BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 259

Transcriptie

1 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel - Adviseur-generaal : A. Van Damme Gratis tel. nummer : e JAARGANG N. 259 Le Moniteur belge peut être consulté à l adresse : Direction du Moniteur belge, chaussée d Anvers 53, 1000 Bruxelles - Conseiller général : A. Van Damme Numéro tél. gratuit : e ANNEE DONDERDAG 16 AUGUSTUS 2012 JEUDI 16 AOUT 2012 Het Belgisch Staatsblad van 14 augustus 2012 bevat twee uitgaven, met als volgnummers 257 en 258. Le Moniteur belge du 14 août 2012 comporte deux éditions, qui portent les numéros 257 et 258. INHOUD SOMMAIRE Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Lois, décrets, ordonnances et règlements Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 19 JULI Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. Duitse vertaling, bl JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 1 op de spooraansluiting nr. 26A, die het havengebied van Brussel verbindt met de spoorbundel C van Schaarbeek-Vorming, gelegen te Brussel, op een afstand van 47 meter van de wissel nr. 51, bl JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 1 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy, gelegen te Flémalle, ter hoogte van de kilometerpaal 3.086, bl JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 2 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Flémalle, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 4.811, bl JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 5 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Engis, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 7.240, bl JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 7 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Engis, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 8.795, bl Service public fédéral Mobilité et Transports 19 JUILLET Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 1 er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l usage de la voie publique. Traduction allemande, p JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 1 sur le raccordement ferroviaire n 26A, qui relie la zone portuaire de Bruxelles au faisceau ferroviaire C de Schaerbeek-Formation, situé à Bruxelles, à une distance de 47 mètres de l aiguillage n 51, p JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 1 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy, situé à Flémalle, à la hauteur de la borne kilométrique 3.086, p JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 2 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Flémalle, situé à la hauteur de la borne kilométrique 4.811, p JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 5 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Engis, situé à la hauteur de la borne kilométrique 7.240, p JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 7 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Engis, situé à la hauteur de la borne kilométrique 8.795, p bladzijden/pages

2 48228 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 13 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 113 op de spoorlijn nr. 90, baanvak Aat - Geraardsbergen, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal , bl JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 118 op de spoorlijn nr. 90, baanvak Aat - Geraardsbergen, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal , bl JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 6 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 5.390, bl JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 6bis op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 5.750, bl JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 7 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Lessenbos, ter hoogte van de kilometerpaal 6.031, bl JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 8 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 6.895, bl JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 9 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal 7.776, bl Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid 17 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de verdeling van de toelage toegekend aan de gemeenten met een open centrum voor de opvang van asielzoekers op hun grondgebied in 2011, bl JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 113 sur la ligne ferroviaire n 90, tronçon Ath - Grammont, situé à Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique , p JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 118 sur la ligne ferroviaire n 90, tronçon Ath - Grammont, situé à Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique , p JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 6 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Ollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 5.390, p JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 6bis sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Ollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 5.750, p JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 7 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Bois-de-Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique 6.031, p JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 8 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Ollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 6.895, p JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 9 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique 7.776, p Service public fédéral de Programmation Intégration sociale, Lutte contre la Pauvreté, Economie sociale et Politique des Grandes Villes 17 JUILLET Arrêté ministériel fixant la répartition des subsides accordés aux communes qui ont un centre ouvert pour l accueil des demandeurs d asile sur leur territoire en 2011, p Föderaler Öffentlicher Dienst Mobilität und Transportwesen 19. JULI 2011 Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 1. Dezember 1975 zur Festlegung der allgemeinen Ordnung über den Straßenverkehr und die Benutzung der öffentlichen Straße. Deutsche Übersetzung, S Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Vlaamse overheid 29 JUNI Decreet houdende de organisatie van pleegzorg, bl JULI Decreet houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid, bl JULI Decreet tot wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, wat betreft de bewegingen, de vormingsinstellingen en het steunpunt, bl JULI Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, bl JULI Decreet ruimtelijke economie, bl JULI Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 13 december 2002 houdende de oprichting van de naamloze vennootschap van publiekrecht Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM), bl Gouvernements de Communauté et de Région Communauté flamande Autorité flamande 29 JUIN Décret portant organisation du placement familial, p JUILLET Décret portant la promotion et le subventionnement d une politique sportive locale, p JUILLET Décret modifiant le décret du 4 avril 2003 relatif à l animation socioculturelle des adultes, pour ce qui concerne les mouvements, les institutions de formation et le service d appui, p JUILLET Décret modifiant diverses dispositions du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus, p JUILLET Décret économie spatiale, p JUILLET Décret modifiant diverses dispositions du décret du 13 décembre 2002 portant création de la société anonyme de droit public Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM), p

3 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE JULI Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitbreiding van de onderwijsbevoegdheid van centra voor volwassenenonderwijs, bl JUILLET Arrêté du Gouvernement flamand relatif à l extension de la compétence d enseignement de centres d éducation des adultes, p Andere besluiten Autres arrêtés Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van de opleidingscentra, bl Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van de opleidingscentra, bl Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van de opleidingscentra, bl Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen. Benoeming van de leden van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, bl Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Mobilité et Sécurité routière. Agrément des centres de formation, p Mobilité et Sécurité routière. Agrément des centres de formation, p Mobilité et Sécurité routière. Agrément des centres de formation, p Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale Direction générale Relations collectives de travail. Nomination des membres de la Commission paritaire de l industrie verrière, p Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid 26 JULI Ministerieel besluit betreffende de aanduiding van een bedrijfsrevisor bij de Pensioendienst voor de Overheidssector, bl Personeel. Promotie, bl Service public fédéral Sécurité sociale 26 JUILLET Arrêté ministériel relatif à la désignation d un réviseur d entreprise auprès du Service des pensions du Secteur public, p Personnel. Promotion, p Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde, bl Service public fédéral Justice Ordre judiciaire, p Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid Uitoefening van het beroep van architect. Toelating, bl Service public fédéral de Programmation Politique scientifique Exercice de la profession d architecte. Autorisation, p Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten Personeel. Benoeming, bl Agence fédérale des Médicaments et des Produits de Santé Personnel. Nomination, p Gemeenschaps- en Gewestregeringen Gouvernements de Communauté et de Région Région wallonne Service public de Wallonie 24 JUILLET Arrêté ministériel relatif à l expropriation d emprises à Anthisnes et Neupré destinées à la pose d une conduite d adduction, p JUILLET Arrêté ministériel relatif à l établissement des zones de prévention rapprochée et éloignée des ouvrages de prise d eau souterraine dénommés «Puits de Houtain» et «Sources de la Dyle», sis sur le territoire de la commune de Genappe, p JUILLET Arrêté ministériel relatif à l établissement des zones de prévention rapprochée et éloignée des ouvrages de prise d eau souterraine dénommés «Puits Thils Bis» et «Puits Try Coquiat 1», sis sur le territoire de la commune de Villers-la-Ville, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la BV Pijper Transport Woerden, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de

4 48230 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE la SRL Transporti Vecchi Zironi, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SARL Fricourt Environnement Recyclage, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la BVBA X-Trans, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA S.C.S., en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la BVBA Michel Bergmans, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Saive, Steve, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la BV Braanker Transport, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Brussels Hoofdstedelijk Gewest Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Erkenningen als EPB-adviseur, natuurlijke persoon, bl Registraties als bodemsaneringsaannemer, bl Registratie als bodemsaneringsaannemer, bl Officiële berichten Région de Bruxelles-Capitale Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale Agréments en tant que conseiller PEB, personne physique, p Enregistrements en tant qu entrepreneur en assainissement du sol, p Enregistrement en tant qu entrepreneur en assainissement du sol, p Avis officiels Ordre des Barreaux francophones et germanophone Règlement du 16 mai 2011 relatif à la formation continue des avocats (Moniteur belge du 4 juillet 2011) rectifié le 13 février 2012, p Kammer der Französischsprachigen und Deutschsprachigen anwaltschaften Regelung vom 16. Mai 2011 über die ständige Weiterbildung der Rechtsanwälte (B.S ) abgeändert am , S Raad van State Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bl Conseil d Etat Avis prescrit par l article 3quater de l arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d Etat, p Staatsrat Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Erlasses des Regenten vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates, S SELOR. Selectiebureau van de Federale Overheid Werving. Uitslag, bl SELOR. Bureau de Sélection de l Administration fédérale Recrutement. Résultat, p Federale Overheidsdienst Financiën Administratie van het kadaster, registratie en domeinen. Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. Erfloze nalatenschap, bl Service public fédéral Finances Administration du cadastre, de l enregistrement et des domaines. Publication prescrite par l article 770 du Code civil. Succession en déshérence, bl

5 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Lijst met gemeenten voor de toepassing van het koninklijk besluit van 15 juli 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma s en het koninklijk besluit van 15 juli 1998 tot wijziging van de artikelen 78ter, 78sexies en 131quater van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, bl Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale Liste des communes permettant l application de l arrêté royal du 15 juillet 1998 modifiant l arrêté royal du 9 juin 1997 d exécution de l article 7, 1 er, alinéa 3, m, de l arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes de transition professionnelle et de l arrêté royal du 15 juillet 1998 modifiant les articles 78ter, 78sexies et 131quater de l arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, p Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Oproep tot voordracht voor vijf mandaten als lid van de raad van bestuur van het Fonds voor de medische ongevallen, bl Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement Appel à présentation pour cinq mandats de membre du conseil d administration du Fonds des accidents médicaux, p Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde. Vacante betrekkingen, bl Service public fédéral Justice Ordre judiciaire. Places vacantes, p Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Jobpunt Vlaanderen Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een administrateur-generaal bij het Agentschap Zorginspectie, bl Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een algemeen directeur Integrale Toegangspoort bij het Agentschap Jongerenwelzijn, bl Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een administrateur-generaal bij het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs, bl Vlaamse overheid Gemeentelijk Mobiliteitsplan, bl Landbouw en Visserij Lijst van de loontrieerders erkend tot 30 juni 2013 (aanvulling), bl Leefmilieu, Natuur en Energie 29 JUNI Omzendbrief LNE 2012/1. Milderende maatregelen voor geuremissies die afkomstig zijn van bestaande varkens- en pluimveestallen in Vlaanderen, bl De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl tot bl Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages à

6 48232 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14328] 19 JULI Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. Duitse vertaling De hiernavolgende tekst is de Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 19 juli 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (Belgisch Staatsblad 24 augustus 2011). Deze vertaling is opgemaakt door de Vertaaldienst van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer in Brussel. SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14328] 19 JUILLET Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 1 er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l usage de la voie publique. Traduction allemande Le texte qui suit constitue la traduction en langue allemande de l arrêté royal du 19 juillet 2011 modifiant l arrêté royal du 1 er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l usage de la voie publique (Moniteur belge du 24 août 2011). Cette traduction a été établie par le Service de traduction du Service public fédéral Mobilité et Transports à Bruxelles. FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST MOBILITÄT UND TRANSPORTWESEN D [C 2012/14328] 19. JULI 2011 Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 1. Dezember 1975 zur Festlegung der allgemeinen Ordnung über den Straßenverkehr und die Benutzung der öffentlichen Straße Deutsche Übersetzung Der folgende Text ist die deutsche Übersetzung des Königlichen Erlasses vom 19. Juli 2011 zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 1 Dezember 1975 zur Festlegung der allgemeinen Ordnung über den Straßenverkehr und die Benutzung der öffentlichen Straße. Diese Übersetzung ist vom Übersetzungsdienst des Föderalen Öffentlichen Dienstes Mobilität und Transportwesen in Brüssel erstellt worden. FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST MOBILITÄT UND TRANSPORTWESEN 19. JULI 2011 Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 1. Dezember 1975 zur Festlegung der allgemeinen Ordnung über den Straßenverkehr und die Benutzung der öffentlichen Straße ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruß! Aufgrund des am 16. März 1968 koordinierten Gesetzes über die Straßenverkehrspolizei, Artikel 1 Absatz 1; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 1. Dezember 1975 zur Festlegung der allgemeinen Ordnung über den Straßenverkehr und die Benutzung der öffentlichen Straße; Aufgrund der Beteiligung der Regionalregierungen; Aufgrund des Gutachtens Nr /4 des Staatsrates, das am 5. Mai 2010 in Anwendung von Artikel 84 1 Absatz 1 Nr. 1 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat abgegeben wurde; Auf Vorschlag Unseres Premierministers und Unseres Staatssekretärs für Mobilität, Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: Artikel 1 - In Artikel des Königlichen Erlasses vom 1. Dezember 1975 zur Festlegung der allgemeinen Ordnung über den Straßenverkehr und die Benutzung der öffentlichen Straße, ersetzt durch den Königlichen Erlass vom 22. August 2006 und abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 11. Juni 2011, werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Absatz 7 werden die Wörter «von 3 Jahren oder älter und unter 8 Jahren«zwischen dem Wort «Kinder«und den Wörtern «in einer ihnen angepassten Kinderrückhalteeinrichtung transportiert werden«eingefügt. 2. in Absatz 8 werden die Wörter «von 3 bis 8 Jahren» durch die Wörter «von 3 Jahren oder älter und unter 8 Jahren» ersetzt. Art. 2 - Der vorliegende Erlass tritt am 1. September 2011 in Kraft. Art. 3 - Der für den Straßenverkehr zuständige Minister ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Brüssel, den 19. Juli 2011 ALBERT Von Königs wegen: Der Premierminister Y. LETERME Der Staatssekretär für Mobilität E. SCHOUPPE

7 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14310] 21 JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 1 op de spooraansluiting nr. 26A, die het havengebied van Brussel verbindt met de spoorbundel C van Schaarbeek-Vorming, gelegen te Brussel, op een afstand van 47 meter van de wissel nr. 51 De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A1/3381/26 van 7 april 1982; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van de overweg nr. 1 op de spooraansluiting nr. 26A, die het havengebied van Brussel verbindt met de spoorbundel C van Schaarbeek-Vorming, gelegen te Brussel, op een afstand van 47 meter van de wissel nr. 51; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 1 op de spooraansluiting nr. 26A, die het havengebied van Brussel verbindt met de spoorbundel C van Schaarbeek- Vorming, gelegen te Brussel, op een afstand van 47 meter van de wissel nr. 51, wordt uitgerust met de veiligheidsinrichtingen voorzien in artikel 3, 1, het verkeersbord A45, en 2, a), van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Dezelfde overweg wordt bijkomend uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 4, 3, 4, 5 en 6, van hetzelfde koninklijk besluit : 1) een geluidssein, aan weerszijden van de overweg; 2) een verkeersbord A45 links van de rijbaan, op de middenberm, aan weerszijden van de overweg; 3) op elk bijkomend verkeersbord A45, een verkeerslicht dat de overgang verbiedt; 4) op elk verkeersbord A45, een verkeerslicht dat de overgang toestaat. Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A1/3381/26 van 7 april 1982 wordt opgeheven. Brussel, 21 juni M. WATHELET SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14310] 21 JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 1 sur le raccordement ferroviaire n 26A, qui relie la zone portuaire de Bruxelles au faisceau ferroviaire C de Schaerbeek-Formation, situé à Bruxelles, à une distance de 47 mètres de l aiguillage n 51 Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A1/3381/26 du 7 avril 1982; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 1 sur le raccordement ferroviaire n 26A, qui relie la zone portuaire de Bruxelles au faisceau ferroviaire C de Schaerbeek-Formation, situé àbruxelles, à une distance de 47 mètres de l aiguillage n 51; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 1 sur le raccordement ferroviaire n 26A, qui relie la zone portuaire de Bruxelles au faisceau ferroviaire C de Schaerbeek-Formation, situé àbruxelles, à une distance de 47 mètres de l aiguillage n 51, est équipé des dispositifs de sécurité visés à l article 3, 1, le signal routier A45, et 2, a), del arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. Le même passage à niveau est en plus équipé des dispositifs de sécurité visés à l article 4, 3, 4, 5 et 6 du même arrêté royal : 1) un signal sonore, de part et d autre du passage à niveau; 2) un signal routier A45 à gauche de la chaussée, sur le terre-plein, de part et d autre du passage à niveau; 3) sur chaque signal routier supplémentaire A45, un signal lumineux de circulation d interdiction de passage; 4) sur chaque signal routier A45, un signal lumineux de circulation d autorisation de passage. Art. 3. L arrêté ministériel n A1/3381/26 du 7 avril 1982 est abrogé. Bruxelles, le 21 juin M. WATHELET * FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14311] 21 JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 1 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy, gelegen te Flémalle, ter hoogte van de kilometerpaal SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14311] 21 JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 1 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy, situé à Flémalle, à la hauteur de la borne kilométrique De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004;

8 48234 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/162/285 van 28 september 2000; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 1 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy, gelegen te Flémalle, ter hoogte van de kilometerpaal 3.086; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/162/285 du 28 septembre 2000; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 1 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy, situé à Flémalle, à la hauteur de la borne kilométrique 3.086; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 1 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy, gelegen te Flémalle, ter hoogte van de kilometerpaal 3.086, wordt uitgerust met een verkeersbord A45 rechts van de weg, aan weerszijden van de overweg, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Het ministerieel besluit nr. A/162/285 van 28 september 2000 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 1. Brussel, 21 juni M. WATHELET * Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 1 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy, situé àflémalle, à la hauteur de la borne kilométrique 3.086, est équipé d un signal routier A45 à droite de la route, de part et d autre du passage à niveau, comme visé àl article 6 de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. L arrêté ministériel n A/162/285 du 28 septembre 2000 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 1. Bruxelles, le 21 juin M. WATHELET FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14312] 21 JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 2 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Flémalle, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14312] 21 JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 2 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Flémalle, situé à la hauteur de la borne kilométrique De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/162/285 van 28 september 2000; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 2 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Flémalle, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 4.811; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 2 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Flémalle, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 4.811, wordt uitgerust met een verkeersbord A45 rechts van de weg, aan weerszijden van de overweg, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/162/285 du 28 septembre 2000; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 2 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Flémalle, situé àla hauteur de la borne kilométrique 4.811; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 2 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Flémalle, situé à la hauteur de la borne kilométrique 4.811, est équipé d un signal routier A45 à droite de la route, de part et d autre du passage à niveau, comme visé à l article 6 de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées.

9 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 2. Het ministerieel besluit nr. A/162/285 van 28 september 2000 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 2. Brussel, 21 juni M. WATHELET Art. 2. L arrêté ministériel n A/162/285 du 28 septembre 2000 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 2. Bruxelles, le 21 juin M. WATHELET * FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14313] 21 JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 5 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Engis, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/162/285 van 28 september 2000; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 5 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Engis, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 7.240; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 5 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Engis, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 7.240, wordt uitgerust met een verkeersbord A45 rechts van de weg, aan weerszijden van de overweg, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Het ministerieel besluit nr. A/162/285 van 28 september 2000 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 5. Brussel, 21 juni M. WATHELET SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14313] 21 JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 5 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Engis, situé àla hauteur de la borne kilométrique Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/162/285 du 28 septembre 2000; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 5 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Engis, situé àla hauteur de la borne kilométrique 7.240; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 5 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Engis, situé à la hauteur de la borne kilométrique 7.240, est équipé d un signal routier A45 à droite de la route, de part et d autre du passage à niveau, comme visé àl article 6 de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. L arrêté ministériel n A/162/285 du 28 septembre 2000 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 5. Bruxelles, le 21 juin M. WATHELET * FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14314] 21 JUNI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 7 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Engis, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14314] 21 JUIN Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 7 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Engis, situé àla hauteur de la borne kilométrique De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ;

10 48236 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/162/285 van 28 september 2000; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 7 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Engis, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 8.795; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 7 op de spoorlijn nr. 285, baanvak Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy te Engis, gelegen ter hoogte van de kilometerpaal 8.795, wordt uitgerust met een verkeersbord A45 rechts van de weg, aan weerszijden van de overweg, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Het ministerieel besluit nr. A/162/285 van 28 september 2000 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 7. Brussel, 21 juni M. WATHELET Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/162/285 du 28 septembre 2000; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 7 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Engis, situé àla hauteur de la borne kilométrique 8.795; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 7 sur la ligne ferroviaire n 285, tronçon Val-Saint-Lambert - Hermalle-sous-Huy à Engis, situé à la hauteur de la borne kilométrique 8.795, est équipé d un signal routier A45 à droite de la route, de part et d autre du passage à niveau, comme visé àl article 6 de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. L arrêté ministériel n A/162/285 du 28 septembre 2000 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 7. Bruxelles, le 21 juin M. WATHELET * FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14265] 13 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 113 op de spoorlijn nr. 90, baanvak Aat - Geraardsbergen, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14265] 13 JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 113 sur la ligne ferroviaire n 90, tronçon Ath - Grammont, situé àlessines, à la hauteur de la borne kilométrique De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/1219SI/90 van 10 maart 2005; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 113 op de spoorlijn nr. 90, baanvak Aat - Geraardsbergen, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal ; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 113 op de spoorlijn nr. 90, baanvak Aat - Geraardsbergen, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal , wordt uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 3, 1, het verkeersbord A47 en 2, a), van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Dezelfde overweg wordt bijkomend uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 4, 1 b), 3, 4, 5 en 6 van hetzelfde koninklijk besluit : 1) het systeem met gedeeltelijke afsluiting, aan weerszijden van de overweg; 2) een geluidssein, aan weerszijden van de overweg; Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/1219SI/90 du 10 mars 2005; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 113 sur la ligne ferroviaire n 90, tronçon Ath - Grammont, situé à Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique ; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 113 sur la ligne ferroviaire n 90, tronçon Ath - Grammont, situé àlessines, à la hauteur de la borne kilométrique , est équipé des dispositifs de sécurité visés à l article 3, 1, le signal routier A47 et 2, a), de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. Le même passage à niveau est en plus équipé des dispositifs de sécurité visés à l article 4, 1 b), 3, 4, 5 et 6 du même arrêté royal : 1) le système à fermeture partielle, de part et d autre du passage à niveau; 2) un signal sonore, de part et d autre du passage à niveau;

11 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ) een verkeersbord A47 links van de weg, kant Wannebeek; 4) op elk bijkomend verkeersbord A47, een verkeerslicht dat de overgang verbiedt; 5) op elk verkeersbord A47, een verkeerslicht dat de overgang toestaat. Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/1219SI/90 van 10 maart 2005 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr Brussel, 13 juli M. WATHELET * 3) un signal routier A47 à gauche de la route, côté Wannebecq; 4) sur chaque signal routier supplémentaire A47, un signal lumineux de circulation d interdiction de passage; 5) sur chaque signal routier A47, un signal lumineux de circulation d autorisation de passage. Art. 3. L arrêté ministériel n A/1219SI/90 du 10 mars 2005 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 113. Bruxelles, le 13 juillet M. WATHELET FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14316] 13 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 118 op de spoorlijn nr. 90, baanvak Aat - Geraardsbergen, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14316] 13 JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 118 sur la ligne ferroviaire n 90, tronçon Ath - Grammont, situé àlessines, à la hauteur de la borne kilométrique De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/1219SI/90 van 10 maart 2005; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 118 op de spoorlijn nr. 90, baanvak Aat - Geraardsbergen, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal ; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 118 op de spoorlijn nr. 90, baanvak Aat - Geraardsbergen, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal , wordt uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 3, 1, het verkeersbord A47, en 2, a) van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Dezelfde overweg wordt bijkomend uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 4, 1 b), 3, 4, 5 en 6 van hetzelfde koninklijk besluit : 1) het systeem met gedeeltelijke afsluiting, aan weerszijden van de overweg; 2) een geluidssein, aan weerszijden van de overweg; 3) een verkeersbord A47 links van de weg, aan weerszijden van de overweg; 4) op elk bijkomend verkeersbord A47, een verkeerslicht dat de overgang verbiedt; 5) op elk verkeersbord A47, een verkeerslicht dat de overgang toestaat. Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/1219SI/90 van 10 maart 2005 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr Brussel, 13 juli M. WATHELET Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/1219SI/90 du 10 mars 2005; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 118 sur la ligne ferroviaire n 90, tronçon Ath - Grammont, situé àlessines, à la hauteur de la borne kilométrique ; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 118 sur la ligne ferroviaire n 90, tronçon Ath - Grammont, situé àlessines, à la hauteur de la borne kilométrique , est équipé des dispositifs de sécurité visés à l article 3, 1, le signal routier A47 et 2, a) de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. Le même passage à niveau est en plus équipé des dispositifs de sécurité visés à l article 4, 1 b), 3, 4, 5 et 6 du même arrêté royal : 1) le système à fermeture partielle, de part et d autre du passage à niveau; 2) un signal sonore, de part et d autre du passage à niveau; 3) un signal routier A47 à gauche de la route, de part et d autre du passage à niveau; 4) sur chaque signal routier supplémentaire A47, un signal lumineux de circulation d interdiction de passage; 5) sur chaque signal routier A47, un signal lumineux de circulation d autorisation de passage. Art. 3. L arrêté ministériel n A/1219SI/90 du 10 mars 2005 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 118. Bruxelles, le 13 juillet M. WATHELET

12 48238 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14284] 16 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 6 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 6 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 5.390; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 6 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 5.390, wordt uitgerust met een verkeersbord A45 rechts van de weg, aan weerszijden van de overweg en links van de weg, kant Lessenbos, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 6. Brussel, 16 juli M. WATHELET SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14284] 16 JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 6 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé àollignies, à la hauteur de la borne kilométrique Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 6 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Ollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 5.390; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 6 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé àollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 5.390, est équipé d un signal routier A45 à droite de la route, de part et d autre du passage à niveau et à gauche de la route, côté Bois-de-Lessines, comme visé à l article 6 de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. L arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 6. Bruxelles, le 16 juillet M. WATHELET * FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [2012/14288] 16 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 6bis op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [2012/14288] 16 JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 6bis sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé àollignies, à la hauteur de la borne kilométrique De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennotschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001; Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001;

13 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 6bis op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 5.750; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 6bis sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Ollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 5.750; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 6bis op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 5.750, wordt uitgerust met een verkeersbord A45, rechts van de weg, aan weerszijden van de overweg, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 6bis. Brussel, 16 juli M. WATHELET * Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 6bis sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé àollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 5.750, est équipé d un signal routier A45, à droite de la route, de part et d autre du passage à niveau, comme viséàl article 6 de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. L arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 6bis. Bruxelles, le 16 juillet M. WATHELET FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14287] 16 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 7 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Lessenbos, ter hoogte van de kilometerpaal SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14287] 16 JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 7 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Bois-de-Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 7 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Lessenbos, ter hoogte van de kilometerpaal 6.031; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 7 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Lessenbos, ter hoogte van de kilometerpaal 6.031, wordt uitgerust met een verkeersbord A47, rechts van de weg, aan weerszijden van de overweg, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 7. Brussel, 16 juli M. WATHELET Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 7 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Bois-de- Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique 6.031; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 7 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Bois-de-Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique 6.031, est équipé d un signal routier A47, à droite de la route, de part et d autre du passage à niveau, comme visé à l article 6 de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. L arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 7. Bruxelles, le 16 juillet M. WATHELET

14 48240 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14286] 16 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 8 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14286] 16 JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 8 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé àollignies, à la hauteur de la borne kilométrique De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001; Vu l arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 8 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 6.895; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 8 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Ollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 6.895; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 8 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Woelingen, ter hoogte van de kilometerpaal 6.895, wordt uitgerust met de veiligheidsinrichtingen voorzien in artikel 3, 1, het verkeersbord A45, en 2 a), van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Dezelfde overweg wordt bijkomend uitgerust met de veiligheidsinrichtingen bedoeld in artikel 4, 3, 4, 5 en 6, van hetzelfde koninklijk besluit : 1) een geluidssein, aan weerszijden van de overweg; 2) een verkeersbord A45 links van de weg, aan weerszijden van de overweg; 3) op elk bijkomend verkeersbord A45, een verkeerslicht dat de overgang verbiedt; 4) op elk verkeersbord A45, een verkeerslicht dat de overgang toestaat. Art. 3. Het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 8. Brussel, 16 juli M. WATHELET Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 8 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Ollignies, à la hauteur de la borne kilométrique 6.895, est équipé des dispositifs de sécurité visés à l article 3, 1, le signal routier A45, et 2 a), de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. Le même passage à niveau est en plus équipé des dispositifs de sécurité visés à l article 4, 3, 4, 5 et 6, dumême arrêté royal : 1) un signal sonore, de part et d autre du passage à niveau; 2) un signal routier A45 à gauche de la route, de part et d autre du passage à niveau; 3) sur chaque signal routier supplémentaire A45, un signal lumineux de circulation d interdiction de passage; 4) sur chaque signal routier A45, un signal lumineux de circulation d autorisation de passage. Art. 3. L arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 8. Bruxelles, le 16 juillet M. WATHELET

15 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2012/14285] 16 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de veiligheidsinrichtingen van de overweg nr. 9 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal De Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2, geïnterpreteerd door de wet van 11 maart 1866; Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, artikel 17, vervangen door de wet van 1 augustus 1960 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2004; Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen, artikel 11, 1; Gelet op het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001; Overwegende dat bovengenoemd ministerieel besluit de veiligheidsinrichtingen vaststelt van, onder andere, de overweg nr. 9 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal 7.776; Overwegende dat het noodzakelijk is deze veiligheidsinrichtingen in overeenstemming te brengen met het bovengenoemde koninklijk besluit van 11 juli 2011, rekening houdend met de kenmerkende eigenschappen van het weg- en spoorverkeer en met de zichtbaarheid van bedoelde overweg, Besluit : Artikel 1. De overweg nr. 9 op de spoorlijn nr. 87, baanvak Woelingen - Y-Houraing, gelegen te Lessen, ter hoogte van de kilometerpaal 7.776, wordt uitgerust met een verkeersbord A45, rechts van de weg, aan weerszijden van de overweg, zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 11 juli 2011 betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen. Art. 2. Het ministerieel besluit nr. A/427/87 van 10 september 2001 wordt opgeheven voor wat betreft de bepalingen aangaande overweg nr. 9. Brussel, 16 juli M. WATHELET SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2012/14285] 16 JUILLET Arrêté ministériel fixant les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 9 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé àlessines, à la hauteur de la borne kilométrique Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2, interprétée par la loi du 11 mars 1866; Vu la loi du 23 juillet 1926 relative à la S.N.C.B. Holding et à ses sociétés liées, l article 17, remplacé par la loi du 1 er août 1960 et modifié par l arrêté royal du 18 octobre 2004; Vu la loi relative à la police de la circulation routière coordonnée le 16 mars 1968, l article 1 er, alinéa 1 er ; Vu l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées, l article 11, 1 er ; Vu l arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001; Considérant que l arrêté ministériel mentionné ci-dessus fixe, entre autres, les dispositifs de sécurité du passage à niveau n 9 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé à Lessines, à la hauteur de la borne kilométrique 7.776; Considérant qu il est nécessaire de rendre ces dispositifs de sécurité conformes à l arrêté royal du 11 juillet 2011 mentionné ci-dessus, en tenant compte des caractéristiques de la circulation routière et ferroviaire ainsi que de la visibilité du passage à niveau visé, Arrête : Article 1 er. Le passage à niveau n 9 sur la ligne ferroviaire n 87, tronçon Ollignies - Y-Houraing, situé àlessines, à la hauteur de la borne kilométrique 7.776, est équipé d un signal routier A45, à droite de la route, de part et d autre du passage à niveau, comme viséàl article 6 de l arrêté royal du 11 juillet 2011 relatif aux dispositifs de sécurité des passages à niveau sur les voies ferrées. Art. 2. L arrêté ministériel n A/427/87 du 10 septembre 2001 est abrogé en ce qui concerne les dispositions relatives au passage à niveau n 9. Bruxelles, le 16 juillet M. WATHELET * PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING, SOCIALE ECONOMIE EN GROOTSTEDENBELEID N [C 2012/11322] 17 JULI Ministerieel besluit tot vaststelling van de verdeling van de toelage toegekend aan de gemeenten met een open centrum voor de opvang van asielzoekers op hun grondgebied in 2011 SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION INTEGRA- TION SOCIALE, LUTTE CONTRE LA PAUVRETE, ECONOMIE SOCIALE ET POLITIQUE DES GRANDES VILLES F [C [2012/11322] 17 JUILLET Arrêté ministériel fixant la répartition des subsides accordés aux communes qui ont un centre ouvert pour l accueil des demandeurs d asile sur leur territoire en 2011 De Minister van Justitie, belast met Maatschappelijke Integratie, La Ministre de la Justice, chargée de l Intégration sociale, Gelet op de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, in het bijzonder artikel 53; Vu la loi du 12 janvier 2007 sur l accueil des demandeurs d asile et de certaines autres catégories d étrangers en particulier son article 53; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 mei 2012, Vu l avis de l Inspection des Finances, donné le 8 mai 2012, Besluit : Enig Artikel. In uitvoering van artikel 53 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, bedraagt het totaal te verdelen bedrag ,24 euro aan te rekenen op het begrotingsartikel van het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers voor het begrotingsjaar Arrête : Article unique. En application de l article 53 de la loi du 12 janvier 2007 sur l accueil des demandeurs d asile et de certaines autres catégories d étrangers le montant total de la subvention à répartir s élève à ,24 euros à imputer sur l article budgétaire du budget de l Agence fédérale pour l accueil des demandeurs d asile pour l année budgétaire 2012.

16 48242 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Dit bedrag wordt als volgt verdeeld tussen de betrokken gemeenten : Ce montant est réparti comme suit entre chacune des communes concernées : Brussel, 17 juli De Staatssecretaris voor Asiel, Migratie, en Maatschappelijke Integratie, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Justitie, belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. A. TURTELBOOM Bruxelles, le 17 juillet La Secrétaire d Etat de l Asile, de la Migration et de l Intégration sociale, Mme M. DE BLOCK La Ministre de la Justice, chargée del Intégration sociale, Mme A. TURTELBOOM

17 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE N VLAAMSE OVERHEID 29 JUNI Decreet houdende de organisatie van pleegzorg (1) [C 2012/35934] Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende de organisatie van pleegzorg HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder : 1 behandelingspleegzorg : een vorm van pleegzorg waarbij een dienst voor pleegzorg al dan niet in combinatie met een andere typemodule buiten de pleegzorg of een andere vorm van hulp- en dienstverlening of in samenwerking met een psychiatrische ziekenhuisdienst wat de psychiatrische gezinsverpleging betreft, voorziet in een behandeling voor een pleegkind of een pleeggast en een intensieve training en begeleiding van de pleegzorger; 2 bestandspleeggezin : een pleeggezin dat een pleegkind of een pleeggast opvangt die voordien geen deel uitmaakte van het eigen familiale of sociale netwerk; 3 module : een afgebakende eenheid van hulpverlening of zorg, gebaseerd op één typemodule; 4 netwerkpleeggezin : een pleeggezin dat een pleegkind of een pleeggast uit het eigen familiale of sociale netwerk opvangt; 5 ondersteunende pleegzorg : een vorm van pleegzorg ter ondersteuning van het gezin van het pleegkind of de pleeggast, hetzij voor een korte aaneengesloten periode, hetzij met afwisselend verblijf in dit gezin en in het pleeggezin voor meerdere korte periodes; 6 perspectiefbiedende pleegzorg : pleegzorg met een continu en langdurig karakter; 7 perspectiefzoekende pleegzorg : een vorm van pleegzorg gedurende een periode van maximaal zes maanden, eenmalig verlengbaar met maximaal zes maanden, waarbij een duidelijk perspectief voor het pleegkind of de pleeggast wordt ontwikkeld; 8 pleeggast : elke meerderjarige voor wie pleegzorg wordt georganiseerd; 9 pleeggezin : het gezin van de pleegzorger; 10 pleegkind : elke minderjarige voor wie pleegzorg wordt georganiseerd; 11 pleegzorg : zorg waarbij een pleegzorger vrijwillig, onder begeleiding van een dienst voor pleegzorg en tegen een kostenvergoeding, een of meerdere pleegkinderen en/of pleeggasten opvangt; 12 pleegzorger : een meerderjarige natuurlijke persoon die een of meer pleegkinderen en/of pleeggasten in het eigen gezin opvangt; 13 psychiatrische gezinsverpleging : de functie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan de functie van psychiatrische gezinsverpleging moet voldoen om te worden erkend; 14 typemodule : een eenheid van hulpverlening of zorg, gebaseerd op een functie of op een specifiek omschreven kernproces van hulpverlening of zorg. HOOFDSTUK 2. Aanbod van pleegzorg Art. 3. De Vlaamse Regering bepaalt de typemodules binnen de pleegzorg op basis van frequentie, duur, intensiteit en doelgroep en de procedure voor het beschrijven van de modules binnen de pleegzorg. De typemodules en modules binnen de pleegzorg maken deel uit van een van de volgende vormen van pleegzorg : 1 ondersteunende pleegzorg; 2 perspectiefzoekende pleegzorg; 3 perspectiefbiedende pleegzorg; 4 behandelingspleegzorg. Art. 4. De Vlaamse Regering bepaalt welke typemodules als bedoeld in artikel 3 rechtstreeks en niet rechtstreeks toegankelijk zijn, met dien verstande dat minstens de typemodules binnen de ondersteunende pleegzorg rechtstreeks toegankelijk zijn. Art. 5. De Vlaamse Regering bepaalt welke typemodules in de pleegzorg gecombineerd kunnen worden met andere typemodules buiten de pleegzorg of andere vormen van hulpen dienstverlening met dien verstande dat pleegzorg minstens kan worden gecombineerd, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, met thuisbegeleiding als bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap en in artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand.

18 48244 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 6. De Vlaamse Regering kan de psychiatrische gezinsverpleging van een psychiatrische ziekenhuisdienst als bedoeld in artikel 2, 13, slechts erkennen op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen het betrokken ziekenhuis en een vergunde dienst voor pleegzorg. Deze overeenkomst heeft minstens betrekking op de elementen als bedoeld in artikel 7, 2, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 15. HOOFDSTUK 3. Diensten voor pleegzorg Afdeling 1. Opdracht en taken van de diensten voor pleegzorg Art Een dienst voor pleegzorg biedt ondersteunende pleegzorg, met inbegrip van crisispleegzorg, perspectiefzoekende pleegzorg, perspectiefbiedende pleegzorg en behandelingspleegzorg aan. 2. Een dienst voor pleegzorg heeft de volgende taken : 1 in samenwerking met de partnerorganisatie, als bedoeld in artikel 19, pleegzorg bekendmaken; 2 het actief zoeken naar mogelijke netwerkpleeggezinnen en het werven van mogelijke bestandspleeggezinnen; 3 het screenen van kandidaat-pleeggezinnen en pleeggezinnen; 4 het oriënteren van kandidaat-pleeggezinnen naar een of meerdere vormen van pleegzorg als bedoeld in artikel 3; 5 het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met een ziekenhuis als bedoeld in artikel 6, voor zover de psychiatrische gezinsverpleging in het werkingsgebied van de dienst wordt aangeboden; 6 het onthaal en de verheldering van de zorgvraag van een persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger en het desgevallend indiceren van rechtstreeks toegankelijke pleegzorg als bedoeld in artikel 4, waarbij het onthaal, de verheldering van de zorgvraag en de indicatiestelling maximaal gebeuren in dialoog met deze persoon en zijn wettelijke vertegenwoordiger; 7 het zoeken naar het meest geschikte pleeggezin voor een persoon voor wie pleegzorg wordt georganiseerd; 8 de vorming van kandidaat-pleegzorgers, pleegzorgers en pleeggezinnen; 9 het instaan voor een correcte en passende informatieverstrekking aan het pleegkind of de pleeggast over de aard en de draagwijdte van de pleegzorg; 10 de begeleiding van pleegkinderen of pleeggasten; 11 de ondersteuning en begeleiding van pleegzorgers en pleeggezinnen; 12 de pleegzorggebonden begeleiding van de gezinnen waarvan de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeggasten deel uitmaken; 13 het organiseren van een participatieraad met een vertegenwoordiging van de pleegkinderen, de pleeggasten, de gezinnen waarvan de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeggasten deel uitmaken en de pleegzorgers, die op eigen initiatief of op verzoek van de dienst voor pleegzorg advies uitbrengt over de werking van de dienst; 14 het instaan voor een naadloze overgang bij het beëindigen van pleegzorg voor de pleegkinderen, de pleeggasten, de gezinnen waarvan de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeggasten deel uitmaken, de pleegzorgers en de pleeggezinnen; 15 het instaan voor zorgcontinuïteit, onder meer naar aanleiding van de overgang van minderjarigen- naar meerderjarigenzorg; 16 het aanbieden van een passende nazorg voor de pleegkinderen, de pleeggasten, de gezinnen waarvan de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeggasten deel uitmaken, de pleegzorgers en de pleeggezinnen. De Vlaamse Regering kan bijkomende taken bepalen voor de diensten voor pleegzorg. Afdeling 2. Programmatie en het werkingsgebied van de diensten voor pleegzorg Art. 8. Per provincie kan maximaal één dienst voor pleegzorg worden vergund. Art. 9. Het werkingsgebied van een dienst voor pleegzorg is beperkt tot de provincie waarvoor de dienst is vergund. Het werkingsgebied van de dienst voor pleegzorg die vergund is voor de provincie Vlaams-Brabant, strekt zich uit tot het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Onverminderd het eerste lid kan een persoon worden opgevangen in een pleeggezin waarvan de verblijfplaats gelegen is in een andere provincie dan deze van deze persoon, met dien verstande dat de dienst voor pleegzorg gelegen in de provincie van het pleeggezin de dienstverlening verzekert. Diensten voor pleegzorg sluiten hierover samenwerkingsovereenkomsten. Afdeling 3. Vergunning van de diensten voor pleegzorg Art. 10. Een dienst voor pleegzorg mag zijn activiteiten pas uitoefenen nadat de Vlaamse Regering de dienst heeft vergund. Art. 11. De Vlaamse Regering kan een dienst voor pleegzorg vergunnen indien de dienst aan de volgende voorwaarden voldoet : 1 hij is opgericht als een rechtspersoon zonder winstoogmerk; 2 hij voldoet aan de bepalingen van de artikelen 7, 8, 9 en 15; 3 hij waarborgt de toegankelijkheid van de dienstverlening zonder discriminatie op grond van ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging of lidmaatschap of enig ander criterium op grond waarvan kan worden gediscrimineerd; 4 hij heeft een multidisciplinaire werking; 5 hij respecteert het door de Vlaamse Regering te bepalen jaarlijks gemiddeld aantal pleegkinderen of pleeggasten en/of begeleidingscontacten per begeleider van de dienst, waarbij deze gemiddelden onder meer kunnen worden gedifferentieerd volgens de vormen en typemodules binnen de pleegzorg als bedoeld in artikel 3; 6 hij hanteert gezinsvriendelijke contacturen voor pleegkinderen en pleeggasten, de pleegzorgers en de gezinnen waarvan de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of pleeggasten deel uitmaken;

19 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE hij is goed bereikbaar en zet hiertoe antennepunten in het werkingsgebied op. De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de diensten voor pleegzorg moeten voldoen om vergund te worden of vergund te blijven. Die voorwaarden hebben onder meer betrekking op : 1 de infrastructuur; 2 de organisatie en de werking; 3 de verzekeringen inzake burgerlijke aansprakelijkheid; 4 de kwalificaties van het personeel; 5 de hulp- en dienstverlening. Art. 12. De Vlaamse Regering bepaalt de vergunningsprocedure, die de mogelijkheid bevat om een bezwaarschrift in te dienen, en de duur van de vergunning. Afdeling 4. Subsidiëring van de diensten voor pleegzorg Art De Vlaamse Regering subsidieert de vergunde diensten voor pleegzorg op basis van de reëel ingezette typemodules en het aantal begeleidingen als bedoeld in artikel 7, 2. De Vlaamse Regering kan bijkomende subsidievoorwaarden bepalen, met dien verstande dat enkel voor de behandelingspleegzorg een maximaal subsidieerbare inzet van typemodules en modules als bedoeld in artikel 3 kan worden bepaald. 2. De Vlaamse Regering kan een investeringssubsidie en een investeringswaarborg zoals bedoeld in artikel 2, 5 en 6, van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden toekennen aan een vergunde dienst voor pleegzorg. HOOFDSTUK 4. Pleegzorgers en pleeggezinnen Afdeling 1. Screening Art Per pleegkind of pleeggast moet een kandidaat-pleegzorger of pleegzorger beschikken over een attest om dit pleegkind of deze pleeggast te kunnen opvangen. Het attest wordt uitgereikt door de vergunde dienst voor pleegzorg in wiens werkingsgebied de kandidaatpleegzorger of pleegzorger zijn hoofdverblijfplaats heeft. 2. De dienst voor pleegzorg neemt op basis van de in artikel 7, 2, eerste lid, 3, vermelde screening binnen een redelijke termijn een schriftelijke gemotiveerde beslissing over de toekenning of de weigering van een attest. Hierbij geldt dat de dienst een attest toekent indien het kandidaat-pleeggezin of pleeggezin aan de volgende voorwaarden voldoet : 1 voor alle meerderjarige leden van het kandidaat-pleeggezin of het pleeggezin wordt een recent uittreksel uit het strafregister volgens model 2 aan de dienst voor pleegzorg voorgelegd, waaruit blijkt dat er in hoofde van deze personen geen elementen bestaan die onverzoenbaar zijn met pleegzorg; 2 het pleeggezin heeft voldoende draagkracht om het pleegkind of de pleeggast een stabiel leefklimaat te bieden; 3 de leden van het gezin van de kandidaat-pleegzorger of de pleegzorger worden betrokken bij de kandidaatstelling door de kandidaat-pleegzorger of de pleegzorger. De dienst voor pleegzorg bezorgt een afschrift van de beslissing zoals bedoeld in het eerste lid aan de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger. 3. In afwijking van 1 kan een netwerkpleeggezin een pleegkind of een pleeggast opvangen in het kader van pleegzorg zonder dat de pleegzorger beschikt over een attest van een vergunde dienst voor pleegzorg wanneer : 1 een pleegkind aan een pleeggezin wordt toegewezen door de jeugdrechtbank; 2 de onmiddellijke opvang van een pleegkind of een pleeggast door een pleeggezin noodzakelijk is in het belang van het pleegkind of de pleeggast; 3 het pleegkind of de pleeggast reeds verblijft bij het netwerkpleeggezin. In alle gevallen bepaald in het eerste lid moet de pleegzorger uit het netwerkpleeggezin zo snel mogelijk en uiterlijk binnen zes weken beschikken over een attest van een vergunde dienst voor pleegzorg. 4. De pleegzorger meldt een wijziging van de gezinssamenstelling tijdens de pleegzorg aan de dienst voor pleegzorg. Voor elke meerderjarige die buiten de pleegzorg om lid wordt van het pleeggezin tijdens de pleegzorg moet worden voldaan aan 2. De dienst voor pleegzorg kan te allen tijde, indien hij oordeelt dat het pleeggezin niet langer voldoende draagkracht heeft om een pleegkind of een pleeggast op te vangen, een attest intrekken met een schriftelijke gemotiveerde beslissing. De dienst voor pleegzorg bezorgt een afschrift van deze beslissing aan de pleegzorger. 5. Bij een weigering of een intrekking van een attest kan een kandidaat-pleegzorger of een pleegzorger een herscreening vragen bij een andere dienst voor pleegzorg die wordt aangeduid volgens een jaarlijks wisselend rotatiesysteem dat door de diensten voor pleegzorg wordt bepaald. Deze andere dienst kan het attest alsnog toekennen of opnieuw toekennen volgens de voorwaarden bepaald in 2. De Vlaamse Regering bepaalt de regels om een bezwaarschrift in te dienen tegen de weigering van een attest naar aanleiding van een herscreening als bedoeld in het eerste lid. Het bezwaarschrift wordt behandeld door de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin als bedoeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Weizijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Art. 15. Een dienst voor pleegzorg meldt de weigering of intrekking van een attest aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering legt hiertoe een register aan. De dienst voor pleegzorg raadpleegt dit register in het kader van de screening als bedoeld in artikel 7, 2, eerste lid, 3. De Vlaamse Regering bepaalt de duurtijd van bewaring van de weigering of de intrekking van een attest in het register, als bedoeld in het eerste lid.

20 48246 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Afdeling 2. Kostenvergoeding en bijdrage van de ouders van pleegkinderen Art. 16. De Vlaamse Regering kent per pleegkind of pleeggast en per opvangdag in het pleeggezin een forfaitaire kostenvergoeding toe aan de pleegzorgers met een attest als bedoeld in artikel 14, 1. Deze kostenvergoeding kan onder meer verschillen op basis van : - de leeftijd van het pleegkind of de pleeggast; - de vormen van pleegzorg en de typemodules binnen de pleegzorg als bedoeld in artikel 3; - de beschikbaarheid in hoofde van de pleegzorgers over de gezinsbijslag ten voordele van het pleegkind of de pleeggast. Voor de maximale periode van zes weken als bedoeld in artikel 14, 3, kent de Vlaamse Regering eveneens een forfaitaire kostenvergoeding toe als bedoeld in het eerste lid wanneer aan de pleegzorger uit het netwerkpleeggezin bij het aflopen van deze periode een attest wordt toegekend door een vergunde dienst voor pleegzorg. Art. 17. De Vlaamse Regering kent tegemoetkomingen voor bijzondere kosten toe aan pleegzorgers, gericht op het behoud of het herstel van de fysieke en/of psychische integriteit van het pleegkind of de pleeggast. Art. 18. De Vlaamse Regering kan regels bepalen voor het innen, per opvangdag, van een bijdrage van de ouders van pleegkinderen. HOOFDSTUK 5. Partnerorganisatie Art De Vlaamse Regering sluit in het kader van haar beleid met betrekking tot pleegzorg, op basis van een oproep voor een partnerorganisatie, een convenant met één rechtspersoon zonder winstoogmerk. Deze rechtspersoon voldoet aan de volgende voorwaarden : 1 hij beschikt over deskundigheid op het vlak van pleegzorg, ontwikkelt deze en draagt deze uit; 2 hij vertegenwoordigt de pleegkinderen, de pleeggasten, de pleegzorgers, de gezinnen waarvan de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van de pleegkinderen of de pleeg-gasten deel uitmaken en de diensten voor pleegzorg; 3 hij verbindt zich in het convenant om minstens volgende taken te vervullen : a) het sensibiliseren rond en bekendmaken van pleegzorg; b) het ondersteunen van de diensten voor pleegzorg; c) het opzetten van steungroepen voor pleegkinderen en pleegzorgers; 4 hij treedt op als structurele gesprekspartner voor de pleegzorg met de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid moet voldoen om als partnerorganisatie een convenant te kunnen afsluiten met de Vlaamse Regering. 2. Het convenant geldt voor minimaal drie en maximaal vijf jaar en omvat het beleidsplan voor de duurtijd van het convenant. Het beleidsplan bevat de resultaatgebieden voor de uitvoering van het convenant en de evaluatiecriteria met betrekking tot de resultaatgebieden om onder meer de uitvoering van het convenant te kunnen evalueren. De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan het convenant en het beleidsplan moeten voldoen. 3. De Vlaamse Regering bepaalt de subsidie en de subsidievoorwaarden voor de partnerorganisatie. HOOFDSTUK 6. Gegevensverwerking en -uitwisseling Art. 20. De vergunde diensten voor pleegzorg verwerken relevante gegevens over de pleegzorg, inclusief de gegevens als bedoeld in de artikelen 6, 7 en 8, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Deze gegevensverwerking heeft tot doel de vergunde diensten voor pleegzorg te laten beschikken over gegevens die relevant en noodzakelijk zijn om hun opdracht en taken als bedoeld in artikel 7 te kunnen uitvoeren en gebeurt steeds in het belang van de personen tot wie de pleegzorg zich richt. Ze heeft eveneens tot doel aan de Vlaamse Gemeenschap anonieme of gecodeerde gegevens te bezorgen om haar in staat te stellen haar beleid op het vlak van pleegzorg te evalueren en bij te sturen. Art. 21. De vergunde diensten voor pleegzorg wisselen onder elkaar persoonsgegevens uit met het oog op de uitvoering van de opdracht en taken, als bedoeld in artikel 7. Met behoud van de toepassing van de verplichtingen en beperkingen die voortvloeien uit de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is deze gegevensuitwisseling onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1 de gegevensuitwisseling heeft enkel betrekking op gegevens die noodzakelijk zijn voor de pleegzorg; 2 de gegevens worden enkel uitgewisseld in het belang van de personen tot wie de pleegzorg zich richt; 3 de vergunde diensten voor pleegzorg trachten, in de mate van het mogelijke, de geïnformeerde instemming met de gegevensuitwisseling te verkrijgen van de persoon op wie de persoonsgegevens betrekking hebben. Art. 22. Onverminderd de artikelen 20 en 21 zijn alle personen die hun medewerking verlenen aan de toepassing van dit decreet, gebonden door de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek, met betrekking tot de gegevens waarvan zij in de uitoefening van hun opdracht kennis krijgen en die daarmee verband houden. HOOFDSTUK 7. Handhaving Afdeling 1. Toezicht Art. 23. De Vlaamse Regering organiseert het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten. De Vlaamse Regering wijst de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse Regering aan die belast zijn met het toezicht, vermeld in het eerste lid. Deze personeelsleden oefenen het toezicht ter plaatse of op stukken uit. Ze hebben het recht elke dienst voor pleegzorg te bezoeken en kunnen alle relevante stukken en gegevens, die voor het toezicht noodzakelijk zijn, rechtstreeks opvragen of ze ter plaatse inkijken.

21 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De diensten voor pleegzorg verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Ze stellen aan de personeelsleden, vermeld in het tweede lid, alle relevante stukken en gegevens ter beschikking die voor het toezicht noodzakelijk zijn. Ze staan deze personeelsleden toe om ter plaatse de naleving van de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten te verifiëren en alle stappen te ondernemen die daarvoor nodig zijn. Van hun vaststellingen maken de personeelsleden, als bedoeld in het tweede lid, een verslag op. Het verslag heeft bewijskracht tot het tegenbewijs. Van het verslag wordt een afschrift gestuurd naar de dienst voor pleegzorg in kwestie. Afdeling 2. Begeleidende maatregelen Art. 24. De Vlaamse Regering kan een of meerdere begeleidende maatregelen opleggen aan een vergunde dienst voor pleegzorg indien deze dienst de vergunningsvoorwaarden niet naleeft, zodat de dienst binnen een bepaalde termijn aan de vergunningsvoorwaarden, vermeld in de begeleidende maatregelen, kan voldoen. De Vlaamse Regering bepaalt de regels om een bezwaar in te dienen tegen deze begeleidende maatregelen. Afdeling 3. Sancties Onderafdeling 1. Intrekking van de vergunning en sluiting Art. 25. Met behoud van de toepassing van artikel 24, kan de Vlaamse Regering, volgens de regels die ze bepaalt, de vergunning intrekken van een erkende dienst voor pleegzorg als deze dienst de vergunningsvoorwaarden niet naleeft of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht. De Vlaamse Regering bepaalt de regels om een bezwaar in te dienen tegen de intrekking van de vergunning als dienst voor pleegzorg. Art. 26. De intrekking van de vergunning van een dienst voor pleegzorg heeft van rechtswege de sluiting van deze dienst tot gevolg. De Vlaamse Regering beveelt de sluiting van een dienst voor pleegzorg, als deze dienst niet vergund is. De sluiting houdt in dat de dienst voor pleegzorg niet langer zijn activiteiten mag uitoefenen. De Vlaamse Regering bepaalt de regels om een bezwaar in te dienen tegen de sluiting als dienst voor pleegzorg. Onderafdeling 2. Administratieve geldboete Art Met behoud van de toepassing van artikel 24, 25 en 26, naargelang het geval, kan de Vlaamse Regering een administratieve geldboete van 100 tot euro opleggen aan : 1 een vergunde dienst voor pleegzorg als deze dienst door de Vlaamse Regering werd aangemaand om binnen een bepaalde termijn aan de vergunningsvoorwaarden, vermeld in de aanmaning, te voldoen en binnen die termijn niet aan deze voorwaarden voldoet; 2 een dienst voor pleegzorg die niet vergund is; 3 een dienst voor pleegzorg die het door of krachtens dit decreet geregelde toezicht verhindert. 2. De administratieve geldboete kan worden opgelegd binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag van de vaststelling van de inbreuk door de personeelsleden, vermeld in artikel 23, tweede lid, en nadat de betrokken dienst voor pleegzorg werd gehoord. Als een administratieve geldboete wordt opgelegd, vermeldt de beslissing het bedrag, de wijze waarop en de termijn waarbinnen deze moet worden betaald. De kennisgeving van de beslissing aan de betrokkene vermeldt de wijze waarop en de termijn waarbinnen beroep ingesteld kan worden tegen de beslissing. 3. Als de dienst voor pleegzorg de opgelegde administratieve geldboete niet tijdig betaalt, wordt ze bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse Regering wijst de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die een dwangbevel kunnen geven en uitvoerbaar verklaren. Een dwangbevel wordt betekend met een deurwaardersexploot met bevel tot betaling. 4. De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in 2, eerste lid, of in geval van beroep, vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. Art. 28. De Vlaamse Regering beheert het budget dat voortkomt uit de administratieve geldboeten bepaald in dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, en besteedt het ten voordele van pleegzorg. HOOFDSTUK 8. Wijzigingsbepalingen Art. 29. In artikel 2, 1, van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen worden de woorden een organisatie die erkend of, wat kinderopvang van baby s en peuters betreft, vergund is vervangen door de woorden een organisatie die erkend of, wat kinderopvang van baby s en peuters of pleegzorg betreft, vergund is. Art. 30. In artikel 3, 1, van hetzelfde decreet worden de woorden erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby s en peuters betreft, vergunningsnormen vervangen door de woorden erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby s en peuters en pleegzorg betreft, vergunningsnormen. Art. 31. In artikel 9 van hetzelfde decreet worden de woorden erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby s en peuters betreft, vergunningsnormen vervangen door de woorden erkenningsnormen of, wat kinderopvang van baby s en peuters en pleegzorg betreft, vergunningsnormen en worden de woorden erkenning of, wat kinderopvang van baby s en peuters betreft, vergunning telkens vervangen door de erkenning of, wat kinderopvang van baby s en peuters en pleegzorg betreft, vergunning. Art. 32. Aan artikel 6, tweede lid, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel en Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem worden de volgende woorden toegevoegd : «op basis van een samenwerkingsovereenkomst met een vergunde dienst voor pleegzorg als bedoeld in artikel 6 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg. Art. 33. In artikel 8, 1, eerste lid, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin worden tussen de woorden het agentschap en ook taken op inzake de woorden met uitsluiting van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg ingevoegd.

22 48248 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 34. In artikel 5, 1, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap worden tussen de woorden de ondersteuning, en van personen met een handicap de woorden met uitsluiting van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, ingevoegd. Art. 35. In artikel 3, 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid worden na de woorden Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de woorden, met uitzondering van diensten voor pleegzorg als bedoeld in artikel 7 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg toegevoegd. Art. 36. Aan artikel 4, 1, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de integrale jeugdhulp wordt een punt 8 toegevoegd, dat luidt als volgt : «8 het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.». Art. 37. In artikel 26 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp worden tussen de woorden aan wie residentiële jeugdhulpverlening wordt geboden, en heeft, ten laste van de Vlaams overheid de volgende woorden ingevoegd : «met uitzondering van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg,. Art. 38. Aan artikel 33 van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «In afwijking van het eerste lid heeft een pleegkind of een pleeggast, als bedoeld in artikel 2, 8 en 10, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg recht op een volledige toelage op voorwaarde dat de pleegzorg in het pleeggezin langer dan één jaar duurt.». Art. 39. Het opschrift van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt vervangen door wat volgt : «Decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Weizijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzor-gers. Art. 40. Het opschrift van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt vervangen door wat volgt : Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers. Art. 41. In artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het eerste lid worden de woorden adviescommissie voor voorzieningen van welzijn, volksgezondheid en gezin vervangen door wat volgt : «Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers ; 2 een vierde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : «De commissie behandelt het bezwaar tegen de weigering van een attest naar aanleiding van een herscreening als bedoeld in artikel 14, 5, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.». Art. 42. Aan artikel 2, 2, van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand wordt de volgende zin toegevoegd : «Voor de toepassing van dit decreet worden bij pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg zowel een pleeggezin als een dienst voor pleegzorg als betrokken partijen beschouwd.». Art. 43. In artikel 36, 2, eerste lid, van hetzelfde decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand wordt punt 2 vervangen door wat volgt : «2 tot de leeftijd van ten hoogste eenentwintig jaar verblijven bij een kandidaat-pleegzorger of pleegzorger als bedoeld in artikel 14, 1of 3, van het decreet van 29 juni 2012;. Art. 44. In artikel 36, 2, tweede lid, van hetzelfde decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 de woorden in het eerste lid, 1, 2 en 3 vervangen door in het eerste lid, 1 en 3 ; 2 de woorden in het eerste lid, 4 vervangen door in het eerste lid, 2 en 4. Art. 45. In artikel 38, 1, van hetzelfde decreet wordt punt 10 vervangen door wat volgt : «10 de minderjarige toevertrouwen aan een kandidaat-pleegzorger of pleegzorger als bedoeld in artikel 14, 1 of 3, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg voor ten hoogste drie jaar, al dan niet met toepassing van artikel 5 van hetzelfde decreet;. Art. 46. Aan artikel 38, 2, van hetzelfde decreet worden de volgende leden toegevoegd : «De jeugdrechtbank motiveert waarom de minderjarige bij toepassing van 1, 11, niet kan worden toevertrouwd aan een kandidaat-pleegzorger of pleegzorger als bedoeld in 1, 10. De jeugdrechtbank motiveert waarom meerdere minderjarigen uit eenzelfde gezin bij toepassing van 1, 10, ten aanzien van hen niet kunnen worden toevertrouwd aan eenzelfde kandidaat-pleegzorger of pleegzorger.». Art. 47. In artikel 40 van hetzelfde decreet wordt punt 3 vervangen door wat volgt : «3 een erkende dienst voor pleegzorg met de begeleiding van de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger, aan wie overeenkomstig artikel 38, 1, 10, de minderjarige werd toevertrouwd.».

23 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 48. In artikel 46, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden een gezin of een persoon vervangen door een pleegzorger als bedoeld in artikel 14, 1of 3, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg. Art. 49. In artikel 55, eerste lid, van hetzelfde decreet worden tussen woorden van de zorg en die wordt aangeboden de woorden, met uitzondering van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg gevoegd. Art. 50. Aan artikel 8, 1, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby s en peuters wordt een punt 4 toegevoegd dat luidt als volgt : «4 de aanwezigheid van pleegkinderen, als bedoeld in artikel 2, 10, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, in het gezin en die in aanmerking komen voor kinderopvang als bedoeld in artikel 2, 2.». Art. 51. In artikel 8, 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt : «In afwijking van het eerste lid wordt voor pleeggezinnen zoals bedoeld in artikel 2, 9, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg voor het pleegkind een financiële bijdrage vastgesteld die overeenstemt met de laagst mogelijke financiële bijdrage onafhankelijk van het inkomen van het pleeggezin.». HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen Art. 52. De Vlaamse Regering bepaalt de overgangsbepalingen voor pleegzorgsituaties die ontstonden vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet. Art. 53. De bepalingen van dit decreet treden in werking op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum en uiterlijk op 1 juli 2013, met uitzondering van artikel 38, dat in werking zal treden op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum en uiterlijk op 1 september Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 29 juni De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN Nota (1) Zitting Stukken. Voorstel van decreet : Nr Amendementen : Nr Verslag : Nr Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : Nr. 4. Handelingen. Bespreking en aanneming : Middagvergadering van 20 juni TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F [C 2012/35934] 29 JUIN Décret portant organisation du placement familial (1) Le PARLEMENT FLAMAND a adopté et Nous, GOUVERNEMENT, sanctionnons ce qui suit : Décret portant organisation du placement familial Chapitre 1 er. Dispositions générales Article 1 er. Le présent décret règle une matière communautaire. Art. 2. Dans le présent décret, on entend par : 1 placement familial à traitement : une forme de placement familial lors duquel un service de placement familial, en combinaison ou non avec un autre module type hors du placement familial ou une autre forme d aide et de services, ou en collaboration avec un service hospitalier psychiatrique en ce qui concerne les soins psychiatriques en milieu familial, prévoit un traitement pour un enfant placé ou un adulte placé et un entraînement et accompagnement intensifs de l accueillant; 2 famille d accueil en famille sélectionnée : une famille d accueil qui accueille un enfant placé ou un adulte placé qui ne faisait pas partie antérieurement du propre réseau familial ou social; 3 module : une entité délimitée d aide ou de soins, basée sur un module type; 4 famille d accueil de proximité : une famille d accueil qui accueille un enfant placé ou un adulte placé du propre réseau familial ou social; 5 placement familial à titre de soutien : une forme de placement familial à titre de soutien à la famille de l enfant placé ou de l adulte placé, soit pour une période brève ininterrompue, soit par une alternance de séjour dans cette famille et dans la famille d accueil pour plusieurs périodes brèves; 6 placement familial offrant une perspective : le placement familial à caractère continu et prolongé; 7 placement familial à la recherche d une perspective : une forme de placement familial pendant une période de six mois au maximum, qui peut être prolongée une fois de six mois au maximum, lors de laquelle une perspective claire est développée pour l enfant placé ou l adulte placé; 8 adulte placé : tout majeur pour qui le placement familial est organisé; 9 famille d accueil : la famille de l accueillant;

24 48250 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 10 enfant placé : tout mineur pour qui le placement familial est organisé; 11 placement familial : forme de soins lors desquels un accueillant accueille volontairement, accompagné par un service de placement familial et contre une indemnité de frais, un ou plusieurs enfants placés et/ou adultes placés; 12 accueillant : une personne physique majeure qui accueille un ou plusieurs enfants et/ou adultes placés dans sa propre famille; 13 soins psychiatriques en milieu familial : la fonction telle que visée à l arrêté royal du 10 avril 1991 fixant les normes auxquelles la fonction de soins psychiatriques en milieu familial doit satisfaire pour être agréée; 14 module type : une entité d aide ou de soins, basée sur une fonction ou sur un processus fondamental d aide ou de soins spécifiquement décrit. Chapitre 2. Offre de placement familial Art. 3. Le Gouvernement flamand arrête les modules types au sein du placement familial sur la base de la fréquence, la durée, l intensité et le groupe cible, ainsi que la procédure de description des modules au sein du placement familial. Les modules types et les modules au sein du placement familial font partie d une des formes suivantes de placement familial : 1 placement familial à titre de soutien; 2 placement familial à la recherche d une perspective; 3 placement familial offrant une perspective; 4 placement familial à traitement. Art. 4. Le Gouvernement flamand détermine quels modules types, tels que visés à l article 3, sont directement accessibles ou pas, étant entendu qu au moins les modules types au sein du placement familial à titre de soutien sont directement accessibles. Art. 5. Le Gouvernement flamand arrête les modules types dans le placement familial qui peuvent être combinés avec d autres modules types hors du placement familial ou d autres formes d aide et de services, étant entendu que le placement familial peut être combiné au moins, aux conditions fixées par le Gouvernement flamand, avec l aide à domicile telle que visée à l arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 1996 relatif à l agrément et au subventionnement des services d aide à domicile pour handicapés et à l article 17 de l arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif aux conditions d agrément et aux normes de subventionnement des structures d assistance spéciale à la jeunesse. Art. 6. Le Gouvernement flamand ne peut agréer les soins psychiatriques en milieu familial d un service hospitalier psychiatrique, tels que visés à l article 2, 13, que sur la base d un contrat de coopération entre l hôpital concerné et un service autorisé de placement familial. Ce contrat concerne au moins les éléments tels que visés à l article 7, 2, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 et 15. Chapitre 3. Services de placement familial Section 1 re. Mission et tâches des services de placement familial Art er. Un service de placement familial offre du placement familial à titre de soutien, y compris le placement familial de crise, le placement familial à la recherche d une perspective, le placement familial offrant une perspective et le placement familial à traitement. 2. Un service de placement familial a les tâches suivantes : 1 la publicité relative au placement familial en collaboration avec l organisation partenaire, telle que visée à l article 19; 2 la recherche active de familles d accueil de proximité possibles et le recrutement de familles d accueil sélectionnées possibles; 3 le screening de candidats familles d accueil et de familles d accueil; 4 l orientation de candidats familles d accueil vers une ou plusieurs formes de placement familial telles que visées à l article 3; 5 la conclusion d un contrat de coopération avec un hôpital tel que visé àl article 6, dans la mesure où les soins psychiatriques en milieu familial sont offerts dans la zone d action du service; 6 l accueil et la clarification de la demande de soins d une personne ou de son représentant légal et, le cas échéant, l indication du placement familial directement accessible tel que viséàl article 4, l accueil, la clarification de la demande de soins et l indication étant effectués au maximum en dialogue avec cette personne et son représentant légal; 7 la recherche de la famille d accueil la plus appropriée pour une personne pour qui le placement familial est organisé; 8 la formation de candidats accueillants, d accueillants et de familles d accueil; 9 l assurance d une fourniture d informations correcte et appropriée à l enfant placé ou à l adulte placé sur la nature et la portée du placement familial; 10 l accompagnement d enfants ou d adultes placés; 11 le soutien et l accompagnement d accueillants et de familles d accueil; 12 l accompagnement lié au placement familial des familles dont les parents ou les représentants légaux des enfants placés ou des adultes placés font partie;

25 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE l organisation d un conseil de participation avec une représentation des enfants placés, des adultes placés, des familles dont les parents ou les représentants légaux des enfants placés ou des adultes placés font partie, et des accueillants, qui rend avis, d initiative ou à la demande du service de placement familial sur le fonctionnement du service; 14 l assurance d une transition aisée à la fin du placement familial pour les enfants placés, les adultes placés, les familles dont les parents ou les représentants légaux des enfants placés ou des adultes placés font partie, les accueillants et les familles d accueil; 15 l assurance d une continuité de soins, notamment à l occasion de la transition des soins pour mineurs aux soins pour majeurs; 16 l assurance d un suivi approprié pour les enfants placés, les adultes placés, les familles dont les parents ou les représentants légaux des enfants placés ou des adultes placés font partie, les accueillants et les familles d accueil. Le Gouvernement flamand peut arrêter des tâches supplémentaires pour les services de placement familial. Section 2. Programmation et la zone d action des services de placement familial Art. 8. Au maximum un service de placement familial peut être autorisé par province. Art. 9. La zone d action d un service de placement familial est limitée à la province pour laquelle le service est autorisé. La zone d action du service de placement familial autorisé pour la province du Brabant flamand s étend à la région bilingue de Bruxelles-Capitale. Sans préjudice de l alinéa premier, une personne peut être accueillie dans une famille d accueil dont la résidence se situe dans une autre province que celle de cette personne, étant entendu que le service de placement familial situé dans la province de la famille d accueil assure les services. Les services de placement familial concluent des accords de coopération à ce sujet. Section 3. Autorisation des services de placement familial Art. 10. Un service de placement familial ne peut exercer ses activités qu après que le Gouvernement flamand ait autorisé le service. Art. 11. Le Gouvernement flamand peut autoriser un service de placement familial si le service remplit les conditions suivantes : 1 il a été créé comme une personne morale sans but lucratif; 2 il répond aux dispositions des articles 7, 8, 9 et 15; 3 il garantit l accès aux services sans discrimination sur la base de convictions ou d appartenance idéologiques, religieuses et philosophiques ou tout autre critère donnant lieu à la discrimination; 4 il a un fonctionnement multidisciplinaire; 5 il respecte le nombre annuel moyen, à fixer par le Gouvernement flamand, d enfants placés ou d adultes placés et/ou de contacts d accompagnement par accompagnateur du service, ces moyennes pouvant être différenciées entre autres selon les formes et modules types au sein du placement familial tels que visés à l article 3; 6 il utilise des heures de contact adaptées aux familles pour les enfants placés et les adultes placés, les accueillants et les familles dont les parents ou les représentants légaux des enfants placés ou des adultes placés font partie; 7 il est facilement accessible et établit des antennes à cet effet dans la zone d action. Le Gouvernement flamand peut arrêter des conditions supplémentaires auxquelles les services de placement familial doivent répondre afin d obtenir ou de maintenir une autorisation. Ces conditions ont entre autres trait à : 1 l infrastructure; 2 l organisation et le fonctionnement; 3 les assurances responsabilité civile; 4 les qualifications du personnel; 5 l offre d aide et de services. Art. 12. Le Gouvernement flamand arrête la procédure d autorisation, qui prévoit la possibilité d introduire une réclamation, et la durée de l autorisation. Section 4. Subventionnement des services de placement familial Art er. Le Gouvernement flamand subventionne les services autorisés de placement familial sur la base des modules types réellement déployés et du nombre d accompagnements tels que visés à l article 7, 2. Le Gouvernement flamand peut arrêter des conditions de subventionnement supplémentaires, étant entendu qu un déploiement subventionnable maximal de modules types et de modules, tel que visé à l article 3, peut uniquement être fixé pour le placement familial à traitement. 2. Le Gouvernement flamand peut accorder une subvention d investissement et une garantie d investissement, telles que visées à l article 2, 5 et 6, du décret du 23 février 1994 relatives à l infrastructure affectée aux matières personnalisables, à un service autorisé de placement familial.

26 48252 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE CHAPITRE 4. Accueillants et familles d accueil Section 1 re. Screening Art er. Par enfant placé ou adulte placé, un candidat accueillant ou un accueillant doit disposer d une attestation afin de pouvoir accueillir cet enfant placé ou cet adulte placé. L attestation est délivrée par le service autorisé de placement familial dans la zone d action duquel le candidat accueillant ou l accueillant a sa résidence principale. 2. Sur la base du screening visé àl article 7, 2, alinéa premier, 3, et dans un délai raisonnable, le service de placement familial prend une décision motivée écrite sur l octroi ou le refus d une attestation. Dans ce contexte, le service octroie une attestation si le candidat famille d accueil ou la famille d accueil remplit les conditions suivantes : 1 pour tous les membres majeurs du candidat famille d accueil ou de la famille d accueil, un extrait récent du casier judiciaire selon le modèle 2 est présenté au service de placement familial, démontrant que, dans le chef de ces personnes, il n existe aucun élément incompatible avec le placement familial; 2 la famille d accueil dispose d une capacité suffisante pour offrir à l enfant placé ou à l adulte placé un climat de vie stable; 3 les membres de la famille du candidat accueillant ou de l accueillant sont associés à la candidature par le candidat accueillant ou par l accueillant. Le service de placement familial transmet une copie de la décision, telle que visée à l alinéa premier, au candidat accueillant ou à l accueillant. 3. Par dérogation au 1 er, une famille d accueil de proximité peut accueillir un enfant placé ou un adulte placé dans le cadre du placement familial sans que l accueillant dispose d une attestation d un service autorisé de placement familial si : 1 la garde d un enfant placé est attribuée à une famille d accueil par le tribunal de la jeunesse; 2 l accueil immédiat d un enfant placé ou d un adulte placé par une famille d accueil est nécessaire dans l intérêt de l enfant placé ou de l adulte placé; 3 l enfant placé ou l adulte placé réside déjà chez la famille d accueil de proximité. Dans tous les cas fixés à l alinéa premier, l accueillant de la famille d accueil de proximité doit disposer dans les meilleurs délais et au plus tard dans les six semaines, d une attestation d un service autorisé de placement familial. 4. L accueillant notifie une modification de la composition du ménage pendant le placement familial, au service de placement familial. Pour tout majeur qui devient membre de la famille d accueil hors du placement familial pendant le placement familial, il faut répondre au 2. Le service de placement familial peut en tout temps retirer une attestation par décision motivée écrite s il estime que la famille d accueil ne dispose plus d une capacité suffisante pour accueillir un enfant placé ou un adulte placé. Le service de placement familial transmet une copie de cette décision à l accueillant. 5. En cas de refus ou de retrait d une attestation, un candidat accueillant ou un accueillant peut demander un nouveau screening auprèsd un autre service de placement familial, désigné selon un système de rotation en alternance annuelle qui est fixé par les services de placement familial. Cet autre service peut encore accorder l attestation ou l accorder à nouveau selon les conditions fixées au 2. Le Gouvernement flamand arrête les règles d introduction d une réclamation contre le refus d une attestation à l occasion d un nouveau screening tel que visé àl alinéa premier. La réclamation est traitée par la Commission consultative pour les Structures de l Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, telle que visée à l article 12 du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d une Commission consultative pour les Structures de l Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille. Art. 15. Un service de placement familial notifie le refus ou le retrait d une attestation au Gouvernement flamand. Le Gouvernement flamand constitue un registre à cet effet. Le service de placement familial consulte ce registre dans le cadre du screening tel que visé àl article 7, 2, alinéa premier, 3. Le Gouvernement flamand détermine la durée de conservation du refus ou du retrait d une attestation au registre, tel que visé àl alinéa premier. Section 2. Indemnité de frais et contribution des parents d enfants placés Art. 16. Par enfant placé ou par adulte placé et par jour d accueil dans la famille d accueil, le Gouvernement flamand accorde une indemnité de frais forfaitaire aux accueillants disposant d une attestation telle que visée à l article 14, 1 er. Cette indemnité de frais peut différer, entre autres selon : -l âge de l enfant placé ou de l adulte placé; - les formes de placement familial et les modules types au sein du placement familial, tels que visés à l article 3; - la disponibilité dans le chef des accueillants des allocations familiales en faveur de l enfant placé ou de l adulte placé. Pour la période maximale de six semaines, telle que visée à l article 14, 3, le Gouvernement flamand accorde également une indemnité de frais forfaitaire telle que visée à l alinéa premier lorsqu un service autorisé de placement familial accorde une attestation à l accueillant de la famille d accueil de proximité àl expiration de cette période. Art. 17. Le Gouvernement flamand accorde des interventions pour des frais particuliers aux accueillants, destinées au maintien ou à la réparation de l intégrité physique et/ou psychique de l enfant placé ou de l adulte placé. Art. 18. Le Gouvernement flamand peut arrêter des règles pour la perception, par jour d accueil, d une contribution des parents d enfants placés.

27 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE CHAPITRE 5. Organisation partenaire Art er. Dans le cadre de sa politique concernant le placement familial, et sur la base d un appel pour une organisation partenaire, le Gouvernement flamand conclut une convention avec une personne morale sans but lucratif. Cette personne morale répond aux conditions suivantes : 1 elle dispose d une expertise dans le domaine du placement familial, développe cette expertise et la divulgue; 2 elle représente les enfants placés, les adultes placés, les accueillants, les familles dont les parents ou représentants légaux des enfants placés ou des adultes placés font partie, et les services de placement familial; 3 elle s engage dans la convention à accomplir au moins les tâches suivantes : a) la sensibilisation et la publicité relatives au placement familial; b) le soutien des services de placement familial; c) l organisation de groupes d appui pour enfants placés et accueillants; 4 elle intervient comme interlocuteur structurel pour le placement familial avec la Communauté flamande. Le Gouvernement flamand peut arrêter des conditions supplémentaires que la personne morale visée à l alinéa premier doit remplir afin de pouvoir conclure une convention avec le Gouvernement flamand en tant qu organisation partenaire. 2. La convention vaut pour au minimum trois et au maximum cinq ans, et comprend le plan de gestion pour la durée de la convention. Le plan de gestion comprend les domaines de performance pour l exécution de la convention et les critères d évaluation relatifs aux domaines de performance afin de pouvoir évaluer entre autres l exécution de la convention. Le Gouvernement flamand peut arrêter des conditions supplémentaires auxquelles la convention et le plan de gestion doivent répondre. 3. Le Gouvernement flamand détermine la subvention et les conditions de subventionnement de l organisation partenaire. CHAPITRE 6. Traitement et échange de données Art. 20. Les services autorisés de placement familial traitent les données pertinentes relatives au placement familial, y compris les données telles que visées aux articles 6, 7 et 8, de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l égard des traitements de données à caractère personnel. Ces traitements de données visent à permettre aux services autorisés de placement familial de disposer des données qui peuvent être pertinentes et nécessaires à la réalisation de leurs mission et tâches telles que visées à l article 7, et se font toujours dans l intérêt des personnes auxquelles le placement familial s adresse. Ils visent également à transmettre à la Communauté flamande des données anonymes ou codées afin de lui permettre d évaluer et d ajuster sa politique dans le domaine du placement familial. Art. 21. Les services autorisés de placement familial échangent entre eux des données à caractère personnel en vue de la réalisation de la mission et des tâches telles que visées à l article 7. Sans préjudice de l application des obligations et des limitations résultant de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l égard des traitements de données à caractère personnel, cet échange de données est soumis aux conditions suivantes : 1 l échange de données ne concerne que les données qui sont nécessaires au placement familial; 2 les données ne sont échangées qu en faveur des personnes à qui s adresse le placement familial; 3 les services autorisés de placement familial cherchent, dans la mesure du possible, à obtenir le consentement informé àl échange de données de la personne à qui les données à caractère personnel ont trait. Art. 22. Sans préjudice des articles 20 et 21, toutes les personnes qui apportent leur collaboration à l application du présent décret, sont liées par le secret visé àl article 458 du Code pénal concernant les données dont elles prennent connaissance pendant l exécution de leur mission ou qui y sont relatées. CHAPITRE 7. Maintien Section 1 re. Contrôle Art. 23. Le Gouvernement flamand organise le contrôle du respect des dispositions du présent décret et de ses arrêtés d exécution. Le Gouvernement flamand désigne les membres du personnel des services du Gouvernement flamand qui sont chargés du contrôle, visé àl alinéa premier. Ces membres du personnel exercent le contrôle sur place ou sur pièces. Ils ont le droit de visiter chaque service de placement familial et peuvent demander directement ou consulter sur place toutes les pièces et données pertinentes qui sont nécessaires au contrôle. Les services de placement familial apportent leur concours à l exercice du contrôle. Ils mettent toutes les pièces et données pertinentes qui sont nécessaires au contrôle, à disposition des membres du personnel, visés à l alinéa deux. Ils autorisent ces membres du personnel à vérifier sur place le respect des dispositions du présent décret et de ses arrêtés d exécution et à entreprendre toutes les démarches requises à cet effet. Les membres du personnel visés à l alinéa deux rédigent un rapport de leurs constatations. Le rapport fait foi jusqu à preuve du contraire. Une copie du rapport est envoyée au service de placement familial concerné. Section 2. Mesures d accompagnement Art. 24. Le Gouvernement flamand peut imposer une ou plusieurs mesures d accompagnement à un service autorisé de placement familial si ce service ne respecte pas les conditions d autorisation, de sorte que le service puisse remplir les conditions d autorisation, visées aux mesures d accompagnement, dans un délai déterminé. Le Gouvernement flamand arrête les règles pour l introduction d une réclamation contre ces mesures d accompagnement.

28 48254 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Section 3. Sanctions Sous-section 1 re. Retrait de l autorisation et fermeture Art. 25. Sans préjudice de l application de l article 24, le Gouvernement flamand peut retirer, selon les règles qu il arrête, l autorisation d un service agréé de placement familial si ce service ne respecte pas les conditions d autorisation ou ne collabore pas à l exercice du contrôle. Le Gouvernement flamand arrête les règles pour l introduction d une réclamation contre le retrait de l autorisation en tant que service de placement familial. Art. 26. Le retrait de l autorisation d un service de placement familial résulte de plein droit en la fermeture de ce service. Le Gouvernement flamand ordonne la fermeture d un service de placement familial lorsque ce service n est pas autorisé. La fermeture implique que le service de placement familial ne peut plus exercer ses activités. Le Gouvernement flamand arrête les règles pour l introduction d une réclamation contre la fermeture en tant que service de placement familial. Sous-section 2. Amende administrative Art er. Sans préjudice de l application des articles 24, 25 et 26 et selon le cas, le Gouvernement flamand peut imposer une amende administrative de 100 à euros à : 1 un service autorisé de placement familial si ce service a été sommé par le Gouvernement flamand à se conformer dans un délai déterminé aux conditions d autorisation mentionnées dans la sommation et s il ne se conforme pas à ces conditions dans ce délai; 2 un service de placement familial qui n est pas autorisé; 3 un service de placement familial qui empêche le contrôle réglé par ou en vertu du présent décret. 2. L amende administrative peut être imposée dans un délai de six mois, à compter du jour du constat de l infraction par les membres du personnel, visés à l article 23, alinéa deux, et après audition du service de placement familial concerné. Si une amende administrative est imposée, la décision mentionne le montant, le mode de paiement et le délai de paiement de celle-ci. La notification de la décision à l intéressé mentionne les modalités selon lesquelles et le délai dans lequel un recours peut être introduit contre la décision. 3. Si le service de placement familial ne paie pas à temps l amende administrative imposée, celle-ci est réclamée sous contrainte. Le Gouvernement flamand désigne les membres du personnel habilités à délivrer une contrainte et à la déclarer exécutoire. Une contrainte est signifiée par exploit d huissier avec injonction de payer. 4. L injonction à l acquittement de l amende administrative échoit après undélai de cinq ans, à compter de la date de la décision, visée au 2, alinéa premier, ou dans le cas de recours, à compter de la date de la décision judiciaire passée en autorité de la chose jugée. La prescription est interrompue selon le mode et aux conditions fixés à l article 2244 et suivants du Code civil. Art. 28. Le Gouvernement flamand gère le budget provenant des amendes administratives fixées au présent décret et à ses arrêtés d exécution, et le dépense en faveur du secteur de placement familial. CHAPITRE 8. Dispositions modificatives Art. 29. Dans l article 2, 1, dudécret du 17 octobre 2003 relatif à la qualité des structures de soins de santé et d aide sociale, les mots une organisation agréée ou, en ce qui concerne l accueil de bébés et de bambins, autorisée sont remplacés par les mots une organisation agréée ou, en ce qui concerne l accueil de bébés et de bambins ou le placement familial, autorisée. Art. 30. Dans l article 3, 1 er,dumême décret, les mots normes d agrément ou, en ce qui concerne l accueil de bébés et de bambins, normes d autorisation sont remplacés par les mots normes d agrément ou, en ce qui concerne l accueil de bébés et de bambins et le placement familial, normes d autorisation. Art. 31. Dans l article 9 du même décret, les mots normes d agrément ou, en ce qui concerne l accueil de bébés et de bambins, normes d autorisation sont remplacés par les mots normes d agrément ou, en ce qui concerne l accueil de bébés et de bambins et le placement familial, normes d autorisation et les mots agrément ou, en ce qui concerne l accueil de bébés ou de bambins, autorisation sont chaque fois remplacés par les mots agrément ou, en ce qui concerne l accueil de bébés ou de bambins et le placement familial, autorisation. Art. 32. L article 6, alinéa deux, du décret du 30 avril 2004 portant création des agences autonomisées externes de droit public Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel et Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem, est complété par les mots suivants : «sur la base d un contrat de coopération avec un service autorisé de placement familial tel que visé àl article 6 du décret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial. Art. 33. Dans l article 8, 1 er, alinéa premier, du décret du 30 avril 2004 portant création de l agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique Kind en Gezin, les mots à l exclusion du placement familial tel que visé à l article 2, 11, dudécret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial sont insérés entre les mots l agence et les mots se charge. Art. 34. Dans l article 5, 1, dudécret du 7 mai 2004 portant création de l agence autonomisée interne dotée dela personnalité juridique Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, les mots à l exclusion du placement familial tel que visé àl article 2, 11, dudécret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial sont insérés entre les mots du soutien et les mots des personnes handicapées. Art. 35. Dans l article 3, 1, del arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l agence autonomisée interne Zorg en Gezondheid, les mots, à l exception des services de placement familial tels que visés à l article 7 du décret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial sont insérés après les mots Aide sociale, Santé publique et Famille. Art. 36. L article 4, 1 er, alinéa premier, du décret du 7 mai 2004 relatif à l aide intégrale à la jeunesse est complété par un point 8, rédigé comme suit : «8 le décret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial..

29 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 37. Dans l article 26 du décret du 7 mai 2004 relatif au statut du mineur dans l aide intégrale à la jeunesse, les mots suivants sont insérés entre les mots auquel il est offert des services d aide à la jeunesse résidentiels et les mots a droit à un montant discrétionnaire à charge des autorités flamandes : «àl exception du placement familial tel que visé àl article 2, 11, dudécret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial,. Art. 38. L article 33 du décret du 8 juin 2007 relatif à l aide financière aux études de la Communauté flamande est complété par un alinéa deux, rédigé comme suit : «Par dérogation à l alinéa premier, un enfant placé ou un adulte placé, tel que visé àl article 2, 8 et 10, dudécret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial, a droit à l allocation totale à condition que le placement familial dans la famille d accueil dure plus d un an.. Art. 39. L intitulé du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d une Commission consultative pour les Structures de l Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, est remplacé par ce qui suit : «Décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d une Commission consultative pour les Structures de l Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats) Accueillants. Art. 40. L intitulé du chapitre III du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d une Commission consultative pour les Structures de l Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, est remplacé par ce qui suit : «Commission consultative pour les Structures de l Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats) Accueillants. Art. 41. Al article 12 du décret du 7 décembre 2007 portant création du Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l Aide sociale, de la Santé et de la Famille et d une Commission consultative pour les Structures de l Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, sont apportées les modifications suivantes : 1 dans l alinéa premier, les mots commission consultative pour les structures de l aide sociale, de la santé publique et de la famille sont remplacés par les mots suivants : «Commission consultative pour les Structures de l Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats) Accueillants ; 2 il est ajouté un alinéa quatre, rédigé comme suit : «La commission traite la réclamation contre le refus d une attestation à l occasion d un nouveau screening tel que visé àl article 14, 5, du décret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial.. Art. 42. L article 2, 2, dudécret du 7 mars 2008 relatif à l assistance spéciale à la jeunesse, est complété par la phrase suivante : «Pour l application du présent décret, tant une famille d accueil qu un service de placement familial sont considérés comme des parties concernées en cas de placement familial tel que visé àl article 2, 11, dudécret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial.. Art. 43. Dans l article 36, 2, alinéa premier, du même décret du 7 mars 2008 relatif à l assistance spéciale à la jeunesse, le point 2 est remplacé par la disposition suivante : «2 résider, jusqu à l âge maximal de vingt-et-un ans, chez un candidat accueillant ou accueillant tel que visé à l article 14, 1 er ou 3, du décret du 29 juin 2012;. Art. 44. Al article 36, 2, alinéa deux, du même décret du 7 mars 2008 relatif à l assistance spéciale à la jeunesse, sont apportées les modifications suivantes : 1 les mots à l alinéa 1 er,1, 2 et 3 sont remplacés par les mots à l alinéa premier, 1 et 3 ; 2 les mots à l alinéa 1 er,4 sont remplacés par les mots à l alinéa premier, 2 et 4. Art. 45. Al article 38, 1 er,dumême décret, le point 10 est remplacé par la disposition suivante : «10 confier le mineur à un candidat accueillant ou accueillant tel que visé àl article 14, 1 er ou 3, du décret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial pendant au maximum trois ans, en application ou non de l article 5 du même décret;. Art. 46. L article 38, 2, du même décret, est complété par les alinéas suivants : «Le tribunal de la jeunesse motive pourquoi le mineur, en application du 1 er,11 ne peut pas être confié à un candidat accueillant ou accueillant tel que visé au 1 er,10. Le tribunal de la jeunesse motive pourquoi plusieurs mineurs d une même famille, en application du 1 er,10, ne peuvent pas à leur égard être confiés à un même candidat accueillant ou accueillant.. Art. 47. Dans l article 40, du même décret, le point 3 est remplacé par la disposition suivante : «3 un service agréé de placement familial de l accompagnement du candidat accueillant ou de l accueillant à qui le mineur a été confié, conformément à l article 38, 1 er,10.. Art. 48. Dans l article 46, alinéa deux, du même décret, les mots une famille ou une personne sont remplacés par les mots un accueillant tel que visé àl article 14, 1 er ou 3, du décret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial. Art. 49. Dans l article 55, alinéa premier, du même décret, les mots, à l exception du placement familial tel que visé àl article 2, 11, dudécret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial, sont insérés entre les mots des soins et les mots offerts. Art. 50. L article 8, 1 er,dudécret du 29 juin 2012 portant organisation de l accueil de bébés et de bambins, est complété par un point 4, rédigé comme suit : «4 la présence d enfants placés, tels que visés à l article 2, 10, dudécret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial, dans la famille et qui sont éligibles à l accueil d enfants tel que visé àl article 2, 2..

30 48256 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 51. L article 8, 1 er,dumême décret, est complété par un alinéa deux, rédigé comme suit : «Par dérogation à l alinéa premier, pour les familles d accueil telles que visées à l article 2, 9, dudécret du 29 juin 2012 portant organisation du placement familial, il est arrêté une contribution financière, qui correspond à la contribution financière la plus basse possible indépendamment du revenu de la famille d accueil.. CHAPITRE 8. Dispositions finales Art. 52. Le Gouvernement flamand arrête les dispositions transitoires pour les situations de placement familial qui se sont créées avant la date d entrée en vigueur du présent décret. Art. 53. Les dispositions du présent décret entrent en vigueur à une date àfixer par le Gouvernement flamand et au plus tard le 1 er juillet 2013, à l exception de l article 38, qui entrera en vigueur à une date àfixer par le Gouvernement flamand et au plus tard le 1 er september Promulguons le présent décret, ordonnons qu il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 29 juin Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN Note (1) Session Documents. Proposition de décret : N 1. Amendements : N 2. Rapport : N 3. Texte adopté en séance plénière :1597-N 4. Annales Discussion et adoption : Séance d après-midi du 20 juin * VLAAMSE OVERHEID N [2012/204477] 6 JULI Decreet houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid (1) Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : DECREET houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid. HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder : 1 o Sport voor Allen : brede sportbeoefening die individueel of in ploegverband wordt beoefend met een competitief of recreatief karakter maar met uitzondering van topsport en competitiesport op hoog niveau; 2 o sportbeleid : het systematische en samenhangende geheel van beleidsmaatregelen van een overheid met betrekking tot sport dat steunt op deskundigheid, strategische aanpak en participatie van alle actoren; 3 o beweegbeleid : het systematische en samenhangende geheel van beleidsmaatregelen van een overheid met betrekking tot het aanzetten tot bewegen met als uiteindelijk doel sportbeoefening; 4 o erkende Vlaamse sportfederatie : de sportfederatie die erkend is in het kader van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en de subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding; 5 o erkende Vlaamse organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding : de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding die erkend is in het kader van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en de subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding; 6 o sporttakkenlijst : de nominatieve lijst van sporttakken die de Vlaamse Regering kan subsidiëren en die gevoegd is als bijlage V bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding; 7 o sportvereniging : een groepering van mensen die zich structureel en duurzaam heeft georganiseerd met als primaire doelstelling sport te beoefenen en sportactiviteiten te organiseren waarbij de fysieke inspanning centraal staat; 8 o jeugdsportbegeleider : een sporttechnische begeleider voor jeugdsport die actief is in een sportvereniging die aangesloten is bij een erkende Vlaamse sportfederatie. Onder jeugdsport wordt verstaan sportbeoefening van kinderen en jongeren tot en met achttien jaar; 9 o directe financiële ondersteuning van sportverenigingen : een financiële tegemoetkoming aan sportverenigingen door de gemeente of de Vlaamse Gemeenschapscommissie die bestemd is voor de algemene werking van de vereniging. De subsidies worden verdeeld op basis van een subsidiereglement waarin objectiveerbare kwaliteitscriteria worden gehanteerd; 10 o anders georganiseerd beweeg- en sportaanbod : een beweeg- en sportaanbod dat voor iedereen toegankelijk is en dat door de lokale overheden georganiseerd of ondersteund wordt, al dan niet in samenwerking met sportverenigingen of andere actoren, met het oog op de verhoging of verbreding van de sportparticipatie; 11 o kansengroep : een geheel van personen die vanwege een of meer gemeenschappelijke persoons- of situationele kenmerken feitelijk ongelijke kansen hebben inzake sportparticipatie en voor wie bijgevolg een specifiek sport- en beweegbeleid noodzakelijk is; 12 o gemeente : gemeente uit het Nederlandse taalgebied;

31 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o Planlastendecreet : het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd; 14 o Bloso : het agentschap ter Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie. Art. 3. Binnen de perken van de begroting en onder de bij dit decreet bepaalde voorwaarden verleent de Vlaamse Regering subsidies voor het realiseren van een coherent, dynamisch en innovatief Sport voor Allen-beleid. Dit veronderstelt in ieder geval de aanwezigheid van het nodige deskundige personeel binnen de respectieve instellingen. De subsidies die door de toepassing van dit decreet worden uitgekeerd, kunnen uitsluitend aangewend worden voor de ondersteuning of organisatie van Nederlandstalige sportinitiatieven. Onder Nederlandstalige sportinitiatieven wordt verstaan initiatieven van instellingen die hun zetel en werking hebben in het Nederlandse taalgebied of initiatieven van instellingen die hun zetel en werking hebben in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap. De instellingen moeten het Nederlands gebruiken bij hun werking en organisatie. De gegevens en documenten van die instellingen moeten in het Nederlands aanwezig zijn op de zetel. Binnen de perken van de begroting, worden alle subsidiebedragen in dit decreet vanaf 2015 jaarlijks aangepast aan de stijging van de gezondheidsindex. Onder gezondheidsindex wordt verstaan de prijsindex, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. Art. 4. De bepalingen van het Planlastendecreet zijn van toepassing op de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen voor de gemeenten en de provincies. HOOFDSTUK 2. De subsidiëring van de gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid Afdeling 1. De subsidiëring van de gemeenten voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid Onderafdeling 1. De Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen voor de gemeenten Art. 5. De Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen voor de gemeenten zijn : 1 o het ondersteunen van de kwalitatieve uitbouw van de sportverenigingen via een doelgericht subsidiebeleid; 2 o het stimuleren van sportverenigingen tot professionalisering met een bijzonder accent op kwaliteitsvolle jeugdsportbegeleiding en eventueel tot onderlinge samenwerking; 3 o het voeren van een activeringsbeleid met het oog op een levenslange sportparticipatie via een anders georganiseerd laagdrempelig beweeg- en sportaanbod; 4 o het voeren van een beweeg- en sportbeleid met aandacht voor transversale samenwerking zodat kansengroepen gelijke kansen krijgen om actief te participeren in sport. Art. 6. De Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 5, 1 o, heeft tot doel het stimuleren van sportverenigingen via directe financiële ondersteuning in de uitbouw van een kwaliteitsvolle permanente inhoudelijke sportwerking, door de kwalitatieve uitbouw van de structuur, de organisatie en de omkadering van de sportvereniging te verhogen. De sportverenigingen bieden sporten aan die vermeld staan op de sporttakkenlijst of die aangeboden worden door erkende Vlaamse sportfederaties of door erkende Vlaamse organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding. De Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 5, 2 o, heeft enerzijds tot doel de kwaliteit van de jeugdsportbegeleiders binnen de sportverenigingen te verhogen en biedt anderzijds de mogelijkheid de professionele omkadering te verhogen via coördinerende functies in de sportverenigingen. Deze beleidsprioriteit heeft ook tot doel de structurele samenwerking of fusies tussen sportverenigingen te ondersteunen met het oog op de uitbouw van een bredere en kwaliteitsvolle werking. De sportverenigingen zijn aangesloten bij een erkende Vlaamse sportfederatie. De Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 5, 3 o, heeft tot doel een lokaal beweeg- en sportbeleid te stimuleren dat erop gericht is de bevolking te activeren tot levenslang sporten door een anders georganiseerd laagdrempelig beweeg- en sportaanbod te organiseren of te ondersteunen. Bij dit beweeg- en sportaanbod moet de fysieke inspanning centraal staan. De Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 5, 4 o, heeft tot doel een lokaal beweeg- en sportbeleid te stimuleren dat personen die wegens hun sociaal zwakkere positie minder kans hebben om te participeren in sport, aanzet tot bewegen en sporten waarbij de fysieke inspanning centraal staat. Binnen het beweeg- en sportbeleid is er aandacht voor transversale samenwerking en wordt het wegwerken van drempels die resulteren in gelijke sportparticipatie van kansengroepen beoogd. Art. 7. De Vlaamse Regering bepaalt de bestedingspercentages voor de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 5, en de nadere voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor subsidiëring in aanmerking te komen. Art. 8. Binnen de perken van de begroting subsidieert de Vlaamse Regering de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 5, met een bedrag van in totaal 2,4 euro per jaar per inwoner als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en aan de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering. De subsidie wordt berekend op basis van het aantal inwoners van het voorlaatste jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar. Art. 9. De subsidie die de Vlaamse Regering toekent op basis van de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 5, wordt door de gemeente met minstens 30 procent vermeerderd. De gemeente besteedt dat bedrag aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 5. Onderafdeling 2. Procedure voor de behandeling van de aanvragen en de controle op de aanwending van de subsidies Art. 10. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de taken van het Bloso in het kader van de beoordeling en goedkeuring van de aanvragen, van de wijze waarop de gemeenten op de hoogte gebracht worden van het jaarlijks toegekende subsidiebedrag, van de controle op de aanwending van de subsidies en van de behandeling van bezwaar. Afdeling 2. De subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid Art. 11. De Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn : 1 o het ondersteunen van de kwalitatieve uitbouw van de sportverenigingen via een doelgericht subsidiebeleid; 2 o het stimuleren van sportverenigingen tot professionalisering met een bijzonder accent op kwaliteitsvolle jeugdsportbegeleiding en eventueel tot onderlinge samenwerking;

32 48258 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3 o het voeren van een activeringsbeleid met het oog op een levenslange sportparticipatie via een anders georganiseerd laagdrempelig beweeg- en sportaanbod; 4 o het voeren van een beweeg- en sportbeleid met aandacht voor transversale samenwerking zodat kansengroepen gelijke kansen krijgen om actief te participeren in sport en met bijzondere aandacht voor het stimuleren van personen met een handicap tot sportbeoefening. De doelstellingen van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen als vermeld in artikel 6, zijn van overeenkomstige toepassing op de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Art. 12. De Vlaamse Regering bepaalt de bestedingspercentages voor de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 11, en de nadere voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor subsidiëring in aanmerking te komen. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de taken van het Bloso in het kader van de aanvraag en behandeling van de subsidiëring, van de controle op de aanwending van de subsidies, van de planning en de rapportering en van de wijze waarop de subsidies worden uitbetaald. De subsidiëring wordt verleend, geheel of gedeeltelijk geweigerd of ingetrokken onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald. Art. 13. Binnen de perken van de begroting subsidieert de Vlaamse Regering de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 11, met een bedrag van in totaal euro per jaar als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en aan de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering. Art. 14. De subsidie die de Vlaamse Regering toekent op basis van de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 11, wordt door de Vlaamse Gemeenschapscommissie met minstens 30 procent vermeerderd. De Vlaamse Gemeenschapscommissie besteedt dat bedrag aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 11. Afdeling 3. De sportraad Art Het gemeentebestuur en de Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikken over een sportraad die, op eigen initiatief of op verzoek, autonoom advies geeft aan de overheid, over alle aangelegenheden die de sportraad belangrijk acht in het kader van het sportbeleid. De schepen of het collegelid, bevoegd voor sport, kan als waarnemer de vergaderingen bijwonen. Het lidmaatschap van de sportraad kan niet als voorwaarde voor subsidiëring worden gesteld. 2. Het gemeentebestuur moet aantonen dat ze de sportraad heeft betrokken bij de opmaak van de strategische meerjarenplanning met betrekking tot het beleidsveld sport en dat het om advies heeft gevraagd over de strategische meerjarenplanning met betrekking tot het beleidsveld sport. De sportraad bespreekt ook jaarlijks de door de gemeente opgemaakte jaarrekening met betrekking tot het beleidsveld sport. De Vlaamse Gemeenschapscommissie moet aantonen dat ze de sportraad heeft betrokken bij de planning met betrekking tot het sportbeleid en dat ze om advies heeft gevraagd over de planningsdocumenten met betrekking tot het Sport voor Allen- beleid in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen. De sportraad bespreekt ook jaarlijks de door de Vlaamse Gemeenschapscommissie opgemaakte rapporteringsdocumenten met betrekking tot het Sport voor Allenbeleid in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen. 3. Het bestuur motiveert bij het nemen van beslissingen eventuele afwijkingen op de uitgebrachte adviezen aan de sportraad. HOOFDSTUK 3. Bevoegdheden van de provincies inzake sport en de subsidiëring van de Vlaamse beleidsprioriteit Sport voor Allen voor de provincies Art. 16. De provincies zijn bevoegd voor de volgende aangelegenheden inzake sport : 1 o het stimuleren van personen met een handicap tot sportbeoefening; 2 o het, op vraag van de gemeenten, stimuleren en ondersteunen van de regionale werking in de sportsector; 3 o het ondersteunen of organiseren van bovenlokale sportevenementen; 4 o het bouwen of subsidiëren van bovenlokale sportinfrastructuur; 5 o het coördineren van de relatie tussen natuur, sport en recreatie en ruimtelijke ordening; 6 o het beheren van unieke bovenlokale instellingen in de sport. Onder een unieke bovenlokale instelling in de sport wordt verstaan een bovenlokale organisatie die een specifieke meerwaarde betekent voor de sport op provinciaal niveau en die niet op Vlaams of op lokaal niveau ingevuld wordt. De provincies oefenen hun bevoegdheden uit overeenkomstig de bepalingen opgenomen in een bestuursakkoord zoals vermeld in artikel 2 van het Provinciedecreet van 9 december Art. 17. De Vlaamse beleidsprioriteit Sport voor Allen voor de provincies is het stimuleren van personen met een handicap tot sportbeoefening via een laagdrempelig beweeg- en sportaanbod. Deze Vlaamse beleidsprioriteit heeft tot doel een lokaal beweeg- en sportbeleid te stimuleren dat erop gericht is personen met een handicap te activeren tot sporten door een laagdrempelig beweeg- en sportaanbod te organiseren, te faciliteren of te ondersteunen. Bij dit beweeg- en sportaanbod moet de fysieke inspanning centraal staan. Art. 18. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor subsidiëring voor de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 17, in aanmerking te komen. Art. 19. Het provinciebestuur moet aantonen dat ze lokale belanghebbenden heeft betrokken bij de opmaak van de strategische meerjarenplanning met betrekking tot het beleidsveld sport en bij de bespreking van de jaarrekening met betrekking tot het beleidsveld sport. Ze betrekt hierbij in het bijzonder personen met een handicap in functie van de Vlaamse beleidsprioriteit Sport voor Allen. Art. 20. Binnen de perken van de begroting subsidieert de Vlaamse Regering de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 17, met een bedrag van in totaal 0,06 euro per jaar per inwoner als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en aan de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering. De subsidie wordt berekend op basis van het aantal inwoners van het voorlaatste jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar. Art. 21. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de taken van het Bloso in het kader van de beoordeling en goedkeuring van de aanvragen, van de wijze waarop de provincies op de hoogte gebracht worden van het jaarlijks toegekende subsidiebedrag, van de controle op de aanwending van de subsidies en van de behandeling van bezwaar.

33 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK 4. Begeleiding, coördinatie en monitoring van de besturen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen Afdeling 1. Erkenning en subsidiëring van een organisatie voor de begeleiding van de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen Art Om als organisatie voor de begeleiding van de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen erkend te worden en te blijven, moet zij voldoen aan de volgende voorwaarden : 1 o opgericht zijn volgens de wet waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel rechtspersoonlijkheid wordt verleend; 2 o haar zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad; 3 o in haar statuten de ondersteuning van lokale besturen in de uitvoering van het lokale sportbeleid als hoofddoelstelling hebben; 4 o zich richten tot alle lokale besturen, opgenomen in dit decreet, voor de ondersteuning in de uitvoering van het lokale sportbeleid. 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden, de vorm, de termijnen en de te volgen procedure voor de aanvraag tot erkenning en de behandeling ervan door het Bloso. De erkenning van een organisatie voor de begeleiding van de besturen wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald. De erkenning wordt voor de duur van de lokale beleidscyclus van de gemeenten en provincies, vermeld in artikel 2, 3 o, van het Planlastendecreet, toegestaan. Art. 23. De Vlaamse Regering voorziet binnen de perken van de begroting in een subsidie van euro per jaar voor de begeleiding van de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen zoals bepaald in dit decreet. Art. 24. Om in aanmerking te komen voor subsidies moet een erkende organisatie voor de begeleiding van de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen de volgende opdrachten uitvoeren : 1 o actieve kennisverzameling en kennisontwikkeling, rekening houdend met de behoeften van de besturen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen; 2 o informatie en kennis betreffende de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen actief ter beschikking stellen aan de besturen door middel van : a) de organisatie van een helpdeskfunctie; b) de organisatie van vormingen, studiedagen, intervisiemomenten en actieve begeleidingstrajecten; c) de concrete vertaling van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen naar het werkveld via het uitwerken van goede praktijkvoorbeelden; d) het opzetten van rechtstreekse communicatiekanalen met de verschillende lokale actoren in functie van snelle en accurate informatieverspreiding. Bij de uitvoering van deze opdrachten wordt rekening gehouden met de voorwaarden zoals bepaald in dit decreet en met de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring maakt de erkende organisatie voor de begeleiding van de besturen een beleidsplan op voor de volgende lokale beleidscyclus en een jaarlijks actieplan met vermelding van de acties, de timing, de indicatoren en de daaraan gekoppelde begroting. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan dit beleidsplan en het jaarlijks actieplan moeten voldoen. Art. 25. De subsidies voor een organisatie voor de begeleiding van de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen worden jaarlijks toegekend en omvatten werkingssubsidies en personeelssubsidies. De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden voor de toekenning van deze subsidies bepalen. De subsidie moet worden aangewend voor de uitvoering van de taak, vermeld in artikel 23 en 24. Maximum 70 % van de totale subsidies kan besteed worden aan personeelskosten. Art. 26. De organisatie voor de begeleiding van de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen maakt een werkingsverslag en een financieel verslag op over de uitvoering van het beleidsplan in het voorgaande jaar. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan het werkingsverslag en het financieel verslag moeten voldoen. Art. 27. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden, de vorm, de termijnen en de te volgen procedure voor de subsidiëring van een erkende organisatie voor de begeleiding van de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen en de behandeling ervan door het Bloso. De subsidiëring van een organisatie voor de begeleiding van de besturen wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse Regering worden bepaald. Afdeling 2. Erkenning en subsidiëring van een organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen Art Om als organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen erkend te worden en te blijven, moet zij voldoen aan de volgende voorwaarden : 1 o opgericht zijn volgens de wet waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel rechtspersoonlijkheid wordt verleend; 2 o haar zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad; 3 o in haar statuten de tewerkstelling in de sportsector als hoofddoelstelling hebben.

34 48260 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden, de vorm, de termijnen en de te volgen procedure voor de aanvraag tot erkenning en de behandeling ervan door het Bloso. De erkenning van een organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de besturen wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse Regering worden bepaald. De erkenning wordt voor de duur van de lokale beleidscyclus van de gemeenten en provincies, vermeld in artikel 2, 3 o, van het Planlastendecreet, toegestaan. Art. 29. De Vlaamse Regering voorziet binnen de perken van de begroting in een subsidie van minimum euro per jaar voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen zoals bepaald in dit decreet. Art. 30. Om in aanmerking te komen voor subsidies moet een erkende organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen de volgende opdrachten uitvoeren : 1 o actieve kennisverzameling en kennisontwikkeling met betrekking tot begeleiders in de sport, rekening houdend met de behoeften van de besturen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen; 2 o de organisatie structureren en beheren zodat de pool van professionele begeleiders in de sport optimaal kan ontwikkeld en beschikbaar gesteld worden; 3 o het aanspreekpunt zijn voor de tewerkstelling van gekwalificeerde begeleiders in de sport; 4 o promotionele initiatieven nemen om de kwalitatieve tewerkstelling in de sportsector te verhogen met bijzondere aandacht voor : a) het verhogen van de kwaliteit van de jeugdsportbegeleiders binnen de sportverenigingen; b) het verhogen van de professionele omkadering via coördinerende functies in de sportverenigingen; 5 o beleidsvoorbereidend werk uitvoeren met betrekking tot bovenstaande opdrachten en participeren aan werkgroepen daaromtrent. Bij de uitvoering van deze opdrachten wordt rekening gehouden met de voorwaardenzoals bepaald in dit decreet en met de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring maakt de erkende organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de besturen een beleidsplan op voor de volgende lokale beleidscyclus en een jaarlijks actieplan met vermelding van de acties, de timing, de indicatoren en de daaraan gekoppelde begroting. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan dit beleidsplan en het jaarlijks actieplan moeten voldoen. Art. 31. De subsidies voor een organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen worden jaarlijks toegekend en omvatten werkingssubsidies en personeelssubsidies. De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden voor de toekenning van deze subsidies bepalen. De subsidie moet worden aangewend voor de uitvoering van de taak, vermeld in artikel 29 en 30. Maximum 70 % van de totale subsidies kan besteed worden aan personeelskosten. De subsidie mag niet aangewend worden voor de effectieve loonkost van de pool van begeleiders in de sport. Art. 32. De organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen maakt een werkingsverslag en een financieel verslag op over de uitvoering van het beleidsplan in het voorgaande jaar. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan het werkingsverslag en het financieel verslag moeten voldoen. Art. 33. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden, de vorm, de termijnen en de te volgen procedure voor de subsidiëring van een erkende organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provincies in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen en de behandeling ervan door het Bloso. De subsidiëring van een organisatie voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor de besturen wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken onder de voorwaarden, binnen de termijnen en volgens de vorm en de procedure die door de Vlaamse Regering worden bepaald. Afdeling 3. Monitoring van het lokale sportbeleid Art. 34. De gemeenten, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de provincies en de organisaties bedoeld in de artikelen 24 en 30 verbinden zich ertoe op verzoek van de Vlaamse Regering gegevens ter beschikking te stellen in het kader van de monitoring van het lokale sportbeleid. HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen Art. 35. Het decreet van 9 maart 2007 houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2014, met uitzondering van : 1 o artikel 5, 2en 3, artikel 9, 1, eerste lid, artikel 10, 11, 15, 17, 18, 20, 21, 22, 24, 25 en 26, die tot en met 31 december 2015 van toepassing blijven op het sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie of op het aanvullende sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie; 2 o artikel 28, 29 en 30, die tot en met 31 december 2014 van toepassing blijven op de Vlaamse Gemeenschapscommissie; 3 o artikel 2, 3 en 4, die tot en met 31 december 2015 van toepassing blijven op de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Conform artikel 22, 1, van het decreet van 9 maart 2007 houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid, blijft voor de Brusselse gemeenten het goedgekeurde aanvullende sportbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van toepassing tot en met 31 december 2015.

35 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 36. In afwijking van artikel 29, wordt het vastgelegde subsidiebedrag voor de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport voor het jaar 2014 en 2015 bepaald op euro per jaar. Art. 37. In afwijking van artikel 32 van het decreet van 9 maart 2007 houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid voorziet de Vlaamse Regering voor het jaar 2013 in een voorafname van euro voor de voorbereiding van de begeleiding van de besturen in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen zoals bepaald in dit decreet. In afwijking van artikel 33 van het decreet van 9 maart 2007 houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid voorziet de Vlaamse Regering voor het jaar 2013 in een voorafname van euro voor de voorbereiding van de coördinatie en de begeleiding van een pool van professionele begeleiders in de sport in het kader van de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen zoals bepaald in dit decreet. Art. 38. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van : 1 o artikel 2, 4, 5, 6, 7, 17 en 18, die in werking treden op 30 oktober 2012; 2 o artikel 15, 19 en 37, die in werking treden op 1 januari 2013; 3 o artikel 11, 12, 13 en 14, die in werking treden op 1 januari In afwijking van het eerste lid, treedt voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie : 1 o artikel 15 in werking op 1 januari 2015; 2 o artikel 3 en 34 in werking op 1 januari Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 6 juli De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS Nota (1) Zitting : Stukken. - Ontwerp van decreet : Nr Advies namens de Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme : Nr Amendementen : Nr. 3 en 4. - Verslag over hoorzitting : Nr Verslag : Nr Amendementen : Nr.. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : Nr. 8. Handelingen. Bespreking en aanneming : Middagvergadering van 27 juni TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F [2012/204477] 6 JUILLET Décret portant la promotion et le subventionnement d une politique sportive locale (1) Le PARLEMENT FLAMAND a adopté et Nous, GOUVERNEMENT, sanctionnons ce qui suit : DÉCRET portant la promotion et le subventionnement d une politique sportive locale (1) CHAPITRE 1 er. Dispositions générales Article 1 er. Le présent décret règle une matière communautaire. Art. 2. Dans le présent décret, on entend par : 1 o Sport pour tous : la pratique du sport au sens large, individuel ou en équipe, revêtant un caractère compétitif ou récréatif, mais à l exception du sport de haut niveau et du sport de haute compétition. 2 o politique sportive : l ensemble systématique et cohérent de mesures politiques d une autorité en matière de sport qui repose sur l expertise, l approche stratégique et la participation de tous les secteurs. 3 o politique en matière d activité physique : l ensemble systématique et cohérent de mesures politiques d une autorité en matière d incitation à l activité physique, ayant la pratique du sport comme objectif final. 4 o fédération sportive flamande agréée : toute fédération sportive agréée dans le cadre du décret du 13 juillet 2001 portant réglementation de l agrément et du subventionnement des fédérations sportives flamandes, de l organisation coordinatrice et des organisations de sports récréatifs. 5 o organisation de sports récréatifs flamande agréée : toute organisation de sports récréatifs qui est agréée dans le cadre du décret du 13 juillet 2001 portant réglementation de l agrément et du subventionnement des fédérations sportives flamandes, de l organisation coordinatrice et des organisations de sports récréatifs. 6 o liste des disciplines sportives : la liste nominative des disciplines sportives que le Gouvernement flamand peut subventionner et qui est jointe à l annexe V de l arrêté du Gouvernement flamand du 5 décembre 2008 fixant les conditions d agrément et de subventionnement des fédérations sportives flamandes, de l organisation coordinatrice et des organisations de sports récréatifs. 7 o association sportive : un groupement de personnes qui s est organisé de façon structurelle et durable, avec comme objectif premier la pratique du sport et l organisation d activités sportives où l effort physique occupe une place centrale.

36 48262 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 8 o animateur sportif pour jeunes : un accompagnateur technico-sportif de sport pour jeunes qui est actif au sein d une association sportive affiliée auprès d une fédération sportive flamande agréée. Par «sport pour jeunes», il convient d entendre la pratique sportive des enfants et des jeunes jusqu à dix-huit ans inclus. 9 o aide financière directe aux associations sportives : une intervention financière à des associations sportives par l administration communale ou l administration de la Commission communautaire flamande, destinée au fonctionnement général de l association. Ces subventions sont réparties sur la base d un règlement de subvention faisant appel à des critères de qualité objectivés. 10 o offre d activités physiques et sportives organisée différemment : une organisation proposant des activités physiques et sportives accessibles à tous et qui est organisée ou soutenue par les autorités locales, en coopération ou non avec des associations sportives ou d autres acteurs, en vue d accroîtreoud élargir la participation sportive. 11 o groupe défavorisé : un ensemble de personnes qui, du fait d une ou plusieurs caractéristiques individuelles ou situationnelles communes, sont confrontées à des inégalités en matière de participation sportive et pour lequel une politique spécifique est indispensable en matière de sport et d activité physique. 12 o Commune : commune de la région de langue néerlandaise. 13 o Planlastendecreet : le décret du 15 juillet 2011 fixant les règles générales auxquelles dans la Communauté flamande et la Région flamande des obligations de planning et de rapportage périodiques peuvent être imposées à des administrations locales. 14 o le Bloso : L Agentschap ter Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie (Agence pour la Promotion de l Education physique, des Sports ou de la Vie en plein air). Art. 3. Dans les limites budgétaires et selon les conditions fixées par le présent décret, le Gouvernement flamand accorde des subventions pour la réalisation d une politique «Sport pour tous» cohérente, dynamique et innovante, ce qui suppose en tout cas la présence d un personnel qualifié nécessaire au sein des institutions respectives. Les subventions qui sont versées au titre du présent décret peuvent être utilisées exclusivement pour le soutien ou l organisation d initiatives sportives de langue néerlandaise. Par initiative de langue néerlandaise, il convient d entendre les initiatives émanant d institutions dont le siège et les activités se tiennent en région de langue néerlandaise ou les initiatives d institutions dont le siège et les activités se tiennent en région bilingue de Bruxelles-Capitale et qui, du fait de leurs activités, doivent être considérées comme relevant exclusivement de la Communautéflamande. Les institutions doivent utiliser la langue néerlandaise dans leurs activités et leur organisation. Les données et les documents de ces institutions doivent se trouver en langue néerlandaise au siège. Dans les limites budgétaires, le montant de toutes les subventions prévues dans le cadre du présent décret seront ajustées annuellement à partir de 2015 à l augmentation de l indice santé. Par indice santé, il convient d entendre l indice des prix visé àl article 2 de l arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par l article 90 de la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales. Art. 4. Les dispositions du Planlastendecreet sont applicables aux priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» pour les communes et les provinces. CHAPITRE 2. Le subventionnement des communes et de la Commission communautaire flamande pour la réalisation d une politique «Sport pour tous». Section 1. Le subventionnement des communes pour la réalisation d une politique «Sport pour tous». Sous-section 1 re. Les priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» pour les communes Art. 5. Les priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» pour les communes sont : 1 o l appui au développement qualitatif d associations sportives via une politique de subventionnement ciblée; 2 o la promotion de la professionnalisation des associations sportives en mettant particulièrement l accent sur un accompagnement sportif pour jeunes qualitatif et éventuellement une coopération mutuelle; 3 o la réalisation d une politique d activation en vue d une participation sportive tout au long de la vie via une offre d activités physiques et sportives organisée différemment et à la portée de tous; 4 o la réalisation d une politique d activité physique et sportive axée sur une coopération transversale de manière à ce que les groupes défavorisés bénéficient de l égalité des chances en vue d une participation active au sport. Art. 6. La priorité politique flamande visée à l article 5, 1 o, consiste à encourager les associations sportives via une aide financière directe à l élaboration d une pratique sportive de qualité permanente sur le fond, en améliorant le développement qualitatif de la structure, de l organisation et de l encadrement de l association sportive. Les associations sportives proposent des sports figurant sur la liste des disciplines sportives proposées par des fédérations sportives flamandes agréées ou par des organisations flamandes de sports récréatifs agréées. La priorité politique flamande visée à l article 5, 2 o, consiste d une part à accroître la qualité des animateurs sportifs au sein des associations sportives et offre, d autre part, un encadrement professionnel accru via des fonctions de coordination au sein des associations sportives. Cette priorité politique a également pour objectif de favoriser la coopération structurelle ou les fusions entre les associations sportives en vue de développer des activités plus variées et de qualité. Les associations sportives sont affiliées à une fédération sportive flamande agréée. La priorité politique flamande visée à l article 5, 3 o, consiste à encourager une politique d activité physique et sportive locale ciblée sur la population à inciter à la pratique d un sport tout au long de la vie au moyen d une offre d activités physiques et sportives organisée différemment et à la portée de tous. Cette politique d activité physique et sportive doit être focalisée sur l effort physique. La priorité politique flamande visée à l article 5, 4 o, consiste à encourager une politique d activité physique et sportive locale axée sur les personnes qui, du fait de leur situation sociale plus faible, sont moins susceptibles de participer au sport, en les incitant à la pratique d une activité sportive ou d un sport où l effort physique occupe une place centrale. Cette politique d activité physique et sportive est axée sur une coopération transversale et l élimination des obstacles qui entravent la participation au sport parmi les groupes défavorisés en question. Art. 7. Le Gouvernement flamand détermine les taux d utilisation attribués aux priorités politiques flamandes visées à l article 5 et fixe les conditions auxquelles il devra être satisfait pour prétendre au subventionnement. Art. 8. Dans les limites budgétaires, le Gouvernement flamand subventionne l exécution des priorités politiques flamandes visées à l article 5 à concurrence d un montant total de 2,4 euros par an par habitant lorsqu il est satisfait aux conditions fixées dans le présent décret et aux conditions fixées par le Gouvernement flamand. Les subventions sont calculées sur la base du nombre d habitants de l avant-dernière année précédant l année budgétaire.

37 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 9. Les subventions que le Gouvernement flamand attribue sur la base des priorités politiques flamandes visées à l article 5 sont majorées d au moins 30 pourcent par les communes. Les communes allouent ce montant aux priorités politiques flamandes visées à l article 5. Sous-section 2. Procédure pour le traitement des demandes et le contrôle de l affectation des subventions Art. 10. Le Gouvernement flamand arrête la procédure et les tâches du Bloso dans le cadre de l évaluation et de l approbation des demandes, des modalités selon lesquelles les communes sont informées du montant de la subvention annuelle accordée, du contrôle de l utilisation des subventions et du traitement des réclamations. Section 2. Le subventionnement de la Commission communautaire flamande pour la réalisation d une politique «Sport pour tous». Art. 11. Les priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» pour la Commission communautaire flamande sont : 1 o l appui au développement qualitatif d associations sportives via une politique de subventionnement ciblée; 2 o la promotion de la professionnalisation des associations sportives en mettant particulièrement l accent sur la qualité de l animation sportive des jeunes et éventuellement une coopération mutuelle; 3 o la réalisation d une politique d activation en vue d une participation sportive tout au long de la vie via une offre d activités physiques et sportives organisée différemment et à la portée de tous; 4 o la réalisation d une politique d activité physique et sportive axée sur une coopération transversale de manière à ce que les groupes défavorisés bénéficient de l égalité des chances en vue d une participation active au sport. Une attention particulière est accordée à l encouragement des personnes qui souffrent d un handicap entravant la pratique d un sport. Les objectifs des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» visées à l article 6 s appliquent par analogie aux priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» de la Commission communautaire flamande. Art. 12. Le Gouvernement flamand détermine les taux d utilisation attribués aux priorités politiques flamandes visées à l article 11 et fixe les conditions auxquelles il devra être satisfait pour prétendre au subventionnement. Le Gouvernement flamand arrête la procédure et les tâches du Bloso dans le cadre de la demande et du traitement du subventionnement, du contrôle de l utilisation des subventions, de la planification et du rapportage et des modalités selon lesquelles les subventions sont payées. Le subventionnement est accordé, entièrement ou partiellement refusé ou retiré selon les conditions, dans les délais et d après la forme et la procédure déterminés par le Gouvernement flamand. Art. 13. Dans les limites budgétaires, le Gouvernement flamand subventionne l exécution des priorités politiques flamandes visées à l article 11 à concurrence d un montant total de euros par an lorsqu il est satisfait aux conditions fixées dans le présent décret et aux conditions fixées par le Gouvernement flamand. Art. 14. Les subventions que le Gouvernement flamand attribue sur la base des priorités politiques flamandes visées à l article 11 sont majorées d au moins 30 pour cent par la Commission communautaire flamande. La Commission communautaire flamande alloue ce montant aux priorités politiques flamandes visées à l article 11. Section 3. Le conseil sportif Art Les administrations communales et la Commission communautaire flamande dispose d un conseil sportif qui, de sa propre initiative ou à la demande, donne un avis autonome à l autorité sur toutes les affaires que le conseil sportif juge importantes dans le cadre de la politique sportive. L échevin ou le membre du collège compétent en matière de sport peut assister aux réunions en qualité d observateur. La qualité de membre du conseil sportif ne peut constituer une condition au subventionnement. 2. Les administrations communales sont tenues de démontrer qu elles ont associé le conseil sportif à l élaboration du plan stratégique pluriannuel en ce qui concerne le domaine sportif et qu elles ont demandé son avis. Le conseil sportif discute également chaque année des comptes annuels établis par la commune en ce qui concerne le domaine sportif. La Commission communautaire flamande est tenue de démontrer qu elle a associé le conseil sportif à la planification relative à la politique sportive et qu elle lui a demandé son avis concernant les documents de planification relatifs à la politique «Sport pour tous» dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous». Le conseil sportif discute également chaque année des documents de rapportage établis par la Commission communautaire flamande eu égard à la politique «Sport pour tous» dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous». 3. Lors de la prise de décisions, l administration communale motive les éventuels écarts par rapport aux avis émis par le conseil sportif. CHAPITRE 3. Compétences des provinces en matière de sport et subventionnement de la priorité politique flamande «Sport pour tous» pour les provinces Art. 16. Les provinces sont compétentes pour les affaires suivantes en matière de sport : 1 o encouragement des personnes ayant un handicap à la pratique d un sport; 2 o à la demande des communes, la promotion et le soutien des activités régionales dans le secteur du sport; 3 o le soutien ou l organisation d événements sportifs à l échelle supralocale; 4 o la construction ou le subventionnement d infrastructures sportives supralocales; 5 o la coordination de la relation entre nature, sport, récréation et aménagement du territoire; 6 o la gestion d institutions supralocales uniques dans le domaine du sport, par «institution supralocale unique», il convient d entendre une organisation supralocale qui représente une valeur ajoutée spécifique pour le sport au niveau provincial qui n est pas conférée au niveau régional ou local. Les provinces exercent leurs compétences, conformément aux dispositions énoncées dans un accord administratif au sens de l article 2 du décret provincial du 9 décembre 2005.

38 48264 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 17. La priorité politique flamande «Sport pour tous» pour les provinces consiste à encourager les personnes handicapées à pratiquer un sport via une offre d activités physiques et sportives pour tous. Cette priorité politique flamande entend encourager une politique d activité physique et sportive locale ciblée sur l activation des personnes souffrant d un handicap et les inciter à la pratique d un sport au moyen d une offre d activités physiques et sportives à organiser, faciliter ou appuyer. Cette politique d activité physique et sportive doit être focalisée sur l effort physique. Art. 18. Le Gouvernement flamand détermine les autres conditions auxquelles il devra être satisfait pour prétendre au subventionnement au titre de la priorité politique flamande visée à l article 17. Art. 19. Les administrations provinciales sont tenues de démontrer qu elles ont associé les acteurs locaux à l élaboration du plan stratégique pluriannuel en ce qui concerne le domaine politique sportif et à la discussion sur les comptes annuels relatifs au domaine politique sportif. À cet égard, elles associent en particulier les personnes souffrant d un handicap en fonction de la priorité politique «Sport pour tous». Art. 20. Dans les limites budgétaires, le Gouvernement flamand subventionne l exécution de la priorité politique flamande visée à l article 17 à concurrence d un montant total de 0,06 euro par an par habitant lorsqu il est satisfait aux conditions fixées dans le présent décret et aux conditions fixées par le Gouvernement flamand. Les subventions sont calculées sur la base du nombre d habitants de l avant-dernière année précédant l année budgétaire. Art. 21. Le Gouvernement flamand arrête la procédure et les tâches du Bloso dans le cadre de l évaluation et de l approbation des demandes, les modalités selon lesquelles les provinces sont informées du montant de la subvention annuelle accordée, le contrôle de l affectation des subventions et le traitement des réclamations. CHAPITRE 4. Accompagnement, coordination et suivi des administrations dans le cadre des priorités politiques «Sport pour tous» Section 1 re. Agrément et subventionnement d une organisation pour l accompagnement des communes, de la Commission communautaire flamande et des provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous». Art Pour être et rester agréée en tant qu organisation pour l accompagnement des communes, de la Commission communautaire flamande et des provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous», les conditions suivantes doivent être remplies : 1 o être créée en vertu de la loi conférant la personnalité morale aux associations sans but lucratif; 2 o avoir son siège en région de langue néerlandaise ou dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale; 3 o avoir pour objectif principal dans ses statuts l appui aux administrations communales dans l exécution de la politique sportive; 4 o s adresser à toutes les administrations locales, figurant dans le présent décret, pour l appui à l exécution de la politique sportive locale; 2. Le Gouvernement flamand détermine les autres conditions, la forme, les délais et la procédure à suivre pour la demande d agrément et le traitement de celle-ci par le Bloso. L agrément d une organisation pour l accompagnement des communes est accordé, refusé, suspendu ou retiré selon les conditions, dans les délais et d après la forme et la procédure déterminés par le Gouvernement flamand. L agrément est accordé pour la durée du cycle politique local des communes et des provinces visées à l article 2, point 3 o, du Planlastendecreet. Art. 23. Le Gouvernement flamand prévoit, dans les limites budgétaires, une subvention de euros par an pour l accompagnement des communes, de la Commission communautaire flamande et des provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» visées dans le présent décret. Art. 24. Pour avoir droit au subventionnement, une organisation agréée pour l accompagnement des communes, de la Commission communautaire flamande et des provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» doit exécuter les missions suivantes : 1 o la collecte et le développement actifs des connaissances, en tenant compte des besoins des administrations dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous»; 2 o la mise à la disposition des communes d informations et de connaissances sur les priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» au travers de : a) l organisation d une fonction d assistance technique; b) l organisation de formations, de journées d études, d intervisions et de parcours d accompagnement actifs; c) la concrétisation des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» sur le terrain via l élaboration d exemples de bonne pratique; d) l instauration de canaux de communication directs avec différents acteurs locaux en fonction d une diffusion rapide et précise des informations. Lors de l exécution de ces missions, il est tenu compte des conditions fixées dans le présent décret et des conditions fixées par le Gouvernement flamand. Pour avoir droit au subventionnement, l organisation agréée pour l accompagnement des administrations établit un plan de gestion pour le prochain cycle de politique locale et un plan d action annuel faisant mention des actions, d un calendrier, des indicateurs et du budget y associé. Le Gouvernement détermine les autres conditions auxquelles ce plan de gestion et le plan d action annuel doivent satisfaire. Art. 25. Les subventions aux organisations pour l accompagnement des communes, de la Commission communautaire flamande et des provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» sont octroyées annuellement et incluent des subventions de fonctionnement et des subventions de personnel. Le Gouvernement flamand arrête les autres conditions relatives à l octroi de ces subventions. Les subventions doivent être affectées à l exécution de la tâche visée aux articles 23 et 24. Maximum 70 % du total des subventions peuvent être affectés à des coûts de personnel. Art. 26. Les organisations pour l accompagnement des communes, de la Commission communautaire flamande et des provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» établissent un rapport d activités annuel ainsi qu un rapport financier sur l exécution du plan de gestion durant l année précédente. Le Gouvernement détermine les autres conditions auxquelles le rapport d activités et le rapport financier doivent satisfaire.

39 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 27. Le Gouvernement flamand arrête les autres conditions, la forme, les délais et la procédure à suivre pour le subventionnement d une organisation agréée pour l accompagnement des communes, de la Commission communautaire flamande et des provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» et le traitement de ce subventionnement par le Bloso. Le subventionnement d une organisation pour l accompagnement des administrations est accordé, refusé, suspendu ou retiré selon les conditions, dans les délais et d après la forme et la procédure déterminés par le Gouvernement flamand. Section 2. Agrément et subventionnement d une organisation pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes, la Commission communautaire flamande et les provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous». Art Pour être et resté agréée en tant qu organisation pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes, la Commission communautaire flamande et les provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous», les conditions suivantes doivent être remplies : 1 o être constituée en vertu de la loi conférant la personnalité morale aux associations sans but lucratif; 2 o avoir son siège en région de langue néerlandaise ou dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale; 3 o avoir pour objectif principal dans ses statuts l emploi dans le secteur du sport. 2. Le Gouvernement flamand détermine les autres conditions, la forme, les délais et la procédure à suivre pour la demande d agrément et le traitement de celle-ci par le Bloso. L agrément d une organisation pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes est accordé, refusé, suspendu ou retiré selon les conditions, dans les délais et d après la forme et la procédure déterminés par le Gouvernement flamand. L agrément est accordé pour la durée du cycle de politique locale des communes et des provinces visées à l article 2, 3 o, du Planlastendecreet. Art. 29. Le Gouvernement flamand prévoit, dans les limites budgétaires, une subvention de minimum euros par an pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes, la Commission communautaire flamande et les provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous», visées dans le présent décret. Art. 30. Pour avoir droit au subventionnement, une organisation agréée pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes, la Commission communautaire flamande et les provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous», doit exécuter les missions suivantes : 1 o la collecte et le développement actifs des connaissances relatives aux animateurs dans le domaine du sport, en tenant compte des besoins des administrations dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous»; 2 o la création et la gestion de l organisation de manière à ce que le pool d animateurs sportifs professionnels puisse se développer et être mis à disposition de façon optimale; 3 o le rôle de point de contact pour l emploi d animateurs sportifs qualifiés; 4 o la prise d initiatives promotionnelles en vue d accroître l emploi de qualité dans le secteur du sport, en veillant particulièrement à : a) accroître la qualité des animateurs sportifs pour jeunes au sein des associations sportives; b) accroître la qualité de l encadrement professionnel via des fonctions de coordination au sein des associations sportives; 5 o l exécution d un travail de recherche préparatoire à la politique concernant les missions énoncées ci-dessus et la participation à des groupes de travail à ce sujet. Lors de l exécution de ces missions, il est tenu compte des conditions fixées dans le présent décret et des conditions fixées par le Gouvernement flamand. Pour avoir droit au subventionnement, l organisation agréée pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les administrations établit un plan de gestion pour le prochain cycle de politique locale et un plan d action annuel faisant mention des actions, d un calendrier, des indicateurs et du budget y associé. Le Gouvernement détermine les autres conditions auxquelles ce plan de gestion et le plan d action annuel doivent satisfaire. Art. 31. Les subventions aux organisations pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes, la Commission communautaire flamande et les provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» sont octroyées annuellement et incluent des subventions de fonctionnement et des subventions de personnel. Le Gouvernement flamand arrête les autres conditions relatives à l octroi de ces subventions. Les subventions doivent être affectées à l exécution de la tâche visée aux articles 29 et 30. Maximum 70 % du total des subventions peuvent être affectés à des coûts de personnel. La subvention ne peut pas être affectée aucoût salarial effectif du pool d animateurs sportifs. Art. 32. Les organisations pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes, la Commission communautaire flamande et les provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» établissent un rapport d activités annuel ainsi qu un rapport financier sur l exécution du plan de gestion durant l année précédente. Le Gouvernement détermine les autres conditions auxquelles le rapport d activités et le rapport financier doivent satisfaire.

40 48266 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 33. Le Gouvernement flamand arrête les autres conditions, la forme, les délais et la procédure à suivre pour le subventionnement d une organisation agréée pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes, la Commission communautaire flamande et les provinces dans le cadre des priorités politiques flamandes en matière de «Sport pour tous» et le traitement de ce subventionnement par le Bloso. Le subventionnement d une organisation pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les communes est accordé, refusé, suspendu ou retiré selon les conditions, dans les délais et d après la forme et la procédure déterminés par le Gouvernement flamand. Section 3. Suivi de la politique sportive locale Art. 34. Les communes, la Commission communautaire flamande, les provinces et les organisations visées aux articles 24 et 30 s engagent à mettre à disposition, sur demande du Gouvernement flamand, leurs informations dans le cadre du suivi de la politique sportive locale. CHAPITRE 5. Dispositions finales Art. 35. Le décret du 9 mars 2007 portant subventionnement des administrations locales et provinciales et de la Commission communautaire flamande pour la mise en œuvre d une politique de Sport pour tous est abrogé àpartir du 1 er janvier 2014, à l exception : 1 o de l article 5, 2et 3, de l article 9, 1, alinéa premier, des articles 10, 11, 15, 17, 18, 20, 21, 22, 24, 25 et 26, qui restent applicables au plan de la politique sportive de la Commission communautaire flamande, au plan de la politique sportive complémentaire de la Commission communautaire flamande jusqu au 31 décembre 2015 inclus; 2 o des articles 28, 29 et 30, qui restent applicables à la Commission communautaire flamande jusqu au 31 décembre 2014 inclus; 3 o des articles 2, 3 et 4, qui restent applicables à la Commission communautaire flamande jusqu au 31 décembre 2015 inclus. Conformément à l article 22, 1, du décret du 9 mars 2007 portant subventionnement des administrations locales et provinciales et de la Commission communautaire flamande pour la mise en œuvre d une politique de Sport pour tous, le plan de gestion complémentaire de la Commission communautaire flamande reste applicable pour les communes bruxelloises jusqu au 31 décembre 2015 inclus. Art. 36. Par dérogation à l article 29, le montant de la subvention établie pour la coordination et l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les années 2014 et 2015 est fixé à euros par an. Art. 37. Par dérogation à l article 32 du décret du 9 mars 2007 portant subventionnement des administrations locales et provinciales et de la Commission communautaire flamande pour la mise en œuvre d une politique de Sport pour tous, le Gouvernement flamand prévoit pour l année 2013 un prélèvement de euros pour la préparation de l accompagnement des administrations dans le cadre des priorités politiques flamandes Sport pour tous visées dans le présent décret. Par dérogation à l article 33 du décret du 9 mars 2007 portant subventionnement des administrations locales et provinciales et de la Commission communautaire flamande pour la mise en œuvre d une politique de Sport pour tous, le Gouvernement flamand prévoit pour l année 2013 un prélèvement de euros pour la préparation de la coordination et de l accompagnement d un pool d animateurs sportifs professionnels pour les administrations dans le cadre des priorités politiques flamandes Sport pour tous, visées dans le présent décret. Art. 38. Le présent décret entre en vigueur le 1 er janvier 2014, à l exception : 1 o des articles 2, 4, 5, 6, 7, 17 et 18 qui entrent en vigueur le 30 octobre 2012; 2 o des articles 15, 19 et 37 qui entrent en vigueur le 1 er janvier 2013; 3 o des articles 11, 12, 13 et 14 qui entrent en vigueur le 1 er janvier Par dérogation à l alinéa premier, pour la Commission communautaire flamande : 1 o l article 15 entre en vigueur le 1 er janvier 2015; 2 o les articles 3 et 34 entrent en vigueur le 1 er janvier Promulguons le présent décret, ordonnons qu il soit publié au Moniteur belge Bruxelles, le 6 juillet 2012 Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand des Finances, du Budget, du Travail, de l Aménagement du Territoire et des Sports, Ph. MUYTERS Note (1) Session : Documents. - Projet de décret : N o 1. - Avis de la Commission Gouvernance publique, Administration intérieure, Évaluation des décrets, Intégration civique et du Tourisme : N o 2. - Amendements : N o 3et4. - Rapport de l audition : N o 5. - Rapport : N o 6. - Amendements : N o 7. - Texte adopté en séance plénière:1582-n o 8. Annales. Discussion et adoption : Séance de l après-midi du 27 juin 2012.

41 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE N VLAAMSE OVERHEID [C 2012/35935] 6 JULI Decreet tot wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, wat betreft de bewegingen, de vormingsinstellingen en het steunpunt Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, wat betreft de bewegingen, de vormingsinstellingen en het steunpunt Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Art. 2. In het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, wordt titel III, gewijzigd bij het decreet van 14 maart 2008, die bestaat uit hoofdstuk I, dat bestaat uit artikel 15 tot en met 17, en hoofdstuk II, dat bestaat uit artikel 18, vervangen door een titel die bestaat uit een hoofdstuk dat bestaat uit artikel 15, een hoofdstuk dat bestaat uit artikel 15bis en 16, een hoofdstuk dat bestaat uit artikel 17 en een hoofdstuk dat bestaat uit artikel 18 : «Titel III. Sociaal-culturele bewegingen Hoofdstuk I. Erkenning Art Bewegingen worden erkend als ze aan de volgende erkenningsvoorwaarden voldoen : 1 ze zijn een vereniging zonder winstoogmerk; 2 ze hebben statutaire doelstellingen rond één maatschappelijk relevant thema of cluster van nauw verwante thema s; 3 ze kunnen aantonen dat ze gedurende minstens twee jaar een werking met landelijk karakter hebben op het vlak van sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie rond het thema of de cluster van nauw verwante thema s waarvoor ze een aanvraag indienen; 4 ze kunnen een werking aantonen die zich situeert in het domein van het sociaal-cultureel volwassenenwerk als beweging; 5 ze dienen een beleidsplan in waarin ze hun werking en beleid op het vlak van sociaal-cultureel werk voor de komende vijf jaar duidelijk maken en aantonen hoe deze zich verhouden ten aanzien van onderstaande beoordelingselementen : a) de knowhow en expertise van de beweging met betrekking tot het thema of het cluster; de wijze waarop die expertise verder wordt ontwikkeld; de wijze waarop de knowhow wordt ontsloten; b) de aanpak van diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit; c) de wijze waarop het ruime publiek rechtstreeks of onrechtstreeks wordt benaderd, inclusief de inspanning om andere publieksgroepen aan te trekken; d) de creativiteit, de diversiteit en de originaliteit van de gehanteerde methoden, evenals de effectiviteit ervan; e) de communicatie met het publiek, de aandacht voor de media; f) de aard en de omvang van de educatieve activiteiten en de werkmaterialen; g) de acties en de campagnes; h) de samenwerking en netwerkvorming met andere organisaties; i) het engagement van vrijwilligers en bestuurders; j) de zorg voor professionaliteit en professionalisering; k) de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg; 6 ze dienen een financieel plan in waarin een financiële raming gemaakt wordt voor de komende vijf jaar; 7 ze onderschrijven de principes en de regels van de democratie en van het Europees verdrag van de rechten van de mens en passen deze toe in hun werking; 8 ze gaan ermee akkoord om op verzoek van de administratie alle nuttige en noodzakelijke gegevens te verstrekken met betrekking tot de werking en die gegevens in de gevraagde vorm aan te leveren. 2. De erkenningsaanvraag bevat de vereiste documenten waaruit de naleving van de criteria bepaald in 1, blijkt. De aanvraag wordt op inhoud en kwaliteit beoordeeld door een adviescommissie. De adviescommissie betrekt in haar advies de realiteitswaarde van de financiële raming in de aanvraag. 3. Vanaf de derde beleidsperiode, die start in 2016, kunnen per beleidsperiode maximaal vijf nieuwe bewegingen erkend worden. 4. De bewegingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet gesubsidieerd worden krachtens het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 15, 1, en worden als dusdanig ook erkend. Hoofdstuk II. Subsidiëring Art. 15bis. 1. Per beleidsperiode kan een erkende beweging aanspraak maken op een subsidie-enveloppe, op voorwaarde dat : 1 ze een beleidsplan indient rekening houdend met de bepalingen, zoals beschreven in artikel 15, 1, 5 ; 2 ze een financieel plan indient voor de komende vijf jaar; 3 ze binnen drie maanden na het begin van de beleidsperiode over een voltijdsequivalent personeelslid beschikt. 2. De jaarlijkse subsidie-enveloppe die voor een beleidsperiode verworven wordt, ligt tussen minimaal euro en maximaal euro.

42 48268 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art Bewegingen die erkend en gesubsidieerd zijn, kunnen per nieuwe beleidsperiode bij de administratie een aanvraag indienen voor het verhogen van hun subsidie-enveloppe. 2. In de aanvraag tot het verhogen van de subsidie-enveloppe motiveert de erkende organisatie welke meerwaarde ze wil realiseren ten aanzien van de werking tijdens de vorige beleidsperiode met een financieel behoefteplan. 3. De vraag voor een hogere subsidie-enveloppe wordt beoordeeld door een adviescommissie op basis van de evaluatie van de werking van de organisatie gedurende de voorbije beleidsperiode door de administratie en op basis van het financieel behoefteplan, waarbij de subsidie-enveloppe van de voorbije beleidsperiode verworven blijft. Hoofdstuk III. Jaarlijkse opvolging en evaluatie van erkende bewegingen Art De erkende en gesubsidieerde beweging dient jaarlijks een voortgangsrapport in. 2. De in artikel 15, 1, 5, vermelde beoordelingselementen, met uitzondering van a), eerste zinsnede, worden door de administratie gehanteerd bij de evaluatie van de werking van de beweging, zoals bepaald in artikelen 42 en Een negatieve eindevaluatie op het einde van de beleidsperiode resulteert in een vermindering van 10% van het subsidiebedrag voor de beleidsperiode Vanaf de beleidsperiode wordt het subsidiebedrag, bij een negatieve eindevaluatie, met 20% verminderd. Twee negatieve eindevaluaties in twee opeenvolgende beleidsperiodes resulteren in de uitsluiting van de beweging voor subsidiëring in de volgende beleidsperiode en intrekking van de erkenning. 4. Een eindevaluatie met positief resultaat garandeert het behoud van de erkenning en de subsidiëring in de volgende beleidsperiode voor minimaal hetzelfde bedrag als in de voorbije beleidsperiode, rekening houdend met de beschikbare kredieten. Hoofdstuk IV. Algemene bepalingen Art De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen van de aanvraag tot erkenning en subsidiëring, voor erkenning en de intrekking van de erkenning, voor de beoordeling van het beleidsplan, voor de evaluatie van de werking, voor de samenstelling van de adviescommissie en bepaalt de regels met betrekking tot de opmaak van het beleidsplan. 2. De Vlaamse Regering stelt de adviescommissie samen na een voorafgaand advies over het profiel van de leden ervan door de raad die bevoegd is voor de adviesverstrekking in de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 3. De adviezen die leiden tot de beslissing van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en de vaststelling van de subsidies zijn openbaar na het beëindigen van de procedure.». Art. 3. Artikel 24 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 maart 2008, wordt vervangen door wat volgt : «Art. 24. In afwijking van artikel 23, derde lid, 3, c), mag de gespecialiseerde vormingsinstelling : 1 een subsidieerbaar programmaanbod ontwikkelen voor kaders en multiplicatoren uit de non-profitsector; die afwijking kan hoogstens twintig percent van de urennorm bedragen, de cultuursector uitgezonderd; dat aanbod wordt vanuit de strategische doelstellingen van het beleidsplan en de operationele doelstellingen en acties van de voortgangsrapporten verantwoord; 2 een subsidieerbaar programma-aanbod ontwikkelen voor beperkte doelgroepen met een educatieve achterstand die weinig of niet bereikt kunnen worden in een open aanbod en in hun autonome levenssfeer; die afwijking kan hoogstens 40 percent van de urennorm bedragen; dat aanbod wordt vanuit de strategische doelstellingen van het beleidsplan en de operationele doelstellingen en acties van de voortgangsrapporten verantwoord; de afwijking kan slechts aanvaard worden voor zover de programma s ook in een open aanbod aan het brede publiek worden aangeboden.». Art. 4. Aan artikel 32 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : «3. Het programma-aanbod van de federatie kan, ten belope van vijfentwintig percent van de urennorm, zich richten tot de begeleiders van de doelgroep uit de non-profitsector, de culturele sector uitgezonderd. Dat aanbod wordt vanuit de strategische doelstellingen van het beleidsplan en de operationele doelstellingen en acties van de voortgangsrapporten verantwoord.»; 2 er wordt een 5 toegevoegd die luidt als volgt : «5. In afwijking van 2 mag de federatie een subsidieerbaar programma ontwikkelen voor personen die door de aard van hun handicap niet in de mogelijkheid zijn om deel te nemen aan het open aanbod in de autonome levenssfeer; de afwijking kan hoogstens twintig percent van de urennorm bedragen; dat aanbod wordt vanuit de strategische doelstellingen van het beleidsplan en de operationele doelstellingen en acties van de voortgangsrapporten verantwoord.». Art. 5. In artikel 40 van hetzelfde decreet wordt 2 vervangen door wat volgt : «2. Voor de volgende beleidsperiodes wordt het subsidiebedrag van het steunpunt telkens bepaald door de Vlaamse Regering op grond van de door de administratie geaggregeerde verzamelde gegevens uit de voortgangsrapporten in de aflopende beleidsperiode en de beleidsintenties van de overheid voor de komende beleidsperiode.».

43 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 6. Artikel 41 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «Art. 41. Het steunpunt legt voor de beleidsperiode een beleidsplan voor waarin de opdrachten vermeld in artikel 38 worden geconcretiseerd. Het beleidsplan bevat een financieel plan en een personeelsplan. Het beleidsplan voor een volgende beleidsperiode wordt ter goedkeuring aan de administratie voorgelegd voor 31 oktober van het laatste jaar van de lopende beleidsperiode. De goedkeuring van de administratie wordt gegeven voor 31 december van het laatste jaar van de lopende beleidsperiode. Het beleidsplan wordt jaarlijks geconcretiseerd in een voortgangsrapport. Dit voortgangsrapport wordt samen met het financiele verslag ingediend voor 1 april van het jaar volgend op het werkingsjaar waarop het voortgangsrapport betrekking heeft. Jaarlijks vindt minstens één keer een overleg plaats tussen de directie en een bestuurder van het steunpunt enerzijds en één of meerdere vertegenwoordigers van de administratie. Het steunpunt houdt in de werking rekening met de principes van de integrale kwaliteitszorg.». Art. 7. In artikel 45, 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 maart 2008, worden de eerste twee zinnen vervangen door wat volgt : «De subsidie wordt uitbetaald in twee zesmaandelijkse voorschotten. Elk voorschot bedraagt vijfenveertig percent van de vastgestelde financiële enveloppe op jaarbasis.». Art. 8. In artikel 46 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 maart 2008, worden in het vijfde lid de woorden «artikel 18, eerste lid» vervangen door de woorden «artikel 15bis». Art. 9. Artikel 57, 58 en 61 van hetzelfde decreet worden opgeheven. Art. 10. Dit decreet treedt in werking op 1 januari Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 6 juli De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE Nota (1) Zitting Stukken - Ontwerp van decreet : 1611 Nr Verslag : 1611 Nr Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1611 Nr. 3. Handelingen - Bespreking en aanneming : Middagvergadering van 27 juni TRADUCTION F AUTORITE FLAMANDE [C 2012/35935] 6 JUILLET Décret modifiant le décret du 4 avril 2003 relatif à l animation socioculturelle des adultes, pour ce qui concerne les mouvements, les institutions de formation et le service d appui (1) Le PARLEMENT FLAMAND a adopté et Nous, GOUVERNEMENT, sanctionnons ce qui suit : DECRET modifiant le décret du 4 avril 2003 relatif à l animation socioculturelle des adultes, pour ce qui concerne les mouvements, les institutions de formation et le service d appui Article 1 er. Le présent décret règle une matière communautaire. Art. 2. Au décret du 4 avril 2003 relatif à l animation socioculturelle des adultes, le titre III, modifié par le décret du 14 mars 2008, qui comprend le chapitre I er, comprenant les articles 15 à 17 inclus, et le chapitre II, comprenant l article 18, est remplacé par un titre qui comprend un chapitre comprenant l article 15, un chapitre comprenant les articles 15bis et 16, un chapitre comprenant l article 17 et en un chapitre comprenant l article 18 : Titre III. Mouvements socioculturelles Chapitre I er. Agrément Art er. Des mouvements sont agréés lorsqu ils répondent aux conditions d agrément suivantes : 1 ils sont une association sans but lucratif; 2 ils ont des objectifs statutaires en matière d un thème ou un cluster pertinents du point de vue social, comprenant des thèmes connexes; 3 ils peuvent démontrer qu ils ont, pendant au moins deux ans, des activités à caractère rural au niveau de la sensibilisation, de l action sociale et de l éducation en matière de thèmes connexes ou de clusters, pour lesquelles ils introduisent une demande motivée; 4 ils peuvent démontrer des activités qui se situent dans le domaine de l animation socioculturelle des adultes comme étant un mouvement;

44 48270 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 5 ils introduisent un plan de gestion dans lequel ils expliquent leur fonctionnement et politique en matière de l animation socioculturelle pour les prochaines cinq années et démontrent comment ils se rapportent quant aux éléments d évaluation mentionnés ci-après : a) le savoir-faire et l expertise du mouvement quant au thème ou au cluster; la manière dont cette expertise est développée; la manière dont le savoir-faire est rendu accessible; b) l approche de la diversité avec une attention particulière pour l interculturalité; c) la façon dont le grand public est approché directement ou indirectement, y compris les efforts d attirer d autres publics; d) la créativité, la diversité et l originalité des méthodes utilisées, ainsi que leur effectivité; e) la communication avec le public, l attention portée aux médias; f) la nature et l ampleur des activités éducatives et des matériaux utilisés; g) les actions et les campagnes; h) la collaboration et le réseautage avec d autres organisations; i) l engagement des bénévoles et des administrateurs; j) l attention portée à la professionnalité et la professionnalisation; k) la manière dont il est tenu compte des principes de la gestion totale de la qualité; 6 ils introduisent un plan financier qui contient une estimation financière pour les cinq années suivantes; 7 ils souscrivent aux principes et aux règles de la démocratie et du Traité européen des droits de l homme et les appliquent dans leurs activités; 8 ils se déclarent disposés à fournir, à la demande de l administration, toutes informations utiles et nécessaires concernant les activités, sous la forme demandée. 2. La demande d agrément contient les documents requis faisant apparaître le respect des critères visés au 1 er. La demande est évaluée quant à son contenu et sa qualité, par une commission consultative. La commission consultative tient compte dans son avis de la valeur en réalité de l estimation financière dans la demande. 3. A partir de la troisième période de gestion, qui commence en 2016, au maximum cinq nouveaux mouvements peuvent être agréés. 4. Les mouvements qui sont subventionnés au moment de l entrée en vigueur du présent décret en vertu du décret du 4 avril 2003 relatif à l animation socioculturelle des adultes, sont censés répondre aux conditions telles que visées à l article 15, 1 er, et sont agréés comme tels. Chapitre II. Subventionnement Art. 15bis. 1 er. Par période de gestion, un mouvement agréé peut prétendre à une enveloppe subventionnelle, à condition : 1 qu il introduise un plan plan de gestion, compte tenu des dispositions, visés à l article 15, 1 er,5 ; 2 qu il introduise un plan financier pour les cinq années suivantes; 3 qu il dispose, dans les trois mois du début de la période de gestion, d un membre du personnel équivalent temps plein 2. L enveloppe de subventions annuelle obtenue pour une période de gestion s élève au minimum à euros et au maximum à euros. Art er. Des mouvements agréés et subventionnés peuvent introduire auprèsdel administration, par période de gestion, une demande pour l augmentation de leur enveloppe subventionnelle. 2. Dans la demande d augmentation de l enveloppe subventionnelle, l organisation agréée motive quelle plus-value elle souhaite réaliser par rapport au fonctionnement pendant la période de gestion écoulée avec un plan des besoins financiers. 3. La demande d une enveloppe subventionnelle plus élevée est évaluée par une commission consultative sur la base d une évaluation par l administration du fonctionnement de l organisation pendant la période de gestion écoulée et sur la base du plan de besoins financiers, dans laquelle l enveloppe subventionnelle de la période de gestion écoulée reste acquise. Chapitre III. Suivi annuel et évaluation des mouvements agréés Art er. Annuellement, le mouvement agréé et subventionné introduit un rapport d avancement. 2. Les éléments d évaluation, visés à l article 15, 1 er,5, à l exception de a), premier membre de phrase, sont utilisés par l administration lors de l évaluation du mouvement, tel que visé aux articles 42 et Une évaluation finale négative à la fin delapériode de gestion aboutit à une diminution de 10% du montant de subvention pour la période de gestion A partir de la période de gestion le montant de subvention est diminué de 20% en cas d une évaluation finale négative. Deux évaluations finales négatives dans deux périodes de gestion consécutives résultent en l exclusion du mouvement pour un subventionnement dans la période de gestion suivante et en le retrait de l agrément. 4. Une évaluation finale avec un résultat positif garantit le maintien de l agrément et du subventionnement dans la période de gestion suivante pour au moins le même montant que dans la période de gestion écoulée, compte tenu des crédits disponibles.

45 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Chapitre IV. Dispositions générales Art er. Le Gouvernement flamand arrête la procédure d introduction de la demande d agrément et de subvention, de l agrément et du retrait de l agrément, de l évaluation du plan de gestion, de l évaluation du fonctionnement, de la composition de la commission consultative et fixe les règles relatives à l établissement du plan de gestion. 2. Le Gouvernement flamand compose la commission consultative après un avis préalable sur le profil de ses membres par le conseil compétent en matière consultative dans le secteur de l animation socioculturelle. 3. Les avis qui conduisent à la décision du Gouvernement flamand relative à l agrément et la fixation des subventions sont publics après la clôture de la procédure.». Art. 3. L article 24 du même décret, remplacé par le décret du 14 mars 2008, est remplacé par ce qui suit : «Art. 24. Par dérogation à l article 23, alinéa trois, 3, c), l institution de formation spécialisée peut : 1 développer une offre de formation subventionnable pour des cadres et multiplicateurs du secteur non marchand; cette dérogation peut s élever à au maximum de vingt pour cent de la norme des heures, excepté le secteur culturel; cette offre est justifiée par les objectifs stratégiques du plan de gestion et par les objectifs opérationnels et les actions des rapports d avancement; 2 développer une offre de programmes subventionnable s adressant à des groupes cibles restreints ayant un retard éducatif ou qui ne peuvent être atteints par une offre ouverte dans leur sphère privée autonome; cette dérogation ne peut pas dépasser 40 pour cent de la normes des heures; cette offre est justifiée sur la base des objectifs stratégiques du plan de gestion, des objectifs opérationnels et des actions des rapports d avancement; la dérogation ne peut être acceptée que dans la mesure où les programmes sont proposés également en offre ouverte au grand public.». Art. 4. Al article 32 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 le paragraphe 3 est remplacé par ce qui suit : 3. L offre de programmes de la fédération peut s adresser, à raison de vingt-cinq pour cent de la norme des heures, aux accompagnateurs du groupe cible du secteur non marchand, à l exception du secteur culturel. Cette offre est justifiée sur la base des objectifs stratégiques du plan de gestion, des objectifs opérationnels et des actions des plans d avancement.»; 2 il est ajouté un 5, rédigé comme suit : «5. Par dérogation au 2, la fédération peut développer un programme subventionnable pour des personnes, qui, par la nature de leur handicap, n ont pas la possibilité de participer à l offre ouverte dans la vie privée; la dérogation ne peut pas dépasser vingt pour cent de la norme des heures; que cette offre est justifiée sur la base des objectifs stratégiques du plan de gestion, des objectifs opérationnels et des actions des rapports d avancement.». Art. 5. Al article 40 du même décret, le 2 est remplacé par la disposition suivante : 2. Pour les périodes de gestion suivantes, le montant de subvention du point d appui est chaque fois fixé par le Gouvernement flamand sur la base des données agrégées par l administration dans les rapports d avancement dans la période de gestion écoulée et dans les intentions de gestion de l autorité pour la période de gestion suivante.». Art. 6. L article 41 du même décret est remplacé par ce qui suit : «Art. 41. Le point d appui présente un contrat de gestion pour la période de gestion dans lequel les missions, visées à l article 38, sont concrétisées. Ce plan contient un plan financier et un plan du personnel. Le plan de gestion pour une période de gestion suivante est présenté pour approbation à l administration avant le 31 octobre de la dernière année delapériode de gestion en cours. L approbation de l administration est donnée avant le 31 décembre de la dernière année delapériode de gestion en cours. Le plan de gestion est concrétisé annuellement dans un rapport d avancement. Ce rapport d avancement est introduit avec le rapport financier avant le 1 er avril de l année suivant l année d activités à laquelle le rapport d avancement a trait. Annuellement, au moins une concertation a lieu entre la direction et un administrateur du point d appui d une part et un ou plusieurs représentants de l administration d autre part. Lors de ses activités, le point d appui tient compte des principes de la gestion de la qualité intégrale. Art. 7. Dans l article 45, 1 er,dumême décret, remplacé par le décret du 14 mars 2008, les deux premières phrases sont remplacées par la disposition suivante : La subvention est payée en deux tranches semestrielles. Chaque avance représente 45% de lenveloppe financière fixée sur une base annuelle.». Art. 8. Al article 46 du même décret, remplacé par le décret du 14 mars 2008, à l alinéa cinq, les mots l article 18, alinéa 1 er sont remplacés par les mots l article 15bis. Art. 9. Les articles 57, 58 et 61 du même décret sont abrogés. Art. 10. Le présent décret entre en vigueur le 1 er janvier Promulguons le présent décret, ordonnons qu il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 6 juillet Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS La Ministre flamande de l Environnement, de la Nature et de la Culture, J. SCHAUVLIEGE Note (1) Session Documents - Projet de décret : 1611 N 1. - Rapport : 1611 N 2. - Texte adopté en séance plénière : 1611 N 3. Annales - Discussion et adoption : Séance d après-midi du 27 juin 2012.

46 48272 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID N [2012/204483] 6 JULI Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (1) Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : DECREET tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten HOOFDSTUK 1. Inleidende bepaling Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. Wijzigingen in titel II van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten Art. 2. In titel II, hoofdstuk I, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten wordt een afdeling 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt : «Afdeling 1/1. Wijziging van erkenningen». Art. 3. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/1. De Vlaamse Regering erkent de wijzigingen van de gebiedsomschrijvingen van de erkende parochies, op voorstel van het erkend representatief orgaan. De criteria voor de erkenning, vermeld in artikel 2, tweede lid, zijn in dit geval niet van toepassing. De Vlaamse Regering stelt de procedureregels vast.». Art. 4. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/2. De Vlaamse Regering kan, op voorstel van het erkend representatief orgaan, de erkenning opheffen van een erkende annexe-kerk of kapelanij. Als aan de kapelanij een afzonderlijke kerkfabriek verbonden is, zijn evenwel artikel 4/3 tot en met 4/11 van toepassing. De Vlaamse Regering stelt de procedureregels vast.». Art. 5. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/3. De Vlaamse Regering erkent de samenvoeging van twee of meer erkende parochies door het erkend representatief orgaan. Het erkend representatief orgaan stelt de betrokken kerkfabrieken en het centraal kerkbestuur onverwijld in kennis van zijn beslissing tot samenvoeging. De criteria voor de erkenning, vermeld in artikel 2, tweede lid, zijn niet van toepassing op een dergelijke samenvoegingsprocedure. De Vlaamse Regering stelt de procedureregels vast.». Art. 6. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/4. De erkenning van de samenvoeging van twee of meer erkende parochies maakt een einde aan het bestaan van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, met uitzondering van de kerkfabriek die door het representatief orgaan wordt aangeduid als de te behouden kerkfabriek. De erkenning van de samenvoeging van twee of meer erkende parochies maakt van rechtswege een einde aan het mandaat van de leden van de kerkraden van alle samengevoegde kerkfabrieken. Een dergelijke samenvoeging heeft geen invloed op de samenstelling van het centraal kerkbestuur waaronder de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies ressorteerden, tot de eerstvolgende verkiezing van dat centraal kerkbestuur. Als er in de gemeente een centraal kerkbestuur werd opgericht, blijft dat centraal kerkbestuur bestaan, tenzij die samenvoeging er toe leidt dat er nog slechts één erkende parochie van de rooms-katholieke eredienst is waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de gemeente ligt. In dat laatste geval wordt het centraal kerkbestuur van die gemeente, als dat werd opgericht, opgeheven.». Art. 7. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/5 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/5. De leden van de kerkraad van de te behouden kerkfabriek, worden na de samenvoeging de eerste keer aangesteld door het erkend representatief orgaan, op voorstel van de door dat orgaan aangestelde verantwoordelijke van de nieuwe parochie. De Vlaamse Regering bepaalt bij de erkenning van de samenvoeging wanneer de eerste gedeeltelijke vernieuwing van de kerkraad plaatsvindt. Het lot wijst de leden aan die bij die eerste gedeeltelijke vernieuwing uittreden.». Art. 8. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/6 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/6. Vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing van het erkend representatief orgaan tot samenvoeging van twee of meer parochies, worden de bevoegdheden van de bestuursorganen van de kerkfabrieken van die parochies, behalve van de te behouden kerkfabriek, beperkt tot de handelingen die voortvloeien uit het dagelijkse beheer, die gaan over de dringende zaken of die betrekking hebben op de lopende zaken. Zo niet zijn de genomen beslissingen of de gevolgen ervan niet tegenstelbaar aan de bestuursorganen van de te behouden kerkfabriek.». Art. 9. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/7 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/7. Alle roerende goederen worden overgedragen aan de te behouden kerkfabriek. De in het eerste lid bedoelde overdracht wordt van rechtswege uitgevoerd. De overdracht is zonder verdere formaliteiten tegenstelbaar aan derden op de datum van de erkenning van de samenvoeging. De goederen, bedoeld in dit artikel, worden overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden, met inbegrip van de lasten en de verplichtingen die eigen zijn aan de goederen.

47 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De te behouden kerkfabriek treedt op de datum van de erkenning van de samenvoeging in de rechten en plichten van de andere kerkfabrieken van de samengevoegde parochies voor de roerende goederen die aan haar werden overgedragen, met inbegrip van de rechten en plichten die voortvloeien uit de hangende en de toekomstige gerechtelijke procedures.». Art. 10. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/8 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/8. De onroerende goederen die eigendom zijn van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, worden overgedragen aan de te behouden kerkfabriek, op de datum van de erkenning van de samenvoeging. De te behouden kerkfabriek neemt de rechten, plichten en lasten over van de onroerende goederen waarvan de eigendom aan haar werd overgedragen.». Art. 11. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/9 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/9. De te behouden kerkfabriek neemt op de datum van de erkenning van de samenvoeging de rechten, plichten en lasten over van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, die voortvloeien uit overeenkomsten.». Art. 12. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/10 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/10. Met behoud van de toepassing van artikel 4/6 wordt elke procedure voor overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, gegund door een van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, voortgezet door de te behouden kerkfabriek, vanaf de datum van de erkenning van de samenvoeging.». Art. 13. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt in afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 2, een artikel 4/11 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 4/11. De penningmeesters van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies maken hun eindrekening op met toepassing van artikel 56. De te behouden kerkfabriek neemt van rechtswege de activa en passiva van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies over. De eindrekeningen van de penningmeesters van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies worden ter goedkeuring voorgelegd aan de kerkraad van de te behouden kerkfabriek.». Art. 14. In artikel 25, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het getal «vier» vervangen door het getal «twee». Art. 15. In artikel 27 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : «Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de kerkraden van de kerkfabrieken in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing.». Art. 16. In artikel 30 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : «Bij elke tegen het centraal kerkbestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal kerkbestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval. Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal kerkbestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal kerkbestuur.». Art. 17. In artikel 32, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan punt 5 o worden de woorden «en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de kerkfabrieken» toegevoegd; 2 o er worden een punt 8 o en een punt 9 o toegevoegd, die luiden als volgt : «8 o het coördineren van het beleid van de kerkfabrieken van de gemeente, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de kerkfabrieken van de gemeente, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen; 9 o de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.». Art. 18. Aan artikel 33 van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : «Het centraal kerkbestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken kerkfabrieken. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de kerkfabrieken. Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, betrekt de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt de overige gemeente of gemeenten bij het overleg.». Art. 19. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 33/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 33/1. Het centraal kerkbestuur kan, ook namens de kerkfabrieken die eronder vallen, afspraken maken met de gemeenteoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal kerkbestuur, het gemeentebestuur en de betrokken kerkfabrieken. Het centraal kerkbestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken kerkfabrieken. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de kerkfabrieken die eronder vallen. Een kerkfabriek kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid. De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan. Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd.».

48 48274 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 20. In artikel 39 van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : «De kerkraad kan die bevoegdheden overdragen aan het centraal kerkbestuur. De voorwaarden van een dergelijke delegatie worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen het centraal kerkbestuur en de betrokken kerkfabriek of kerkfabrieken.». Art. 21. In artikel 43 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan het derde lid wordt de volgende zin toegevoegd : «De gemeenteraad kan het meerjarenplan goedkeuren, niet goedkeuren of aanpassen aan wat in het overleg, vermeld in artikel 33, besproken werd.»; 2 o er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, verstuurt de gemeenteraad van de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, zijn besluit ook onmiddellijk naar de overige gemeente of gemeenten.». Art. 22. In artikel 44 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : «Tegen de beslissing van de gemeenteraad kan beroep worden ingesteld bij de provinciegouverneur binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het besluit van de gemeenteraad.»; 2 o in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden «de goedkeuring» vervangen door de woorden «het beroep»; 3 o in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord «niet-goedkeuringsbesluit» vervangen door het woord «beroep»; 4 o aan paragraaf 1, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd : «De provinciegouverneur kan het meerjarenplan goedkeuren, niet goedkeuren of aanpassen.»; 5 o in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden «zijn goedkeuring aan de meerjarenplannen te hebben verleend» vervangen door de woorden «het beroep te hebben ingewilligd»; 6 o aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «De termijn, vermeld in het tweede en derde lid, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarmee de toezichthoudende overheid aanvullende inlichtingen inwint. De dag na de ontvangst van de aanvullende inlichtingen vangt een nieuwe termijn van dertig dagen aan.»; 7 o in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : «Tegen de beslissing van de provinciegouverneur of bij ontstentenis van beslissing kan bij de Vlaamse Regering beroep worden ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het besluit of, bij ontstentenis van beslissing, op de dag na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het derde lid.»; 8 o aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «De termijn, vermeld in het tweede en derde lid, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarmee de toezichthoudende overheid aanvullende inlichtingen inwint. De dag na de ontvangst van de aanvullende inlichtingen vangt een nieuwe termijn van dertig dagen aan.». Art. 23. In artikel 48 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o de zinsnede «Als de gemeentelijke bijdrage in het budget binnen de grenzen blijft van het bedrag, opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan,» wordt vervangen door de zinsnede «Als het budget past in het goedgekeurde meerjarenplan,»; 2 o er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaraan het budget moet voldoen om te passen in het goedgekeurde meerjarenplan. Het exploitatiebudget past in het meerjarenplan als de gemeentelijke toelage niet meer bedraagt dan wat in het meerjarenplan is goedgekeurd als gemeentelijke toelage.». Art. 24. In artikel 49 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o in paragraaf 1 wordt de zinsnede «Als de gemeentelijke bijdrage in het budget de grenzen van het bedrag, opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan, overschrijdt,» vervangen door de zinsnede «Als het budget niet past in het goedgekeurde meerjarenplan,»; 2 o aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, verstuurt de gemeenteraad van de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, zijn besluit ook onmiddellijk naar de overige gemeente of gemeenten.»; 3 o in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : «Tegen de beslissing van de gemeenteraad kan beroep worden ingediend bij de provinciegouverneur binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het besluit bij de kerkfabriek. Het budget en het besluit van de gemeenteraad moeten bij het beroep gevoegd worden.»; 4 o aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «De termijn, vermeld in het tweede en derde lid, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarmee de toezichthoudende overheid aanvullende inlichtingen inwint. De dag na de ontvangst van de aanvullende inlichtingen vangt een nieuwe termijn van dertig dagen aan.». Art. 25. In artikel 50, eerste lid, van hetzelfde decreet worden tussen het woord «worden» en de zinsnede «voor 15 september» de woorden «na het advies van het erkend representatief orgaan» ingevoegd. Art. 26. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 50/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 50/1. De kerkraad kan zonder voorafgaande budgetwijziging over de uitgaven beslissen die door dwingende en onvoorziene omstandigheden vereist zijn, op voorwaarde dat hij daartoe een met redenen omkleed besluit neemt.

49 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE In dezelfde omstandigheden en als het geringste uitstel onbetwistbare schade zou veroorzaken, kunnen de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, op eigen verantwoordelijkheid over de uitgaven beslissen. Zij brengen de kerkraad daarvan onmiddellijk op de hoogte. In de gevallen, vermeld in het eerste en tweede lid, worden de nodige kredieten onmiddellijk ingeschreven door een budgetwijziging. De betaling mag evenwel worden uitgevoerd, zonder de budgetwijziging af te wachten.». Art. 27. In titel II, hoofdstuk III, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een afdeling 3/1 ingevoegd, die luidt als volgt : «Afdeling 3/1. Gemeentelijke verplichtingen». Art. 28. In hetzelfde decreet wordt in afdeling 3/1, ingevoegd bij artikel 27, een artikel 52/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 52/1. 1. De gemeentebesturen passen de tekorten bij van de exploitatie van de kerkfabrieken en dragen bij in de investeringen in de gebouwen van de eredienst. In afwijking van het eerste lid kan een gemeentebestuur niet verplicht worden bij te dragen in de investeringen in gebouwen van de eredienst die geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon. Voor de toepassing van dit lid wordt met eigendom gelijkgesteld een zakelijk recht dat voldoet aan de volgende voorwaarden : 1 o het zakelijk recht verzekert een bij de inwerkingtreding van dit decreet bestaande kerkfabriek het genot van het goed gedurende nog ten minste dertig jaar; 2 o bij het einde van het zakelijk recht zal de eigenaar een vergoeding verschuldigd zijn aan de kerkfabriek gelijk aan de meerwaarde die op dat tijdstip zal ontstaan door de aan de gebouwen aangebrachte verbouwingen of nieuw opgerichte gebouwen; 3 o het zakelijk recht kan slechts vervreemd of met een zakelijk recht bezwaard wordenmet instemming van het gemeentebestuur. In de parochies waar er een bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, stelt de gemeente de bedienaar een pastorie ter beschikking, of, als er geen pastorie is, een woning of een woonstvergoeding. In de parochies waar er geen bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, stellen de gemeenten aan de kerkfabriek een ruimte ter beschikking waar de gelovigen ontvangen kunnen worden, waar de kerkraad kan vergaderen en waar het archief van de kerkfabriek kan worden bewaard, of betalen de kerkfabriek een secretariaatsvergoeding. Die verplichting geldt ook voor de parochies waar er wel een bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, als zijn woning niet geschikt is om die functies te vervullen. 2. De roerende en onroerende eigendommen en financiële beleggingen van de kerkfabriek, met uitzondering van de erkende gebouwen van de eredienst, vormen de reserves van de kerkfabriek en worden beheerd met het oog op het realiseren van een zo hoog mogelijk jaarlijks rendement, tenzij in het overleg, vermeld in artikel 33, andere afspraken gemaakt worden. Wat betreft de financiële beleggingen zijn enkel beleggingsvormen in euro met volledige kapitaalsgarantie bij erkende instellingen toegestaan. De gemeente kan de kerkfabriek niet verplichten om die reserves te gebruiken voor investeringen in het kerkgebouw. 3. Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, worden de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1 gedeeld gedragen door alle betrokken gemeenten. Als de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, de overige gemeenten niet betrekt bij het overleg, vermeld in artikel 33, of de overige gemeenten niet in kennis stelt van de beslissingen van de gemeenteraad over het meerjarenplan en het budget, overeenkomstig artikel 43, vijfde lid, en artikel 49, 1, vierde lid, komen die verplichtingen alleen ten laste van de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt.». Art. 29. In artikel 54 van hetzelfde decreet wordt de datum «1 april» vervangen door de datum «1 maart». Art. 30. In artikel 55, 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o de datum «1 juni» wordt vervangen door de datum «1 mei»; 2 o tussen de woorden «gemeenteoverheid en» en de woorden «bij de provinciegouverneur» wordt het woord «tegelijkertijd» ingevoegd. Art. 31. Artikel 56 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «Art. 56. Als de functie van penningmeester eindigt, wordt een eindrekening opgesteld binnen een termijn van twee maanden door de penningmeester of zijn rechtverkrijgenden. Nadat de kerkraad heeft kennisgenomen van de eindrekening, wordt de eindrekening door de penningmeester of zijn rechtverkrijgenden ter goedkeuring aan de provinciegouverneur gezonden. Binnen tweehonderd dagen na de ontvangst van de eindrekeningen spreekt de provinciegouverneur zich uit over de goedkeuring van de rekening en stelt hij de bedragen ervan vast. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn. Als binnen de voormelde termijn geen besluit naar de penningmeester of zijn rechtverkrijgenden is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht zijn goedkeuring te hebben verleend. Hij deelt zijn beslissing ook mee aan de kerkfabriek, de gemeenteoverheid, het centraal kerkbestuur en het erkend representatief orgaan. Verder wordt de procedure, vermeld in artikel 55, 3, eerste tot en met derde lid, gevolgd.». Art. 32. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 57/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 57/1. Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de kerkfabriek en de toezichthoudende overheid en tussen het centraal kerkbestuur en de toezichthoudende overheid gebeuren op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering.». Art. 33. In artikel 62 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Artikel 60 is van overeenkomstige toepassing.»; 2 o aan paragraaf 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Artikel 60 is van overeenkomstige toepassing.».

50 48276 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 34. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 71/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 71/1. Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de kathedrale kerkfabriek en de toezichthoudende overheid gebeuren op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering.». Art. 35. In artikel 76 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Artikel 74 is van overeenkomstige toepassing.»; 2 o aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Artikel 74 is van overeenkomstige toepassing.». HOOFDSTUK 3. Wijzigingen in titel III van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten Art. 36. In artikel 105 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : «In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal kerkbestuur in een gemeente waar twee of drie kerkgemeenten van de protestantse eredienst erkend zijn waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de gemeente ligt.». Art. 37. In artikel 107 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : «In een gemeente waarin met toepassing van artikel 105 een centraal kerkbestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de bestuursraden van de kerkgemeenten gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de bestuursraden van de kerkgemeenten in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende kerkgemeente worden de afgevaardigden van de bestuursraden van de kerkgemeenten opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar. Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de bestuursraden van de kerkgemeenten in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing.». Art. 38. In artikel 110 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : «Bij elke tegen het centraal kerkbestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal kerkbestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval. Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal kerkbestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal kerkbestuur.». Art. 39. In artikel 112, 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan punt 5 o worden de woorden «en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de kerkgemeenten» toegevoegd; 2 o er worden een punt 8 o en een punt 9 o toegevoegd, die luiden als volgt : «8 o het coördineren van het beleid van de kerkgemeenten van de gemeente, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de kerkgemeenten van de gemeente, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen; 9 o de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.». Art. 40. Aan artikel 113 van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : «Het centraal kerkbestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken kerkgemeenten. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de kerkgemeenten. Als de gebiedsomschrijving van een kerkgemeente zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, betrekt de gemeente waar de hoofdkerk van de kerkgemeente zich bevindt, de overige gemeente of gemeenten bij het overleg.». Art. 41. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 113/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 113/1. Het centraal kerkbestuur kan, ook namens de kerkgemeenten die eronder vallen, afspraken maken met de gemeenteoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal kerkbestuur, het gemeentebestuur en de betrokken kerkgemeenten. Het centraal kerkbestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken kerkgemeenten. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de kerkgemeenten die eronder vallen. Een kerkgemeente kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid. De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de kerkgemeente, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan. Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de kerkgemeente, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd.». Art. 42. In artikel 114 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o tussen de woorden «bepalingen van» en het woord «hoofdstukken» wordt de zinsnede «hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van» ingevoegd; 2 o de zinsnede «en dat de parochie moet worden gelezen als de kerkgemeente» wordt toegevoegd.

51 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 43. In artikel 141 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : «In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal kerkbestuur in een gemeente waar twee of drie parochies van de anglicaanse eredienst erkend zijn waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de gemeente ligt.». Art. 44. In artikel 143 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : «In een gemeente waarin met toepassing van artikel 141 een centraal kerkbestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de kerkraden van de anglicaanse kerkfabrieken gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de kerkraden van de anglicaanse kerkfabrieken in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende anglicaanse parochie worden de afgevaardigden van de kerkraden van de anglicaanse kerkfabrieken opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar. Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de kerkraden van de anglicaanse kerkfabrieken in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing.». Art. 45. In artikel 146 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : «Bij elke tegen het centraal kerkbestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal kerkbestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval. Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal kerkbestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal kerkbestuur.». Art. 46. In artikel 148, 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan punt 5 o worden de woorden «en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de anglicaanse kerkfabrieken» toegevoegd; 2 o er worden een punt 8 o en een punt 9 o toegevoegd, die luiden als volgt : «8 o het coördineren van het beleid van de anglicaanse kerkfabrieken van de gemeente, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de anglicaanse kerkfabrieken van de gemeente, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen; 9 o de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.». Art. 47. Aan artikel 149 van hetzelfde decreet worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt : «3. Het centraal kerkbestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken anglicaanse kerkfabrieken. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de anglicaanse kerkfabrieken. 4. Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, betrekt de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, de overige gemeente of gemeenten bij het overleg.». Art. 48. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 149/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 149/1. Het centraal kerkbestuur kan, ook namens de anglicaanse kerkfabrieken die eronder vallen, afspraken maken met de gemeenteoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal kerkbestuur, het gemeentebestuur en de betrokken anglicaanse kerkfabrieken. Het centraal kerkbestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken anglicaanse kerkfabrieken. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de anglicaanse kerkfabrieken die eronder vallen. Een anglicaanse kerkfabriek kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid. De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de anglicaanse kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan. Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de anglicaanse kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd.». Art. 49. In artikel 150 van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden «bepalingen van» en het woord «hoofdstukken» de zinsnede «hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van» ingevoegd. Art. 50. In artikel 177 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : «In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal bestuur in een gemeente waar twee of drie gemeenten van de israëlitische eredienst erkend zijn waarvan de synagoge op het grondgebied van de gemeente ligt.». Art. 51. In artikel 179 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : «In een gemeente waarin met toepassing van artikel 177 een centraal bestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de bestuursraden van de israëlitische gemeenten gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de bestuursraden van de israëlitische gemeenten in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende israëlitische gemeente worden de afgevaardigden van de bestuursraden van de israëlitische gemeenten opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar.

52 48278 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de bestuursraden van de israëlitische gemeenten in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing.». Art. 52. In artikel 182 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : «Bij elke tegen het centraal bestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter samen met de secretaris van het centraal bestuur als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval. Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal bestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal bestuur.». Art. 53. In artikel 184, 1, van hetzelfde decreet wordende volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan punt 5 o worden de woorden «en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de israëlitische gemeenten» toegevoegd; 2 o er worden een punt 8 o en een punt 9 o toegevoegd, die luiden als volgt : «8 o het coördineren van het beleid van de israëlitische gemeenten van de gemeente, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de israëlitische gemeenten van de gemeente, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen; 9 o de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.». Art. 54. Aan artikel 185 van hetzelfde decreet worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt : «3. Het centraal bestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken israëlitische gemeenten. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal bestuur en de israëlitische gemeenten. 4. Als de gebiedsomschrijving van een israëlitische gemeente zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, betrekt de gemeente waar de synagoge van de israëlitische gemeente zich bevindt, de overige gemeente of gemeenten bij het overleg.». Art. 55. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 185/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 185/1. Het centraal bestuur kan, ook namens de israëlitische gemeenten die eronder vallen, afspraken maken met de gemeenteoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal bestuur, het gemeentebestuur en de betrokken israëlitische gemeenten. Het centraal bestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken israëlitische gemeenten. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal bestuur en de israëlitische gemeenten die eronder vallen. Een israëlitische gemeente kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid. De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de israëlitische gemeente, het centraal bestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan. Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de israëlitische gemeente, het centraal bestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd.». Art. 56. In artikel 186 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o tussen de woorden «bepalingen van» en het woord «hoofdstukken» wordt de zinsnede «hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van» ingevoegd; 2 o de zinsnede «en dat de hoofdkerk en de parochie moeten worden gelezen als de hoofdsynagoge en de israëlitische gemeente» wordt toegevoegd. HOOFSTUK 4. Wijzigingen in titel IV van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten Art. 57. In artikel 213 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : «In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal kerkbestuur in een provincie waar twee of drie parochies van de orthodoxe eredienst erkend zijn, waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de provincie ligt.». Art. 58. In artikel 215 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : «In een provincie waarin met toepassing van artikel 213 een centraal kerkbestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de kerkfabriekraden van de orthodoxe kerkfabrieken gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de kerkfabriekraden van de orthodoxe kerkfabrieken in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende orthodoxe parochie worden de afgevaardigden van de kerkfabriekraden van de orthodoxe kerkfabrieken opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar. Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de kerkfabriekraden van de orthodoxe kerkfabrieken in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing.». Art. 59. In artikel 218 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : «Bij elke tegen het centraal kerkbestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal kerkbestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval.

53 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal kerkbestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal kerkbestuur.». Art. 60. In artikel 220, 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan punt 5 o worden de woorden «en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de orthodoxe kerkfabrieken» toegevoegd; 2 o er worden een punt 8 o en een punt 9 o toegevoegd, die luiden als volgt : «8 o het coördineren van het beleid van de orthodoxe kerkfabrieken van de provincie, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de orthodoxe kerkfabrieken van de provincie, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen; 9 o de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.». Art. 61. Aan artikel 221 van hetzelfde decreet worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, die luiden als volgt : «3. Het centraal kerkbestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken orthodoxe kerkfabrieken. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de orthodoxe kerkfabrieken. 4. Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, betrekt de provincie waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, de overige provincie of provincies bij het overleg.». Art. 62. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 221/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 221/1. Het centraal kerkbestuur kan, ook namens de orthodoxe kerkfabrieken die eronder vallen, afspraken maken met de provincieoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal kerkbestuur, het provinciebestuur en de betrokken orthodoxe kerkfabrieken. Het centraal kerkbestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken orthodoxe kerkfabrieken. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal kerkbestuur en de orthodoxe kerkfabrieken die eronder vallen. Een orthodoxe kerkfabriek kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid. De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de orthodoxe kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de provincieoverheid en het erkend representatief orgaan. Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de orthodoxe kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de provincieoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd.». Art. 63. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 222/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 222/1. Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de orthodoxe kerkfabriek en de toezichthoudende overheid en tussen het centraal kerkbestuur en de toezichthoudende overheid gebeuren op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering.». Art. 64. In artikel 227 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Artikel 225 is van overeenkomstige toepassing.»; 2 o aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Artikel 225 is van overeenkomstige toepassing.». Art. 65. In artikel 229 van hetzelfde decreet wordt het woord «hoofstukken» vervangen door de zinsnede «hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van hoofdstukken». Art. 66. In artikel 256 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : «In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op voorstel van het erkend representatief orgaan, machtiging verlenen tot de oprichting van een centraal bestuur in een provincie waar twee of drie gemeenschappen van de islamitische eredienst erkend zijn waarvan de moskee op het grondgebied van de provincie ligt.». Art. 67. In artikel 258 van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : «In een provincie waarin met toepassing van artikel 256 een centraal bestuur wordt of werd opgericht, worden om de drie jaar de afgevaardigden van de comités van de islamitische gemeenschappen gekozen bij geheime en afzonderlijke stemming door de vergadering van alle aangestelde of verkozen leden van de comités van de islamitische gemeenschappen in kwestie. Ze worden verkozen met een volstrekte meerderheid van stemmen. Na elke erkenning van een bijkomende islamitische gemeenschap worden de afgevaardigden van de comités van de islamitische gemeenschappen opnieuw gekozen voor een periode van drie jaar. Om geldig te beraadslagen, moet de meerderheid van de aangestelde of verkozen leden van de comités van de islamitische gemeenschappen in kwestie aanwezig zijn. De vergadering kan echter, als ze een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen voor dezelfde verkiezing.». Art. 68. In artikel 261 van hetzelfde decreet worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt : «Bij elke tegen het centraal bestuur ingestelde rechtsvordering treedt de voorzitter, samen met de secretaris van het centraal bestuur, als verweerder op. Ze stellen de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Ze verrichten alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval. Alle andere rechtsvorderingen waarbij het centraal bestuur als eiser optreedt, mogen door de voorzitter en de secretaris, die samen optreden, pas worden ingesteld na de machtiging door het centraal bestuur.».

54 48280 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 69. In artikel 263, 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan punt 5 o worden de woorden «en het ter beschikking stellen van dat personeel aan de islamitische gemeenschappen» toegevoegd; 2 o er worden een punt 8 o en een punt 9 o toegevoegd, die luiden als volgt : «8 o het coördineren van het beleid van de islamitische gemeenschappen van de provincie, in het bijzonder het beleid met betrekking tot het roerend en onroerend patrimonium van de islamitische gemeenschappen van de provincie, met inbegrip van het bepalen van de prioritaire investeringen; 9 o de bevoegdheden die gedelegeerd zijn met toepassing van artikel 39, derde lid.». Art. 70. Aan artikel 264 van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : «Het centraal bestuur bezorgt een verslag van dat overleg aan de betrokken islamitische gemeenschappen. De wijze waarop die kennisgeving gebeurt, wordt bepaald in overleg tussen het centraal bestuur en de islamitische gemeenschappen. Als de gebiedsomschrijving van een islamitische gemeenschap zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, betrekt de provincie waar de moskee van de islamitische gemeenschap zich bevindt de overige provincie of provincies bij het overleg.». Art. 71. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 264/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 264/1. Het centraal bestuur kan, ook namens de islamitische gemeenschappen die eronder vallen, afspraken maken met de provincieoverheid. Die afspraken zijn bindend voor het centraal bestuur, het provinciebestuur en de betrokken islamitische gemeenschappen. Het centraal bestuur bezorgt de gemaakte afspraken aan alle betrokken islamitische gemeenschappen. De wijze van kennisgeving wordt bepaald in overleg tussen het centraal bestuur en de islamitische gemeenschappen die eronder vallen. Een islamitische gemeenschap kan beroep instellen bij de provinciegouverneur tegen de gemaakte afspraken binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid. De provinciegouverneur spreekt zich uit over het beroep binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het beroep. Hij verstuurt zijn beslissing uiterlijk de laatste dag van die termijn aan de islamitische gemeenschap, het centraal bestuur, de provincieoverheid en het erkend representatief orgaan. Als binnen de termijn van dertig dagen geen beslissing aan de islamitische gemeenschap, het centraal bestuur, de provincieoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de provinciegouverneur geacht het beroep te hebben ingewilligd.». Art. 72. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 265/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 265/1. Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de islamitische gemeenschap en de toezichthoudende overheid en tussen het centraal bestuur en de toezichthoudende overheid gebeuren op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering.». Art. 73. In artikel 270 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Artikel 268 is van overeenkomstige toepassing.»; 2 o aan paragraaf 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : «Artikel 268 is van overeenkomstige toepassing.». Art. 74. In artikel 272 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o het woord «hoofstukken» wordt vervangen door de zinsnede «hoofdstuk I, afdeling 1/1, en van hoofdstukken»; 2 o de zinsnede «en dat de hoofdkerk en de parochie moeten worden gelezen als de hoofdmoskee en de islamitische geloofsgemeenschap» wordt toegevoegd aan punt 2 o. HOOFDSTUK 5. Wijzigingen in titel V van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten Art. 75. Artikel 275 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «Art De volgende regelingen worden opgeheven : 1 o wet van 18 germinal jaar X «relative à l organisation des cultes», met uitzondering van artikel 9, 10, 11, 13, 14, 15, 20, 21, 22, 23, 28, 31, 34, 36, 37, 38, 41, 52, 53, 54, 55,57 en 63; 2 o keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkbesturen, met uitzondering van hoofdstuk V voor zover dit betrekking heeft op de bisschoppelijke paleizen en seminaries; 3 o koninklijk besluit van 16 augustus 1824 houdende dat de kerkbesturen en kerkelijke administraties geen beschikkingen kunnen nemen omtrent ontwerpen, waarvan de bezorging hen niet uitdrukkelijk bij de bestaande wetten, reglementen of verordeningen is opgedragen; 4 o koninklijk besluit van 12 maart 1849 «over de herinrigting en de gedeeltelijke vernieuwing der kerkfabryken»; 5 o wet van 4 maart 1870 op het tijdelijke der erediensten, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1974, 17 april 1985, 18 juli 1991 en 10 maart 1999 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, met uitzondering van artikel 19, voor zover het betrekking heeft op de federale bevoegdheden, en artikel 19bis, tweede lid; 6 o koninklijk besluit van 7 februari 1876 houdende inrichting der bestuursraden bij deprotestantse kerken; 7 o koninklijk besluit van 7 februari 1876 houdende inrichting der bestuursraden bij desynagogen; 8 o besluit van de regent van 28 december 1944 waarbij aan de minister van Justitie opdracht wordt gegeven om tot de uitvoering van werken aan de kerken machtiging te verlenen; 9 o koninklijk besluit van 3 mei 1978 tot inrichting van de comités belast met het beheer van de temporaliën van de erkende islamitische gemeenschappen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;

55 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o koninklijk besluit van 15 maart 1988 tot organisatie van de raden van de kerkfabrieken van de orthodoxe eredienst, met uitzondering van artikel 1; 11 o de koninklijke besluiten houdende goedkeuring van de bisschoppelijke verordeningen tot inrichting van de kathedrale kerken.». Art. 76. In hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 januari 2006, wordt een artikel 275/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «Art. 275/1. De presbyteria en de kerken die met toepassing van artikel 72 en 75 van de wet van 18 germinal jaar X «relative à l organisation des cultes» opnieuw ter beschikking zijn gesteld van de eredienst, kunnen pas een nieuwe bestemming krijgen nadat ze zijn gedesaffecteerd door de Vlaamse Regering, na advies van de bisschoppelijke overheid.». HOOFDSTUK 6. Inwerkingtreding Art. 77. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2013, met uitzondering van artikel 14, dat in werking treedt op 1 april Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 6 juli De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS Nota (1) Zitting Stukken. - Ontwerp van decreet : Nr Amendementen : Nrs. 2 tot 4. - Verslag : Nr.5. - Amendement : Nr Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : Nr. 7. Handelingen. Bespreking en aanneming : middagvergadering van 27 juni TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F JUILLET Décret modifiant diverses dispositions du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus (1) [2012/204483] Le PARLEMENT FLAMAND a adopté et Nous, GOUVERNEMENT, sanctionnons ce qui suit : DECRET modifiant diverses dispositions du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus. CHAPITRE 1 er. Disposition introductive Article 1 er. Le présent décret règle une matière régionale. CHAPITRE 2. Modifications dans le titre II du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus Art. 2. Dans le titre II, chapitre I er,dudécret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus, il est inséré une section 1/1, rédigée comme suit : «Section 1/1. Modification de reconnaissances». Art. 3. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/1 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/1. Le Gouvernement flamand reconnaît les modifications des circonscriptions des paroisses reconnues, sur la proposition de l organe représentatif reconnu. Les critères de reconnaissance, visés à l article 2, alinéa deux, ne s appliquent pas dans ce cas. Le Gouvernement flamand fixe les règles de procédure.». Art. 4. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/2 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/2. Le Gouvernement flamand peut, sur la proposition de l organe représentatif reconnu, supprimer la reconnaissance d une église-annexe reconnue ou d un domicile du chapelain reconnu. Cependant, lorsqu une fabrique d église séparée est liée au domicile du chapelain, les articles 4/3 à 4/11 inclus s appliquent. Le Gouvernement flamand fixe les règles de procédure.». Art. 5. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/3 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/3. Le Gouvernement flamand reconnaît le fusionnement de deux ou plusieurs paroisses reconnues par l organe représentatif reconnu. L organe représentatif reconnu informe les fabriques d église et l administration centrale d église immédiatement de sa décision de fusionnement. Les critères de reconnaissance, visés à l article 2, alinéa deux, ne s appliquent pas à une telle procédure de fusionnement.

56 48282 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Le Gouvernement flamand fixe les règles de procédure.». Art. 6. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/4 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/4. La reconnaissance du fusionnement de deux ou plusieurs paroisses reconnues met fin à l existence des fabriques d église des paroisses fusionnées, à l exception de la fabrique d église qui est désignée par l organe représentatif comme fabrique d église à maintenir. La reconnaissance du fusionnement de deux ou plusieurs paroisses reconnues met fin d office au mandat des membres des conseils d église de toutes les fabriques d église fusionnées. Un tel fusionnement n a aucune influence sur la composition de l administration centrale d église, dont relevaient les fabriques d église des paroisses fusionnées, jusqu à la prochaine élection de cette administration centrale d église. Lorsqu une administration centrale d église avait été créée dans la commune, cette administration centrale d église continue à exister, à moins que ce fusionnement entraîne qu il n y a plus qu une paroisse reconnue du culte catholique romain dont l église principale se situe sur le territoire de la commune. Dans ce dernier cas, l administration centrale d église de cette commune, lorsqu elle avait été créée, est supprimée.». Art. 7. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/5 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/5. Suite au fusionnement, les membres du conseil d église de la fabrique d église à maintenir sont désignés pour la première fois par l organe représentatif reconnu, sur la proposition du responsable de la nouvelle paroisse désigné par cet organe. Lors de la reconnaissance du fusionnement, le Gouvernement flamand fixe quand le premier renouvellement partiel du conseil d église aura lieu. Le sort indiquera les membres sortants lors de ce premier renouvellement partiel.». Art. 8. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/6 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/6. A partir de la date de la notification de la décision de l organe représentatif reconnu de fusionnement de deux ou plusieurs paroisses, les compétences des organes administratifs des fabriques d église de ces paroisses, à l exception de la fabrique d église à maintenir, sont limitées aux actions découlant de la gestion journalière, relatives aux affaires urgentes ou ayant trait aux affaires courantes. Sinon, les décisions prises ou leurs conséquences ne sont pas opposables aux organes administratifs de la fabrique d église à maintenir.». Art. 9. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/7 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/7. Tous les biens mobiliers sont transférés à la fabrique d église à maintenir. Le transfert visé àl alinéa premier est exécuté d office. Le transfert est opposable à des tiers sans formalités ultérieures à la date de la reconnaissance du fusionnement. Les biens, visésauprésent article, sont transférés dans l était où ils se trouvent, y compris les charges et obligations propres aux biens. A la date de la reconnaissance du fusionnement, la fabrique d église à maintenir est subrogée aux droits et obligations des autres fabriques d église des paroisses fusionnées concernant les biens mobiliers qui lui ont été transférés, y compris les droits et obligations découlant de procédures judiciaires en cours et futures.». Art. 10. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/8 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/8. Les biens immobiliers qui sont la propriété des fabriques d église des paroisses fusionnées, sont transférés à la fabrique d église à maintenir, à la date de la reconnaissance du fusionnement. La fabrique d église à maintenir reprend les droits, obligations et charges des biens immobiliers dont la propriété lui a été transférée.». Art. 11. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/9 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/9. A la date de la reconnaissance du fusionnement, la fabrique d église à maintenir reprend les droits, obligations et charges des fabriques d église des paroisses fusionnées, découlant de conventions.». Art. 12. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/10 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/10. Sans préjudice de l application de l article 4/6, toute procédure en matière de marchés publics pour des marchés de travaux, de fournitures et de services, adjugée par une des fabriques d église des paroisses fusionnées, est continuée par la fabrique d église à maintenir, à partir de la date de reconnaissance du fusionnement.». Art. 13. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 4/11 dans la section 1/1, insérée par l article 2, rédigé comme suit : «Art. 4/11. Les trésoriers des fabriques d église des paroisses fusionnées établissent leur décompte final en application de l article 56. La fabrique d église à maintenir reprend d office les actifs et passifs des fabriques d église des paroisses fusionnées. Les décomptes finaux des trésoriers des fabriques d église des paroisses fusionnées sont présentés au conseil d église de la fabrique d église à maintenir pour approbation.». Art. 14. Dans l article 25, alinéa premier, du même décret, le nombre «quatre» est remplacé par le nombre «deux». Art. 15. Dans l article 27 du même décret, l alinéa deux est remplacé par ce qui suit : Afin de délibérer valablement, la majorité des membres désignés ouélus des conseils d église des fabriques d église en question doit être présente. Cependant, après avoir été convoquée une première fois sans que le nombre de membres requis ne se soient présentés, l assemblée peut délibérer valablement sur la même élection après une deuxième convocation, quel que soit le nombre de membres présents.».

57 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 16. Dans l article 30 du même décret, deux alinéas sont insérés entre l alinéa premier et l alinéa deux, rédigés comme suit : «En cas de toute action intentée contre l administration centrale d église, le président agit en tant que défendeur, avec le secrétaire de l administration centrale d église. Ils intentent les actions en référé et les réclamations de biens. Ils accomplissent tous les actes conservatoires du droit ou interruptifs de la prescription et des déchéances. En cas de toute autre action où l administration centrale d église agit en tant que demandeur, le président et le secrétaire, agissant ensemble, ne peuvent être intentés qu après l autorisation par l administration centrale d église.». Art. 17. Dans l article 32, alinéa premier, du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le point 5 o est complété par les mots «et la mise à disposition de ce personnel aux fabriques d église»; 2 o il est ajouté un point 8 o et un point 9 o,rédigés comme suit : «8 o la coordination de la politique des fabriques d église de la commune, en particulier la politique relative au patrimoine mobilier et immobilier des fabriques d église de la commune, y compris la détermination des investissements prioritaires; 9 o les compétences déléguées en application de l article 39, alinéa trois.». Art. 18. L article 33 du même décret est complété par un alinéa trois et quatre, rédigés comme suit : «L administration centrale d église transmet un rapport de cette concertation aux fabriques d église concernées. Le mode dont cette notification s effectue est déterminé en concertation entre l administration centrale d église et les fabriques d église. Lorsque la circonscription d une paroisse s étend sur le territoire de plus d une commune, la commune où se situe l église principale de la paroisse associe l autre commune ou les autres communes à la concertation.». Art. 19. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 33/1, rédigé comme suit : «Art. 33/1. L administration centrale d église peut conclure des accords avec les autorités communales, au nom des fabriques d église qui en ressortent également. Ces accords sont contraignants pour l administration centrale d église, l administration communale et les fabriques d église concernées. L administration centrale d église transmet les accords conclus toutes les fabriques d église concernées. Le mode de notification est déterminé en concertation entre l administration centrale d église et les fabriques d église qui en ressortent. Une fabrique d église peut introduire un recours auprès du gouverneur de province contre la accords conclus dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la notification, visée à l alinéa premier. Le gouverneur de province se prononce sur le recours dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception du recours. Il envoie sa décision à la fabrique d église, l administration centrale d église, les autorités communales et l organe représentatif reconnu au plus tard le dernier jour de ce délai. Lorsque, dans le délai de trente jours, aucune décision n a été envoyée à la fabrique d église, l administration centrale d église, les autorités communales et l organe représentatif reconnu, le gouverneur de province est censé avoir accepté le recours.». Art. 20. Dans l article 39 du même décret, il est inséré un alinéa entre les alinéas deux et trois, rédigé comme suit : «Le conseil d église peut transférer ces compétences à l administration centrale d église. Les conditions d une telle délégation sont fixées dans un accord écrit entre l administration centrale d église et la fabrique d église concernée ou les fabriques d église concernées.». Art. 21. Dans l article 43 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o l alinéa trois est complété par la phrase suivante : «Le conseil communal peut approuver le plan pluriannuel, le désapprouver ou l adapter à ce qui a été discuté lors de la concertation, visée à l article 33.»; 2 o il est ajouté un alinéa cinq, rédigé comme suit : «Lorsque la circonscription d une paroisse s étend sur le territoire de plus d une commune, le conseil communal de la commune où se situe l église principale de la paroisse envoie sa décision également immédiatement à l autre commune ou aux autres communes.». Art. 22. Dans l article 44 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o dans le paragraphe 1 er,l alinéa premier est remplacé par ce qui suit : «Un recours peut être introduit contre la décision du conseil communal auprès du gouverneur de province dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception de la décision du conseil communal.»; 2 o dans le paragraphe 1 er, alinéa deux, les mots «l approbation» sont remplacés par les mots «le recours»; 3 o dans le paragraphe 1 er, alinéa deux, les mots «décision de désapprobation» sont remplacés par le mot «recours»; 4 o le paragraphe 1 er, alinéa deux, est complété par la phrase suivante : «Le gouverneur de province peut approuver, désapprouver ou adapter le plan pluriannuel.»; 5 o dans le paragraphe 1 er, alinéa trois, les mots «avoir accordé son approbation aux plans pluriannuels» sont remplacés par les mots «avoir accepté le recours»; 6 o le paragraphe 1 er est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «Le délai, visé aux alinéas deux et trois, est interrompu par l envoi d une lettre recommandée par laquelle l autorité de tutelle recueille des renseignements complémentaires. Un nouveau délai de trente jours prend cours le jour suivant la réception des renseignements complémentaires.»; 7 o dans le paragraphe 2, l alinéa premier est remplacé par ce qui suit : «Un recours peut être introduit contre la décision du gouverneur de province ou à défaut de décision auprès du Gouvernement flamand dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception de la décision ou, à défaut de décision, le jour suivant l expiration du délai, visé àl alinéa trois.»;

58 48284 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 8 o le paragraphe 2 est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «Le délai, visé aux alinéas deux et trois, est interrompu par l envoi d une lettre recommandée par laquelle l autorité de tutelle recueille des renseignements complémentaires. Un nouveau délai de trente jours prend cours le jour suivant la réception des renseignements complémentaires.». Art. 23. Dans l article 48 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o les mots «Lorsque la contribution communale dans le budget reste dans les limites du montant, repris dans le plan pluriannuel approuvé,» sont remplacés par les mots «Lorsque le budget s inscrit dans le plan pluriannuel approuvé,»; 2 o il est ajouté un alinéa deux, rédigé comme suit : «Le Gouvernement flamand fixe les conditions auxquelles doit répondre le budget afin des inscrire dans le plan pluriannuel approuvé. Le budget d exploitation s inscrit dans le plan pluriannuel lorsque l allocation communale n est pas supérieure à ce qui est approuvé comme allocation communale dans le plan pluriannuel.». Art. 24. Dans l article 49 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o dans le paragraphe 1 er, les mots «Lorsque la contribution communale dans le budget dépasse les limites du montant, repris dans le plan pluriannuel approuvé,» sont remplacés par les mots «Lorsque le budget ne s inscrit pas dans le plan pluriannuel approuvé,»; 2 o le paragraphe 1 er est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «Lorsque la circonscription d une paroisse s étend sur le territoire de plus d une commune, le conseil communal de la commune où se situe l église principale de la paroisse envoie sa décision également immédiatement à l autre commune ou aux autres communes.»; 3 o dans le paragraphe 2, l alinéa premier est remplacé par ce qui suit : «Un recours peut être introduit contre la décision du conseil communal auprès du gouverneur de province dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception de la décision auprès de la fabrique d église. Le budget et la décision du conseil communal doivent être joints au recours.»; 4 o le paragraphe 2 est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «Le délai, visé aux alinéas deux et trois, est interrompu par l envoi d une lettre recommandée par laquelle l autorité de tutelle recueille des renseignements complémentaires. Un nouveau délai de trente jours prend cours le jour suivant la réception des renseignements complémentaires.». Art. 25. Dans l article 50, alinéa premier, du même décret sont insérés les mots «après l avis de l organe représentatif reconnu» entre le mot «sont» et les mots «avant le 15 septembre». Art. 26. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 50/1, rédigé comme suit : «Art. 50/1. L administration d église peut, sans modification préalable au budget, décider de dépenses nécessaires en raison de circonstances impérieuses et imprévues, à condition qu elle prenne à cette fin une décision motivée. Dans les mêmes circonstances et au cas où le moindre retard occasionnerait un préjudice incontestable, le président et le secrétaire, agissant ensemble, peuvent décider des dépenses à leurs risques et périls. Ils en informent immédiatement l administration d église. Dans les cas, visés aux alinéas premier et deux, les crédits nécessaires sont immédiatement inscrits par une modification budgétaire. Le paiement peut cependant être exécuté sans attendre la modification au budget.». Art. 27. Dans le titre II, chapitre III, du même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré une section 3/1, rédigée comme suit : «Section 3/1. Obligations communales». Art. 28. Dans le même décret, il est inséré un article 52/1 dans la section 3/1, insérée par l article 27, rédigé comme suit : «Art. 52/1. 1 er. Les administrations communales comblent les déficits de l exploitation des fabriques d église et contribuent aux investissements dans les bâtiments du culte. Par dérogation à l alinéa premier, une administration communale ne peut pas être obligée à contribuer aux investissements dans des bâtiments du culte qui n appartiennent pas à une personne morale de droit public. Pour l application du présent alinéa est assimilé àpropriété un droit réel qui répond aux conditions suivantes : 1 o le droit réel assure une fabrique d église existante à l entrée en vigueur du présent décret de la jouissance du bien pendant encore trente ans au moins; 2 o à la fin dudroitréel, le propriétaire sera redevable d une indemnité àla fabrique d église égale à la plus-value qui sera créée à ce moment par les travaux de transformation apportées aux bâtiments ou par des bâtiments nouvellement créés; 3 o le droit réel ne peut être aliéné ou grevé d un droit réel moyennant le consentement de l administration communale. Dans les paroisses où réside un ministre du culte, chargé du culte de la paroisse, la commune met un presbytère à disposition du ministre ou, à défaut de presbytère, une habitation ou une indemnité d habitation. Dans les paroisses où il ne réside pas de ministre du culte, chargé du culte de la paroisse, les communes mettent un espace à disposition de la fabrique d église où les croyants peuvent être reçus, où le conseil d église peut se réunir et où les archives de la fabrique d église peuvent être conservées, ou elles paient une indemnité de secrétariat à la fabrique d église. Cette obligation s applique également aux paroisses où il réside un ministre du culte, chargé du culte de la paroisse, lorsque son habitation n est pas appropriée à remplir ces fonctions. 2. Les propriétés mobilières et immobilières et placements financiers de la fabrique d église, à l exception des bâtiments reconnus du culte constituent les réserves de la fabrique d église et sont gérés en vue de réaliser un rendement annuel aussi élevé que possible, à moins que d autres accords soient conclus lors de la concertation, visée à l article 33. En ce qui concerne les placements financiers, seules les formes de placement en euros avec une garantie complète de capital auprès d établissements agréés sont autorisées. La commune ne peut pas obliger la fabrique d église d utiliser ces réserves pour des investissements dans l église.

59 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Lorsque la circonscription d une paroisse s étend sur le territoire de plus d une commune, les obligations, visées au paragraphe 1 er, sont partagées à charge de toutes les communes concernées. Lorsque la commune où se situe l église principale de la paroisse n associe pas les autres communes à la concertation, visée à l article 33, ou n informe pas les autres communes des décisions du conseil communal concernant le plan pluriannuel et le budget, conformément à l article 43, alinéa cinq, et l article 49, 1 er, alinéa quatre, ces obligations sont uniquement à charge de la commune où se situe l église principale de la paroisse.». Art. 29. Dans l article 54 du même décret, la date «1 er avril» est remplacée par la date «1 er mars». Art. 30. Dans l article 55, 1 er, alinéa premier, du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o la date «1 er juin» est remplacée par la date «1 er mai»; 2 o les mots «en même temps» sont insérés entre les mots «autorités communales» et les mots «auprès du gouverneur de province». Art. 31. L article 56 du même décret est remplacé par ce qui suit : «Art. 56. Lorsque la fonction de trésorier se termine, un décompte final est établi par le trésorier ou ses ayants cause dans un délai de deux mois. Après que le conseil d église a pris connaissance du décompte final, le décompte final est envoyé au gouverneur de province par le trésorier ou ses ayants cause pour approbation. Dans les deux cents jours après laréception des décomptes finaux, le gouverneur de province se prononce sur l approbation du compte et il en fixe les montants. Il envoie sa décision au plus tard le dernier jour de ce délai. Lorsque, dans le délai précité, aucune décision n a été envoyée autrésorier ou à ses ayants cause, le gouverneur de province est censé avoir accordé son approbation. Il informe également la fabrique d église, les autorités communales, l administration centrale d église et l organe représentatif reconnu de sa décision. En outre, la procédure, visée à l article 55, 3, alinéas premier à trois inclus, est suivie.». Art. 32. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 57/1, rédigé comme suit : «Art. 57/1. Toute notification ou correspondance entre la fabrique d église et l autorité de tutelle et entre l administration centrale d église et l autorité de tutelle se font de la façon, fixée par le Gouvernement flamand.». Art. 33. Dans l article 62 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le paragraphe 1 er est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «L article 60 s applique par analogie.»; 2 o le paragraphe 2 est complété par un alinéa cinq, rédigé comme suit : «L article 60 s applique par analogie.». Art. 34. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 71/1, rédigé comme suit : «Art. 71/1. Toute notification ou correspondance entre la fabrique d église cathédrale et l autorité de tutelle se fait de la façon, fixée par le Gouvernement flamand.». Art. 35. Dans l article 76 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le paragraphe 1 er est complété par un alinéa trois, rédigé comme suit : «L article 74 s applique par analogie.»; 2 o le paragraphe 2 est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «L article 74 s applique par analogie.». CHAPITRE 3. Modifications dans le titre III du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus Art. 36. Dans l article 105 du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus, il est inséré un alinéa entre les alinéas premier et deux, rédigé comme suit : «Par dérogation à l alinéa premier, le Gouvernement flamand peut, sur la proposition de l organe représentatif reconnu, autoriser la création d une administration centrale d église dans une commune où deux ou trois communes d église du culte protestant sont reconnues dont l église principale se situe sur le territoire de la commune.». Art. 37. Dans l article 107 du même décret, les alinéas premier et deux sont remplacés par ce qui suit : «Dans une commune où, en application de l article 105, une administration centrale d église est créée ouaété créée, les représentants des conseils d administration des communes d église sont choisis tous les trois ans par vote secret et séparé par l assemblée de tous les membres désignés ouélus des conseils d administration des communes d église en question. Ils sont élus moyennant une majorité absolue des voix. Après chaque reconnaissance d une commune d église supplémentaire, les représentants des conseils d administration des communes d église sont élus à nouveau pour une période de trois ans. Afin dedélibérer valablement, la majorité des membres désignés ouélus des conseils d administrations des communes d église en question doivent être présents. Cependant, après avoir été convoquée une première fois sans que le nombre de membres requis ne se soient présentés, l assemblée peut délibérer valablement sur la même élection après une deuxième convocation, quel que soit le nombre de membres présents.». Art. 38. Dans l article 110 du même décret, deux alinéas sont insérés entre l alinéa premier et l alinéa deux, rédigés comme suit : «En cas de toute action intentée contre l administration centrale d église, le président agit en tant que défendeur, avec le secrétaire de l administration centrale d église. Ils intentent les actions en référé et les réclamations de biens. Ils accomplissent tous les actes conservatoires du droit ou interruptifs de la prescription et des déchéances. En cas de toute autre action où l administration centrale d église agit en tant que demandeur, le président et le secrétaire, agissant ensemble, ne peuvent être intentés qu après l autorisation par l administration centrale d église.».

60 48286 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 39. Dans l article 112, 1 er,dumême décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le point 5 o est complété par les mots «et la mise à disposition de ce personnel aux communes d église»; 2 o il est ajouté un point 8 o et un point 9 o,rédigés comme suit : «8 o la coordination de la politique des communes d église de la commune, en particulier la politique relative au patrimoine mobilier et immobilier des communes d église de la commune, y compris la détermination des investissements prioritaires; 9 o les compétences déléguées en application de l article 39, alinéa trois.». Art. 40. L article 113 du même décret est complété par un alinéa trois et un alinéa quatre, rédigés comme suit : «L administration centrale d église transmet un rapport de cette concertation aux communes d église concernées. Le mode dont cette notification s effectue est déterminé en concertation entre l administration centrale d église et les communes d église. Lorsque la circonscription d une commune d église s étend sur le territoire de plus d une commune, la commune où se situe l église principale de la commune d église associe l autre commune ou les autres communes à la concertation.». Art. 41. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 113/1, rédigé comme suit : «Art. 113/1. L administration centrale d église peut conclure des accords avec les autorités communales, au nom des communes d église qui en ressortent également. Ces accords sont contraignants pour l administration centrale d église, l administration communale et les communes d église concernées. L administration centrale d église transmet les accords conclus à toutes les communes d église concernées. Le mode de notification est déterminé en concertation entre l administration centrale d église et les communes d église qui en ressortent. Une commune d église peut introduire un recours auprès du gouverneur de province contre les accords conclus, dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la notification, visée à l alinéa premier. Le gouverneur de province se prononce sur le recours dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception du recours. Il envoie sa décision à la commune d église, l administration centrale d église, les autorités communales et l organe représentatif reconnu au plus tard le dernier jour de ce délai. Lorsque, dans le délai de trente jours, aucune décision n a été envoyée à la commune d église, l administration centrale d église, les autorités communales et l organe représentatif reconnu, le gouverneur de province est censé avoir accepté le recours.». Art. 42. Dans l article 114 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o les mots «chapitre Ier, section 1/1, et de» sont insérés entre les mots «dispositions de» et le mot «chapitres»; 2 o les mots «et que la paroisse doit être lue comme la commune d église» sont ajoutés. Art. 43. Dans l article 141 du même décret, il est inséré un alinéa entre les alinéas premier et deux, rédigé comme suit : «Par dérogation à l alinéa premier, le Gouvernement flamand peut, sur la proposition de l organe représentatif reconnu, autoriser la création d une administration centrale d église dans une commune où deux ou trois paroisses du culte anglican sont reconnues dont l église principale se situe sur le territoire de la commune.». Art. 44. Dans l article 143 du même décret, les alinéas premier et deux sont remplacés par ce qui suit : «Dans une commune où, en application de l article 151, une administration centrale d église est créée ouaété créée, les représentants des conseils d église des fabriques d église anglicanes sont choisis tous les trois ans par vote secret et séparé par l assemblée de tous les membres désignés ouélus des conseils d église des fabriques d église anglicanes en question. Ils sont élus moyennant une majorité absolue des voix. Après chaque reconnaissance d une paroisse anglicane supplémentaire, les représentants des conseils d église des fabriques d église anglicanes sont élus à nouveau pour une période de trois ans. Afin dedélibérer valablement, la majorité des membres désignés ouélus des conseils d église des fabriques d église anglicanes en question doivent être présents. Cependant, après avoir été convoquée une première fois sans que le nombre de membres requis ne se soient présentés, l assemblée peut délibérer valablement sur la même élection après une deuxième convocation, quel que soit le nombre de membres présents.». Art. 45. Dans l article 146 du même décret, deux alinéas sont insérés entre l alinéa premier et l alinéa deux, rédigés comme suit : «En cas de toute action intentée contre l administration centrale d église, le président agit en tant que défendeur, avec le secrétaire de l administration centrale d église. Ils intentent les actions en référé et les réclamations de biens. Ils accomplissent tous les actes conservatoires du droit ou interruptifs de la prescription et des déchéances. En cas de toute autre action où l administration centrale d église agit en tant que demandeur, le président et le secrétaire, agissant ensemble, ne peuvent être intentés qu après l autorisation par l administration centrale d église.». Art. 46. Dans l article 148, 1 er,dumême décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le point 5 o est complété par les mots «et la mise à disposition de ce personnel aux fabriques d église anglicanes»; 2 o il est ajouté un point 8 o et un point 9 o,rédigés comme suit : «8 o la coordination de la politique des fabriques d église anglicanes de la commune, en particulier la politique relative au patrimoine mobilier et immobilier des fabriques d église anglicanes de la commune, y compris la détermination des investissements prioritaires; 9 o les compétences déléguées en application de l article 39, alinéa trois.». Art. 47. L article 149 du même décret est complété par un paragraphe 3 et un paragraphe 4, rédigés comme suit : «3. L administration centrale d église transmet un rapport de cette concertation aux fabriques d église anglicanes concernées. Le mode dont cette notification s effectue est déterminé en concertation entre l administration centrale d église et les fabriques d église anglicanes.

61 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Lorsque la circonscription d une paroisse s étend sur le territoire de plus d une commune, la commune où se situe l église principale de la paroisse associe l autre commune ou les autres communes à la concertation.». Art. 48. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 149/1, rédigé comme suit : «Art. 149/1. L administration centrale d église peut conclure des accords avec les autorités communales, au nom des fabriques d église anglicanes qui en ressortent également. Ces accords sont contraignants pour l administration centrale d église, l administration communale et les fabriques d église anglicanes concernées. L administration centrale d église transmet les accords conclus à toutes les fabriques d église anglicanes concernées. Le mode de notification est déterminé en concertation entre l administration centrale d église et les fabriques d église anglicanes qui en ressortent. Une fabrique d église anglicane peut introduire un recours auprès du gouverneur de province contre les accords conclus, dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la notification, visée à l alinéa premier. Le gouverneur de province se prononce sur le recours dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception du recours. Il envoie sa décision à la fabrique d église anglicane, l administration centrale d église, les autorités communales et l organe représentatif reconnu au plus tard le dernier jour de ce délai. Lorsque, dans le délai de trente jours, aucune décision n a été envoyée à la fabrique d église anglicane, l administration centrale d église, les autorités communales et l organe représentatif reconnu, le gouverneur de province est censé avoir accepté le recours.». Art. 49. Dans l article 150 du même décret, les mots «chapitre I er, section 1/1, et de» sont insérés entre les mots «dispositions de» et le mot «chapitres». Art. 50. Dans l article 177 du même décret, il est inséré un nouvel alinéa entre les alinéas premier et deux, rédigé comme suit : «Par dérogation à l alinéa premier, le Gouvernement flamand peut, sur la proposition de l organe représentatif reconnu, autoriser la création d une administration centrale dans une commune où deux ou trois communes du culte israélite sont reconnues dont la synagogue se situe sur le territoire de la commune.». Art. 51. Dans l article 179 du même décret, les alinéas premier et deux sont remplacés par ce qui suit : «Dans une commune où, en application de l article 177, une administration centrale est créée ouaété créée, les représentants des conseils d administration des communes israélites sont choisis tous les trois ans par vote secret et séparé par l assemblée de tous les membres désignés ouélus des conseils d administration des communes israélites en question. Ils sont élus moyennant une majorité absolue des voix. Après chaque reconnaissance d une commune israélite supplémentaire, les représentants des conseils d administration des communes israélites sont élus à nouveau pour une période de trois ans. Afin dedélibérer valablement, la majorité des membres désignés ouélus des conseils d administrations des communes israélites en question doivent être présents. Cependant, après avoir été convoquée une première fois sans que le nombre de membres requis ne se soient présentés, l assemblée peut délibérer valablement sur la même élection après une deuxième convocation, quel que soit le nombre de membres présents.». Art. 52. Dans l article 182 du même décret, deux alinéas sont insérés entre l alinéa premier et l alinéa deux, rédigés comme suit : «En cas de toute action intentée contre l administration centrale, le président agit en tant que défendeur, avec le secrétaire de l administration centrale. Ils intentent les actions en référé et les réclamations de biens. Ils accomplissent tous les actes conservatoires du droit ou interruptifs de la prescription et des déchéances. En cas de toute autre action où l administration centrale agit en tant que demandeur, le président et le secrétaire, agissant ensemble, ne peuvent être intentés qu après l autorisation par l administration centrale.». Art. 53. Dans l article 184, 1 er,dumême décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le point 5 o est complété par les mots «et la mise à disposition de ce personnel aux communes israélites»; 2 o il est ajouté un point 8 o et un point 9 o,rédigés comme suit : «8 o la coordination de la politique des communes israélites de la commune, en particulier la politique relative au patrimoine mobilier et immobilier des communes israélites de la commune, y compris la détermination des investissements prioritaires; 9 o les compétences déléguées en application de l article 39, alinéa trois.». Art. 54. L article 185 du même décret est complété par un paragraphe 3 et un paragraphe 4, rédigés comme suit : «3. L administration centrale transmet un rapport de cette concertation aux communes israélites concernées. Le mode dont cette notification s effectue est déterminé en concertation entre l administration centrale et les communes israélites. 4. Lorsque la circonscription d une commune israélite s étend sur le territoire de plus d une commune, la commune où se situe la synagogue de la commune israélite associe l autre commune ou les autres communes à la concertation.». Art. 55. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 185/1, rédigé comme suit : «Art. 185/1. L administration centrale peut conclure des accords avec les autorités communales, au nom des communes israélites qui en ressortent également. Ces accords sont contraignants pour l administration centrale, l administration communale et les communes israélites concernées. L administration centrale transmet les accords conclus à toutes les communes israélites concernées. Le mode de notification est déterminé en concertation entre l administration centrale et les communes israélites qui en ressortent. Une commune israélite peut introduire un recours auprès du gouverneur de province contre les accords conclus, dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la notification, visée à l alinéa premier. Le gouverneur de province se prononce sur le recours dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception du recours. Il envoie sa décision à la commune israélite, l administration centrale, les autorités communales et l organe représentatif reconnu au plus tard le dernier jour de ce délai.

62 48288 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Lorsque, dans le délai de trente jours, aucune décision n a été envoyée à la commune israélite, l administration centrale, les autorités communales et l organe représentatif reconnu, le gouverneur de province est censé avoir accepté le recours.». Art. 56. Dans l article 186 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o les mots «chapitre I er, section 1/1, et de» sont insérés entre les mots «dispositions de» et le mot «chapitres»; 2 o les mots «et que l église principale et la paroisse doivent être lues comme la synagogue principale et la commune israélite» sont ajoutés. CHAPITRE 4. Modifications dans le titre IV du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus Art. 57. Dans l article 213 du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus, il est inséré un alinéa entre les alinéas premier et deux, rédigé comme suit : «Par dérogation à l alinéa premier, le Gouvernement flamand peut, sur la proposition de l organe représentatif reconnu, autoriser la création d une administration centrale d église dans une province où deux ou trois paroisses du culte orthodoxe sont reconnues dont l église principale se situe sur le territoire de la province.». Art. 58. Dans l article 215 du même décret, les alinéas premier et deux sont remplacés par ce qui suit : «Dans une province où, en application de l article 213, une administration centrale d église est crééeouaété créée, les représentants des conseils des fabriques d église des fabriques d église orthodoxes sont choisis tous les trois ans par vote secret et séparé par l assemblée de tous les membres désignés ouélus des conseils des fabriques d église des fabriques d église orthodoxes en question. Ils sont élus moyennant une majorité absolue des voix. Après chaque reconnaissance d une paroisse orthodoxe supplémentaire, les représentants des conseils des fabriques d église des fabriques d église orthodoxes sont élus à nouveau pour une période de trois ans. Afin dedélibérer valablement, la majorité des membres désignés ouélus des conseils des fabriques d église des fabriques d église orthodoxes en question doivent être présents. Cependant, après avoir été convoquée une première fois sans que le nombre de membres requis ne se soient présentés, l assemblée peut délibérer valablement sur la même élection après une deuxième convocation, quel que soit le nombre de membres présents.». Art. 59. Dans l article 218 du même décret, deux alinéas sont insérés entre l alinéa premier et l alinéa deux, rédigés comme suit : «En cas de toute action intentée contre l administration centrale d église, le président agit en tant que défendeur, avec le secrétaire de l administration centrale d église. Ils intentent les actions en référé et les réclamations de biens. Ils accomplissent tous les actes conservatoires du droit ou interruptifs de la prescription et des déchéances. En cas de toute autre action où l administration centrale d église agit en tant que demandeur, le président et le secrétaire, agissant ensemble, ne peuvent être intentés qu après l autorisation par l administration centrale d église.». Art. 60. Dans l article 220, 1 er,dumême décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le point 5 o est complété par les mots «et la mise à disposition de ce personnel aux fabriques d église orthodoxes»; 2 o il est ajouté un point 8 o et un point 9 o,rédigés comme suit : «8 o la coordination de la politique des fabriques d église orthodoxes de la province, en particulier la politique relative au patrimoine mobilier et immobilier des fabriques d église orthodoxes de la province, y compris la détermination des investissements prioritaires; 9 o les compétences déléguées en application de l article 39, alinéa trois.». Art. 61. L article 221 du même décret est complété par un paragraphe 3 et un paragraphe 4, rédigés comme suit : «3. L administration centrale d église transmet un rapport de cette concertation aux fabriques d église orthodoxes concernées. Le mode dont cette notification s effectue est déterminé en concertation entre l administration centrale d église et les fabriques d église orthodoxes. 4. Lorsque la circonscription d une paroisse s étend sur le territoire de plus d une province, la province où se situe l église principale de la paroisse associe l autre province ou les autres provinces à la concertation.». Art. 62. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 221/1, rédigé comme suit : «Art. 221/1. L administration centrale d église peut conclure des accords avec les autorités provinciales, au nom des fabriques d église orthodoxes qui en ressortent également. Ces accords sont contraignants pour l administration centrale d église, l administration provinciale et les fabriques d église orthodoxes concernées. L administration centrale d église transmet les accords conclus à toutes les fabriques d église orthodoxes concernées. Le mode de notification est déterminé en concertation entre l administration centrale d église et les fabriques d église orthodoxes qui en ressortent. Une fabrique d église orthodoxe peut introduire un recours auprès du gouverneur de province contre les accords conclus, dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la notification, visée à l alinéa premier. Le gouverneur de province se prononce sur le recours dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception du recours. Il envoie sa décision à la fabrique d église orthodoxe, l administration centrale d église, les autorités provinciales et l organe représentatif reconnu au plus tard le dernier jour de ce délai. Lorsque, dans le délai de trente jours, aucune décision n a été envoyée à la fabrique d église orthodoxe, l administration centrale d église, les autorités provinciales et l organe représentatif reconnu, le gouverneur de province est censé avoir accepté le recours.». Art. 63. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 222/1, rédigé comme suit : «Art. 222/1. Toute notification ou correspondance entre la fabrique d église orthodoxe et l autorité de tutelle et entre l administration centrale d église et l autorité de tutelle se font de la façon, fixée par le Gouvernement flamand.».

63 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 64. Dans l article 227 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le paragraphe 1 er est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «L article 225 s applique par analogie.»; 2 o le paragraphe 2 est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «L article 225 s applique par analogie.». Art. 65. Dans l article 229 du même décret, le mot «chapitres» est remplacé par les mots «chapitre I er, section 1/1, et des chapitres». Art. 66. Dans l article 256 du même décret, il est inséré une alinéa entre les alinéas premier et deux, rédigé comme suit : «Par dérogation à l alinéa premier, le Gouvernement flamand peut, sur la proposition de l organe représentatif reconnu, autoriser la création d une administration centrale dans une province où deux ou trois communautés du culte islamique sont reconnues dont la mosquée se situe sur le territoire de la province.». Art. 67. Dans l article 258 du même décret, les alinéas premier et deux sont remplacés par ce qui suit : «Dans une province où, en application de l article 256, une administration centrale est créée ou a été créée, les représentants des comités des communautés islamiques sont choisis tous les trois ans par vote secret et séparé par l assemblée de tous les membres désignés ou élus des comités des communautés islamiques en question. Ils sont élus moyennant une majorité absolue des voix. Après chaque reconnaissance d une communauté islamique supplémentaire, les représentants des conseils d administration des communautés islamiques sont élus à nouveau pour une période de trois ans. Afin de délibérer valablement, la majorité des membres désignés ouélus des comités des communautés islamiques en question doivent être présents. Cependant, après avoir été convoquée une première fois sans que le nombre de membres requis ne se soient présentés, l assemblée peut délibérer valablement sur la même élection après une deuxième convocation, quel que soit le nombre de membres présents.». Art. 68. Dans l article 261 du même décret, deux alinéas sont insérés entre l alinéa premier et l alinéa deux, rédigés comme suit : «En cas de toute action intentée contre l administration centrale, le président agit en tant que défendeur, avec le secrétaire de l administration centrale. Ils intentent les actions en référé et les réclamations de biens. Ils accomplissent tous les actes conservatoires du droit ou interruptifs de la prescription et des déchéances. En cas de toute autre action où l administration centrale agit en tant que demandeur, le président et le secrétaire, agissant ensemble, ne peuvent être intentés qu après l autorisation par l administration centrale.». Art. 69. Dans l article 263, 1 er,dumême décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le point 5 o est complété par les mots «et la mise à disposition de ce personnel aux communautés islamiques»; 2 o il est ajouté un point 8 o et un point 9 o,rédigés comme suit : «8 o la coordination de la politique des communautés islamiques de la province, en particulier la politique relative au patrimoine mobilier et immobilier des communautés islamiques de la province, y compris la détermination des investissements prioritaires; 9 o les compétences déléguées en application de l article 39, alinéa trois.». Art. 70. L article 264 du même décret est complété par un alinéa trois et un alinéa quatre, rédigés comme suit : «L administration centrale transmet un rapport de cette concertation aux communautés islamiques concernées. Le mode dont cette notification s effectue est déterminé en concertation entre l administration centrale et les communautés islamiques. Lorsque la circonscription d une communauté islamique s étend sur le territoire de plus d une province, la province où se situe la mosquée principale de la communauté islamique associe l autre province ou les autres provinces à la concertation.». Art. 71. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 264/1, rédigé comme suit : «Art. 264/1. L administration centrale peut conclure des accords avec les autorités provinciales, au nom des communautés islamiques qui en ressortent également. Ces accords sont contraignants pour l administration centrale, l administration provinciale et les communautés islamiques concernées. L administration centrale transmet les accords conclus à toutes les communautés islamiques concernées. Le mode de notification est déterminé en concertation entre l administration centrale et les communautés islamiques qui en ressortent. Une communauté islamique peut introduire un recours auprès du gouverneur de province contre les accords conclus, dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la notification, visée à l alinéa premier. Le gouverneur de province se prononce sur le recours dans un délai de trente jours à compter du jour suivant la réception du recours. Il envoie sa décision à la communauté islamique, l administration centrale, les autorités provinciales et l organe représentatif reconnu au plus tard le dernier jour de ce délai. Lorsque, dans le délai de trente jours, aucune décision n a été envoyée à la communauté islamique, l administration centrale, les autorités provinciales et l organe représentatif reconnu, le gouverneur de province est censé avoir accepté le recours.».

64 48290 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 72. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 265/1, rédigé comme suit : «Art. 265/1. Toute notification ou correspondance entre la communauté islamique et l autorité de tutelle et entre l administration centrale et l autorité de tutelle se font de la façon, fixée par le Gouvernement flamand.». Art. 73. Dans l article 270 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le paragraphe 1 er est complété par un alinéa quatre, rédigé comme suit : «L article 268 s applique par analogie.»; 2 o le paragraphe 2 est complété par un alinéa cinq, rédigé comme suit : «L article 268 s applique par analogie.». Art. 74. Dans l article 272 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 o le mot «chapitres» est remplacé par les mots «chapitre I er, section 1/1, et des chapitres»; 2 o les mots «et que l église principale et la paroisse doivent être lues comme la mosquée principale et la communauté religieuse islamique» sont ajoutés au point 2 o. CHAPITRE 5. Modifications dans le titre V du décret du 7 mai 2004 relatif à l organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus Art. 75. L article 275 du même décret est remplacé par ce qui suit : «Art Les règlements suivants sont abrogés: 1 o loi du 18 germinal an X «relative à l organisation des cultes», à l exception des articles 9, 10, 11, 13, 14, 15, 20, 21, 22, 23, 28, 31, 34, 36, 37, 38, 41, 52, 53, 54, 55, 57 et 63; 2 o décret impérial du 30 décembre 1809 concernant les fabriques d église, à l exception du chapitre V pour autant qu il concerne les palais épiscopaux et séminaires; 3 o arrêté royal du 16 août 1824 stipulant que les fabriques et administrations d église ne peuvent prendre des dispositions sur des objets dont le soin ne leur est pas expressément conféré par les lois, règlements ou ordonnances existants; 4 o arrêté royal du 12 mars 1849 «sur la réorganisation et le renouvellement partiel des fabriques des églises»; 5 o loi du 4 mars 1870 sur le temporel des cultes, modifiée par les lois des 19 juillet 1974, 17 avril 1985, 18 juillet 1991 et 10 mars 1999 et par l arrêté royal du 20 juillet 2000, à l exception de l article 19, pour autant qu il concerne les compétences fédérales, et de l article 19bis, alinéa deux; 6 o arrêté royal du 7 février 1876 portant organisation des conseils d administration près les églises protestantes du culte évangélique; 7 o arrêté royal du 7 février 1876 portant organisation des conseils d administration près les synagogues du culte israélite; 8 o arrêté du régent du 28 décembre 1944 portant délégation au Ministre de la Justice pour autoriser des travaux aux églises; 9 o arrêté royal du 3 mai 1978 portant organisation des comités chargés de la gestion du temporel des communautés islamiques reconnues, modifié par l arrêté royal du 10 avril 1995; 10 o arrêté royal du 15 mars 1988 portant organisation des conseils de fabriques d église du culte orthodoxe, à l exception de l article 1 er ; 11 o les arrêtés royaux portant assentiment aux règlements épiscopaux portant création des églises cathédrales.». Art. 76. Dans le même décret, modifié par le décret du 20 janvier 2006, il est inséré un article 275/1, rédigé comme suit : «Art. 275/1. Les presbytèresetleséglises qui, en application des articles 72 et 75 de la loi du 18 germinal an X «relative à l organisation des cultes», sont à nouveau mis à disposition du culte, ne peuvent recevoir une nouvelle destination qu après leur désaffectation par le Gouvernement flamand, après l avis de l autorité épiscopale.». CHAPITRE 6. Entrée en vigueur Art. 77. Le présent décret entre en vigueur le 1 er janvier 2013, à l exception de l article 14, qui entre en vigueur le 1 er avril Promulguons le présent décret, ordonnons qu il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 6 juillet 2012 Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand de la Gouvernance publique, de l Administration intérieure, de l Intégration civique, du Tourisme et de la Périphérie flamande de Bruxelles, G. BOURGEOIS Note (1) Session Documents. - Projet de décret : N o 1. - Amendements : N os 2 à 4. - Rapport : N o 5. - Amendement : N o 6. - Texte adopté en séance plénière : N o 7. Annales. Discussion et adoption : séance d après-midi du 27 juin 2012.

65 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE N VLAAMSE OVERHEID 13 JULI Decreet ruimtelijke economie [2012/204501] Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : DECREET ruimtelijke economie. Titel 1. Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. Inleidende bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder : 1 o bedrijventerreinmanagement : samenwerking tussen bedrijven(verenigingen) onderling of tussen de bedrijven- (verenigingen) en de ontwikkelaar van het bedrijventerrein, de beheerder of de lokale overheid om te komen tot een goed functioneren van het bedrijventerrein en duurzame bedrijfsprocessen; 2 o beheer : de activiteiten die erop gericht zijn het bedrijventerrein in goede staat te behouden, zowel op het openbaar domein als op de private kavels, door minstens de voorwaarden te controleren die zijn opgenomen in de aktes van terbeschikkingstelling van de gronden en de daarop opgerichte opstallen en de constructies op de private kavels, en door acties te ondernemen om de goede staat van het openbaar domein en de infrastructuur van het bedrijventerrein te behouden; 3 o beheerder : de instantie die het beheer van het bedrijventerrein uitoefent; 4 o bedrijventerrein : een zone, buiten een afgebakend zeehavengebied, die bestemd is voor de vestiging van industriele bedrijven, inclusief de bouwnijverheid en het transport, handel en commerciele en niet-commerciele dienstverlening en afvalverwerking en recyclage, met uitzondering van de zones die hoofdzakelijk bestemd zijn voor kleinhandelsactiviteiten, horeca en kantoren; 5 o brownfield : een geheel van verwaarloosde of onderbenutte gronden die zodanig zijn aangetast, dat zij kennelijk slechts gebruikt of opnieuw gebruikt kunnen worden als bedrijventerrein door middel van structurele maatregelen; 6 o ijzeren voorraad : een concept dat ervan uitgaat dat het minimaal aanbod aan bouwrijpe en uit te rusten terreinen in elke subregio moet voorzien in de vraag naar bedrijventerreinen gedurende respectievelijk de gemiddelde periode om een bestemd bedrijventerrein uit te rusten en de gemiddelde periode om een nieuw bedrijventerrein te bestemmen en dit rekening houdende met de differentiatie van bedrijventerreinen en de subregionale economische strategie; 7 o incubator : een rechtspersoon met de functie van bedrijfsverzamelgebouw gericht op starters die activiteiten ontplooien gerelateerd aan O&O-activiteiten of starters met een substantieel aandeel O&O-activiteiten in de bedrijfsactiviteiten; 8 o kleinhandelszone : een zone die specifiek bestemd is voor kleinhandelsactiviteiten; 9 o knelpuntterrein : een terrein dat bestemd is als bedrijventerrein, maar dat wegens (milieu)technische, juridische of beleidsmatige knelpunten niet gerealiseerd wordt en daarom niet resulteert in een bouwrijp aanbod; 10 o recht van terugkoop : het recht om, onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald in titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 3, een grond gelegen binnen een bedrijventerrein en de eventuele opstallen op die grond te verwerven; 11 o recht van wederovername : het recht om, onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald in titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 3, een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik op een grond gelegen binnen een bedrijventerrein te verwerven; 12 o steun : elke maatregel waarbij een economisch voordeel wordt verleend, die met overheidsmiddelen wordt bekostigd; 13 o steunintensiteit : het steunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de kosten of investeringen van het project die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag dat lager is dan of gelijk is aan de kosten of investeringen van het project die in aanmerkingen komen, voor de aftrek van de directe belastingen; 14 o strategisch bedrijventerrein : een bedrijventerrein dat om economische redenen van strategisch belang is voor de Vlaamse economie; 15 o verouderd bedrijventerrein : een bestaand bedrijventerrein dat om economische, ruimtelijke, juridische of (milieu)technische redenen heraangelegd moet worden, inclusief de zones die hoofdzakelijk bestemd zijn voor grootschalige kleinhandelsactiviteiten; 16 o voortraject : het onderzoek of de procesbegeleiding gericht op het bekomen van een concreet plan van aanpak voor de (her)aanleg van een (verouderd of strategisch) bedrijventerrein, brownfield of knelpuntterrein dat zich in een complexe probleemsituatie bevindt. HOOFDSTUK 2. Missie, doelstellingen en beginselen Art. 3. Het ruimtelijk economisch beleid heeft tot doel : 1 o te voorzien in voldoende geschikte bedrijfshuisvestingsmogelijkheden voor bedrijven in lijn met de economische ambities van Vlaanderen; 2 o het ontwikkelingsproces van bedrijventerreinen en andere economische locaties voor bedrijfshuisvesting doelmatiger, dat wil zeggen sneller, efficienter en effectiever, te maken; 3 o zorgvuldig ruimtegebruik te bewerkstelligen, de duurzaamheid te verhogen en de levensduur van bedrijventerreinen en andere economische locaties voor bedrijfshuisvesting te verlengen.

66 48292 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK 3. Aanvraag Art. 4. De steunaanvraag moet voor de aanvang van de uitvoering van het project ingediend worden. Titel 2. Ruimtebehoefte voor economische activiteiten HOOFDSTUK 1. Onderbouwing van de ruimtebehoefte Art. 5. De Vlaamse Regering kan een methodiek bepalen om ruimtebehoefteramingen voor economische activiteiten op te maken. Art. 6. De Vlaamse Regering kan typologieën van bedrijventerreinen en economische locaties bepalen en schaalniveaus definieren waarop het concept ijzeren voorraad toegepast moet worden. HOOFDSTUK 2. Doelgroepen Art. 7. De Vlaamse Regering kan doelgroepen definiëren waarvoor ze een specifiek locatiebeleid bepaalt, met inbegrip van het voorzien in specifieke instrumenten om de vestiging van die doelgroepen in Vlaanderen te faciliteren. Titel 3. Aanbod voor bedrijfshuisvesting HOOFDSTUK 1. Algemene instrumenten Afdeling 1. Steun voor ruimtelijk economische en gebiedsgerichte projecten Art. 8. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor ruimtelijk economische en gebiedsgerichte projecten op het vlak van bedrijfshuisvesting. Dergelijke projecten zijn proefprojecten voor nieuw aan te snijden beleidsthema s of projecten die voortkomen uit prioriteiten die uit de monitoring van de vraag en het aanbod aan bedrijfshuisvestingsmogelijkheden blijken. Art. 9. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag. Art. 10. De Vlaamse Regering bepaalt de steunpercentages of de maximale nominale bedragen van de steun, vermeld in artikel 8. Art. 11. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 8. Art. 12. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 8. Afdeling 2. Aankoop van gronden Art. 13. De Vlaamse Regering kan gebouwen en gronden aankopen met het oog op de terbeschikkingstelling van ondernemingen, de bestrijding van leegstand en verlaten bedrijfssites, de opwaardering van stedelijke gebieden of om strategische redenen van economische aard. Art. 14. De Vlaamse Regering kan de opdracht geven tot het ontwikkelen en saneren van bedrijventerreinen, alsook tot het oprichten, herinrichten of saneren van bedrijfsgebouwen. Afdeling 3. Onteigening Art. 15. De Vlaamse Regering kan overgaan tot onteigening van onroerende goederen die vereist zijn voor de aanleg of heraanleg van bedrijventerreinen, toegangswegen naar of bijkomende infrastructuur voor die bedrijventerreinen. Art. 16. De Vlaamse Regering kan de provincies, de gemeenten, de verenigingen van gemeenten, de autonome gemeentebedrijven, de Vlaamse openbare instellingen en andere publiekrechtelijke rechtspersonen die daarvoor door haar worden aangewezen, geval per geval machtigen tot onteigening voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen, alsook van hun toegangswegen en de bijkomende infrastructuur voor die bedrijventerreinen. Art. 17. Het onteigeningsplan bevat de identiteit van de onteigenende instantie voor elk te onteigenen perceel, de omtrek van de te onteigenen goederen met kadastrale vermelding van de sectie, de nummers, de grootte, de aard van de percelen en de namen van de eigenaars volgens het kadaster en op basis van het kadasterplan. De wegen en waterwegen die de te onteigenen goederen doorkruisen en die opgeheven moeten worden, worden in het onteigeningsbesluit aan het openbaar domein en hun bestemming onttrokken. Art. 18. Het ontwerp van onteigeningsplan wordt op kosten van de onteigenende instantie onderworpen aan een vijftiendaags openbaar onderzoek. Voor de aanvang van dat onderzoek brengt de onteigenende instantie de eigenaars van de te onteigenen goederen op het adres van hun woonplaats of maatschappelijke zetel ervan op de hoogte dat het ontwerpplan ter inzage ligt in het gemeentehuis. Voor de aanvang van dat onderzoek wordt de aankondiging van het openbaar onderzoek ook duidelijk zichtbaar aangeplakt op een plaats waar de te onteigenen goederen palen aan een openbare weg, of, als de goederen aan verschillende openbare wegen palen, aan al die openbare wegen. Art. 19. Op verzoek van de onteigenende instantie worden de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie belast met alle aankopen en onteigeningen van onroerende goederen overeenkomstig deze afdeling. Art. 20. Als de onteigenende instantie geen beroep doet op de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, is elk minnelijk bod dat de onteigenende instantie doet, onderworpen aan het visum van die ambtenaren. Dat visum wordt verleend binnen een maand na de ontvangst van het dossier. Die termijn kan ten hoogste met een maand verlengd worden op verzoek van die ambtenaren. Het visum wordt geacht verleend te zijn na verzuim tot verlenging van de eerste termijn of na het verstrijken van de tweede termijn. Het bod, vermeld in het eerste lid, kan ook gebaseerd worden op een schattingsverslag dat in opdracht van de onteigenende instantie door de ontvanger van de registratie is opgemaakt, of op een schattingsverslag dat door een landmeter-expert, erkend door de Federale Raad van landmeters-experten, is opgemaakt. In dat geval is het visum van de ambtenaren, vermeld in artikel 19, niet langer vereist. Art. 21. Voor de minnelijke verwervingen kunnen de onteigenende instanties ook een beroep doen op de Vlaamse instrumenterende ambtenaren van de dienst Vastgoedakten zoals bedoeld in hoofdstuk V van het decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010.

67 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 22. Als binnen een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de bestuurlijke machtiging tot onteigening verleend werd, geen aanvang is genomen met de onteigeningsprocedure, kan de eigenaar per aangetekende brief de onteigenende instantie verzoeken van de onteigening van zijn goed af te zien. De onteigenende instantie brengt de eigenaar per aangetekende en gewone brief binnen zes maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van het verzoek, op de hoogte van haar beslissing. Als ze dat niet doet, vervalt het onteigeningsplan van rechtswege voor het deel dat betrekking heeft op de goederen van de eigenaar die het verzoek heeft ingediend. Als de onteigenende instantie afziet van het voornemen om te onteigenen, vervalt het onteigeningsplan voor het deel dat betrekking heeft op de goederen van de eigenaar die het verzoek heeft ingediend. Als de onteigenende instantie niet afziet van het voornemen om te onteigenen, moet ze binnen twee jaar, te rekenen vanaf de aangetekende brief waarmee ze de verzoeker op de hoogte brengt van haar beslissing, de onteigeningsprocedure aanvatten, bij gebrek waaraan het onteigeningsplan van rechtswege vervalt voor het deel dat betrekking heeft op de goederen van de eigenaar die het verzoek heeft ingediend. Art. 23. In geval van wederverkoop van de in het kader van deze afdeling onteigende gronden bevatten de onderhandse en authentieke aktes houdende verkoop van de betreffende gronden een clausule die de koper verplicht om de gronden te gebruiken met het oog op de verwezenlijking van het initiele oogmerk van de onteigening. Bij gebrek aan het realiseren van het initiele oogmerk van de onteigening vrijwaart de koper de onteigenende instantie voor alle schade en kosten ten gevolge van de niet-verwezenlijking van het onteigeningsdoel. Als de voorwaarden bij wederverkoop van de onteigende gronden, vermeld in het eerste lid, worden opgenomen in de verkoopsovereenkomst, hoeven de onteigende gronden niet aan de onteigende te worden aangeboden overeenkomstig artikel 23 van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte. Art. 24. De Vlaamse Regering kan nadere regels uitvaardigen voor de toepassing van de bepalingen in deze afdeling. Afdeling 4. Recht van terugkoop en recht van wederovername Art. 25. Publiekrechtelijke rechtspersonen actief inzake de ontwikkeling of het beheer van bedrijventerreinen kunnen bij het verkopen, in opstal, erfpacht of vruchtgebruik geven van hun gronden gelegen binnen bedrijventerreinen, in de onderhandse overeenkomst en in de authentieke akte een recht van terugkoop, respectievelijk een recht van wederovername opnemen zoals bedoeld in dit decreet, voor zover deze onderhandse overeenkomst en authentieke akte tot stand komen na de inwerkingtreding van dit decreet. Diezelfde personen kunnen bovendien in een onderhandse overeenkomst en in een authentieke akte voor de verkoop, het in opstal, erfpacht of vruchtgebruik geven van andere gronden gelegen binnen bedrijventerreinen een recht van terugkoop, respectievelijk een recht van wederovername laten opnemen, dit door zulks bij overeenkomst op te leggen aan de eigenaar of aan de persoon die het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik vestigt, eveneens voor zover de betreffende onderhandse overeenkomst en authentieke akte tot stand komt na de inwerkingtreding van dit decreet. Art. 26. De hierna genoemde personen moeten, bij de verkoop, het in opstal, erfpacht of vruchtgebruik geven van de hierna vermelde gronden gelegen binnen bedrijventerreinen in de onderhandse overeenkomst en in de authentieke akte die verleden wordt na de inwerkingtreding van dit decreet een recht van terugkoop, respectievelijk een recht van wederovername opnemen of laten opnemen : 1 o iedere persoon aan wie een ondersteuning als vermeld in titel 3, afdeling 2, onderafdeling 1 of onderafdeling 3 of afdeling 3, is verleend en dit voor de gronden gelegen binnen het inrichtingsplan van de zone waarvoor de ondersteuning is verleend; 2 o de persoon die een onteigeningsmachtiging heeft verkregen op basis van dit decreet voor de aanleg of heraanleg van een bedrijventerrein, toegangswegen naar of bijkomende infrastructuur voor dat bedrijventerrein en dit voor de gronden waarop de onteigeningsmachtiging betrekking heeft; 3 o de persoon die gronden heeft verworven krachtens het terugkooprecht, vermeld in artikel 32 van de wet van 30 december 1970 op de economische expansie en dit voor de aldus verworven gronden; 4 o de persoon die gronden heeft verworven krachtens het terugkooprecht, vermeld in artikel 75 of 76 van het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen ter begeleiding van de begroting 2004 en dit voor de aldus verworven gronden; 5 o de persoon die gronden of een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik heeft verworven krachtens het terugkooprecht of het recht van wederovername bedoeld in dit decreet en dit voor de aldus verworven gronden en rechten. Art De contractuele clausules die, in de gevallen bedoeld in de artikelen 25 en 26, met betrekking tot het recht van terugkoop en het recht van wederovername worden opgenomen in de onderhandse overeenkomst en in de authentieke akte, vermelden minstens het volgende : 1 o de verplichting om de gronden en de opstallen aan te wenden voor een economische bedrijvigheid, de omschrijving van die economische bedrijvigheid, de algemene voorwaarden voor dat gebruik, de verplichting om over te gaan tot de bebouwing en exploitatie van de gronden en opstallen en de termijn waarin die verplichtingen gerealiseerd moeten worden; 2 o dat het recht van terugkoop of het recht van wederovername van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik enkel kan worden uitgeoefend indien : a) de koper of titularis van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik de volledige grond en de opstallen dan wel een substantieel deel van de grond gedurende meer dan twee jaar niet gebruikt of voor een andere bedrijvigheid gebruikt dan voor de bedrijvigheid, vermeld in punt 1 o ; b) de koper of titularis van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik voor de volledige grond dan wel voor een substantieel deel van de grond de gestelde voorwaarden van gebruik niet naleeft; c) de koper of titularis van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik de sectorale regelgeving schendt die op hem van toepassing is, en als daardoor ernstige hinder voor de overige bedrijven van het bedrijventerrein wordt veroorzaakt, waardoor een normaal beheer van het bedrijventerrein niet meer mogelijk is; 3 o de begunstigden van het recht van terugkoop of het recht van wederovername, waaronder minstens de verkoper of degene die het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik heeft verleend en de in paragraaf 2 vermelde overheden; 4 o de prijs of wijze van prijsbepaling voor de terugkoop of de wederovername, in overeenstemming met het vermelde in artikel 29;

68 48294 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 5 o de rechten en verplichtingen vermeld in de artikelen 30, 31, 32 en De in artikel 27, 1, 3 o, vermelde overheden zijn de gemeenten op het grondgebied waarvan de gronden liggen. Elk van de betrokken gemeenten kan even wel beslissen om in haar plaats haar autonoom gemeentebedrijf dat actief is op het vlak van de (her)aanleg van bedrijventerreinen, het intergemeentelijk samenwerkingsverband dat actief is op het vlak van de (her)aanleg van bedrijventerreinen en waarbij ze aangesloten is of de territoriaal bevoegde provinciale ontwikkelingsmaatschappij aan te wijzen als begunstigde van het terugkooprecht of het recht van wederovername. De gemeente moet, in voorkomend geval, die beslissing genomen en ter kennis gebracht hebben aan de verkoper, respectievelijk de verlener van de opstal, de erfpacht of het vruchtgebruik en dit vooraleer de authentieke akte vermeld in paragraaf 1 verleden wordt, zodat de akte de definitieve begunstigde van het recht van terugkoop of het recht van wederovername bevat. Art. 28. Het recht van terugkoop of het recht van wederovername : 1 o kan bij de uitoefening door de begunstigde van dat recht beperkt worden tot een gedeelte van de gronden en de opstallen; 2 o geldt onbeperkt in de tijd; 3 o wordt ingevolge de bij wet voorgeschreven bekendmaking van de authentieke akte waarin het recht van terugkoop of wederovername is opgenomen, tegenstelbaar aan derden. Art De terugkoop van de grond zal gebeuren tegen de prijs van de eerste verkoop, aangepast aan de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. Als voordien reeds een verkoop werd toegestaan door de begunstigden van het recht van terugkoop, zal de terugkoop plaatsvinden tegen de prijs van de laatste verkoop waarvoor toestemming gegeven werd, aangepast aan de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. De opstallen, met uitzondering van het materieel en de outillage die de gebruiker toebehoren en op de grond zijn gelegen, worden teruggekocht tegen de venale waarde van die opstallen op het moment van de terugkoop. De venale waarde van de opstallen wordt bepaald door een expert-schatter. Die wordt in onderling overleg aangewezen door de begunstigde die het recht van terugkoop uitoefent en door de eigenaar van de opstallen. Als beiden het niet eens raken, wijzen ze elk een expert-schatter aan. Die expert-schatters zullen in onderling overleg een derde expert-schatter aanwijzen en gezamenlijk de venale waarde vaststellen. Alle kosten van de vaststelling van de venale waarde worden gedragen door de eigenaar van de opstallen. Alle betrokkenen zijn ertoe gehouden de nodige medewerking te verlenen om de venale waarde vast te stellen. 2. De wederovername van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik zal gebeuren tegen de prijs die wordt bepaald in de overeenkomst waarin het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik is toegekend. Die overeenkomst kan ook bepalen dat die prijs zal worden bepaald door een of meer expert-schatters. In dat geval wordt, in onderling overleg, een expert-schatter aangewezen door de begunstigde die het recht van wederovername uitoefent en door de houder van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik. Indien beiden het niet eens raken, wijzen ze elk een expert-schatter aan. Die expert-schatters zullen in onderling overleg een derde expert-schatter aanwijzen en gezamenlijk de prijs bepalen. Alle kosten van de vaststelling van de prijs worden gedragen door de houder van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik. Alle betrokkenen zijn ertoe gehouden de nodige medewerking te verlenen om de prijs vast te stellen. 3. Voor de terugkoop of de wederovername is de begunstigde die het recht uitoefent, geen andere vergoeding verschuldigd dan de vergoeding bedoeld in dit artikel. Art. 30. De eigenaar of titularis van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik mag het goed verder verkopen of zijn recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik overdragen en persoonlijke gebruiks- of genotsrechten toekennen na voorafgaande toestemming van elk van de begunstigden van het recht van terugkoop of het recht van wederovername. Bij een dergelijke verkoop of overdracht moeten de onderhandse overeenkomst en de authentieke akte waarin de overdrachten en rechten worden vastgelegd, in elk geval de clausules, vermeld in artikel 27, bevatten ten gunste van de oorspronkelijke begunstigden van het recht van terugkoop of het recht van wederovername. De toestemming wordt per aangetekende brief gevraagd, waarbij minstens het ontwerp van de akte en de omschrijving van de economische activiteit die uitgeoefend zal worden op de zone, worden gevoegd. De begunstigden van het recht van terugkoop of het recht van wederovername delen hun beslissing mee binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum dat ze het verzoek om de voorafgaande toestemming hebben ontvangen. De begunstigden van het recht van terugkoop of het recht van wederovername brengen elkaar op de hoogte van de genomen beslissing. Als binnen de termijn de beslissing niet is meegedeeld, wordt de toestemming geacht verleend te zijn onder de voorwaarde dat de nieuwe akte van verkoop of de akte van overdracht van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik de clausules, vermeld in artikel 27, bevat ten gunste van de oorspronkelijke begunstigden van het recht van terugkoop of het recht van wederovername. De begunstigden van het recht van terugkoop of het recht van wederovername mogen de toestemming, vermeld in het eerste lid, weigeren of voorwaarden aan die toestemming koppelen, zolang die voorwaarden niet ingegeven zijn vanuit louter financiele motieven. Art. 31. Als de gronden of daarop opgerichte opstallen ter beschikking gesteld worden aan andere gebruikers door huur, of andere vergelijkbare persoonlijke gebruiks- of genotsrechten, moet in de overeenkomst waarbij het gebruiks- of genotsrecht aan de gebruiker wordt verleend, worden voorzien in : 1 o de verplichting van de gebruiker om de gronden en opstallen aan te wenden voor de in de voorafgaande akten omschreven economische bedrijvigheid; 2 o de algemene voorwaarden voor het gebruik; 3 o eventueel de verplichting om over te gaan tot de bebouwing en exploitatie van het terrein of opstallen en de termijn waarin die verplichtingen gerealiseerd moeten worden; 4 o een verwijzing naar dit artikel; 5 o een overname van het bepaalde in artikel 33.

69 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De eigenaar of titularis van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik, die de gronden of de daarop opgerichte opstallen ter beschikking heeft gesteld, draagt de verantwoordelijkheid voor het naleven door de gebruiker van de vereisten, vermeld in het eerste lid. Hij kan zich niet beroepen op de nalatigheden van de gebruikers om zich tegen de uitoefening van het recht van terugkoop of het recht van wederovername te verzetten. Het recht van terugkoop of recht van wederovername kan bij de uitoefening door de begunstigde ervan beperkt worden tot het perceel van de nalatige gebruiker. Art. 32. Voordat tot de uitoefening van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername overgegaan kan worden, moet de eigenaar of houder van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik in gebreke worden gesteld door minstens een van de begunstigden van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername en door die begunstigde aangemaand zijn om de vastgestelde schendingen, vermeld in artikel 27, 1, 2 o, binnen een jaar op definitieve wijze ongedaan te maken. De begunstigden van het recht van terugkoop of het recht van wederovername moeten die ingebrekestelling en aanmaning versturen binnen een periode van tien jaar nadat ze kennis hebben gekregen van het feit dat een van de omstandigheden, vermeld in artikel 27, 1, 2 o, voor de uitoefening van het recht van terugkoop of het recht van wederovername zich heeft voorgedaan. Als de begunstigde van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername vaststelt dat er na het verstrijken van de termijn van een jaar, vermeld in het eerste lid, nog altijd of opnieuw sprake is van een schending van de verplichtingen die rusten op de eigenaar of de houder van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik, kan hij of een van de andere begunstigden van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername overgaan tot terugkoop of wederovername. Als alle of verschillende begunstigden van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername willen overgaan tot terugkoop of wederovername, mag de eerste verkoper of eerste verlener van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik overgaan tot terugkoop of wederovername. Als geen enkele begunstigde van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername zijn beslissing om van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername gebruik te maken, binnen een jaar na het verstrijken van de termijn van een jaar, vermeld in het eerste lid, om aan de vastgestelde schendingen een einde te maken, aan de eigenaar of houder van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik heeft betekend, kan het recht van terugkoop of het recht van wederovername slechts uitgeoefend worden na een nieuwe ingebrekestelling en aanmaning en het opnieuw toekennen van de termijn van een jaar om de vastgestelde schendingen ongedaan te maken. Art. 33. De gebruiks- of genotsrechten die door de eigenaar of door de houder van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik aan derden zijn toegekend, nemen bij de uitoefening van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername van rechtswege een einde zonder dat daarvoor vanwege de begunstigde van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername een vergoeding verschuldigd is. De begunstigde van het recht van terugkoop of van het recht van wederovername die het recht uitoefent, kan evenwel beslissen om de gebruiks- of genotsrechten te handhaven die door de eigenaar of door de houder van het recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik toegekend zijn. Art. 34. De Vlaamse Regering kan nadere regels uitvaardigen voor de toepassing van de bepalingen in deze afdeling. HOOFDSTUK 2. Bedrijventerreinen Afdeling 1. Actiegerichte monitoring en realisatie van bedrijventerreinen Art. 35. De Vlaamse Regering organiseert een actiegerichte monitoring van het aanbod aan bedrijventerreinen. Art. 36. De actiegerichte monitoring, vermeld in artikel 35, heeft tot doel de beleidsopgave voor het ruimtelijk economisch beleid vast te stellen op het vlak van het creëren van aanbod aan uitgeruste bedrijventerreinen, ontwikkeling van knelpuntterreinen en onbenutte percelen, de sanering en herinrichting van brownfields en verouderde bedrijventerreinen en de te desaffecteren bedrijventerreinen, gebaseerd op het concept ijzeren voorraad. Art. 37. De actiegerichte monitoring, vermeld in artikel 35, kan aanleiding geven tot aanbevelingen over nieuw te ontwikkelen beleidsinstrumenten. Afdeling 2. Steun voor (her)aanleg van bedrijventerreinen Onderafdeling 1. Steun voor verwerving van bedrijventerreinen Art. 38. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor de verwerving van gronden op bedrijventerreinen als de ontwikkeling, alle andere subsidiemechanismen in acht genomen, niet rendabel is. Art. 39. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 38. Art. 40. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag. Art. 41. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 38. Art. 42. De Vlaamse Regering bepaalt het steunpercentage of het maximale nominale bedrag van de steun, vermeld in artikel 38. Onderafdeling 2. Steun voor voortrajecten Art. 43. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor haalbaarheidsstudies en procesbegeleiding bij complexe (her)ontwikkelingen van verouderde bedrijventerreinen en verouderde terreinen gelegen in de afgebakende zeehavengebieden of bij bedrijventerreinen met beleidsmatige knelpunten in functie van de (her)aanleg. Art. 44. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 43.

70 48296 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 45. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag. Art. 46. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 43. Art. 47. De Vlaamse Regering bepaalt het steunpercentage of het maximale nominale bedrag van de steun, vermeld in artikel 43. Onderafdeling 3. Steun voor (her)aanleg van bedrijventerreinen Art. 48. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen. Art. 49. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 48. Art. 50. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag per type kosten waarvoor de steun, vermeld in artikel 48, verleend wordt. Art. 51. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 48. Art. 52. De Vlaamse Regering bepaalt de steunpercentages of de maximale nominale bedragen van de steun, vermeld in artikel 48. Afdeling 3. Steun voor strategische bedrijventerreinen Art. 53. De Vlaamse Regering kan voor strategische bedrijventerreinen een specifiek steunkader vaststellen. Art. 54. De Vlaamse Regering kan naast wetenschapsparken ook andere types bedrijventerreinen als strategisch aanwijzen. Art. 55. Het beheer van een strategisch bedrijventerrein wordt gevoerd via het beheercomite. De Vlaamse Regering bepaalt de regels die de werking van het beheercomite minimaal moet volgen. Afdeling 4. Steun voor beheer Art. 56. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor het voeren van het beheer over een bedrijventerrein. Art. 57. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 56. Art. 58. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag. Art. 59. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 56. Art. 60. De Vlaamse Regering bepaalt de steunpercentages of het maximale nominale bedrag van de steun, vermeld in artikel 56. Afdeling 5. Steun voor bedrijventerreinmanagement Art. 61. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor het organiseren van bedrijventerreinmanagement op bedrijventerreinen. Art. 62. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 61. Art. 63. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag. Art. 64. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 61. Art. 65. De Vlaamse Regering bepaalt de steunpercentages of het maximale nominale bedrag van de steun, vermeld in artikel 61. HOOFDSTUK 3. Bedrijfsverzamelgebouwen Afdeling 1. Steun voor bedrijvencentra voor starters Art. 66. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor de oprichting, de uitbreiding en de modernisering van bedrijvencentra voor startende ondernemingen. Art. 67. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 66. Art. 68. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag. Art. 69. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 66. Art. 70. De Vlaamse Regering bepaalt de steunpercentages of het maximale nominale bedrag van de steun, vermeld in artikel 66. Afdeling 2. Thematische bedrijvencentra Art. 71. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor de oprichting, de uitbreiding en de modernisering van thematische bedrijvencentra. Art. 72. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 71.

71 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 73. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag. Art. 74. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 71. Art. 75. De Vlaamse Regering bepaalt de steunpercentages of het maximale nominale bedrag van de steun, vermeld in artikel 71. Afdeling 3. Incubatoren Art. 76. De Vlaamse Regering kan steun verlenen voor de oprichting, de uitbreiding en de modernisering van incubatoren. Art. 77. De Vlaamse Regering bepaalt welke begunstigden in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 76. Art. 78. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de kosten die in aanmerking komen, of als een maximaal nominaal bedrag. Art. 79. De Vlaamse Regering bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor de steun, vermeld in artikel 76. Art. 80. De Vlaamse Regering bepaalt de steunpercentages of het maximale nominale bedrag van de steun, vermeld in artikel 76. Titel 4. Handhaving, uitbetaling en terugvordering van steun Art. 81. De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen van terugvordering met behoud van de toepassing van de bepalingen in de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat. De Vlaamse Regering bepaalt de intrestvoet die in geval van terugvordering verschuldigd is. De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen waarbinnen de feiten die aanleiding geven tot terugvordering, zich moeten voordoen, en de termijn waarin ze de steun kan terugvorderen. Titel 5. Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. Decreet Economisch Ondersteuningsbeleid Art. 82. In het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, wordt hoofdstuk 7, dat bestaat uit artikel 27 tot en met 29, opgeheven. Art. 83. In hetzelfde decreet wordt hoofdstuk 8, dat bestaat uit artikel 30 tot en met 33, opgeheven. Art. 84. In hetzelfde decreet wordt hoofdstuk 9, dat bestaat uit artikel 34, opgeheven. Afdeling 2. Programmadecreet ter begeleiding van de begroting 2004 Art. 85. In het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, gewijzigd bij de decreten van 24 december 2004, 22 april 2005, 24 juni 2005 en 22 december 2006, wordt hoofdstuk XXVI, dat bestaat uit artikel 73 tot en met 78, opgeheven. Titel 6. Slotbepalingen Art. 86. Er kan op basis van een steunregeling als vermeld in dit decreet slechts steun in de zin van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toegekend worden na de inwerkingtreding van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 13 juli De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, K. PEETERS Nota Zitting Stukken. - Ontwerp van decreet : Nr Amendementen : Nr Verslag : Nr Amendementen : Nr Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : Nr. 5. Handelingen. Bespreking en aanneming : avondvergadering van 4 juli 2012.

72 48298 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE TRADUCTION F AUTORITE FLAMANDE 13 JUILLET DECRET économie spatiale [2012/204501] Le PARLEMENT FLAMAND a adopté et Nous, GOUVERNEMENT, sanctionnons ce qui suit : DECRET économie spatiale. Titre 1 er. Dispositions générales CHAPITRE 1 er. Dispositions liminaires Article 1 er. Le présent décret règle une matière régionale. Art. 2. Dans le présent décret, on entend par : 1 o management de terrain d entreprises : la collaboration mutuelle entre des (associations d ) entreprises ou entre les (associations d ) entreprises et le promoteur du terrain d activités économiques, le gestionnaire ou les autorités locales, afind assurer le bon fonctionnement du terrain d activités économiques et des processus d entreprise durables; 2 o gestion : les activités visant à maintenir en bon état le terrain d activités économiques, aussi bien dans le domaine public que sur les lots privés, en contrôlant au moins le respect des conditions qui sont reprises dans les actes de mise à disposition des terrains et des bâtiments qui y sont érigés et les constructions sur les lots privés, et en entreprenant des actions visant à maintenir en bon état le domaine public et l infrastructure du terrain d activités économiques; 3 o gestionnaire : l instance qui exerce la gestion du terrain d activités économiques; 4 o terrain d activités économiques : une zone, à l exception d une zone délimitée d un port maritime, réservée à l implantation d entreprises actives dans le domaine de la construction, du transport, du commerce, de l industrie et des services commerciaux et non commerciaux, et au traitement et au recyclage des déchets, à l exclusion des zones principalement réservées aux activités de détail, à l horeca et aux bureaux; 5 o brownfield : un ensemble de terrains laissés à l abandon ou sous-exploités qui sont dans un tel état de dégradation qu il ne peuvent être utilisés ou réutilisés comme terrain d activités économiques qu au moyen de mesures structurelles; 6 o fonds de réserve : un concept selon lequel l offre minimale de terrains constructibles et àéquiper dans chaque sous-région doit pouvoir répondre à la demande de terrains d activités économiques pendant respectivement la durée moyenne pour équiper un terrain d activités économiques affecté et la durée moyenne pour affecter un nouveau terrain d activités économiques, et cela en tenant compte de la différenciation des terrains d activités économiques et de la stratégie économique sous-régionale; 7 o incubateur : une personne morale exerçant la fonction de complexe d affaires axé sur des starters qui déploient des activités liées aux activités de R-D ou des starters menant une part substantielle d activités R-D dans leurs activités commerciales; 8 o zone de commerce de détail : une zone spécifiquement affectée aux activités du commerce de détail; 9 o terrain problématique : un terrain affecté comme terrain d activités économiques, mais qui, en raison de problèmes techniques (environnementaux), juridiques ou de gestion, n est pas réalisé et dès lors ne fait pas partie de l offre constructible; 10 o droit de rachat : le droit d acquérir, aux conditions et modalités précisées au Titre 3, chapitre 1 er, section 3, un terrain situé àl intérieur d un terrain d activités économiques, ainsi que les éventuels bâtiments sur ce terrain; 11 o droit de reprise : le droit d acquérir, aux conditions et modalités précisées au Titre 3, chapitre 1 er, section 3, un droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit sur un terrain situé àl intérieur d un parc d entreprises; 12 o aide : toute mesure octroyant un avantage économique pris en charge par des moyens publics; 13 o intensité de l aide : le montant de l aide exprimé en pourcentage des coûts ou investissement admissibles du projet, ou bien sous la forme d un montant nominal maximal, inférieur ou égal aux coûts ou investissement admissibles du projet, avant impôts directs; 14 o terrain d activités économiques stratégique : un terrain d activités économiques qui, pour des raisons économiques, revêt une importance stratégique pour l économie flamande; 15 o terrain d activités économiques obsolète : un terrain d activités économiques existant, qui en raison de problèmes techniques (environnementaux), juridiques ou de gestion, doit être réaménagé, y compris les zones qui sont principalement affectées à des activités de détail à grande échelle; 16 o parcours préliminaire : l enquête ou la procédure visant l obtention d un plan d approche concret pour l aménagement ou le réaménagement d un terrain d activités économiques (obsolète ou stratégique), d un brownfield ou d un terrain problématique qui se trouve dans une situation problématique complexe.

73 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE CHAPITRE 2. Mission, objectifs et principes Art. 3. La politique économique spatiale a pour objectif : 1 o de pourvoir à l existence de possibilités suffisantes et appropriées d implantation d entreprises, en ligne avec les ambitions économiques de la Flandre; 2 o de rendre le processus de développement de terrain d activités économiques et autres lieux d implantation d entreprises plus efficace, c est-à-dire plus rapide, plus efficient et plus effectif; 3 o de mettre en œuvre une utilisation prudente de l espace, de renforcer la durabilité et de prolonger la durée de vie des terrains d activités économiques et des autres lieux d implantation d entreprises. CHAPITRE 3. Demande Art. 4. La demande d aide doit être introduite avant le début de l exécution du projet. Titre 2. Besoins spatiaux des activités économiques CHAPITRE 1 er. Justification des besoins spatiaux Art. 5. Le Gouvernement flamand peut déterminer une méthode pour l élaboration des estimations des besoins spatiaux pour les activités économiques. Art. 6. Le Gouvernement flamand peut déterminer les catégories de terrains d activités économiques et de localisations économiques et définir des niveaux d échelle auxquels le concept de fonds de réserve doit être appliqué. CHAPITRE 2. Groupes cible Art. 7. Le Gouvernement flamand peut déterminer des groupes cible pour lesquels il fixe une politique de localisation spécifique, en ce compris l emploi d instruments spécifiques pour faciliter l implantation de ces groupes cible en Flandre. Titre 3. Offre d implantation d entreprises CHAPITRE 1 er. Instruments généraux Section 1 re. Aide aux projets spatiaux, économiques et orientés sur la zone Art. 8. Le Gouvernement flamand peut octroyer une aide à des projets spatiaux, économiques et orientés sur la zone dans le domaine de l implantation d entreprises. De tels projets sont des projets pilotes pour de nouveaux thèmes à aborder ou des projets qui découlent des priorités qui ressortent du suivi de la demande et de l offre en matière de possibilités d implantation d entreprises. Art. 9. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal. Art. 10. Le Gouvernement flamand définit les pourcentages de l aide et le montant nominal maximal de l aide dont question à l article 8. Art. 11. Le Gouvernement flamand définit les bénéficiaires admissibles à l aide dont question à l article 8. Art. 12. Le Gouvernement flamand définit les coûts admissibles en vue de l aide dont question à l article 8. Section 2. Achat de terrains Art. 13. Le Gouvernement flamand peut acheter des terrains et bâtiments en vue de les mettre à la disposition d entreprises, de lutter contre la présence de sites d activités économiques inoccupés et abandonnés, de revaloriser des zones urbaines ou pour des raisons stratégiques de nature économique. Art. 14. Le Gouvernement flamand peut concéder le marché du développement et de l assainissement de terrains d activités économiques, ainsi que l aménagement, le réaménagement et l assainissement de bâtiments destinés à l activité économique. Section 3. Expropriation Art. 15. Le Gouvernement flamand peut procéder à l expropriation de biens immeubles qui sont nécessaires pour l aménagement ou le réaménagement de terrains d activités économiques, de voie d accès vers ces terrains ou pour des infrastructures complémentaires pour ces terrains d activités économiques. Art. 16. Le Gouvernement flamand peut autoriser au cas par cas les provinces, communes, associations de communes, régies communales autonomes, institutions publiques flamandes et d autres personnes morales de droit public qu iladésignéàprocéder à des expropriations pour l aménagement ou le réaménagement de terrains d activités économiques, de voies d accès vers ces terrains ou pour des infrastructures complémentaires pour ces terrains d activités économiques. Art. 17. Le plan d expropriation comprend, pour chaque parcelle à exproprier, outre l identité de l expropriant, également le périmètre des immeubles à exproprier, avec mention, d après le cadastre, de la section, des numéros, de la contenance, de la nature des parcelles, ainsi que des noms des propriétaires. Les voies et voies d eau traversant les biens à exproprier et devant être supprimées, sont désaffectées. Art. 18. Le projet de plan d expropriation est soumis, à charge de l expropriant, à une enquête publique de quinze jours. Avant le début de cette enquête, l expropriant notifie, à l adresse de leur domicile ou de leur siège social, les propriétaires des biens à exproprier que le projet de plan est mis à disposition du public à la maison communale.

74 48300 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Avant le début de l enquête, l annonce de l enquête publique est également clairement affichée, à un endroit où les biens à exproprier jouxtent une voie publique ou, si ces biens jouxtent plusieurs voies publiques, le long de toutes ces voies publiques. Art. 19. A la demande de l expropriant, les fonctionnaires de l Administration générale de la Documentation patrimoniale sont chargés de tous les achats et expropriations des biens immobiliers conformément à la présente section. Art. 20. Si l expropriant ne fait pas appel aux fonctionnaires de l Administration générale de la Documentation patrimoniale, toute offre amiable faite par l expropriant doit être soumise au visa de ces fonctionnaires. Ce visa est accordé dans le mois à compter de la réception du dossier. Ce délai peut être prorogé d un mois au maximum, à la demande des fonctionnaires. À défaut de prorogation du premier délai ou à l expiration du deuxième délai, le visa est réputé accordé. L offre mentionnée dans le premier alinéa peut également être basée sur un rapport d estimation, qui est établi à la demande de l expropriant par le receveur de l enregistrement, ou bien sur un rapport d estimation établi par un géomètre expert, reconnu par le Conseil fédéral des géomètres experts. Dans ce cas, le visa des fonctionnaires dont question à l article 19 n est plus exigé. Art. 21. Pour les acquisitions à l amiable, l expropriant peut également faire appel aux fonctionnaires instrumentants flamands du service des Actes immobiliers tels que visés dans le chapitre V du décret du 18 décembre 2009 contenant diverses mesures d accompagnement du budget Art. 22. Lorsque la procédure d expropriation n a pas encore été engagée dans un délai de cinq ans à compter de l approbation du plan d expropriation, le propriétaire peut inviter le pouvoir expropriant par lettre recommandée à renoncer à l expropriation de son bien. Le pouvoir expropriant informe le propriétaire de sa décision par lettre recommandée et ordinaire, dans les six mois à compter de la date de réception de la demande. À défaut, le plan d expropriation cesse de plein droit pour la partie afférente aux biens du propriétaire ayant introduit la demande. Lorsque le pouvoir expropriant renonce à son intention d exproprier, le plan d expropriation cesse de produire ses effets pour la partie afférente aux biens du propriétaire ayant introduit la demande. Lorsque le pouvoir expropriant ne renonce pas à son intention d exproprier, il doit entamer la procédure d expropriation dans les deux ans à compter de la date d envoi de la lettre recommandée informant le demandeur de sa décision, sous peine de nullité du plan d expropriation pour la partie afférente aux biens du propriétaire ayant introduit la demande. Art. 23. En cas de vente des terrains expropriés dans le cadre de la présente section, les actes sous seing privé et les actes authentiques relatifs à la vente des terrains concernés contiennent une clause obligeant l acheteur à utiliser les terrains en vue de la réalisation de l objet initial de l expropriation. A défaut de la réalisation de l objet initial de l expropriation, l acheteur exonère l expropriant de tous les dommages et coûts qui découlent de la non-réalisation de l objet de l expropriation. Si les conditions de la revente des terrains expropriés dont question au premier alinéa sont reprises dans la convention de vente, les terrains expropriés ne doivent pas être proposés à l expropriant conformément à l article 23 de la loi du 17 avril 1835 sur l expropriation pour cause d utilité publique. Art. 24. Le Gouvernement flamand peut promulguer d autres règles pour l application des dispositions de la présente section. Section 4. Droit de rachat et droit de reprise Art. 25. Les personnes morales de droit public actives dans le développement ou la gestion de terrain d activités économiques peuvent, lors de la vente ou de la cession du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit de leur terrain situé à l intérieur d un terrain d activités économiques, dans la convention sous seing privé et dans l acte authentique, insérer un droit de rachat ou un droit de reprise au sens visé dans le présent décret, pour autant que ladite convention sous seing privé et que ledit acte authentique soient postérieurs à l entrée en vigueur du présent décret. Les mêmes personnes peuvent en outre, lors de la vente ou de la cession du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit de leur terrain situé àl intérieur d un terrain d activités économiques, dans la convention sous seing privé et dans l acte authentique, insérer un droit de rachat ou un droit de reprise, qui se trouve ainsi imposé par convention au propriétaire ou à la personne qui établit le droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit, et cela également pour autant que ladite convention sous seing privé et que ledit acte authentique soient postérieurs à l entrée en vigueur du présent décret. Art. 26. Les personnes physiques mentionnées ci-après sont tenues, lors de la vente ou de la cession du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit de leur terrain situé àl intérieur d un terrain d activités économiques, d insérer ou faire insérer un droit de rachat ou un droit de reprise dans la convention sous seing privé et dans l acte authentique postérieurs à l entrée en vigueur du présent décret : 1 o toute personne à qui est octroyée une aide telle que mentionnée au Titre 3, section 2, sous-section 1re, sous-section 3 ou section 3, et cela pour les terrains situés à l intérieur du plan d aménagement de la zone pour laquelle l aide est octroyée; 2 o la personne qui a obtenu une autorisation d expropriation sur la base du présent décret pour l aménagement ou le réaménagement d un terrain d activités économiques, de voies d accès vers ce terrain d activités économiques pour des infrastructures complémentaires relatives à ce terrain, et cela pour les terrains visés par l autorisation d expropriation;

75 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o la personne qui a acquis des terrains en vertu du droit de rachat mentionné àl article 32 de la loi d expansion économique du 30 décembre 1970, et cela pour les terrains ainsi acquis; 4 o la personne qui a acquis des terrains en vertu du droit de rachat mentionné aux articles 75 ou 76 du décret du 19 décembre 2003 contenant diverses mesures d accompagnement du budget 2004, et cela pour les terrains ainsi acquis; 5 o la personne qui a acquis des terrains ou un droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit en vertu du droit de rachat ou du droit de reprise visés dans le présent décret, et cela pour les terrains et les droits ainsi acquis. Art er. Les clauses contractuelles qui, dans les cas visés aux articles 25 et 26, relativement au droit de rachat et au droit de reprise, sont insérées dans la convention sous seing privé et dans l acte authentique mentionnent au moins les éléments suivants : 1 o l obligation d affecter les terrains et bâtiments à une activité économique, la définition de cette activité économique, les conditions générales de cette utilisation, l obligation de bâtir et d exploiter les terrains et bâtiments et le délai dans lequel ces obligations doivent être mises en œuvre; 2 o la mention que le droit de rachat ou le droit de reprise du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit ne peuvent être exercés que si : a) l acheteur ou le titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit n utilise pas l ensemble des terrains et bâtiments ou une partie essentielle du terrain pendant plus de deux ans ou les utilise pour une autre activité que pour l activité mentionnée au point 1 o ; b) l acheteur ou le titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit ne respecte pas, pour l ensemble des terrains et bâtiments ou pour une partie essentielle du terrain, les conditions d utilisation posées; c) l acheteur ou le titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit viole la réglementation sectorielle à laquelle il est soumis et cause ainsi une très sérieuse gêne aux autres entreprises du terrain d activités économiques, rendant ainsi impossible une gestion normale de ce terrain d activités économiques; 3 o les bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise, parmi lesquels au moins le vendeur ou celui qui a octroyé le droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit, et les autorités mentionnées au paragraphe 2; 4 o le prix ou les modalités deladétermination du prix pour le rachat ou la reprise, conformément aux dispositions de l article 29; 5 o les droits et obligations mentionnées aux articles 30, 31, 32 et Les autorités mentionnées à l article 27, 1 er,3 o, sont les communes sur le territoire desquels se situent les terrains. Chacune des communes concernées peut cependant décider de désigner à sa place sa régie communale autonome qui est active dans le domaine de l aménagement ou du réaménagement de terrains d activités économiques, la coopération intercommunale qui est active dans le domaine de l aménagement ou du réaménagement de terrains d activités économiques et à laquelle elle est affiliée, ou la société de développement provincial territorialement compétente, comme bénéficiaire du droit de rachat ou du droit de reprise. La commune doit, le cas échéant, avoir pris cette décision et l avoir communiqué au vendeur ou au cédant du droit de superficie d emphytéose ou d usufruit avant que soit passé l acte authentique mentionné au paragraphe 1 er,afin que l acte mentionne le bénéficiaire définitif du droit de rachat ou de reprise. Art. 28. Le droit de rachat ou le droit de reprise : 1 o peut être limité àune partie des terrains et bâtiments lors de l exercice de ce droit par le bénéficiaire; 2 o a une durée de validité illimitée; 3 o est opposable aux tiers à la suite de la notification prescrite par la loi de l acte authentique reprenant le droit de rachat ou de reprise. Art er. Le rachat du terrain se fera au prix de la première vente, adapté aux fluctuations de l index des prix à la consommation. Si une vente a précédemment déjà été autorisée par les bénéficiaires du droit de rachat, le rachat aura lieu au prix de la dernière vente pour laquelle une autorisation avait été octroyée, adapté aux fluctuations de l index des prix à la consommation. Les bâtiments, à l exception du matériel et de l outillage qui appartiennent à l utilisateur et qui sont situés sur le terrain, sont rachetés à la valeur vénale des dits bâtiments au moment du rachat. La valeur vénale des bâtiments est fixée par un expert immobilier. Celui-ci est désigné de commun accord entre le bénéficiaire qui exerce le droit de rachat et le propriétaire des bâtiments. En cas de désaccord, chacun désigne un expert immobilier. Ces experts désigneront de commun accord un troisième expert et ils établiront ensemble la valeur vénale. Tous les coûts de la détermination de la valeur vénale sont supportés par le propriétaire des bâtiments. Toutes les parties concernées sont tenues d apporter la collaboration nécessaire à la détermination de la valeur vénale. 2. La reprise du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit se fera au prix qui est défini dans la convention dans laquelle le droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit est octroyé. Cette convention peut également stipuler que ce prix sera déterminé par un ou plusieurs experts. Dans ce cas, un expert sera désigné de commun accord entre le bénéficiaire qui exerce le droit de reprise et le détenteur du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit. En cas de désaccord, chacun désigne un expert. Ces experts désigneront de commun accord un troisième expert et ils établiront ensemble le prix. Tous les coûts de la détermination du prix sont supportés par le détenteur du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit. Toutes les parties concernées sont tenues d apporter la collaboration nécessaire à la détermination du prix.

76 48302 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3. Le bénéficiaire qui exerce le droit de rachat ou de reprise n est redevable d aucune autre indemnité que celle visée dans le présent article. Art. 30. Le propriétaire ou le titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit peut vendre le bien ou céder son droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit et ses droits d utilisation ou de jouissance personnelles après l autorisation préalable de chacun des bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise. Lors d une telle vente ou cession, la convention sous seing privé et l acte authentique établissant les cessions et les droits doivent comporter dans chaque cas les clauses mentionnées à l article 27, en faveur des bénéficiaires initiaux du droit de rachat ou du droit de reprise. L autorisation est demandée par lettre recommandée à laquelle sont au moins joints le projet d acte et la description de l activité économique qui sera exercée sur la zone. Les bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise communiquent leur décision dans un délai de deux mois à compter de la date de réception de la demande d autorisation préalable. Les bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise se tiennent mutuellement au courant de la décision prise. Si la décision n est pas communiquée dans le délai prévu, l autorisation est estimée octroyée à la condition que le nouvel acte de vente ou l acte de cession du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit contienne les clauses mentionnées à l article 27 en faveur des bénéficiaires initiaux du droit de rachat ou du droit de reprise. Les bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise peuvent refuser de donner l autorisation mentionnée au premier alinéa oul assortir de conditions, aussi longtemps que ces conditions ne sont pas introduites pour des raisons purement financières. Art. 31. Si les terrains ou les bâtiments qui y sont érigés sont mis à la disposition d autres utilisateurs à la suite d une location, ou à d autres droits comparables d usage personnel ou de jouissance personnelle, la convention par laquelle le droit d usage ou de jouissance est octroyé àl utilisateur doit comporter les mentions suivantes : 1 o l obligation de l utilisateur d affecter les terrains et bâtiments à l activité économique décrite dans les actes préalables; 2 o les conditions générales d utilisation; 3 o éventuellement l obligation de bâtir et d exploiter les terrains et bâtiments et le délai dans lequel ces obligations doivent être mises en œuvre; 4 o une modification du présent article; 5 o une reprise des dispositions de l article 33. Le propriétaire ou le titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit qui a mis à disposition les terrains ou les bâtiments qui y sont érigés porte la responsabilité du respect par l utilisateur des exigences mentionnées dans le premier alinéa. Il ne peut invoquer les négligences des utilisateurs pour s opposer à l exercice du droit de rachat ou du droit de reprise. Le droit de rachat ou de reprise, lors de son exercice par le bénéficiaire, peut être limité àla parcelle de l utilisateur négligent. Art. 32. Avant de pouvoir procéder à l exercice du droit de rachat ou du droit de reprise, le propriétaire ou le titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit doit être mis en demeure par au moins un des bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise et sommé par ces bénéficiaires de mettre findéfinitivement, dans un délai d un an, aux infractions constatées, mentionnées à l article 27, 1 er,2 o. Les bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise doivent envoyer cette mise en demeure et cette sommation dans une période de 10 ans après avoir pris connaissance du fait qu une des circonstances mentionnées à l article 27, 1 er,2 o, pour l exercice du droit de rachat ou du droit de reprise s était produite. Si le bénéficiaire du droit de rachat ou du droit de reprise constate qu après l expiration du délai d un an mentionné au premier alinéa, il est encore toujours ou à nouveau question d une violation des obligations qui incombent au propriétaire ou au titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit, il peut, de même qu un des autres bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise, procéder au rachat ou à la reprise. Si l ensemble ou une partie des bénéficiaires du droit de rachat ou du droit de reprise veulent procéder au rachat ou à la reprise, le premier vendeur ou le premier cédant du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit, peut procéder au rachat ou à la reprise. Si aucun bénéficiaire du droit de rachat ou du droit de reprise n a signifié au propriétaire ou au titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit, sa décision de faire usage du droit de rachat ou du droit de reprise dans un délai d un an après l expiration du délai d un an mentionné au premier alinéa pour mettre fin aux violations constatées, le droit de rachat ou le droit de reprise ne peuvent être exercés qu après une nouvelle mise en demeure et sommation ainsi qu après l octroi d un nouveau délai d un an pour mettre fin aux violations constatées. Art. 33. Les droits d usage ou de jouissance qui sont octroyés par le propriétaire ou par le titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit à des tiers prennent fin de plein droit lors de l exercice du droit de rachat ou du droit de reprise, sans qu une indemnité soit due dans le chef du bénéficiaire du droit de rachat ou du droit de reprise. Le bénéficiaire du droit de rachat ou du droit de reprise qui exerce le droit peut également décider de maintenir les droits d usage de jouissance qui ont été octroyés par le propriétaire ou par le titulaire du droit de superficie, d emphytéose ou d usufruit. Art. 34. Le Gouvernement flamand peut promulguer d autres règles pour l application des dispositions de la présente section. CHAPITRE 2. Terrains d activités économiques Section 1 re. Monitoring actif et réalisation des terrains d activités économiques Art. 35. Le Gouvernement flamand organise un monitoring actif de l offre de terrains d activités économiques. Art. 36. Le monitoring actif, mentionné àl article 35, a pour objectif d établir les objectifs politiques de la politique de l économie spatiale dans le domaine de la création de l offre de terrains d activités économiques équipés, du développement des terrains problématiques et des parcelles non exploitées, de l assainissement et du réaménagement des brownfields, des terrains d activités économiques obsolètes et des terrains d activités économiques à désaffecter, sur la base du concept du fonds de réserve.

77 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 37. Le monitoring actif, mentionné à l article 35, peut donner lieu à des recommandations sur le développement de nouveaux instruments de gestion. Section 2. Aide à l aménagement et au réaménagement de terrains d activités économiques Sous-section 1 re. Aide à l acquisition de terrains d activités économiques Art. 38. Le Gouvernement flamand peut apporter son aide pour l acquisition de terrains situés dans des parcs d activités économiques lorsque le développement, compte tenu de tous les autres mécanismes de subventions, n est pas rentable. Art. 39. Le Gouvernement flamand détermine les bénéficiaires admissibles à l aide mentionnée à l article 38. Art. 40. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal. Art. 41. Le Gouvernement flamand détermine les coûts admissibles à l aide mentionnée à l article 38. Art. 42. Le Gouvernement flamand détermine le pourcentage de l aide ou le montant nominal maximal de l aide mentionnée à l article 38. Sous-section 2. Aide au parcours préliminaire Art. 43. Le Gouvernement flamand peut apporter son aide à des études de faisabilité et à l accompagnement de la procédure dans le cas de (re)développement de terrains d activités économiques et de terrains obsolètes situés dans une zone délimitée d un port maritime ou de terrains d activités économiques présentant des difficultés de gestion en termes d aménagement ou de réaménagement. Art. 44. Le Gouvernement flamand détermine les bénéficiaires admissibles à l aide mentionnée à l article 43. Art. 45. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal. Art. 46. Le Gouvernement flamand détermine les coûts admissibles à l aide mentionnée à l article 43. Art. 47. Le Gouvernement flamand détermine le pourcentage de l aide ou le montant nominal maximal de l aide mentionnée à l article 43. Sous-section 3. Aide pour l aménagement ou le réaménagement de terrains d activités économiques Art. 48. Le Gouvernement flamand peut apporter son aide pour l aménagement ou le réaménagement de terrains d activités économiques. Art. 49. Le Gouvernement flamand détermine les bénéficiaires admissibles à l aide mentionnée à l article 48. Art. 50. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal par type de coûts pour lesquels l aide mentionnée à l article 48 est octroyée. Art. 51. Le Gouvernement flamand détermine les coûts admissibles à l aide mentionnée à l article 48. Art. 52. Le Gouvernement flamand détermine le pourcentage de l aide ou le montant nominal maximal de l aide mentionnée à l article 48. Section 3. Aide en faveur des terrains d activités économiques stratégiques Art. 53. Le Gouvernement flamand peut établir un cadre d aide spécifique pour les terrains d activités économiques stratégiques. Art. 54. Le Gouvernement flamand peut désigner comme stratégiques d autres types d activités économiques que les parcs scientifiques. Art. 55. La gestion d un terrain d activités économiques stratégique est assurée par le comité de gestion. Le Gouvernement flamand fixe les règles de fonctionnement minimales du comité de gestion. Section 4. Aide à la gestion Art. 56. Le Gouvernement flamand peut apporter son aide à la gestion d un terrain d activités économiques. Art. 57. Le Gouvernement flamand détermine les bénéficiaires admissibles à l aide mentionnée à l article 56. Art. 58. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal. Art. 59. Le Gouvernement flamand détermine les coûts admissibles à l aide mentionnée à l article 56. Art. 60. Le Gouvernement flamand détermine le pourcentage de l aide ou le montant nominal maximal de l aide mentionnée à l article 56. Section 5. Aide au management d un terrain d activités économiques Art. 61. Le Gouvernement flamand peut apporter son aide pour l organisation du management d un terrain d activités économiques. Art. 62. Le Gouvernement flamand détermine les bénéficiaires admissibles à l aide mentionnée à l article 61. Art. 63. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal. Art. 64. Le Gouvernement flamand détermine les coûts admissibles à l aide mentionnée à l article 61. Art. 65. Le Gouvernement flamand détermine le pourcentage de l aide ou le montant nominal maximal de l aide mentionnée à l article 61. CHAPITRE 3. Complexe d affaires Section 1 re. Aides pour des complexes d affaires pour starters Art. 66. Le Gouvernement flamand peut apporter son aide pour la création, l expansion et la modernisation de complexe d affaires pour entreprises débutantes.

78 48304 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 67. Le Gouvernement flamand détermine les bénéficiaires admissibles à l aide mentionnée à l article 66. Art. 68. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal. Art. 69. Le Gouvernement flamand détermine les coûts admissibles à l aide mentionnée à l article 66. Art. 70. Le Gouvernement flamand détermine le pourcentage de l aide ou le montant nominal maximal de l aide mentionnée à l article 66. Section 2. Centres d affaires thématiques Art. 71. Le Gouvernement flamand peut apporter son aide pour la création, l expansion et la modernisation de centres d affaires thématiques. Art. 72. Le Gouvernement flamand détermine les bénéficiaires admissibles à l aide mentionnée à l article 71. Art. 73. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal. Art. 74. Le Gouvernement flamand détermine les coûts admissibles à l aide mentionnée à l article 71. Art. 75. Le Gouvernement flamand détermine le pourcentage de l aide ou le montant nominal maximal de l aide mentionnée à l article 71. Section 3. Incubateurs Art. 76. Le Gouvernement flamand peut apporter son aide pour la création, l expansion et la modernisation d incubateurs. Art. 77. Le Gouvernement flamand détermine les bénéficiaires admissibles à l aide mentionnée à l article 76. Art. 78. L intensité de l aide est calculée sous la forme d un pourcentage des coûts admissibles, ou sous la forme d un montant nominal maximal. Art. 79. Le Gouvernement flamand détermine les coûts admissibles à l aide mentionnée à l article 76. Art. 80. Le Gouvernement flamand détermine le pourcentage de l aide ou le montant nominal maximal de l aide mentionnée à l article 76. Titre 4. Maintien, paiement et recouvrement de l aide Art. 81. Le Gouvernement flamand arrête les cas de recouvrement sous réserve de l application des dispositions de la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu à l organisation du contrôle de la Cour des comptes, du décret du 8 juillet 2011 réglant le budget, la comptabilité, l attribution de subventions et le contrôle de leur utilisation, et le contrôle par la Cour des Comptes et de la loi du 7 juin 1994 modifiant l arrêté royal du 31 mai 1933 concernant les déclarations à faire en matière de subventions, indemnités et allocations de toute nature, qui sont, en tout ou en partie, à charge de l État. Le Gouvernement flamand arrête le taux d intérêt dû en cas de recouvrement. Le Gouvernement flamand fixe les délais dans lesquels les faits donnant lieu au recouvrement doit se produire et les délais dans lesquels l aide peut faire l objet d un recouvrement. Titre 5. Dispositions modificatives Section 1 re. Décret relatif à la politique d aide économique Art. 82. Dans le décret du 16 mars 2012 relatif à la politique d aide économique, le chapitre 7, qui est constitué des articles 27 à 29, est abrogé. Art. 83. Dans le même décret, le chapitre 8, qui est constitué des articles 30 à 33 inclus, est abrogé. Art. 84. Dans le même décret, le chapitre 9, qui est constitué de l article 34, est abrogé. Section 2. Décret-programme contenant diverses mesures d accompagnement du budget 2004 Art. 85. Dans le décret du 19 décembre 2003 contenant diverses mesures d accompagnement du budget modifié par les décrets du 24 décembre 2004, 22 avril 2005, 24 juin 2005 en 22 décembre 2006, le chapitre XXVI, qui est constitué des articles 73 à 78, est abrogé. Titre 6. Dispositions finales Art. 86. L aide ne peut être accordée sur la base d un régime d aides du présent décret au sens de l article 107 du Traité sur le fonctionnement de l Union européenne qu après l entrée en vigueur des arrêtés d exécution y afférents. Promulguons le présent décret, ordonnons qu il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 13 juillet Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, Ministre flamand de l Economie, de la Politique extérieure, de l Agriculture et de la Politique de la Ruralité, K. PEETERS Note Session Documents. - Projet de décret : N Amendements : N Rapport : N Amendements : N Texte adopté en séance plénière: N. 5. Annales. Discussion et adoption : séance du soir du 4 juillet 2012.

79 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID N [C 2012/35954] 13 JULI Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 13 december 2002 houdende de oprichting van de naamloze vennootschap van publiekrecht Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) (1) Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : DECREET tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 13 december 2002 houdende de oprichting van de naamloze vennootschap van publiekrecht Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. Art. 2. In artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 houdende oprichting van de naamloze vennootschap van publiek recht Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) worden tussen het eerste en het tweede lid twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden : BAM staat in het kader van haar taken, onverminderd artikel 6, 1, ook in voor het beheer en de exploitatie, in voorkomend geval met inbegrip van de financiering en de realisatie, van de Scheldeoeververbindingen in de Antwerpse regio voor het gebruik waarvan tolgelden worden of zullen worden geheven. BAM kan door de Vlaamse Regering eveneens geheel of gedeeltelijk worden belast met het geheel of een deel van de financiering, de realisatie, het beheer en de exploitatie van andere Scheldeoeververbindingen indien dit nodig is voor de realisatie van de in het vorige lid vermelde opdracht. De modaliteiten, verantwoordelijkheden, kostendekking en eventuele vergoeding daarvan worden vastgelegd in een overeenkomst tussen het Vlaamse Gewest en BAM.». Art. 3. Artikel 5 van het voormelde decreet wordt geschrapt. Art. 4. In artikel 6 van het voormelde decreet, waarvan de bestaande paragrafen 1 en 2 respectievelijk paragrafen 2 en 3 worden, wordt de volgende paragraaf 1 ingevoegd : 1. BAM is ertoe gemachtigd om de financiering, de realisatie, het beheer en de exploitatie van de Scheldeoeververbindingen in de Antwerpse regio voor het gebruik waarvan tolgelden worden of zullen worden geheven geheel of gedeeltelijk toe te vertrouwen aan Tunnel Liefkenshoek NV op basis van een of meerdere langetermijnovereenkomsten. BAM kan, desgevallend in het kader van het precontractueel overleg met Tunnel Liefkenshoek NV, de in overleg met Tunnel Liefkenshoek NV te bepalen activa en in voorkomend geval passiva die nuttig zijn voor de voorbereiding van een in het vorige lid bedoelde langetermijnovereenkomst betreffende de Oosterweelverbinding overdragen aan Tunnel Liefkenshoek NV, in voorkomend geval bij wijze van inbreng in natura of als bedrijfstak.». Art. 5. In artikel 7 van het voormelde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in de eerste paragraaf wordt het tweede lid vervangen als volgt : Onverminderd artikel 4, tweede lid, kan de Vlaamse Regering de activa van het Vlaamse Gewest die betrekking hebben op de Scheldeoeververbindingen overdragen, al dan niet ten bezwarende titel, aan BAM, desgevallend middels inbreng.» ; 2 in de tweede paragraaf, eerste lid, worden tussen de woorden waarvan zij eigenaar is en de woorden of waarvan het beheer haar is toevertrouwd de woorden waarop zij een zakelijk recht heeft, ingevoegd; 3 er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt : 5. Het recht van wederoverdracht zoals voorzien in artikel 23 van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte is niet van toepassing op de onteigeningen die op basis van dit artikel worden doorgevoerd indien de op basis van dit artikel onteigende gronden worden benut met het oog op de realisatie van de in artikel 4 omschreven opdrachten van BAM hetzij door BAM zelf hetzij door derden met wie BAM ter zake overeenkomsten sluit.». Art. 6. In artikel 8 van het voormelde decreet worden in paragraaf 1 tussen de woorden de door BAM en de woorden beheerde gronden en infrastructuur telkens de woorden of in opdracht van BAM ingevoegd. Art. 7. In artikel 9 van het voormelde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1 worden tussen de woorden uit te voeren en die nodig zijn de woorden of te laten uitvoeren ingevoegd; 2 in paragraaf 2 wordt na de eerste zin de volgende zin ingevoegd : BAM beschikt bovendien, mits akkoord van de betrokken domeinbeheerder, over hetzelfde recht naar aanleiding van werken in het kader van het Masterplan aan domein gelegen in de regio zoals bedoeld in artikel 4 dat BAM niet in eigendom heeft, waarop ze geen zakelijk recht heeft en dat zij ook niet beheert.» ; 3 in paragraaf 2 wordt na de woorden de uitvoering der werken overgaan de woorden of laten overgaan ingevoegd; 4 er wordt een nieuwe paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : 3. Met het oog op een gecoördineerde uitvaardiging en uitvoering van verplaatsingsbevelen, kunnen het Vlaamse Gewest en de provincies en gemeenten van de regio zoals bedoeld in artikel 4, het geheel of een deel van de bevoegdheden en beslissingen die hen overeenkomstig de geldende regelgeving inzake verplaatsbevelen met betrekking tot alle nutsleidingen en kabels (waaronder, zonder beperking, leidingen en kabels met betrekking tot gas, elektriciteit, elektronische communicatie, televisie, water, rioleringen, chemische agentia, en aardolieproducten) toekomen door BAM in hun naam laten uitoefenen en uitvoeren.». Art. 8. Aan artikel 9bis van het voormelde decreet, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : Het voormelde lid geldt eveneens ten aanzien van Tunnel Liefkenshoek NV voor de opdrachten die haar worden toevertrouwd in het kader van de langetermijnovereenkomsten bedoeld in artikel 6, 1.».

80 48306 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 9. Aan artikel 11 van het voormelde decreet wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : De Vlaamse instrumenterende ambtenaren, die door de Vlaamse Regering of het daartoe bevoegde lid van de Vlaamse Regering zijn aangewezen om alle bevoegdheden met onroerend karakter uit te oefenen in naam en voor rekening van de verzoekende Vlaamse overheid, zijn tevens bevoegd om, op verzoek van BAM, de akten met onroerend karakter te verlijden ten name of ten bate van BAM, er authenticiteit aan te verlenen en er uitgiften van af te leveren.». Art. 10. In artikel 12, paragraaf 4, van het voormelde decreet wordt in de laatste zin van het derde lid het woord van tussen de woorden de en opschortende geschrapt. Art. 11. In artikel 15 van het voormelde decreet wordt de tweede paragraaf vervangen door wat volgt : 2. BAM waakt er over dat het merendeel van de directe uitgaven voor de financiering, de realisatie, het beheer en de exploitatie van de vierde Scheldeoeververbinding, met inbegrip van de daaraan gerelateerde schuldfmanciering, minstens gedurende de realisatie- en uitbatingsperiode niet beschouwd worden als uitgaven of schulden van de Vlaamse overheid in de zin van het Europees Rekeningenstelsel 1995.». Art. 12. Artikel 17 van het voormelde decreet wordt als volgt vervangen : Art. 17. Op voorstel van BAM bepaalt de Vlaamse Regering voorwaarden voor het vaststellen, het opleggen en het innen van tolgelden voor het gebruik door derden van de Schelde-oeververbindingen waarvan het beheer en de exploitatie, in voorkomend geval met inbegrip van de financiering en realisatie, conform artikel 4 aan BAM is toevertrouwd. Binnen de grenzen van de door de Vlaamse Regering overeenkomstig het eerste lid bepaalde voorwaarden, is BAM gerechtigd om de tolgelden bedoeld in het eerste lid vast te stellen, op te leggen en te innen en om hiervoor nadere modaliteiten te bepalen. BAM kan de in het vorige lid bedoelde rechten om tolgelden vast te stellen, op te leggen en te innen en modaliteiten ter zake vast te stellen bij beslissing of overeenkomst toevertrouwen aan Tunnel Liefkenshoek NV.». Art. 13. Er worden een tweede, derde, vierde en vijfde lid toegevoegd aan artikel 18 van het voormelde decreet, die luiden als volgt : Het Vlaamse Gewest machtigt de Vlaamse Regering om alle verbintenissen te waarborgen die Tunnel Liefkenshoek NV ten aanzien van derden is aangegaan of zal aangaan, dit voor zover het maatschappelijk doel van Tunnel Liefkenshoek NV beperkt is en blijft tot de financiering, de realisatie, het beheer en de exploitatie van betolde Scheldeoeververbindingen in de Antwerpse regio. Deze waarborg maakt een onvoorwaardelijke, onherroepelijke, abstracte waarborg uit, afroepbaar op eerste verzoek die van kracht blijft tot al deze verbintenissen van Tunnel Liefkenshoek NV ten aanzien van derden volledig zijn voldaan. Het vorige lid geldt enkel van zodra BAM een deel of het geheel van de financiering, de realisatie, het beheer en de exploitatie van de Oosterweelverbinding overeenkomstig artikel 6, 1, aan Tunnel Liefkenshoek NV heeft toevertrouwd door middel van een in toepassing van die bepaling afgesloten langetermijnovereenkomst. De Vlaamse Regering kan van de Tunnel Liefkenshoek NV een eenmalige of periodieke vergoeding vorderen in ruil voor de in dit artikel bedoelde waarborg. Die vergoeding kan variëren in functie van de omvang van de waarborg of op grond van andere relevante parameters. Het niet of laattijdig betalen van de vergoeding door de Tunnel Liefkenshoek NV doet op geen enkele wijze afbreuk aan de rechtsgeldigheid of aan het onvoorwaardelijk, onherroepelijk en abstract karakter van de waarborg. De in dit artikel bedoelde waarborg is niet onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest.». Art. 14. In artikel 23, paragraaf 1, van het voormelde decreet wordt in de tweede zin het woord voltijdse vervangen door het woord deeltijdse. Art. 15. Aan artikel 24 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : BAM waakt er bij het afsluiten van de in artikel 6, 1, bedoelde langetermijnovereenkomsten over dat BAM, zonder dat daarbij afbreuk moet worden gedaan aan de rechtmatige bedrijfsbelangen van Tunnel Liefkenshoek NV, te allen tijde aan diens informatie- en rapporteringsverplichtingen aangaande de realisatie van het Masterplan kan voldoen.». Art. 16. Dit decreet treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 5, 3, van dit decreet dat uitwerking heeft met ingang van 1 maart Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 13 juli De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken M. H. CREVITS Nota (1) Zitting : Stukken - Ontwerp van decreet : 1599 Nr Advies van het Rekenhof : 1599 Nr Advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen : 1599 Nr Verslag : 1599 Nr Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1599 Nr. 5. Handelingen - Bespreking en aanneming : middagvergadering en avondvergadering van 4 juli 2012.

81 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F [C 2012/35954] 13 JUILLET Décret modifiant diverses dispositions du décret du 13 décembre 2002 portant création de la société anonyme de droit public Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) (1) Le Parlement flamand a adopté et Nous, Gouvernement, sanctionnons ce qui suit : Décret modifiant diverses dispositions du décret du 13 décembre 2002 portant création de la société anonyme de droit public Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) Article 1 er. Le présent décret règle une matière régionale. Art. 2. Dans l article 4 du décret du 13 décembre 2002 portant création de la société anonyme de droit public Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM), deux nouveaux alinéas sont insérés entre l alinéa premier et l alinéa deux, rédigés comme suit : «Dans le cadre de sa mission et sans préjudice de l article 6, 1 er, la BAM est aussi responsable de la gestion et de l exploitation, le cas échéant, du financement et de la réalisation, des liaisons interrives de l Escaut en région anversoise, dont l utilisation est ou sera soumise au prélèvement de péages. Le Gouvernement flamand peut aussi charger la BAM en partie ou entièrement de l ensemble ou d une partie du financement, de la réalisation, de la gestion et de l exploitation d autres liaisons interrives de l Escaut, si la réalisation de la mission visée à l alinéa précédent le requiert. Les modalités, responsabilités, la couverture des frais et la rémunération éventuelle qui en découle sont fixées dans un contrat entre la Région flamande et la BAM.». Art. 3. L article 5 du décret précité est supprimé. Art. 4. Dans l article 6 du décret précité, dont les paragraphes 1 er et 2 actuels deviennent respectivement paragraphes 2 et 3, le paragraphe 1 er suivant est inséré : «1 er. La BAM est autorisée à confier le financement, la réalisation, la gestion et l exploitation des liaisons interrives de l Escaut en région anversoise, dont l utilisation est ou sera soumise au prélèvement de péages, en partie ou entièrement à Tunnel Liefkenshoek NV sur la base d un ou de plusieurs contrats à long terme. La BAM peut, le cas échéant dans le cadre d une concertation préalable à la conclusion du contrat avec Tunnel Liefkenshoek NV, lui transférer les actifs et le cas échéant, les passifs à définir lors de cette concertation, utiles à la préparation du contrat à long terme visé àl alinéa précédent, relatif à la liaison Oosterweel, le cas échéant sous forme d un apport en nature ou de branche d activités.» Art. 5. Al article 7 du même décret sont apportées les modifications suivantes : 1 au paragraphe premier, l alinéa deux est remplacé par la disposition suivante : «Sans préjudice de l article 4, alinéa deux, le Gouvernement flamand peut transférer les actifs de la Région flamande afférents aux liaisons interrives de l Escaut à la BAM, à titre onéreux ou non, le cas échéant moyennant un apport.»; 2 au deuxième paragraphe, alinéa premier, les mots sur lequel elle détient un droit réel, sont insérés entre les mots dont elle est le propriétaire et les mots ou dont la gestion lui a été confiée ; 3 il est ajouté un paragraphe 5, rédigé comme suit : 5. Le droit de rétrocession, tel que prévu à l article 23 de la loi du 17 avril 1835 sur l expropriation pour cause d utilité publique, n est pas applicable aux expropriations réalisées sur la base du présent article, si les terrains expropriés sur la base du présent article sont utilisés en vue de la réalisation des missions de la BAM décrites à l article 4, soit par la BAM elle-même, soit par des tiers avec lesquels la BAM conclut des contrats à cet effet.». Art. 6. Dans l article 8 du décret précité, les mots ou au service de la BAM sont chaque fois ajoutés derrière les mots terrains et infrastructures administrés par la BAM. Art. 7. Al article 9 du décret précité sont apportées les modifications suivantes : 1 au paragraphe 1 er les mots ou à faire exécuter sont insérés entre les mots à exécuter et les mots les travaux nécessaires ; 2 au paragraphe 2, la phrase suivante est insérée après lapremière phrase : «La BAM dispose en outre, à condition de l accord du gestionnaire du domaine concerné, dumême droit à l occasion de travaux dans le cadre du Masterplan au domaine situé dans la région, visée à l article 4, dont la BAM n est pas la propriétaire, sur lequel elle ne détient pas de droit réel et dont elle n a pas la gestion.»; 3 au paragraphe 2, les mots ou faire procéder sont insérés entre les mots procéder elle-même et à l exécution des travaux ; 4 il est ajouté un nouveau paragraphe 3, rédigé comme suit : «3. En vue d une promulgation et exécution coordonnées des ordres de déplacement, la Région flamande et les provinces et communes de la région telle que visée à l article 4, peuvent faire exercer et exécuter par la BAM en leur nom l ensemble ou une partie des compétences et décisions qui leur incombent en vertu de la réglementation en vigueur en matière d ordres de déplacement concernant tous les canalisations d utilité et câbles (dont, sans aucune limitation, les canalisations et câbles de gaz, d électricité, de communication électronique, de télévision, d eau, des égouts, des agents chimiques et produits pétroliers). Art. 8. Al article 9bis du décret précité, il est ajouté un alinéa deux, rédigé comme suit : «L alinéa précité s applique également à l égarddela Tunnel Liefkenshoek NV pour les missions qui lui sont confiées dans le cadre des contrats à long terme, visés à l article 6, 1 er.». Art. 9. Al article 11 du décret précité il est ajouté un alinéa deux, rédigé comme suit : «Les fonctionnaires instrumentants flamands, désignés par le Gouvernement flamand ou le membre compétent en la matière du Gouvernement flamand pour exercer toutes les compétences à caractère immobilier au nom et pour le compte de l Autorité flamande requérante, sont également compétents de passer des actes à caractère immobilier au nom ou pour le compte de la BAM, de les authentiquer et d en faire des ampliations, à la demande de la BAM.

82 48308 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 10. Dans l article 12, paragraphe 4, dernière phrase de l alinéa trois de la version néerlandaise du décret précité, le mot van entre les mots de et opschortende est supprimé. Art. 11. Dans l article 15 du décret précité le deuxième paragraphe est remplacé par la disposition suivante : «2. La BAM veille à ce que la plupart des dépenses directes pour le financement, la réalisation, la gestion et l exploitation de la quatrième liaison interrives de l Escaut, y compris le financement des dettes y afférent, ne soient pas considérées, du moins au cours de la période de réalisation et d exploitation, comme des dépenses ou dettes de l Autorité flamande dans le sens du plan comptable européen 1995.». Art. 12. L article 17 du décret précité est remplacé comme suit : «Art. 17. Sur la proposition de la BAM, le Gouvernement flamand définit les conditions pour l établissement, l imposition et le recouvrement de péages en échange de l utilisation par des tiers des liaisons interrives de l Escaut dont la gestion et l exploitation, et, le cas échéant, le financement et la réalisation sont confiés à la BAM, conformément à l article 4. Dans les limites des conditions définies par le Gouvernement flamand en vertu de l alinéa premier, la BAM est autorisée à établir, imposer et recouvrer les péages visés à l alinéa premier et à en définir les modalités précises. La BAM peut confier les droits d établir, d imposer et de recouvrer des péages et de définir les modalités en la matière visés à l alinéa précédent à la Tunnel Liefkenshoek NV., par décision ou contrat. Art. 13. L article 18 du décret précité est complété des alinéas deux, trois, quatre et cinq, rédigés comme suit : «La Région flamande autorise le Gouvernement flamand à garantir tous les engagements que la Tunnel Liefkenshoek NV a contractés ou contractera à l égard de tiers, et ce, pour autant que le but social de la Tunnel Liefkenshoek NV est et reste restreint au financement, à la réalisation, à la gestion et à l exploitation des liaisons interrives de l Escaut à péage en région anversoise. Cette garantie constitue une garantie inconditionnelle, irrévocable et abstraite et peut être appelée dès la première demande qui reste valide jusqu à ce que tous ces engagements de la Tunnel Liefkenshoek NV à l égard de tiers aient entièrement été honorés. L alinéa précédent ne s applique que dès que la BAM a confié une partie ou l ensemble du financement, de la réalisation, de la gestion et de l exploitation de la liaison Oosterweel à la «Tunnel Liefkenshoek NV», conformément à l article 6, 1 er, à travers un contrat à long terme, conclu en application de cette disposition. Le Gouvernement flamand peut demander une compensation unique ou périodique de la Tunnel Liefkenshoek NV en échange de la garantie visée dans le présent article. La compensation peut varier en fonction de l ampleur de la garantie ou sur la base d autres paramètres pertinents. Le non-paiement ou le paiement tardif de la compensation par la Tunnel Liefkenshoek NV ne déroge en rien à la validité ou le caractère inconditionnel, irrévocable et abstrait de la garantie. La garantie visée dans le présent article n est pas soumise aux dispositions du décret du 7 mai 2004 contenant des dispositions relatives à la gestion de la trésorerie, de la dette et de la garantie de la Communauté flamande et de la Région flamande.». Art. 14. Al article 23, paragraphe 1 er du décret précité, les mots à temps plein sont remplacés par les mots à temps partiel dans la deuxième phrase. Art. 15. L article 24 est complété par un alinéa deux, rédigé comme suit : «Lors de la conclusion des contrats à long terme, visés à l article 6, 1 er, la BAM veille à ce qu elle puisse satisfaire à tout temps aux obligations d information et de rapportage de la Tunnel Liefkenshoek NV en ce qui concerne la mise en oeuvre du Masterplan, sans porter préjudice aux intérêts professionnels légitimes de la Tunnel Liefkenshoek NV.». Art. 16. Le présent arrêté entre en vigueur le dixième jour après sa publication au Moniteur belge, à l exception de l article 5, 3 du présent décret, qui produit ses effets le 1 mars Promulguons le présent décret, ordonnons qu il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 13 juillet Le Ministre-Président du Gouvernement flamand et Ministre flamand de l Economie, de la Politique extérieure, de l Agriculture et de la Ruralité, K. PEETERS La Ministre flamande de la Mobilité et des Travaux publics, H. CREVITS Note (1) Session : Documents - Projet de décret : 1599 N 1. - Avis de la Cour des Comptes 1599 N 2. - Avis du Conseil socio-économique de la Flandre 1599 N 3. - Rapport 1599 N 4. - Texte adopté en séance plénière 1599 N 5. Annales - Discussion et adoption : séances de l après-midi et du soir du 4 juillet 2012

83 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE N VLAAMSE OVERHEID [2012/204470] 6 JULI Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitbreiding van de onderwijsbevoegdheid van centra voor volwassenenonderwijs De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, artikel 64, 1, artikel 68, 2en artikel 181; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 betreffende de organisatie van het opleidingsaanbod in het volwassenenonderwijs, artikel 11bis tot en met artikel 11septies; Gelet op de concordantieadviezen van 30 maart 2012 van de Onderwijsinspectie; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 27 juni 2012; Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Het Stedelijk Centrum voor Volwassenenonderwijs Nijverheidsschool, Grotesteenweg 226 in 2600 Antwerpen, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs onderhoudsmecanicien. Art. 2. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Technicum Noord Antwerpen, Londenstraat Antwerpen, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs - procesoperator chemie ; - Vlaams gebarentaal ; - grootkeukenmedewerker. Art. 3. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs DTL Herentals, Kerkstraat 38 in 2200 Herentals, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs - informatica : toepassingssoftware verkort ; - productieoperator verspaning. Art. 4. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Levende Talen, Dekenstraat 4 in 3000 Leuven, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs Roemeens richtgraad 1. Art. 5. Het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs De Nobel, Alexianenweg 2 in 3300 Tienen, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs monteur centrale verwarming. Art. 6. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Leuven - Landen, Redingenstraat 90 in 3000 Leuven, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs humane wetenschappen. Art. 7. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Vrij Technisch Instituut Leuven, Dekenstraat 3 in 3000 Leuven, verkrijgt de vestigingsplaats Diest. Art. 8. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Talen en informatica, Lange Molenstraat 4 in 1800 Vilvoorde, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs aanvullende algemene vorming. Art. 9. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs T.I.K.B., Pastorijstraat 40/2 in 3530 Houthalen-Helchteren, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs - installateur warmtepompen ; - koeltechnieker. Art. 10. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs LBC- NVK Beringen, Paalsesteenweg 33 in 3580 Beringen, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs - masseur ; - salonbeheerder ; - voetverzorger ; - zelfstandig gespecialiseerd voetverzorger. Art. 11. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs LINO, Mudakkers 25 in 3920 Lommel, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs webontwikkelaar. Art. 12. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Campus de Helix, Rijksweg 357 in 3630 Maasmechelen, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs DTP-operator. Art. 13. Het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Maasland, Europaplein 36 in 3630 Maasmechelen verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs restauratievakman meubelstofferen. Art. 14. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs CTT Limburg, Halmstraat 12 in 3600 Genk verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs - masseur ; - schoonheidsspecialist ; - schoonheidsspecialist - salonbeheerder ; - voetverzorger ; - zelfstandig gespecialiseerd voetverzorger. Art. 15. Het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Handel Hasselt, Elfde-Liniestraat 26 in 3500 Hasselt verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs telefonist- receptionist. Art. 16. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Leerstad, Brouwerijstraat 5 in 9160 Lokeren verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs Turks richtgraad 1. Art. 17. Het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Waas en Durme, Durmelaan 34_A in 9160 Lokeren verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs - procesoperator chemie ; - secretariaatsmedewerker.

84 48310 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 18. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Vrije Taal- en Handelsleergangen, Esplanadeplein 6 in 9300 Aalst verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs secretariaatsmedewerker. Art. 19. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs de Vlaamse Ardennen, Fortstraat 47 in 9700 Oudenaarde verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs podiumtechnicus. Art. 20. Het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Dender en Schelde, Centrumlaan 160 in 9400 Ninove verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs informatica : toepassingssoftware verkort. Art. 21. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs VSPW Gent, Edgard Tinelstraat 92 in 9040 Gent verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs behoudsmedewerker erfgoed. Art. 22. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs VIVA Oost- Vlaanderen, Tramstraat 69 in 9052 Gent verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs - logistiek assistent ; - verzorgende ; - zorgkundige. Art. 23. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Leerdorp, Martelaarslaan 13 in 9000 Gent verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs economie - moderne talen. Art. 24. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Panta Rhei de Avondschool, Schoonmeerstraat 26 in 9000 Gent verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs - autobuschauffeur ; - autocarchauffeur ; - florist ; - floristmedewerker ; en het verkrijgt goedkeuring voor de vestigingsplaats Sint- Laureins. Art. 25. Het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Meetjesland, Roze 31 in 9900 Eeklo verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs procesoperator chemie. Art. 26. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs VSPW Kortrijk, Doorniksesteenweg 145 in 8500 Kortrijk verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs interculturele medewerker. Art. 27. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs VIVO Kortrijk, Scheutistenlaan 12 in 8500 Kortrijk verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs - autobuschauffeur ; - autocarchauffeur. Art. 28. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Roeselare, Armeklarenstraat 40 in 8800 Roeselare verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs - informatica : toepassingssoftware ; - reclame- en decoratiepistoolschilder ; - socio-culturele integratie richtgraad 1 ; - socio-culturele integratie richtgraad 2. Art. 29. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs SNT, Arsenaalstraat 4 in 8000 Brugge verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs informatica : toepassingssoftware verkort. Art. 30. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs CERVO - GO, St. Elisabethlaan 6 in 8660 De Panne verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs - aanvullende algemene vorming; - polyvalent onderhoudsmedewerker gebouwen. Art. 31. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs de Avondschool Oostende, Leopold III- laan 1 in 8400 Oostende verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs : - aanvullende algemene vorming ; - Portugees richtgraad 2. Art. 32. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Westhoek-Westkust, Stationsstraat 25 in 8900 Ieper verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs aanvullende algemene vorming. Art. 33. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs IVO Brugge, Manitobalaan 48 in 8200 Brugge verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs bestuurder interne transportmiddelen en het verkrijgt goedkeuring voor de vestigingsplaats Ieper. Art. 34. Dit besluit treedt in werking op 1 september Art. 35. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 6 juli De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel P. SMET

85 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE TRADUCTION F AUTORITE FLAMANDE 6 JUILLET Arrêté du Gouvernement flamand relatif à l extension de la compétence d enseignement de centres d éducation des adultes [2012/204470] Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 15 juin 2007 relatif à l éducation des adultes, notamment les articles 64, 1 er, 68, 2, et 181; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2007 relatif à l organisation de l offre de formation dans l éducation des adultes, notamment les articles 11bis à 11septies; Vu les avis de concordance du 30 mars 2012 de l Inspection de l Enseignement; Vu l accord du Ministre flamand chargé du Budget, donné le 27 juin 2012; Sur la proposition du Ministre flamand de l Enseignement, de la Jeunesse, de l Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises, Après délibération, Arrête : Article 1. Le Stedelijk Centrum voor Volwassenenonderwijs Nijverheidsschool, Grotesteenweg 226, 2600 Antwerpen, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «onderhoudsmecanicien». Art. 2. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Technicum Noord Antwerpen, Londenstraat 43, 2000 Antwerpen, obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes : - «procesoperator chemie»; - «Vlaamse gebarentaal»; - «grootkeukenmedewerker». Art. 3. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs DTL Herentals, Kerkstraat 38, 2200 Herentals, obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes : - «informatica : toepassingssoftware verkort»; - «productieoperator verspaning». Art. 4. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Levende Talen, Dekenstraat 4, 3000 Leuven, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «Roemeens richtgraad 1». Art. 5; Le Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs De Nobel, Alexianenweg 2, 3300 Tienen, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «monteur centrale verwarming». Art. 6. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Leuven - Landen, Redingenstraat 90, 3000 Leuven, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «humane wetenschappen». Art. 7. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Vrij Technisch Instituut Leuven, Dekenstraat 3, 3000 Leuven, obtient l implantation à Diest. Art. 8. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Talen en Informatica, Lange Molenstraat 4, 1800 Vilvoorde, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «aanvullende algemene vorming». Art. 9. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs T.I.K.B., Pastorijstraat 40/2, 3530 Houthalen - Helchteren, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes : - «installateur warmtepompen»; - «koeltechnieker». Art. 10. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs LBC- NVK Beringen, Paalsesteenweg 33, 3580 Beringen, obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes : - «masseur»; - «salonbeheerder»; - «voetverzorger»; - «zelfstandig gespecialiseerd voetverzorger». Art. 11. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs LINO, Mudakkers 25, 3920 Lommel, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «webontwikkelaar». Art. 12. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Campus de Helix, Rijksweg 357, 3630 Maasmechelen, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «DTP-operator». Art. 13. Le Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Maasland, Europaplein 36, 3630 Maasmechelen, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «restauratievakman meubelstofferen». Art. 14. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs CTT Limburg, Halmstraat 12, 3600 Genk, obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes : - «masseur»; - «schoonheidsspecialist»; - «schoonheidsspecialist - salonbeheerder»; - «voetverzorger»; - «zelfstandig gespecialiseerd voetverzorger». Art. 15. Le Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Handel Hasselt, Elfde-Liniestraat 26, 3500 Hasselt, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «telefonistreceptionist». Art. 16. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Leerstad, Brouwerijstraat 5, 9160 Lokeren, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «Turks richtgraad 1».

86 48312 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 17. Le Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Waas en Durme, Durmelaan 34A, 9160 Lokeren, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes : - «procesoperator chemie»; - «secretariaatsmedewerker». Art. 18. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Vrije Taal- en Handelsleergangen, Esplanadeplein 6, 9300 Aalst, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «secretariaatsmedewerker». Art. 19. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs de Vlaamse Ardennen, Fortstraat 47, 9700 Oudenaarde, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «podiumtechnicus». Art. 20. Le Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Dender en Schelde, Centrumlaan 160, 9400 Ninove, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «informatica : toepassingssoftware verkort». Art. 21. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs VSPW Gent, Edgard Tinelstraat 92, 9040 Gent, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «behoudsmedewerker erfgoed». Art. 22. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs VIVA Oost-Vlaanderen, Tramstraat 69, 9052 Gent, obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes : - «logistiek assistent»; - «verzorgende»; - «zorgkundige». Art. 23. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Leerdorp, Martelaarslaan 13, 9000 Gent, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes economie - moderne talen. Art. 24. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Panta Rhei de Avondschool, Schoonmeerstraat 26, 9000 Gent, obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes : - «autobuschauffeur»; - «autocarchauffeur»; - «florist»; - «floristmedewerker»; et obtient l approbation pour l implantation «Sint- Laureins». Art. 25. Le Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Meetjesland, Roze 31, 9900 Eeklo, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «procesoperator chemie». Art. 26. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs VSPW Kortrijk, Doorniksesteenweg 145, 8500 Kortrijk, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «interculturele medewerker». Art. 27. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs VIVO Kortrijk, Scheutistenlaan 12, 8500 Kortrijk, obtient la compétence d enseignement pour les formations suivantes de l enseignement secondaire des adultes : - «autobuschauffeur»; - «autocarchauffeur». Art. 28. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Roeselare, Arme- klarenstraat 40, 8800 Roeselare, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes : - «informatica : toepassingssoftware»; - «reclame- en decoratiepistoolschilder»; - «socio-culturele integratie richtgraad 1»; - «socio-culturele integratie richtgraad 2». Art. 29. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs SNT, Arsenaalstraat 4, 8000 Brugge, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «informatica toepassingssoftware - verkort». Art. 30. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs CERVO - GO, St.-Elisabethlaan 6, 8660 De Panne, obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes : - «aanvullende algemene vorming»; - «polyvalent onderhoudsmedewerker gebouwen». Art. 31. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs de Avondschool Oostende, Leopold III-laan 1, 8400 Oostende, obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes : - «aanvullende algemene vorming»; - «Portugees - richtgraad 2». Art. 32. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Westhoek-Westkust, Stationsstraat 25, 8900 Ieper, obtient la compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes «aanvullende algemene vorming». Art. 33. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs IVO Brugge, Manitobalaan 48, 8200 Brugge obtient la compétence d enseignement pour les formations de l enseignement secondaire des adultes «bestuurder interne transportmiddelen» et obtient l approbation pour l implantation «Ieper». Art. 34. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er septembre Art. 35. Le Ministre flamand qui a l enseignement dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 6 juillet 2012 Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand de la Culture, de la Jeunesse, de l Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises, P. SMET

87 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ANDERE BESLUITEN AUTRES ARRETES FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2012/14263] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Bij toepassing van het koninklijk besluit van 11 mei 2004, tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Staatssecretaris voor Mobiliteit de volgende exploitatievergunning van een bijkomende vestigingseenheid en goedkeuring van een oefenterrein afgeleverd : SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2012/14263] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur Par application de l arrêté royal du 11 mai 2004, relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Secrétaire d Etat à la Mobilité a délivré l autorisation d exploiter une unité d établissement supplémentaire, et l approuve un terrain d entraînement ci-après : Erkenningsnummer van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsdatum Date de l agrément Erkenning van de rijschool Agrément de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool Nom et adresse du siège social de l école de conduite /08/2010 Rijschool Liman Koningsstraat 201/ Sint-Joost-ten-Node Commerciële naam van de rijschool Dénomination commerciale de l école de conduite Rijschool Liman Exploitatievergunningen van vestigingseenheden voor de rijschool Autorisations d exploitation d unité d établissement pour l auto-école Stamnummer van de vestigingseenheid Numéro de matricule de l unité d établissement Datum van de exploitatievergunning van de vestigingseenheid Date de l autorisation d exploiter l unité d établissement Adres van het voor de administratie bestemde lokaal Adresse du local destiné àl administration Adres van het leslokaal Adresse du local de cours 2684/05 19/06/2012 Carnotstraat 68, bus 1, 2000 Antwerpen Datum van de wijziging Date de la modification Carnotstraat 68, bus 1, 2000 Antwerpen 19/06/2012 Stamnummer van het oefenterrein Numéro de matricule du terrain d entraînement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entraînement T /06/2012 Bist Aartselaar Datum van de wijziging Date de la modification Goedkeuringen van oefenterreinen voor de rijschool Approbations de terrain d entraînement pour l auto-école Adres van het oefenterrein Adresse du terrain d entraînement B Toegestane onderrichtscategorieën Catégories d enseignement autorisées 19/06/2012 Stamnummer van de vestigingseenheid Numéro de matricule de l unité d établissement Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor rijschool Catégories d enseignement autorisés par siège d établissement pour l auto-école Stamnummer van het oefenterrein Numéro de matricule du terrain d entraînement 2684/05 T0310 B Datum van de wijziging 19/06/2012 Date de la modification Toegestane onderrichtscategorieën Catégories d enseignement autorisées

88 48314 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [2012/14300] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van de opleidingscentra Bij toepassing van het koninklijk besluit van 4 mei 2007, betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E, heeft de Staatssecretaris voor Mobiliteit volgend opleidingscentrum dat de nascholing organiseert gewijzigd : SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [2012/14300] Mobilité et Sécurité routière Agrément des centres de formation Par application de l arrêté royal du 4 mai 2007, relatif au permis de conduire, à l aptitude professionnelle et à la formation continue des conducteurs de véhicules des catégories C, C+E, D, D+E et souscatégories C1, C1+E, D1, D1+E, le Secrétaire d Etat à la Mobilité a modifié l agrément du centre de formation organisant la formation continue suivant : Erkenningsnummer van het opleidingscentrum Numéro d agrément du centre de formation Erkenningsdatum Date de reconnaissance Einddatum van de erkenning Date de fin de reconnaissance Naam en adres van het opleidingscentrum Nom et adresse du centre de formation OCF /07/ /07/2015 Edco-Assist Rietstraat 39, 3990 Peer De erkenning wordt verleend voor : - Goederen- en personenvervoer. * L agrément est accordé pour : - Le transport de marchandises et de personnes. FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [2012/14302] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van de opleidingscentra Bij toepassing van het koninklijk besluit van 4 mei 2007, betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E, heeft de Staatssecretaris voor Mobiliteit volgend opleidingscentrum dat de nascholing organiseert erkend : SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [2012/14302] Mobilité et Sécurité routière Agrément des centres de formation Par application de l arrêté royal du 4 mai 2007, relatif au permis de conduire, à l aptitude professionnelle et à la formation continue des conducteurs de véhicules des catégories C, C+E, D, D+E et souscatégories C1, C1+E, D1, D1+E, le Secrétaire d Etat à la Mobilité agréé le centre de formation organisant la formation continue suivant : Erkenningsnummer van het opleidingscentrum Numéro d agrément du centre de formation Erkenningsdatum Date de reconnaissance Einddatum van de erkenning Date de fin de reconnaissance Naam en adres van het opleidingscentrum Nom et adresse du centre de formation OCF /07/ /07/2017 Auto-Ecole Belpeer SA, Avenue des Feux-Follets 79, 7700 Mouscron De erkenning wordt verleend voor : - Goederen- en personenvervoer. * L agrément est accordé pour : - Le transport de marchandises et de personnes. FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [2012/14315] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van de opleidingscentra Bij toepassing van het koninklijk besluit van 4 mei 2007, betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E, heeft de Staatssecretaris voor Mobiliteit volgend opleidingscentrum dat de nascholing organiseert erkend : SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [2012/14315] Mobilité et Sécurité routière Agrément des centres de formation Par application de l arrêté royal du 4 mai 2007, relatif au permis de conduire, à l aptitude professionnelle et à la formation continue des conducteurs de véhicules des catégories C, C+E, D, D+E et souscatégories C1, C1+E, D1, D1+E, le Secrétaire d Etat à la Mobilité a délivré l agrément du centre de formation organisant la formation continue suivant : Erkenningsnummer van het opleidingscentrum Numéro d agrément du centre de formation Erkenningsdatum Date de reconnaissance Einddatum van de erkenning Date de fin de reconnaissance Naam en adres van het opleidingscentrum Nom et adresse du centre de formation OCF /07/ /07/2017 CVO VIVO Scheutistenlaan 12, 8500 Kortrijk De erkenning wordt verleend voor : - Goederenvervoer. L agrément est accordé pour : - Le transport de marchandises.

89 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2012/203894] Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen. Benoeming van de leden van het Paritair Comité voor het glasbedrijf Bij besluit van de Directeur-generaal van 3 juli 2012, dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt : worden benoemd tot leden van het Paritair Comité voor het glasbedrijf : 1. als vertegenwoordigers van de werkgeversorganisatie : Gewone leden : De heren : JACOBS Yves, te Middelkerke; DERIDDER Roland, te Brussel; BETTENDORF Claude, te Kampenhout; SPEGELAERE Philippe, te Genepiën; DREESSEN Grégory, te Wezet; VANDERMARLIERE Rik, te Deerlijk; Mevr. SCHILDERMANS Martine, te Lommel; De heer WASSON Robert, te Thimister-Clermont; Mevrn. : LACROIX Brigitte, te Hasselt; VANDER HEYDEN Christine, te Esneux; De heren : PONCELET André, te Gembloers; SEYNAEVE Rik, te Lichtervelde. Plaatsvervangende leden : De heren : DESSAUCY Roger, te Juprelle; CAVRENNE Aril, te Mettet; VERSCHAEREN Theofiel, te Ranst; VANBELLINGHEN Olivier, te Dilbeek; DEKNUDT Francis, te Deerlijk; DEMEESTER Alain, te La Louvière; DUMONT Luc, te Opzullik; AGDOUR Mohammed, te Maubeuge (Frankrijk); Mevr. VAN PELT Annemie, te Antwerpen; De heer MENIL Alain, te Saint-Ghislain; Mevrn. : DUMORTIER Sabine, te Schaarbeek; JADIN Brigitte, te Mont-Saint-Guibert. 2. als vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties : Gewone leden : De heren : HILAMI Brahim, te Awans; VIROUX Christian, te Farciennes; VIVONE Pascale, te Yvoir; STAAL Jan, te Genk; GEERARDYN Luc, te Brugge; VANHOUTTE Christophe, te Harelbeke; LAURENT François, te Eghezée; MOREAU Marc, te Erquelinnes; FERNANDEZ CORRALES Manuel, te Tubeke; BRESSERS Luc, te Lommel; Mevr. LAMOTE Sandra, te Beernem; De heer MONTJARDIN Thibault, te Herstal. SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE [2012/203894] Direction générale Relations collectives de travail. Nomination des membres de la Commission paritaire de l industrie verrière Par arrêté du Directeur général du 3 juillet 2012, qui entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge : sont nommés membres de la Commission paritaire de l industrie verrière : 1. en qualité de représentants de l organisation d employeurs : Membres effectifs : MM. : JACOBS Yves, à Middelkerke; DERIDDER Roland, à Bruxelles; BETTENDORF Claude, à Kampenhout; SPEGELAERE Philippe, à Genappe; DREESSEN Grégory, à Visé; VANDERMARLIERE Rik, à Deerlijk; Mme SCHILDERMANS Martine, à Lommel; M. WASSON Robert, à Thimister-Clermont; Mmes : LACROIX Brigitte, à Hasselt; VANDER HEYDEN Christine, à Esneux; MM. : PONCELET André, à Gembloux; SEYNAEVE Rik, à Lichtervelde. Membres suppléants : MM. : DESSAUCY Roger, à Juprelle; CAVRENNE Aril, à Mettet; VERSCHAEREN Theofiel, à Ranst; VANBELLINGHEN Olivier, à Dilbeek; DEKNUDT Francis, à Deerlijk; DEMEESTER Alain, à La Louvière; DUMONT Luc, à Silly; AGDOUR Mohammed, à Maubeuge (France); Mme VAN PELT Annemie, à Anvers; M. MENIL Alain, à Saint-Ghislain; Mmes : DUMORTIER Sabine, à Schaerbeek; JADIN Brigitte, à Mont-Saint-Guibert. 2. en qualité de représentants des organisations de travailleurs : Membres effectifs : MM. : HILAMI Brahim, à Awans; VIROUX Christian, à Farciennes; VIVONE Pascale, à Yvoir; STAAL Jan, à Genk; GEERARDYN Luc, à Bruges; VANHOUTTE Christophe, à Harelbeke; LAURENT François, à Eghezée; MOREAU Marc, à Erquelinnes; FERNANDEZ CORRALES Manuel, à Tubize; BRESSERS Luc, à Lommel; Mme LAMOTE Sandra, à Beernem; M. MONTJARDIN Thibault, à Herstal.

90 48316 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Plaatsvervangende leden : De heren : DESMET Rik, te Torhout; PITON Jean-Philippe, te Nijvel; GOBLET Marc, te Herve; VRANCKEN Roger, te Olen; DE MAEYER Stephan, te Boom; BARRERA LOPEZ Francisco, te Fléron; DAERDEN Justin, te Boortmeerbeek; RUYKENS Jean-Yves, te Wanze; Mevr. HERTHOGS Linda, te Brecht; De heer DURMAZ Cihan, te Vilvoorde; Mevr. VERHAEGEN Isabelle, te Nazareth; De heer BÖRNER Peter, te Merchtem. * Membres suppléants : MM. : DESMET Rik, à Torhout; PITON Jean-Philippe, à Nivelles; GOBLET Marc, à Herve; VRANCKEN Roger, à Olen; DE MAEYER Stephan, à Boom; BARRERA LOPEZ Francisco, à Fléron; DAERDEN Justin, à Boortmeerbeek; RUYKENS Jean-Yves, à Wanze; Mme HERTHOGS Linda, à Brecht; M. DURMAZ Cihan, à Vilvorde; Mme VERHAEGEN Isabelle, à Nazareth; M. BÖRNER Peter, à Merchtem. FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2012/22320] 26 JULI Ministerieel besluit betreffende de aanduiding van een bedrijfsrevisor bij de Pensioendienst voor de Overheidssector SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2012/22320] 26 JUILLET Arrêté ministériel relatif à la désignation d un réviseur d entreprise auprès du Service des pensions du Secteur public De Minister van Financiënen de Minister van Pensioenen, Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij koninklijk van 18 december 1957, de koninklijke besluiten nr. 4 van 18 april 1967 en bij de wet van 17 juni 1991 en op artikel 14; Gelet op de wet van de 12 januari 2006 tot oprichting van de «Pensioendienst van de Overheidssector», gewijzigd bij de wet van 28 april 2010; Gelet op het koninklijk besluit van 9 april 1954 ter regeling van de bevoegdheden van de revisoren bij de instelling van openbaar nut; Gelet op de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking NR Budget/2011/001; Gelet op de regelmatig ontvangen offertes op de afsluitingsdatum van de aanbesteding; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op15 februari 2012; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 juli 2012, Besluiten : Artikel 1. KMPG & Partners, Bedrijfsrevisoren, lid van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren, wordt aangeduid als bedrijfsrevisoren bij de Pensioendienst van de Overheidssector, voor de begrotingsjaren 2011 tot en met Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 20 juli Brussel, 26 juli De Minister van Financiën, S. VANACKERE De Minister van Pensioenen, V. VAN QUICKENBORNE * Le Ministre des Finances et le Ministre des Pensions, Vu la loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d intérêt public, notamment l article 13, modifié par l arrêté royal du 18 décembre 1957, les arrêtés royaux n 4 du 18 avril 1967, n 88 du 11 novembre 1967, n 3 du 24 décembre 1980 et par la loi du 17 juin 1991, et l article 14; Vu la loi du 12 janvier 2006 portant création du Service des pensions du Secteur public, modifié par la loi du 28 avril 2010; Vu l arrêté royal du 9 avril 1954 réglant les attributions des réviseurs d organismes d intérêt public; Vu la procédure négociée sans publicité NR Budget/2011/001; Vu les offres régulièrement reçues à la date de clôture de l adjudication, Vu l avis de l Inspecteur des Finances, donné le 15 février 2012; Vu l accord du Ministre du Budget, donné le 5 juillet 2012, Arrêtent : Article 1 er. KPMG & Partners, Réviseurs d entreprise, membre de l Institut des Réviseurs d entreprise, est désigné au titre de réviseur auprès du Service des pensions du Secteur public, pour les années budgétaires 2011 jusque et y compris Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 20 juillet Bruxelles, le 26 juillet Le Ministre des Finances, S. VANACKERE Le Ministre des Pensions, V. VAN QUICKENBORNE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID Personeel. Promotie [2012/22321] SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE Personnel. Promotion [2012/22321] Bij koninklijk besluit van 14 maart 2012 wordt Mevr. Sophie Kuzniak, bevorderd door verhoging naar de hogere klasse in de klasse A3 bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, in een betrekking van de buitendiensten, met ingang van 1 april Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift hiertoe dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel, te worden toegezonden. Par arrêté royal du 14 mars 2012, Mme Sophie Kuzniak, est promue par avancement à la classe supérieure dans la classe A3 au Service public fédéral Sécurité sociale, dans un emploi des serices extérieurs, à dater du 1 er avril Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d Etat, un recours peut être introduit endéans les soicante jours après cette publication. La requête doit être envoyée sous pli recommandé àla poste, au Conseil d Etat, rue de la Science 33, à 1040 Bruxelles.

91 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [2012/204596] Rechterlijke Orde Bij koninklijke besluiten van 3 augustus 2012 : - is Mevr. Inghels, B., toegevoegd rechter voor het rechtsgebied van het hof van beroep te Luik, benoemd tot raadsheer in het hof van beroep te Bergen; - is de heer Baudoux, Ph., advocaat, benoemd tot toegevoegd rechter voor het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel. Hij is aangewezen om zijn ambt uit te oefenen in de rechtbanken van eerste aanleg te Brussel en te Nijvel voor een periode van vijf jaar met ingang van de datum van de eedaflegging. SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE [2012/204596] Ordre judiciaire Par arrêtés royaux du 3 août 2012 : - Mme Inghels, B., juge de complément pour le ressort de la cour d appel de Liège, est nommée conseiller à la cour d appel de Mons; - M. Baudoux, Ph., avocat, est nommé juge de complément pour le ressort de la cour d appel de Bruxelles. Il est désigné pour exercer ses fonctions aux tribunaux de première instance de Bruxelles et de Nivelles pour une période de cinq ans prenant cours à la date de la prestation de serment. Bij koninklijk besluit van 3 augustus 2012, dat in werking treedt op de datum van de eedaflegging, is de heer Magnien, P., eerste substituutprocureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Charleroi, aangewezen tot het mandaat van procureur des Konings bij deze rechtbank voor een termijn van vijf jaar. Par arrêté royal du 3 août 2012, entrant en vigueur à la date de la prestation de serment, M. Magnien, P., premier substitut du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Charleroi, est désigné au mandat de procureur du Roi près ce tribunal pour un terme de cinq ans. Bij koninklijke besluiten van 3 augustus 2012 : - is Mevr. Anciaux Henry de Faveaux, F., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Namen, benoemd tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Charleroi. Zij is gelijktijdig benoemd tot rechter in de rechtbanken van eerste aanleg te Bergen en te Doornik; - is Mevr. Louis, S., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Verviers, benoemd tot substituut-procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Luik. Zij is gelijktijdig benoemd tot substituut-procureur des Konings bij de rechtbanken van eerste aanleg te Hoei en te Verviers; - is Mevr. Kensier, A., licentiaat in de rechten, advocaat, benoemd tot plaatsvervangend rechter in het vredegerecht van het tweede kanton Doornik. Par arrêtés royaux du 3 août 2012 : - Mme Anciaux Henry de Faveaux, F., stagiaire judiciaire dans l arrondissement judiciaire de Namur, est nommée juge au tribunal de première instance de Charleroi. Elle est nommée simultanément juge aux tribunaux de première instance de Mons et de Tournai; - Mme Louis, S., stagiaire judiciaire dans l arrondissement judiciaire de Verviers, est nommée substitut du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Liège. Elle est nommée simultanément substitut du procureur du Roi près les tribunaux de première instance de Huy et de Verviers; - Mme Kensier, A., licenciée en droit, avocat, est nommée juge suppléant à la justice de paix du second canton de Tournai. Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden. Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé àla poste. * PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID [2012/21107] Uitoefening van het beroep van architect. Toelating Bij koninklijk besluit van 1 juli 2012 wordt aan de heer Kenneth Nguyen van Australische nationaliteit toelating verleend vanaf 1 maart 2012 in België het beroep van architect uit te oefenen. SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION POLITIQUE SCIENTIFIQUE [2012/21107] Exercice de la profession d architecte. Autorisation Par arrêté royal du 1 er juillet 2012, M. Kenneth Nguyen de nationalité australienne est autorisé àagir en Belgique en qualité d architecte à partir du 1 er mars * FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR GENEESMIDDELEN EN GEZONDHEIDSPRODUCTEN [C 2012/18338] Personeel. Benoeming AGENCE FEDERALE DES MEDICAMENTS ET DES PRODUITS DE SANTE [C 2012/18338] Personnel. Nomination Bij ministerieel besluit van 9 juli 2012 wordt Mevr. CLAEYS, Diederica, met ingang van 1 juli 2012, in vast dienstverband benoemd met de titel van attaché in de klasse A2 bij het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Hoofdbestuur. Par arrêté ministériel du 9 juillet 2012 Mme CLAEYS, Diederica, est nommée à titre définitif en qualité d attaché de classe A2 à l Agence fédérale des médicaments et des produits de santé Services centraux, à partir du 1 er juillet 2012.

92 48318 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN REGION WALLONNE WALLONISCHE REGION WAALS GEWEST SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [C 2012/27106] 24 JUILLET Arrêté ministériel relatif à l expropriation d emprises à Anthisnes et Neupré destinées à la pose d une conduite d adduction Le Ministre de l Environnement, de l Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Vu la loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980, modifiée par la loi spéciale du 8 août 1988, notamment l article 6, l er,v; Vu la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d extrême urgence en matière d expropriation pour cause d utilité publique; Vu le Code de l Environnement contenant le Code de l Eau, notamment l article D227; Vu le décret du 6 mai 1988 relatif aux expropriations pour cause d utilité publique poursuivies ou autorisées par l Exécutif régional wallon; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 17 juillet 2009 portant règlement du fonctionnement du Gouvernement, notamment l article 21; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 15 décembre 2011 fixant la répartition des compétences entre les Ministres et réglant la signature des actes du Gouvernement; Vu le Code de la Démocratie locale et de la Décentralisation, notamment l article Ll512-6; Vu les statuts de la Compagnie intercommunale liégeoise des Eaux; Vu la délibération de la Compagnie intercommunale liégeoise des Eaux, en abrégé : CILE, société civile ayant emprunté la forme d une société coopérative à responsabilité limitée, dont le siège social est établi à Liège, rue du Canal de l Ourthe 8, par laquelle, le conseil d administration en date du 14 février 2012 sollicite un arrêté ministériel reconnaissant d utilité publique l acquisition de biens immeubles sis à Anthisnes et Neupré, autorisant la procédure d extrême urgence en matière d expropriation; Considérant que les travaux sont indispensables pour permettre la réalisation de travaux d entretien sur l adduction du Néblon existante; Considérant qu il y a lieu de sécuriser l approvisionnement en eau des communes de Seraing, Liège (rive droite), Beyne, Blegny, FléronetVisé et des communes du plateau du Condroz; Considérant que l interconnexion avec le site de captage de VIVAQUA, à Modave constitue une sécurisation à long terme de l alimentation en eau de la région liégeoise et de la région hutoise; Considérant qu il est urgent de réaliser la pose du dédoublement de l adduction du Néblon et de l interconnexion Néblon-Modave pour permettre les travaux d entretien et la sécurisation précités; Considérant qu un premier lot de travaux a fait l objet de l arrêté ministériel du 25 juin 2008, relatif à «l expropriation d emprises à Anthisnes, Ouffet et Tinlot destinées à la pose d une conduite d adduction»; Considérant que deux autres lots de travaux ont fait l objet de l arrêté ministériel du 7 décembre 2009, relatif à «l expropriation d emprises à Ouffet destinées à la pose d une conduite d adduction et à la construction d un réservoir»; Considérant qu un quatrième lot de travaux a fait l objet de l arrêté ministériel du 21 juin 2010, relatif à «l expropriation d emprises à Anthisnes et Esneux destinées à la pose d une conduite d adduction et à la construction d un réservoir»; Considérant qu un cinquième lot de travaux a fait l objet de l arrêté ministériel du 31 août 2010, relatif à «l expropriation d emprises à Modave et Tinlot destinées à la pose d une conduite d adduction et à la construction d un réservoir»; Considérant qu il y a lieu de poursuivre les acquisitions nécessaires pour les lots suivants; Considérant que les biens à acquérir sont destinés à l implantation des conduites d adduction d eau potable; Considérant que les plans d emprises n ANE21/ , ANE et ANE , levés etdressés en juin 2011 par le géomètre-expert G. RIGON, peuvent être consultésausiège de la CILE, rue du Canal de I Ourthe 8, à 4031 Liège, Arrête : Article 1 er. L acquisition qui fait l objet de la délibération susmentionnée du conseil d administration de la CILE du 14 février 2012 est reconnue d utilité publique. Art. 2. La CILE, mieux identifiée ci-avant, est autorisée à recourir pour la réalisation de cette opération à l expropriation. Art. 3. La prise de possession immédiate étant indispensable, la procédure d extrême urgence prévue par la loi du 26 juillet 1962 peut être appliquée en vue de l acquisition des emprises désignées comme suit :

93 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48319

94 48320 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

95 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48321

96 48322 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

97 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48323

98 48324 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

99 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48325

100 48326 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

101 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48327

102 48328 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

103 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [C 2012/27107] 24 JUILLET Arrêté ministériel relatif à l établissement des zones de prévention rapprochée et éloignée des ouvrages de prise d eau souterraine dénommés «Puits de Houtain» et «Sources de la Dyle», sis sur le territoire de la commune de Genappe Le Ministre de l Environnement, de l Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Vu le Code de l Eau, notamment les articles D172 à D174, R.155, 1 er, R.156, 1 er, R.157, R.161, 2, R.162, R.164, 1 er et R.165 à R.167; Vu le contrat de gestion du 30 juin 2011 conclu entre la Région wallonne et la Société publique de Gestion de l Eau (S.P.G.E.); Vu le contrat de service de protection de l eau potabilisable entre l exploitant des prises d eau, à savoir l Intercommunale des Eaux du Centre du Brabant Wallon (I.E.C.B.W.) et la S.P.G.E. signé le 29 septembre 2000; Vu la lettre recommandée à la poste du 2 avril 2012 de l Inspecteur général du Département de l Environnement et de l Eau de la Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement du Service public de Wallonie accusant réception du dossier complet à l I.E.C.B.W.; Vu le programme d actions proposé par l exploitant sur lequel la S.P.G.E. a remis des remarques en date du 23 mars 2010; Considérant que le programme d actions proposé demande à être modifié de manière à tenir compte des remarques émises par la S.P.G.E. en date du 23 mars 2010; Vu la dépêche ministérielle du 2 avril 2012 adressant au collège communal de Genappe le projet de délimitation des zones de prévention rapprochée et éloignée des ouvrages de prise d eau souterraine potabilisable dénommés «Puits de Houtain» et «Sources de la Dyle» sis sur le territoire de la commune de Genappe pour l ouverture de l enquête publique requise;

104 48330 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Vu le procès-verbal de la séance de clôturedel enquête publique qui s est déroulée du 16 avril 2012 au 18 mai 2012 sur le territoire de la commune de Genappe, duquel il résulte que la demande n a rencontré aucune opposition et/ou observation; Vu l avis motivé du collège communal de Genappe rendu en date du 23 mai 2012; Considérant que le projet de délimitation des zones de prévention concerne des prises d eau souterraine en nappe libre, Arrête : Article 1 er. Les zones de prévention rapprochée etéloignée en vue de protéger les ouvrages de prise d eau souterraine potabilisable définis ci-après, sont établies dans les limites fixées à l article 2 du présent arrêté. Code ouvrage Nom de l ouvrage Commune Parcelle cadastrée ou l ayant été 39/7/9/001 Puits de Houtain Genappe 5 e Div., Sect. E, n 53E 39/7/9/002 Sources de la Dyle Genappe 5i e Div., Sect. E, n 63Y Art er. Les zones de prévention rapprochée etéloignée des ouvrages de prise d eau sont délimitées par les périmètres tracés sur les plans cadastraux : Genappe 5 e division, section E, 1 re et 2 e feuille et 5 e division section G. Ces plans sont consultables à l administration. Cette délimitation est établie sur base des temps de transfert, conformément à l article R.156, 1 er, alinéas 1 er, 2 et 3, du Livre II du Code de l Environnement contenant le Code de l Eau et adaptée aux limites des parcelles cadastrales conformément à l article R.157 dudit Code. Ces limites sont valables pour un débit d exploitation de 473 m 3 /j pour le Puits de Houtain. 2. Le tracé des zones de prévention rapprochée etéloignée est présenté sur l extrait de carte de l annexe I re du présent arrêté. Art. 3. Les actions à mener dans les zones de prévention rapprochée et éloignée délimitées à l article 2, sont synthétisées dans le tableau de l annexe II du présent arrêté. Y sont fixés les délais maximum endéans lesquels ces actions doivent être menées. Ils commencent à courir dès l entrée en vigueur du présent arrêté. Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. Art. 5. L administration est chargée de transmettre un exemplaire du présent arrêté : àl exploitant des prises d eau; àl administration communale de Genappe; à la Société publique de Gestion de l Eau (S.P.G.E.); àla Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie du Service public de Wallonie, Direction de Mons; àtoute personne ayant fait des observations au cours de l enquête publique. Namur, le 24 juillet Ph. HENRY

105 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48331

106 48332 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [C 2012/27108] 24 JUILLET Arrêté ministériel relatif à l établissement des zones de prévention rapprochée etéloignée des ouvrages de prise d eau souterraine dénommés «Puits Thils Bis» et «Puits Try Coquiat 1», sis sur le territoire de la commune de Villers-la-Ville Le Ministre de l Environnement, de l Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Vu le Code de l Eau, notamment les articles D.172 à D.174, R.155, 1 er, R.156, 1 er, R.157, R.161, 2, R.162 et R.165 à R.167; Vu le contrat de gestion du 30 juin 2011 conclu entre la Région wallonne et la Société publique de Gestion de l Eau (S.P.G.E.); Vu le contrat de service de protection de l eau potabilisable entre l exploitant des prises d eau, à savoir l Intercommunale des Eaux du Centre du Brabant Wallon (I.E.C.B.W.) et la S.P.G.E. signé le 29 septembre 2000; Vu la lettre recommandée à la poste du 10 avril 2012 de l Inspecteur général du Département de l Environnement et de l Eau de la Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement du Service public de Wallonie accusant réception du dossier complet à l I.E.C.B.W.; Vu le programme d actions proposé par l exploitant sur lequel la S.P.G.E. a remis des remarques en date du 23 mars 2010; Considérant que le programme d actions proposé demande à être modifié de manière à tenir compte des remarques émises par la S.P.G.E. en date du 23 mars 2010; Vu la dépêche ministérielle du 10 avril 2012 adressant au collège communal de Villers-la-Ville le projet de délimitation des zones de prévention rapprochée etéloignée des ouvrages de prise d eau souterraine potabilisable dénommés «Puits Thils Bis» et «Puits Try Coquiat 1» sis sur le territoire de la commune de Villers-la-Ville pour l ouverture de l enquête publique requise; Vu le procès-verbal de la séance de clôturedel enquête publique qui s est déroulée du 23 avril 2012 au 25 mai 2012 sur le territoire de la commune de Villers-la-Ville duquel il résulte que la demande a rencontré deux observations; Vu l avis motivé du collège communal de Villers-la-Ville rendu en date du 21 juin 2012; Vu le rapport de la Direction des Eaux souterraines sur les observations écrites formulées au cours de l enquête; Considérant que le projet de délimitation des zones de prévention concerne des prises d eau souterraine en nappe libre, Arrête : Article 1 er. Les zones de prévention rapprochée etéloignée en vue de protéger les ouvrages de prise d eau souterraine potabilisable définis ci-après, sont établies dans les limites fixées à l article 2 du présent arrêté. Code ouvrage Nom de l ouvrage Commune Parcelle cadastrée ou l ayant été Puits Thils Bis 39/8/8/008 Villers-la-Ville 4 e Div., Sect. E, n 56G Puits Try Coquiat 1 39/8/8/004 Villers-la-Ville 4 e Div., Sect. E, n 32K Art er. Les zones de prévention rapprochée etéloignée des ouvrages de prise d eau sont délimitées par les périmètres tracés sur les plans cadastraux : Villers-la-Ville 2 e division, section A, 4 e division, sections C, D/1, D/2 et E. Ces plans sont consultables à l administration. Cette délimitation est établie conformément à l article R er alinéas 1 er, 2 et 3 du Code de l Eau, sur base du temps de transfert, et a été adaptée conformément à l article R.157 dudit Code. Ces limites sont valables pour les débits d exploitation suivants : Ouvrages Débit en m 3 /j Puits Try-Coquiat Puits Thil Bis Le tracé des zones de prévention rapprochée etéloignée est présenté sur l extrait de carte de l annexe I re du présent arrêté. Art. 3. Les actions à mener dans les zones de prévention rapprochée etéloignée délimitées à l article 2, sont synthétisées dans le tableau de l annexe II du présent arrêté. Y sont fixés les délais maximum endéans lesquels ces actions doivent être menées. Ils commencent à courir dès l entrée en vigueur du présent arrêté. Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. Art. 5. L administration est chargée de transmettre un exemplaire du présent arrêté : àl exploitant des prises d eau; àl administration communale de Villers-la-Ville; àla Société publique de Gestion de l Eau (S.P.G.E.); àla Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie du Service public de Wallonie, Direction de Mons; àtoute personne ayant fait des observations au cours de l enquête publique. Namur, le 24 juillet Ph. HENRY

107 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48333

108 48334 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2012/204518] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la BV Pijper Transport Woerden, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la BV Pijper Transport Woerden, le 22 mai 2012; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er.la BV Pijper Transport Woerden, sise Kromwijk 5, à NL-3442 AG Woerden (numéro Banque- Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : NL B01), est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets ménagers et assimilés; -déchets industriels ou agricoles non dangereux.

109 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets inertes; -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1. Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets.

110 48336 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 4 juin Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2012/204519] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SRL Transporti Vecchi Zironi, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SRL Transporti Vecchi Zironi, le 25 mai 2012; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er.la SRL Transporti Vecchi Zironi, sise via Marsilio Da Padova 6, à IT Reggio Emilia (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : IT ), est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets ménagers et assimilés; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets inertes; -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1. Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres;

111 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 4 juin Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2012/204520] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SARL Fricourt Environnement Recyclage, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001;

112 48338 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SARL Fricourt Environnement Recyclage, le 22 mai 2012; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. La SARL Fricourt Environnement Recyclage, sise rue du 8 mai , à F Fricourt (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : FR ), est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets inertes; -déchets ménagers et assimilés. Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans.

113 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 4 juin Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2012/204521] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la BVBA X-Trans, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la BVBA X-Trans, le 27 avril 2012; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er.la BVBA X-Trans, sise Léon Bekaertlaan 3, bte B, à 9880 Aalter (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets ménagers et assimilés. 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets inertes; -déchets industriels ou agricoles non dangereux.

114 48340 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 4 juin Ir A. HOUTAIN

115 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2012/204522] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA S.C.S., en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SA S.C.S., le 29 mai 2012; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. La SA S.C.S., sise rue Le Campinaire 154, bte B, à 6240 Farciennes (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistrée en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets inertes; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets ménagers et assimilés. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, sont autorisés sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets.

116 48342 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 4 juin Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2012/204523] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la BVBA Michel Bergmans, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la BVBA Michel Bergmans, le 27 mai 2012; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er.la BVBA Michel Bergmans, sise Sanatoriumstraat 158A, à 1652 Alsemberg (numéro Banque- Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistrée en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets inertes. 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux;

117 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets ménagers et assimilés; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, sont autorisés sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 4 juin Ir A. HOUTAIN

118 48344 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2012/204524] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Saive, Steve, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par M. Saive, Steve, le 29 mai 2012; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. M. Saive, Steve, rue Beche 16A, à 6690 Vielsalm (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistré en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets inertes; -déchets ménagers et assimilés; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, sont autorisés sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport.

119 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art er.l impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrant pendant cinq ans à disposition de l administration. Art er.l impétrant transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrant transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrant n ait été entendu. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 4 juin Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2012/204525] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la BV Braanker Transport, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la BV Braanker Transport, le 8 mai 2012; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er.la BV Braanker Transport, sise Nieuwlandparc 211, à NL-2952DC Alblasserdam (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : NL B01), est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux.

120 48346 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux. -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets inertes; -déchets ménagers et assimilés. Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport.

121 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 4 juin Ir A. HOUTAIN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGION DE BRUXELLES-CAPITALE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2012/31610] Erkenningen als EPB-adviseur, natuurlijke persoon Bij beslissing van 8 mei 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de heer LAMIA Gianni gedomicilieerd Avenue des Ducs 75, te 1970 WEZEMBEEK-OPPEM, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2012/31610] Agréments en tant que conseiller PEB, personne physique Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 8 mai 2012, M. LAMIA Gianni domicilié Avenue des Ducs 75, à 1970 WEZEMBEEK- OPPEM, a été agréé en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 8 mei 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de heer SWAELENS Maurice gedomicilieerd Maarschalklaan 10, te 1180 BRUSSEL, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 8 mai 2012, M. SWAELENS Maurice domicilié Avenue du Maréchal 10, à 1180 BRUXELLES, a été agréé en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 5 juni 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd Mevr. PROESMANS Petra gedomicilieerd Rue de L Eglise 19, te 1315 PIETREBAIS, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 5 juin 2012, Mme PROESMANS Petra domiciliée Rue de L Eglise 19, à 1315 PIETREBAIS, a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 5 juni 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd Mevr. VOYE Axelle gedomicilieerd Metsysstraat 10, te 1030 BRUSSEL, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 5 juin 2012, Mme VOYE Axelle domiciliée Rue Metsys 10, à 1030 BRUXELLES, a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 5 juni 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de heer ZIAN Youssef gedomicilieerd Kroonveldstraat 61, te 1020 BRUSSEL, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 5 juin 2012, M. ZIAN, Youssef, domicilié Rue du Champ de la Couronne 61, à 1020 BRUXELLES a été agréé en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP

122 48348 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Bij beslissing van 13 juni 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de heer CHENOUILI Rabie gedomicilieerd Ninoofsesteenweg 103, te 1080 BRUSSEL, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 13 juin 2012, M. CHENOUILI, Rabie, domicilié Chaussée de Ninove 103, à 1080 BRUXELLES a été agréé en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 13 juni 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de heer SCHMITZ Vincent gedomicilieerd Merlostraat 143, te 1180 BRUSSEL, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 13 juin 2012, M. SCHMITZ, Vincent, domicilié Rue du Merlo 143, à 1180 BRUXEL- LES a été agréé en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 2 juli 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd Mijnheer BOCKELANDT Thomas gedomicilieerd Lindestraat 112, te 9042 DESTELDONK, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 2 juillet 2012, M. BOCKELANDT, Thomas, domicilié Lindestraat 112, à 9042 DESTEL- DONK a été agréé en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 3 juli 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd Mijnheer BRUYNOOGHE David gedomicilieerd Eksterstraat 61, te 1703 SCHEPDAAL, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 3 juillet 2012, M. BRUYNOOGHE, David, domicilié Eksterstraat 61, à 1703 SCHEPDAAL, a été agréé en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 3 juli 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd Mijnheer DERDEN Timothy gedomicilieerd Rekemerstraat 64, te 3621 REKEM, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 3 juillet 2012, M. DERDEN, Timothy, domicilié Rekemerstraat 64, à 3621 REKEM, a été agréé en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP Bij beslissing van 3 juli 2012, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd Mevr. TRZCINSKI Marion gedomicilieerd Nieuwelaan 5, te 1040 BRUSSEL, erkend als EPB-adviseur, natuurlijke persoon. De erkenning draagt het nummer PEBPP * Par décision du fonctionnaire dirigeant de l IBGE du 3 juillet 2012, Mme TRZCINSKI, Marion, domiciliée Avenue Nouvelle 5, à 1040 BRUXELLES, a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne physique. L agrément porte le numéro PEBPP MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2012/31609] Registraties als bodemsaneringsaannemer Bij de beslissing van 19 juli 2012 van de leidende ambtenaren van het B.I.M., werd «VERHOEVE GROEP BELGIUM BVBA» gelegen te Noorderlaan 133, bus 33, te 2030 Antwerpen geregistreerd als bodemsaneringsaannemer. De registratie draagt het nummer ENREAS 012. MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2012/31609] Enregistrements en tant qu entrepreneur en assainissement du sol Par décision des fonctionnaires dirigeants de l I.B.G.E. du 19 juillet 2012, «VERHOEVE GROEP BELGIUM BVBA» sise Noorderlaan 133, bte 33, à 2030 Antwerpen a été enregistrée comme entrepreneur en assainissement du sol. L enregistrement porte le numéro ENREAS 012. Bij de beslissing van 19 juli 2012 van de leidende ambtenaren van het B.I.M., werd «DE BREE SOLUTIONS NV» gelegen te Krommewege 31, bus G, te 9990 Maldegem geregistreerd als bodemsaneringsaannemer. De registratie draagt het nummer ENREAS 035. * Par décision des fonctionnaires dirigeants de l I.B.G.E. du 19 juillet 2012, «DE BREE SOLUTIONS NV» sise Krommewege 31, bte G, à 9990 Maldegem a été enregistrée comme entrepreneur en assainissement du sol. L enregistrement porte le numéro ENREAS 035. MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2012/31608] Registratie als bodemsaneringsaannemer Bij de beslissing van 31 juli 2012 van de leidende ambtenaren van het B.I.M., werd «TPS TECHSA» gelegen te Rue Steenvelt 15, te 1180 Uccle geregistreerd als bodemsaneringsaannemer. De registratie draagt het nummer ENREAS 018. MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2012/31608] Enregistrement en tant qu entrepreneur en assainissement du sol Par décision des fonctionnaires dirigeants de l I.B.G.E. du 31 juillet 2012, «TPS TECHSA» sise Rue Steenvelt 15, à 1180 Uccle, a été enregistrée comme entrepreneur en assainissement du sol. L enregistrement porte le numéro ENREAS 018.

123 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE OFFICIELE BERICHTEN AVIS OFFICIELS ORDRE DES BARREAUX FRANCOPHONES ET GERMANOPHONE Règlement du 16 mai 2011 relatif à la formation continue des avocats (Moniteur belge du 4 juillet 2011) rectifié le 13 février 2012 [C 2012/18327] Considérant que la compétence constitue une des exigences essentielles de la profession d avocat et que le port du titre d avocat doit en être le gage tout au long de la vie professionnelle; Considérant que l avocat est confronté àdes législations et réglementations en constante évolution et de plus en plus complexes; Considérant que la formation juridique, y compris les programmes de formation continue, doit être conçue de manière à promouvoir, outre la compétence technique, la sensibilité aux idéaux et normes éthiques inhérents à la profession d avocat, ainsi qu aux droits de l homme et aux libertés fondamentales tels qu ils sont énoncés notamment dans la convention européenne de sauvegarde des droits de l homme et des libertés fondamentales; Considérant que la formation juridique, y compris les programmes de formation continue, doit également viser à renforcer les compétences juridiques, améliorer la connaissance des questions éthiques et des préoccupations de l opinion publique, et rappeler aux avocats, le respect, la protection et la promotion des intérêts tant du justiciable que du fonctionnement de la justice; Considérant que les justiciables sont en droit d attendre des avocats un haut degré de compétence et que l intérêt du barreau commande que les avocats possèdent ce haut niveau de compétence; Considérant que l avocat qui exerce sa profession sans avoir la compétence requise manque aux devoirs professionnels auxquels il est tenu; L Ordre des barreaux francophones et germanophone arrête le règlement suivant : ARTICLE 1 er : OBLIGATION DE JUSTIFIER D UNE FORMATION CONTINUE L avocat inscrit au tableau de l Ordre ou à la liste des avocats communautaires ou, depuis deux ans, à la liste des stagiaires justifie d une formation continue effective, répondant aux exigences du présent règlement. ARTICLE 2 : CONTENU DE LA FORMATION (MODIFIE LE ) Dans le respect du présent règlement, l avocat établit librement le programme de la formation qu il souhaite suivre et qui lui permet de justifier de l obtention d une moyenne de 20 points de formation par année civile, calculée sur une période de trois ans définie conformément à l article 11 (1). Cette formation peut prendre la forme soit (a) d une assistance ou participation à des colloques, journées d étude, recyclages, séminaires, formations en ligne, etc..., soit (b) de travaux juridiques nécessitant un complément de formation particulier. a) Quand la formation consiste en l assistance ou la participation à un programme de formation, ledit programme doit, en règle, avoir été préalablement agréé par l O.B.F.G. ou un conseil de l Ordre conformément au prescrit de l article 3 du présent règlement. L assistance à ce type de formation entraîne l attribution d un point de formation par heure de présence effective. La participation en tant qu orateur entraîne l attribution de deux points de formation par heure de participation effective. b) L avocat qui entend obtenir l attribution de points de formation pour des travaux juridiques personnels (charge d enseignement juridique dans une université ou une institution d enseignement supérieur, publication d un livre juridique ou d un article dans une revue juridique, etc. à l exclusion de tout travail ressortissant de l exercice de sa profession d avocat ou à caractère publicitaire ou promotionnel) introduit un dossier justificatif auprès du conseil de l Ordre. La publication d un article dans une revue juridique justifie l attribution de un à quatre points de formation selon l importance de l article. La charge d enseignement éligible justifie l attribution de deux points de formation par heure de cours dispensée, le tout sans préjudice du droit pour le conseil de l Ordre de décider d une attribution particulière de points en fonction du dossier justificatif qui lui est soumis. L avocat justifie d au moins deux tiers des points requis dans des matières juridiques, le tiers restant pouvant être obtenu en suivant des programmes de formation dans des matières ou domaines non juridiques mais néanmoins utiles à la pratique professionnelle d avocat (2). ARTICLE 3 : AGREMENT DES FORMATIONS L agrément de la formation est sollicité par l organisateur auprès de l O.B.F.G. ou d un conseil de l Ordre du ressort de l O.B.F.G. En ce dernier cas, l Ordre communique sans délai au secrétariat de l O.B.F.G. les coordonnées de la formation qu il a agréée et le nombre de points qu il a attribués conformément aux normes du présent règlement. Les colloques et les séminaires juridiques organisés par les universités et par la Commission Université - Palais ainsi que toutes les formations mises sur pied par les barreaux et jeunes barreaux de l Union européenne ainsi que par les organisations internationales d avocats, sont agréés de plein droit et bénéficient de l attribution du nombre de points découlant de l application de l article 2 du présent règlement. Les organisateurs de ces formations informent le secrétariat de l O.B.F.G. des dates et programmes de celles-ci ainsi que du nombre de points de formation attribués. L O.B.F.G. dresse la liste des formations agréées, avec l indication du nombre de points attribués, et la publie selon les modalités qu il détermine. ARTICLE 4:ATTESTATIONS DE PRESENCE L agrément d une formation, même de plein droit, implique que son organisateur ait mis au point un système permettant de garantir que les attestations de présence ou de suivi ne sont délivrées qu aux avocats ayant effectivement suivi la formation. En cas d assistance partielle, l attestation en fait mention et les points de formation sont accordés en due proportion. ARTICLE 5 : REDEVANCE L agrément d une formation implique également le paiement par l organisateur au profit de l O.B.F.G. d une redevance d un montant égal à un droit d inscription à la formation, au taux plein, avec un minimum de S 100 et un maximum de S 650. Cette redevance n est pas due pour les formations agréées de plein droit en exécution de l article 3.

124 48350 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ARTICLE 6 : DISPENSES ET DEROGATIONS Le conseil de l Ordre peut, sur demande motivée d un avocat, le dispenser en tout ou en partie, temporairement ou définitivement, de justifier de sa formation continue. Il peut également l autoriser à suivre, notamment à l étranger, une formation particulière non encore agréée oului allouer une attribution particulière de points pour une prestation nécessitant une formation particulière. Une fois inscrit au tableau de l Ordre, l avocat stagiaire justifie d un nombre de points proportionnel à la période ayant couru de la fin de ses deux premières années de stage jusqu à l issue de la période de référence. En cas de suspension de l exercice de l activité d avocat, le nombre de points de formation requis s apprécie prorata temporis. ARTICLE 7 : CONTROLE Le conseil de l Ordre contrôle, selon des modalités qu il arrête, le respect du présent règlement par les membres de son barreau. Il convoque l avocat défaillant et peut lui accorder, pour régulariser sa situation, un délai dont il fixe la durée en fonction du manquement constaté, sans préjudice du respect de ses obligations pour la nouvelle période en cours. ARTICLE 8 : SANCTION Toute infraction au présent règlement constitue un manquement déontologique. ARTICLE 9 : CHANGEMENT DE BARREAU L avocat qui quitte un barreau pour en rejoindre un autre demande préalablement au conseil de l Ordre la valorisation des points de formation qu il a obtenus jusqu à la date de son omission du tableau, de la liste des stagiaires, ou de la liste des avocats communautaires. Il lui remet à cet effet tous documents justificatifs de sa formation se rapportant à la période de référence en cours. ARTICLE 10 : DELEGATION DES COMPETENCES DU CONSEIL DE L ORDRE Le conseil de l Ordre peut déléguer l exercice des compétences qu il reçoit du présent règlement à une commission dont il fixe la composition et les missions. Différents Ordres peuvent créer une commission commune. ARTICLE 11 : ENTREE EN VIGUEUR Le présent règlement annule et remplace le règlement du 27 mai Il entre en vigueur le premier jour du quatrième mois qui suit sa publication au Moniteur belge. Il s applique dès son entrée en vigueur au triennat courant depuis le 1 er janvier Notes (1) Lors de son assemblée générale du 13 février 2012, l O.B.F.G. a rectifié l erreur matérielle contenue dans la version adoptée le 16 mai 2011 et publiée aumoniteur belge le : la version du 16 mai 2011 faisait par erreur référence à l article 12. (2) Lors de sa réunion du 12 mars 2012 le conseil d administration de l O.B.F.G. a constaté que lors de sa publication le 4 juillet 2011, ce paragraphe avait été omis suite à une erreur matérielle. KAMMER DER FRANZÖSISCHSPRACHIGEN UND DEUTSCHSPRACHIGEN ANWALTSCHAFTEN [C 2012/18327] Regelung vom 16. Mai 2011 über die ständige Weiterbildung der Rechtsanwälte (B.S ) abgeändert am In Anbetracht der Tatsache, dass die Sachkenntnis eine der wesentlichen Anforderungen an den Rechtsanwaltsberuf darstellt und das Tragen des Rechtsanwaltstitels während der gesamten beruflichen Laufbahn eine Garantie hierfür darstellen muss. In Anbetracht der Tatsache, dass der Rechtsanwalt mit sich konstant weiter entwickelnden und immer komplexer werdenden Gesetzgebungen und Verordnungen konfrontiert wird. In Anbetracht der Tatsache, dass die juristische Ausbildung, hierin einbegriffen die Programme der ständigen Weiterbildung, so gestaltet werden muss, dass sie zusätzlich zu den technischen Fähigkeiten auch das Feingefühl für die ethischen Ideale und Normen des Berufes des Rechtsanwalts sowie für die Menschenrechte und die fundamentalen Freiheiten, wie diese insbesondere in der europäischen Menschenrechtskonvention festgeschrieben sind, fördert. In Anbetracht der Tatsache, dass die juristische Ausbildung, hierin einbegriffen die Programme der ständigen Weiterbildung, darauf abzielen muss, die juristischen Fähigkeiten zu verstärken, die Kenntnis der ethischen Fragen und der Sorgen der öffentlichen Meinung zu verbessern und die Rechtsanwälte daran zu erinnern, sowohl die Interessen der Rechtsuchenden als auch der Funktionsweise des Gerichtssystems zu respektieren, zu schützen und zu fördern. In Anbetracht der Tatsache, dass die Rechtsuchenden berechtigt sind, von den Rechtsanwälten einen hohen Grad an Sachkenntnis zu erwarten, und es im Interesse der Rechtsanwaltschaften ist, dass die Rechtsanwälte auch diesen hohen Grad an Sachkenntnis besitzen. In Anbetracht der Tatsache, dass der Rechtsanwalt, der seinen Beruf ausübt, ohne die erforderliche Sachkenntnis zu besitzen, gegen die beruflichen Pflichten verstößt, denen er unterliegt. Verabschiedet die Kammer der französischsprachigen und deutschsprachigen Rechtsanwaltschaften folgende Regelung: ARTIKEL 1: DIE VERPFLICHTUNG, EINE STÄNDIGE WEITERBILDUNG NACHZUWEISEN Der im Verzeichnis der Rechtsanwaltskammer oder der Liste der Rechtsanwälte der europäischen Union oder seit zwei Jahren im Verzeichnis der Praktikanten eingetragene Rechtsanwalt muss eine effektive ständige Weiterbildung, die den Anforderungen der vorliegenden Regelung entspricht, nachweisen.

125 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ARTIKEL 2: DER INHALT DER WEITERBILDUNG (ABGEÄNDERT AM ) Unter Beachtung der vorliegenden Regelung erstellt der Rechtsanwalt nach eigenem Gutdünken das Programm der Weiterbildung, dem er folgen möchte und das es ihm ermöglicht, einen Durchschnitt von 20 Weiterbildungspunkten pro Kalenderjahr über eine Dauer von drei Jahren hinweg, wie im Artikel 11 definiert nachzuweisen (1). Diese Weiterbildung kann (a) entweder in Form der Anwesenheit oder der Beteiligung an Kolloquien, Studientagen, Umschulungen, Seminaren, Online-Weiterbildungen, usw., oder aber (b) in Form von juristischen Arbeiten, die eine zusätzliche besondere Ausbildung erfordern, geschehen. a) Wenn die Weiterbildung in der Anwesenheit oder der Beteiligung an einem Weiterbildungsprogramm besteht, so muss dieses Programm in der Regel vorab durch die K.F.D.R. oder einen Kammervorstand laut den Vorschriften des Artikels 3 der vorliegenden Regelung anerkannt worden sein. Die Anwesenheit bei dieser Art der Weiterbildung führt zur Zuerkennung eines Weiterbildungspunkts pro Stunde effektiver Anwesenheit. Eine Beteiligung als Redner führt zur Zuerkennung von zwei Weiterbildungspunkten pro Stunde effektiver Beteiligung. b) Der Rechtsanwalt, der die Gewährung von Weiterbildungspunkten für persönliche juristische Arbeiten (juristischer Unterricht an einer Universität oder einer Hochschuleinrichtung, Veröffentlichung eines juristischen Buches oder eines Artikels in einer juristischen Zeitschrift, usw., unter Ausschluss jeglicher Arbeit, die sich aus der Ausübung seines Rechtsanwaltsberufes ergibt, oder die einen werbenden Charakter aufweist) erhalten möchte, reicht eine Akte als Beleg bei seinem Kammervorstand ein. Die Veröffentlichung eines Artikels in einer juristischen Zeitschrift rechtfertigt die Zuerkennung von einem bis vier Weiterbildungspunkten je nach Bedeutung des Artikels. Das Wahrnehmen eines anerkannten Lehramtes rechtfertigt die Gewährung von zwei Weiterbildungspunkten pro Stunde erteiltem Unterricht, wobei der Kammervorstand das Recht hat, aufgrund der ihm vorgelegten Akte eine spezielle Punktegewährung zu beschließen. Der Rechtsanwalt rechtfertigt wenigstens zwei Drittel der erforderlichen Punkte in juristischen Materien. Das verbleibende Drittel kann erworben werden, indem er Ausbildungsprogrammen in nicht juristischen Materien oder Bereichen folgt, die aber für die Ausübung des Rechtsanwaltsberufes nützlich sind (2). ARTIKEL 3: DIE ANERKENNUNG DER WEITERBILDUNG Der Organisator beantragt die Anerkennung der Weiterbildung bei der K.F.D.R. oder bei einem der K.F.D.R. unterstehenden Kammervorstand. In diesem letzteren Fall übermittelt der Kammervorstand dem Sekretariat der K.F.D.R. unverzüglich die Angaben in Bezug auf die Weiterbildung, die er anerkannt hat, sowie die Anzahl der Punkte, die er aufgrund der Normen der vorliegenden Regelung anerkannt hat. Die durch die Universitäten sowie durch den Ausschuss Université-Palais organisierten Kolloquien und juristischen Seminare und alle durch die Rechtsanwaltschaften und die Junganwaltschaften der europäischen Union sowie die internationalen Rechtsanwaltsorganisationen organisierten Weiterbildungen gelten von Rechts wegen als anerkannt und geben Anrecht auf die Anzahl Punkte, die sich aus der Anwendung des Artikels 2 der vorliegenden Regelung ergibt. Die Organisatoren dieser Weiterbildungen informieren das Sekretariat der K.F.D.R. über die Daten und die Programme dieser Weiterbildungen sowie über die Anzahl der gewährten Weiterbildungspunkte. Die K.F.D.R. erstellt die Liste der anerkannten Weiterbildungen mit Angabe der Anzahl der gewährten Punkte und veröffentlicht diese aufgrund der Modalitäten, die sie festlegt. ARTIKEL 4: DIE ANWESENHEITSBESCHEINIGUNGEN Die Anerkennung einer Weiterbildung, selbst von Rechts wegen, beinhaltet immer, dass ihr Organisator ein System eingerichtet hat, das es ihm ermöglicht, zu garantieren, dass die Anwesenheits- oder Teilnahmebescheinigungen nur den Rechtsanwälten erteilt werden, die effektiv an der Weiterbildung teilgenommen haben. Im Falle einer teilweisen Anwesenheit führt die Bescheinigung diese Tatsache an und die Weiterbildungspunkte werden im Verhältnis hierzu gewährt. ARTIKEL 5: DIE GEBÜHR Die Anerkennung einer Weiterbildung beinhaltet ebenfalls die Zahlung durch den Organisator einer Gebühr zu Gunsten der K.F.D.R., deren Betrag dem vollen Satz der Eintragungsgebühr zur Weiterbildung entspricht, dies mit einem Mindestbetrag von S 100 und einem Höchstbetrag von S 650. Diese Gebühr ist nicht geschuldet für die in Ausführung des Artikels 3 von Rechts wegen anerkannten Weiterbildungen. ARTIKEL 6: FREISTELLUNGEN UND AUSNAHMEREGELUNGEN Aufgrund eines begründeten Antrags kann der Kammervorstand einen Rechtsanwalt ganz oder teilweise zeitweilig oder definitiv von der Verpflichtung, seine ständigen Weiterbildung nachzuweisen, befreien. Er kann ihn ebenfalls ermächtigen, einer noch nicht anerkannten besonderen Weiterbildung insbesondere im Ausland zu folgen, oder ihm auch Sonderpunkte für eine Leistung zuerkennen, die eine besondere Ausbildung erfordert. Wenn der Rechtsanwaltspraktikant im Verzeichnis der Kammer eingetragen ist, so muss er eine Anzahl Punkte nachweisen, die proportional zu der Periode ab dem Ende seiner beiden ersten Jahre des Praktikums bis zum Ende der Referenzperiode ist. Im Falle der Aussetzung der Ausübung der Rechtsanwaltsaktivität wird die Anzahl der Weiterbildungspunkte prorata temporis beurteilt. ARTIKEL 7: DIE KONTROLLE Der Kammervorstand kontrolliert die Einhaltung der vorliegenden Regelung durch die Mitglieder seiner Rechtsanwaltschaft. Er lädt den säumigen Rechtsanwalt vor und kann ihm eine Frist zur Regulierung seiner Lage setzen, deren Dauer er aufgrund des festgestellten Verstoßes festlegt, dies jedoch unbeschadet der Einhaltung seiner Verpflichtungen für die neue laufende Periode. ARTIKEL 8: DIE SANKTIONEN Jeder Verstoß gegen die vorliegende Regelung stellt eine deontologische Verfehlung dar. ARTIKEL 9: RECHTSANWALTSCHAFTSWECHSEL Der Rechtsanwalt, der eine Rechtsanwaltskammer für eine andere verlässt, beantragt vorher beim Kammervorstand die Anerkennung der bis zum Datum seiner Streichung aus dem Verzeichnis der Rechtsanwaltskammer, dem Verzeichnis der Praktikanten oder dem Verzeichnis der Rechtsanwälte der europäischen Union gesammelten Weiterbildungspunkte. Er übermittelt ihm zu diesem Zweck alle Belege in Bezug auf seine Weiterbildung für die laufende Referenzperiode.

126 48352 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ARTIKEL 10: DIE ÜBERTRAGUNG DER ZUSTÄNDIGKEIT DES KAMMERVORSTANDS Der Kammervorstand kann die Ausübung der Zuständigkeiten aus der vorliegenden Regelung an einen Ausschuss übertragen, deren Zusammensetzung und Auftrag er festlegt. Verschiedene Kammervorstände können einen gemeinsamen Ausschuss schaffen. ARTIKEL 11: INKRAFTTRETEN Die vorliegende Regelung annulliert und ersetzt die Regelung vom 27. Mai Sie tritt am ersten Tag des vierten Monats in Kraft, der auf ihre Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt folgt. Sie ist ab ihrem Inkrafttreten auf die ab dem 1. Januar 2010 laufende Dreijahresperiode anwendbar. Fußnote (1) In ihrer Generalversammlung vom 13. Februar 2012 hat die Kammer der französischsprachigen und deutschsprachigen Anwaltschaften den materiellen Irrtum in der am 16. Mai 2011 verabschiedeten Version berichtigt und im Belgischen Staatsblatt vom 4. Juli 2011 veröffentlicht: die Version vom 16. Mai 2011 bezog sich irrtümlicherweise auf den Artikel 12. (2) In seiner Sitzung vom 12. März 2012 hat der Verwaltungsrat der Kammer der französischsprachigen und deutschsprachigen Anwaltschaften festgestellt, dass dieser Paragraf bei der Veröffentlichung der Regelung am 4. Juli 2011 als Folge eines materiellen Irrtums ausgelassen worden ist. * RAAD VAN STATE [C 2012/18345] Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State De VZW LIGA VOOR MENSENRECHTEN heeft op 23 juli 2012 de nietigverklaruing gevorderd van de gemeenschappelijke omzendbrief nr. 6/2012 van de minister van Justitie en het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep van 30 mei 2012 betreffende de toepassing van artikel 216bis Sv., in het bijzonder met betrekking tot het verruimd verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom. Deze zaak is ingeschreven onder het rolnummer G/A /IX Namens de Hoofdgriffier, Isabelle DEMORTIER, Bestuurlijk Attaché. CONSEIL D ETAT [C 2012/18345] Avis prescrit par l article 3quater de l arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d Etat L ASBL LIGA VOOR MENSENRECHTEN a demandé, le 23 juillet 2012, l annulation de la circulaire commune n 6/2012 du Ministre de la Justice et du Collège des procureurs généraux près les cours d appel du 30 mai 2012 relative à l application de l article 216bis C.i.cr., spécialement en ce qui concerne l extension de l extinction de l action publique moyennant le paiement d une somme d argent. Cette affaire est inscrite au rôle sous le numéro G/A /IX Au nom du Greffier en chef, Isabelle DEMORTIER, Attaché Administratif. STAATSRAT [C 2012/18345] Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Erlasses des Regenten vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates Die «LIGA VOOR MENSENRECHTEN» VoG hat am 23. Juli 2012 die Nichtigerklärung des gemeinsamen Rundschreibens Nr. 6/2012 des Ministers der Justiz und des Kollegiums der Generalprokuratoren bei den Appellationshöfen vom 30. Mai 2012 bezüglich der Anwendung von Artikel 216bis StPGB, insbesondere bezüglich der Erweiterung des Erlöschens der Strafverfolgung gegen Bezahlung einer Geldsumme beantragt. Diese Sache wurde unter der Nummer G/A /IX-7765 in die Liste eingetragen. Im Namen des Hauptkanzlers, Isabelle DEMORTIER, Verwaltungsattaché. * SELOR SELECTIEBUREAU VAN DE FEDERALE OVERHEID Werving. Uitslag SELOR BUREAU DE SELECTION DE L ADMINISTRATION FEDERALE Recrutement. Résultat [2012/204613] Vergelijkende selectie van Nederlandstalige attachés P&O competentieontwikkeling (m/v) (niveau A2) voor het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (ANG12080) De vergelijkende selectie van Nederlandstalige attachés P & O competentieontwikkeling (m/v) (niveau A2) voor het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (ANG12080) werd afgesloten op 13 december Er is 1 geslaagde. [2012/204613] Sélection comparative d attachés P&O développement de compétences (m/f) (niveau A2) d expression néerlandaise pour l Institut scientifique de Santé publique (ANG12080) La sélection comparative d attachés P & O développement de compétences (m/f) (niveau A2) d expression néerlandaise pour l Institut scientifique de Santé publique (ANG12080) a été clôturée le 13 août Le nombre de lauréats s élève à 1.

127 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Administratie van het kadaster, registratie en domeinen Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES Administration du cadastre, de l enregistrement et des domaines Publication prescrite par l article 770 du Code civil [2012/55055] Erfloze nalatenschap van de heer Cardon, François [2012/55055] Succession en déshérence de M. Cardon, François De heer Cardon, François, geboren te Grand-Rechain op 23 juni 1951, woonachtig te Nieuwpoort, Albert I-laan 194/0601, is overleden te Waver op 3 november 2008, zonder gekende erfopvolgers na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg te Veurne, bij beschikking van 18 januari 2012, de bekendmakingen en aanplakkingen voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Brugge, 7 januari De gewestelijke directeur van de registratie a.i., Fr. Rouzée. (55055) * M. Cardon, François, né àgrand-rechain le 23 juin 1951, domicilié à Nieuwpoort, Albert I-laan 194/0601, est décédé àwavre le 3 novembre 2008, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l Administration de la T.V.A., de l enregistrement et des domaines, tendant à obtenir, au nom de l Etat, l envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance à Veurne a, par ordonnance du 18 janvier 2012, ordonné les publications et affiches prescrites par l article 770 du Code civil. Bruges, le 7 janvier Le directeur régional de l enregistrement a.i., Fr. Rouzée. (55055) FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2012/204468] Lijst met gemeenten voor de toepassing van het koninklijk besluit van 15 juli 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma s en het koninklijk besluit van 15 juli 1998 tot wijziging van de artikelen 78ter, 78sexies en 131quater van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering Lijst opgemaakt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, met de gemeenten waar de werkloosheidsgraad minstens 20 % hoger ligt dan de gemiddelde werkloosheidsgraad in het gewest. Deze lijst is geldig van 1 september 2012 tot 31 augustus De lijst werd opgemaakt op basis van de werkloosheidscijfers van juni Provincie Antwerpen : Antwerpen Baarle-Hertog Boom Mechelen Turnhout Willebroek Provincie Vlaams-Brabant : Drogenbos Linkebeek Vilvoorde Provincie Waals-Brabant : // Provincie West-Vlaanderen : Blankenberge Bredene De Haan De Panne Knokke-Heist Mesen Oostende Spiere-Helkijn Provincie Oost-Vlaanderen : Gent Ronse Provincie Henegouwen : Anderlues Bernissart Boussu SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE [2012/204468] Liste des communes permettant l application de l arrêté royal du 15 juillet 1998 modifiant l arrêté royal du 9 juin 1997 d exécution de l article 7, 1 er, alinéa 3,m, del arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif aux programmes de transition professionnelle et de l arrêté royal du 15 juillet 1998 modifiant les articles 78ter, 78sexies et 131quater de l arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage Liste dressée par l Office national de l Emploi reprenant les communes dont le taux de chômage est au moins 20 % plus élevé que le taux de chômage moyen de la région. Liste valable du 1 er septembre 2012 au 31 août Cette liste a été réalisée sur base des chiffres du chômage de juin Province d Anvers : Antwerpen Baarle-Hertog Boom Mechelen Turnhout Willebroek Province du Brabant flamand : Drogenbos Linkebeek Vilvoorde Province du Brabant wallon : // Province de Flandre occidentale : Blankenberge Bredene De Haan De Panne Knokke-Heist Mesen Oostende Spiere-Helkijn Province de Flandre orientale : Gent Ronse Province du Hainaut : Anderlues Bernissart Boussu

128 48354 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Chapelle-lez-Herlaimont Charlerloi Châtelet Colfontaine Dour Erquelinnes Farciennes Frameries Froidchapelle Hensies La Louvière Manage Momignies Mons Morlanwelz Quaregnon Quiévrain Provincie Luik : Dison Herstal Huy Liège Saint-Nicolas Seraing Verviers Provincie Limburg : Beringen Genk Hamont-Achel Lanaken Leopoldsburg Maasmechelen Provincie Luxemburg : // Provincie Namen : Couvin Hastière Viroinval Brussel : Brussel Sint-Jans-Molenbeek Sint-Gillis Sint-Joost-ten-Node Schaarbeek Chapelle-lez-Herlaimont Charlerloi Châtelet Colfontaine Dour Erquelinnes Farciennes Frameries Froidchapelle Hensies La Louvière Manage Momignies Mons Morlanwelz Quaregnon Quiévrain Province de Liège : Dison Herstal Huy Liège Saint-Nicolas Seraing Verviers Province du Limbourg : Beringen Genk Hamont-Achel Lanaken Leopoldsburg Maasmechelen Province du Luxembourg : // Province de Namur : Couvin Hastière Viroinval Bruxelles : Bruxelles Molenbeek-Saint-Jean Saint-Gilles Saint-Josse-ten-Noode Schaerbeek * FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU [C 2012/22299] Oproep tot voordracht voor vijf mandaten als lid van de raad van bestuur van het Fonds voor de medische ongevallen In toepassing van artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 15 november 2010 tot vaststelling van de voorwaarden voor de aanstelling van de leden van de raad van bestuur van het Fonds voor de medische ongevallen, wordt deze oproep tot voordracht van leden van de raad van bestuur van het Fonds voor de medische ongevallen (hierna : «Fonds») gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad ten gevolge van het ontslag van vijf leden van de raad van bestuur die respectievelijk de professoren of docenten in de rechten, gespecialiseerd in medisch recht, de beroepsbeoefenaars, de werknemers en de patiënten vertegenwoordigen. Voor de professoren of docenten in de rechten, gespecialiseerd in medisch recht en de beroepsbeoefenaars gaat het in beide gevallen om een mandaat als Franstalig plaatsvervangend lid. Voor de werknemers gaat het om een mandaat als Franstalig effectief lid en een mandaat als Franstalig plaatsvervangend lid. Voor de patiënten gaat het om een mandaat als Nederlandstalig plaatsvervangend lid. SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT [C 2012/22299] Appel à présentation pour cinq mandats de membre du conseil d administration du Fonds des accidents médicaux En application de l article 4 de l arrêté royal du 15 novembre 2010 fixant les conditions de désignation des membres du conseil d administration du Fonds des accidents médicaux, le présent appel à présentation de membres du conseil d administration du Fonds des accidents médicaux (ci après :«Fonds») est publié au Moniteur belge suite à la démission de cinq membres du conseil d administration représentant respectivement les professeurs ou chargés de cours de droit, spécialisés en droit médical, les praticiens professionnels, les travailleurs salariés et les patients. Pour les professeurs ou chargés de cours de droit, spécialisés en droit médical et les praticiens professionnels, il s agit dans les deux cas d un mandat de membre suppléant francophone. Pour les travailleurs salariés, il s agit respectivement d un mandat de membre effectif francophone et d un mandat de membre suppléant francophone. Pour les patients, il s agit d un mandat de membre suppléant néerlandophone.

129 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Samenstelling van de raad van bestuur van het Fonds voor de medische ongevallen De raad van bestuur van het Fonds bestaat uit een voorzitter, een ondervoorzitter en 30 effectieve leden : vier leden van de bevoegde overheid; vier leden die de representatieve werkgeversorganisaties en de representatieve organisaties van de zelfstandigen vertegenwoordigen; vier leden die de representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen; vier leden die de verzekeringsinstellingen vertegenwoordigen; vijf leden die de beroepsbeoefenaars vertegenwoordigen, waaronder minstens drie artsen; drie leden die de verzorgingsinstellingen vertegenwoordigen, waaronder minstens één geneesheer- hygiënist; vier leden die de patiënten vertegenwoordigen; twee professoren of docenten in de rechten, gespecialiseerd in medisch recht. Voor elk effectief lid is er een plaatsvervangend lid. De raad van bestuur van het Fonds en elk van de groepen die erin vertegenwoordigd zijn, tellen evenveel Franstalige als Nederlandstalige leden. Daartoe worden de vertegenwoordigers van de beroepsbeoefenaars en van de verzorgingsinstellingen beschouwd als één enkele groep. De voorzitter en de ondervoorzitter behoren tot een verschillende taalrol. De leden van de raad van bestuur zijn benoemd bij een koninklijk besluit van 28 juli Bevoegdheid en taken van de raad van bestuur van het Fonds De bevoegdheden en taken van de raad van bestuur van het Fonds zijn beschreven in artikel 8 van de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg. 3. Benoeming van de leden De leden, de voorzitter en de ondervoorzitter van de raad van bestuur van het Fonds worden, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, benoemd voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar. Er wordt onmiddellijk voorzien in de vervanging van elk lid dat geen deel meer zal uitmaken van de raad van bestuur voor de normale vervaldatum van diens mandaat. Het nieuwe lid dat zodoende zal aangewezen worden, voltooit het mandaat van degene die hij vervangt. 4. Voordracht Deze oproep betreft alleen de voordracht van de hieronder vermelde kandidaten. Een mandaat als lid ter vertegenwoordiging van de professoren of docenten in de rechten, gespecialiseerd in medisch recht is in te vullen ten gevolge van het ontslag van zijn houder. Het gaat om een mandaat als Franstalig plaatsvervangend lid. De geïnteresseerde personen moeten zich individueel kandidaat stellen. Een mandaat als lid ter vertegenwoordiging van de beroepsbeoefenaars is in te vullen ten gevolge van het ontslag van zijn houder. Het gaat om een mandaat als Franstalig plaatsvervangend lid. De kandidaturen moeten worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van zorgverleners. Twee mandaten als lid ter vertegenwoordiging van de werknemers zijn in te vullen ten gevolge van het ontslag van hun houders. Het gaat respectievelijk om een mandaat als Franstalig effectief lid en een mandaat als Franstalig plaatsvervangend lid. De kandidaturen moeten in dubbel zo veel aantal als toe te wijzen mandaten worden voorgedragen door de representatieve werknemersorganisaties. Een mandaat als lid ter vertegenwoordiging van de patiënten is in te vullen ten gevolge van het ontslag van zijn houder. Het gaat om een mandaat als Nederlandstalig plaatsvervangend lid. De kandidaturen moeten worden voorgedragen door de representatieve patiëntenverenigingen. De voordrachten en individuele kandidaturen dienen vergezeld te zijn van een curriculum vitae. Ze dienen uiterlijk in de maand die volgt op de publicatie van onderhavig bericht, bij een ter post aangetekende brief te worden gericht aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Directoraatgeneraal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen, Eurostation II, Victor Hortaplein 40, bus 10, 1060 Brussel. 1. Composition du conseil d administration du Fonds des accidents médicaux Le Conseil d administration du Fonds se compose d un président, d un vice-président et de 30 membres effectifs : quatre membres de l autorité compétente; quatre membres représentant les organisations représentatives de l ensemble des employeurs et les organisations représentatives de travailleurs indépendants; quatre membres représentant les organisations représentatives de l ensemble des travailleurs salariés; quatre membres représentant les organismes assureurs; cinq membres représentant les praticiens professionnels, dont trois médecins au moins; trois membres représentant les institutions de soins de santé, dont au moins un médecin hygiéniste; quatre membres représentant les patients; deux professeurs ou chargés de cours de droit, spécialisés en droit médical. Pour chaque membre effectif, il y a un membre suppléant. Le Conseil d administration du Fonds et chacun des groupes représentés en son sein comptent autant de membres francophones que néerlandophones. Pour ce faire, les représentants des praticiens professionnels et des institutions de soins de santé sont considérés comme un seul groupe. Le président et le vice-président sont d un rôle linguistique différent. Les membres du conseil d administration ont été nommés par un arrêté royal du 28 juillet Compétence et tâches du conseil d administration du Fonds Les compétences et tâches du conseil d administration du Fonds sont décrites à l article 8 de la loi du 31 mars 2010 relative à l indemnisation des dommages résultant des soins de santé. 3. Nomination des membres Les membres, le président et le vice-président du conseil d administration du Fonds sont nommés par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, pour un mandat de six ans, renouvelable. Il est pourvu immédiatement au remplacement de tout membre qui aura cessé de faire partie du conseil d administration avant la date normale d expiration de son mandat. Le nouveau membre ainsi désigné achève le mandat de celui qu il remplace. 4. Présentation Cet appel concerne uniquement la présentation des candidats mentionnés ci-dessous. Un mandat de membre représentant les professeurs ou chargés de cours de droit, spécialisé en droit médical est à pourvoir suite à la démission de son titulaire. Il s agit d un mandat de membre suppléant francophone. Les personnes intéressées doivent adresser une candidature individuelle. Un mandat de membre représentant les praticiens professionnels est à pourvoir suite à la démission de son titulaire. Il s agit d un mandat de membre suppléant francophone. Les candidatures doivent être présentées par les associations représentatives des prestataires de soins. Deux mandats de membre représentant les travailleurs salariés sont à pourvoir suite à la démission de leur titulaire. Il s agit respectivement d un mandat de membre effectif francophone et d un mandat de membre suppléant francophone. Les candidatures doivent être présentées par les organisations représentatives de l ensemble des travailleurs salariés en nombre double de celui des mandats à attribuer. Un mandat de membre représentant les patients est à pourvoir suite à la démission de son titulaire. Il s agit d un mandat de membre suppléant néerlandophone. Les candidatures doivent être présentées par les associations représentatives de patients. Les présentations et candidatures individuelles doivent être accompagnées d un curriculum vitae. Elles doivent être introduites par lettre recommandée au plus tard dans le mois suivant la publication du présent avis et adressées au Service public fédéral Santé publique, Direction générale Organisation des Etablissements de Soins, Eurostation II, place Victor Horta 40, bte 10, 1060 Bruxelles.

130 48356 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [2012/204599] Rechterlijke Orde. Vacante betrekkingen Belangrijke mededeling Elke kandidatuur voor een benoeming (zie opsomming in artikel 58bis, 1 o, van het Gerechtelijk Wetboek) of voor een aanwijzing tot korpschef (zie opsomming in artikel 58bis, 2 o, van het Gerechtelijk Wetboek) in de magistratuur dient op straffe van verval, vergezeld te zijn van : a) alle stavingstukken met betrekking tot de studies en beroepservaring; b) een curriculum vitae overeenkomstig een door de Minister van Justitie, op voorstel van de Hoge Raad voor de Justitie, bepaald standaardformulier (zie Belgisch Staatsblad van 9 januari 2004, 15 januari 2004 en 2 februari 2004 en zie ook - Jobs bij Justitie - vacatures - formulieren). Al deze stukken moeten in tweevoud worden overgezonden. Bovendien worden de kandidaten uitgenodigd om een afschrift van hun rekwest over te maken aan de korpschef van het rechtscollege of van het openbaar ministerie bij dat rechtscollege waar de benoeming moet geschieden, behalve voor de benoeming tot raadsheer of plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep of raadsheer in het arbeidshof waarvoor een afschrift van het rekwest moet worden overgemaakt aan de voorzitter van de algemene vergadering van het rechtscollege waar de benoeming moet gebeuren. - raadsheer in het hof van beroep te Gent : 1 (vanaf 1 februari 2013); - raadsheer in het arbeidshof te Brussel : 1 (vanaf 1 december 2012). In toepassing van artikel 43ter, 3, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, dient deze plaats te worden voorzien door de benoeming van een Franstalige kandidaat. Voor deze vacante betrekkingen van raadsheer, hoort de algemene vergadering van het rechtscollege waar de benoeming moet geschieden en de bevoegde benoemingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie de kandidaten die hen daarom, bij een ter post aangetekende brief, hebben verzocht binnen een termijn van respectievelijk honderd en honderd veertig dagen te rekenen vanaf de bekendmaking van deze vacatures; - eerste voorzitter van het hof van beroep te Bergen; - voorzitter van de arbeidsrechtbanken te Namen en te Dinant. Het standaardprofiel van de hierboven vermelde functies van korpschef werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 september 2000 en het beleidsplan, bedoeld in artikel 259quater, 2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, moet, op straffe van verval, in tweevoud, bij een ter post aangetekend schrijven aan «FOD Justitie» worden gericht binnen een termijn van zestig dagen na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad. Binnen deze termijn moet een elektronische versie van het beleidsplan worden gestuurd naar : post.ro1@just.fgov.be. Gelieve als onderwerp van de mail enkel «Beleidsplan» te vermelden.; - advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie : 2 (vanaf 1 december 2012). In toepassing van artikel 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, dienen deze plaatsen te worden voorzien door de benoeming van Nederlandstalige kandidaten; - substituut-generaal bij het arbeidshof te Luik : 1. In toepassing van artikel 43ter, 1, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken dient deze plaats te worden voorzien door de benoeming van een Franstalige kandidaat die het bewijs levert van de kennis van de Duitse taal. Om de kennis van de Duitse taal te bewijzen moeten de kandidaten, hetzij voor een van de examens overeenkomstig artikel 43quinquies, 1, vierde lid, van deze wet geslaagd zijn, hetzij van de bepalingen van artikel 66 van dezelfde wet kunnen genieten. Deze plaats vervangt deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2012; - toegevoegd substituut-arbeidsauditeur in het rechtsgebied van het arbeidshof te Bergen : 1. SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE [2012/204599] Ordre judiciaire. Places vacantes Communication importante Toute candidature à une nomination (voir énumération à l article 58bis, 1 o, du Code judiciaire) ou à une désignation de chef de corps (voir énumération à l article 58bis, 2 o, du Code judiciaire) dans la magistrature doit, à peine de déchéance, être accompagnée : a) de toutes les pièces justificatives concernant les études et l expérience professionnelle; b) d un curriculum vitae rédigé conformément à un formulaire type établi par le Ministre de la Justice sur la proposition du Conseil supérieur de la Justice (voir Moniteur belge des 9 janvier 2004, 15 janvier 2004 et 2 février 2004 et voir également - Un job à la Justice - Offres d emplois - Formulaires). Tous ces documents doivent être communiqués en double exemplaire. En outre, les candidats sont invités à transmettre une copie de leur requête au chef de corps de la juridiction ou du ministère public où la nomination doit intervenir, sauf pour une nomination en qualité de conseiller ou conseiller suppléant à la cour d appel ou en qualité de conseiller à la cour du travail pour laquelle une copie de la requête doit être transmise au président de l assemblée générale de la juridiction où la nomination doit intervenir. - conseiller à la cour d appel de Gand : 1 (à partir du 1 er février 2013); - conseiller à la cour du travail de Bruxelles : 1 (à partir du 1 er décembre 2012). En application de l article 43ter, 3, de la loi du 15 juin 1935 concernant l emploi des langues en matière judiciaire, cette place doit être pourvue par la nomination d un candidat francophone. Pour ces places vacantes de conseiller, l assemblée générale de la juridiction où la nomination doit intervenir et la commission de nomination compétente du Conseil supérieur de la Justice entendent les candidats qui leur en ont fait la demande, par lettre recommandée à la poste, dans un délai respectivement de cent et cent quarante jours à compter de la publication de ces vacances; - premier président de la cour d appel de Mons; -président des tribunaux du travail de Namur et de Dinant. Pour les fonctions de chef de corps, mentionnées ci-dessus, le profil général a été publié au Moniteur belge du 16 septembre 2000 et le plan de gestion, visé àl article 259quater, 2, alinéa 3, du Code judiciaire, doit, sous peine de déchéance, être adressé en deux exemplaires, par courrier recommandé,au«spf Justice» dans un délai de soixante jours à partir de la publication de la vacance au Moniteur belge. Dans le même délai, une version électronique du plan de gestion doit être transmise à : poste.oj1@just.fgov.be en prenant soin de bien indiquer comme sujet du mail «Plan de gestion»; - avocat général près la Cour de Cassation : 2 (à partir du 1 er décembre 2012). En application de l article 43quater, de la loi du 15 juin 1935 concernant l emploi des langues en matière judiciaire, ces places doivent être pourvues par la nomination de candidats néerlandophones; - substitut général près la cour du travail de Liège : 1. En application de l article 43ter, 1 er, de la loi du 15 juin 1935 concernant l emploi des langues en matière judiciaire, cette place doit être pourvue par la nomination d un candidat francophone justifiant de la connaissance de la langue allemande. Pour justifier de la connaissance de la langue allemande, les candidats doivent, soit avoir satisfait à un des examens visés à l article 43quinquies, 1 er alinéa 4,delaloiprécitée, soit bénéficier des dispositions de l article 66 de ladite loi. Cette place remplace celle publiée aumoniteur belge du 16 mai 2012; - substitut de l auditeur du travail de complément dans le ressort de la cour du travail de Mons : 1.

131 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Deze plaats vervangt deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2012; - rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen : 1 (vanaf 1 september 2012). In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zal deze rechter gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbanken van eerste aanleg te Mechelen en te Turnhout; - rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout : 1 (vanaf 1 december 2012). In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zal deze rechter gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbanken van eerste aanleg te Antwerpen en te Mechelen; - rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel : 2 (waarvan 1 vanaf 1 april 2013). In toepassing van artikel 43, 5, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken dienen deze plaatsen te worden voorzien door de benoeming van Nederlandstalige kandidaten die het bewijs leveren van de kennis van de Franse taal. Om de kennis van de Franse taal te bewijzen moeten de kandidaten, hetzij voor een van de examens overeenkomstig artikel 43quinquies, 1 van deze wet geslaagd zijn, hetzij van de bepalingen van artikel 66 van dezelfde wet kunnen genieten. In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zullen deze rechters gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Leuven; - rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel : 1. In toepassing van artikel 43, 5, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken dient deze plaats te worden voorzien door de benoeming van een Franstalige kandidaat die het bewijs levert van de kennis van de Nederlandse taal. Om de kennis van de Nederlandse taal te bewijzen moeten de kandidaten, hetzij voor een van de examens overeenkomstig artikel 43quinquies, 1, van deze wet geslaagd zijn, hetzij van de bepalingen van artikel 66 van dezelfde wet kunnen genieten. In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zal deze rechter gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Nijvel. - rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Gent : 1 (vanaf 1 december 2012). In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zal deze rechter gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbanken van eerste aanleg te Dendermonde en te Oudenaarde; - rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Brugge : 1. In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zal deze rechter gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbanken van eerste aanleg te Ieper, te Kortrijk en te Veurne; - rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk : 1 (vanaf 1 december 2012). In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zal deze rechter gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbanken van eerste aanleg te Brugge, te Ieper en te Veurne; - rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Luik : 1. In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zal deze rechter gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbanken van eerste aanleg te Hoei en te Verviers; - substituut-procureur des Konings, gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel : 2. In toepassing van artikel 43, 5, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, dienen deze plaatsen te worden voorzien door de benoeming van Franstalige kandidaten die het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse taal. Om de kennis van de Nederlandse taal te bewijzen moeten de kandidaten, hetzij voor een van de examens overeenkomstig artikel 43quinquies, 1, van deze wet geslaagd zijn, hetzij van de bepalingen van artikel 66 van dezelfde wet kunnen genieten. Deze ambten zullen worden toegewezen aan kandidaten die titels of verdiensten voorleggen waaruit een gespecialiseerde kennis in fiscale zaken blijkt. Cette place remplace celle publiée au Moniteur belge du 16 mai 2012; - juge au tribunal de première instance d Anvers : 1 (à partir du 1 er septembre 2012). En application de l article 100 du Code judiciaire, ce juge sera nommé simultanément juge aux tribunaux de première instance de Malines et de Turnhout; - juge au tribunal de première instance de Turnhout : 1 (à partir du 1 er décembre 2012). En application de l article 100 du Code judiciaire, ce juge sera nommé simultanément juge aux tribunaux de première instance d Anvers et de Malines; - juge au tribunal de première instance de Bruxelles : 2 (dont 1 à partir du 1 er avril 2013). En application de l article 43, 5, de la loi du 15 juin 1935 concernant l emploi des langues en matière judiciaire, ces places doivent être pourvues par la nomination de candidats néerlandophones justifiant de la connaissance de la langue française. Pour justifier de la connaissance de la langue française, les candidats doivent, soit avoir satisfait à un des examens visés à l article 43quinquies, 1 er, de la loi précitée, soit bénéficier des dispositions de l article 66 de ladite loi. En application de l article 100 du Code judiciaire, ces juges seront nommés simultanément juge au tribunal de première instance de Louvain; - juge au tribunal de première instance de Bruxelles : 1. En application de l article 43, 5, de la loi du 15 juin 1935 concernant l emploi des langues en matière judiciaire, cette place doit être pourvue par la nomination d un candidat francophone justifiant de la connaissance de la langue néerlandaise. Pour justifier de la connaissance de la langue néerlandaise, les candidats doivent, soit avoir satisfait à un des examens visés à l article 43quinquies, 1 er, de la loi précitée, soit bénéficier des dispositions de l article 66 de ladite loi. En application de l article 100 du Code judiciaire, ce juge sera nommé simultanément juge au tribunal de première instance de Nivelles; - juge au tribunal de première instance de Gand : 1 (à partir du 1 er décembre 2012). En application de l article 100 du Code judiciaire, ce juge sera nommé simultanément juge aux tribunaux de première instance de Termonde et d Audenarde; - juge au tribunal de première instance de Bruges : 1. En application de l article 100 du Code judiciaire, ce juge sera nommé simultanément juge aux tribunaux de première instance d Ypres, de Courtrai et de Furnes; - juge au tribunal de première instance de Courtrai : 1 (à partir du 1 er décembre 2012). En application de l article 100 du Code judiciaire, ce juge sera nommé simultanément juge aux tribunaux de première instance de Bruges, d Ypres et de Furnes; - juge au tribunal de première instance de Liège : 1. En application de l article 100 du Code judiciaire, ce juge sera nommé simultanément juge aux tribunaux de première instance de Huy et de Verviers; - substitut du procureur du Roi, spécialisé en matière fiscale, près le tribunal de première instance de Bruxelles : 2. En application de l article 43, 5, de la loi du 15 juin 1935 concernant l emploi des langues en matière judiciaire, ces places doivent être pourvues par la nomination de candidats francophones justifiant de la connaissance de la langue néerlandaise. Pour justifier de la connaissance de la langue néerlandaise, les candidats doivent, soit avoir satisfait à un des examens visés à l article 43quinquies, 1 er, de la loi précitée, soit bénéficier des dispositions de l article 66 de ladite loi. Ces postes seront attribués à des candidats qui justifient, par leurs titres ou leur expérience, d une connaissance spécialisée en matière fiscale.

132 48358 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zullen deze substituten gelijktijdig benoemd worden tot substituut-procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Nijvel. Deze plaatsen vervangen deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2012; - substituut-procureur des Konings, gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, bij de rechtbank van eerste aanleg te Bergen : 2. Deze ambten zullen worden toegewezen aan kandidaten die titels of verdiensten voorleggen waaruit een gespecialiseerde kennis in fiscale zaken blijkt. In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zullen deze substituten gelijktijdig benoemd worden tot substituut-procureur des Konings bij de rechtbanken van eerste aanleg te Charleroi en te Doornik. Deze plaatsen vervangen deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2012; - rechter in de rechtbank van koophandel te Antwerpen : 1. In toepassing van artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek, zal deze rechter gelijktijdig benoemd worden tot rechter in de rechtbanken van koophandel te Mechelen en te Turnhout; - rechter in de rechtbank van koophandel te Brussel : 1 (vanaf 1 december 2012). In toepassing van artikel 43, 5, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, dient deze plaats te worden voorzien door de benoeming van een Franstalige kandidaat; - vrederechter van het tweede kanton Hasselt (vanaf 1 december 2012); - vrederechter van het kanton Sint-Jans-Molenbeek. In toepassing van artikel 43, 4, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, dient deze plaats te worden voorzien door de benoeming van een kandidaat die het bewijs levert van de kennis van de Franse taal en de Nederlandse taal. Om de kennis van de andere taal dan die waarin de examens van doctor of licentiaat in de rechten werden afgelegd, moeten de kandidaten, hetzij voor het examen overeenkomstig artikel 43quinquies, 1, vierde lid, van deze wet geslaagd zijn, hetzij van de bepalingen van artikel 66 van dezelfde wet kunnen genieten. Deze plaats vervangt deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2012; - vrederechter van het kanton Couvin-Philippeville (vanaf 1 december 2012); - vrederechter van het kanton Boussu (vanaf 1 september 2012). Deze plaats vervangt deze gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2012; - toegevoegd rechter in de politierechtbank te Oudenaarde : 1; - toegevoegd rechter in de politierechtbank te Dinant : 1. Elke kandidatuur voor een benoeming in de Rechterlijke Orde of voor een aanwijzing tot korpschef moet, op straffe van verval, bij een ter post aangetekend schrijven worden gericht aan «FOD Justitie, Directoraat-Generaal - Rechterlijke Organisatie - Dienst Personeelszaken - ROJ 211, Waterloolaan 115, 1000 Brussel» binnen een termijn van één maand na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad. (artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek). Teneinde het onderzoek van de kandidaturen te kunnen verrichten binnen de opgelegde termijn, worden de kandidaten dringend uitgenodigd om, bij het verzenden van hun kandidatuurstelling(en), het volledige adres te vermelden zoals hierboven is aangeduid. Voor elke kandidatuurstelling dient een afzonderlijk schrijven, in tweevoud, te worden gericht. En application de l article 100 du Code judiciaire, ces substituts seront nommés simultanément substitut du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Nivelles. Ces places remplacent celles publiées au Moniteur belge du 16 mai 2012; - substitut du procureur du Roi, spécialisé en matière fiscale, près le tribunal de première instance de Mons : 2. Ces postes seront attribués à des candidats qui justifient, par leurs titres ou leur expérience, d une connaissance spécialisée en matière fiscale. En application de l article 100 du Code judiciaire, ces substituts seront nommés simultanément substitut du procureur du Roi près les tribunaux de première instance de Charleroi et de Tournai. Ces places remplacent celles publiées au Moniteur belge du 16 mai 2012; - juge au tribunal de commerce d Anvers : 1. En application de l article 100 du Code judiciaire, ce juge sera nommé simultanément juge aux tribunaux de commerce de Malines et de Turnhout; - juge au tribunal de commerce de Bruxelles : 1 (à partir du 1 er décembre 2012). En application de l article 43, 5, de la loi du 15 juin 1935 concernant l emploi des langues en matière judiciaire, cette place doit être pourvue par la nomination d un candidat francophone; - juge de paix du second canton d Hasselt (à partir du 1 er décembre 2012); - juge de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean. En application de l article 43, 4, de la loi du 15 juin 1935 concernant l emploi des langues en matière judiciaire, cette place doit être pourvue par la nomination d un candidat justifiant de la connaissance la langue française et de la langue néerlandaise. Pour justifier de la connaissance de la langue autre que celle dans laquelle ont été subis les examens du doctorat ou de la licence en droit, les candidats doivent, soit avoir satisfait à l examen visé à l article 43quinquies, 1 er, alinéa 4, de la loi précitée, soit bénéficier des dispositions de l article 66 de ladite loi. Cette place remplace celle publiée au Moniteur belge du 16 mai juge de paix du canton de Couvin-Philippeville (à partir du 1 er décembre 2012); - juge de paix du canton de Boussu (à partir du 1 er septembre 2012). Cette place remplace celle publiée au Moniteur belge du 16 mai 2012; - juge de complément au tribunal de police d Audenarde : 1; - juge de complément au tribunal de police de Dinant : 1. Toute candidature à une nomination dans l Ordre judiciaire ou à une désignation de chef de corps doit être adressée, à peine de déchéance, par lettre recommandée à la poste au «SPF Justice, Direction générale de l Organisation judiciaire - Service du Personnel - ROJ 211, boulevard de Waterloo 115, 1000 Bruxelles», dans un délai d un mois à dater de la publication de la vacance au Moniteur belge (article 287sexies du Code judiciaire) Afin de permettre d instruire les candidatures dans les délais impartis, les candidats sont invités à respecter strictement l adresse ci-dessus lors de l envoi de leur(s) candidature(s). Une lettre séparée doit être adressée, en double exemplaire, pour chaque candidature.

133 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE JOBPUNT VLAANDEREN Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een administrateur-generaal bij het Agentschap Zorginspectie [2012/204602] Het Agentschap Zorginspectie draagt bij aan de kwaliteit van de zorgverlening van de Vlaamse welzijns- en gezondheidssectoren. Door middel van verschillende soorten inspecties (o.a. inhoudelijke, financiële en thematische inspecties) ziet het agentschap erop toe dat de verschillende voorzieningen o.a. thuiszorg en jeugdzorg zowel kwaliteitsvol als gebruiksvriendelijk zijn, alsook in regel met de bepalingen van de Vlaamse overheid. Het agentschap Zorginspectie maakt rapporteringen op van de vaststellingen en neemt hierbij een objectieve, onpartijdige en onafhankelijke rol op. Voor de algemene leiding over de 110 personeelsleden van dit agentschap zijn wij op zoek naar een (m/v) : Administrateur-generaal Uw functie : u hebt de algemene leiding over het agentschap Zorginspectie. Concreet houdt dit in dat u in een complexe omgeving waarin continu verscheidende inspectieprocessen elkaar kruisen het beleid van het agentschap voorbereidt, vormgeeft en operationeel maakt. U bewaakt de onafhankelijke en objectieve rol van het agentschap bij inspecties en biedt, samen met uw personeelsleden, aan de hand van kwalitatieve rapporteringen, advies en terreinexpertise. U richt de aandacht op een permanente verbetering van de werking van het agentschap op vlak van o.a. dienstverlening en kwaliteitsbewaking. Naar aanleiding van bv. de invoer van een nieuw decreet ontwikkelt u een gepaste werkwijze om de uitvoering ervan op een kwalitatieve wijze te controleren. Daarnaast onderhoudt u goede contacten met de belangrijkste spelers binnen het werkingsgebied en u neemt actief deel aan de samenwerking tussen entiteiten binnen en buiten het eigen beleidsdomein. Met aandacht voor het welzijn van uw personeelsleden geeft u op uniforme wijze leiding aan de verschillende inspectieteams. Uw profiel : u hebt een masterdiploma behaald en verwierf bovendien minstens 5 jaar leidinggevende ervaring in de laatste 10 jaar, of u kan 10 jaar nuttige professionele ervaring aantonen. U hebt inzicht in de organisatie van de social profit-sectoren en in de complexe werkingsprocessen van de gezondheids- en welzijnssector in Vlaanderen en in het buitenland. In het licht van deze internationale context drukt u zich vlot uit in het Frans en in het Engels. U hebt managementervaring en hebt een scherp zicht op de maatschappelijke evoluties en een visie op de toekomstige ontwikkelingen. U bent vertrouwd met de werking en de cultuur van de Vlaamse overheid, of u bent bereid in al deze aspecten op korte termijn inzicht te vergaren. U beschikt over de volgende competenties : - voortdurend verbeteren; - samenwerken; - klantgerichtheid; - betrouwbaarheid; - visie (conceptueel denken); - overtuigingskracht; - beslissen; o inlevingsvermogen; - richting geven; - organisatiebetrokkenheid; - delegeren. Algemene toelatingsvoorwaarden : Voor de toegang tot een functie bij de diensten van de Vlaamse overheid gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden : 1. een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking; 2. de burgerlijke en politieke rechten genieten; 3. aan de dienstplichtwetten voldoen; 4. de medische geschiktheid bezitten die vereist is voor de uit te oefenen functie. Algemene aanwervingsvoorwaarden : 1. Uw masterdiploma (of gelijkgesteld) heeft u aangevuld met minstens vijf jaar leidinggevende ervaring, verworven in de laatste tien jaar, of met minstens tien jaar relevante en nuttige ervaring. Voor interne vastbenoemde kandidaten die reeds tot niveau A of een gelijkgesteld niveau behoren, gelden deze diplomavoorwaarden niet.

134 48360 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2. U slaagt voor de selectieproeven die in het kader van deze aanwervingsprocedure worden georganiseerd. Ons aanbod : - een inhoudelijk boeiende en uitdagende job die maatschappelijk erg relevant is; - een bezoldiging in de salarisschaal A311. Het brutojaarloon zal zich, afhankelijk van uw ervaring, situeren tussen ,63 en ,70 euro per jaar (exclusief vakantiegeld, eindejaarspremie, mandaattoelage van ,18 euro/jaar), aangevuld met een hospitalisatieverzekering; - een mandaatfunctie van zes jaar, eenmaal hernieuwbaar; - voor interne kandidaten een statutaire benoeming en een tijdelijke aanwijzing in de betrokken mandaatfunctie; - voor externe kandidaten vertaalt zich dit in een keuze tussen : een benoeming bij de diensten van de Vlaamse overheid en vervolgens een tijdelijke aanwijzing in de betrokken mandaatfunctie; een indienstneming met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Interesse? U kunt deelnemen aan de selectieprocedure door op het kandidaatstellingsformulier te downloaden onder de knop vacatures op mijn maat, en dit uiterlijk op maandag 10 september 2012 te bezorgen aan Jobpunt Vlaanderen, t.a.v. Laura Stevens, Technologielaan 11, 3001 Heverlee of sollicitaties@jobpunt.be. Om geldig te solliciteren dient u ons het kandidaatstellingsformulier tijdig en volledig ingevuld terug te bezorgen. De uitgebreide functieomschrijving vindt u ook terug op onder dezelfde knop of u kunt deze telefonisch opvragen bij Laura Stevens op het nummer 016/ De Vlaamse overheid wil de samenleving waarvoor zij zich inzet zo goed mogelijk weerspiegelen. Kandidaten worden dan ook geselecteerd op basis van hun kwaliteiten en vaardigheden, ongeacht geslacht, afkomst of handicap. * JOBPUNT VLAANDEREN [2012/204603] Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een algemeen directeur Integrale Toegangspoort bij het Agentschap Jongerenwelzijn Het Agentschap Jongerenwelzijn gaat tot het uiterste voor jongeren in moeilijke leefsituatiesdoor te zorgen voor deskundige hulpverlening. Vandaag dienen jongeren en begeleiders op zoek naar hulpverlening zich te wenden tot verschillende loketten, afhankelijk van hun noden en behoeften. Het agentschap Jongerenwelzijn gaat vanaf 2014 van start met een Integrale Toegangspoort (ITP) die de overgang regelt tussen rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening (zoals bv. het Jongeren Advies Centrum of een Centrum voor Leerlingenbegeleiding) en niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening (zoals bv. de sector voor bijzondere Jeugdzorg). Voor de oprichting, het uitzetten van de lijnen en de implementatie van de ITP is het agentschap op zoek naar een (m/v) : Algemeen directeur Integrale Toegangspoort Uw functie : in de aanloop naar de integratie van de ITP in 2014 bent u samen met de administrateur-generaal verantwoordelijk voor het uitzetten van de krijtlijnen en de implementatie van dit uniek loket. Concreet betekent dit dat u aan de hand van uw visie op jeugdhulpverlening op zoek gaat naar de meest efficiënte wijze om de ITP te creëren waarbij een kwalitatief aanbod en een toegankelijke dienstverlening hand in hand gaan. U formuleert hierbij concrete operationele doelstellingen, zowel op korte als op lange termijn. Eens dit proces voltooid is hebt u de algemene dagdagelijkse leiding over de ITP en stuurt u bij in functie van nieuwe ontwikkelingen. U stimuleert de samenwerking tussen de hulpverstrekkers van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en de hulpverstrekkers van de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp. Samen met uw stafdienst en met de verschillende regioverantwoordelijken streeft u ernaar om elke jongere een kwaliteitsvolle zorgverlening op maat aan te bieden. Uw profiel : u hebt een masterdiploma behaald en verwierf bovendien minstens 3 jaar leidinggevende ervaring in de laatste 10 jaar, of u kan 8 jaar nuttige professionele ervaring aantonen. U bent vertrouwd met de brede jeugdhulpverlening en de Integrale Jeugdhulp en heeft daarnaast inzicht in de werking en de besluitvormingsprocessen van de Vlaamse overheid. U hebt ook kennis van management en personeelsbeleid en begrijpt de processen rond financiën en begroting, of u bent bereid in al deze aspecten op korte termijn inzicht te vergaren. U beschikt over de volgende competenties : - voortdurend verbeteren; - samenwerken; - klantgerichtheid; - betrouwbaarheid; - visie (conceptueel denken); - overtuigingskracht; - beslissen; o inlevingsvermogen; - richting geven; - organisatiebetrokkenheid; - ontwikkelen van medewerkers (resultaatgericht coachen).

135 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Algemene toelatingsvoorwaarden : Voor de toegang tot een functie bij de diensten van de Vlaamse overheid gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden : 1. een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking; 2. de burgerlijke en politieke rechten genieten; 3. aan de dienstplichtwetten voldoen; 4. de medische geschiktheid bezitten die vereist is voor de uit te oefenen functie. Algemene aanwervingsvoorwaarden : 1. Uw masterdiploma (of gelijkgesteld) heeft u aangevuld met minstens drie jaar leidinggevende ervaring, verworven in de laatste tien jaar, of met minstens acht jaar relevante en nuttige ervaring. Voor interne vastbenoemde kandidaten die reeds tot niveau A of een gelijkgesteld niveau behoren, gelden deze diplomavoorwaarden niet. 2. U slaagt voor de selectieproeven die in het kader van deze aanwervingsprocedure worden georganiseerd. Ons aanbod : - een inhoudelijk boeiende en uitdagende job die maatschappelijk erg relevant is; - een bezoldiging in de salarisschaal A288. Het brutojaarloon zal zich, afhankelijk van uw ervaring, situeren tussen ,31 euro en ,08 euro per jaar (exclusief vakantiegeld, eindejaarspremie, mandaattoelage van 1.135,37 euro/jaar), aangevuld met een hospitalisatieverzekering; - een mandaatfunctie van zes jaar, eenmaal hernieuwbaar; - voor interne kandidaten een statutaire benoeming en een tijdelijke aanwijzing in de betrokken mandaatfunctie; - voor externe kandidaten vertaalt zich dit in een keuze tussen : een benoeming bij de diensten van de Vlaamse overheid en vervolgens een tijdelijke aanwijzing in de betrokken mandaatfunctie; een indienstneming met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Interesse? U kunt deelnemen aan de selectieprocedure door op het kandidaatstellingsformulier te downloaden onder de knop vacatures op mijn maat, en dit uiterlijk op maandag 10 september 2012 te bezorgen aan Jobpunt Vlaanderen, t.a.v. Laura Stevens, Technologielaan 11, 3001 Heverlee of sollicitaties@jobpunt.be. Om geldig te solliciteren dient u ons het kandidaatstellingsformulier tijdig en volledig ingevuld terug te bezorgen. De uitgebreide functieomschrijving vindt u ook terug op onder dezelfde knop of u kunt deze telefonisch opvragen bij Laura Stevens op het nummer 016/ De Vlaamse overheid wil de samenleving waarvoor zij zich inzet zo goed mogelijk weerspiegelen. Kandidaten worden dan ook geselecteerd op basis van hun kwaliteiten en vaardigheden, ongeacht geslacht, afkomst of handicap. * JOBPUNT VLAANDEREN Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een administrateur-generaal bij het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs [2012/204604] Het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn), een intern verzelfstandigd agentschap van de Vlaamse overheid, subsidieert en financiert de aankoop, de bouw en de verbouwing van schoolgebouwen voor het leerplichtonderwijs en de hogescholen. AGIOn coördineert en stimuleert de publiek-private samenwerking tussen de overheid en de inrichtende machten met de private sector. Voor dit agentschap zijn wij op zoek naar een (v/m) : Administrateur-generaal Uw functie : u heeft de algemene leiding over dit agentschap. U vertaalt de doelstellingen uit de beheersovereenkomst in korte en lange termijnplannen. Deze plannen hebben betrekking op de subsidiëring van aankoop, nieuwbouw of verbouwing door inrichtende machten en de financiering van investeringen via privaat-publieke samenwerkingen op vlak van onderwijsinfrastructuur. Samen met de afdelingshoofden en de staf volgt u de uitvoering van deze plannen op en stuurt bij wanneer nodig. U rapporteert aan de raad van bestuur en de minister en speelt een actieve rol in de beleidsraad. U onderhoudt goede contacten met inrichtende machten en andere agentschappen binnen de Vlaamse overheid. Uw profiel : u vult uw masterdiploma aan met minstens 5 jaar leidinggevende ervaring in de laatste 10 jaar, of 10 jaar nuttige professionele ervaring. Personeelsleden binnen de Vlaamse Overheid vast benoemd op niveau A zijn automatisch gelijkgesteld met het kwalificatieniveau van master. U heeft inzicht in processen rond financiën en begroting en in personeelsmanagement. U bent vertrouwd met financieel- en gebouwenbeheer en heeft inzicht in de wetgeving op overheidsopdrachten, milieuwetgeving en eigendomsrecht.

136 48362 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE U beschikt over de volgende competenties : - voortdurend verbeteren; - samenwerken; - klantgerichtheid; - betrouwbaarheid; - visie; - overtuigingskracht; - beslissen; o inlevingsvermogen; - richting geven; - organisatiebetrokkenheid; - delegeren. Algemene toelatingsvoorwaarden : Voor de toegang tot een functie bij de diensten van de Vlaamse overheid gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden : 1. een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking; 2. de burgerlijke en politieke rechten genieten; 3. aan de dienstplichtwetten voldoen; 4. de medische geschiktheid bezitten die vereist is voor de uit te oefenen functie. Algemene aanwervingsvoorwaarden : 1. U vult uw masterdiploma aan met minstens 5 jaar leidinggevende ervaring in de laatste 10 jaar, of 10 jaar nuttige professionele ervaring. Personeelsleden binnen de Vlaamse Overheid vast benoemd op niveau A zijn automatisch gelijkgesteld met het kwalificatieniveau van master. U heeft inzicht in processen rond financiën en begroting en in personeelsmanagement. U bent vertrouwd met financieel- en gebouwenbeheer en heeft inzicht in de wetgeving op overheidsopdrachten, milieuwetgeving en eigendomsrecht. 2. U slaagt voor de selectieproeven die in het kader van deze aanwervingsprocedure worden georganiseerd. Ons aanbod : - een inhoudelijk boeiende en uitdagende job die maatschappelijk erg relevant is; - een bezoldiging in de salarisschaal A311. Het brutojaarloon zal zich, afhankelijk van uw ervaring, situeren tussen euro en euro (exclusief eindejaars- en vakantietoelage en mandaattoelage van euro per jaar), aangevuld met een hospitalisatieverzekering; - een mandaatfunctie van zes jaar, eenmaal hernieuwbaar; - voor interne kandidaten een statutaire benoeming en een tijdelijke aanwijzing in de betrokken mandaatfunctie; - voor externe kandidaten vertaalt zich dit in een keuze tussen : een benoeming bij de diensten van de Vlaamse overheid en vervolgens een tijdelijke aanwijzing in de betrokken mandaatfunctie; een indienstneming met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Hoe solliciteren? Om geldig te solliciteren stuurt u het ingevulde kandidaatstellingsformulier uiterlijk op maandag 10 september 2012 naar Jobpunt Vlaanderen, t.a.v. Laura Stevens, Technologielaan 11, 3001 Heverlee of sollicitaties@jobpunt.be. De uitgebreide functiebeschrijving en het kandidaatstellingsformulier vindt u terug op onder de knop vacatures op mijn maat. De Vlaamse overheid wil de samenleving waarvoor zij zich inzet zo goed mogelijk weerspiegelen. Kandidaten worden dan ook geselecteerd op basis van hun kwaliteiten en vaardigheden, ongeacht geslacht, afkomst of handicap. * VLAAMSE OVERHEID [C 2012/35961] Gemeentelijk Mobiliteitsplan KORTENBERG. Bij besluit van de Gemeenteraad van 4 juni 2012 is het gemeentelijk mobiliteitsplan definitief goedgekeurd met meerderheid van de stemmen. * VLAAMSE OVERHEID Landbouw en Visserij Lijst van de loontrieerders erkend tot 30 juni 2013 (aanvulling) [C 2012/35957] Naam van de loontrieerder Naam van het loontriëringsbedrijf Adres van de loontriëringsinstallatie VAN DE VELDE HANS VAN DE VELDE HANS MOERSTRAAT KAPRIJKE

137 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2012/35949] 29 JUNI Omzendbrief LNE 2012/1. Milderende maatregelen voor geuremissies die afkomstig zijn van bestaande varkens- en pluimveestallen in Vlaanderen 1. Situering Aan : de diensten van de Vlaamse Overheid de deputaties van de provincies de colleges van burgemeester en schepenen Op basis van het Schriftelijk Leefomgevingsonderzoek (SLO) in 2008 bleek globaal in Vlaanderen 15 % van de bevolking gehinderd te worden door geur. Het totale aantal personen dat ernstig gehinderd werd, bedroeg 5,5 %. Wat de landbouwsector betreft, voelde 5 % van de Vlamingen zich tamelijk gehinderd door de geur, afkomstig van een land- of tuinbouwactiviteit. 2 % van de Vlamingen gaf aan zelfs ernstig tot extreem gehinderd te zijn door geur die afkomstig is van een land- of tuinbouwactiviteit. Als bronnen van geurhinder werden voornamelijk varkensstallen, pluimveestallen, de uitspreiding van dierlijke mest en de opslag en verwerking van dierlijke mest genoemd. Ongeveer 6 % van alle geurklachten die bij lokale overheden worden geregistreerd, hebben betrekking op een van die activiteiten. Het Milieubeleidsplan stelt voorop dat tegen 2020 het aantal gehinderden moet dalen tot 12 %, het aantal ernstig gehinderden tot 4,5. Als alle betrokken doelgroepen, inclusief de landbouwsector, inspanningen leveren, moet het mogelijk zijn die reductie te realiseren. 2. Toepassingsgebied Deze omzendbrief is van toepassing op bestaande varkens- of pluimveestallen (dat zijn stallen die niet volgens de lijst van ammoniakemissiearme stallen uitgevoerd zijn) die in het verleden aanleiding hebben gegeven tot klachten over geurhinder en waarvan op het moment van (her)vergunning wordt geoordeeld dat het bedrijf een onaanvaardbare geurhinder veroorzaakt voor de omwonenden. Het doel van de omzendbrief is om de actuele en economisch haalbare technische en organisatorische maatregelen, ter beperking van de geuremissie bij bestaande varkens- en pluimveestallen, op te lijsten. De omzendbrief vormt een beoordelingskader voor de vergunningverlenende overheden zodat de uniforme behandeling van (her)vergunningsaanvragen van varkens- en pluimveehouderijen over de provincies heen bevorderd wordt en de rechtszekerheid van de betrokken landbouwers gegarandeerd is. Deze omzendbrief is ook een praktische leidraad voor de landbouwers bij de indiening van hun vergunningsdossier. 3. Aanpak voor de opmaak van de omzendbrief In opdracht van het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), voert het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) sinds 2012 referentietaken uit inzake milieutechniek. In het kader van de bovenvermelde problematiek werd door ILVO een literatuurstudie opgemaakt over milderende maatregelen voor geuremissies die in bestaande varkens- en pluimveestallen in Vlaanderen toegepast kunnen worden. De literatuurstudie (Wetenschappelijk Rapport R/2012/01) geeft een overzicht van het wetenschappelijk onderzoek dat internationaal is uitgevoerd rond de maatregelen (Brusselman, E. & Demeyer, P., 2012) ( Het betreft maatregelen die relatief eenvoudig en zonder grote extra kosten toegepast kunnen worden in de meeste bestaande stallen. Literatuuronderzoek leidde tot een uitgebreid wetenschappelijk rapport van het ILVO met de conclusie dat er heel weinig concreet en onderbouwd cijfermateriaal voorhanden is over de effectiviteit van de maatregelen. Momenteel is het dan ook onmogelijk om op een wetenschappelijk onderbouwde manier absolute reductiecijfers van de geuremissie op stalniveau te definiëren voor de maatregelen. Niettemin laat de beschikbare informatie toe om een onderbouwde inschatting te maken van het geurreducerende potentieel. Daarvoor werd een beroep gedaan op een groep experten die samengesteld is uit de stuurgroep van de referentiewerking, aangevuld met geur- en sectordeskundigen van ADLO, UGent en een gespecialiseerd studiebureau. De expertbeoordeling verliep in drie fasen. Er werd een selectie en opdeling gemaakt van de maatregelen op basis van hun effectiviteit en toepasbaarheid. Vervolgens werden de maatregelen ingedeeld in twee groepen : de algemene maatregelen en de bijkomende maatregelen. Ten slotte werden inschattingscoëfficiënten bepaald voor standaardpakketten van algemene maatregelen en voor de combinaties van een standaardpakket met een of meer bijkomende maatregelen. De geselecteerde maatregelen uit de eerste fase van de expertbeoordeling werden ingedeeld in twee groepen: de algemene maatregelen (code A) en de bijkomende maatregelen (code B). De algemene maatregelen (code A) zijn standaardmaatregelen aangezien ze te maken hebben met goede managementpraktijken en in de meeste gevallen relatief eenvoudig toe te passen zijn door de landbouwer. De bijkomende maatregelen (code B) gaan verder dan goede managementpraktijken. De toepassing van die maatregelen vergt een investering van de landbouwer. Naast een lettercode kregen de maatregelen ook een volgnummer, zodat elke maatregel een unieke code heeft. Een overzicht van de maatregelen, met bijpassende codering, is opgenomen in tabel 1. Iedere maatregel wordt nader omschreven in punt 5.

138 48364 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Tabel 1 Overzicht milderende maatregelen met de bijbehorende codes Milderende maatregelen voor varkensstallen A-V1 Optimalisatie van het ventilatiesysteem A-V2 Intensief en regelmatig reinigen van de stal bij all-in- of all-outsystemen A-V3 Voederen volgens de behoeften van de dieren A-V4 Goed brijvoedermanagement als dat van toepassing is A-V5 Voederverliezen beperken en ze regelmatig verwijderen B-V1 Beperken van de mestverblijftijd in de stal Milderende maatregelen voor pluimveestallen A-P1 Optimaliseren van het ventilatiesysteem A-P2 Intensief en regelmatig reinigen van de stal Volledig ingestrooide stallen A-P3 Geschikt strooiselmateriaal kiezen A-P4 Nat en samengeklit strooisel verwijderen en vervangen door vers strooisel A-P5 Drinkwaterverlies beperken Niet volledig ingestrooide stallen A-P6 Frequente afvoer van mest naar gesloten opslag Milderende maatregelen voor buiten de stal B1 Kadaverkoeling B2 De ventilatie-uitlaat verhogen B3 Aanleggen van een windsingel B4 Een windbreekmuur installeren De A-maatregelen zijn per diercategorie gegroepeerd in een standaardmaatregelenpakket. Aan elk standaardmaatregelenpakket is een inschattingscoëfficiënt verbonden. Als de toepassing van het standaardmaatregelenpakket leidt tot onvoldoende reductie, worden bijkomend een of meer B-maatregelen opgelegd. Aan elk standaardmaatregelenpakket, gecombineerd met een B-maatregel, is ook een inschattingscoëfficiënt toegekend. De pakketten en hun respectieve inschattingscoëfficiënten worden weergegeven onder punt 7. Het literatuuronderzoek leidde tot interessante informatie die een expertbeoordeling mogelijk maakte. Er wordt echter benadrukt dat zowel de geselecteerde maatregelen als de inschattingscoëfficiënten momenteel niet degelijk wetenschappelijk onderbouwd zijn. Deze omzendbrief is een tijdelijk beleidsinstrument in afwachting van meer onderbouwde en actuele geuremissiecijfers voor de verschillende diercategorieën, stalsystemen en reductietechnieken. Daarvoor is er dringend behoefte aan systematisch en doorgedreven wetenschappelijk onderzoek. 4. Bestaande regelgeving Algemene voorwaarden Varkens- en pluimveehouderijen die vallen onder de in Vlarem I gedefinieerde ingedeelde inrichtingen (Vlarem I, bijlage I, rubriek 9), moeten voldoen aan de milieuvoorwaarden, zoals opgenomen in Vlarem II. Artikel van Vlarem II verplicht de exploitant om als normaal zorgvuldig persoon alle nodige maatregelen te nemen om de buurt niet te hinderen door geur, rook, stof, geluid, trillingen, niet-ioniserende stralingen, licht en dergelijke. Dat goedehuisvaderprincipe is een uitwerking van de zorgplicht, zoals geformuleerd in artikel 22 van het Milieuvergunningendecreet en artikel 43 van Vlarem I. Artikel 22 van het decreet verplicht de exploitant op elk moment de nodige maatregelen te treffen om schade, hinder en zware ongevallen te voorkomen en om bij ongevallen de gevolgen ervan voor de mens en het leefmilieu zo beperkt mogelijk te houden. Daarnaast stelt artikel dat iedere exploitant altijd de beste beschikbare technieken (BBT) moet toepassen ter bescherming van mens en milieu. Sectorale voorwaarden Deel V van Vlarem II bevat de sectorale milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen. In hoofdstuk 5.9 zijn de sectorale voorwaarden voor veehouderijen opgenomen die ingedeeld zijn in rubriek 9 van Vlarem I. Een aantal van die voorwaarden hebben direct of indirect een invloed op de potentiële geuremissies van de veehouderij. De belangrijkste zijn hieronder opgelijst. Artikel , 3, van Vlarem II - Opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest buiten de stal : De inplanting wordt zodanig gekozen dat geurhinder voor de omgeving wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast.

139 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Artikel , 1, van Vlarem II - Voorkoming van geurhinder bij verluchting van stallen : De ventilatie van stallen, mechanisch of natuurlijk, is zodanig uitgevoerd dat de verontreiniging van de omgevingslucht wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast. Het nieuwe artikel , 1, stelt : De inrichting, de dieren en de naaste, eigen omgeving worden in een goede hygiënisch verantwoorde toestand gehouden. Bij reinigingsactiviteiten worden ten minste de volgende of gelijkwaardige maatregelen getroffen : 1 grof vuil droog verwijderen; 2 hogedrukreinigers na elke productiecyclus gebruiken; 3 maatregelen ter voorkoming van vloerbevuiling toepassen; 4 leidingen en ventilatoren in mechanisch geventileerde stallen regelmatig reinigen; 5 in een degelijke watertoevoer voorzien. Bijzondere voorwaarden Als de sectorale voorwaarden ontoereikend zijn om hinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken, kan de vergunningverlenende overheid op basis van artikel 20 van het Milieuvergunningendecreet bijzondere exploitatievoorwaarden opleggen met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu. Het opleggen van bijzondere voorwaarden laat een individuele benadering toe. Op die manier kan ingespeeld worden op de specifieke en lokale omstandigheden. 5. Stappenplan In het kader van een (her)vergunningsaanvraag voor bestaande stallen worden de volgende stappen doorlopen. Voorafgaandelijk moet opgemerkt worden dat elke landbouwer die een (her)vergunning voor een of meer stallen aanvraagt, in zijn aanvraagdossier nagaat of er sprake is of kan zijn van onaanvaardbare geurhinder. Als dat het geval is, stelt hij proactief milderende maatregelen voor in zijn aanvraagdossier om de mogelijke geuremissies te reduceren. Om schending van het openbaar onderzoek te vermijden, is het van groot belang dat het aanvraagdossier volledig is. Deze omzendbrief is daarbij een praktische handleiding en de landbouwer zal zijn dossier voor hij het indient, kunnen bespreken met de overheden die bij de vergunningverlening betrokken zijn om te vermijden dat er elementen in ontbreken die na het openbaar onderzoek niet meer kunnen worden geremedieerd. Een overzicht van de mogelijke concrete maatregelen en de manier waarop ze moeten worden uitgevoerd, is opgenomen op Stap 1. Bij de behandeling van een (her)vergunningsaanvraagdossier gaan de overheden die bij de vergunningverlening betrokken zijn, geval per geval na of de omzendbrief van toepassing is op het bedrijf. Onder meer op basis van klachten over geurhinder wordt nagegaan of het bedrijf op die bepaalde locatie onaanvaardbare geurhinder veroorzaakt. De klachten worden gewogen bij hun behandeling: Zijn het klachten uit het verleden of zijn het recente klachten? Waar (gebiedsbestemming en afstand) bevindt zich de woning van de persoon die een klacht formuleert? Door welke belanghebbende zijn de klachten geuit? Zijn de klachten effectief door een overheid of door erkende geurdeskundigen vastgesteld of niet? Stap 2. Als de overheden die bij de vergunningverlening betrokken zijn, vaststellen dat het om een bedrijf gaat waar het risico bestaat dat er onaanvaardbare geurhinder plaatsvindt, wordt samen met de exploitant de bestaande situatie in kaart gebracht en worden de mogelijke oorzaken van de geurhinder opgelijst. Eerst wordt nagegaan of het bedrijf aan de wettelijke bepalingen en vergunningsvoorwaarden voldoet. Vervolgens worden samen met de exploitant de geurreducerende maatregelen die al worden toegepast, geïnventariseerd. De bestaande situatie kan immers sterk verschillen van bedrijf tot bedrijf en wordt in grote mate bepaald door het type bedrijfsvoering en de huidige managementpraktijken, bijvoorbeeld op het vlak van reiniging, ventilatie en voeding. Zoals hiervoor al bepaald is, is het aangewezen dat de landbouwer op voorhand zijn dossier met de bevoegde overheid bespreekt, zodat hij in zijn aanvraagdossier zelf al zo veel mogelijk geurreducerende maatregelen kan opnemen. Bepaalde maatregelen, zoals voorzien in een windbreekmuur, kunnen immers na het openbaar onderzoek niet meer worden opgelegd. Stap 3. Ten slotte wordt in samenspraak met de exploitant nagegaan welke aanpassingen of bijkomende maatregelen mogelijk zijn om de hinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Ook managementmaatregelen, zoals een aanpassing van de reinigingsregeling, het ventilatiesysteem of het voedingssysteem maken daar deel van uit. De praktijk leert immers dat zeer eenvoudige ingrepen in het bedrijfsmanagement of de bedrijfsvoering een grote invloed kunnen hebben op de sterkte van de geuremissie. Bij de beoordeling van extra maatregelen wordt rekening gehouden met de technische en economische haalbaarheid van de maatregelen, het type bedrijfsvoering, de beschikbare ruimte rond de stallen in kwestie en de ligging van het individuele bedrijf (en de stallen) ten opzichte van de betrokken gehinderden. De gebiedsbestemming is daarbij uitermate belangrijk, rekening houdend met de geldende wettelijke en stedenbouwkundige voorschriften. Zowel stap 2 als stap 3 vindt plaats in overleg tussen de vergunningverlenende overheid (of de bevoegde milieuambtenaar) en de exploitant. Dat betekent dat in heel wat gevallen het stappenplan kan worden doorlopen zonder inbreng van derden. Als wordt vastgesteld dat bijkomend onderzoek nodig is, kunnen de bevindingen uit stap 2 en 3 daarin worden meegenomen. Stap 4. In de laatste stap beslist de vergunningverlenende overheid welke (extra) maatregelen die de geuremissies kunnen reduceren, worden opgelegd in de vergunning via bijzondere voorwaarden. Die bijzondere voorwaarden kunnen zowel op stalniveau als op bedrijfsniveau geformuleerd worden. Bij de beoordeling van en de beslissing over de bijzondere voorwaarden wordt rekening gehouden met volgende beoordelingscriteria : 1) de ligging en gebiedsbestemming van het bedrijf (de stallen en de gehinderden, rekening houdend met de overheersende windrichting); 2) de reeds genomen maatregelen; 3) de technische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen;

140 48366 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 4) de economische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen; 5) de praktische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen (Is er voldoende ruimte? Kunnen de maatregelen ingepast worden in de normale, specifieke bedrijfsvoering?); 6) de efficiëntie en effectiviteit van de voorgestelde maatregelen; 7) de controleerbaarheid van de voorgestelde maatregelen. Schematisch kan dat als volgt worden voorgesteld :