvullen 193 Niet tot boven de MAX -markering bijvullen! Overtollige koelvloeistof wordt bij verwarming via de overdrukklep in de afsluitdop van het expansiereservoir uit het koelsysteem gedrukt. Bij een vrij groot koelvloeistofverlies de koelvloeistof alleen maar bij een afgekoelde motor bijvullen. Zo voorkomt u schade aan de motor. Het koelsysteem staat onder druk! Draai de dop van het koelvloeistofexpansiereservoir niet los bij hete motor - kans op verbranding! De antivries en daarmee de hele koelvloeistof is schadelijk voor de gezondheid. Vermijd contact met de koelvloeistof. Ook de dampen van de koelvloeistof zijn schadelijk voor de gezondheid. Bewaar antivries altijd in de originele blikken en op een veilige plaats, buiten bereik van kinderen - kans op vergiftiging! Als u koelvloeistofspatten in de ogen hebt gekregen, spoel de ogen dan direct met schoon water en consulteer zo snel mogelijk een arts. Laat u ook direct medisch behandelen als u per vergissing koelvloeistof hebt gedronken. Voorzichtig! Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van koelvloeistof niet mogelijk is, mag de reis niet worden vervolgd. Zet de motor af en neem contact op met een Škoda-dealer, om te voorkomen dat zware motorschade ontstaat. Koelluchtventilator De koelluchtventilator kan plotseling inschakelen. De koelluchtventilator wordt door een elektromotor aangedreven en via een thermoschakelaar, afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur, aangestuurd. Na het afzetten van de motor kan de koelluchtventilator - ook bij uitgeschakeld contact - nog ongeveer 10 minuten doordraaien. Hij kan ook na enige tijd plotseling weer inschakelen als de koelvloeistoftemperatuur door stuwwarmte is opgelopen of de warme motorruimte ook nog eens door sterke zonnestraling wordt opgewarmd. Bij werkzaamheden in de motorruimte moet u er rekening mee houden dat de koelluchtventilator plotseling kan inschakelen - kans op letsel! Remvloeistof Remvloeistofpeil controleren Milieu Als de koelvloeistof moet worden afgetapt, mag het niet weer worden gebruikt. De vloeistof moet worden opgevangen en met inachtneming van de milieuvoorschriften worden afgevoerd. B1Z-0042H Afb. 177 Motorruimte: Remvloeistofreservoir Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

195 194 Controleren en bijvullen Ook de plaats van het remvloeistofreservoir in de motorruimte is te zien op de foto van de motorruimte bladzijde 188. Bij auto's met stuur rechts bevindt het reservoir zich aan de andere zijde van de motorruimte. Zet de motor af. Open de motorkap in Werkzaamheden in de motorruimte op bladzijde 187. Trek de rubberafdichting AB bladzijde 193, afb. 177 er gedeeltelijk af en til de afdekking AC iets omhoog. Controleer het remvloeistofpeil in het reservoir A. Het peil moet tussen de markeringen MIN en MAX liggen. De markeringen bevinden zich aan de zijkant van het reservoir. Een geringe daling van het vloeistofpeil ontstaat bij het rijden door de slijtage en de automatische bijstelling van de remblokken en is daarom normaal. Als het vloeistofpeil echter binnen korte tijd duidelijk daalt of tot onder de markering MIN zakt, kan dit te wijten zijn aan een lekkage in het remsysteem. Als het remvloeistofpeil te laag is, wordt dit door het oplichten van het controlelampje in het instrumentenpaneel aangegeven bladzijde 31. In dit geval moet direct worden gestopt en mag er niet verder worden gereden! Roep deskundige hulp in. Lees en volg voor alle werkzaamheden in de motorruimte de aanwijzingen met betrekking tot gevaar op bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Als het vloeistofpeil tot onder de MIN-markering is gedaald, rijd dan niet verder - kans op ongevallen! Roep deskundige hulp in. Remvloeistof vervangen Remvloeistof trekt vocht aan. De vloeistof neemt dan ook in de loop van de tijd vocht uit de omringende lucht op. Een te hoog percentage water in de remvloeistof kan de oorzaak van corrosie in het remsysteem zijn. Het percentage water verlaagt bovendien het kookpunt van de remvloeistof. Daarom moet de remvloeistof elke twee jaar worden vervangen. Er mag alleen nieuwe, door Škoda Auto a.s. vrijgegeven, originele remvloeistof worden gebruikt. De specificatie daarvoor luidt FMVSS 116 DOT 4. Wij adviseren, het vervangen van de remvloeistof in het kader van een Grote Onderhoud Service door een Škoda-dealer te laten uitvoeren. Bij gebruik van te oude remvloeistof kunnen bij grote belasting van de remmen luchtbellen in het remsysteem ontstaan. Daardoor wordt de remwerking en dientengevolge de rijveiligheid negatief beïnvloed. Remvloeistof is giftig! Daarom moet deze in een afgesloten originele verpakking en buiten het bereik van kinderen en onbevoegde personen worden bewaard. Voorzichtig! Remvloeistof tast de lak van de auto aan. Milieu Door de problemen met de afvoer (chemisch afval), het benodigde speciale gereedschap en de nodige vakkennis, moet het verversen van de remvloeistof door een Škoda-dealer worden uitgevoerd.

196 Controleren en bijvullen 195 Accu Werkzaamheden aan de accu Bij alle werkzaamheden aan de accu is bijzondere voorzichtigheid geboden! B1Z-0042H De accu bevindt zich in de motorruimte in de waterkast onder een kap. Kap verwijderen Druk de kap in de richting van de pijl afb Afb. 178 Motorruimte: waterkast - accukap Bij werkzaamheden aan de accu en aan het elektrische systeem kunnen letsel, verbrandingen, ongevallen en brand ontstaan. Daarom moeten de onderstaand weergegeven waarschuwingen en de algemene veiligheidsregels beslist in acht worden genomen. Het accuzuur heeft een sterke etsende werking, er moet daarom uiterst zorgvuldig mee worden omgegaan. Draag bij het werken aan de accu beschermende handschoenen, oog- en huidbeschermers. Etsende dampen in de lucht zorgen voor irritatie van de luchtwegen en leiden tot ontstekingen aan bindvlies en luchtwegen. Het accuzuur heeft een etsende werking op tandglazuur, na huidcontact ontstaan diepe wonden die lange Vervolg tijd nodig hebben om te genezen. Frequent contact met verdunde zuren veroorzaakt huidziektes (ontstekingen, zweren, kloven). Als de zuren in aanraking komen met water, vindt verdunning plaats die gepaard gaat met een aanzienlijke warmteontwikkeling. Kantel de accu niet, want er kan accuzuur uit de ontluchtingsopeningen van de accu lopen. Ogen beschermen door middel van een veiligheidsbril of veiligheidskap! Er is kans op blindheid! Als u accuzuur in de ogen krijgt, moet u het betreffende oog een aantal minuten met schoon water spoelen. Roep daarna direct medische hulp in. Zuurspatten op de huid of kleding zo gauw mogelijk met zeep neutraliseren en daarna met veel water naspoelen. Als u zuur hebt gedronken, direct medische hulp inroepen. Houd kinderen uit de buurt van de accu. Bij het laden van accu's komt waterstof vrij en ontstaat er een uiterst explosief knalgasmengsel. Een explosie kan ook worden veroorzaakt door een vonk die ontstaat bij het loskoppelen van de accu of het lostrekken van een stekerverbinding bij ingeschakeld contact. Door het overbruggen van de accupolen (bijv. door metalen voorwerpen, bekabeling) ontstaat kortsluiting. Eventuele gevolgen van kortsluiting: smelten van loodstrippen, explosie en accubrand, zuurspetters. Open vuur en licht, roken en bezigheden waarbij vonken ontstaan, zijn verboden. Vermijd vonkvorming bij het hanteren van bedrading en elektrische apparatuur. Bij sterke vonkvorming bestaat kans op letsel. Voor alle werkzaamheden aan de elektrische installatie moet de motor, het contact alsmede alle elektrische verbruikers worden uitgezet en moet de accu-massakabel (-) op de accu worden losgemaakt. Als u gloeilampen wilt vervangen, moet u de betreffende verlichting uitschakelen. Laadt nooit een bevroren of ontdooide accu op - kans op explosie en bijtende zuren! Vervang een bevroren accu. Maak nooit gebruik van een beschadigde accu - explosiegevaar! Vervang een beschadigde accu direct. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

197 196 Controleren en bijvullen Voorzichtig! U mag de accukabels alleen bij uitgeschakeld contact losmaken, omdat anders de elektrische installatie (elektronische componenten) van de auto kunnen worden beschadigd. Bij het loskoppelen van de accu van het boordnet koppelt u eerst de minpool (-) van de accu los. Pas daarna koppelt u de pluspool (+) los. Bij het weer aansluiten van de accu moet u eerst de pluspool (+) en pas daarna de minpool (-) van de accu aansluiten. De aansluitkabels mogen in geen geval worden verwisseld - kans op brand in de bedrading! Zorg ervoor dat het accuzuur niet in aanraking komt met de carrosserie, omdat dan de lak kan worden aangetast. Om de accu tegen UV-stralen te beschermen mag de accu niet aan direct daglicht worden blootgesteld. Accu met ladingsconditie-indicatie, het zogenaamde magische oog Afb. 179 Motorruimte: Accu met magisch oog Milieu Een afgedankte accu is schadelijk afval voor het milieu - richt u zich voor de afvoer van accu's tot een Škoda-dealer. Aanwijzing Neem ook na het aansluiten van de accu de aanwijzingen in acht bladzijde 198, Accu los-, resp. vastkoppelen. Aan de bovenzijde van de accu bevindt zich een zogenaamd magisch oog afb Het magische oog verandert van kleur afhankelijk van de ladingstoestand en het accuvloeistofpeil van de accu. Luchtbellen kunnen van invloed zijn op de kleur van het magische oog. Klop daarom voor de controle voorzichtig op het magische oog. Groene kleur - de accu is voldoende geladen. Donkere kleur - de accu moet worden geladen. Kleurloos of geel gekleurd. Laat de accu door een Škoda-dealer controleren. Accu's die ouder zijn dan 5 jaar moeten worden vervangen. Wij adviseren, de controle en het corrigeren van het accuvloeistofpeil of het vervangen van de accu door een Škoda-dealer te laten uitvoeren. Voorzichtig! Bij een stilstand van de auto van langer dan 3 tot 4 weken wordt de accu ontladen, omdat enkele verbruikers ook in ruststand stroom verbruiken (bijv. regelapparaten). U kunt het ontladen van de accu voorkomen, door de minpool van de accu los te koppelen, of de accu doorlopend met een zeer lage laadstroom op te laden. Let bij werkzaamheden aan de accu op de aanwijzingen bladzijde 195, Werkzaamheden aan de accu.

198 Controleren en bijvullen 197 Accuvloeistofpeil controleren De accu is onder normale bedrijfsomstandigheden praktisch onderhoudsvrij. Bij hoge buitentemperaturen of lange dagelijkse ritten raden we toch aan het accuvloeistofpeil van tijd tot tijd door een Škoda-dealer te laten controleren. Laat na elke keer laden bladzijde 197 ook het accuvloeistofpeil controleren. Het accuvloeistofpeil wordt ook in het kader van de Grote Onderhoud Service gecontroleerd. Rijden in de winter Vooral in de winter wordt de accu zwaar op de proef gesteld. Bovendien beschikt hij bij lage temperaturen nog maar over een deel van de startcapaciteit die hij bij normale temperaturen heeft. Een ontladen accu kan al bij temperaturen net onder 0 C bevriezen. Wij adviseren daarom, de accu voor het begin van het koude jaargetijde door een Škoda-dealer te laten controleren en zo nodig te laten opladen. Aanwijzing Als gedurende meerdere weken bij zeer strenge vorst niet met de auto wordt gereden, moet de accu worden uitgebouwd bladzijde 198 en in een vorstvrije ruimte worden bewaard. Zo voorkomt u dat de accu bevriest en daardoor wordt beschadigd. Accu laden Een geladen accu is een absolute voorwaarde voor goed starten van de motor. Lees de waarschuwingsaanwijzingen in Werkzaamheden aan de accu op bladzijde 195 en. Schakel het contact en alle stroomverbruikers uit. Alleen bij snelladen : koppel beide aansluitkabels los (eerst min, dan plus ). klem de poolklemmen van de acculader aan op de accupolen (rood = plus, zwart = min ). steek dan pas de steker van het laadapparaat in het stopcontact en schakel het apparaat in. Aan het einde van het laadproces: schakel het laadapparaat uit en trek de steker uit het stopcontact. neem nu pas de poolklemmen van het laadapparaat los. sluit de aansluitkabels weer op de accu aan (eerst plus, dan min ). Bij het laden met geringe stroomsterktes (bijv. met een hobbylader) hoeven de aansluitkabels normaal gesproken niet van de accu te worden losgekoppeld. Neem in ieder geval de aanwijzingen van de fabrikant van het laadapparaat in acht. Voor het geheel laden van de accu moet een laadstroom van 0,1 van de accucapaciteit (of lager) worden ingesteld. Vóór het laden met hoge stroomsterktes, het zogenaamde snelladen, moeten de beide accukabels echter wel worden losgemaakt. Het snelladen van een accu is gevaarlijk in Werkzaamheden aan de accu op bladzijde 195. Dit vereist een speciaal laadapparaat en de noodzakelijke kennis. Wij adviseren dan ook, uw accu alleen door een Škoda-dealer te laten laden met behulp van een snellader. Een ontladen accu kan al bij temperaturen net onder 0 C bevriezen.. Wij adviseren, een ontdooide accu niet meer te gebruiken omdat de accubehuizing door de ijsvorming kan zijn gescheurd en daardoor het accuzuur eruit kan lopen. Bij het laden hoeven de afsluitdoppen van de accu niet te worden geopend. Laad nooit een bevroren of ontdooide accu op - kans op explosie en bijtende zuren. Vervang een bevroren accu. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

199 198 Controleren en bijvullen Accu uit- en inbouwen Maak de pluskabel (+) op de accu los. Draai de bout AC los afb. 181 en neem de borgplaat weg. Schuif de accu in de richting van de pijl en neem de accu naar boven toe weg. De inbouw vindt in omgekeerde volgorde plaats. Let bij het aansluiten van de accukabels op de volgende aanwijzingen bladzijde 198. Afb. 180 Motorruimte: waterkastafdekkap Aanwijzing Wij adviseren, de accu (ook als de in deze handleiding genoemde aanwijzingen in acht worden genomen) niet uit- of in te bouwen, omdat onder bepaalde omstandigheden de accu zwaar kan worden beschadigd. Neem contact op met een Škodadealer. Accu los-, resp. vastkoppelen Accu uit- en inbouwen Let bij werkzaamheden aan de accu op de aanwijzingen bladzijde 195. Schakel alle elektrische verbruikers uit en trek de contactsleutel uit het contactslot. Trek de pakking A los en neem de waterkastafdekkap AB in de richting van de pijl weg afb Maak de minkabel (-) op de accu los. Afb. 181 Motorruimte: Accu Na het loskoppelen en weer vastkoppelen van de accu zijn aanvankelijk de volgende functies buiten werking of kunnen niet meer storingvrij worden gebruikt: Functie Ingebruikneming Elektrische ruitbediening (storingen) bladzijde 45 Radio - codenummer invoeren zie radiohandleiding Uren instellen bladzijde 13 Gegevens van de multi-functie-indicatie zijn gewist bladzijde 15 Wij adviseren, de auto door een Škoda-dealer te laten controleren, zodat de volledige werking van alle elektrische systemen is gegarandeerd.

200 Controleren en bijvullen 199 Accu vervangen Als de accu wordt vervangen, moet de nieuwe accu dezelfde capaciteit, spanning (12 volt), stroomsterkte en dezelfde grootte hebben. De Škoda-dealers beschikken over geschikte accutypen. Door de speciale eisen die worden gesteld aan de afvoer van de oude accu, adviseren wij, de accu alleen maar door een Škoda-dealer te laten vervangen. Milieu Accu's bevatten giftige substanties zoals zwavelzuur en lood. Ze moeten daarom volgens voorschrift worden afgevoerd en horen in elk geval niet bij het huisvuil thuis! Ruitensproeiersysteem Het ruitensproeierreservoir bevat de reinigingsvloeistof voor de voorruit en de koplampsproeiers*. Het reservoir bevindt zich linksvoor in de motorruimte afb De inhoud van het reservoir bedraagt 4 l. Gewoon water is niet voldoende om de ruiten en de koplampen intensief te reinigen. Wij adviseren daarom schoon water met een ruitenreiniger uit het originele Škoda-accessoireprogramma (in de winter met antivries) te gebruiken om het vastzittende vuil te verwijderen. Neem bij het gebruik van reinigingsmiddelen de gebruiksvoorschriften op de verpakking in acht. Ook als uw auto verwarmbare ruitensproeiers* heeft, moet u in de winter altijd antivries aan het water toevoegen. Als er geen ruitenreiniger met antivries beschikbaar is, kan ook spiritus worden gebruikt. Het percentage spiritus mag daarbij niet meer dan 15 % bedragen. Realiseert u zich echter wel dat de beveiliging tegen bevriezing bij deze concentratie slechts tot -5 C loopt. Lees en volg voor alle werkzaamheden in de motorruimte de aanwijzingen met betrekking tot gevaar op bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Voorzichtig! U mag de ruitensproeiervloeistof in geen geval mengen met antivries voor de radiateur of andere dergelijke middelen. Als de auto is uitgevoerd met koplampsproeiers, mag aan de ruitensproeiervloeistof alleen een reinigingsmiddel worden toegevoegd dat de polycarbonaatcoating van de koplamp niet aantast. Neem contact op met uw Škoda-dealer; die u informeert welke reinigingsmiddelen kunnen worden gebruikt. B1Z-0042H Afb. 182 Motorruimte: Ruitensproeiervloeistofreservoir Aanwijzing Neem bij het bijvullen van de vloeistof de zeef niet uit het ruitensproeiervloeistofreservoir omdat het leidingsysteem dan vervuild kan raken en daardoor de goede werking van het ruitensproeiersysteem kan worden verstoord. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

201 200 Wielen en banden Wielen en banden Wielen Algemene opmerkingen Nieuwe banden hebben in het begin nog niet de optimale grip en moeten dan ook de eerste 500 km met een matige snelheid en een hierbij behorende voorzichtige rijstijl worden ingereden. Dat komt ook de levensduur van de banden ten goede Op basis van constructiekenmerken en de vorm van het profiel kan de profieldiepte van nieuwe banden - afhankelijk van de uitvoering en het fabrikaat - verschillen vertonen. Om beschadiging van banden en velgen te voorkomen, mogen trottoirs of soortgelijke obstakels alleen maar langzaam en zo mogelijk onder een rechte hoek worden genomen. Controleer de banden regelmatig op beschadigingen (inkepingen, insnijdingen, scheuren en bulten). Verwijder ongerechtigheden uit het bandenprofiel. Beschadigingen aan de band en aan de velg treden vaak ongemerkt op. Ongewone trillingen of zijwaarts trekken van de auto kan duiden op bandenschade. Als u vermoedt dat een band is beschadigd, verlaag dan direct de snelheid en stop! Controleer de banden op beschadigingen (builen, scheuren e.d.). Als er geen beschadigingen zichtbaar zijn, rijd dan langzaam en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer om uw auto te laten controleren. Bescherm de banden zodat deze niet in contact kunnen komen met olie, vet en brandstof. Vervang zoekgeraakte ventieldopjes direct. Als de wielen worden verwijderd, moeten deze vooraf worden afgetekend zodat bij het weer monteren de huidige draairichting kan worden gehandhaafd. Bewaar gedemonteerde wielen, resp. banden altijd op een koele, droge en zo mogelijk donkere plaats. Banden die niet op een velg zijn gemonteerd, moeten staande worden bewaard. Draairichtinggebonden banden* De draairichting is door een pijl op de bandwang gekenmerkt. De op deze wijze aangegeven draairichting moet beslist worden aangehouden. Alleen dan kunnen de optimale eigenschappen van deze banden met betrekking tot de grip, het bandengeluid, slijtage en aquaplaning volledig tot hun recht komen. Verdere aanwijzingen met betrekking tot de montage van draairichtinggebonden banden bladzijde 205. Nieuwe banden leveren tijdens de eerste 500 km nog niet de optimale grip, rijd dan ook voorzichtig - kans op ongevallen! Rijd nooit met beschadigde banden - kans op ongevallen! Aanwijzing Let op de afwijkende nationale wettelijke bepalingen met betrekking tot de banden.

202 Wielen en banden 201 Levensduur van de banden De bandenspanningswaarden voor zomerbanden staan aan de binnenzijde van de tankdopklep afb De bandenspanningswaarden voor winterbanden zijn 20 kpa (0,2 bar) hoger dan die voor de zomerbanden bladzijde 204. Voor de bandenspanning van het reservewiel moet de hoogste bandenspanning die voor de auto is voorgeschreven, worden aangehouden. Bij auto's met grote wieldoppen moeten in plaats van de stofdopjes ventielverlengstukken worden gemonteerd afb Voor het controleren en corrigeren van de bandenspanning is het niet nodig de ventielverlengstukken los te draaien. Controleer de bandenspanning altijd bij koude banden. Verlaag bij warme banden de hiermee gepaard gaande hogere bandenspanning niet. Pas bij een grotere wijziging van de belading de bandenspanning overeenkomstig aan. B1Z-0042H Afb. 183 Openstaande tankdopklep met bandenspanningstabel Rijstijl Snel bochtenwerk, snel accelereren en sterk afremmen (piepende banden) verhogen de bandenslijtage. Wielen balanceren De wielen van een nieuwe auto zijn gebalanceerd. Tijdens het rijden kan echter door verschillende invloeden onbalans ontstaan, die zich kenbaar maakt door trillingen in het stuur. Omdat onbalans ook tot een hogere slijtage van stuurinrichting, wielophanging en banden leidt, moeten de wielen opnieuw worden gebalanceerd. Bovendien moet een wiel na de montage van een nieuwe band en na elke bandenreparatie opnieuw worden gebalanceerd. Afb. 184 Wiel met grote wieldop en ventielverlengstuk De levensduur van de banden is in belangrijke mate afhankelijk van de onderstaande punten: Bandenspanning Een te lage of te hoge bandenspanning leidt tot een aanzienlijk kortere levensduur van de banden en heeft een zeer ongunstig effect op de wegligging van de auto. Vooral bij hoge snelheden is de bandenspanning van het allergrootste belang. Controleer de bandenspanning dan ook minstens eenmaal per maand en voor elke grote rit. Denk bij deze gelegenheid ook aan het reservewiel. Uitlijningsfouten Een verkeerde wieluitlijning voor of achter zorgt niet alleen voor een hogere en vaak eenzijdige bandenslijtage, maar heeft ook een negatieve invloed op de rijveiligheid. Neem bij extreme bandenslijtage contact op met uw Škoda-dealer. Bij een te geringe bandenspanning wordt de band sterk vervormd. Hierdoor loopt bij hogere snelheden de temperatuur van de band sterk op. Dit kan weer leiden tot het loslaten van het loopvlak en zelfs tot een klapband. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

203 202 Wielen en banden Vervolg Vervang een beschadigde velg of band direct. Milieu Een te lage bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik. Slijtage-indicator De banden moeten direct worden vervangen als deze tot aan de slijtageindicatoren zijn versleten - kans op ongevallen! Let op de wettelijk voorgeschreven minimale profieldiepte. Versleten banden beïnvloeden bij hoge snelheden op een nat wegdek de benodigde grip op het wegdek in negatieve zin. Er kan aquaplaning optreden (ongecontroleerde bewegingen van de auto - drijven op een nat wegdek). Wielen verwisselen Afb. 185 Bandenprofiel met slijtage-indicator In de groeven van het profiel van de originele band zijn dwars op de draairichting 1,6 mm hoge slijtage-indicatoren aangebracht. Deze slijtage-indicatoren zijn afhankelijk van de fabrikant 6-, 8-maal op gelijke afstanden op de bandomtrek aangebracht afb De markeringen op de wang in de vorm van de letters TWI, driehoekssymbool of andere symbolen, geven de plaats van de slijtage-indicatoren aan. Bij een profieldiepte van 1,6 mm - gemeten in de groeven naast de slijtage-indicatoren - is de wettelijk toegestane minimale profieldiepte bereikt (in een aantal landen kunnen andere waarden gelden). Afb. 186 Wielen verwisselen Bij een duidelijk sterke slijtage van de voorbanden adviseren wij, de voorwielen en de achterwielen overeenkomstig het schema afb. 186 te verwisselen. Hierdoor kennen alle banden ongeveer dezelfde levensduur. Bij bepaalde slijtageverschijnselen op het loopvlak van de banden kan het zinvol zijn, de wielen kruiselings te verwisselen (alleen bij niet-draairichtinggebonden banden). Details hierover kunt u opvragen bij Škoda-dealers. Om tot een gelijkmatige slijtage van alle wielen en een optimale levensduur te komen adviseren wij de wielen elke km te verwisselen.

204 Wielen en banden 203 Nieuwe banden en velgen Banden en velgen zijn belangrijke constructie-elementen. Monteer daarom alleen door Škoda Auto vrijgegeven banden en velgen. Deze zijn exact op het type auto afgestemd en dragen in belangrijke mate bij aan een goede wegligging en veilige rijeigenschappen. Monteer op alle 4 de wielen alleen radiaalbanden met dezelfde constructie, maat (afrolomtrek) en hetzelfde profiel per as. De Škoda-dealer beschikt over de actuele informatie over welke bandenmerken voor uw auto zijn vrijgegeven. Wij adviseren, alle werkzaamheden aan banden of wielen door een Škoda-dealer te laten uitvoeren. Deze beschikt over de benodigde speciale gereedschappen en onderdelen, heeft de vereiste vakkennis en is ingesteld op de opslag en het afvoeren van oude banden. Vele Škoda-dealers beschikken bovendien over een ruim assortiment velgen en banden. De voor uw auto vrijgegeven band-velgcombinaties staan in de documentatie die bij de auto hoort. De typegoedkeuring is afhankelijk van de wetgeving in de afzonderlijke landen. Het kennen van de betekenis van de gegevens op de band vergemakkelijkt het maken van de juiste keuze. Banden zijn op de wang voorzien van bijv. het volgende opschrift: 205 / 60 R V Dit betekent: 205 Bandenbreedte in mm 60 Hoogte-breedteverhouding in % R Codeletter voor bandenconstructie - Radiaal 15 Velgdiameter in inches 91 Draagvermogen V Snelheidsindex Voor banden gelden de volgende snelheidsbegrenzingen. Snelheidsindex S T H V W Y De productiedatum staat eveneens op de wang van de band (eventueel alleen aan de binnenzijde van de band): DOT Toelaatbare topsnelheid 180 km/h 190 km/h 210 km/h 240 km/h 270 km/h 300 km/h betekent bijvoorbeeld, dat de band in de 20e week van het jaar 2004 is geproduceerd. Als het reservewiel qua uitvoering afwijkt van de gemonteerde banden (bijv. bij winter- of low-sectionband), mag het reservewiel alleen in geval van pech kortstondig en met de overeenkomstige voorzichtige rijstijl worden gebruikt. Het reservewiel moet zo snel mogelijk weer door het normaal gemonteerde wiel worden vervangen. Monteer dan ook uitsluitend die banden of velgen die door Škoda Auto a.s. voor uw auto zijn vrijgegeven. Als dit wordt nagelaten kan de verkeersveiligheid negatief worden beïnvloed - kans op ongevallen! Bovendien kan in Nederland de door de Rijksdienst voor het Wegverkeer verleende typegoedkeuring haar geldigheid verliezen. De toegestane maximumsnelheid van uw banden mag in geen geval worden overschreden kans op een ongeval door een beschadigde band en verlies van controle over de auto. Banden die ouder zijn dan 6 jaar mogen alleen in geval van nood worden gemonteerd en rijd hiermee voorzichtig. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

205 204 Wielen en banden Vervolg Monteer nooit gebruikte banden waarvan de voorgeschiedenis onbekend is. Banden verouderen, ook als deze niet of slechts weinig zijn gebruikt. Op het reservewiel mag alleen in geval van nood een gebruikte band worden gemonteerd en dan alleen wanneer zeer voorzichtig wordt gereden. In het belang van de verkeersveiligheid banden zo mogelijk niet apart maar minstens per as vervangen. De banden met de grootste profieldiepte moeten altijd op de voorwielen worden gemonteerd. Milieu Oude gebruikte banden moeten volgens voorschrift worden opgeslagen en afgevoerd. Aanwijzing Om technische redenen kunnen normaal gesproken de velgen van een andere auto niet worden gemonteerd. Dit geldt onder bepaalde omstandigheden zelfs voor de velgen van hetzelfde autotype. Wielbouten De velgen en de wielbouten zijn constructief op elkaar afgestemd. Bij het monteren van andere velgen - bijv. lichtmetalen velgen of velgen met winterbanden - moeten daarom steeds de bijbehorende wielbouten met de juiste lengte en bolvorm onder de boutkop worden gebruikt. De bevestiging van de velgen en de werking van het remsysteem zijn hiervan afhankelijk. Als naderhand wielsierdoppen worden gemonteerd, moet erop worden gelet, dat voldoende luchttoevoer voor de koeling van het remsysteem blijft gegarandeerd. Škoda-dealers worden constant op de hoogte gehouden over de technische mogelijkheden van de velg-bandcombinaties en wielsierdoppen. Als de wielbouten niet goed worden vastgedraaid kan het wiel tijdens het rijden loslopen - kans op ongevallen! De wielbouten moeten schoon en goed gangbaar zijn. Zij mogen nooit met vet of olie worden ingesmeerd. Als de wielbouten met een te laag aantrekmoment werden vastgedraaid, kan de velg tijdens het rijden loslopen - kans op ongevallen! Een te hoog aantrekmoment kan de bouten en de schroefdraad beschadigen en leiden tot een blijvende vervorming van de draagvlakken op de velg. Voorzichtig! Het voorgeschreven aantrekmoment van de wielbouten is bij stalen en lichtmetalen velgen 120 Nm. Winterbanden Bij winterse omstandigheden worden de rijeigenschappen van de auto door winterbanden duidelijk verbeterd. Zomerbanden bieden door hun constructie (breedte, rubbersamenstelling, profielvorm) bij temperaturen beneden 7 C, minder grip op ijs en sneeuw. Dit geldt vooral voor auto's die zijn voorzien van lowsectionbanden of hogesnelheidsbanden (codeletter V, W of Y op de flank van de band). Om de best mogelijke rijeigenschappen te verkrijgen, moeten op alle vier de wielen winterbanden worden gemonteerd. Er mogen alleen winterbanden worden gemonteerd, die voor de auto zijn vrijgegeven. De toegestane winterbandmaten staan vermeld in de documentatie die bij de auto hoort. De bandenmaten zijn afhankelijk van de nationale wettelijke voorschriften. Let erop dat de bandenspanning 20 kpa (0,2 bar) hoger moet zijn dan bij zomerbanden bladzijde 201. Winterbanden verliezen hun wintereigenschappen grotendeels, als het profiel tot op ca. 4 mm is afgesleten.

206 Wielen en banden 205 Ook door veroudering gaan de eigenschappen van winterbanden achteruit - ook als de profieldiepte nog duidelijk boven de 4 mm ligt. Voor winterbanden gelden snelheidsbeperkingen net zoals voor zomerbanden bladzijde 203,. Er mogen winterbanden met een lagere snelheidscategorie worden gemonteerd op voorwaarde dat de toegestane topsnelheid van deze banden niet wordt overschreden ook niet als de mogelijke topsnelheid van de auto hoger ligt. Bij het overschrijden van de toegestane maximumsnelheid van de betreffende bandencategorie kunnen de banden worden beschadigd. Let bij het gebruik van winterbanden op de aanwijzingen bladzijde 200. In plaats van winterbanden kunnen ook zogenaamde all-wheatherbanden worden gemonteerd. Neem als een en ander niet duidelijk is, contact op met een Škoda-dealer, die u kan informeren over de voor uw banden geldende topsnelheid. De toelaatbare topsnelheid van uw winterbanden mag in geen geval worden overschreden - kans op een ongeval door een beschadigde band en het verlies over de controle van de auto. Milieu Monteer tijdig weer de zomerbanden, omdat de rijeigenschappen met zomerbanden op sneeuw- en ijsvrije wegen alsmede bij temperaturen boven 7 C duidelijk beter zijn - kortere remweg, minder afrolgeluid, minder bandenslijtage en lager brandstofverbruik. Aanwijzing Let op de afwijkende nationale wettelijke bepalingen met betrekking tot de banden. Draairichtinggebonden banden* De draairichting is door een pijl op de bandwang gekenmerkt. De op deze wijze aangegeven draairichting moet beslist worden aangehouden. Alleen dan kunnen de optimale eigenschappen van deze banden met betrekking tot de grip, het bandengeluid, slijtage en aquaplaning volledig tot hun recht komen. Als het reservewiel bij een lekke band met geen voorgeschreven draairichting of in tegengestelde richting aan de draairichting moet worden gemonteerd, moet bijzonder voorzichtig worden gereden, omdat de optimale eigenschappen van de band in deze situatie niet meer gelden. Dit is vooral bij een nat wegdek belangrijk. Let op de aanwijzingen bladzijde 211, Reservewiel. Bij een lekke band moet deze zo snel mogelijk worden vervangen en moet de juiste draairichting bij alle banden weer worden hersteld. Sneeuwkettingen Sneeuwkettingen mogen alleen op de 6J x 16 ET 40 of 6J x 16 ET 37-velgen worden gemonteerd. Meer details kan uw Škoda-dealer u mededelen. De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen worden gemonteerd. Onder winterse omstandigheden verbeteren de sneeuwkettingen niet alleen de trekkracht, maar ook het remgedrag. Monteer fijnmazige sneeuwkettingen. Deze mogen niet meer dan 15 mm uitsteken - inclusief het kettingslot. Verwijder bij het rijden met sneeuwkettingen de wielsierdoppen. Let voor wat betreft de maximum rijsnelheid met sneeuwkettingen op de nationale wettelijke voorschriften. Let op de gegevens in de meegeleverde montagehandleiding van de sneeuwkettingfabrikant. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

207 206 Wielen en banden Voorzichtig! Bij het rijden op sneeuwvrije trajecten moeten de sneeuwkettingen worden verwijderd. Deze hebben invloed op de rijeigenschappen, beschadigen de banden en slijten zeer snel. Aanwijzing Wij adviseren sneeuwkettingen uit het originele Škoda-accessoireprogramma te gebruiken.

208 Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen 207 Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen Accessoires en onderdelen Škoda-auto's zijn volgens de nieuwste inzichten van de veiligheidstechniek geconstrueerd. Om dit te behouden mag de uitvoering zoals deze af fabriek is geleverd niet zonder meer worden gewijzigd. Als uw auto naderhand wordt voorzien van accessoires, technische wijzigingen worden uitgevoerd of als op een later moment onderdelen moeten worden vervangen, moet met de volgende aanwijzingen rekening worden gehouden: Voor de aankoop van accessoires en voor het uitvoeren van technische wijzigingen moet steeds het advies worden gevraagd van een Škoda-dealer. Dit geldt vooral bij het aankopen van accessoires in het buitenland. Vrijgegeven Škoda-accessoires en originele Škoda-onderdelen zijn leverbaar bij de Škoda-dealers. Deze voeren ook de montage vakkundig uit. Alle originele Škoda-accessoires die in de catalogus staan, zoals bijv. kanteldak, spoiler, velgen enz. moeten zijn voorzien van een officiële vrijgave. Radio's, antennes en andere elektrische accessoires mogen alleen door een hiertoe geautoriseerde specialist worden ingebouwd. Als bij uw auto technische wijzigingen moeten worden uitgevoerd, moeten de door Škoda Auto a.s. voorgeschreven richtlijnen worden opgevolgd. Hierdoor wordt voorkomen dat er schade aan de auto ontstaat, de verkeers- en de bedrijfszekerheid blijven behouden en de wijzigingen zijn toegestaan. De Škoda-dealers voeren ook deze werkzaamheden vakkundig uit en zullen in bepaalde situaties verwijzen naar een specialist. Schade die door technische wijzigingen die zonder toestemming van Škoda Auto a.s. werden doorgevoerd is ontstaan, is uitgesloten van het recht op garantie. Vervolg In uw eigen belang adviseren wij u voor uw Škoda alleen gebruik te maken van uitdrukkelijk vrijgegeven Škoda-accessoires en originele Škodaonderdelen. Voor deze originele Škoda-onderdelen wordt de betrouwbaarheid, veiligheid en geschiktheid gecontroleerd. Bij het gebruik van andere producten kunnen wij, ondanks een voortdurende observatie van de markt, de geschiktheid hiervan voor uw auto niet garanderen (ook niet in die gevallen waar een attest of een toelating kan worden overlegd). Technische wijzigingen Ingrepen op elektronische componenten en de software hiervan kunnen leiden tot storingen. Door de koppelingen van de elektronische componenten kunnen deze storingen ook niet-direct betreffende systemen beïnvloeden. Dit betekent dat de bedrijfsveiligheid van uw auto aanzienlijk in gevaar kan zijn gebracht, een verhoogde slijtage van de onderdelen kan optreden en ten slotte kan de typegoedkeuring van uw auto vervallen. U hebt er vast wel begrip voor dat uw Škoda-dealer voor schade en/of gebreken die ontstaan ten gevolge van ondeskundige handelingen of acties, geen garantie kan verlenen. Wij adviseren dan ook alle werkzaamheden uitsluitend door een geautoriseerde Škoda-dealer met gebruikmaking van originele Škoda-onderdelen te laten uitvoeren. Werkzaamheden of wijzigingen aan uw auto die op een ondeskundige wijze zijn uitgevoerd, kunnen leiden tot storingen - kans op ongevallen! Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

209 208 Accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen

210 Raad en daad 209 Raad en daad Raad en daad Verbanddoos* Gevarendriehoek B1Z-0042H Afb. 187 Opbergvak voor verbanddoos B1Z-0042H Afb. 188 Gevarendriehoek in het kofferdeksel Verbanddoos De verbanddoos bevindt zich in het opbergvak links in de bagageruimte afb Aanwijzing Let bij de verbanddoos op de houdbaarheidsdatum. Draai voor het wegnemen van de gevarendriehoek de draaisluiting in de richting van de pijl afb. 188 en klap de houder naar beneden. Brandblusser* Afb. 189 Voorstoel: Brandblusser Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

211 210 Raad en daad De brandblusser bevindt zich in het foedraal onder de bestuurdersstoel bladzijde 209, afb. 189 (de inbouwplaats van de brandblusser is bij auto's met elektrisch verstelbare stoelen afwijkend). Lees de instructies die op de brandblusser zijn aangebracht zorgvuldig door. De brandblusser moet door een daartoe bevoegd persoon eenmaal per jaar worden gecontroleerd (let op de eventueel afwijkende wettelijke voorschriften). Boordgereedschap Als de brandblusser niet correct is bevestigd zou deze bij een plotselinge manoeuvre of bij een aanrijding door het interieur kunnen worden geslingerd en letsel veroorzaken. B1Z-0042H Afb. 190 Bagageruimte: opbergvak voor het gereedschap Aanwijzing De brandblusser moet aan de wettelijk geldende eisen die eraan worden gesteld voldoen. Let op de vervaldatum van de brandblusser. Als de brandblusser na het verlopen van de vervaldatum wordt gebruikt, is de juiste werking niet meer gegarandeerd. De brandblusser behoort slechts tot de leveringsomvang in bepaalde exportuitvoeringen. Het boordgereedschap en de krik bevinden zich linksonder de bekleding in de bagageruimte afb Tot het boordgereedschap behoren de volgende delen (al naargelang de uitrusting): trekhaak voor wieldop, kunststofklem voor wielboutafdekkap, wielsleutel, montagepen voor het verwisselen van het wiel, schroevendraaier met omsteekbare kling, adapter voor veiligheidswielbouten. Voordat de krik weer op zijn plaats wordt aangebracht, moet de krikarm geheel worden ingeschroefd. Het binnenzeskant in de schroevendraaierhandgreep mag alleen worden gebruikt voor het aanbrengen van de wielbouten in de velg. Gebruik het zeskant van de schroevendraaier nooit om de wielbouten vast te draaien, omdat de wielbout met dit zeskant nooit met het benodigde aantrekmoment kunnen worden vastgedraaid - kans op ongevallen!

212 Raad en daad 211 Vervolg De af fabriek meegeleverde krik is alleen bestemd voor uw type auto. Krik in geen geval hiermee zwaardere auto's of andere lasten op - kans op letsel! Controleer of het boordgereedschap goed is bevestigd in de bagageruimte. Reservewiel Het reservewiel bevindt zich in de kom voor het reservewiel in de bagageruimte onder de bekleding. Bij auto's met draairichtinggebonden banden wordt gebruikgemaakt van een reservewiel met andere afmetingen. Het wiel is voorzien van een waarschuwingssticker. Na de montage van het wiel mag de waarschuwingssticker niet worden afgedekt (bijv. door een wieldop). Rijd met dit reservewiel niet sneller dan 80 km/h - kans op ongevallen Vermijd het accelereren met vol gas, sterk afremmen en snel bochtenwerk. De bandenspanning van dit reservewiel is gelijk aan de bandenspanning van de standaard gemonteerde banden. Gebruik dit reservewiel alleen tot aan de dichtstbijzijnde Škoda-dealer, omdat dit wiel niet voor continu gebruik is bestemd. Wiel verwisselen Voorbereidende werkzaamheden Voor de eigenlijke verwisseling van het wiel moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd. B1Z-0042H Afb. 191 Bagageruimte: Reservewiel Het reservewiel ligt in een kom in de bagageruimte onder de vloerbedekking en is met behulp van een speciale bout vastgezet afb Het is belangrijk de bandenspanning van het reservewiel te controleren (bij voorkeur bij elke bandenspanningscontrole - zie de sticker op de tankdopklep bladzijde 201) zodat het reservewiel op elk moment kan worden gemonteerd. Nood-reservewiel* Bij montage van deze banden moet op het volgende worden gelet: Parkeer de auto bij een lekke band zo ver mogelijk weg van het rijdende verkeer. De plaats waar de auto wordt geparkeerd moet vlak zijn. Laat alle medepassagiers uitstappen. Tijdens het verwisselen van het wiel mogen de passagiers niet op de weg staan (bij voorkeur achter de vangrail). Trek de handrem vast aan. Schakel de 1e versnelling in, resp. zet bij auto's met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P. Als er een aanhangwagen is aangekoppeld, moet deze worden afgekoppeld. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

213 212 Raad en daad Neem het boordgereedschap en het reservewiel uit de bagageruimte bladzijde 211. Als u op de rijbaan staat, schakel dan de alarmlichten in en plaats de gevarendriehoek op de voorgeschreven afstand - let hierbij op de nationale wettelijke voorschriften. U beschermt daarmee niet alleen uzelf maar ook de andere weggebruikers. Bij opgekrikte auto nooit de motor starten - kans op letsel! Voorzichtig! Als u het wiel op een helling moet verwisselen, blokkeer dan het tegenoverliggende wiel met behulp van een steen of iets dergelijks, om zo de auto tegen onverwacht wegrollen te beveiligen. Aanwijzing Neem de wettelijke nationale voorschriften in acht. Wiel verwisselen Verwissel het wiel zo veel mogelijk op een horizontaal vlak. Neem de wieldop* bladzijde 213 weg bladzijde 214. Neem bij lichtmetalen velgen de wieldop weg bladzijde 213. Draai de wielbouten iets los bladzijde 214. Krik de auto zo ver op dat het te verwisselen wiel de bodem niet meer raakt bladzijde 215. Draai de wielbouten los en leg deze op een schone ondergrond (doek, papier o.i.d.). Neem het wiel weg. Breng het reservewiel aan en draai de wielbouten handvast. Laat de auto zakken. Draai met behulp van de wielsleutel steeds de tegenover elkaar liggende wielbouten (kruiselings) vast bladzijde 214. Monteer de wieldop. Aanwijzing Alle wielbouten moeten schoon en goed gangbaar zijn. In geen geval mogen de wielbouten worden ingevet of ingeolied! Let bij de montage van draairichtinggebonden banden op de draairichting bladzijde 200. Afsluitende werkzaamheden Na het vervangen van het wiel moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd. Berg het defecte wiel op en zet het vast in de reservewielkom. Berg het boordgereedschap op zijn plaats op. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning van het gemonteerde reservewiel. Laat het aantrekmoment van de wielbouten zo snel mogelijk met een momentsleutel controleren. Het aantrekmoment bedraagt zowel bij stalen als lichtmetalen velgen 120 Nm. Laat de lekke band zo snel mogelijk repareren.

214 Raad en daad 213 Als de auto achteraf met andere banden dan af fabriek wordt uitgerust, moeten de aanwijzingen op bladzijde 203, Nieuwe banden en velgen in acht worden genomen. Controleer voor de montage van de wieldop op een stalen velg waarbij een diefstalvertragende bout is aangebracht, dat deze bout in de boring vlak bij het ventiel is aangebracht bladzijde 217, Beveiliging van de wielen tegen diefstal. Wielsierdoppen* Aanwijzing Als bij het verwisselen van een wiel wordt geconstateerd, dat de wielbouten zijn geoxideerd en zwaar draaien, moeten de bouten voor het controleren van het aantrekmoment worden vervangen. Rijd tot aan het controleren van het aantrekmoment voorzichtig en alleen met een matige snelheid. Wielsierdop* Lostrekken Haak de draadbeugel (boordgereedschap) vast aan de versterkte rand van de wieldop. Schuif de wielsleutel door de beugel, laat de wielsleutel op de band rusten en trek de wieldop los. B1Z-0042H Afb. 192 Wiel verwisselen: De wielsierkap lostrekken Lostrekken Wip de wielsierkap voorzichtig met behulp van de haak los afb Aanbrengen Druk de wieldop eerst bij de uitsparing voor het ventiel op de velg. Druk aansluitend hierop de wieldop zo op de velg, dat deze over de gehele omtrek correct aangrijpt. Voorzichtig! Druk de wieldop met de hand aan, sla hier niet op! Bij het slaan, vooral op die plaatsen waar de wieldop nog niet in de velg zit, kan de geleiding en de centrering van de wieldop worden beschadigd. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

215 214 Raad en daad Wielbouten met afdekkappen* De wieldoppen beschermen de wielbouten. Wielbouten losdraaien en vastdraaien Voordat de auto wordt opgekrikt, moeten de wielbouten een slag los worden gedraaid. Lostrekken Steek de kunststofklem (bij het boordgereedschap) zo ver op de wieldop, dat de groeven aan de binnenzijde van de klem tegen de kraag van de wieldop vallen. Trek de wieldop met behulp van de kunststofklem los bladzijde 214, afb Aanbrengen Schuif de doppen op de bouten. B1Z-0042H Afb. 193 Wiel verwisselen: Wieldop verwijderen Afb. 194 Wiel verwisselen: Wielbouten een slag losdraaien Wielbouten een slag losdraaien Steek de wielsleutel tot aan de aanslag op de wielbout 5). Pak de sleutel bij het sleuteluiteinde vast, en draai de bout circa één omwenteling naar links afb Wielbouten vastdraaien Steek de wielsleutel tot aan de aanslag op de wielbout 5). Pak de sleutel bij het sleuteluiteinde vast en draai de bout rechtsom tot deze vastzit. Draai de wielbouten slechts iets los (ca. één slag), zolang de auto niet met behulp van de krik is opgekrikt - kans op ongevallen! 5) Voor het los- en vastdraaien van de veiligheidswielbouten moet de betreffende adapter worden gebruikt bladzijde 217.

216 Raad en daad 215 Aanwijzing Gebruik het binnenzeskant van de schroevendraaierhandgreep niet voor het los- of vastdraaien van de wielbouten. Als de bouten niet met de hand kunnen worden losgedraaid, kunt u voorzichtig met de voet op het uiteinde van de wielsleutel drukken. Houdt u zich daarbij vast aan de auto en neem een veilige stand aan. Auto opkrikken Om het wiel te kunnen verwijderen, moet de auto met behulp van de krik worden opgekrikt. Draai de krik zo ver naar boven, dat het wiel net vrijkomt van de grond. Als de krik op een zachte, gladde ondergrond staat, kan dit ertoe leiden dat de auto van de krik glijdt. Plaats de krik dan ook op een stevige ondergrond. Gebruik zo nodig een grote, stabiele onderlegplaat. Op een gladde ondergrond, zoals bijv. kinderkopjes of een tegelvloer, moet een stroeve onderlegger (bijv. een rubbermat) worden gebruikt. Krik de auto altijd op terwijl de portieren zijn gesloten - kans op letsel. Voorkom het wegglijden van de krikvoet door gepaste maatregelen - kans op letsel! Plaats de krik alleen op een stevige en vlakke ondergrond. Als de krik niet op de voorgeschreven plaats wordt aangebracht, kan dit leiden tot beschadigingen aan de auto. Bovendien kan de krik wegglijden doordat deze niet voldoende grip op de auto heeft - kans op letsel! Start nooit de motor als de auto is opgekrikt - kans op ongevallen. Ga nooit onder de auto liggen als de auto alleen met behulp van de krik is opgekrikt. Als u onder de opgekrikte auto moet werken, moet u daartoe geschikte bokken onder de auto aanbrengen - kans op letsel! Afb. 195 Wiel verwisselen: Kriksteunpunten Kies voor het plaatsen van de krik het steunpunt - in de dorpel, dat het dichtst bij de lekke band ligt afb. 195 Draai de krik onder het kriksteunpunt zo ver omhoog, dat de klauw van de krik net onder de verticale rand van de dorpel ligt. Breng de krik zodanig aan dat de klauw om de verticale rand van de dorpel A grijpt en de krikvoet AB over zijn gehele oppervlak op een vaste ondergrond staat. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

217 216 Raad en daad Wiel verwijderen of aanbrengen Draai de overige bouten zoals hierboven beschreven los. Neem het wiel weg. B1Z-0042H Afb. 196 Wiel verwisselen: De bouten met behulp van het zeskant in de schroevendraaier losdraaien. Wiel aanbrengen Schuif het reservewiel over de montagepen. Draai de wielbouten in de boringen en draai ze met behulp van het binnenzeskant hand vast. Draai de montagepen los en draai de laatste wielbout eveneens handvast. De wielbouten moeten schoon en goed gangbaar zijn. Het binnenzeskant in de schroevendraaierhandgreep vergemakkelijkt de montage van de wielbouten. Hierbij moet de omsteekbare kling uit de schroevendraaierhandgreep zijn getrokken. Let bij de montage van draairichtinggebonden banden op de draairichting bladzijde 205. B1Z-0042H Afb. 197 Wiel verwisselen: Montagepen Aanwijzing Gebruik het binnenzeskant van de schroevendraaierhandgreep niet voor het los- of vastdraaien van de wielbouten. Nadat de wielbouten zijn losgedraaid en de auto met behulp van de krik is opgekrikt, moet het wiel als volgt worden verwisseld: Wiel verwisselen Draai de betreffende wielbout, die zich in het bovenste punt bevindt, met behulp van het binnenzeskant in de schroevendraaierhandgreep (boordgereedschap) geheel los, en leg deze op een schone ondergrond neer bladzijde 216, afb Schroef de montagepen (boordgereedschap) in de vrijgekomen boring afb. 197.

218 Raad en daad 217 Beveiliging van de wielen tegen diefstal Voor het losdraaien van de wielbeveiligingsbouten is een speciale adapter nodig. Wij adviseren, de adapter voor de wielbouten steeds in de auto mee te nemen. Deze moet bij het boordgereedschap worden bewaard. Voorzichtig! Als de wielbeveiligingsbout te vast wordt aangedraaid, kan dit leiden tot beschadiging van de wielbeveiligingsbout en de adapter. Bij stalen velgen moet de diefstalvertragende wielbout altijd in die boring worden aangebracht die het dichtst bij het ventiel ligt. Als dit wordt nagelaten kan de wieldop niet worden gemonteerd en tijdens de montage worden beschadigd. Afb. 198 Wielbeveiligingsbout met adapter Trek de wielsierdoppen/wielsierkappen van de velg of de afdekdop van de wielbeveiligingsbout. Steek de adapter AB met zijn getande zijde tot aan de aanslag zo in de binnenvertanding van de wielbeveiligingsbout A dat alleen nog het buitenzeskant uitsteekt afb Druk de wielsleutel tot aan de aanslag op de adapter AB. Draai de wielbout los of vast bladzijde 204. Breng na het lostrekken van de adapter de wieldop weer aan of schuif de afdekkap op de veiligheidswielbout. Laat het aantrekmoment zo snel mogelijk met een momentsleutel controleren. Het aantrekmoment moet gelijk zijn aan 120 Nm. Bij auto's met wielbeveiligingsbouten (één bout per wiel) kunnen deze bouten alleen met behulp van de meegeleverde adapter worden los- en vastgedraaid. Het is raadzaam om het op de kop van de adapter of op de kop van de veiligheidsbout ingeslagen codenummer te noteren. Aan de hand van dit nummer kunt u, indien nodig, een reserveadapter bij de Škoda-dealer bestellen. Aanwijzing De diefstalvertragende wielboutset kunt u via een Škoda-dealer aanschaffen. Starthulp Voorbereiding Als de motor niet aanslaat omdat de accu is ontladen, kan de accu van een andere auto voor het starten worden gebruikt. Daarvoor is echter een starthulpkabel nodig. Beide accu's moeten een nominale spanning van 12 V hebben. De capaciteit (Ah) van de stroom leverende accu mag niet wezenlijk lager zijn dan de capaciteit van de ontladen accu. Starthulpkabel Gebruik alleen starthulpkabels met voldoende grote diameter en met geïsoleerde aansluittangen. Let op de gegevens van de fabrikant. Pluskabel - kleurcodering, over het algemeen rood. Minkabel - kleurcodering, meestal zwart Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

219 218 Raad en daad Een ontladen accu kan al bij temperaturen net onder 0 C bevriezen. Probeer bij een bevroren accu de auto niet te starten door middel van starthulpkabels - kans op explosie! Ook na het ontdooien van de accu kan schade ontstaan door het weglekken van agressieve accuvloeistof. Vervang een bevroren accu dan ook. Let op de waarschuwingsaanwijzingen bij werkzaamheden in de motorruimte bladzijde 187. Aanwijzing Tussen de beide auto's mag geen contact bestaan, omdat er anders al bij het aansluiten van de pluspolen een stroomverbinding tot stand zou worden gebracht. De ontladen accu moet volgens voorschrift op de elektrische installatie zijn aangesloten. Schakel de autotelefoon uit, resp. raadpleeg de handleiding van de autotelefoon voor dit soort gevallen. Wij adviseren de starthulpkabels als origineel Škoda-accessoire bij de Škodadealers of bij bedrijven die merkaccu's verkopen aan te schaffen. Motor starten Afb. 199 Starten met behulp van de accu van een andere auto: A - ontladen accu, B - stroom leverende accu Starthulpkabel beslist in de volgende volgorde aansluiten: Pluspolen met elkaar verbinden Sluit het ene uiteinde A1 aan op de pluspool afb. 199 van de ontladen accu A. Sluit het andere uiteinde A2 aan op de pluspool van de stroom leverende accu AB. Minpool en het motorblok met elkaar verbinden Bevestig het ene uiteinde A3 op de minpool van de stroom leverende accu AB. Sluit het andere uiteinde A4 aan op een massief, vast met het motorblok verbonden metalen onderdeel of direct op het motorblok zelf. Motor starten Start de motor van de stroom leverende auto en laat deze stationair draaien. Start nu de motor van de auto met de ontladen accu. Als de motor niet aanslaat, de startprocedure na ca. 10 seconden onderbreken en na ca. een halve minuut herhalen. Koppel de starthulpkabels op de motor precies in omgekeerde volgorde weer los. De niet-geïsoleerde delen van de pooltangen mogen in geen geval met elkaar in aanraking komen. Bovendien mag de op de pluspool van de accu aangesloten starthulpkabel niet met elektrisch geleidende delen van de auto in aanraking komen - kans op kortsluiting!

220 Raad en daad 219 Vervolg Sluit de starthulpkabel niet op de minpool van de ontladen accu aan. Door vonkvorming bij het starten zou uit de accu stromend knalgas kunnen ontsteken. Sluit het uiteinde van de kabel A4 niet aan op delen van het brandstof- en remsysteem. Breng de starthulpkabels zo aan, dat deze niet door draaiende delen in de motorruimte kunnen worden beschadigd. Buig niet over de accu heen - kans op letsel door chemicaliën! De sluitdoppen van de accucellen moeten zijn vastgeschroefd. Ontstekingsbronnen (open verlichting, brandende sigaretten enz.) uit de buurt van de accu houden - explosiegevaar! Weg- en aanslepen Algemeen Bij het gebruik van een sleepkabel moet op het volgende worden gelet: Bestuurder van de trekkende auto Geef pas goed gas als de kabel strak staat. Laat de koppeling bij het wegrijden zeer voorzichtig opkomen of geef bij een automatische versnellingsbak voorzichtig gas. Bestuurder van de getrokken auto Schakel het contact in zodat het stuurwiel niet is geblokkeerd en zo de knipperlichten, de claxon, de ruitenwissers en de ruitensproeierinstallatie kunnen worden ingeschakeld. Schakel de vrijstand in of plaats bij een automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand N. Houd er rekening mee dat de rembekrachtiger en de stuurbekrachtiging alleen bij draaiende motor functioneren. Bij stilstaande motor moet het rempedaal met aanzienlijk meer kracht worden ingedrukt en is voor het sturen veel meer kracht nodig. Let erop dat de kabel altijd strak blijft staan. Sleepkabel of sleepstang Het gemakkelijkst en veiligst rijdt u met een sleep stang. Alleen als er geen passende sleepstang beschikbaar is, moet een sleep kabel worden gebruikt. De sleepkabel moet elastisch zijn, zodat beide auto's worden ontzien. Daarom moeten bij voorkeur alleen maar kunststofkabels of kabels van een gelijksoortig elastisch materiaal worden gebruikt. Bevestig de sleepkabel of de sleepstang alleen aan de daarvoor bedoelde sleepogen bladzijde 220, Voorste sleepoog of bladzijde 220, Achterste sleepoog. Rijstijl Voor het slepen is een zekere ervaring nodig. Beide bestuurders moeten op de hoogte zijn van de ins and outs van het slepen. Bestuurders die geen ervaring hebben moeten afzien van het aanslepen of wegslepen. Er moet steeds op worden gelet dat er geen ontoelaatbare trekkrachten en schokbelasting optreden. Bij het slepen over onverharde wegen bestaat altijd het gevaar dat de bevestigingsdelen worden overbelast en worden beschadigd. Voorzichtig! Als er door een defect geen versnellingsbakolie meer in de versnellingsbak zit, mag de auto alleen met opgetakelde aangedreven wielen of met een autoambulance of aanhangwagen worden vervoerd. Aanwijzing Neem bij het aanslepen of wegslepen de wettelijke voorschriften in acht, vooral met betrekking tot de te voeren verlichting en alarmlichten. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

221 220 Raad en daad De sleepkabel mag niet zijn verdraaid omdat onder bepaalde omstandigheden het voorste sleepoog van uw auto zou kunnen worden losgedraaid. Voorste sleepoog Het voorste sleepoog, is rechts onder de bumper vastgelast. Trek voorzichtig het beschermrooster afb. 200 rechts bij de bumper weg. Achterste sleepoog Het sleepoog, achter is rechts onder de achterbumper vastgelast. Aanslepen Afb. 200 Voorbumper: Beschermrooster sleepoog Als de motor niet aanslaat, adviseren wij de auto niet door middel van aanslepen te starten. Er moet worden geprobeerd de motor met behulp van starthulpkabels te starten bladzijde 217 of de diensten van de mobiele service in te roepen. Als uw auto desondanks toch moet worden aangesleept: Schakel bij stilstaande auto de 2e of 3e versnelling in. Druk het koppelingspedaal in en houd dit ingedrukt. Schakel het contact in. Laat, zodra beide auto's rijden, het koppelingspedaal langzaam opkomen. Trap zo gauw de motor loopt het koppelingspedaal in en zet de versnellingsbak in de vrijstand. Auto's met automatische versnellingsbak kunnen om technische redenen niet worden aangesleept. Bij het aanslepen bestaat er meer kans op een aanrijding, bijv. door achterop de trekkende auto te rijden. Voorzichtig! Bij auto's met katalysator mag de motor niet worden gestart door de auto over een afstand van meer dan 50 meter aan te slepen. Er kan dan onverbrande brandstof in de katalysator komen waardoor deze beschadigd kan raken. Wegslepen bij schakelbak Let op de aanwijzingen bladzijde 219. De auto kan met behulp van een sleepstang of een sleepkabel of met een opgetakelde voor- of achteras worden weggesleept. De maximale sleepsnelheid bedraagt 50 km/h.

222 Raad en daad 221 Afslepen bij automatische versnellingsbak Let op de aanwijzingen bladzijde 219. De auto kan met behulp van een sleepstang of een sleepkabel worden weggesleept. Let hierbij op de volgende aanwijzingen: Plaats de keuzehendel in stand N. De maximale sleepsnelheid bedraagt 50 km/h. De maximaal toegestane sleepafstand bedraagt 50 km. Bij een stilstaande motor werkt de versnellingsbakoliepomp niet, de versnellingsbak wordt dan ook bij hogere snelheden en een grotere sleepafstand niet meer voldoende gesmeerd. Voorzichtig! Als de auto met behulp van een takelwagen wordt weggesleept, mag dat alleen met opgetakelde voorwielen gebeuren. Bij een auto waarbij de achterwielen zij opgetakeld wordt de automatische versnellingsbak beschadigd! Aanwijzing Als normaal wegslepen niet mogelijk is of als de sleepafstand langer dan 50 km is, moet de auto op een speciale autotransporter of aanhangwagen worden vervoerd. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

223 222 Zekeringen en gloeilampen Zekeringen en gloeilampen Elektrische zekeringen Zekeringen vervangen Defecte zekeringen moeten worden vervangen. B1Z-0042H Afb. 201 Linkerzijde dashboard: deksel zekeringhouder De afzonderlijke stroomkringen zijn door middel van smeltzekeringen beveiligd. De zekeringen bevinden zich aan de linkerzijde van het dashboard achter het deksel van de zekeringhouder. Schakel het contact en de betreffende stroomverbruiker uit. Druk het zekeringdeksel met behulp van een schroevendraaier los afb Stel vast welke zekering bij de uitgevallen verbruiker hoort bladzijde 223, Zekeringenoverzicht. Trek de kunststofklem uit de houder in het zekeringdeksel, plaats deze op de betreffende zekering en trek de zekering los. Defecte zekeringen zijn te herkennen aan het gesmolten metaalstripje. Vervang de doorgebrande zekering door een nieuwe zekering met hetzelfde ampèrage. Breng het zekeringdeksel weer aan. Wij adviseren steeds het met de auto meegeleverde doosje met reservezekeringen in de auto mee te nemen. Reservezekeringen 6) zijn leverbaar via uw Škoda-dealer. Kleurcode van de zekeringen Kleur Max. stroomsterkte in ampère lichtbruin 5 bruin 7,5 rood 10 blauw 15 geel 20 wit 25 groen 30 Voorzichtig! Repareer de zekeringen niet en vervang deze ook niet door zwaardere - brandgevaar! Bovendien kunnen andere delen van de elektrische installatie worden beschadigd. Als een nieuw geplaatste zekering na korte tijd weer doorbrandt, moet de elektrische installatie zo snel mogelijk door een Škoda-dealer worden gecontroleerd. Aanwijzing Wij adviseren deze zekeringen door een Škoda-dealer te laten vervangen. 6) In enkele landen maken reservezekeringen deel uit van de basisuitrusting van de auto.

224 Zekeringen en gloeilampen 223 Zekeringenoverzicht Enkele van de genoemde verbruikers behoren alleen standaard bij bepaalde modeluitvoeringen of zijn alleen voor bepaalde modellen als meeruitvoering leverbaar. Nr. Ampère 1 Verwarmde ruitensproeier/voorruit 5 2 Knipperlichten 10 3 Vrij Afb. 202 Schematisch overzicht van de zekeringsteun 4 Kentekenplaatverlichting 5 5 Instrumentenpaneel - controlelampjes, stoelverwarming, snelheidsregelsysteem, buitenspiegelverstelling, verlichting van bedieningselementen, display buitentemperatuurindicatie, 10 airconditioning, akoestische parkeerhulp, navigatie, multifunctioneel stuurwiel 6 Buitenspiegelverwarming 5 7 ABS, EDS, ASR, ESP, snelheidsregelsysteem, motorelektronica 10 Nr. Ampère 8 Automatische lichtbundelhoogteverstelling 5 9 Parkeerhulp 5 10 Cd-wisselaar, telefoon, multifunctioneel stuurwiel 5 11 Dvd-speler 7,5 12 Stroomvoorziening voor diagnoseaansluiting Remlichten Regelapparaat voor centrale vergrendeling, interieurverlichting Instrumentenpaneel, airconditioning, automatische versnellingsbak, memory voor buitenspiegelverstelling en 10 navigatie 16 ESP 5 17 Mobilofoon, speciale auto's (politie e.d.) Groot licht, rechts Groot licht, links Dimlicht rechts Dimlicht links Stadslicht, rechts 5 23 Stadslicht, links 5 24 Ruitenwisserinstallatie, ruitensproeierpomp en intervalschakelaar Aanjager, airconditioning, Climatronic Achterruitverwarming, circulatiefunctie Vrij 28 Benzinepomp, dieseltoevoerpomp Motormanagement 20 Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

225 224 Zekeringen en gloeilampen Nr. Ampère 30 Elektrisch schuif-/kanteldak/dvd-speler 20/7,5 31 Achteruitrijlamp, snelheidsregelsysteem, automatische versnellingsbak, binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand Motorregeling, snelheidsregelsysteem Sigarettenaansteker Motormanagement Contactdoos trekhaak Mistlampen Radio, navigatie Centrale vergrendeling Alarmlichten Claxon Vrij 42 ESP Motormanagement Stoelverwarming 30 De elektrisch bediende ruiten en de elektrisch verstelbare stoelen zijn via zekeringautomaten gezekerd, die na het opheffen van de overbelasting - bijv. vastgevroren ruiten - na enkele seconden automatisch weer inschakelen. Gloeilampen Het glas van de gloeilamp niet met blote vingers aanraken (ook de allerkleinste vervuiling verkort de levensduur van de gloeilamp). Gebruik een schone doek, servet o.i.d. Defecte gloeilampen mogen alleen worden vervangen door gloeilampen van hetzelfde type. De typeaanduiding staat op de lampvoet of op het glas van de lamp. De vervanging van enkele gloeilampen kan niet zelf worden uitgevoerd, omdat hiervoor specialistische kennis nodig is. Om de gloeilampen te kunnen vervangen, moeten andere delen van de auto worden gedemonteerd. Dit geldt vooral voor gloeilampen die alleen vanuit de motorruimte bereikbaar zijn. Wij adviseren dan ook deze gloeilampen door een Škoda-dealer te laten vervangen of een specialist te hulp te roepen. Houd er rekening mee dat in de motorruimte gevaarlijke situaties kunnen ontstaan bladzijde 187, Werkzaamheden in de motorruimte. Wij adviseren de met de auto meegeleverde reservegloeilampenset in de auto mee te nemen. Reservegloeilampen zijn via de Škoda-dealers leverbaar 7). Auto's met xenonlicht Bij auto's met xenonlicht moet het vervangen van de gloeilampen (dim-, stads- en groot licht) aan de Škoda-dealer worden overgelaten. Overzicht gloeilampen Koplampen vóór Halogeenkoplamp Xenon-koplamp Dimlicht H7 D2S Groot licht H3 D2S, H3 Stadslicht W5W W5W BL Knipperlichten PY21W PY21W Mistlampen H3 H3 Gloeilampen vervangen Vóór het vervangen van een gloeilamp moet altijd eerst de betreffende lamp worden uitgeschakeld. 7) In een aantal landen maken reservelampen deel uit van de basisuitrusting van de auto.

226 Zekeringen en gloeilampen 225 Achterlichteenheid Gloeilamp Achteruitrijlampen P21W Knipperlicht PY21W Remlichten P21W Stadslicht en mistlampen P21/4 W Overige Zijknipperlichten 3x LED 0,85 W Kentekenplaatverlichting C5W 3. Remlicht LED Binnenverlichting 4x W5W Leeslampje 12 V/3,8 W of C5W Bagageruimtelampje W5W instapverlichting W5W Verlichting opbergvak - voorpassagierszijde C3W Verlichting binnenspiegel C5W Beenruimteverlichting W5W Gloeilampen H7 en H3 staan onder druk en kunnen bij het vervangen van de gloeilamp springen - kans op letsel! Wij adviseren bij het vervangen van gloeilampen handschoenen en een veiligheidsbril te dragen. Bij gasontladingslampen* (xenonlampen) is voor wat betreft het hoogspanningsgedeelte specialistische kennis vereist - levensgevaar! Aanwijzing In deze handleiding is alleen maar het vervangen van die lampen beschreven waarbij dat zonder complicaties mogelijk is. Het vervangen van de andere gloeilampen moet aan een Škoda-dealer * worden overgelaten. Achterlichteenheid B1Z-0042H Afb. 203 Bagageruimte: Lampendrager uitbouwen Open de kofferklep/achterklep. Sla de vloerbedekking terug. Druk de borgnok in de richting van de pijl en trek de lampendrager los. Druk de defecte gloeilamp in de fitting, draai hem naar links en verwijder hem. Breng een nieuwe gloeilamp aan en draai deze tot aan de aanslag naar rechts. Breng de lampendrager weer aan, de kunststoflip moet vastklikken. Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

227 226 Zekeringen en gloeilampen Kentekenplaatverlichting Bagageruimtelampje B1Z-0042H Afb. 204 Kofferdeksel: Kentekenplaatverlichting B1Z-0042H Afb. 205 Bagageruimte: Verlichting Open de kofferklep/achterklep. Schroef het lampglas los afb Trek de defecte gloeilamp uit de fitting en breng een nieuwe gloeilamp aan. Breng het glas weer aan en druk deze tot aan de aanslag in - let op de juiste montagestand van het lampglas. Schroef het lampglas vast. Steek een kleine schroevendraaier in de sleuf naast de lamp afb. 205 en druk de lamp voorzichtig los. Trek de steker los. Trek de defecte gloeilamp uit de fitting en breng een nieuwe gloeilamp aan. Sluit de steker weer aan. Breng de lamp eerst aan de tegenover de pijl liggende zijde aan en druk deze voorzichtig aan - tot hij wordt vergrendeld.

228 Zekeringen en gloeilampen 227 Binnenverlichting, voor Plaats de verlichting eerst in de achterste houders en druk hem daarna in de hemelbekleding, tot aan de vergrendeling. B1Z-0042H B1Z-0042H Afb. 206 Binnenverlichting, voor bij auto's zonder elektrisch schuif- /kanteldak Afb. 207 Binnenverlichting, voor bij auto's met elektrisch schuif- /kanteldak Gloeilamp voor binnenverlichting bij auto's met elektrisch schuif- /kanteldak vervangen Plaats een kleine schroevendraaier voorzichtig aan de achterzijde van de afdekkap voor de dakaandrijving -pijl 1 - afb Wip de afdekkap voorzichtig naar beneden los. Steek een kleine schroevendraaier in de sleuf naast de lamp -pijl 2-. Druk de lamp voorzichtig los en trek deze uit de hemelbekleding. Trek de defecte gloeilamp los en vervang deze door een nieuwe gloeilamp. Plaats de verlichting eerst in de kunststofhouders aan de zijkant en druk hem daarna naar boven totdat hij wordt vergrendeld. Druk de afdekkap weer op zijn plaats door eerst de plastic nokjes op hun plaats te brengen en daarna de afdekkap naar boven te drukken. Binnenverlichting, achter Gloeilamp voor binnenverlichting bij auto's zonder elektrisch schuif-/kanteldak vervangen Steek een kleine schroevendraaier in de sleuf naast de lamp afb. 206 Druk de lamp voorzichtig los en trek deze uit de hemelbekleding. Trek de defecte gloeilamp los en vervang deze door een nieuwe gloeilamp. B1Z-0042H Afb. 208 Binnenverlichting achter, zonder interieurbewakingssensoren Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

229 228 Zekeringen en gloeilampen Gloeilamp voor binnenverlichting zonder interieurbewakingssensoren vervangen Steek een kleine schroevendraaier in de sleuf naast het lampglas bladzijde 227, afb. 208 en wip het lampglas voorzichtig los. Trek de defecte gloeilamp los en vervang deze door een nieuwe gloeilamp. Breng het lampglas voorzichtig aan en druk dit aan totdat het wordt vergrendeld. Trek de defecte gloeilamp los en vervang deze door een nieuwe gloeilamp. Sluit de steker weer aan. Breng de lamp aan en druk deze in de wand van het opbergvak. Instapverlichting Gloeilamp voor binnenverlichting met interieurbewakingssensoren vervangen Wij adviseren, de gloeilampen door een Škoda-dealer te laten vervangen. Verlichting in opbergvak aan de voorpassagierszijde B1Z-0042H Afb. 210 Onderste deel portier: instapverlichting B1Z-0042H Afb. 209 Opbergvak: Verlichting Steek een kleine schroevendraaier in de sleuf naast de lamp afb. 209 en wip de lamp in de richting van de pijl A1 voorzichtig los. Trek de steker los. Steek een kleine schroevendraaier in de sleuf naast de lamp afb. 210 en wip de lamp voorzichtig los. Trek de steker A1 los. Druk de borgveer voor de afdekkap A2 weg en verwijder de afdekkap. Trek de defecte gloeilamp los en vervang deze door een nieuwe gloeilamp. Breng de afdekkap weer aan en borg hem door de kap in de vergrendeling te drukken. Sluit de steker weer aan. Breng het lamphuis vanaf de achterzijde aan en druk deze tot aan de aanslag naar voren.

230 229 Algemene opmerkingen De gegevens van het kentekenbewijs hebben voorrang op de gegevens in dit instructieboekje. Met welke motor uw auto is uitgerust, ziet u op het kentekenbewijs of kunt u navragen bij uw Škoda-dealer. Gewichten Afhankelijk van de omvang van de speciale uitrustingen neemt het laadvermogen af. Tot het ledig gewicht telt een voor 90% gevulde brandstoftank. Tot deze waarde behoort ook een bestuurder met een gewicht van 75 kg. Gebruikte afkortingen Identificatiegegevens Afkorting kw 1/min Nm g/km RON M5/M6 AG5 DPF Kilometrages Betekenis Kilowatt, maateenheid voor motorvermogen Aantal krukasomwentelingen per minuut Newtonmeter, maateenheid voor motorkoppel Uitgestoten hoeveelheid kooldioxide in grammen per gereden kilometer Research-octaangetal, maateenheid voor klopvastheid van benzine 5-/6-versnellingsschakelbak 5-traps automaat Dieseldeeltjesfilter De vermelde prestaties werden gemeten zonder snelheidremmende uitrustingen, zoals bijv. airconditioning. Afb. 211 Sticker met autogegevens Sticker met autogegevens De sticker met autogegevens afb. 211 bevindt zich op de vloer van de bagageruimte en is ook in het serviceplan geplakt. A1 Chassisnummer (VIN) A2 model Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

231 230 A3 A4 A5 Versnellingsbakcode, laknummer, interieuruitvoeringscode, motorvermogen, motorcode Gedeeltelijke beschrijving van de auto 7GG - auto's met DPF (roetfilter) bladzijde 162 Chassisnummer (VIN) Het chassisnummer - VIN (chassisnummer) is in de scheidingswand tussen de motorruimte en het interieur en op een plaatje in de onderste linkerhoek onder de voorruit gestempeld. Motornummer Het motornummer is in het motorblok ingeslagen. Typeplaatje (productieplaatje) Het typeplaatje bevindt zich in de rijrichting gezien rechts op het schutbord in de motorruimte. Auto's voor bepaalde exportlanden zijn niet voorzien van een typeplaatje. Stickers op de tankdopklep De stickers bevinden zich aan de binnenzijde van de tankdopklep. De sticker bevat de volgende gegevens: voorgeschreven type brandstof, bandenmaat, Bandenspanning. Brandstofverbruik volgens voorschrift (99/100/EU) Afhankelijk van de omvang van de speciale uitvoering, de rijstijl, de verkeerssituatie, de weersinvloeden en de staat van de auto kunnen bij het gebruik van de auto in de praktijk brandstofverbruikswaarden worden gemeten die afwijken van de vermelde gegevens. Stadsverkeer De verbruiksmeting in het stadsverkeer start met het starten van de koude motor. Hierna wordt het normale stadsverkeer gesimuleerd. Buiten de bebouwde kom Bij de meting van het brandstofverbruik buiten de bebouwde kom wordt met de auto, zoals bij het dagelijkse gebruik, meerdere malen in alle versnellingen geaccelereerd en gedecelereerd. De rijsnelheid varieert tussen de 0 tot 120 km/h. Gecombineerd verkeer De verbruikswaarde in het gecombineerde verkeer bestaan voor 37% uit stadsverkeer en 63% uit verkeer buiten de bebouwde kom. Afmetingen Afmetingen (in mm) Lengte 4803 Breedte 1765 Breedte incl. buitenspiegel 1895

232 231 Hoogte Wielbasis a) Spoorbreedte voor/achter 1521/1514 a) De waarde geldt voor voertuigen met het slechtewegenpakket. b) De waarde geldt voor voertuigen met sportchassis b) Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

233 232 2,0 l/85 kw - EU 4 Motor Vermogen kw bij 1/min 85/5400 Max. koppel Nm bij 1/min 172/3500 Aantal cilinders 4 Cilinderinhoud cm Brandstof - loodvrije benzine min. RON 95 Kilometrages M5 Maximale snelheid km/u 197 Acceleratie km/h sec. 11,6 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) M5 Verbruik in de stad 11,9 Verbruik buiten de bebouwde kom 6,5 Verbruik - gecombineerd 8,5 CO 2 -uitstoot - combinatie 204

234 233 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 3,5 Koelsysteem van de auto 6,5 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht 1989 Gewicht in lege toestand, rijklaar 1412 Nuttige last 577 Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak 502 Toelaatbare voorasbelasting 1020 Toelaatbare achterasbelasting 1060 Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1400 a) /1 500 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd 650 a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging M5 Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

235 234 1,8 l/110 kw - EU 4/EU 2 Motor Vermogen kw bij 1/min 110/5700 Max. koppel Nm bij 1/min 210/1750 Aantal cilinders 4 Cilinderinhoud cm Brandstof - loodvrije benzine min. RON 95 Kilometrages M5 AG5 Maximale snelheid km/u Acceleratie km/h sec. 9,5 10,9 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) M5 AG5 Verbruik in de stad 11,5 13,5 Verbruik buiten de bebouwde kom 6,5 7,1 Verbruik - gecombineerd 8,3 9,5 CO 2 -uitstoot - combinatie

236 235 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 3,9 Koelsysteem van de auto 6,5 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht Gewicht in lege toestand, rijklaar Nuttige last Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak Toelaatbare voorasbelasting Toelaatbare achterasbelasting Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1300 a) /1 500 b) a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging M5 AG a) /1 500 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

237 236 2,8 l/142 kw - EU 4 Motor Vermogen kw bij 1/min 142/6000 Max. koppel Nm bij 1/min 280/3200 Aantal cilinders 6 Cilinderinhoud cm Brandstof - loodvrije benzine min. RON 95 Kilometrages M5 AG5 Maximale snelheid km/u Acceleratie km/h sec. 8,0 9,4 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) M5 AG5 Verbruik in de stad 14,0 15,6 Verbruik buiten de bebouwde kom 7,1 7,6 Verbruik - gecombineerd 9,6 10,5 CO 2 -uitstoot - combinatie

238 237 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 5,7 Koelsysteem van de auto 10,5 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht Gewicht in lege toestand, rijklaar Nuttige last Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak Toelaatbare voorasbelasting Toelaatbare achterasbelasting Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1600 a) /1600 b) a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging M5 AG a) /1600 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

239 238 2,8 l/140 kw - EU 2 Motor Vermogen kw bij 1/min 140/6000 Max. koppel Nm bij 1/min 260/3000 Aantal cilinders 6 Cilinderinhoud cm Brandstof - loodvrije benzine min. RON 95 Kilometrages AG5 Maximale snelheid km/u 230 Acceleratie km/h sec. 9,8 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) AG5 Verbruik in de stad 15,6 Verbruik buiten de bebouwde kom 7,4 Verbruik - gecombineerd 10,4 CO 2 -uitstoot - combinatie 250

240 239 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 5,7 Koelsysteem van de auto 10,5 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht 2136 Gewicht in lege toestand, rijklaar 1551 Nuttige last 585 Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak 510 Toelaatbare voorasbelasting 1160 Toelaatbare achterasbelasting 1060 Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1600 a) /1600 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd 750 a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging AG5 Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

241 240 1,9 l/77 kw TDI PD - EU 4 Motor Vermogen kw bij 1/min 77/4000 Max. koppel Nm bij 1/min 250/1900 Aantal cilinders 4 Cilinderinhoud cm Brandstof Diesel Kilometrages M5 Maximale snelheid km/u 192 Acceleratie km/h sec. 12,3 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) M5 Verbruik in de stad 7,4 Verbruik buiten de bebouwde kom 4,9 Verbruik - gecombineerd 5,8 CO 2 -uitstoot - combinatie 153

242 241 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 3,6 Koelsysteem van de auto 6,5 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht 2050 Gewicht in lege toestand, rijklaar 1465 Nuttige last 585 Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak 510 Toelaatbare voorasbelasting 1080 Toelaatbare achterasbelasting 1060 Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1400 a) /1600 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd 650 a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging M5 Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

243 242 1,9 l/85 kw TDI PD - EU 4 Motor Vermogen kw bij 1/min 85/4000 Max. koppel Nm bij 1/min 250/1900 Aantal cilinders 4 Cilinderinhoud cm Brandstof Diesel Kilometrages M5 Maximale snelheid km/u 198 Acceleratie km/h sec. 11,7 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) M5 Verbruik in de stad 7,8 Verbruik buiten de bebouwde kom 4,7 Verbruik - gecombineerd 5,8 CO 2 -uitstoot - combinatie 153

244 243 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 3,6 Koelsysteem van de auto 6,5 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht 2050 Gewicht in lege toestand, rijklaar 1465 Nuttige last 585 Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak 510 Toelaatbare voorasbelasting 1080 Toelaatbare achterasbelasting 1060 Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1400 a) /1600 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd 650 a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging M5 Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

245 244 1,9 l/96 kw TDI PD - EU 3 Motor Vermogen kw bij 1/min 96/4000 Max. koppel Nm bij 1/min 285/1750 Aantal cilinders 4 Cilinderinhoud cm Brandstof Diesel Kilometrages M5 AG5 Maximale snelheid km/u Acceleratie km/h sec. 10,4 11,7 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) M5 AG5 Verbruik in de stad 7,9 10,0 Verbruik buiten de bebouwde kom 4,6 5,5 Verbruik - gecombineerd 5,8 7,1 CO 2 -uitstoot - combinatie

246 245 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 3,6 Koelsysteem van de auto 6,5 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht Gewicht in lege toestand, rijklaar Nuttige last Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak Toelaatbare voorasbelasting Toelaatbare achterasbelasting Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1600 a) /1600 b) a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging M5 AG a) /1600 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

247 246 2,0 l/103 kw TDI DPF - EU 4 Motor Vermogen kw bij 1/min 103/4000 Max. koppel Nm bij 1/min 320/1900 Aantal cilinders 4 Cilinderinhoud cm Brandstof Diesel Kilometrages M6 Maximale snelheid km/u 215 Acceleratie km/h sec. 9,9 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) M6 Verbruik in de stad 8,4 Verbruik buiten de bebouwde kom 5,2 Verbruik - gecombineerd 6,4 CO 2 -uitstoot - combinatie 169

248 247 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 3,5 Koelsysteem van de auto 6,5 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht 2103 Gewicht in lege toestand, rijklaar 1518 Nuttige last 585 Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak 510 Toelaatbare voorasbelasting 1160 Toelaatbare achterasbelasting 1060 Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1600 a) /1600 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd 650 a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging M6 Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

249 248 2,5 l/120 kw TDI - EU 4 Motor Vermogen kw bij 1/min 120/4000 Max. koppel Nm bij 1/min 350/1250 Aantal cilinders 6 Cilinderinhoud cm Brandstof Diesel Kilometrages M6 AG5 Maximale snelheid km/u Acceleratie km/h sec. 9,2 10,3 Brandstofverbruik (in l/100 km) en CO 2 -uitstoot (in g/km) M6 AG5 Verbruik in de stad 9,9 11,5 Verbruik buiten de bebouwde kom 5,4 5,8 Verbruik - gecombineerd 7,0 7,8 CO 2 -uitstoot - combinatie

250 249 Inhouden (in liter) Tankinhoud/waarvan reserve 62/8 Ruitensproeiervloeistofreservoir 3,4 Motorolie a) 5,4 Koelsysteem van de auto 8,6 a) Olie-inhoud met oliefiltervanging. Oliepeil tijdens het vullen controleren, niet te veel bijvullen. Het oliepeil moet tussen de markeringen staan bladzijde 189. Gewichten (in kg) Toelaatbare totale gewicht Gewicht in lege toestand, rijklaar Nuttige last Nuttig laadvermogen bij gebruik van de trekhaak Toelaatbare voorasbelasting Toelaatbare achterasbelasting Toegestaan aanhangwagengewicht, aanhangwagen geremd 1600 a) /1600 b) a) voor hellingen tot 12% b) alleen specifiek per land tot 8% stijging M6 AG a) /1600 b) Toelaatbaar aanhangwagengewicht, aanhangwagen ongeremd Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het rijden Raadgevingen voor het gebruik Raad en daad

251 250

252 Trefwoordenlijst 251 Trefwoordenlijst A Aandrijf-slipregeling (ASR) Controlelampje Aanhangwagen Gebruiksinstructies Aanslepen ABS Controlelampje Accessoires Accu , 195 Accuvloeistofpeil controleren Laden Los- en vastkoppelen Rijden in de winter Vervangen Accu laden Controlelampjes Achterruit Verwarming Achterruit condensvrij maken Achterruitverwarming Achteruitkijkspiegel Binnenspiegel Buitenspiegel Achterzittingen Achterzittingen opklappen Actieradius Afgelegde afstand , 18 Afneembare trekhaak Afstandsbediening Synchronisatieprocedure Airbag Activering Controlelampje Hoofdairbag Uitschakelen Voorairbag Zijairbag Airbag uitschakelen Airbagsysteem Controlelampje Airconditioning Airconditioning Climatronic Alarm Alarmlichten Controlelampjes Alarmsysteem , 50 Alcantara Antiblokkeersysteem Antiblokkeersysteem - ABS Controlelampje Armleuning, achter Armleuning, voor Asbak ASR Controlelampje Auto opkrikken Auto wassen Auto-Check-Control Autocomputer Automatische instelling bestuurdersstoel Automatische versnellingsbak Kick down Tiptronic Automatische wasinstallaties B Bagageruimte , 69 Cd-rom-speler Inklapbare dubbele haken Sjorogen Verlichting Bekerhouder Achter Voor Benzine Benzinemotoren Motor starten Binnenverlichting Achter Bagageruimte Voor

253 252 Trefwoordenlijst Boordcomputer Boordgereedschap Brandstof Benzine Brandstofmeter Controlelampjes Dieselbrandstof Brandstofmeter Brandstofreserve Controlelampjes Brandstofverbruik , 165 Energie besparen Buitenland Buitenspiegels Buitenspiegelverwarming Buitentemperatuur C CargoFlex Cd-wisselaar Centrale vergrendeling Ontgrendelen Vergrendelen Circulatiefunctie Verwarming en ventilatie Claxon Climatronic Aanjager Circulatiefunctie Economisch gebruik Functiestoringen Luchtuitstroomroosters Ruiten onbeslagen houden Ruiten ontwasemen Temperatuur instellen Climatronic (automatische airconditioning) Cockpit Overzicht Comfortbediening Coming-Home Computer Conserveren Conservering auto-onderzijde Contact Contactslot Controlelampjes Cruise Control D Dakantenne Dashboardverlichting De eerste km Diesel Dieselmotoren Motor starten Digitale klok Dimlicht Controlelampjes Display Draairichtinggebonden banden Dynamo Controlelampjes E Economisch rijden EDS Eén portier openen Elektrisch instelbare achteruitkijkspiegel Elektrisch instelbare stoelen Elektrisch schuif-/kanteldak Elektrische energie besparen Elektrische ruitbediening Centrale vergrendeling Functiestoringen Toetsen in bestuurdersportier Toetsen in voorpassagiersportier en in de achterportieren Elektronisch sperdifferentieel Antiblokkeersysteem Elektronisch sperdifferentieel (EDS) Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) Controlelampje Elektronische wegrijbeveiliging Controlelampjes Elektronische wegrijblokkering , 34 ESP Controlelampje G Gebruik aanhangwagen Gebruik in de winter Biodiesel Geheugen voor boordcomputer Gereedschap

254 Trefwoordenlijst 253 Gevarendriehoek Glazen dak Gloeilampen Controlelampen Gloeilampen vervangen Gordel Controlelampje Gordelhoogte-instelling Gordels Gordelspanners Gordelwaarschuwingslampje Groot licht , 51 Controlelampjes H Handmatig schakelen Handrem Hoeveelheid koelvloeistof Controlelampjes Hoofdairbag Hoofdsteun I Imperiaal Informatiedisplay Inklapbare box Inklapbare box CargoFlex Inrijden Instrumenten Instrumentenpaneel Interieurbewaking Interieurverlichting achter Intervalwissen ISOFIX ISOFIX-systeem J Juiste zitpositie K Kanteldak Katalysator Keuzehendel Keuzehendelstanden Kilometertotaalteller Kinderen en veiligheid Kinderslot Kinderzitje bevestigen Blokkering kinderzitjes Gebruik van kinderzitjes Indeling in groepen ISOFIX-systeem Op de voorpassagiersstoel Veiligheidsaanwijzingen Kledinghaakje Klok Knipperlichten Controlelampjes Knipperlichtinstallatie voor auto's met aanhangwagen Controlelampjes Koelbox Koeling Airconditioning Climatronic Koelluchtventilator Koelvloeistof Bijvullen Controlelampjes Koelvloeistofpeil Controlelampjes Koelvloeistoftemperatuur/koelvloeistofpeil Controlelampjes Koelvloeistoftemperatuurmeter Koffer Kofferklep/achterklep Koplampen Koplampsproeiers Mistlampen Koplampen omschakelen/afplakken Koplampsproeiers Krik Kriksteunpunten L Laden Lak Lakbeschadigingen Leeronderhoud Lendensteun

255 254 Trefwoordenlijst Lichtbundelhoogteverstelling Lichtsignaal Luchtuitstroomroosters Luchtzakken M Make-upspiegel Met de hand wassen Milieu Milieu-aspecten , 169 Mistachterlicht Mistlampen Controlelampjes , 26 Mobiele telefoon Mobiele telefoons Mobilofoons Motor afzetten Starten Motor afzetten Motor starten Benzinemotoren Motorelektronica Controlelampjes EPC Motorkap Controlelampjes Motorolie Bijvullen Controlelampjes Controleren Verversen Motoroliepeil controleren Motorruimte Veiligheidsaanwijzingen Multi-functie-indicatie Multifunctioneel stuurwiel Radiobediening Snelheidsregelsysteem bedienen Telefoon bedienen N Navigatiesysteem , 126 Nieuwe banden Noodbediening Tankdop O Olie Controlelampjes Verversen Olie verversen Oliepeilstok Ontdooien van de ruiten Ontgrendelen Afstandsbediening Opbergruimtes Opbergvak Armleuning met opbergvak Middenconsole Paraplu Portierbekledingen Uittrekvak Verlichting opbergvak Bril Opbergvakken opbergvakken onder het stuurwiel Oprolbare zonwering Overzicht Cockpit Overzicht motorruimte P Parkeerhulp Voor en achter Parkeren Passieve veiligheid Pedalen Polijsten Portier Controlelampjes Kinderslot Portier open Portier open Profieldiepte R Radio bedienen Multifunctioneel stuurwiel Rem Handrem Remassistent

256 Trefwoordenlijst 255 Rembekrachtiger Remblokdikte Controlelampjes Remblokken Controlelampjes Remmen Remsysteem Controlelampje Remvloeistof Reservewiel Richtingaanwijzers Controlelampjes Rijden in de winter Accu Banden Ruiten ontdooien Sneeuwkettingen Rijden in het buitenland Koplampen Rijtijd Roetfilter Controlelampje Ruitbediening Ruiten Ontdooien Ruiten onbeslagen houden Airconditioning Ruiten ontwasemen Airconditioning Ruitensproeierinstallatie Controlelampjes Ruitensproeiers Ruitensproeiersysteem Ruitensproeiervloeistofreservoir Controlelampjes Ruitenwisser Ruitenwisserbladen vervangen S Safe-beveiliging Schakelaar in bestuurdersportier Centrale vergrendeling Schakelbak Mechanische Schakelen Service-interval-indicatie Service-intervallen Servicesleutel Sigarettenaansteker Sjorogen Skizak Sleepoog Achter Voor Sleutel Sneeuwkettingen Snelheidsmeter Snelheidsregelsysteem Snelheidsregelsysteem bedienen Multifunctioneel stuurwiel Sperdifferentieel (EDS) Spiegel Spiegels Instellingen opslaan en opvragen Stabiliteitsprogramma Stadslicht , 51 Starten met behulp van externe spanningsbron 218 Starten van de motor Dieselmotoren Starthulp Stoelen Verwarming Stoelen instellen Elektrische Voorstoelen handmatig instellen Stoelverwarming Stopcontact , 84 Stuurbekrachtiging Stuurwiel instellen T Tachometer Tanken Noodontgrendeling van de tankdopklep Telefoon Telefoon bedienen Multifunctioneel stuurwiel Temperatuur Buiten Temperatuur instellen Airconditioning Tijd instellen Tiptronic

257 256 Trefwoordenlijst Toelichtingen Toerenteller Toestand auto Toetsen in bestuurdersportier Elektrische ruitbediening Trekhaak U Uitlaatgas Controlelampjes Uitlaatgascontrole Controlelampjes Uittrekbaar opbergvak V Veilige afstand tot het stuurwiel Veiligheid Veiligheid van kinderen Zijairbag Veiligheidsaanwijzingen Motorruimte Veiligheidsgordel Blokkeren Controlelampje Veiligheidsgordels Afdoen Gordelspanners Hoogte-instelling Omdoen Reiniging Veiligheidsaanwijzingen Velgen Ver- en ontgrendelen van binnenuit Verbanddoos Verchroomde delen Vergrendelen Afstandsbediening Centrale vergrendeling Verlichting Controlelampjes In- en uitschakelen Lichtbundelhoogteverstelling Verlichting in- en uitschakelen Verlichting van het interieur Voor Versnellingsbak Automatische Vervoer van kinderen Verwarmde ruitensproeiers Verwarming Airconditioning Climatronic Verzorging van de auto Vloeistof in ruitensproeierreservoir Controlelampjes Voor elke rit Voorairbag Voorgloei-installatie Controlelampjes Voorkomen van schade aan de auto Voorruit Verwarming Voorruit ontwasemen Voorruitverwarming W Waarschuwingssymbolen Wassen Met behulp van een hogedrukreiniger Wasinstallatie Wegrijblokkering Controlelampjes Wegslepen Wiel Reservewiel Verwisselen Wiel verwisselen Wielbeveiligingsbouten Wielbouten Losdraaien en vastdraaien Veiligheid Wieldop Wielen , 201 Wielen verwisselen Wielsierdop Winterbanden Wis-/wasautomaat Wisselaar cd Wisserbladen Ruitenwisserbladen vervangen X Xenonverlichting

258 Trefwoordenlijst 257 Z Zekering Overzicht Zekeringen vervangen Zendapparatuur Zijairbag Zonnekleppen

259 Škoda Auto A.G. werkt continu aan de verdere ontwikkeling van alle typen en modellen. Wij vragen dan ook er begrip voor te hebben dat op elk moment wijzigingen van de leveringsomvang qua vorm, uitvoering en techniek mogelijk zijn. Uit de gegevens, afbeeldingen en beschrijvingen van dit instructieboekje kunnen dan ook geen aanspraken worden afgeleid. Nadruk, reproductie, vertaling of een ander gebruik van dit instructieboekje, ook van gedeelten, is zonder schriftelijke toestemming van Škoda Auto niet toegestaan. Škoda Auto behoudt zich uitdrukkelijk alle rechten op basis van het auteursrecht voor. Wijzigingen voorbehouden. Uitgegeven door: ŠKODA AUTO a.s. ŠKODA AUTO a.s. 2007

260 ŠkodaService ŠkodaOriginele Onderdelen ŠkodaOriginele Accessoires SIMPLY CLEVER

ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER

ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

ŠkodaOctavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER

ŠkodaOctavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaOctavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠkodaRoomster INSTRUCTIEBOEKJE

SIMPLY CLEVER. ŠkodaRoomster INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaRoomster INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠkodaOctavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE

SIMPLY CLEVER. ŠkodaOctavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaOctavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en

Nadere informatie

ŠkodaFabia MANUAL DE UTILIZARE SIMPLY CLEVER

ŠkodaFabia MANUAL DE UTILIZARE SIMPLY CLEVER ŠkodaFabia MANUAL DE UTILIZARE SIMPLY CLEVER Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Roomster INSTRUCTIEBOEKJE

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Roomster INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠKODA Roomster INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U heeft gekozen voor een ŠKODA Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke opties,

Nadere informatie

ŠkodaYeti INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER

ŠkodaYeti INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaYeti INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠkodaRoomster INSTRUCTIEBOEKJE

SIMPLY CLEVER. ŠkodaRoomster INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaRoomster INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER

ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. SKODA YETI http://nl.yourpdfguides.com/dref/3579831

Uw gebruiksaanwijzing. SKODA YETI http://nl.yourpdfguides.com/dref/3579831 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor SKODA YETI. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de SKODA YETI in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties,

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Superb INSTRUCTIEBOEKJE

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Superb INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠKODA Superb INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U heeft gekozen voor een ŠKODA Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. SKODA FABIA

Uw gebruiksaanwijzing. SKODA FABIA U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor SKODA FABIA. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de SKODA FABIA in de gebruikershandleiding (informatie,

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Fabia Instructieboekje

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Fabia Instructieboekje SIMPLY CLEVER ŠKODA Fabia Instructieboekje Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA. Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. SKODA FABIA

Uw gebruiksaanwijzing. SKODA FABIA U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor SKODA FABIA. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de SKODA FABIA in de gebruikershandleiding (informatie,

Nadere informatie

Manualul dvs. SKODA FABIA

Manualul dvs. SKODA FABIA Puteţi citi recomandări în ghidul utilizatorului, ghidul tehnice sau de ghidul de instalare pentru SKODA FABIA. Veţi găsi răspunsuri la toate întrebările dvs. pe SKODA FABIA în manualul de utilizare (informaţii,

Nadere informatie

ŠkodaSuperb INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER

ŠkodaSuperb INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaSuperb INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

ŠkodaOctavia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER

ŠkodaOctavia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaOctavia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

ŠKODA Octavia INSTRUCTIEBOEKJE

ŠKODA Octavia INSTRUCTIEBOEKJE ŠKODA Octavia INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U heeft gekozen voor een Škoda. Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en talrijke uitrustingen,

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

ŠKODA Fabia INSTRUCTIEBOEKJE

ŠKODA Fabia INSTRUCTIEBOEKJE ŠKODA Fabia INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U heeft gekozen voor een Škoda. Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en talrijke uitrustingen,

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Octavia Instructieboekje

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Octavia Instructieboekje SIMPLY CLEVER ŠKODA Octavia Instructieboekje Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA. Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Superb Instructieboekje

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Superb Instructieboekje SIMPLY CLEVER ŠKODA Superb Instructieboekje Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en

Nadere informatie

ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER

ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠkodaFabia INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER Inleiding U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke

Nadere informatie

ŠKODA Octavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE

ŠKODA Octavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE ŠKODA Octavia Tour INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U heeft gekozen voor een Škoda. Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe Škoda krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en talrijke

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. SKODA OCTAVIA TOUR

Uw gebruiksaanwijzing. SKODA OCTAVIA TOUR U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor SKODA OCTAVIA TOUR. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de SKODA OCTAVIA TOUR in de gebruikershandleiding

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

ROOD Niet goed, zet uw auto op een veilige plaats stil en bel de mobiliteitsservice!

ROOD Niet goed, zet uw auto op een veilige plaats stil en bel de mobiliteitsservice! Mobiliteitsservice: 088-2692888 Twijfelt u? Bel dan Van den Udenhout 073-64644444 Lampje Betekenis ROOD Niet goed, zet uw auto op een veilige plaats stil en bel de mobiliteitsservice! Centraal waarschuwingslampje:

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA OPENEN MOTORKAP Motorkap in gesloten toestand OPENEN MOTORKAP Trek de hendel naar achteren en de motorkap is ontgrendeld. OPENEN MOTORKAP In het midden van de motorkap, net

Nadere informatie

************************* **************** ******** ***

************************* **************** ******** *** Bij deelname aan het Tussentijdstoets moet je de volgende documenten overhandigen: een geldig theorie certificaat een wettelijk toegestaan, geldig identiteitsbewijs. ************************* ****************

Nadere informatie

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u het instructieboekje

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Bekijk uw instructieboekje via de website van Citroën, rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Yeti Instructieboekje

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Yeti Instructieboekje SIMPLY CLEVER ŠKODA Yeti Instructieboekje Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA. Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Citigo Instructieboekje

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Citigo Instructieboekje SIMPLY CLEVER ŠKODA Citigo Instructieboekje Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Citigo INSTRUCTIEBOEKJE

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Citigo INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠKODA Citigo INSTRUCTIEBOEKJE Voorwoord U heeft gekozen voor een ŠKODA Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en talrijke

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Yeti INSTRUCTIEBOEKJE

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Yeti INSTRUCTIEBOEKJE SIMPLY CLEVER ŠKODA Yeti INSTRUCTIEBOEKJE Inleiding U heeft gekozen voor een ŠKODA Hartelijk dank voor uw vertrouwen. Met uw nieuwe ŠKODA krijgt u een wagen in uw bezit met de modernste techniek en talrijke

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles ! Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch

Nadere informatie

H a n d e l i n g s a n a l y s e R i j s c h o o l T e a m D r i v e - w w w w. r i j s c h o o l t d. n l Pagina 1

H a n d e l i n g s a n a l y s e R i j s c h o o l T e a m D r i v e - w w w w. r i j s c h o o l t d. n l Pagina 1 H a n d e l i n g s a n a l y s e R i j s c h o o l T e a m D r i v e - w w w w. r i j s c h o o l t d. n l Pagina 1 HANDELINGSANALYSE CATEGORIE B Hierna vindt u de handelingsanalyse voor de auto, de rijprocedure

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C)

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) COUPÉ EVO DASHBOARD Brandstofmeter met reserveaanduiding Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) Chroomlook ringen instrumentenpaneel ControlelampjesRichtingaanwijzer links en rechts, mistlampen

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Uw auto komt tot leven op internet!

Uw auto komt tot leven op internet! Instructieboekje ! Dankzij de internetsite SERVICE BOX, biedt PEUGEOT u de mogelijkheid uw boorddocumentatie gratis en eenvoudig online te raadplegen. Met het gebruiksvriendelijke SERVICE BOX hebt u altijd

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN AFTER SALES SERVICE INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager - Technisch

Nadere informatie

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Beknopte gebruiksaanwijzing Algemene versie 07-2014 Introductie Het duurzaam ondernemen wordt steeds belangrijker. Veel bedrijven zijn verplicht CO 2 -doelstellingen

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing kort

Gebruiksaanwijzing kort Fun2Go Van Raam BV Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Tel. : +31 (0)315 257370 E-mail : info@vanraam.nl Internet : www.vanraam.nl Versie 17.04 Positie zitting Om de positie van de stoel correct

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide VOLVO V70 & XC70 quick guide PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid. Neem deze beknopte handleiding door om nog meer plezier te beleven aan uw nieuwe

Nadere informatie

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Octavia Instructieboekje

SIMPLY CLEVER. ŠKODA Octavia Instructieboekje SIMPLY CLEVER ŠKODA Octavia Instructieboekje Opbouw van dit instructieboekje (toelichtingen) Dit instructieboekje is systematisch opgebouwd, om zo het vinden van de benodigde informatie te vergemakkelijken.

Nadere informatie

Splash 5 deurs. Samenvatting. Nieuwe look! 5 jaar garantie en assistance Laag verbruik Verhoogde instap Handige stadswagen Groot laadvlak Magic Days

Splash 5 deurs. Samenvatting. Nieuwe look! 5 jaar garantie en assistance Laag verbruik Verhoogde instap Handige stadswagen Groot laadvlak Magic Days Splash 5 deurs Nieuwe look! 5 jaar garantie en assistance Laag verbruik Verhoogde instap Handige stadswagen Groot laadvlak Magic Days Samenvatting Splash 5 deurs 1.0 benzine 5 MT (), Tweewielaandrijving,

Nadere informatie

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist BEDIENINGSUITLEG 1 - Bestuurderszetel 17 - Hendel stuurafstelling 2 - Sleutelschakelaar (START) 18 - Bedieningshendel hijsen linker

Nadere informatie

Configuratie. Jimny 3 deurs. Samenvatting

Configuratie. Jimny 3 deurs. Samenvatting Jimny 3 deurs 5 jaar garantie en assistance Compacte 4x4 Uitstekende terreincapaciteiten Laagste kostprijs per kilometer Uniek in zijn segment Krachtige motor Bekijk alle 4x4's van Suzuki Samenvatting

Nadere informatie

Voertuig Controle Golf 7

Voertuig Controle Golf 7 Voertuig Controle Golf 7 Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door zodat je

Nadere informatie

ŠkodaOctavia Supplement - voor voertuigen met LPG-aandrijving

ŠkodaOctavia Supplement - voor voertuigen met LPG-aandrijving SIMPLY CLEVER ŠkodaOctavia Supplement - voor voertuigen met LPG-aandrijving 01/2011 Aanvulling - voor wagens op LPG (autogas) 1 Aanvulling - voor wagens op LPG (autogas) Dit document vormt een aanvulling

Nadere informatie

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek Persoonlijke pagina. Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene installatiehandleiding Alarmlicht met sirene INSTALLATIEHANDLEIDING ALARMLICHT MET SIRENE Gefeliciteerd met de aankoop van het Egardia alarmlicht met sirene. Website Egardia www.egardia.com Klantenservice

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Elektrische installatie

Elektrische installatie Elektrische installatie INSTRUMENTEN - DASHBOARD Diagnose - Inleiding - 1 Diagnose - Werking van het systeem - 9 Diagnose - Aansluiting rekeneenheid - 13 Diagnose - Vervangen van organen - 15 Diagnose

Nadere informatie

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES H6433L Voorzichtig: Vooral de RODE waarschuwingslampjes zijn van essentieel belang; door het branden van die waarschuwingslampjes wordt aangegeven dat sprake is

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE

GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE Voertuigverwarmingen Technische documentatie NL GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE Bedieningselement voor de Eberspächer-standverwarmingen EasyStart Select Bedienungsanleitung EasyStart Remote Gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

druk 1 1TH 084070 NSN 2320-17-122-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB95.480 TAKEL

druk 1 1TH 084070 NSN 2320-17-122-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB95.480 TAKEL druk 1 1TH 084070 NSN 30-17-1-6055 PROJECTNUMMER 084070 TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB5.480 TAKEL Vastgesteld door de Directeur Defensie Materieel Organisatie voor deze Hoofd Logistieke

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE LCD DISPLAY INTELLIGENT 800S... 2

INHOUDSOPGAVE LCD DISPLAY INTELLIGENT 800S... 2 E-BIKE HANDLEIDING INHOUDSOPGAVE LCD DISPLAY INTELLIGENT 800S... 2 LCD DISPLAY KEY-DISP KD21C... 5 LCD DISPLAY INTELLIGENT... 8 LCD DISPLAY BAFANG C07.UART... 10 LCD DISPLAY BAFANG (MODUS) DP C10.UART...

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek " MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

Swift 3 deurs. Samenvatting. Manueel of automaat Laag verbruik Lage CO 2

Swift 3 deurs. Samenvatting. Manueel of automaat Laag verbruik Lage CO 2 Swift 3 deurs Manueel of automaat Laag verbruik Lage CO 2 -uitstoot 5 jaar garantie en assistance Standaard ESP Standaard 7 airbags 0% JKP Samenvatting Swift 3 deurs 1.3 DDiS 5 M/T (), Tweewielaandrijving,

Nadere informatie

Volkswagen Marine. Scheepsmotoren. Extra bedieningshandleiding Multi-functie-indicatie. SDI en TDI. 2002 Volkswagen Marine

Volkswagen Marine. Scheepsmotoren. Extra bedieningshandleiding Multi-functie-indicatie. SDI en TDI. 2002 Volkswagen Marine Titel_MFA_1004_32_2.qxd 26.10.2004 12:33 Uhr Seite 1 Extra bedieningshandleiding Multi-functie-indicatie Volkswagen Marine Scheepsmotoren SDI en TDI 2002 Volkswagen Marine De teksten, afbeeldingen en normen

Nadere informatie

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door

Nadere informatie

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , ,

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , , Installation instructions, accessories Instructienr. 30756608 Versie 1.2 Ond. nr. 30756607, 30756606, 31316446 Stuurwiel, leer IMG-339612 Volvo Car Corporation Stuurwiel, leer- 30756608 - V1.2 Pagina 1

Nadere informatie

Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan. De Handleiding

Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan. De Handleiding Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan De Handleiding Index Inleiding... 3 De meters... 4 Het stuur... 6 Het navigatie systeem... 9 De Console... 10 De radio... 11 2 Inleiding

Nadere informatie

Configuratie. Swift 5 deurs. Samenvatting. 7 airbags standaard ESP-systeem standaard 5 jaar garantie en assistance Manueel of automaat Laag verbruik

Configuratie. Swift 5 deurs. Samenvatting. 7 airbags standaard ESP-systeem standaard 5 jaar garantie en assistance Manueel of automaat Laag verbruik Swift 5 deurs 7 airbags standaard ESP-systeem standaard 5 jaar garantie en assistance Manueel of automaat Laag verbruik Samenvatting Swift 5 deurs 1.2 benzine 4 A/T (), Tweewielaandrijving, 4 automaat

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

Vehicle Security System VSS 1. Handleiding voor systeeminstelling - Dutch

Vehicle Security System VSS 1. Handleiding voor systeeminstelling - Dutch Vehicle Security System VSS 1 Handleiding voor systeeminstelling - Dutch Geachte klant, In deze handleiding vindt u de informatie en bedieningen die nodig zijn om de installatie van het alarmsysteem te

Nadere informatie

HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011

HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011 HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011 1.0 Inleiding Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een scorebord optie 7 van Data Display. We hopen dat er veel plezier aan beleefd zal

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR LEXIA PROXIA CD 35 AFTER SALES SERVICE CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/ -begrenzer. 2. Stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel.

Nadere informatie

BE 1000 Brand BEDIENINGS INSTRUCTIE INHOUDSOPGAVE 30.0221.9535 A3

BE 1000 Brand BEDIENINGS INSTRUCTIE INHOUDSOPGAVE 30.0221.9535 A3 BEDIENINGS INSTRUCTIE BE 1000 Brand 30.0221.9535 A3 INHOUDSOPGAVE Inleiding en aanwijzingen voor de veiligheid............. 2 Toelichting weergave en bedieningselementen Display en toetsen.....................................

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

Uitrusting februari 2009

Uitrusting februari 2009 februari 2009 Design Passagiersstoel opklapbaar met verstelbare rugleuning Hoofdsteunen in de hoogte regelbaar Vloerbekleding in vast tapijt Verwarming/ontdooiing met 3 snelheden Dubbele, geforceerde geluidsisolatie

Nadere informatie

Korte introductie van de Vogue E-bike. 1 Motor 2 Display 3 Accu 4 Controller 5 Pedaal sensor. Aan/uit knop

Korte introductie van de Vogue E-bike. 1 Motor 2 Display 3 Accu 4 Controller 5 Pedaal sensor. Aan/uit knop Korte introductie van de Vogue E-bike 1 Motor 2 Display 3 Accu 4 Controller 5 Pedaal sensor Aan/uit knop Om het display aan of uit te schakelen houdt u de aan/uit knop voor 2 seconden lang ingehouden.

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

Clifford Electronics Benelux bv. Tel.+31 20 40 40 919 Fax. +31 20 40 40 948

Clifford Electronics Benelux bv. Tel.+31 20 40 40 919 Fax. +31 20 40 40 948 Clifford Electronics Benelux bv. Tel.+31 20 40 40 919 Fax. +31 20 40 40 948 Belangrijke informatie Gefeliciteerd met de aankoop van uw voertuig beveiligingsysteem. Het is ontworpen om jaren van probleemloze

Nadere informatie

Handleiding. E-Trendy Lithium fietscomputer. 1. Inleiding P. 2

Handleiding. E-Trendy Lithium fietscomputer. 1. Inleiding P. 2 Handleiding E-Trendy Lithium fietscomputer 1. Inleiding P. 2 2. Functie-overzicht en beschrijving bedientoetsen P. 3 2.1 Korte beschrijving van de gebruiks instellingen P. 3 2.2 Beschrijving weergave van

Nadere informatie

REWI AANKOOPKEURING. Bezoekadres. Adres. Keurmeester. Postcode \ Plaats. Bezoekdatum. Telefoonnummer. Bezoektijd. Opdrachtgever.

REWI AANKOOPKEURING. Bezoekadres. Adres. Keurmeester. Postcode \ Plaats. Bezoekdatum. Telefoonnummer. Bezoektijd. Opdrachtgever. REWI AANKOOPKEURING Bezoekadres Adres Postcode \ Plaats Telefoonnummer Keurmeester Bezoekdatum Bezoektijd Opdrachtgever Gegevens voertuig Merk / Model Type Brandstof Kenteken Chassisnummer Datum deel 1A/1B

Nadere informatie

Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+

Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+ Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+ Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING EN. PROJECTION ALARM CLOCK INSTRUCTION MANUAL DE. PROJEKTIONSWECKER

GEBRUIKSAANWIJZING EN. PROJECTION ALARM CLOCK INSTRUCTION MANUAL DE. PROJEKTIONSWECKER PRC 280 NL. PROJECTIE WEKKER EN. PROJECTION ALARM CLOCK DE. PROJEKTIONSWECKER FR. RÉVEILLE PROJECTION GEBRUIKSAANWIJZING INSTRUCTION MANUAL BEDIENUNGSANLEITUNG MODE D EMPLOI GEBRUIKSAANWIJZING Wij feliciteren

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING

GEBRUIKERSHANDLEIDING GEBRUIKERSHANDLEIDING INHOUD 1. Inleiding 2. Batterij en lader 2.1 Het uitnemen en plaatsen van de batterij 2.2 De laadprocedure 2.3 Slaapfunctie batterij 2.4 Tips gebruik batterij 3. De display 3.1 Functies

Nadere informatie

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

INTELLISTART 4 INSTALLATIE Standaard mogelijkheden van de IntelliStart 4. INTELLISTART 4 INSTALLATIE Op afstand starten voor automaten en handgeschakelde auto's tevens ook geschikt voor diesels Automatisch starten bij lage accu

Nadere informatie

DACIA LOGAN VAN/PICK-UP PRIJSLIJST januari 2012

DACIA LOGAN VAN/PICK-UP PRIJSLIJST januari 2012 DACIA LOGAN VAN/PICK-UP PRIJSLIJST januari 2012 VERSIEPRIJZEN LOGAN VAN/PICK-UP Dacia Logan Van Motor Uitvoering CATALOGUSPRIJS BTW BPM* CONSUMENTENPRIJS Netto INCL. BTW en BPM 1.6 MPI 85 Euro 5 Logan

Nadere informatie

Starten, schakelen & wegrijden:

Starten, schakelen & wegrijden: Auteursrechtinformatie Dit document is bedoeld voor eigen gebruik. In het algemeen geldt dat enig ander gebruik, daaronder begrepen het verveelvoudigen, verspreiden, verzenden, herpubliceren, vertonen

Nadere informatie