UW GOEDHEID KROONT DE JAARGETIJDEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UW GOEDHEID KROONT DE JAARGETIJDEN"

Transcriptie

1 UW GOEDHEID KROONT DE JAARGETIJDEN DOOR DRAA'AN VELDHUIZEN

2

3

4 DE ZONNEWIJZER BIJ HET GEOLOGISCH LABORATORIUM TE GRONINGEN (WELWILLEND AFGESTAAN DOOR PROF. DR J. H. BONNEMA)

5 Uw GOEDHEID KROONT DE JAARGETIJDEN DOOR Dr A. VAN VELDHUIZEN Hoogleeraar vanwege de Ned. Here. Kerk aan de Rijksuniversiteit te Groningen UITGAVE VAN J. H. KOK N.V. KAMPEN -1930

6

7 IliE2/33B38363ME883/3gE8M83/ B3B3/33EgE28363E3 L. S. Hier vinden velen in druk weer, wat ze reeds in verschillenden vorm hoorden. Vooreerst is dit onderwerp kollégestof geweest voor de Praktische Theologie, maar dan heel anders uitgewerkt met het oog op liturgie, prediking en volksziel van de gemeente. Daarna werd hetzelfde gekomprimeerd voorgedragen voor het vervolgkollege te Groningen, dat door onderscheiden predikanten werd bijgewoond. Later werd het rijke materiaal aan plaatjes van het Groninger Bijbelsche Museum in maandelijksche zaterdagmiddag-voordrachten vertoond ter illustratie van de vier jaargetijden, en eindelijk is deze stof behandeld op de nog vodr kort door mij gehouden Haagsche voordrachten, waar het vragen regende. Maar Tederen keer verscheen het weer in nieuw gewaad. Nu zal de uitgever wel voor een aantrekkelijk uiterlijk zorgen. Een streng wetenschappelijken vorm kiezen is in ons kleine land het debiet schaden. Vandaar dat het denkelijk niet naar de lamp zal ruiken, maar iets van de geur des velds zal dragen. De vele litteratuur, die dezer dagen al aktueeler wordt, werd voor kort opgesomd in de Nieuwe Theologische Studiën, 13 (1929) 306v. Eén populair werkje kende ik toen nog niet. H. Hahne, Vom Deutschen Jahreslauf im Brauch, Jena, Ten slotte dank aan mijn zoon, Ds G. van Veldhuizen Azn., pred. te Nigtevecht, voor zin getrouwe hulp bij het verbeteren van drukproeven. Groningen, 29 Januari A. v. V.

8

9 EaB3E8E8B32283ESEEME8E8E8E8S3ESSMEEHECESESEBE8 HOOFDSTUK I. HET JAAR VAN GODS GOEDHEID. D IT boek sta geheel in het teeken van Psalm 65. Het mag er echter geen verklaring van zijn. Aan het Hebreeuwsch, de taal des Ouden Testaments, wagen we ons niet. We bezien den psalm dan ook niet als uitleggers, doch als lezers van den bijbel in de taal onzer overzetters. Het is ons te doen om de stemming, waarin eerst Gods gaven aan de plaats van zijn heiligdom bezongen worden, vervolgens zijn genade in de natuur: natuur en genade, liever nog genade en natuur, het liefst : genade, ook in de natuur. De psalm komt ons onwillekeurig op de lippen, als we wandelen in het lente-landschap. Nu eens klinkt er in de ziel: De velden zijn bedekt met kudden." Dan weer: Gij geeft, dat de uitgang van den morgen en van den avond juiche." Maar tegelijkertijd, neen, in de eerste plaats komt de lofzang klimmen uit Sions zalen tot God met stil ontzag." Niet de tempel van ongekorven hout staat in het midden der belangstelling. De sabbat wordt niet groen gemaakt buiten het heiligdom des Heeren om. Bij al het schoone is toch het schoonst de ervaring : Een stroom van ongerechtigheden had de overhand op mij. Maar ons weerspannig overtreden verzoent en zuivert Gij." En dan weer het : Welzalig dien Gij hebt verkoren, dien Ge uit al het aardsch gedruisch doet naderen en uw heilstem hooren, ja, wonen in uw huis." En nu komen de zegeningen, maar het is het goede van Gods woning," waardoor men reis op reis" verzadigd wordt.

10 8 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Het is niet een opgaan in de schepping, waarbij de Schepper de tweede rol of er in het geheel geen speelt, doch een genieten in Hem en daarom ook een genieten van wat Hij geeft. Dan is inderdaad elke gave Gods goed, met dankzegging genoten. Dan mogen we benutten, wat Hij ons geeft, maar tot zijn verheerlijking. Dan zien we Hem meer naar de oogen dan naar de handen. Uit en door en tot Hem zijn alle dingen. Hem de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid! Uw goedheid kroont de jaargetijden," zoo klinkt de toon der aanbidding. Ieder deel des jaars ontvangt zijn zegeningen uit Gods milde Vaderhanden en geeft ze door. Zijn handen zijn niet slechts koninklijk, maar maken tot koningen. Het woord jaargetijden is uit de berijming van den psalm, maar niet bloot om het rijm, want het past volkomen in het geheel. Het gansche jaar is er een van Gods gunsten en de gansche dag is er vol van en ieder oogenblik opnieuw. De uitgang van morgen en avond en de ingang van maand en jaar en week juichen Hem ter eere. Gods goedheid kroont de jaargetijden." Daarom behandelen we in de volgende bladzijden het bekende viertal der jaargetijden, maar geschakeerd door het kerkjaar. In den Statenbijbel echter luidt de tekst: Gij kroont het jaar uwer goedheid." Andere vertalingen maken er van, dat God het jaar mèt zijn goedheid kroont. Groot is het verschil niet. In allen gevalle is er sprake van kronen, een kroon tot voltooiing van de vorstelijke kleedij op het hoofd zetten. Karigheid is hierbij uitgesloten. Die past bij geen kroningsfeest! God zal genade en eere geven." Het jaar is voorwerp van de kroning, natuurlijk in al zijn onderdeelen. Als één lid, de lente, zich verblijdt, om het ontvangen van de kroon, dan verheugen zich al de leden mede. Ze deelen in de eer, ze dienen een gekroond hoofd. Bij de uiteenloopende vertalingen is het enkel de vraag, of Gods goedheid nog geschonken moet worden aan het jaar dan wel of ze alreede ontvangen is. Wordt het nu pas gekroond met die goedheid of is het er bij zijn kroning reeds mede vervuld?

11 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 9 Men kent de bijbelsche verbinding van twee zelfstandige naamwoorden door middel van een tweeden naamval met een bezittelijk voornaamwoord er bij als in den berg zijner heiligheid," d. w. z. Gods heilige berg. De troon van Gods majesteit" is zijn luistervolle troon. De schapen van zijn weide" zijn zij, die door Hem als herder geweid worden. Daarom is ook het jaar zijner goedheid": Zijn goed jaar, maar dan door Hem geschonken, niet te zijnen, doch te onzen behoeve. De lezer denkt aan het jaar van het welbehagen des Heeren", het Hem welgevallige jaar of dat, waarin Hij zijn welbehagen toont. Het brengt ons naar Lukas 4 : 19, waar Jezus zelf in de synagoge van Nazaret aankondigt, dat nu bij zijn optreden plaats vindt het uitroepen van het jaar van des Heeren welbehagen naar Jezaj a 61. Wat bedoelt Jezus er mede? Dat er nu eindelijk één jaar van voordeel of voorspoed, een der vette jaren, zal komen, of dat het de Nieuwjaarsdag is van een gansche bedeeling des heils? Natuurlijk het laatste. Wij behoeven waarlijk niet angstvallig te gaan becijferen, hoe lang precies Jezus' openbaar optreden in Israel heeft geduurd, of het drie jaren was of één jaar of mogelijk slechts een zestal maanden. Laten dit de bijbeluitleggers maar met elkander uitvechten. De lezer behoeft niet te wachten, totdat ze het eindelijk misschien nooit met elkander hierover eens geworden zijn. Bij de met Christus begonnen periode des heils komt het niet op een maand of wat, ja niet op een jaar of wat aan. Voor den Heer zijn duizend jaren als één dag. Als de nieuwe bedeeling des heils komt, worden alle jaren jaren van heil, alle dagen dagen van zaligheid. Thans hebben wij de zoogenaamde Christelijke tijdrekening, maar er zijn daarvóór en daarnaast allerlei andere geweest en deels bestaan ze nog. Sommige almanakken putten zich uit om de lijst er van maar zeer lang te maken. Het is niet veel meer dan vulsel, want niemand rekent er nog mede. Alleen volledigheidshalve herinneren we er aan, dat de Joden hun berekeningen maken van de schepping der wereld af, die ze stellen op jaren vóór ons

12 10 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID jaar De Chineezen kunnen zich de weelde van een tweetal veroorlooven, van een oude 4207 en een nieuwe 4327, alles uitgaande van dit jaar De Hedzjra der Mohammedanen telt nu al jaren, de Juliaansche periode 6643, de stichting van Rome naar Varro 2683, de nieuwe Grieken (Byzantijnen) hebben het jaar 7438, de Javanen 1858, de oude Turken , de Alexandrijnen Voorloopig al genoeg. De Christelijke tijdrekening is niet dadelijk begonnen, nadat de engelenzang in Betlehem geëindigd was of Jezus' rede te Nazaret was gehouden. In plaats van na zijn optreden een nieuwen tijd te prokiameeren, hebben de mannen van Nazaret getracht hem uit den weg te ruimen. In almanakken leest men voor tijdrekening een vreemd woord: Aera, dat voor velen Latijn is, maar het voor de Romeinen niet was. Men zal het in geen Latijnsch woordenboek vinden. De herkomst kan men slechts raden. Vermoedelijk komt het uit Spanje, waar men tot laat in de middeleeuwen de gewoonte had vóór een jaartal het woord Era te plaatsen. Een eerste kenner van die taal, dien ik er over raadpleegde, kon het woord niet uit Spanje verklaren. Wel deelde hij mij mede, dat daar de sprookjes beginnen met een herhaald era : er was er eens... Dan komt het overeen met het Latijnsche erat," er was. Beteekent het dan bij een gebeurtenis: dit was in het jaar...? In allen gevalle hale men er geen Latijnsche sera, het meervoud van aes, koper of erts, bij, denkend aan openbare afkondigingen op metaal in het oude Rome. Waar wij nu de gewoonte hebben, onze jaartallen te noemen het jaar onzes Heeren, nader aangeduid door een cijfer, moeten we daarom, ten einde van het jaar zijner geboorte te kunnen uitgaan, bij dat jaar van Jezus' optreden te Nazaret nog 30 of 28 of 35 jaren voegen? Moeten we opnieuw rekensommetjes gaan maken als vroeger op school, toen onze griffel over de lei kraste en het niet uit wilde komen? Wij weten niet, op welken datum Jezus is geboren, of het toen zomer dan wel winter was. De bijbel zegt er niets van. Hij heeft heerlijker bijzonderheden te verkondigen.

13 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 11 Bij het maken van een Christelijke tijdrekening, veel later trouwens, heeft men vermoedelijk willen nadoen het gebruik, dat zich richtte naar regeerende personen, die als menschen na korten tijd doorgaans weer vergeten zijn. Oorspronkelijk werd te Rome geteld van de stichting der stad af, ab urbe condita, de bekende afkorting a. u. c., welke men omstreeks 753 v. C. stelt, zonder al te groote eenstemmigheid. Het volk rekende echter met de jaren van de consules, de immer wisselende burgemeesters van Rome. Toen de keizers kwamen en langer regeerden, sprak men van het zooveelste jaar van den een of anderen keizer. We hebben dit nog in Lukas, die het optreden van den Dooper, Hoofdstuk 3 : 1, op die wijze dateert. Toen het pausdom machtiger en vermeteler werd, in de 9e eeuw n. C., kwamen de regeeringsjaren van een paus in plaats van die des keizers, dien ze te Rome zouden hebben opgevolgd. In den loop van eeuwen is het echter een heel moeilijk ding, de geschiedenisdatums te binden aan ettelijke gestorven en deels allicht vergeten personen. In een groot overzicht moet meer eenheid zijn. Hierbij is één vast, hoogst belangrijk tijdspunt noodig als baken in de zee der tijden. Tegenover de rekening der pausen te Rome was de chronologie van Byzantium of Konstantinopel rationeeler, die 66k van kerkelijke zijde was ingevoerd. Zij bleef lang van kracht. In Rusland hield ze stand tot Peter den Grooten in 1700, in Griekenland tot de vrijheidsoorlogen en in de verdere Balkan hier en daar nog langer. Een eeuw reeds na haar invoering kwam onze Christelijke jaartelling op. Als wij tegenwoordig een nieuw jaar onzes Heeren ingaan, weten we allerminst, dat de telling juist is. Feitelijk kunnen we verklaren, dat ze wel onjuist moet heeten. We zullen later zien, dat een abt te Rome, Dionysius Exiguus, in 525 n. C. een paaschtabel opstelde, waarin hij voor het eerst rekent met Anni Domini nostri Jesu Christi (jaren onzes Heeren Jezus Christus). Hij stelt het Kerstfeest op 25 December en het nieuwe jaar op 1 Januari. Zijn becijfering ab incarnatione Domini, van de vleeschwording des Heeren af, gerekend, verbreidde zich langzaam over

14 12 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Engeland (704), Frankrijk (742), Duitschland (876), later over Spanje en Portugal. In Italië was men, dicht bij de pausen met hun jaarrekening, er niet op gesteld. Daar begon het schuchter omstreeks het jaar 1000 en algemeen nog later. Dionysius Exiguus heeft derhalve niet zijn later succes kunnen zien aankomen. Exiguus beteekent nauwkeurig of klein. Zijn werk doet aan beide beteekenissen denken. Het is een gepeuter met getallen, dat ten slotte toch niet uitkomt en waaronder een roode streep moest worden gezet. Onze tijdrekening is eenige jaren in de war. Vooreerst kwam er een moeilijkheid, toen men niet alleen telde van het jaar van Christus' geboorte vóóruit, maar nadat die rekening algemeen in zwang was gekomen, ook terug met jaren v. C. Dit begon onder invloed van Engelsche geleerden in de 18e eeuw. Toen heeft men de fout gemaakt, dat men van het jaar 1 n. C. oversprong naar 1 v. C. en het daartusschen liggende geboortejaar, het jaar nul derhalve, oversloeg. Om dit te verbeteren rekenen de sterrekundigen het jaar 2 v. C. als jaar 1 v. C. enz. In de chronologie moet men vaak om den duur van iets te berekenen de jaren voor en na C. bij elkaar optellen. Augustus regeerde van 63 v. C. tot 14 n. C. Hoelang was dat? Wie er niet over nadenkt, zal zeggen = 77, maar bij een ander zal de vraag opkomen, of het geboortejaar van Christus zelf er niet bij medetelt, of het derhalve niet is 78. Anders gezegd : In welk jaar is Jezus zelf geboren, als de berekening goed is? Niet in het jaar 1 v. C., niet in het jaar 1 n. C., maar in het jaar 0 zou het moeten zijn. In dit jaar heeft toch de wereldgeschiedenis niet stil gestaan? Heeft iemand ooit voor een of andere gebeurtenis het jaar 0 vermeld gezien? Het is verzuimd, juist het gewichtigste moment, dat de wereldgeschiedenis, de geschiedenis van het heelal, kent. Misschien kunnen we het nu gaan vergelijken bij het middernachtelijke uur, dat in de spoorboekjes naast het cijfer 24 ook 0 krijgt, zoodra er eenige minuten aan toegevoegd moeten worden. Hiermede hangt de strijd samen, die in 1900 in de kranten weer gevoerd werd voor de zooveelste maal, maar voor ander publiek,

15 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 13 omdat in een volle eeuw veel gebeurt en omdat er nu vóór 130 jaar weinig kranten waren. Wanneer begint de 20e eeuw? Was het 1 Januari 1900 of 1901? Voor wie het boven gezegde omtrent het jaar 0 begreep, is het vraagstuk opgelost. Maar er is nog grooter verwarring in de tijdrekening van Dionysius. Men kan zeggen, dat Jezus werd geboren in het jaar 8 vóór Christus' geboorte. En toch is het niet de bedoeling, onderscheid te maken tusschen Jezus en Christus, want Jezus is voor ons de Christus. Herodes de groote, die in 4 v. C. stierf, leefde nog eenige jaren nadat Jezus geboren werd. Dit blijkt uit het feit, dat hij bij den kindermoord in Matth. 2 de kinderen tot 2 jaar oud te Bethlehem liet ombrengen. Hij moet minstens 6 jaar na zijn dood geleefd hebben of Jezus is minstens 6 jaar vóór zijn geboorte geboren, als Dionysius het bij het rechte einde heeft. Latere ontdekkingen ten opzichte van het ambt van Quirinius of Cyrenius, gelijk hij in den Statenbijbel heet, Luk. 2 : 2, hebben aan het licht gebracht, dat Jezus zelfs in 8 v. C. werd geboren. Hier ga ik er niet verder op in om me niet schuldig te maken aan Exiguus' gepeuter, maar ik kan verwijzen naar mijn Bijbelsch-Kerkelijk woordenboek en naar mijn Lukas de medicijnmeester. Het doet er weinig toe, of deze klok wat achter- of vóórloopt. Als een paal staat het boven water, dat sedert de verschijning van Christus alle jaren kunnen zijn jaren des heils en, al klopt hun volgnummer niet geheel, alle jaren mogen heeten : Anni Domini. Nu verstaat ge meteen de afkorting op gebouwen en gedenksteenen : A. D. of Ao. Di. Anno toch is de zesde naamval, iets speciaals voor het Latijn! van het woord annus en beteekent in het jaar. Domini is de tweede naamval, dus : des Heeren. Zoo Heer zoo knecht. De predikanten noemen zich ook Dominus of Mijnheer in het geleerde Latijn. Daarom wordt hun titel afgekort tot Ds. Maar voor het aanspreken van iemand heeft het Latijn tusschen den vierden en zesden naamval er nog een vijfden, den vocativus, den aanroeper, die bij het woord Ds. luidt Domfine. Eigenlijk is de laatste e bijna toonloos, maar daaruit is gegroeid ons Dominee, somtijds uitgesproken als Domineej of Domeneer,

16 14 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID het laatste een soort van dooreenhaspeling of kontaminatie met mijnheer. Nu verstaat de lezer, waarom men Dominee afkort door Ds., bij afkondigingen in de kerk hoort men dominus zeggen. De letters A. D. worden somtijds door ondeugende Duitschers verklaard als Anno Dazumal, als men den goeden ouden tijd er tusschen wil nemen. Maar dan denken we niet meer aan het oudste Christendom, doch aan den bloeitijd van iets als de schutterij. Dan komt tot ons het jaar nul in den volksmond, geheel afgescheiden van het verband, waarin wij het zooeven noodig hadden, maar liever te verbinden aan den tijd der Fransche overheersching. Annus Domini wordt in de kerkelijke taal ook nog wel anders gebruikt. Het kerkelijke jaar met zijn vasten gang is in tweeën verdeeld, de feestelijke en de feestlooze helft. Den tijd van advent en Kerstfeest tot Pinksteren met zijn feesten heet ook Annus Domini, jaar des Heeren, terwijl dan de tweede helft, ons Nagetij, heet : Annus Ecclesiae, het jaar der gemeente. Maar niettemin mag het geheele jaar en mogen alle dagen den naam dragen van Annus Domini voor hen, die met Paulus kunnen spreken : Hetzij dat wij leven, wij leven den Heer; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heer; hetzij dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren". Moeten we van kerkelijk jaar gaan spreken, dan volgt er uit, dat er een burgerlijk jaar tegenover komt te staan en dat de kalender niet langer uitsluitend zaak van den godsdienst is. Hoe langer de term Annus Domini bestaat, hoe meer het jaar gesekularizeerd wordt, tot wereldsch terrein gemaakt, terwijl daarentegen de tijdrekening bij de ouden, zelfs in het heidendom, een gewijd karakter droeg. Het opmaken van den kalender was het werk der priesters of van priester-koningen. We zullen gelegenheid te over hebben om te doen uitkomen, dat èn bij heiden èn bij Jood èn bij Christen het tellen der dagen iets plechtigs was, omdat men ze van boven ontvangt. Daarom willen we zien, hoe het jaar, ook zijn deelen, met oude volksgebruiken en godsdienst is saamgeweven. Dit voert ons terug naar Psalm 65, waar natuur en heiligdom

17 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 15 samen bij het lied van Gods volk aansluiten. Al die stemmen en stemmingen willen wij trachten te verstaan. In de middeleeuwen handelde de kerk De Tempore", wat wil zeggen : Over den tijd, de heilige tijden, die in acht genomen behoorden te worden bij kerkdiensten en plechtigheden en feesten. Reeds Beda de Eerwaardige had een werk geschreven over het stelsel van die tijden. Later werd hij gevolgd o.a. door Jordaan van Quedlinburg, gestorven Die heilige tijden omspannen feitelijk lederen dag en elk oogenblik. De oudste Christenen, die nog weinig omslag maakten met dagen, maanden, tijden en jaren, hadden van Paulus geleerd, niet zich te laten knechten door de eerste beginselen der wereld, Gal. 4 : 9 v., vgl. Kol. 2 : 16, Rom. 14 : 5. Denkelijk bedoelde Paulus met die eerste beginselen, in het Grieksch stoicheia, astrologische, angstig stemmende machten, een afgodisch opzien naar sterrenbeelden en hemelverschijnselen. Als de Galatiërs, die van zulke bijgeloovigheden door het evangelie bevrijd zijn geworden, nu weer Joodsche angsten voor bepaalde dagen gaan doormaken, heeft het er veel van, alsof ze van den wal in de sloot komen. Niet, dat Israel zelf onder dien ban lag, maar gewezen heidenen moeten in den beginne voorzichtig behandeld worden. De Christen Paulus heeft geen tijd om zich met afzonderlijke dagen druk te maken, al maakt hij in zijn brieven wel melding van het Joodsche Pascha en van Pinksteren. Voor hem is alle tijd, iedere ademtocht, Gode gewijd en is de mensch verantwoordelijk voor ieder uur van zijn leven, 1 Kor. 7 : 29 v., Ef. 5 : 16, Kol. 4 : 5. Men vergete niet, al waren de Joden wars van het dienen der planeten, dat hun maanden door de eerste sikkel van de nieuwe maan werden aangegeven en dat hun dag aanvangt bij den avond, als de drie eerste sterren aan den hemel zich vertoonen, zoodat het altijd heel wat omslag vraagt, den dag op het juiste oogenblik te beginnen, dat met den kalender wisselt. Voor de astrologie der klassieken hebben vooral de studiën van wijlen Prof. J. van Wageningen over Manilius nieuw licht gegeven. Onafhankelijk daarvan heeft men reeds lang kennis gedragen van

18 16 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Hesiodus' boerenkalender op dichtmaat : Erga kai Hemerai, Werken en dagen. Hij schreef een eeuw na Homerus' ridderzang het lied van den gestadigen arbeid des landmans in Boeotië. Was hij een Griek, ook de Georgica of Boerenzangen van den Romeinschen dichter Vergilius en de Fasti of kalender van Ovidius zijn allerwegen bekend. Beiden leefden eenige tientallen jaren vóár Christus. Hun gedichten zullen niet minder invloed op hun tijd hebben geoefend dan die van vader Cats indertijd bij ons met eveneens didaktische poëzie. Overal heeft het verband bestaan tusschen kalender, almanak en wat wij nu kerkelijk jaar noemen. Natuur en godsdienst zijn er beide samen nauw bij betrokken. Nog spreekt men in ons Indië van den adat, d. i. wat geregeld op vaste tijden terugkeert. Zaaiïng en oogst, ja zelfs kinderspelen hebben hun vaste tradities. Plechtig, iets, waaraan bij ons de boerenziel zeer gehecht is, hangt samen met plegen, gewoon zijn. Het oude sollennis der Romeinen, overgegaan in bekende Fransche woorden : solennel, solennité, wil feitelijk ook zeggen : wat ieder jaar gebeuren moet. Geloof aan geluksdagen en dagen van ongeluk vindt men allerwegen. De Romeinen hadden hun dies fasti en nefasti, waaraan de titel van Ovidius' gedicht ons nog herinnert. De dies fasti waren de dagen, waarop door den praetor recht mocht worden gesproken -- fari is spreken, het grondwoord. De lijsten van die dagen vormden ten slotte een heelen kalender. De dies nefasti waren voor de rechtspraak verboden. Later kreeg dit woord de beteekenis van ongeluksdag. Nog erger was een dies ater, een dofzwarte dag van rampen. Om dat atrum te begrijpen denke men aan de sombere plant, die Salomo's doodskleed wordt genoemd : ver atrum nigrum, wat beteekent dofdonkere, zwarte lente. De astrologie kende haar partes damnandae, waarop we hier niet ingaan. Ook de Javanen hebben hun primbons en de Bataks hun pantangs evengoed als Israel zijn verbodsdagen kende. Men denke hierbij ook aan onzen Christelijken Vrijdag of den 13en van de maand, die onder invloed van averechtsche bijbeltoepassing voor bedenkelijke dagen gelden. De lezer weet, dat de

19 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 17 vrijdag om het sterven van Jezus met zwarte kool geteekend is, zoodat Goede Vrijdag wel een eufemisme kon zijn. Het getal 13 vreest men, omdat Jezus vóór het sterven aan het kruis met de twaalven aanzat. Vooral was men er beducht voor aan tafel, bij het tellen van de gasten, maar ook de datums, die dit getal droegen, werden geschuwd, met name door zeelieden, die niet licht zouden uitvaren op een vrijdag, allerminst, als het de 13e van de maand was. Het is bijgeloof. Let eens op, hoe vele van de mooiste bijbelteksten dit getal dragen en dat het hoofdstuk der liefde juist 1 Kor. 13 is. De apostolische zegenbede zal men niet schuwen, al leest men haar 2 Kor. 13 : 13. Israel zag in de twee wijzers van zijn uurwerk des hemels, zon en maan, een aanwijzing Gods, Gen. 1 : 5, 14, 8 : 22. Ze garandeerden de vaste orde in de natuur. De laatste tekst is voor den bekenden Vader Emde, den zendeling van Soerabaja, de aanleiding geweest vóór ongeveer een eeuw, om in Indië zich met eigen oogen te gaan overtuigen, of daar de volgorde der tijden anders kon zijn dan hier. Deze eenvoudige horlogemaker, die er als schepeling aankwam voor zijn onderzoek, heeft wat beters te doen gekregen dan op tijden en gelegenheden te letten : heil te verkondigen aan den Javaan. Gelijk kinderen, die nog niet op de klok kunnen kijken, zijn de oude volken, die met de twee wijzers, zon en maan, verlegen zitten. Israel ontleent zijn jaar aan de zon en zijn maanden aan de maan. Maar het zonnejaar telt ruim tien dagen meer dan de twaalf maanden. Dit verschil moet op een of andere wijze worden vereffend om niet met den zonneloop in botsing en met zijn jaargetijden in verwarring te komen. Hiervoor dienden de schrikkelmaanden, die eens in de zooveel jaren werden ingelascht. Het jaar toch moet telkens weer beginnen op hetzelfde punt, waar de aarde, wentelend om de zon, gekomen is. Israel heeft nu zijn nieuwe jaar in den herfst, maar er was er ook een in de lente. Het administratieve jaar en dat der herders begon in de lente, maar dat van den landbouw na den oogst, als de regentijd aanving. Israel moest met zon en maan beide rekening houden. Hoe het Dr Van Veldhuizen 2

20 18 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID in de war loopt, indien men uitsluitend met de maan te rade gaat, kan ons het Mohammedanisme leeren. Dit moest voortbouwen op de gebruiken der Arabieren, die in hun banier hadden de wassende maan, dit is de sikkel in dien vorm, dat men er een p van kan maken door er een stok bij te voegen. De afnemende maan kan zoo een d vormen. Men onthoudt dit door aan premier" en dernier" te denken. Mohammed verbood het schrikkeljaar. De maand begon, zoodra twee geloovigen op één plaats met vrij uitzicht de nieuwe maansikkel waarnamen. Kon men dit bij bedekte lucht niet zien, dan rekende men, dat de laatste maand niet langer dan 30 dagen mocht duren. Doorgaans waren de maanden eenige dagen korter in verband met den omloop der maan om de aarde. In het Bijbelsch Museum te Groningen was een lepeltje, vervaardigd van een muntstuk uit het Mohammedaansche Noord-Afrika, waaraan een steeltje met een halve maan is bevestigd. Het voor ons gemakkelijk te ontcijferen jaartal is 1311, wat de oppervlakkige beschouwers aan hoogen ouderdom doet denken. Wijst men hen er echter op, dat het is volgens de Mohammedaansche sera, dan telt men het jaartal van de Hedzjra, 622, er bij, maar wie het uitrekent, komt in nog grooter verlegenheid, want dan heeft het een dateering, die niet bestaat: De oplossing van het raadsel is, dat men twee verschillende grootheden van uiteenloopende waarde bij elkaar geteld heeft: 622 Christelijke jaren en 1311 Mohammedaansche jaren. De Mohammedanen hebben een zuiver maanjaar van ongeveer 355 dagen inplaats van onze 365 tot 366 dagen. Hierdoor komt men telken jare ongeveer tien dagen te kort, dus bij de zon ten achter, zoodat de datums van zaaiïng en oogst niet meer aan den tekst van Genesis herinneren. Dit zijn groote nadeelen, waar tegenover staat, dat in doorsnede ginds iemand ouder kan worden, daar in een bepaald getal levensdagen meer korte jaren dan lange gaan. Het genoemde lepeltje komt bij zijn jaartal volgens onze maatstaf 1311 maal tien dagen te kort, wat een heelen tijd vertegenwoordigt. Ten bewijze strekke het boven opgemerkte, dat de Mohammedanen thans het jaar schrijven, wat men niet kan vereffenen

21 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 19 door er de 622 jaren vóór de Hedzjra bij te tellen, want dan kwam men tot het jaartal Kortom: het gaat bij hen sneller dan bij ons, maar wij moeten van hun haastigen spoed niets hebben. Wie gelooft, zal niet haasten in dezen. Natuurlijk heeft de gemeente van Christus met haar Heer zich in den aanvang bij het Joodsche gebruik aangesloten. Later hebben de wereldbeheerschende Romeinen grooten invloed geoefend. Men vergete hierbij niet, dat deze niet uitsluitend van heidenschen aard is. De kerk van Rome heeft na eenige eeuwen de erfenis der Caesaren voor zich opgeëischt, daar zij in hun centrum is komen te staan. Reeds ons woord Kalender hebben we aan haar Latijnsche taal te danken. Het komt af van Kalendee, dat den eersten dag der Romeinsche maand aanduidde. Dit heeft zelf weer een historischen achtergrond. Ook te Rome had men het gebonden maanjaar, evenals in Israel. De maanden werden gemeten naar den maansomloop om de aarde. De nieuwe maan was het begin, maar deze is onzichtbaar, totdat de eerste flikkering van de spichtige sikkel zich aan den hemel vertoont. Wie deze zag, meldde het aan de bevoegde macht. Maar men zag het niet immer op tijd wegens bedekte lucht bijv. Het werd allengs de taak van de priesters, de pontifices, om met de curia calata, desnoods door berekening, het juiste oogenblik vast te stellen. Daarop volgde het plechtige uitroepen, het verkondigen van het feestuur der nieuwe maan, van het nieuwe begin van het wassen. Dat wassen is immer gewichtig gebleven voor het bijgeloof. De wassende maan zal vorst en droogte brengen. Bepaalde gewassen wil men zaaien of planten bij toenemende maan. Het uitroepen heette calare, wat aan den eersten dag den naam gaf van Kalendee, een meervoud, dat algemeen bij plechtige dagen gewoon was, ook nog blijkens ons Paschen en Pinksteren en het Duitsche Weihnachten. Trouwens feesten namen doorgaans meer dagen in beslag. Kalendee is letterlijk : de datums, die uitgeroepen moeten worden. Dat de C met een K werd verwisseld, was, omdat die letter door primitieve arbeiders gemakkelijker in monumenten en aankondigingen in te beitelen was. Nog spreekt men wel van iets uitstellen ad Kalendas Graecas, tot de Kalendee der Grieken.

22 20 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Maar die hadden geen Kalendae, zoodat het neerkomt op ons: Met St. Juttemis, m. a. w. nooit. Bij het uitroepen van de maand denkt de bijbellezer natuurlijk meteen aan Psalm 81, waar het feest der nieuwe maan in Israel wordt bezongen. Men begrijpt, dat Calendarium of kalender de lijst is der nieuwe maandatums of van het begin der maanden. Het werd ook een schuldboek of maandrekening, omdat men liever op die wijze afrekende dan gelijk vaak bij ons met Nieuwjaar. Het gebonden maanjaar gaf bij de Romeinen, gelijk overal elders, hoofdbrekens. De maan beweegt zich om de aarde in omstreeks vier weken, maar niet precies. Van de eene nieuwe maan tot de andere is er een gemiddelde afstand van 29 dagen, 12 uren, 44 minuten en 2,98 sekonden. Een maanjaar van twaalf zulke synodische maanden is ongeveer 11 dagen te kort. Bij synodisch moet men aan geen synode in kerkelijke taal, noch aan een vergode, noch aan een verguisde, denken. Synodus is nl. weg-te-zamen of het samengaan ergens heen. Synodisch betreft in ons geval een zeker samenkomen met de zon. De synodische maand heeft men van ouds het eenvoudigst kunnen waarnemen, er wordt niet bij ingegaan op den bouw van het heelal, doch gerekend met wat voor oogen is : dat de maan weer tegelijk met de zon door den meridiaan van het punt van waarneming gaat. Maar het kostte de maan twee dagen om daar de zon in te halen. Men heeft ook bij ingewikkelde berekeningen, die ik mezelf en den lezers bespaar, een anomalistische, een siderische, een tropische en een Draconitische maand, die alle drie omstreeks twee dagen korter zijn, zoodat het nog niet zoo dwaas is, de maand op 4 weken of 4 maal 7 dagen of weken te rekenen. Dit is juister op zichzelf dan haar dicht bij of boven de 30 dagen te brengen. Bij het jaar keeren die vier vreemde bijvoegelijke naamwoorden terug. Maar bij de zon rekent men gaarne op het oog met het tropische jaar, wat beteekent, dat de tijd wordt gerekend, dien de zon noodig heeft om van lentepunt tot lentepunt te komen. Tropisch duidt niet op de warme landen, doch op den noordelijken keerkring.

23 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 21 Daar het tropische jaar 365 dagen, 5 uren, 48 minuten en 46 sekonden duurt, ziet men, hoeveel men te kort komt met twaalf synodische maanden. Dit vereffende men bij de Romeinen door om het andere jaar een schrikkelmaand van 22 tot 23 dagen in te lasschen, te intercalare. Men verstaat dit Latijn nu. Calare is uitroepen en inter is er tusschen, dus er werd een denkbeeldige maand er tusschen uitgeroepen om weer bij te komen met de werkelijkheid. Dit was de maand Mercedonius, die op het eind van Februari, toen de laatste maand van het jaar, werd ingeschoven. Men wilde met Oudejaar schoon schip gemaakt hebben. Nu wordt duidelijk, waarom wij nog immer het schrikkeljaar aan het eind van Februari herkennen, doordat er een 29e dag bijkomt. Toch kwam men destijds met dit hulpmiddel niet geheel uit. De kleine speelruimte die overbleef, werd door pontifices benut om met handige trucs hun bewind te rekken, aan welk misbruik Caesar met zijn Juliaansche tijdrekening in 46 v. C. voor goed een einde maakte. Ofschoon reeds veel vroeger in 154 v. C., het jaar, waarin de ambtsaanvaarding der consules of burgemeesters en andere hooge ambten te Rome op 1 Januari gesteld werd, die datum een soort van tweede Nieuwjaar werd, bleef de maand Februari, die dan de tweede werd, den last van de schrikkeling dragen. In die maand had men nu eenmaal het gebruikelijke Oudejaarsfeest, de Terminalma, letterlijk grens-overgangsfeest op den 23en en andere feesten daar vóór, zoodat men dien datum niet geschikt kon verzetten. Daarom werd geschrikkeld na den terminus, de eindpaal, voordat het vroegere jaar in Maart met de lentemaand aanving. De rest van Februari kon men plunderen, om de tusschenmaand wat voller te maken. Die begon dan van 24 of 25 tot 28 Februari; men kreeg zoodoende in plaats van 22 of 23 dagen er 27. Bij ons heeft Februari doorgaans zijn 28 dagen gehouden, wat niet tot oneer strekt, want dit is juist de normale tijd van vier weken. Dat Caesar met dictatoriale macht kon ingrijpen, was omdat hij als dictator in het jaar 46 v. C. tevens het ambt van pontifex

24 22 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID maximus, hoofdpriester, tegelijk met het burgerlijke consulaat (reeds voor de derde maal) bekleedde. Hij beheerschte beide gebieden, die op den kalender van invloed waren, wat hij benutte voor een hervorming, die inderdaad van groot belang was. Hij had een hoogst bekwaam raadsman in Sosigenes, een Alexandrij nsch sterrekundige, die als Egyptenaar meer rekening hield met de zon dan Semieten of Romeinen, welken meer gewicht aan de maan hechtten. Maar het systeem werd naar Cajus Julius C a sar zelf het Juliaansche genoemd. Het omvat een zonnejaar van 365 dagen met een vierjarigen schrikkelcyclus, om het omstreeks vierde part van een dag, dat telken jare verzuimd moest worden, weer in te halen, door één dag aan Februari toe te voegen. Maar eerst moest men weer in het gelid komen, want in het jaar 46 was de verwarring ten top gestegen. Er is een Latijnsche uitdrukking, die men kan vertalen als jaar van de grootste, maar ook van de laatste verwarring. Beide was het geval. Het ingrijpen van Caesar was radikaal als van een Mussolini, die in hem zijn heros zegt te zien. Om gelijk te komen, moest het laatste jaar worden verlengd tot 445 dagen. Zoo alleen kon men weer een geschikten datum voor den 1 Januari verkrijgen, waarop tevens de nieuwe maan viel. Hiervoor moesten November en December het jaar aan de praat houden, totdat de noodige tijd was verloopen. Daarom voegde men tusschen die twee nog twee schrikkelmaanden in van 30 en 31 dagen, wat men nu eenmaal een passend aantal voor een maand vond. Maar er schoten nog dagen over, wilde men den nieuwen tijd behoorlijk met een nieuwe maan laten aanvangen. Hierom werd. er nu ook nog eens geschrikkeld tusschen December en Januari met 7 dagen, die men niet intercalares wilde noemen om niet met Februari verwarring te stichten. Men noemde ze Epagomenae, bijgebrachte of toegevoegde. Zij dienden maar voor één keer om uit den nood te helpen. Maar van het Grieksche werkwoord, waarvan ze zijn afgeleid, hebben we nog immer den term Epacta voor het aantal dagen, dat op 1 Januari sinds de laatste nieuwe maan verloopen is. De astronomische Epacta verschilt met de kerkelijke, die het uitsluitend om den datum van het paasch-

25 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 23 feest te doen is in verband met den kalender. Nog immer leest men het woord op volledige kalenders en almanakken naast zondagsletter en dgl., waarop we nog moeten terugkomen. Vroeger begonnen de jaren met Maart, dat dus de eerste maand was en de telling bracht mede, dat namen als September, October, November, December ontstonden, met Latijnsche grondgetallen, die wij om Januari en Februari, die er bij kwamen, met twee zouden willen vermeerderen, zoodat de laatste maanden eigenlijk moesten heeten Undecember en Duodecember, welke woorden echter in het Latijn niet bestaan. De 7e en 8e maand van onzen kalender heetten dan ook oudtijds als afleidingen van een telwoord Quintilis en Sextilis, dus vijfde en zesde. Maar ter eere van Cajus Julius Caesar werd Quintilis tot Julius, onze maand Juli, en later werd de volgende naar keizer Augustus genoemd. Toen keizer Augustus uit den gezichtskring verdween, bleef zijn naam in zijn maand voortleven, maar omdat de datum zooveel vaker dan de keizer ter sprake kwam, is in de Fransche taal de lange keizernaam Auguste in den kalender afgesleten tot Aout. Men moet weten, dat de g tusschen twee klinkers vaak verdween en dat een accent circonflexe vaak het wegvallen van een s aanduidt. Natuurlijk zijn de afgekorte namen de meest populaire. Latere keizers hebben vruchteloos gepoogd andere maanden naar zich genoemd te krijgen. Alleen Tiberius wilde dit niet. Natuurlijk moesten de keizerlijke maanden de volle maat van 31 dagen hebben, vooral omdat ook nog het oneven getal gold voor een beter voorteeken. Dit is de reden, dat, terwijl anders de maanden om beurten van 31 of 30 dagen zijn (met uitzondering van de geplukte maand Februari), Juli en Augustus niet voor elkaar behoeven onder te doen. Door de regeling van CEesar kwam de dag- en nachtevening van de lente in 45 v. C. op 24 Maart te vallen. Caesar stelde het jaar op 365 dagen en 6 uren, welk laatste kwart-etmaal om de vier jaren werd ingehaald door inlassching van een schrikkeldag, die op aloude manier dadelijk achter de Terminalia, eind Februari, zijn plaats kreeg, zoodat 24 Februari dan twee dagen telde. Daar de aanduiding van de datums bij de

26 24 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Romeinen nog al omslachtig met aftellen van een komenden termijn plaats had, noemde men dezen zesden dag vóór den 1 Maart : Ante diem sextam Kalendas Martias. (Men vergete hierbij niet, dat de Romein dien dag zelf medetelde op de manier van ons acht dagen" of het Fransche quinze jours." De nundinae om de 8 dagen waren ook van novem dies afgeleid. Anders zou de rekening niet kloppen.) Derhalve heette 24 Februari sextus of zesde en zijn dubbelganger, die een bis in idem was : bis sextus. Hij gaf dan ook aan het geheele jaar den naam Bissextilis, wat geheel buiten de maand Sextilis omging. Nog bleef in het Fransch de naam Année bisextile hangen. Caesar had het wat royaal aangelegd. Hij had het jaar van 365 1/4 dag iets te groot genomen, want ruim 5 uren zijn er nog geen zes. Daardoor liep men in de jaren één dag vóór. Dit bracht hèm natuurlijk nog niet in verlegenheid : Wie dan leeft, dan zorgt. Maar het einde zou den last dragen. Aanvankelijk hinderde het niet erg, omdat men nog wat vóór was door de dag- en nachtevening in de lente op 24 Maart in plaats van den 21en te hebben. Later zou het in de Christelijke wereld beteekenis krijgen in verband met het vaststellen van den Kerstdatum, dien van Mariaboodschap en van St. Jan, waarop we nog moeten terugkomen. Er waren landen, waar het jaar zelfs begon met 25 Maart, dat als tijd van de vermeende aankondiging van Christus' geboorte ook gold als datum voor de schepping der wereld. Dit is nog langen tijd in Engeland het geval geweest. Boven zagen we reeds, dat de aanvang van het jaar bij vele volken zeer verschillend werd gesteld. Men denke aan Israels dubbele Nieuwjaar. In Christelijken tijd, toen in 325 het beroemde concilie van Nicea werd gehouden, zoo bekend uit de geschiedenis der geloofsteer aangaande den Christus, was het aequinoctium der lente allengs verschoven tot 21 Maart, dus toevallig juist in orde. Was het nu maar zoo gebleven, maar het proces van achterloopen bleef niet stil staan en wekte al meer bezorgdheid. Door het jaarlijksche vaststellen van den Paaschdatum werd de afwijking van Nicea's juistheid telken male gevoeld. Men kreeg

27 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 25 moeite met de daardoor verder afwijkende datums voor de schijngestalten der maan. En juist de volle maan zullen we straks leeren kennen als een factor van beteekenis. Reeds Beda de Eerwaardige had er op gelet, die al in 735 stierf. Maar hij zag geen remedie. Verschillende autoriteiten hebben er aan willen dokteren, verschillende concilies en pausen hebben er zich mede bezig gehouden. Het herstel van het kalenderuurwerk stond telkens op de agenda, vooral na de uitvinding van de boekdrukkunst. Het Lateraansche Concilie van 1512 tot 1517 werd door het pessimisme van Copernicus afgeschrikt. De velerlei voorslagen maakten onrustig. Eindelijk verlangde het concilie van Trente in 1563 van den paus, dat hij misboek en brevier zou doen verbeteren, wat natuurlijk niet buiten den kalender om kon gaan. Daarom liet paus Gregorius XIII door Luigi Lilio en na diens dood door zijn broeder Antonio een voorstel doen en door een kommissie beoordeelen, waarna hij het oordeel van vorsten en universiteiten inwon. De verandering werd afgekondigd in de bul Inter gravissimas" van 24 Februari Dit jaar kwam de thans nog vigeerende Gregoriaansche tijdrekening of nieuwe stijl. De klok moest nu, anders dan in Caesars tijd, worden vooruit gezet. Er werd bepaald, dat op 4 Oktober van dat jaar onmiddellijk de 15e zou volgen. Voor de schrikkeljaren werd er dit op gevonden, dat het de jaartallen zijn, door vier deelbaar, maar de eeuwjaren moeten door 400 deelbaar zijn, zoodat 1900 geen, 2000 wel een schrikkeljaar is, indien dan tenminste de Gregoriaansche stijl nog bestaat. Door de vermindering der schrikkeljaren kwam men blijvend gelijk, behoudens het verschil van één dag in de 3320 jaren, wat nog een wijle den tijd heeft. In Roomsche landen werd natuurlijk de pauselijke regeling gereede aanvaard. Bij de Grieken en Protestanten niet. De vermetele toon, die met banbliksems werkte tegen onwilligen, de tijd, dat in Nederland en Frankrijk het Protestantisme te vuur en te zwaard vervolgd werd, de doktrinaire vaststelling van het aequinoctium op 21 Maart uit kerkelijke motieven zonder met de astronomie rekening te houden, dit alles bevorderde de sympathie niet, al was er veel goeds in de poging. De Roomsche

28 26 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID landen Spanje en Portugal en gedeeltelijk Italië en Polen waren dadelijk er voor. Frankrijk volgde nog hetzelfde jaar in December en uit politieke overweging de provincie Holland door op 21 December dadelijk het nieuwe jaar te laten volgen. In meer gekompliceerde landen als Duitschland en Zwitserland ging het nog ingewikkelder toe. Men ging schoorvoetend mede, toen de hervorming bleek niet aller zaak te zijn. De Grieksche kerk was ook onwillig en is dit het langst gebleven. Te onzent waren Friesland, Groningen en Zutphen er eerst in 1700 voor te vinden, toen het verschil inmiddels was opgeloopen tot bijna 12 dagen. De gedenkdag van Groningens reduktie kwam nu van 17 op 28 Augustus. Het verschil grijpt geweldig in op den landbouw, waar men zijn oogst regelt naar heiligendagen. Het huren en verhuren, dat op 1 Mei of November viel, kwam nu op 12 Mei. Dit heet nog de oude Mei. Produkten, die naar een datum heetten, kwamen niet op tijd. Men denkt aan Meikersen enz. Ook de oriëntatie van kerken, die haar heilige linie kregen na de vigilie van den patroonsdag bij het opgaan der zon, leidde tot een deklinatie van 12 dagen in de lijn O. W. Dit geeft nu moeite bij het terugzoeken van een onbekenden patroon. Men moet weten, dat na de hervorming niet immer bekend is, aan welken heilige een kerk gewijd werd. Dan kan de oriëntatie helpen om er naar te gissen, omdat men de rooilijn had Oost West, natuurlijk nog zonder kompas en gerekend naar zonsopgang van den heiligendag. Die lijn van zonsopgang schommelt heen en weer met de datums. Ook bij de hunnebedden blijkt, dat de oriëntatie daar allerlei afwijkingen vertoont in verband met den datum van oprichting. Door de astronomie is de datum uit de richting af te leiden. Maar dit geeft somtijds weer nieuwe problemen, doordat een kerk later aan een andere heilige gewijd geworden kan zijn. En bij den datum moet men nu ook nog de 12 dagen verschil rekenen, die de nieuwe stijl medebrengt. Met behulp van instrumenten van Dr Van Giffen en berekeningen van Prof. Dr P. van Rhijn heb ik eens een steekproef genomen bij de Groningsche Martinikerk, waarvan de oriëntatie behoorde te wijzen op St. Maarten, 11 November. Maar de heilige linie bracht

29 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 27 naar den voorzomer ; zelfs 4 Juli, St. Maarten in den zomer of de warme Maarten, kon niet dienen, omdat de deklinatie vroeger wijst. Weet men nu, dat de kermis te Groningen in Mei valt, dan zal mogelijk nog eens op een of andere wijze het verband tusschen de Martini en haar Kirchweihe oorspronkelijk blijken buiten St. Maarten te zijn omgegaan. Tot een slotsom ben ik nog niet kunnen komen. Wellicht is een ander gelukkiger. Voor degenen, die eens hun plaatselijke kerken, indien het zeer oude zijn, uit dit oogpunt willen bestudeeren, diene, dat er een handig instrumentje bestaat, dat ik destijds leende van Dr Van Giffen. De Gregoriaansche kalender heeft ten slotte algemeen ingang gevonden, al waren er in Duitschland nu en dan verwikkelingen, als Paschen op astronomische gronden op een anderen datum behoorde te vallen, met name in 1724, 1744, Engeland sloot zich aan in 1752 en veranderde toen tevens zijn Nieuwjaarsdag, die destijds nog op 25 Maart viel. Nog vóór kort zijn Rusland en de Balkan gevolgd, zoodat we nu den Russischen kalender gevoeglijk kunnen overslaan. De nieuwe, die in de maak is, ruikt al te zeer naar de revolutie. Eigenlijk kan evenzoo gehandeld worden met den Franschen uit den revolutietijd. Die was kortstondig maakwerk, vijandig tegenover allerlei kerkelijke en bijbelsche tradities. Daar begon een nieuwe tijd in den herfst van het jaar Op dezen 22sten September werd de Fransche Republiek geproklameerd. De 12 maanden kregen konfektiemaat van 30 dagen met nieuwe namen, aan weersgesteldheid en opbrengst ontleend. Aan het eind der 360 dagen werden 5 dagen toegevoegd, die Sansculottides heetten, in de schikkeljaren nog een 6e, jour de la révolution. Dit heeft men nog kunnen forceeren tot het jaar 1805 eindigde. Maar de onnatuurlijke vervanging van de week door een dekade of een termijn van 10 dagen is evenmin populair geworden als de indeeling van den dag in 10 uren, die 100 minuten van 100 sekonden telden. Dit stelsel met een rustdag om de 10 dagen, den Décadi, heeft men ondanks de mooi verzonnen decimale namen reeds in 1802 moeten loslaten. Dit geeft geen vertrouwen in Ruslands krachtproeven.

30 28 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Thans is een aktie gaande tot hervorming van onzen kalender, vooral met het oog op het Paaschfeest, dat men van veranderlijk vast wil maken evenals Kerstfeest, Natuurlijk geldt dit dan ook van Goeden Vrijdag en insgelijks van den Hemelvaartsdag en Pinksteren. We moeten er op terugkomen. De pogingen gaan uit van den Volkenbond. Reeds dreigen er konflikten in verband met de sabbatsviering der Joden. Dit over den inhoud van den kalender. Wat den vorm aangaat, bedenke men, dat de overgang van het Romeinsch-heidensche tot' het Christelijke zeer geleidelijk in zijn werk is gegaan. Er wordt in het jaar 354 een Filokaluskalender weergegeven, die reeds de heidensche feesten besnoeit, maar de Christelijke nog niet aanduidt. Men vindt er nog de opsomming van de nundinae, de perioden van acht dagen van marktdag tot marktdag, die door de letters A H, d. w. z. 1-8 wordt aangeduid. Men begrijpt, dat die marktdagen, echt alle acht dagen, om de zeven weken in botsing kwamen met den zondag. Nommensen heeft om diezelfde reden de markten om de vier dagen in het Battaland weten weg te krijgen. Als de zondag gaat heerschen, moet zoo iets verdwijnen : Nundinae wil eigenlijk zeggen : novem dies, negen dagen. De lezer weet reeds, dat de Romeinen bij termijnen één dag te veel rekenden omdat de beide uitersten medetelden. Van 1 tot 9 is voor ons een aftelsom en wordt acht. Voor hen ook wel, maar ze namen het wat ruimer. Naast die letters A H werd nu de Christelijke week in den Filokaluskalender aangeduid door de letters A G. Dit ingevolge de Zondagswet van keizer Konstantijn den Grooten van 321 na zijn overgang tot het Christendom. Een kalender van 448 bevat naast den heidenschen inhoud nog vijf feesten van Christus en zes martelaarsdagen. Reeds vroeger had men lijsten van heiligen naar datums. Men weet, dat bij de heiligen hun ware geboortedag hun sterfdag heet, omdat ze dan tot hooger leven worden opgeroepen, vooral indien het martelaren zijn. Aanvankelijk waren de lijsten voor plaatselijk gebruik bestemd in bepaalde streken, zoodat ze dan ook plaatselijke, gewestelijke en

31 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 29 nationale heiligen bevatten. Het onderling verband en verkeer der kerken bevorderde overname van andere heiligen, totdat allengs in de 15e-16e eeuw alom alle datums bezet werden. Nog wordt in Roomsche landen vaak een kind, heel anders dan bij ons, waar uitsluitend familieleden vernoemd worden, althans met een tweeden naam genoemd naar den heilige van zijn geboorte- of doopdatum. Men denkt aan Maarten Luther om zijn doopdag op St. Maarten, aan Rosegger, die geboren was op 31 Juli, maar gedoopt op 1 Augustus en daarom de voornamen had Petri Kettenfeier, daar genoemde dag in den kalender heet : Petrus' banden. In de Beiersche koningsfamilie kwam de naam Omnes sancti voor wegens Allerheiligen en de naam Toussaint voor families is welbekend door Bosbooms even beroemde echtgenoote. Vreemder klinkt ons in de ooren uit Stuttgart : Vierzehnnothelfer (30 Nov.). De naam Petri Stuhlfeier is bij een wereldburger van den 18en Januari of 27 Februari in buitenlandsche streken lang niet onmogelijk. Waar later, iets, waarop de Catechismus Romanus van 1566 veel invloed heeft gehad, de namen van geliefkoosde heiligen meer opgeld deden dan die van den Namenstag, kwam Franz Xaverius veel voor, met name in Roomsche zendingskringen. Doorgaans kan een schrijver, die tot voorletters heeft F. X. wel apriori als een van huis uit vurig Roomsch Katholiek worden beschouwd. Daar de Maria-vereering bijzonder groote afmetingen aannam, kwam de begeerte op, ook jongens naar haar zoowel als naar haar moeder Anna te noemen. Men denkt aan Johann Maria Farina en aan E. Maria Remarque den oorlogsschrijver. Anna komt bij mannen minder voor, maar in het Protestantsche Friesland is het nog vrij algemeen : Anne. Daar er in de middeleeuwen veel analfabeten waren, kwamen de kalenders niet binnen het bereik van allen. Of liever de almanakken, want dit Arabische woord, als zoodanig kenbaar door den aanhef al, gelijk ook bij vele andere woorden het geval is, kwam in omloop via de Mohammedanen met hun Algebra, Alchemie enz. Het eerst is het Arabische al-manakh, dat denkelijk gelijk staat met kalender, overgenomen door Roger Bacon in 1267 in zijn Opus majus en wel voor tabellen van bewegingen der hemellichamen.

32 30 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Aanvankelijk verschenen onder dezen titel korte sterrekundige opgaven en kalendervormige tabellen. Een is er al bekend uit de 15e eeuw van Georg von Purbach uit Weenen met den titel Pro annis pluribus, voor vele jaren. Wij zouden zeggen : Honderdjarige of eeuwigdurende kalender. Pas in de 16e eeuw komen er almanakken voor een afzonderlijk jaar. De honderdjarige kalenders komen ook wel in oude tijdschriften voor. Ze bevatten eenige astrologische resten met weersvoorspellingen, die nog in de almanakken bleven hangen en er zijn nog immer menschen, die er op letten,... als ze eens uitkomen. In 1655 heeft een Duitsche abt M. Knauer uitgegeven een Calendarium Oeconomicum Practicum Perpetuum, waarin voor langen tijd het weer voor den landbouw werd voorspeld. Met het oog op de planeten, waarvan de maan nu nog grootelijks in eere is, en met zijn meening, dat de wisseling van het weer zich om de 312 jaren herhaalde, gaf hij die voorspellingen. In 1701 werd deze almanak een eeuwigdurende, die honderden drukken beleefde. De prognostikaties of weervoorspellingen zijn vooral in eere gekomen door den Italiaan Dr Giovanni Antonio Magina, gestorven Maar men had al in 1556 de Deventer Practica ofte Prognosticatie, die allerlei wetenswaardigs voor dien tijd bevatte. Ze vermeerderden later. Men plakte de kleinste achterin zijn kerkboek, de psalmen van Datheen. Kooplieden, landbouwers en andere menschen van het bedrijvige leven hadden ze in een perkamenten omslag, somtijds met wit voor aanteekeningen doorschoten. De stof, die aangroeide, kwam neer op : bijzonderheden over het weer, gezondheid en ziekte, marktdagen, bodekarren, klokluiden bij het sluiten van de poort, wenken voor tuin- en landman, kronieken, anekdoten, doolhof, paardensprongraadsels en ander mengelwerk. De waardeering veroorzaakt uitbreiding. Het was voor wie lezen kon de voornaamste dagelijksche lektuur naast den bijbel. Het is thans wel heel anders. Maar tegenover den bijbel moest de almanak het afleggen. Stoett in zijn Nederlandsche spreekwoorden bevat veel varianten op het thema : Almanach Logensack." Liegen als een almanak" staat wel ver af van waar als het evangelie."

33 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 31 Almanak en krant heeten leugens in het land te brengen, maar de almanak deed het al, toen er nog geen week- of dagbladen waren. Men kon hem het jaarblad of jaarboekje noemen. De prognostikaties van eklipsen gaven meer houvast dan die van tempeesten. In Bij ons in het land der Saksers heb ik een ouden Drentschen almanak beschreven. Thans blijven vooral bekend de Enkhuizer sedert 1796, geliefd bij schippers, de Nieuwen ende ouden Almanach van Utrecht van 1601 (1681). Hazelhoffs Groningsche is eerst van Hoe de prognostikaties nog aan onzen tijd worden aangepast, kan blijken uit den Utrechtschen Almanak van 1928, waar men leest bl. 4: Wij willen er de aandacht op vestigen, dat waar bij een datum in den kalender iets over het weer gezegd wordt, dit steeds geldende is niet voor dien dag alleen, maar ook voor de acht daarop volgende dagen. En waar de vulcanische werkingen en aardbevingen in 1928 zich sterker zullen openbaren dan voorheen, daar bedenke men wel, dat die gewoonlijk de natuur voor een week in verwarring brengen." Deze waar- daarzeggerij klinkt Pythisch orakelachtig. Wil het zeggen bestendig weer gedurende iedere week of wil het wijzen op bestendigheid, waarop men geen verhaal heeft? De vele analfabeten, die den tekst niet konden lezen, letten voor marktdagen en maangestalten of teekenen der dierenriem op plaatjes. Die primitieve illustraties van handjes en koetjes en varkentjes en schaapjes en maantjes, heele of half, zwart of wit of rood, waren voor hen even veel zeggend als streepjes aan een balk. Ook in verre landen als in ons Indië vindt men aanschouwelijke tafels voor hen, die niet kunnen lezen. Later krijgt men Almanakken ook voor meer intellektueele kringen. De Almanach de Gotha bevat sedert 1763 de bijzonderheden over vorsten en hoogen adel en wat daarop betrekking heeft. Reeds eerder verscheen de Almanach Royal sinds 1679 te Parijs met bijzonderheden over het Fransche hof en wat daarmede verband hield. De Revolutie kwam en werd gevolgd door het Fransche keizerrijk met zijn Almanach Imperial, dien men ook bij

34 32 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID ons moest gebruiken, toen Lodewijk Napoleon geen Koninklijken Almanak meer zag verschijnen. Ons herstel bracht in 1815 den nog bestaanden Nederlandschen Staatsalmanak. Later kwamen er Regeeringsalmanakken van 0. en W.-Indië bij. Zoo heeft men in de 19e eeuw gekregen provinciale Volksalmanakken, Muzenalmanakken, Studentenalmanakken. De bijbelsche Almanak is een nuttig bescheiden boeksken. Maar toen kwam de tijd van scheurkalenders, die geen bespreking behoeven als histoire contemporaine. Mede was een vraagbaak de kerktoren, die niet alleen ten hemel wees en windroos en wind aangaf met zijn Gallischen haan, maar ook den tijd door den zonnewijzer. Deze was naar het zuiden gericht en kan ons helpen bij het onderzoek naar de oriëntatie der kerken, wier zuidmuur niet precies naar het zuiden staat, wat bij den zonnewijzer moet verholpen worden. Overigens hebben we hem niet meer van noode met onze mechanische klokken en komt hij dus in vergetelheid, wat doorgaans met verveloosheid gelijk staat. De klokken waren aanvankelijk nog geen uurwerken, maar uitsluitend klankinstrumenten om het volk de gewijde of de gezette tijden te melden. Oorspronkelijk zijn de torens, hoe vreemd het ons schijnen moge, niet gebouwd voor de klokken. Er waren zeer oude torens zonder gelui. Turris wordt onderscheiden van Campanile, klokkentoren. De oude kerk had geen toren, de basiliek leende er zich niet voor. Het was iets uit Syrië, dat in de middeleeuwen via Afrika in Italië kwam, maar nog los van de kerk stond en log gebouwd was. Ook bij ons vindt men er hier en daar nog ongeoriënteerd vrij van de kerk staan. Toen men ze eenmaal had en ze in den kerkbouw waren opgenomen, lag het voor de hand ze voor de klokken te gebruiken, noodra die kwamen. Dit was niet overal gelijktijdig. Men onderscheidde de nola van de campana als schel van klok, maar de stad Nola lag in Campanië, vanwaar het aes campanum, het beroemde klokkenmetaal kwam. De overlevering maakt er van, dat Paulinus van Nola de klokken heeft uitgevonden. Oudtijds heetten ze signa, teekenen, seinen, het middel om een teeken te geven. Reeds Fulgentius Ferrandus te Karthago

35 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 33 maakt er in 535 melding van. Ze komen voor in Afrikaansche kloosters, reeds vóór Italië, om Campania bekend, ze had. De Iersch-Schotsche monniken brengen ze in onze streken, zoodat ze in den tijd van Karel den Grooten in het westen algemeen zijn. Aanvankelijk worden ze ook uit platen samengesteld, later gegoten. Eerst hebben ze den vorm van bijenkorven, dan van suikerbrooden. Pas in de 13e eeuw krijgen ze een verbreeding van den onderrand, die beter voor het geluid is. Dit is de nog gebruikte tulpvorm. In de 12e eeuw beginnen de opschriften op klokken, die wel de aandacht verdienen. Aanvankelijk werden ze door monniken gegoten, later door klokkengieters van beroep. De wereld-oorlog bracht stalen klokken, toen het vroegere metaal voor de kanonnen werd opgeëischt. Zelfs het plechtige luiden, waarin een klokluider zijn ziel kan leggen, wordt nu al meermalen elektrisch verricht door een druk op den knop. Dan wordt er iets ouds geëlektrokuteerd, meer dan geëlektrificeerd. In de meeste Romaansche talen heet de klok Campana of herinnert althans aan dit woord, dat op de herkomst van het beste klokmetaal zinspeelt. Campanula is een blauwe klokjesbloem, die de lezers wel kennen en een Campanile is een klokkentoren in Italië, als het luiden in groote eere is. Men denkt aan Venetië. Van houten klokkestoelen hier en daar te onzent, met name op Friesche kerkhoven, zwijgen we. De Fransche en Germaansche talen duiden de klok aan met een klank, die aan ons woord herinnert. Het komt op in den Karolinger tijd. Van de etymologische verklaringen verdient de afleiding van het oud-hoogduitsche chlagan de voorkeur, dat zoowel verbroken worden als klinken beteekent, men denkt aan brekende waar. Hiermede kan samenhangen het welbekende : Mortuos plango, fulgura frango, ik klaag over de dooden, ik breek de bliksemstralen. Er bij behoort : Vivos voco, ik roep de levenden. De klok is een signum, ze vervangt Israels bazuingeschal. Ze roept te zamen, waarschuwt bij brandgevaar en oorlog, heet de booze geesten weg te jagen in perikel en bij begrafenissen en geeft allerlei plechtige uren, vooral op kerkelijk gebied, aan. Ze worden Dr Van Veldhuizen 3

36 34 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID allengs als levende wezens beschouwd, ze worden gedoopt tegen satanische machten en van betooverde klokken is hier en daar in legenden sprake evenals van verzonkene, die somtijds nog geheimzinnig hun gelui uit een kolk doen hooren. Zijn er meer klokken in één toren, dan heeft ieder haar eigen naam naar haar beschermheilige. De poëzie van het klokluiden was zoo groot, dat op sommige tijden het een eer was er aan mede te doen. Vorstelijke personen hebben het ambt van klokluider gedragen en groote jaarwedden er voor genoten. Later zakte het af op kosters en kerkeknechten. Thans is de kerktoren geheel gesekularizeerd, in bezit van de burgerlijke gemeente, en mag hoogstens nog door kerkvoogden gebruikt worden om kerkbeurten aan te kondigen. De toren is geworden een soort van rommelkamer van het gemeentebestuur. Men bewaart er brandspuiten, doodsbaren en dorpsarrestanten, vooral, die in kennelijken staat verkeeren. Als van Karel den Grooten gezegd wordt, dat hij in zijn rijk er nauwkeurig op lette, dat de klokken in orde waren als garanten van orde, heeft men nog aan luidklokken te denken. Zichtbaar werd de tijd aangegeven, althans op heldere dagen door den zonnewijzer. Later komt de mechanische kerkklok aanvankelijk met één wijzer, gelijk ze hier of daar nog is gebleven. De hooge toren geeft uitzicht over de omgeving. Boven de steden troonde en waarschuwde de torenwachter voor gevaar. Hij deed hetzelfde als de bijbelsche wachters van Sions muren. Niet alleen van buiten geeft de toren tijd en richting aan, ook van binnen werden somtijds kosmografische en chronologische bijzonderheden voor leeken aanschouwelijk voorgesteld, dingen, die men ook in almanakken vindt. Afgezien nog van Barnevelds toren met de romantiek van Jan van Schaffelaar kon er thans meer aan torensport gedaan worden. Het bestudeeren der klokken is met het bezien van de omgeving uit de hoogte niet het eenige interessante. Aan den zuidwestkant vindt men tusschen verweerde voegen planten als het muurvarentje, asplenium ruta muraria en andere, op Groningens Martinitoren,

37 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 35 zelfs bij den hoogsten omgang, ook het muurleeuwenbekje. Voorts heet het in verscheidene torens te spoken, waar vleermuizen en ander nachtgedierte zich ophouden en bij het knerpende uurwerk en de krassende windhaan kerkuilen griezelig zuchten. Evenals de toren der kerk is ook het jaar gesekularizeerd, burgerlijk geworden, gelijk zooveel, dat weleer tot de sacra, de gewijde dingen, werd gerekend. Het moge schoon lijken, dat in de zoogenaamde Christelijke wereld allen rekening houden met Christus' geboorte, maar het strekt zich doorgaans niet verder uit dan tot het bepalen van datums. Wie denkt daarbij inderdaad aan het jaar onzes Heeren? Al die zakelijke brieven, die worden gedateerd, zijn ze vervuld van de gedachte aan het jaar des heils? Gaan ze uit van den grondtoon, dat Gods goedheid de jaargetijden kroont? Niemand zal het durven volhouden. Bedenkelijke korrespondentie, afkeurenswaardige kontrakten moeten gedateerd zijn en ze gaan uit van Christus' geboortejaar. Het is echter geen ophooping van heilsbesef, doch men krijgt somtijds den indruk, dat de afstand van de dagen van 's Heeren omwandeling op aarde en ook de afstand van den hemel, waar hij troont, al grooter en grooter wordt. Men verliest hem uit het oog. Beschouw maar eens een gewonen almanak, niet een christelijken scheurkalender, maar zoo een als de boeren nog gaarne koopen, vroeger met perkamenten omslag, nu gewikkeld in een papiersoort, die voor perkament moet doorgaan. Neem den Enkhuizer of den Utrechtschen, dien ik het best ken uit mijn jeugd. Een andere is ook goed. Het mengelwerk is neutraal en heel veel stof moet wel kleurloos zijn, omdat het doel is, vraagbaak te wezen en daarbij te geven Elck wat wils, een term, die juist in almanakken zeer veel voorkomt. Het provinciale wapen prijkt buiten op, natuurlijk in rood. Dit doet ouderwetsch aan. Reeds de monniken versierden gaarne hun boeken, die met zwarte inkt geschreven werden, door roode gekalligrafeerde hoofdletters. Wat bijzonder in het oog moest loopen, werd ook door die kleur in het licht gesteld. Daaraan danken we nog ons woord rubriek. Rubrum is rood en wat door een rood opschrift als een geheel, een hoofdstuk kenbaar was, werd genoemd

38 36 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID met het woord, aan rubrum ontleend. Op het titelblad is dan ook het woord Almanak in rood aangebracht en op de volgende bladzijden staan de aloude groepen van gegevens onder een rood opschrift saamgevat, natuurlijk met nieuwerwetsche dingen, die niet kunnen gemist worden als de nieuwe posttarieven. In den kalender zelf staan, rood gedrukt, de zondagen met hun liturgische namen uit het kerkjaar, de allervoornaamste heiligendagen, vastendagen en quatertempers, waarop we later terugkomen. Natuurlijk ook de groote feesten. Bij de zondagen vindt men een bijbelsche aanduiding, waaraan men op dien dag kan denken in het kerkjaar. Dit is gelukkig maar zwart gedrukt, want het beteekent niet veel. Het staat verre achter bij de Roomsche vastendagen. De bijbelkapittels hebben nog geen verzen er bij. Dit is middeleeuwsch. Men weet, dat de hoofdstukken er niet door de gewijde schrijvers boven gezet zijn. Als Paulus een brief schreef, dan dacht hij aan geen indeeling, als pas in de Latijnsche bijbels door Stephanus Langton, volgens vroeger meening door Hugo van St. Chair, werd aangebracht en uit die Roomsche bijbeluitgaven in algemeen gebruik is gekomen, hoewel er hier en daar nog al wat op aan te merken is. Vaak is een apostel zoo maar in de rede gevallen door een nieuw hoofdstuk, terwijl hij nog lang niet was uitgesproken. Daarom is het zoo nuttig, dat in nieuwe bijbeluitgaven de tekst vaak gewoon doorloopt en de nummers van de hoofdstukken er aan den rand naast staan. De verzen zijn pas veel later in gebruik gekomen, het eerst weer in een Latijnschen bijbel, in 1551 in een Grieksche uitgave van Robertus Stephanus, maar op den rand, waar haar beste plaats is. De Roomschen, die als leeken den bijbel weinig kunnen lezen, werken ook weinig met verzen. Dit is veel sterker bij onze bijbelvaste menschen. Die zouden dan ook met een aanduiding van een bijbelkapittel in den almanak en nog veel minder met de korte omschrijving van den inhoud nauwelijks tevreden kunnen zijn. Het begin van de bergrede in Matth. 5 dat veel meer bevat wordt aangeduid niet als de zaligsprekingen, doch op Roomsche manier als De acht zaligheden. De perikopen staan meestal váór den zondag, maar ook wel vóór Allerheiligen en Allerzielen, dat weer op

39 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 37 Roomsche oriëntatie wijst. Dit is echter geen bewust streven, doch een onbewust overnemen van de aloude stof. Verder komt er in den almanak geen rood voor, behalve op de achterzijde van den omslag, waar men het wapen van het oude Holland vindt met het omschrift Eendracht maakt macht", rondom den leeuw in den tuin van Holland. Gestilizeerde heraldische leeuwen zijn nimmer mooi, maar deze is foeileelijk. Als ik spreek van den tuin van Holland, denk ik aan de oude beteekenis van het woord. In Zeeland heet bijvoorbeeld het doophek in de kerk Tuin, d. w. z. omheining, afperking. Hier is dan ook de tuin van Holland het wilgen vlechtwerk, waarmede ik in mijn jeugd in de buurt van Bunnik veel landerijen zag afgesloten, iets als knasterwerk. Er is een boerenhek van oud maaksel in. De almanak begint met de verklaring van eenige teekens en afkortingen. De prentjes voor de analfabeten zijn aan het verdwijnen. Vroeger had men voor de markten een afbeelding van de dieren, die er verhandeld werden, en voor de jaarmarkten op allerlei plaatsen een handje, dat ook in ouderwetsche advertenties zoo in trek was, maar in onzen tijd van fotocliché's uit de mode raakt. In het land, waar de paardenmarkten groote evenementen waren, ziet men nog een springend paard met een p er bij afgebeeld. Maar verder kan men nu de markten voor beesten, d. w. z. geen wilde beesten, maar koebeesten, vee in het algemeen, veulens, varkens, biggen, kalveren, schapen, lammeren, wol, ganzen, eieren, kaas, boter, laken, linnen, ook jaarmarkt en kermis wel door een paar letters aanduiden. Een lijst van vastenavond, Paasch- en Pinkstertijden in de navolgende jaren rekent blijkens vastenavond meer met Rome dan met onze lijdensweken. Hetzelfde is het geval met de opgave van de quatemberdagen, ook wel quatertemper genoemd. Insgelijks de Christelijke feestdagen worden gevolgd door de Roomsch-Katholieke feestdagen, als zondag te vieren. Het begin der jaargetijden behoort ook tot de vaste rubrieken en de tijdperken of aera's evenzoo, die somtijds zeer worden uitgebreid. De voornaamste hebben we boven al besproken.

40 38 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Er rest ons nog de rubriek van de kerkelijke tijdrekening nader in het oog te vatten. Daarin komen voor de zondagen na Pinksteren, wat feitelijk weer Roomsch is, want, terwijl wij er niet aan doen, tellen de Duitsche Protestanten van den zondag na Pinksteren de rest van hun kerkjaar, waarover we later meer hebben op te merken. Eerder worden als bijzonderheden van de kerkelijke tijdrekening allerlei dingen genoemd, die voor vele lezers abacadabra zullen zijn als : Zondagsletter, Gulden-getal, Epacta, Romeinsche indictie, Zonnecirkel. Laten we hierop dus nog ingaan. Misschien begrijpt een enkele nu reeds de Zondagsletter, nadat vroeger over Konstantijn den Grooten gehandeld is. Het zijn alle de noodige gegevens om een kalender voor een bepaald jaar in elkaar te zetten, als men eenmaal het schema voor een eeuwigdurenden kalender heeft. Vooral met het nu gebruikelijke kaartsysteem zou de arbeid niet al te zwaar vallen. Doch men koopt zijn almanak zoo goedkoop en rekensommetjes voor tijdverdrijf zijn zoo uit de mode, dat men er zijn uren wel niet mede zal vermorsen. Maar als een historicus moet weten, op welken datum het zondag was in een bepaald jaar, dan kan het aanschaffen van oude almanakken moeilijker zijn dan het uitrekenen van eenige getallen. Men geeft aan de eerste zeven dagen van het jaar de letters A G, dus zeven naar de zeven dagen der week. A is zondag, maandag wordt dus B enz. Maar slechts een ongeveer zevende deel der jaren begint op zondag. Het verspringt ieder jaar en dat wordt nog weer gewijzigd door tusschenvallende schrikkeljaren. Daar een jaar 365 dagen telt, heeft het twee en vijftig weken met één dag over, in een schrikkeljaar twee over. Een gewoon jaar eindigt dus met dezelfde letter, waarmede het is begonnen en het volgende begint met een volgende letter. Misschien heeft men hierop nooit gelet, dat van hetzelfde jaar nieuwjaar en het oude doorgaans op denzelfden dag vallen. Men zou dus zonder schrikkeljaren iedere zeven jaar weer hetzelfde terugkrijgen en iedereen zou dan weer op denzelfden dag jarig zijn. Maar de schrikkeljaren laten het om de vier jaar een dag meer verspringen. Het schrikkeljaar heeft dus feitelijk twee Zondagsletters, een voor het begin van het jaar en een, met

41 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 39 het oog op den 25en Februari, die bij Caesar als verdubbeling van 24 Februari gold. Maar in C aesars tijd had men nog geen zondagen. Ik denk nu aan den tijd na Konstantijn en vóór Gregorius. Het eenvoudigst zou zijn, als ieder volgend jaar de volgende letter aan de beurt was, maar omdat er telkens een dag te veel is, geldt hier het ABC van achteren naar voren. Het is niet ABCDEFG, doch GFEDCBA. In 1928 had het schrikkeljaar de Zondagsletters AG, omdat het met zondag begon en met maandag eindigde. Het jaar 1929 moest derhalve beginnen met dinsdag, d. i. letter F. Het moest met letter F ook eindigen en zoo moet 1930 met letter E of woensdag beginnen en eindigen enz. Daar onze Gregoriaansche tijdrekening intusschen, en wel van , al 13 dagen bij de Juliaansche achter is, zijn we in weekorde een dag daarbij vóór. Als we na het jaar dagen achter en dus met de Zondagsletter, omdat dit twee weken vertegenwoordigt, gelijk zullen zijn, zal met ons bestaan hier op aarde ook wel de Gregoriaansche tijdrekening voorbij zijn. Misschien wel meer. De verwikkeling van de letters A G met de storende schrikkeljaren heeft naar een kleinste gemeene veelvoud doen grijpen. Dit is de zonnecirkel, de cyclus van 4 maal 7 of 28 jaren in de namen der weekdagen, waarop een bepaalde datum valt. Berekeningen hebben uitgemaakt, dat volgens de Gregoriaansche tijdrekening in 9 v. C. (eigenlijk moest het 8 zijn na het rekensommetje in het voorafgaande) zulk een periode begint. Men denke nu maar aan het jaar 8 v. C., waarin Jezus werd geboren, gelijk we boven zagen. Nu telt men bij ons jaartal die negen op en deelt het door 28. Gaat de deelsom precies op, dan noemt men de rest niet nul, doch 28. Niet alleen de cyclus, maar ook de rest wordt zonnecirkel genoemd, d. w. z. het getal, dat aangeeft, het hoeveelste jaar van een zonnecirkel we hebben. Voor het jaar 1929 was het 18, in 1930 dus 19. Men heeft ook nog den maancyclus, maar die wordt meestal weggelaten, omdat men volstaan kan met het gulden-getal. Dit is een van de cijfers van 1 tot 19, omdat na een tijdkring van 19 jaren de maansveranderingen weer op denzelfden datum vallen. De naam

42 40 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID herinnert er aan, dat de resultaten van Meto's ontdekking ieder jaar te Athene in gouden letters op de markt werden aangeduid. De Epacta, waarop reeds werd gezinspeeld, geeft aan, hoeveel dagen op 1 Januari na de laatste nieuwe maan verloopen zijn. Het zijn voor de meeste menschen dingen om over te slaan, zelfs voor deskundigen iets, dat men nauwelijks zal kontroleeren. Maar het behoort nu eenmaal in een fatsoenlijken almanak, die immers alles weet. Zoo wordt nog immer de ballast medegedragen van de Romeinsche indiktie, den tijdkring van 15 jaren, door Konstantijn den Grooten voor burgerlijke handelingen ingesteld. Een kontrakt, dat in het jaar 1930 wordt opgemaakt, zou toen, omdat de indiktie is 13, nog maar twee jaar rechtsgeldigheid hebben. Wie stoort zich nog aan die dingen uit den ouden tijd? Toch beschreef ik in Bij ons in het land der Saksers, bl.121, een ouden Drentschen almanak uit het jaar 1772, waarvan het oktrooi nog door de indiktie 5 was gebonden. Misschien is het dubbele van den termijn blijven hangen in de bijna dertig jaren, dat de rechtspersoonlijkheid eener vereeniging duurt, maar dan wordt niet meer naar vaste jaren, doch naar den datum der statuten gehandeld. Laten we nu den kalender van den almanak zelf inzien. Natuurlijk prijken de maanden met hun bijnaam, dien ze in de wandeling heeten te hebben, maar dien men nagenoeg nooit hoort. Sommige almanakken geven boven elke maand een weerrijmpje, anders een vignet met kenmerking van het teeken uit den dierenriem, waarin de maand valt. Meer aandacht wordt besteed aan opkomst en ondergang der maan, die voor verafwonenden zonder straatverlichting een zaak van groot gewicht was. Allerlei praktische, wellicht onpraktische, natuurwijsheid werd met de maan in verband gebracht. De opkomst van de zon groeit en slinkt geregeld, zoodat men het licht kan volgen, maar de tij den van de maan zijn ingewikkelder. Wel is er groote regelmaat in de vier schijngestalten, die toch de volle aandacht hebben. Bij afnemende maan iets te beginnen acht men bedenkelijk. Het zaad zou eens neiging kunnen hebben niet te groeien. Met wassende maan moet het vriezen, althans goed weer

43 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 41 zijn, veranderingen bij de maan heeten sterk in te grijpen op aarde. Wie het eenigen tijd nauw kontroleert, zal er anders over denken. Wel is van gewicht voor eb en vloed de stand van de maan ten opzichte van zon en aarde, maar hier hebben we een goed te verklaren geval van aantrekkingskracht. Bij het houden van vergaderingen, predikbeurten en bijbellezingen op het platte land was het van gewicht, met de maan te rekenen. Nu maakt ook hieraan geleidelijk de elektrische verlichting een einde. Dat de prognostikaties van het weer aan de schijngestalten der maan zijn vastgeknoopt heeft natuurlijk hun prestige duchtig gebaat. Wordt niet als in den Enkhuizer almanak veel werk gemaakt van eb en vloed, ook getijden genoemd, dan zal licht de springvloed toch vermeld worden. Natuurlijk ook de zon- en maansverduisteringen, maar doorgaans in een afzonderlijk stuk mengelwerk, evenals de zichtbaarheid der planeten. De heiligen, aan wie dagen bij de Roomschen gewijd zijn, krijgen ruimschoots hun deel. De schrijfwijze van hun Grieksche namen laat veel te wenschen over. Maar op de heiligen moeten we nog terugkomen. In Duitschland is men begonnen in verband met de Namenstage de lijst te herzien en ook de Protestantsche groote mannen op te nemen. Wij hebben aan zoo iets geen behoefte. Het riekt naar menschvergoding. Wie belang stelt in het Duitsche pogen kan het best worden ingelicht door den kalender Das Gottesjahr, uitgegeven door de B,renreiter- Verlag te Kassel. Men vindt er ook historische herinneringen op datum, wat wel eens voor de prediking, desnoods voor inleiding en tekstkeuze, van aanbelang kan zijn. Kenmerkend voor de vroegere kalenders is de straks genoemde oude uit Drente. Hierin vindt men nog den duur van den achterwinter : 9 weken en 3 dagen ; de toen meest bekende Roomsche heiligendagen staan in rood aangeduid. De keus is sober en daarom de aandacht waard. Het zijn : Driekoningen, Matthias, vastenavond, de quatembers, Filippus en Jakobus, de verschillende botvasten, sakramentsdag, Jan Baptist, Jakob, Laurentius, Maria hemelvaart, kruisverheffing, Mattheus, Michiel, Simon en Judas, Allerheiligen,

44 42 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Willebrord, Martini, Andreas, Maria ontvangenis, Thomas, Joan Apostel. De andere heiligendagen staan in zwart en treden dus op den achtergrond. Zelfs St. Nikolaas. Het St. of H. wordt immer weggelaten. De Drenten schijnen ook vroeger materialistisch geweest te zijn. Wat gegeten kan worden, trekt er zeer de opmerkzaamheid. Vooral visch is iets van gewicht in de provincie, die niet aan zee ligt. Telkens leest men, welke visch nu goed is : aal bij maansveranderingen in Januari ; zalm, steur in Maart ; snoek in Mei ; bot in Juni ; voorn en pos in Augustus ; schelvisch in September ; in Oktober wordt onder de waterdieren een plaats ingeruimd voor de eendvogels. Is het ter verduidelijking, dat -vogels er bij komt, ook nog in sommige hotels? Met November krijgen de oesters de beurt. Het geestelijk voedsel voor den zondag is wat mager, maar wat men er vindt, keert in nieuwe almanakken terug. Bij Mattheus 5 leest men in Juni : Pharizaeus' rechtvaardigheid. In den Utrechtschen almanak zal men het nader verklaard vinden als Farizeeërs schijnrechtvaardigheid, maar noch het eene noch het andere dekt het gansche hoofdstuk. Men vindt ook nog een lijst van vakanties in Drente, niet enkel voor de schoolkinderen. Dezen hebben vrij in den bouwtijd van 18 Juli tot en met 12 Augustus, met midwinter van 21 December tot 14 Januari, met Paschen van Palmzondag tot 8 dagen na Paschen. Maar ook de geliefde visschen hebben hun vakantie van vervolging : drie weken vóór den nieuwen Mei tot drie weken daarin ; de hazen van 1 Maart tot 1 September, de patrijzen van 1 Januari tot 15 September, de korhoenders hebben om de vier jaren hun sabbatsjaar. De boeten op overtreding zijn hoog. De hoveniersalmanak bevat eerst beginselen, wat bij nieuwe of bij oude maan gezaaid moet worden en over het planten. Daarop volgt de tijd van die verrichtingen maand voor maand. De munttafel handelt over guldens, goudguldens en schellingen, herleid tot stuivers en penningen. In den Italiaanschen waarzegger. Dit is: een oprechte prognosticatie op het Jaar onzes Heeren Jesu Christi 1772" worden wel de maanden van hun bijnamen louwmaand enz. voorzien, wel de verhoudingen van de maan tot den dierenriem genoemd, maar

45 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 43 de weervoorspellingen behoeven we niet eens te kontroleeren en die van het wereldgebeuren zijn zoo vaag, dat men ze met kleine afwisseling altijd kan gebruiken. Het is de taal van het orakel. Konkreter is de korte kroniek van het jaar 1757 af. Laten we nu nog de onderdeelen van het jaar, maanden, weken, dagen en uren behandelen om ten slotte met de gekroonde jaargetijden dit hoofdstuk te besluiten. De maanden met hun tegenwoordige namen hebben we van de Romeinen overgenomen, maar aanvankelijk waren dezen niet bijzonder sterk inzake de regeling van den tijd. Ze waren een volk van landbouwers, die alleen praktisch hun tijd verdeelden, maar weinig theorie zich konden veroorloven. De oude berichten laten veel onzeker vóór den tijd van Caesars kalender. Voltaire heeft ondeugend opgemerkt, dat de Romeinsche veldheeren steeds triomfeerden, maar ze wisten niet precies op welken datum. Te onzent heeft Prof. Dr I. M. Valeton te Amsterdam prachtig allerlei raadselen van den Romeinschen kalender opgelost, maar zijn vroegtijdige dood liet het werk onafgedaan. Met dankbaarheid gebruik ik nog zijn diktaten uit mijn litteratorentijd. Het oudste jaar zal reeds door Romulus zijn ingevoerd, die tien maanden voldoende achtte en dan nog maanmaanden, waardoor het jaar onze negen maanden naderde, den menschenleeftijd vóór zijn geboorte. Het begon toen met de lentemaand Maart. Numa Pompilius heet het op 12 maanden te hebben gebracht, maar men weet reeds, dat die 12 maal ongeveer 29 dagen veel te korten tijd voor het zonnejaar opleverden, zoodat alles in de war moest loopen, gelijk nu het geval is bij de Mohammedanen. De maand begon met Kalendae, die we reeds als nieuwe maan hebben leeren kennen. Het midden was de Idus, een woord van denzelfden stam als ideaal en idool. Het duidt op het zien en op de volle gestalte. Laten we dit meervoud van feesten vertalen door Volle Maan. Die deelde de maanmaand in tweeën. Daar men de maanden gaarne een oneven getal van dagen gaf, werd het de helft van 31 of van 29 of van 27 dit zou dus 14 of 15 zijn. Maar ook voor dezen dag begeerde men het oneven getal, zoo werd het

46 44 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 13 of 15. De lange maanden waren Maart, Mei, Quintilis, Oktober, althans aanvankelijk, dus de oorspronkelijk onevene. December was toen nog het einde en moest het als later Februari met minder doen. Daarbij kwamen later niet voor-, doch achteraan Januari en Februari met 29 en 27 dagen. De regeling van Julius Caesar leverde 12 maanden op, waarbij de onze meer aansluiten : Ze worden langer, het gaat om 30 of 31 dagen. Alleen Februari moet het als oude hekkensluiter met 28 of 29 stellen. Ze worden om de andere langer en korter, de onevene blijven het hoogere oneven getal 31 houden, maar de maand Augustus verstoort die orde, want deze mag het, als aan een keizer gewijd, niet met minder doen. Daarom keert in de rest van het jaar de verhouding om. De Idus is dus geweest op den 15e der maand, behalve in de maanden van minder dan 30 dagen. Dan wordt het 13e. Het feit van de volle maan was van zoo groote belangrijkheid voor de Romeinen, dat ze deden als kinderen tegen hun verjaardag en telden, hoe lang het nog duren zou eer die dag kwam. Wij tellen prozaïsch van den eersten der maand af : 1, 2, 3, Januari enz. Zij niet. In December werd de tweede helft van de maand, zoodra de Idus voorbij waren, gemeten naar den afstand van nieuwe maan in Januari en het heette : zooveelste dag vóór de Kalendae van Januari maar dit getal werd te groot genomen, omdat men den eigen datum zoowel als 1 Januari medetelde. Evenzoo werden de dagen vóór de Idus geteld. A. d. vi. Id. Mart., ante diem sextam Idus Martias wil zeggen zes dagen voor vollemaan in Maart of 5 dagen voor 15 Maart in onze taal. Dit wordt derhalve 10 Maart. Doch ook met de Croissant werd gerekend, het eerste kwartier in dien vorm, dat men acht dagen vóór Idus een afzonderlijken naam gaf. Dit waren de Nonae, negende dag, in ons dialekt de 8e, dus 7 Maart. Maar van de maanden, die Idus op den 13en hadden, werd het 5e. Ook hiermede werden evenzoo de datums vastgesteld. A. d. vi. Nonas Januarias is niet 1 Januari, wat Kalendae zou zijn, doch 2 Januari in onzen kalender. Eigenaardig, dat het laatste kwartier geen belangstelling genoot. Na het midden van de maand rekende men af van het begin der volgende. Voor afnemende

47 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 45 maan schijnt men immer bang geweest te zijn. Er zijn aanbidders van de opgaande zon en nog meer van de wassende maan. In Christelijken tijd hebben we daarvan een typisch voorbeeld. De methode te Bologna was optellen tot het midden van de maand, aftellen naar het einde. Dit had dus veel van het beklimmen en afdalen van een dubbele trap. De namen der maanden hebben we zonder meer van de Romeinen overgenomen, al moeten wij niets meer hebben van hun goden en helden en heidendom. Dat is zoo erg niet, want heiligen uit den bijbel droegen meermalen heidensche namen. Apollos, de vriend van Paulus, heette feitelijk naar den afgod Apollo. Het heeft niets en niemand gehinderd. Als we de oudste volgorde nemen, is Maart de eerste, wier naam met den oorlogsgod Mars samenhangt. Tegen de Lente beginnen de veldtochten weer, die des winters gerust hebben. Aprilis hangt samen met het aperire, het openen der knoppen, of met Apollo's bijnaam Aperta of met apricus, zonnig. Het is alles van één stam, die op opengaan van sluiers en knoppen wijst : het licht breekt door en daarmede het leven. Mei legt Of verband met een godin Maia, moeder van Mercurius Of met een bijnaam van Juppiter als de groote, de machtige. Er zou dan de stam van Major in zitten, het Fransche majeur, evenals in het woord masculus, manlijk. Juni brengt men dan in verband met Juppiters vrouw Juno, de huisvrouw onder de godinnen. Waarom Quintilis en Sextilis vóór September, Oktober, November, December hun beteekenis van telwoord hebben prijs gegeven voor vorstelijke namen, Julius en Augustus, vernam de lezer reeds. De andere namen zijn telwoorden. Maar dan komt men er nog twee aan toevoegen, laatsten die eersten worden : Januari en Februari. De eerste hangt samen met janua, deur, en Janus, de god van ingang en van voor- en achteruitgang, waarom hij twee aangezichten heeft, een naar voren en een naar achteren gericht. Bij het uitbreken van den oorlog stond zijn tempel open om een gezegenden uitgang en straks weer een triomfantelijken ingang te hebben. Van de dagen van Romulus af

48 46 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID tot keizer Augustus toe kon zijn tempel maar drie keer worden gesloten, omdat men zoo zelden van oorlog was verschoond gebleven. Karel de Groote, die veel voelde voor akkuraatheid in tijd en voor eigen taal, heeft getracht, de heidensche vreemde namen door landsnamen te vervangen. Hij is niet fortuinlijk geweest met zijn invoering van Wintarmanoth, Hornung (hoek, horn ook nog in onze plaatsnamen), Lentzinmanoth, Ostarmanoth, Winnemanoth, Brachmanoth, Hewimanoth, Arammanoth, Witumanoth, Windumenmanoth, Herbistmanoth, Heilagmanoth. Toch hadden die namen weer invloed op de latere Duitsche benamingen, gelijk ze vooral door den kalender van den Regiomontanus werden verbreid (1473) : Jenner, Hornung, Merz, April, Mei, Brachmond, Heumond, Augstmond, Herbstmond, Weinmond, Wintermond, Christmond. Ze hebben weer doorgewerkt op onze niet erg populaire volksnamen als de maanden in de wandeling heeten genoemd te worden : Louwmaand, Sprokkelmaand, Lentemaand, Grasmaand, Bloeimaand, Zomermaand, Hooimaand, Oogstmaand, Herfstmaand, Wijnmaand, Slachtmaand en Wintermaand. Nog minder ingang heeft gevonden het maakwerk uit den Franschen revolutietijd. Het jaar begon daar in den herfst. De herfstmaanden waren : Vendémiaire, Brumaire en Frimaire. Die van den winter : Nivêse, Pluvióse en Ventóse. Die van de lente : Germinal, Floréal en Prairial. Die van den zomer: Messidor, Thermidor en Fructidor. De beteekenis van dergelijke uitdenksels is immer licht te doorzien. We zullen er dus maar niet nader op ingaan. De week is ongeveer de tijd van één der vier schijngestalten der maan en wordt niet enkel bij Israel gevonden in de oudheid, doch ook, maar dan gevarieerd, bij de Egyptenaren. Vandaar is ze ook bij de Romeinen wel voorgekomen, maar dan toch als insluipsel van elders. De Romeinen hadden immers hun nundilae of achtdaagsch tijdvak, gelijk we zagen aangeduid door de letters A H, niet door, A G als bij de Christenen. Men herinnert zich den Filokaloskalender. De Atheners en oudere Egyptenaren hadden de dekade, de periode van tien dagen, die in de Fransche revolutie weer vruchteloos op den voorgrond werd gesteld. Bij de Romeinen

49 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 47 werd reeds in de eerste eeuw naast de nundinae de hebdomas geplaatst, welk Grieksche woord zevental beteekent. In het Latijn was de vertaling septimana, wat tot het Fransche semaine leidde. Misschien ware een beter woord geweest het door den historicus Valeton voorgestelde internundinium, de tijd, die tusschen twee nundinae inligt en dus kleiner moet zijn dan 8 dagen. De astronomische week van het vierde eener maanmaand was reeds aardig ingeburgerd in de Romeinsche wereld bij de komst van het Christendom. Ons week doet aan wisselen denken evenals het Duitsche Woche en het Engelsche Week. Men denkt aan de schijngestalten der maan. Natuurlijk zijn juist korte tijdsindeelingen in het dagelijksche sleurleven van de menschen van groot gewicht. Kleine luyden krijgen hun loon per week en hebben de gewoonte veel dingen wekelijks af te doen. Maar in geordende huishoudens en inrichtingen van grooter beteekenis zal men ook goed doen voor de geregelde orde met weken te rekenen. Israel duidde de dagen der week door ranggetallen aan, alleen den zevenden dag gaf men een afzonderlijken naam. Dit is de door God geheiligde sabbat of rustdag, waarnaar later de heele week ook wel sabbata genoemd werd. Het was zes dagen arbeiden, om er daarna één te mogen rusten. We kunnen de bijzonderheden van de bijbelsche sabbatswetten bekend veronderstellen. Jezus heeft ook den sabbat geëerd. Hij ging dan naar zijn gewoonte op naar de synagoge, een gewoonte, die derhalve alle aanbeveling blijkt te verdienen. Men moet niet te gauw afgeven op de gewoonte van kerkgaan. Het tegendeel als gewoonte is bedenkelijker. Wel is Jezus afkeerig van sabbatsvergoding, die een mensch of dier zou laten omkomen in plaats van het. redden op dien dag. In Israel hadden sommigen van den sabbat dan ook een spotbeeld gemaakt. Bij het gaan door de korenvelden aten Jezus' discipelen de aren op sabbat na ze eerst door wrijving met de handen van kaf te hebben gezuiverd. Daarop maakten de Schriftgeleerden aanmerking, niet omdat het stelen zou zijn, want men mocht aren eten, maar omdat het door hen sabbatswerk werd geacht. Men weet, hoe Jezus hen terechtwijst.

50 48 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Daar Israel zonder schikken of schrikkelen den sabbat houdt, is hij onafhankelijk van zon en maan, evenals wij zijn. De schepping is begonnen op den eersten dag en op den zevenden heeft God gerust van zijn arbeid. De Mohammedanen hebben ook de week, maar voor hen is de groote dag de vrijdag, waarop ze hun bijeenkomsten hebben en waarop Adam werd geschapen. De opstanding zal volgens hen op den eersten dag der week plaats hebben. De vrijdag, die bij den Islam zoo in eere is, heeft ook onder Israel nog een afzonderlijken naam als avond vóór den sabbat en heet in het N. T. dan ook voorbereiding, wat men wel behoort te bedenken bij berekeningen van de lijdensweek, Matth. 27 : 62, Mark. 15 : 42, Luk. 23 : 54, Joh. 18 ; 31, 42. Als Mattheus de bedrijvigheid der Joden nog na de voorbereiding teekent, dan durft hij het haast niet te zeggen, dat zij, de ijveraars voor den sabbat, den sabbat schenden. De voorbereiding is juist om met het werk van zes dagen geheel klaar te komen en daarna volkomen te rusten. Wanneer is door Jezus volgelingen de sabbat door den zondag vervangen? De eerste gegevens er voor ontbreken. Het moet wel geleidelijk gegaan zijn onder goddelijke leiding. Wel komt in het N. T. een vermelding voor van den dag des Heeren, dat niet de oordeelsdag, doch de zondag is, Openb. 1 : 10. Johannes was op dien dag in den Geest, in geestvervoering. Daarvoor is de zondag, de dag van Christus' opstanding wel bij uitstek geschikt. We krijgen Hand. 20 : 7 een beschrijving van den langen dienst der gemeente in Troas op zondag, terwijl Paulus op maandag verder wil reizen. Maar we hooren geen nadere verklaring, waarom wij ook goed doen, zeer sober te zijn. Ook het wegleggen van kollektegeld op zondag 1 Kor. 16 : 2 is nog niet het bewijs, dat er gekerkt en met zakjes gekollekteerd wordt, het,,ponkjeloopen" uit Friesland. De brief van Barnabas spreekt tegenover de Joden met hun zevenden dag nadrukkelijk van den 8sten zijner Christelijke geloofsgenooten om hen te overtroeven, maar dit onechte geschrift is wat uitbundig en maakt daardoor de week te lang.

51 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 49 Van den Slavischen Henoch 33, 1 zwijg ik maar. De heiden Plinius kan bij den vastgestelden dag der bijeenkomsten van de vervolgde Christenen aan den zondag hebben gedacht. Justinus roemt in het midden der tweede eeuw den zondag als den opstandingsdag van Christus. De dag der zon is een naam, niet door de Christenen uitgevonden, maar dankbaar aanvaard als een leiding Gods. Chrysostomus wijdt een rede aan dezen dag, terwijl de zondagswet van Konstantijn den Grooten van den zondag in 321 een feria maakt in den vollen zin des woords. De Mohammedanen gaan ook hier tegen de Christelijke beschouwing in. Zij achten den zondag bijzonder geschikt voor allerlei werk en vooral om te trouwen. Ook telden de Christenen liever de dagen dan ze met heidensche namen te sieren. De zondag heet dan feria prima, maandag secunda of tweede enz. De oorspronkelijk heidensche namen hangen samen met de astrologie of sterrenwichelarij. In Egypte gaf men aan ieder uur van den dag een der toen bekende planeten tot regent. De planeet, die over het eerste uur van een dag regeerde, was tevens de regent van den heelen dag, die dan ook naar hem werd genoemd. Dit kwam mede in zwang bij de Romeinen. Egypte en Rome noemden echter den zaterdag in plaats van met Israel den laatsten, liever den eersten dag der week. Dit behoefde den Jood niet te ergeren, want hij kon het ook beschouwen van zijn standpunt als een eer voor den sabbat om nummer één te wezen. De Romeinen en hun voorgangers uit Egypte hadden dan dit lijstje : Dag van Saturnus, Zon, Maan, Mars, Mercurius, Jupiter, Venus. Dit is overgegaan in het algemeene, ook Christelijke, spraakgebruik, al is men af keerig van de wereldsche eerste beginselen of stoicheia, waarvan we in het begin spraken. What is a name? Voor Saturnus nam het Romaansche Europa een klank, die aan sabbat herinnert. Samedi is ontstaan uit Sabdedi. Het Italiaansch heeft nog Sabbato en het Spaansch Sabado. Zelfs het Germaansche Duitschland heeft zijn Samstag van Sambastag afgeleid, maar plaatst er Sonnabend naast, wat te vergelijken is met de voorbereiding der Joden. De vooravond van een feest zullen we ook als de voorbereiding er Dr Van Veldhuizen 4

52 n 50 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID van moeten beschouwen. St. Nikolaasavond is de avond, voorafgaande aan 6 December. Zaterdag in onze taal heeft Saturnus onkenbaar gemaakt, zoodat verwarring met Satyrs voor de hand ligt. Het Engelsche Saturday wijst ook dien kant uit. Eigenaardig, dat de naam in Skandinavische streken heel anders luidt. Om de klanken is het ons niet te doen, maar om de beteekenis, die neerkomt op baddag. Dit herinnert nog aan ons zaterdagavond houden. Zoo is de naamdag van Saturnus nog al aan wijziging onderhevig, ook die van dag der zon, die in Romaansche talen is geworden, echt bijbelsch : Dag des Heeren. Dit blijkt uit het Fransche Di-manche. Di- is dies, dag, en -manche is verkort uit Dominica, wat men in het Italiaansch nog vindt, het bijvoegelijke naamwoord van Dominus, wel bekend. De andere hebben hun sterrenamen in het zuiden duidelijk bewaard, maar in het Germaansche Noorden zijn de Latijnsch-Grieksche namen van de planetengoden door verwante goden uit deze gewesten vervangen. Voor Mars is in de plaats gekomen Tiu, de krijgsgod, bij wien weer volksetymologie aan het veranderen is geweest en gedacht heeft aan Ding of geding, gericht, wat leidde tot het Duitsche Dienstag en tot dinsdag, door ouderwetsche menschen wel dingsdag geschreven. Voor Mercurius kwam Wodan in de plaats in woensdag, wien de Duitschers loslieten in het midden der week met hun Mittwoch. Jupiter kreeg als dondergod Thonar of Thor tot zijn opvolger, die den hamer zwaait. Venus werd door Freya vervangen. Voor de Christenen was de zondag de eerste dag der week. De sabbat was Joodsch, waartegenover de andere dagen feriae, feestdagen heetten, vrij van den sabbatsdienst. De woensdag en vrijdag werden al vroeg dies stationum, dagen van wachtposten, dagen op post, waarop men zich wakende en vastende hield bij het gedenken van Judas' aanbod en Jezus' einde. Later kwam er de zaterdag als superpositio bij, herinnering aan Jezus' graf. Thans gelden die drie dagen nog alleen bij de Roomschen in Quatemberdagen. Enkel vrijdag blijft bij hen steeds vastendag. De vesperhymnen van de feriae betreffen telkens een scheppingsdag, maar

53 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 51 de zaterdagavond ziet uit naar den komenden zondag, daar hij de drievuldigheid prijst: Sonnabend. Ook bij ons zijn er vrome kringen, die op zaterdagavond een bidstond houden vóór den komenden zondag. Buiten de liturgie om, bij votieve missen enz., worden in de Roomsche kerk op de verschillende dagen herdacht : maandag de engelen, dinsdag de apostelen, woensdag Jozef, donderdag het altaarsakrament, vrijdag Jezus' lijden, zaterdag Maria. Het tellen van de zondagen en hun liturgische namen stellen we uit tot de getijden des jaars. Hier volsta de herinnering, dat de Katechismus er 52 heeft, als om voor iederen zondag een onderwerp te geven. Het hechten aan bijzondere dagen is iets, dat Paulus reeds bij de Galatiërs moet afkeuren. De gewoonte is zeer taai. De vrees voor den vrijdag, den dag van Jezus' sterven, roerden we reeds aan. Vaak gelooft men, dat vrijdagsweer ook zondagsweer moet zijn, denkelijk een spekulatie op het verband tusschen sterven en opstanding. Maar de herinnering daaraan geldt hoogere dingen dan een praatje over het weer. De bevolking van Palestina heeft thans nog allerlei wenken voor de dagen der week. Men moet vooral niets nieuws beginnen op een woensdag, tenzij hij de eerste van de maand is. Den donderdag gebruikt men bij de Mohammedanen gaarne om zijn kleederen te wasschee, opdat ze des vrijdags schoon zijn: ons zaterdagavond houden komt er mede overeen. De vrijdag is goed voor weldadigheid ten bate der dooden, de zaterdag voor de jacht, de zondag om te bouwen. De Christenen van het tegenwoordige Nazaret hebben ook hun opinie in deze materie, maar dan met een Christelijk vernis gedekt : Maandag niet reizen, de dinsdag geeft anderen reden tot Schadenfreude over u. Woensdag heeft een ongelukkig uur, donderdag moeten de menschen niet op reis gaan, vrijdag vergaderen de booze geesten, zaterdag wassche men zijn kleederen tegen den zondag, die feestdag is. Dit is nu geen bepaald optimistische kijk in het Nazaret, waar Jezus het jaar des heils inluidde! De mannen van Nazaret hebben het er toen ook naar gemaakt.

54 52 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID De zondag, de parel der dagen, steekt hoog boven de andere dagen uit naar onze overtuiging. Maar hoe is het bij ons volk? De statistieken wijzen uit, dat op zondag en de twee dagen, die er het dichtst bij liggen, het meest overtreden wordt. Het kan vaak een zondedag zijn. De zaterdag, als loon gebeurd wordt, levert een gevaar op voor hen, die neiging tot den drank hebben. De vrije zaterdag of zatermiddag, na den oorlog in zwang gekomen, heeft de hooge verwachtingen van volksontwikkeling en -veredeling wel wat teleur gesteld. De blauwe maandag is berucht genoeg. Gelukkig maar, dat onze spreektaal er ten slotte iets van gemaakt heeft, dat kort duurt. Maandaghouders zijn doorgaans niet de beste zondagsvierders. We kunnen nog iets opmerken over deze drie dagen bij den predikant. Zijn zaterdag mag wel zijn rustdag zijn, waarop men hem niet store. Maar het is toch geen sabbat, als men in spanning zit voor zijn preek. De tijd is voorbij, dat een Utrechtsche dienstbode als een Cerberus waakte over de studeercel van den prediker, reeds op donderdag, als hij des zondags in den Dom moest preeken. Het ware gewenscht, dat het predikwerk op vrijdag afgeloopen was en de prediker op zaterdag rustig kracht kon verzamelen. Want zijn zondag is verre van rustdag ook al heeft hij niet bepaald drie preeken te houden, wat op den duur moordend is. Maar kan bovengenoemde wensch niet in vervulling gaan, dan zij den dominee zijn maandag van harte gegund, om op zijn verhaal te komen. Tegenover al het onheilige maandag houden kan hij dan wat beters stellen. De dag begint niet bij alle volken tegelijkertijd. Ik denk nu niet eens aan streken, die een ver uiteenliggende meridiaan en derhalve anderen tijd hebben. Israel begon zijn dag in den avond, wij volgen de Romeinen met het middernachtelijk uur. Maar er zijn veel meer mogelijkheden. Er waren er al in de oudheid blijkens Plinius, die als de Babyloniërs van zonsopgang af rekenden, als de Atheners en Joden van zonsondergang, als de Umbri van het middaguur, als het volk van het licht worden enz. Paulus kan in het Grieksch zeggen, dat hij een nychthemeron op zee gezwalkt heeft, 2 Kor.

55 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID : 25. In dit woord voor etmaal zit nyx, nacht en daarna pas hemera, dag. Dit verstaan Jood en Griek beter dan wij met onze rekening. Aanschouwelijk is de aanduiding in den bijbel : Hitte des daags en koude des nachts. Hier is ten slotte ook iets van een tijdsbepaling. Zoo ook het waaien des daags in de avondkoelte. De nacht werd verdeeld in drie nachtwaken, maar in het Nieuwe Testament is reeds de vierdeelige van de Romeinen overgenomen, Markus 13 : 35. De Talmudisten vonden dit kompromis uit, dat ze de vierde nachtwake als vroegte des daag beschouwden. Petrus wordt Hand. 12 : 4 overgegeven aan vier wachten, elk van vier krijgsknechten. Het Grieksche woord is eigenlijk Latijn : Quaternio, iets dat wij nog enkel van papier kennen en dan zijn het weer niet precies vier, doch zes velletjes. De vier quaterniones moeten iedere nachtwake elkander aflossen. Voor den dag heeft het Oude Testament geen afgemeten uren. Het twaalfurig systeem is eerst later van de Babyloniërs overgenomen, die van ouds den dag met het zestigtallig stelsel in uren, minuten, sekonden verdeelden. Het Nieuwe Testament heeft de twaalf uren, die van zonsopgang aan gelden. Er is kwestie over geweest, of de Evangelist Johannes de uren acht te beginnen bij zonsopgang of te middernacht. Wij gaan er hier niet op in. De duur van de twaalf uren hing dus van dien van den dag af, die, gegeven de Noorderbreedte van Palestina, de uren deed schommelen tusschen de 49 en 71 minuten. Een zonnewijzer had reeds koning Hizkia, Jez. 38 : 8, 2 Kon. 20 : 9 v. Het volk zal wel, gelijk in mijn jeugd onze maaiers nog deden, naar de zon hebben gemeten. De middag is als 12e ure even duidelijk als zonsopgang en ondergang. Wie de bijbelsche uren in onzen tijd wil omzetten, heeft slechts bij het getal zes op te tellen. Komt men daardoor boven de twaalf, geen nood. Dan trekt men van het uur in kwestie er zes af. Eén van de twee, optellen of aftrekken is immer mogelijk. Drie malen daags was er een gebedsure in Israel, waarop niet alleen in Daniël, maar ook in de Handelingen wordt gezinspeeld.

56 54 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID De Farizeeërs vonden het blijkens de bergrede wht aangenaam, als ze het niet in een hoekje, maar op een hoek, een kruispunt van de straat, hardop konden doen om roem van de menschen te oogsten. Een vierde gebed kwam er als toegift bij op dagen, waarop een bijzonder offer vereischt was, en op den verzoendag en openbare vastendagen kwam er een vijfde bij. Dit alles is een illustratie van het apostolische woord : Bidt zonder ophouden of volhardt in het gebed. Maar wie er geheel in opgaat, zal het wel onafhankelijk van de klok doen. Het Roomsche brevier bevordert het systematisch bidden van de geestelijkheid op vaste tij den in aansluiting aan wat Psalm 119 : 164 zegt van God zevenmaal des daags loven en vs 62 over een middernachtelijk gebed. Behalve de gebedsuren op de 3e, 6e en 9e ure, vgl. Hand. 2 : 15, 46 ; 3 : 1; 10 : 9, trekken ook hun aandacht de middernachtelijke bidstond van Paulus en Silas, Hand. 16 : 25. We willen niet op de bijzonderheden van het Roomsche brevier ingaan, maar het zal in den trein de aandacht hebben getrokken van menigen lezer, dat daar een pastoor zijn getijboek uit den zak haalt op een bepaald oogenblik en alles om zich heen op zijn beloop laat. Het brevier wil eigenlijk zeggen bekorting, het is een overzicht over en een handleiding bij de kerkelijke getijden, bekort juist om handig op reis te kunnen worden medegenomen. Voor dit doel is het ontstaan in de 11e eeuw en later weer uitgebreid. Het klokgelui verkondigt de uren van gebed, de horae canonicae, van de kloosters, maar er wordt ook geluid voor de leeken. Ik denk aan het Angelus-kleppen, het gelui des morgens, des middags en des avonds om zich te verdiepen in den groet van den Angelus of engel, het Ave Maria van Lukas 1 : 28. Er is bij ons iets van de gedachte aan uur blijven hangen in het woord bidstond, dankstond, maar er kan ook Duitsche invloed bij in het spel wezen, Bibeistunde kan ook bekeken worden met de oogen van een Duitsch pedagoog, die Stunde als het woord bij uitnemendheid voor lesuur beschouwt. Wij hebben nog het klokluiden gehouden, op onderscheidene plaatsen verschillend geregeld, somtijds afwisselend naar het jaar-

57 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 55 getij. Het is zaak der burgerlijke gemeente geworden, vaak om 8, 12 en 4 uur. Komt de zomertijd in het spel, dan zijn er boerendorpen, waar men allerlei uitvluchten zoekt met een liefde, die vindingrijk is. Te hard mag er niet over geoordeeld worden, omdat men op het land niet gaarne van de gewoonte afwijkt. Met het melken in de vroegte heeft men zijn vaste regelingen getroffen, voordat iemand aan zomertijd dacht, en nu loopt het met allerlei détails daarvan spaak. Bij de uren van klokluiden zijn nog allerlei rudimenten blijven hangen, bijv. het uur van het sluiten der poort, ofschoon de poorten al lang gesloopt zijn en in allen gevalle nimmermeer worden gesloten. De kerk mag de klok nog gebruiken voor het aankondigen van den dienst. Ook op zaterdag of op een vroeg zondagsuur verkondigt zij den tijd van aanvang der godsdienstoefening voor de ingewijden, want dit is plaatselijk gebruik, waarvan een nieuwe herder goed doet, zich spoedig op de hoogte te stellen. De deftige Latijnsche namen voor de uren zijn in kerktaal en ook nog in ander verband gebleven. De nona hora, de negende uur, dus bij ons 3 uur, is geworden noen en dit kan aanduiden het noenmaal of middagmaal, dat juist allerminst precies om drie uren valt, al komt de ouderwetsche burgerij in sommige steden er op zondagen wellicht nog dicht bij. De sexta hora, de zesde, dus 12 uur, is geworden de siesta, het namiddagdutje, dat echter doorgaans ook later volgt, zelfs na een kopieus diner op het eind van den dag. Dit brengt ons op de elfde ure, dit is 5 uur, tegen zonsondergang, wel bekend uit de gelijkenis van de arbeiders in den wijngaard, Matth. 20 : 6 vv. Van dit bijbelwoord en van den boetvaardigen moordenaar aan het kruis is bedenkelijk misbruik gemaakt. Het werd een rekensommetje om vóór de bui binnen te zijn, wat allerminst in de bedoeling des Heeren heeft gelegen. Zoo is er ook een gezangvers, dat tot dergelijke verdraaiïng kan leiden : Laat vooral mijn laatste dagen blijken dragen, dat ik Jezus' eigen ben", Gez. 51 : 6. De uren worden door slaap en maaltijden verdeeld in morgen, namiddag en avond. De Roomsche kerkdiensten heeten naar die

58 56 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID drie : Mette (Matutina, morgendienst), Laudes of Lof en Vesper. De eerste term is bekend uit het spreekwoord : Korte metten maken, niet wetten, doch ochtendpreeken. Het is een eer voor een pastoor, als de ochtenddienst niet lang is. Wie de mis snel doet afloopen, krijgt wel eens bij Achterhoeksche schaapkens den lof: Den kan het!" Hoe denkt men bij ons over den duur der preeken? Haastige stadsmenschen houden nog meer van kort dan van krachtig. Maar gemeentenaren, die een uurtje hebben moeten loopen naar de kerk, willen ook wel wat zitten, wat inspanning zien na hun betoonden ijver. De bespreking van de getij den des daags, waarbij we de getijden van eb en vloed maar zullen laten rusten, doen ons tenslotte terugkeeren tot de getijden des jaars en den titel van dit boek : Uw goedheid kroont de jaargetijden. Reeds in den aanvang hebben we gezien, dat de Hora niet uitsluitend uren waren, maar ook iets als de jaargetijden. Gelijk de dag in het brevier gesplitst is, gebeurt dit ook met het jaar. Het viel uiteen in vier tijden, de pars hiemalis van advent tot den eersten vastenzondag, de pars verna, het lentedeel, dat duurde tot den zondag na Pinksteren, Trinitatis ; pars aestiva, het zomerdeel, tot den eersten September en pars autumnalis, het herfstdeel, tot vlak vóór den advent. Elk van de vier jaargetijden van de quattuor tempora werd ingeleid door een Quatertemper of door de Quatemberdagen, de vasten der vier jaargetijden op woensdag, vrijdag en zaterdag. Ze vallen in de vastenweek, in de Pinksterweek, in de derde week van September en in de derde week van December. Vasten heeft Jezus niet bepaald verboden. Hij heeft het afgewezen in de dagen, dat de bruidegom bij zijn discipelen was, maar voorspelt andere, waarin het gewenscht zal zijn te vasten. Hij veronderstelt het zelfs in de bergrede evenzeer als bidden en aalmoezen, want Matth. 6 : 16 wil wanneer gij vast" geen onwaarschijnlijke mogelijkheid of een bijna onmogelijke voorwaarde aanduiden, doch het is in het Grieksch een voegwoord van tijd. Het beteekent daar : Zoo dikwijls als gij vast, en de tijd van het werkwoord laat doorschemeren, dat het vaker voorkomt. Maar of daarom het beginnen van de jaargetijden bij uitstek een

59 HET KERSTGETIJ

60

61 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 57 gelegenheid is om te vasten, is wat anders. Dan lijkt het me schooner, dat bij ons de vier jaargetijden gekenmerkt worden door het viervoudige avondmaal, al kon het gerust naar oud-christelijk gebruik heel wat vaker plaats hebben. In den bijbel is geen ruimte voor Quatertempers, omdat in die zuidelijker landen eigenlijk geen vier jaargetij den zijn. Men kan bij het latere Jodendom wel het viertal vinden. G. Dalman in zijn boek : Arbeit und Sitte in Palestina, I, bl. 46 geeft er alle bijzonderheden van, maar laat volgen, dat men ook wel van zes of zeven jaargetijden kan gewagen in dit geval, zelfs van perioden van 7 weken, iets als de bij ons gebruikelijke zes weken." Maar streng genomen zijn er slechts twee jaargetijden, zomer en winter. Deze termen worden bij ons ook al weer totaal misverstaan. De winter is niet onze tijd van vorst en doodschheid, maar regentijd, die het land niet kan missen. De bede, Matth. 24 : 20, dat de vlucht in de daar genoemde ellende niet des winters moge noodig zijn, slaat niet op een guur klimaat voor slecht gekleede vluchtelingen, maar op de aangezwollen stroompjes in den regentijd, waardoor men zijn vijanden nauwelijks kan ontvlieden, omdat men telkens voor een rivier komt te staan. In hetzelfde hoofdstuk wordt gehandeld over den vijgeboom in verband met de laatste dingen, hetzij Jeruzalems val of het einde dezer bedeeling. Men moet de les van den vijgeboom verstaan. Zoodra zijn tak teeder wordt en de bladeren uitspruiten, vs 32, is de zomer nabij. Er staat in het Grieksch feitelijk : als ten slotte, eindelijk, na lang wachten de vijgeboom gaat werken. Hij is een langslaper, het tegendeel van den waakzamen amandel. Hij is een van de weinige boomen, die in dat land van altijd groene loof boonren zijn blad des winters verliest. Hij krijgt het niet spoedig terug. In Algiers op dezelfde Noorderbreedte als Palestina zag ik in het voorjaar met Paschen een vijgeboom op een ongunstig plekje totaal dor, maar een op een gunstige plaats was vol bladeren met vruchten er onder. Toch was het klimaat en de verdere plantengroei daar even ver als bij ons in midden Juni. De rozen en meidorens en klaprozen waren daar reeds in vollen bloei. De vijgeboom kwam achteraan.

62 58 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID Maar als hij komt en den zomer voorspelt, dan spelt dit weinig goeds, want de schoonste tijd is dan al achter den rug en de zomer is het toonbeeld van dorheid en verschrompeling. Dan komt de verzengende wind en komen epidemieën en er is geen gras meer en bij dit alles moet men zwoegen in den oogsttijd, niet van hooi, want er is meer gras in den winter dan nu, doch van tarwe en andere gewassen. De zomer doet Jezus niet denken aan vakantie en idyllisch genot in de natuur, doch aan vreeselijke dingen, die zullen gebeuren. Het jaar is de kringloop van de zon door den dierenriem. In werkelijkheid lijkt het maar zoo, want de aarde wentelt zich om de zon heen, maar dat wist de oudheid niet. De gang, dien de zon heet af te leggen, heeft vier stations : de dagen, dat dag en nacht even lang duren in Maart en September en de dagen, dat of de nacht of de dag den langsten duur haalt, December en Juni. Dit heet solstitium, maar dit stil staan van de zon moet men niet al te letterlijk nemen. Wij staan stil bij het vaststellen van dit feit. De vier stukken waarin door die dagen de zonneloop verdeeld wordt, verdeelt men weer in drieën, zoodat we 12 maanden krijgen. De dierenriem is evenals de zonnewijzer en andere tijdmaten te danken aan de Babyloniërs. Duizenden jaren geleden hebben ze reeds bij den helderen Mesopotamischen hemel de twaalf teekenen van den dierenriem ontdekt. Men stelde zich aanschouwelijk allerlei lotgevallen voor, die de zonneheld op zijn tocht doormaakte met allerlei grillige figuren aan den hemel, die men vol fantasie uit de sterren teekende. De Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring is de lijn om de aarde gedacht, waar in lente of herfst de zon niet verder gaat, doch op zijn loop terugkeert. Die keerkringen zijn de tropen van het Grieksche trepein of wenden. Als wij zeggen, dat iemand in de tropen is, dan zou het juister wezen, dat hij zich tusschen beide tropen in bevindt. Daartusschen toch kan men de zon om 12 uur in het zenith of toppunt recht boven zijn hoofd zien, wat bij ons nooit kan voorkomen. Wij zouden geneigd zijn te denken, dat, als de zon op het hoogst

63 HET JAAR VAN GODS GOEDHEID 59 is, het midden van den zomer er is, dat bij de kortste dagen van midwinter gesproken moet worden. Hiervan en van midzomer spreekt dan het volk eigenlijk bij intuïtie juist. In de lente en herfst evenzoo, zouden we het oogenblik, dat dag en nacht even lang duren, als midden-jaargetij willen beschouwen. Maar het gaat moeilijk tegen den grooten stroom in te roeien. Feitelijk is het mooist van den zomer al voorbij, als de kalender ons meldt : Begin van den zomer. Konden we nu van den winter maar hetzelfde zeggen. Maar het vorige felle wintergetij heeft ons geleerd, dat de ergste kou doorgaans komt na Nieuwjaar en kan voortduren tot dicht bij de lente. Dit komt zeker door de wet van inertie. Als de aarde en de zee eindelijk genoeg door de zon of door de koude bewerkt zijn, behouden ze die temperatuur nog wat langer. Wij zouden nu de vier jaargetijden, keurig afgebakend door de officieele datums omstreeks 21 Maart, Juni, September, December, kunnen afhandelen, maar ik voel er weinig voor, als het kronen der jaargetijden moet worden behandeld. Dan worden de feestperioden en het kerkjaar verkaveld. Daarom zou ik in groote vrijheid met den winter willen beginnen en dien laten aanvangen, tegen alle kalenders in, met den Advent. Vervolgens zullen we stil staan bij de lente, die maar met de lijdensweken moet aanvangen, om Paschen tot hoogtij te hebben. De Pinkstertijd moet dan zomer heeten, n'en déplaise de sterrekunde; en het verval van het jaar na Pinksteren noem ik wat vrijpostig herfst. Wanneer de dahlia's pronken en asters met Afrikanen paradeeren, voel ik me somber warden, lang vóór het vallen der bladeren. Als jong predikant heb ik eens een soort van herfstpreek gehouden begin Augustus, zeer tot droefheid van den dorpsdiender, wiens glorie zijn dahlia's waren, die hij me pas met zekeren rechtvaardigen trots getoond had en die het mij juist aandeden.

64 REBEREMMESEEMSEMBEROMBOBROMEBEHM HOOFDSTUK II. HET KERSTGETIJ. ET kerkelijke jaar begint met den advent, dit is het komen. H Alle begin is komen, maar het geldt hier iets bijzonders, het komen van hem, wien de gemeente tegen juicht : Geloofd, die komt in 's Heeren naam! Wij Christ'nen zeegnen u te zaam, U vredevorst! der vaadren wensch, U Zaligmaker, God en mensch. (GEZ. 112 : 6). Wie kent niet het klassieke lied van Paul Gerhard, dat in Gez. 270 zoo schoon wordt weergegeven? Hoe zal ik u ontvangen, Hoe wilt gij zijn ontmoet, 0, 's werelds hoogst verlangen, Des sterv'lings zaligst goed? Dat ons uw Geest verlichte! Houd zelf den fakkel bij, Die, Heer, ons onderrichte Wat u behaag'lijk zij. Adventus is in het Latijn komst, maar daar achter ligt het Grieksche Paroezia uit het N.T., dat in onzen Statenbijbel nog al

65 HET KERSTGETIJ 61 eens door wederkomst wordt weergegeven. Het is met Epifanie samen het woord, bij uitstek geschikt om een koninklijk bezoek aan, een blijde inkomste in, een stad of streek aan te duiden. In den advent plaatsen we ons in de schemering der geloovigen des Ouden Testaments, die naar de komst van het ware licht hunkerend uitzagen, en tegelijkertijd achten we onze dagen weer een halfduister in vergelijking met wat aan het licht zal treden bij des Heeren nieuwe verschijning in glorie : Wij zullen hem zien, gelijk hij is. Er gaan vier adventszondagen aan het Kerstfeest vooraf. De eerste valt nog in November of heel in den aanvang van December. Aan dezen tegenwoordigen liturgischen advent is vroeger een ascetische voorafgegaan, die langer duurde. Men verstaat de woorden liturgisch en ascetisch. Het eerste dat men nimmer met een h (lithurgisch) spelle, want dan heeft het betrekking op het steenhouwersvak -- wil zeggen wat ons in aanraking brengt met den eeredienst. Iedere kerkdienst is dan ook per se liturgisch. Wie voor een thans zoogenaamden liturgischen dienst ijveren, bedoelen feitelijk liturgisch in het kwadraat, zóó gevuld door de liturgie, dat de dienst des woords er door op den achtergrond kan treden en het geheel naar Roomschen zuurdeesem smaakt. Ascetisch is al een vooral Roomsche term, bij ons uit het kerkelijke leven buiten de leerboeken teruggedrongen. Het duidt oefening, met name geestelijke oefening aan. In het Nieuwe Testament heeft de grondtaal dit Grieksche woord niet zelf, maar wel het werkwoord, waarvan het afgeleid is : Askein, Hand. 24 : 16. Het duidt een streven, een volhardend pogen van Paulus aan of een oefening om een onergerlijk geweten te hebben. Later ontaardt het ook bij de Christenen in een zich oefenen op de manier van Fakirs` uit heidensche, oostersche landen. Een ascetische advent is er derhalve een, gedurende welken men zich oefent in bidden, wat immer goed is en in vasten, dat somtijds ook zijn nut kan hebben. Althans Jezus veronderstelt, gelijk we zagen, dat het nog wel eens door zijn discipelen gedaan wordt en gedaan zal worden. De ascetische advent ving reeds aan met St. Maarten, den

66 62 HET KERSTGETIJ 1lden November, omdat dan in den Juliaanschen kalender geacht werd, dat de winter begon. Het was een tempus clausum, een gesloten tijd, voor de Roomsche kerk, waarop men den maandag, woensdag en vrijdag vastte. Van de zes weken in Gallië kwam men allengs op vijf, totdat Gregorius VII den advent bracht op vier weken. Guido Gezelle ziet in het viertal zondagen de vier tijdperken van Adam tot Noach, van Noach tot Abraham, van Abraham tot Mozes en van Mozes tot Christus. De stemming wordt beheerscht door de boetprediking van den Dooper, die de nadering van het Koninkrijk Gods aankondigt en tot een voortdurende boetvaardigheid dringt, want dit is de kern van zijn: Bekeert u. Hierbij behoorde, dat de kleur in de Roomsche kerk paars is ten blijke van boete. Het blijde Gloria blijft achterwege, dit is het gedeelte van de mis, waarin de hymne weerklinkt tot lof van Vader en Zoon in den toon van het Eere zij God in den Hooge. Het is een element, dat enkel bij meer sombere missen ontbreekt. Er worden geen huwelijken ingezegend en huiselijke feesten worden in het algemeen vermeden. Men had in zijn woning een aanschouwelijken adventskalender : een kapel met vier gesloten vensters, waaruit op de vier achtereenvolgende zondagen een engel te voorschijn komt, wiens venster open gaat. Maar op den avond vóór Kerstfeest komt door de deur der kapel het kerstkind met een kerstboompje. Dit is dan de kerstavond, niet de avond van den kerstdag, maar de avond, die hem den weg baant. Men denkt aan het Duitsche Sonnabend voor den zaterdagavond, die boven in verband met andere analogieën ter sprake kwam. In Bohemen gaan in den advent Christus met St. Nikolaas, Petrus en een engel rond. Dit herinnert aan de vermomming bij ons als St. Nikolaas eenigen tijd vóór Kerstfeest, maar ook in den advent. Zijn zwarte knecht heet ginds Rupprecht. In andere streken doet St. Maarten dienst als St. Nikolaas, in sommige het kerstkind zelf, dat geschenken brengt als de goede Sint bij ons. Woensdag vóór de kerstweek werd in den Quatertemper een groote mis voor Maria gecelebreerd. Men herinnert zich, dat de Quatertempers de vasten zijn ter inwijding van de vier jaar-

67 HET KERSTGETIJ 63 getijden op woensdag, vrijdag en zaterdag. De mis op den woensdag heette de gulden mis of schippersmis en werd van belang geacht voor menschen, die aan allerlei gevaren op reis bloot staan. Dit gold natuurlijk vooral den zeelui met name in het gure jaargetijde. Men verstaat, dat de verbinding van Maria's naam met reisgedachten voor de hand ligt. Zij ging immers met Jozef in haar bedenkelijke pozitie op reis naar Bethlehem, waar Jezus werd geboren. In Vlaanderen was er een mysteriespel aan verbonden, waarbij behoorde het neerlaten van een kunstduif, wat niet verwondert in het Roomsche land met betrekking tot Maria. Het neerdalen van de duif leidde tot den naam Duvekedaelsmis. Maar laten we eerst den geheelen adventstijd doorloopen met den kalender voor oogen. De vier zondagen vóór 25 December kunnen met hun 28 dagen op zijn vroegst beginnen 27 November, op zijn laatst 3 December. Het meest zal de aanvang tusschen de beide uitersten vallen. Is het vroeg, dan behoort er nog bij de St. Andreasnacht van 30 November. Feitelijk neemt men aan, dat de apostel, die zijn naam aan het zeer oude feest schonk, op dien dag is gestorven, de man, die als broeder van den zooveel invloedrijkeren Petrus immer iemand tot Jezus bracht, te beginnen dicht bij honk met zijn eigen broer. Noem ik nu in plaats van den dag den nacht, dan is dit niet om sommiger voorkeur om van nachten te gewagen en daarmede te tellen tegen de twaalf nachten, maar omdat men aanneemt, dat hij in den nacht er vóór den marteldood stierf. Dit heet dan de vigilia van zijn feest, het nachtwaken. Men weet, dat het Andreaskruis er een is, dat opgesteld is in den vorm van het maalteeken uit de wiskunde. De legende laat zijn broeder Petrus geheel onderste boven kruisigen, Andreas slechts met een kwartslag omgekeerd. Hij was de beschermheilige van Rusland en Schotland. In het eerste land is men nu wel wat uit zijn lijn geraakt. lk denk niet, dat daar nog de Andreasorde een hooge onderscheiding is. Maar ook elders was hij in eere blijkens de namen van eenige Hongaarsche vorsten, blijkens zijn naamsverbastering bij ons tot Andries, wat beter klinkt voor Andreas met den klemtoon op den eersten letter-

68 64 HET KERSTGETIJ greep dan Andréas, wat uit hoofde van het Griekscb niet juist is. Ook de vele familienamen te onzent en elders als Andriessen, Driessen, Anderssen, Andrejew wijzen op populariteit. Andreae beteekent in de taal der geleerden : zoon van Andreas. In de vroege adventen vindt ook nog begin December de dag der tempelvernieuwing te Jeruzalem een plaats. Natuurlijk is het niet precies op één dag, daar de beide kalenders van ons en van de Joden verschilpunten bieden. Het feest wordt Johannes 10 : 22 genoemd, en nog al eens in mottopreeken misbruikt om de woorden : En het was winter. Dit is ontluistering van den preekstoel. Een winter in Palestina is de onze allerminst. Ginds is het een welkome tijd van vochtigheid, hier van doorlende koude. De Chanoekka is een vreugdefeest ter herinnering aan de hernieuwde inwijding van den tempel door Judas den Makkabeeër in het jaar 165 v. C. na de gedwongen invoering van het heidendom door Antiochus Epifanes. Het is een feest van lichten, dat Jozefus verklaart als blijk van vrijheid en vreugde. Maar de lichten hebben hun eigenaardige traditie, gelijk men o. a. in het Groningsche Bijbelsche Museum zien kan. Een Chanoekka-lamp bestaat uit zeven kandelaartjes op een rij geplaatst met een achtsten kandelaar er tegenover. Het feest duurt acht dagen, gelijk meer Joodsche feesten. De lichten moeten hun schijnsel naar buiten werpen, wat op een illuminatie gelijkt, althans nu nog in Jeruzalem. Men schrijft het gebruik toe aan een wonder bij de tempelwijding, dat een overschot heilige olie voor acht dagen voldoende bleek. Men mag den heiligen kandelaar met zeven lampen niet afbeelden, vandaar de primitieve vorm van het Chanoekka-lampje. Mogelijk is voor het feest iets van heidenschen oorsprong overgenomen, dat op den winterzonnestilstand wees, iets als onze kerstboom met zijn lichtjes. Drie jaren vóór 165 hadden de Syriërs op denzelfden datum te Jeruzalem het feest van den zonnegod, Baal- Sjemen ingevoerd. Men weet zeker, dat de naam van dien zonnegod ook nog zit in onze bloem met springzaad: Balsemien. Er was voorts een heele ceremonie van volgorde in het branden van acht kaarsen. Nu begrijpt men wel, waarom dit feest somtijds

69 HET KERSTGETIJ 65 Jodenkerstfeest genoemd wordt, wat voor een zoutlooze geestigheid geldt. Zij verwierpen immers den Christus. Men denkt dan aan de lichtjes en aan hetzelfde verschijnsel, dat bij ons den datum kort na den kortsten dag als kerstdatum deed kiezen, waarvan we straks meer moeten zeggen. In allen gevalle, vroeg of laat advent, St. Barbara valt erbinnen op 4 December. Deze heilige was de dochter van Dioskuros te Heliopolis, gestorven in 306. Ze is een figuur uit de latere legende : een schoone, geloovige maagd, door haar eigen heidenschen vader om haar geloof aangeklaagd, maar onverzettelijk in haar overtuiging. Ze werd onthoofd en haar vader werd op dezelfde plek door den bliksem getroffen. Daarom is zij patrones van de artillerie met het donderend geschut en heet de kruitkamer in Frankrijk la Sainte Barbe. Ook beschermt ze naar Roomsche overtuiging tegen het onweer. Mogelijk heeft men verband gelegd tusschen haar naam en de Barba Jovis, den baard van Jupiter, den dondergod. Wie het schieten in de mijnen heeft gehoord, verbaast zich niet, dat ze ook patrones van de mijnwerkers en straks van de metselaars werd. De laatsten zullen haar hulp begeerd hebben in andere gevaren, want ze heet tegen plotselingen dood te helpen als een van de veertien helpers in nood der Roomsche kerk. Dit heeft ze aan ons land te danken, waar een Gorkummer, Kok, in 1448 door het vuur bijna verteerd, haar aanriep en nog zoolang in leven bleef, totdat hij het laatste oliesel ontvangen had. Dat het bij haar van kanonnen ook tot klokken kwam, die een ander geluid geven, zal niemand verwonderen. Maar de maagd legt zich ook op liefelijker dingen toe. Op St. Barbara plukt men twijgen, die, in water gezet, met Kerstfeest moeten ontluiken en dan orakelkracht zullen bezitten. De Duitsche dichter Martin Greif teekent heel aardig een meisje, dat drie twijgen met St. Barbara in het water zet onder het uiten van drie wenschen : Zij wil vooreerst ten huwelijk worden gevraagd, ten tweede moet haar ridder jong zijn en ten derde ook er warmpjes in zitten. Nu blijkt met Kerstfeest maar een tweetal twijgjes te zijn geslaagd. Eén van de wenschen vervalt dus en het gewiekste Dr Van Veldhuizen 5

70 66 HET KERSTGETIJ meisje is wel zoo handig, den derden wensch er aan te geven, want er is een jong pretendent zonder geld komen opdagen. De twijgen zullen wel weer met de levensroede van het oude volksgeloof samenhangen, gelijk ook de gard van St. Nicolaas en de plak van den ouderwetschen schoolmeester. De inzameling van dorre takjes, die zullen uitbotten, kan herinneren aan het verlangen naar straks komend nieuw leven. De kale boomen strekken in dien tijd hun armen verlangend uit naar nieuwen bloei en tooi. Het is als een stemming des gebeds. De botanie kent verschillende Barbarakruiden, behoorend tot de kruisbloemigen. De winterkers is een pittige groente, als er nagenoeg niets anders op het veld te vinden is. Het is een soort van Cresson, groeiend bij de fontijn of bij ons langs snel vlietende beekjes. Het is wel verwant aan, maar onderscheiden van de bitterkers en van de bittere veldkers, die veel later komen. Over adventskronen, -boomen, -rozen en -sterren, in Duitschland in eere en door Spitta beschreven, zullen we in ons land weinig hebben op te merken. Wij weten te onzent meer van den heilige, die Barbara twee dagen later opvolgt. St. Nikolaas, den bisschop van Myra, heel in Klein-Azië, schijnen wij reeds vóór den tachtigjarigen oorlog van Spanje te hebben overgenomen. Zijn juk was te aantrekkelijk om het met het Spaansche af te schudden. Zijn populariteit blijkt uit de geregelde viering in beslist Protestantsche gedeelten des lands. Sinterklaas is een mogelijke meervoudsvorm als bij Allerheiligen of Allerzielen en dan is het geen pluralis majestatis, doch een blijk van populariteit. Sinterklaasavond is 'n geval als Sonnabend in Duitschland, want zijn dag is den volgenden morgen. Het zegt wat, als een heilige feitelijk over twee dagen beschikt en het met niet minder dan het Kerstfeest behoeft te stellen. Hij is de kindervriend, die met zijn besten tabberd aan over de schoorsteenen rijdt. Maar hij komt per schip, straks per stoomboot uit Spanje. Hij gaat met zijn tijd mede en maakt gebruik van auto en luchtschip. En dat een heilige uit den tijd van Konstantijn den Grooten in de vierde eeuw n. C.!

71 HET KERSTGETIJ 67 Hij had een medelijdend hart voor armen, speciaal voor arme kinderen. De bleekneuzen mochten op zijn belangstelling rekenen. Gedachtig aan het kind in de kribbe kocht hij een grooten zak met versnaperingen, waarmede hij de kinderen gul bedacht. Velerlei verhalen van zijn mildheid doen de ronde. Zijn gestalte heeft de oude kerk in het licht gesteld tegenover andere rijdende figuren in den tijd van donkeren winter. Dirk met den Beer of Wodan of meer heidensche schrikgestalten waarden in duister rond. Was het wonder, dat men daartegenover een lichtfiguur in het bisschopskleed stelde? Toch bleef er iets van de oude vrees hangen : Het rijden over de daken bijvoorbeeld, dat huivering wekt, de angst voor de gard in plaats van versnaperingen. De donkere schaduw werd de knecht van St. Nikolaas, die buitenslands wel Rupprecht en andere namen draagt, maar bij ons als zwarte Piet bange emoties wekt bij stoute kinderen. In Duitschland neemt het Kerstkindje veel van zijn gulheid over en te veel is bij ons in onkerkelijke kringen het verbleekende geloof aan Sinterklaas op één lijn gesteld met een wegkwijnend kinderlijk geloof in Christus. Wij gelooven niet in menschen, al zou het een goede Sint zijn, maar wij kunnen niet buiten het geloof in Christus. Gelooven aan is heel iets anders dan gelooven in. Met een lachend gezicht laat men St. Nikolaas den tusschenpersoon zijn om in stilte wel te doen of attenties te bewijzen. Vaak is het een anonymiteit, die niet pseudoniem wil blijven. Grooten genieten er evenzeer van als kleinen. Ze worden weer eens gelijk de kinderkens. De winkeliers varen er wel bij en zelfs zij, die te keer gaan tegen paepsche stoutigheden," willen als winkeliers met een St. Nikolaasuitstalling nog wel een ekstraatje verdienen. Hij is geen persoon voor den kansel, maar toch heb ik te Almelo, na het zien van de vindingrijkheid der winkeliers om koopers te lokken, tegen dien dag eens een Sinterklaaspreek gehouden over den tekst: Dwingt ze om in te gaan. Het was mijn doel de handige handelslui er op te wijzen, dat men even vindingrijk moest zijn om de menschen tot Christus te trekken, natuurlijk niet

72 68 HET KERSTGETIJ op de wreede wijze van sommige geloofsrechters uit voorbije eeuwen met hun cogite intrare." Meer behoef ik van den overbekenden heilige niet te zeggen. Alleen rog, dat de Nicolaïkerken of Klaaskerken vele zijn geweest en dat er nog bestaan. Ook dat Nicolai een geleerde familienaam is, die gelijk staat met dien van een populairder Jan Klaassen. Beide beteekent zoon van Klaas, van een petekind van den heilige. Dat Nikolaas familiaar Klaas wordt, doet uitkomen, hoe zijn naam geliefd was in den volksmond. Nu zal men een houten Klaas natuurlijk als uitzondering moeten beschouwen, die de regel bevestigt. Nog vlak vóór Kerstfeest valt in den adventstijd de dag van St. Thomas. Dit is de 21e December. Deze apostel was de man, die als melancholicus wel zeer getrouw aan zijn Heiland was, maar immer met zwaarmoedige gedachten. Hem typeert zijn woord, als Jezus naar Judea gaat om den dood van Lazarus ongedaan te maken : Laten we met hem gaan, opdat we met hem sterven. Thorwaldsen heeft hem tusschen de apostelen juist geschetst met een winkelhaak voor zijn peinzende oogen, alsof hij aan het nameten is en zeggen wil: Het komt niet uit. Met takt is de Thomasdag gekozen, al weet ik allerminst welken dag, ja zelfs welk jaar de apostel gestorven is. Het woord van Jezus tot hem over gelooven zonder zien, kan niet beter geïllustreerd worden dan door den kortsten dag des jaars, vóórdat het Kerstfeest Jezus' komst aan de wereld verkondigt. Dan heeten de twaalf nachten aan te vangen. Het is in den langsten nacht een schande, lang te slapen. De jongen, die in Westfalen het laatst op school komt op St. Thomas, heet Domesesel of Thomasezel. Hij is in den winter wat des zomers Luilak heet. Mogelijk dat er ook de domme ezel" in zit. Naar Thomas kunnen geen bloemen of planten worden genoemd om den tijd van het jaar, maar ook om zijn persoon. Hij is de remmende prosaicus, geen gloedvolle Petrus. De landbouwer denkt misschien aan Thomasslakkenmeel, maar dit is een afvalprodukt van hoogovens, genoemd naar een ontdekker Thomas uit lateren

73 HET KERSTGETIJ 69 tijd. Christengeleerden hebben, meer dan een, den naam Thomas gedragen, ook Thomae, Thomasius, Thomassen of Thomaszoon. Thompson al of niet met een p er in is een wel bekende Engelsche familienaam. Naast Thomaszoon hebben wij ook nog een Thomasvaar. We zagen boven al, dat reeds met St. Maarten eertijds de advent begon. November heeft als slachtmaand oude tradities voortgezet. Het loopt tegen de twaalf nachten, als het buiten griezelig is en men dus in huis blijft met midwinter, waar men ook zijn voorraad bewaart en zijn gereedschappen hoedt. Het vee mag niet meer buiten komen. Wat men niet binnen kon houden in oude tijden, werd afgeslacht. De oude inmaak schrompelt, vooral voor stadsmenschen, thans al meer in. Nu zijn het de donkere dagen vóór Kerstfeest. Een Engelsch tijdschrift voor predikanten, de Expository Times, geeft voor de tijden des jaars typische teksten en schetsen aan, maar geraakt vaak op het glibberige pad van de mottopreeken, waar de tekst een pratekst, een voorwendsel, wordt, wat af te keuren is bij een dienaar des Woords. Voor November gaf dit tijdschrift onlangs den tekst Genesis 2 : 6 aan met het oog op den nevel en Psalm 139 : 23 met het oog op het doorgronden van nevelen in de ziel. Er is geen bezwaar tegen, dat men op de teekenen aan den hemel let, als men dan ook maar oog heeft voor de teekenen der tijden. Het kan zijn nut hebben, wanneer de mist zwaar hangt over het landschap en de zaaier langs de vette aardkluiten voortschrijdt, als beschreiend het weggeworpen zaad, er een aanleiding voor zijn prediking in te vinden. December is de wintermaand. Prozaïsch klinkt, dat krachtens aloud gebruik met Midwinter sommige opbrengsten van pastoralia worden geïnd, wat vaker gebeurt op 1 of 12 November. Pastorale in het enkelvoud klinkt zoo bekoorlijk. Men denkt aan lente of zomer. Maar het meervoud pastoralia is materialistisch geworden. Er is gerinkel van geldstukken in. En toch... de arbeider is zijn loon waardig. Wij gaan nu de natuur in, om ook in den advent iets van het pastorale te aanschouwen. Onze trekvogels zijn heen, de boomen

74 70 HET KERSTGETIJ zijn kaal. Alleen de konservatieven onder de boomen, eik en beuk, houden taai hun dorre bladeren vast, totdat de nieuwe komen. Dit heeft zijn nut voor het landschap, al ware het slechts als beschutting tegen den wind. De groenblijvende hulst en andere heesters hebben hun roode bessen, die door de tegenstelling der kleuren wel in het oog meieten springen ten bate der zwervende vogels uit barder streken, die hier hun toevlucht zoeken. Het is bedroevend, dat door stroopers stad en land wordt afgeloopen om de besdragers te plunderen ter versiering van het heilig Kerstfeest. Wie het werk der schendende handen van nabij heeft gadegeslagen, vindt geen stichting meer in zulke kerstversiering. Vele struiken worden met ruwe hand voorgoed verminkt. Onder de vogels uit verre landen komen verschijningen voor, die de menschen, bang voor het vreemde, met bijgeloovige vrees vervullen. Den ijsvogel met zijn schitterende kleuren aanschouwt men dan wel gaarne. Alleen vergeet men, dat deze ook wel des zomers te vinden is, maar weinig wordt opgemerkt. Dan komt hij lichter ongezien aan zijn kost, die uit visch bestaat. Meer indruk maakt het, als een pestvogel ontdekt wordt. Dan ziet men met angstige oogen al een epidemie dreigen, waar allerminst gevaar voor is. De pestvogel komt met zijn in het oog loopende bonte kleedij ieder jaar bij ons de rozenstruiken inspekteeren, of er nog bottels over zijn, versmaad door ander gevogelte. Vindt hij er, dan is hij zoo gretig, dat hij op geen menschen let, wier vijandschap hij nog niet kent uit zijn eenzame woonstreken. Vadzig blijft hij zitten smullen vlak voor uw oogen en de verbaasde aanschouwer zorgt er voor dat de ontdekking in de krant komt als een bijzonderheid, die eigenlijk vrij gewoon is. Nog huiveringwekkender is het voor sommigen, dat er vinkachtige bonte vogels verschijnen, die een snavel hebben als een tang, waarvan de beide deelen over elkaar heen grijpen. Men weet niet, of men het arme dier beklagen moet of bang worden bij een grillig natuurverschijnsel, gelijk voorgeslachten onder het heidendom deden. Noch het een noch het ander is gewenscht bij de verschijning van de kruisbekken uit het verre Noorden, waar ze geheel zijn ingericht met den bouw

75 HET KERSTGETIJ 71 van hun snavel op het uiteenplukken van denappels, maar bij voorkeur van den Pinus Cembra of Arve, den Zirbelkiefer uit Tyrol, wiens eetbare nootjes ook voor den mensch niet te versmaden zijn. Hun verschijning duurt niet lang, want hun geliefkoosde den is bij ons een zeldzaamheid in eenige parken. Gewone dennen kunnen ze alleen genieten bij gebrek aan beter. Schoolmeesters en predikanten worden vaak bestormd met verzoek om inlichting in zulke gevallen. Dan is het aangenaam, als men het antwoord niet schuldig behoeft te blijven. De bonte kraaien zijn sedert Oktober terug uit hun Oostzeegebied, waar ze hebben gebroed. Enkele trekkende roofvogels worden gezien. In moerassige of zeestreken bespeurt men wilde eenden, ganzen en zwanen, die somtijds, van meer tot meer dwalend, langer toeven. De hermelijnen zijn nu wit, alleen het zwarte puntje van den staart, dat hem ook des zomers van den wezel onderscheidt, blijft. De vinken, die rondtrekken in beukenstreken, zijn mannetjes. Ons winterklimaat is voor de wijfjes te guur, die een buitenlandsche reis maken. Daarom heet in de officieele taal de vink fringilla coelebs, wat ongehuwde beteekent, maar enkel voor den winter geldt, wanneer hij strooweduwnaar is. Natuurlijk onderscheidt men den mannetjesvink met het Amsterdamsche stadswapen op zijn vleugels licht van het wijfje in veel eenvoudiger kostuum. In December heeft de natuur rust. Zelfs de schrokkerige mollen betrekken hun winterkwartier. De kerstroos, Helleborus nigra, bloeit omstreeks den kortsten dag. Het is geen roos, maar een ranonkelachtige, die bovendien vergiftig is, familie van den wrangwortel, op boerderijen voor medisch gebruik ten behoeve van het vee bekend, en van den nieswortel. De witte of roodachtige groote kelkbladeren zijn in het oog vallend uitgespreid. De hazelaar houdt zich gereed om bij gunstig weder te gaan stuiven met zijn dan eerst bungelende katjes. Het is niet moeilijk in den winter nog tientallen bloeiende onkruidsoorten te vinden. Het driekleurige viooltje kan men in heel December onder de sneeuw vandaan halen in de braakliggende korenakkers.

76 72 HET KERSTGETIJ Maar nu de advent zelf. Bij de prediking wordt de adventsstof verdeeld naar de kringen der wereld, naar perioden uit den voortijd des 0. T., naar bijbelsche motieven, bijv. Christus' komst, zijn komst ten gerichte, de twijfelende vraag, door den Dooper tot Jezus gericht, en zijn getuigenis aangaande Jezus, wij zouden zeggen : storm en vrucht. Voorgelezen wordt uit het Oude Testament, vooral de Messiaansche gedeelten, en uit het begin der evangeliën. Uit de rest van het N. T. trekt de aandacht : Matth. 3 :1-11, 11 : 2-10, 21 : 1-9, Lukas 17 : 20 v., 21 : 25 v., Rom. 13 : 11 v., 15 : 4 v., 1 Kor. 4 : 1 v., Hebr. 10 : 19 v., 2 Petr. 1 : 3 v. Adventsteksten zijn er in overvloed. Zonder de stof uit te putten kunnen we wijzen op Genesis 3 : 15, 12 : 1 v., 49 : 10, Exod. 16 : 7, Numeri 24 : 17, Deut. 18 : 15, Joz. 3 : 5, Ruth 1 : 19, 2 Sam. 7 : 16, 22 : 39, Job 14 : 3, 23 : 3, 1 Kron. 11 : 6 vv., Ps. 8 : 5, 14 : 7 = 53 : 6, 35 : 3b, 40 : 2, 110 : 4, 97 : lla, 119 : 75 v., 166, 143 : 2, Jezaja 9 : 5, 6, 11, 12 : 2 v., 26 : 8, 35 : 8, 40 : 5, 42 : 1 v., 45 : 8, 52 :1, hfdst. 53, 59 : 20, 60 : 1, 65 : 17 v., 61 : 3, 62 : 10, Micha 4 : 11, 5 : 10, 6 : 6 v., 7 : 8, Habak. 2 : 3a, Hagg. 2 : 7 v., 10, Zach. 9 : 9, 14 : 7, Mal. 4 : 4 v., Matth. 1 : 18, 21, 3 : 6, 5 : 17, 13 : 17, 20 : 28, 32, 21 : 1 vv., Mark. 1 : 15, Luk. 1 : , 38, 2 : 38, 3 : 10, 12, 14, 7 : 22, 8 : 40, 13 : 24, 24 : 29, Joh. 1 : 23, 26b, 50 v., 5 : 35, 6 : 17b, 10 : 41, 12 : 19b, 21, 18 : 37b, Handel. 3 : 22 vv., 10 : 4, 17 : 23, 28, Rom. 1 : 19 v., 2 : 11 vv., 3 : 10 vv., 10 : 5 vv., 1 Kor. 15 : 47, 2 Kor. 3 : 7 vv., Gal. 3 : 9, 24 v., 4 : 4, Filipp. 4 : 4 v., 1 Thess. 5 : 14 vv., 1 Timoth. 1 : 15, 2 : 4 vv., Hebr. 8 : 8 v., 10 : 37, 11 : 13, 39 v., 1 Petr. 1 : 10 v., 2 Petr. 3 : 8 v., 1 Joh. 1 : 1 v., Openb. 1 : 5 v., 3 : 20. Voor het kerkgezang komen in aanmerking : Ps. 8 : 5, 39 : 5, 14:6 = 53 : 7, 96 : 9, 118 : 13, 130 : 4. Gezang 44 : 3, 4, 46 : 62, 67, 112 : 2, 6, Gez. 227, 228, 231 : 2 en de lofzangen achter de psalmen. Nog verdient vermelding, dat het Comité voor Algemeene Zendingskonferenties vraagt een zendingszondag te stellen op den eersten advent. Zending en advent is inderdaad een geenszins te versmaden verbinding. Maar de zendingsweek der Samenwerkende Korporaties valt doorgaans iets vroeger, wat met het oog op de kollekten, die anders door St. Nikolaas met de gard bedreigd worden, verklaarbaar

77 HET KERSTGETIJ 73 is. Daarom houden wij den zendingszondag maar liever op het einde van het kerkelijke jaar, zoodat hij voor later bewaard blijft. Tegen Kerstfeest moet de Kerstcyclus in het midden staan, sterker, het centrum van den cyclus is Christus zelf. Den datum van het Kerstfeest zelf zullen we niet opnieuw bespreken. Omstreeks den 25sten December begon het Germaansche Midwinterfeest, het Joelfeest der twaalf nachten. In het Duitsche Weihnachten hoort men nog nacht en vindt men het meervoud voor feesten, dat vrij algemeen is. Chthonische goden, d. w. z. onderaardsche van het schimmenrijk en de groeikracht, in de aarde teruggetrokken, traden op den voorgrond. De sluimerende aarde is in een tijdperk van bevruchting. Het midwinterblazen in Twente met een hoorn van berkenschors boven een put, die sterk resonneert, en ander luidruchtig bedrijf als schieten in de lucht, luiden van klok of bel, reinigt en maakt vruchtbaar. Het zuivert de lucht van machten der duisternis, die storend in den weg kunnen treden. Ook worden de boomen van stroobanden voorzien, onafhankelijk van latere maatregelen tegen rupsen. Ze worden geslagen in den kerstnacht om vruchtbaar te worden. Het is een soort van aanraking met de levensroede. Men herinnert zich de takjes van St. Barbara. Nu herhaalt zich hetzelfde. Een twijgje, in den kerstnacht afgesneden, zal op Maria Lichtmis bloeien. Is het louter heidendom of een associatie met het rijsje uit den afgehouwen tronk van Isaï? Bij de kerstening van ons volk werd ook door akkommodatie heel wat van de oude volksreligie gekerstend of ontkerstend in het Christendom opgenomen als vreemd bestanddeel. Een tak van een vruchtboom, op Kerstfeest in water gezet, bewerkt volgens den Limburger een goed fruitjaar. Ook wordt in Limburg de roos van Jericho in water gezet, waaraan allerlei spel der verbeelding verbonden is. Er zijn onderscheiden planten, die onder dien naam worden verkocht : een composiet, de asteriscus pygmaeus, wat dwergsterretje beteekent ; een soort van paardenstaart, een sporenplant van de soort selaginella, die het groen op den bodem der broeikassen vertegenwoordigen. Dit is dan de selaginella lepidophylla, wat met geschubde bladeren beteekent. Het is echter

78 74 HET KERSTGETIJ een Amerikaan, die met het heilige land niets uitstaande heeft. De echte Jerichoroos is de Anastatica Hierichuntica. Het laatste zal menige onkundige op 't gebied der oude talen toch wel kunnen verklaren. Het beteekent : van Jericho. Anastatica zou men kunnen verklaren door opstandingsplant, wat beter bij Paschen passen zou. Maar dit plantje ligt toch ook op de lijn van de takjes in water gezet gedurende den bladerloozen tijd van het jaar. Deze roos van Jericho is een crucifeer of kruisbloemige, familie dus van kool en mosterd en veel andere planten, die in het kalkland Palestina best gedijen. De volksnaam in het heilige land is Kaf Marjam, hand van Maria. Hierin ligt schoone symboliek. Het praatje gaat, dat de woestijnplant, dood in het water geworpen, weer herleeft. Dit is niet waar. Zoodra de dorre tijd begint, verdroogt het gewas, dat zijn bodem loslaat, als speelbal van den woestijnwind, maar zijn zaden vasthoudt als in stervende handen. De ineengerolde dorre wirwar rolt voor den wind uit, totdat ze belandt in een vochtig gedeelte. Dan gaat door hygroskopische eigenschappen de gesloten hand van de doode zich openen om de zaden vrij te laten op een gunstige plek, waar ze spoedig ontkiemen. De moederplant herleeft echter niet. Zoo is voor ons een Maria, de moeder van Jezus, die Gods heilig kind ter wereld mag brengen, doch dan haar taak vervuld heeft en hem niet mag verdringen. Wat ik nu opmerk, is persoonlijk inzicht en geenszins de Limburgsche overtuiging. Kerstnacht gold voor een toovernacht in het bijzonder. Water heette dan wijn te worden, de bijen gingen gonzen in hun des winters stille korven. Koeien staan op stal te praten over het heugelijke kerstfeit, schapen knielen neder. Veevoeder wordt in zuidelijk Nederland buiten gezet om te worden gezegend. De vorige dagen zou dit buiten laten zeer bedenkelijk geacht worden. Het kerstblok of de kerststobbe is hier en daar nog in eere. Elders spreekt men van kerststokjes. De kerstboom is latere invoering. Men eet kerstbrooden, kerstkransen, kerststoeten, kersttimp en deuvekater. Allerlei namen voor kerstbrood, afwisselend naar de streken. Eens had ik, te Zeegse ver-

79 HET KERSTGETIJ 75 toevend, wat te veel krentenbrood over. Ik vroeg een paar leuke buurkleuters of ze krentenbrood lusten. Tot mijn verbazing luidde het antwoord van de anders nog al gretige kinderen ontkennend. Toen ik het zelf opat, klonk hun verwijt, dat het geen brood, maar stoet was. Brood is ni. roggebrood, maar stoet is fijner waar in hun taal. Het laatste hadden ze gaarne gelust. Het eten van feestgebak is nu een oud gebruik geworden, waar niets meer achter steekt. Vroeger is het anders geweest. De croissants in Frankrijk wijzen op de wassende halve maan en onze krakelingen zijn oorspronkelijk afbeeldingen van het zonnerad geweest, die ten gerieve van den bakker wat uit hun vorm geraakt zijn gelijk een aangereden rijwiel. Men at ook gaarne varkenskop. Dit hangt samen met Dirk met den beer, het mannetjesvarken, die in den heidenschen achterhoek in die dagen heette rond te waren. Feitelijk was het de afgod Fro of Freijer, aan wien het varken gewijd was. De varkentjes van marsepein en de gelukzwijntjes met Nieuwjaar zijn er nog de onbegrepen rudimenten van. December had met recht smalmaand kunnen heeten. De menschen hadden in hun kleine woning, die noode verlaten werd, niet veel anders te doen. Joeltijd zal wel met wheel, ons wiel of rad, samenhangen en het zonnerad aanduiden in de dagen, dat de zon schijnt te sterven, maar straks herleven gaat. De Joeltijd eindigt met Driekoningen als dertiendag na de twaalf nachten. Dan is de duur van den dag met een hanenschrei gegroeid. Het rood der kerstversieringen herinnert lang niet iedereen meer aan het morgenrood van den herlevenden zonnegod, De roode bessen van den hulst zijn welkom, mede als van de geliefde struik der varkens onder de eikenbosschen van het oude Twente. Ze genieten van de eikels en schuren zich aan de stekelige hulstbladeren, die hoogerop hun stekels verliezen, omdat ze daar door geen wild of vee bedreigd worden. Inderdaad steekt het rood der bessen prachtig af bij het groen der bladeren, maar dat is niet voor de versiering zoo ingericht, doch om de vruchten in het oog te doen loopen van de zaden verspreidende vogels. Het is merkwaardig,

80 76 HET KERSTGETIJ hoe snel de langzaam kiemende hulstzaden in aktie komen als ze de maag van kippen of andere vogels hebben doorloopen. Van ouds is echter de meest geliefde kerstbes de witte van de maretak of Viscum album. Dit is de vogellijm, die in onze kalkstreken van Limburg vooral wordt aangetroffen als een woekerplant op vruchtboomen, maar het meest op peppels, die vol van nesten schijnen te zitten. Ziet men echter nauwkeuriger toe, dan kunnen het geen nesten zijn, want ze zijn niet in een vork van stammen gebouwd, doch hechten zich aan een recht gedeelte van den boom. Des zomers vallen ze minder in het oog, maar des winters als de waard, de boom, die den parasiet herbergt, kaal is, blijft deze zelf groen met een eigenaardige tint. De bladeren doen denken aan den schroef van een vliegtuig. Daartusschen zitten de witte slijmerige bessen, die vooral door den grooten of mistellijster worden gegeten en juist in den wintertijd een welkom voedsel voor hem zijn. Maar de kleverige massa, waardoor de pitjes zijn omgeven, is den zindelijken vogel minder aangenaam. Hij wischt zijn snavel af aan een tak, doet het wat wild en maakt er een verwonding mede in de bast, waaraan een pitje blijft kleven, dat zich heel langzaam nestelt in de wond, hechtnapjes krijgt en zuigworteltjes om te leven ten koste van zijn gastheer. Pas na jaren merkt men het schijnbare nest, dat op de ouden een wonderlijken indruk moest maken in zijn raadselachtig komen. Ook het groen blijven en vrucht dragen in den winter sprak tot de verbeelding, die er hoog van opgaf, al is de woekerplant niet zoo groot. De Noorsche mythologie verhaalt van Balder, den zonnegod, die aller lieveling is. Daarom haat hem Loki, wat zijn moeder Frigga verontrust. Zij bezweert alle boomen om hem geen kwaad te doen, maar ziet den nietigen maretak voorbij. Dit wordt door den vijand opgemerkt, die met een pijl van dit zwakke hout den blinden Hodur Balder in het hart doet treffen. De maretak is in volle kracht als de blinde schemering de zonnekracht doodt en de lichtgod sterft. Ook de Gallische Druiden, priesters van het heidendom, gingen plechtig met een gouden sikkel de vruchten oogsten van de mist-

81 HET KERSTGETIJ 77 letoe, die bij ons ook mistel heet. In Frankrijk ziet men den parasiet dan ook bij duizendtallen aan de boomen. De vogellijm wordt er van gemaakt. Maar zelfs Virgilius, de Romeinsche heldendichter, verhaalt van zijn held, Aeneas, dat hij om in de onderwereld te kunnen doordringen een tak van den mistel noodig had als bewijs van toegang. Al weer de plant van de schemering, die naar het schimmenrijk geleidt. De bleeke bessen maken dit mede begrijpelijk. Bij de Germanen heet de plant All heal", wat beter indruk maakt en het toppunt van goedheid ziet in hem de Engelsche jeugd, die er deuren en kamers mede versiert met Kerstfeest, niet zoo zeer om het schoone uiterlijk, doch om met de schoonen in aanraking te komen. Ze geeft toegang tot een rijk van liefde, wat haar naam in Engeland voor Kerstfeest verminkt heeft in den volksmond. Kerstmis heet daar Christmastime, doorgaans op kerstkaartjes, die daar onze Nieuwjaarskaarten vervangen, geschreven Xmas. De X is de Grieksche letter Chi, het initiaal voor Christus. Men kent het uit de ineenvoeging tot monogram van X en P, in het Grieksch Ch. en R., voor Christus. Nu, van dit Christmastime maakt de spraakmakende jeugd : Kiss Miss Time. Dit is een heel andere liefde dan waarvan het Kerstfeest gewaagt met het oog op hem, die arm werd om ons rijk te maken. Den kerstboom noemden we boven reeds een latere invoering, hoewel de vereering van boomen een oeroud verschijnsel van het heidendom geweest is. Hij komt uit Duitschland, waar hij te Straatsburg en in Nassau reeds in de 16-18e eeuw genoemd wordt. Goethe heeft er al jeugdherinneringen van. De spar, picea excelsa, nauwkeurig van den bescheiden den te onderscheiden, is anders wel het tegendeel van toonbeeld van Christus' zelfverloochenende liefde. Er zijn twee boschboomen, die alle licht en voedsel van het woud voor zich opeischen en onder hun dichte takken geen licht voor anderen overlaten. Dit zijn de beuk en de spar, echte egoïsten. Doordat men in sommige streken alles sparren noemt, waar hij dan fijnspar heet, komt er nog al eens misverstand. Maar al zit men met de benaming verlegen, zijn uiterlijk kent iedereen.

82 78 HET KERSTGETIJ De timmerman ziet in hem den leverancier van het vurenhout. Hij moge leelijke manieren hebben, zijn uiterlijk is om Kerstfeest prachtig, in zooverre is hij best bruikbaar. Jammer maar, dat al weer ter eere van het Kerstfeest om dezen onrechtvaardigen boom zooveel ongerechtigheid wordt gepleegd. Evenals om den hulst trekken stroopers dorp en veld en bosch af om zich wederrechtelijk van den boom meester te maken en ter markt te brengen. Wie opgaande sparren bezit, laat eens bijzonder toezien op hun bescherming in de maand December. De boom, die in zijn prille jeugd niet best opschiet en veel meer eischen stelt aan den bodem dan de sobere den, kan in goeden grond meer opleveren dan de beste bouwgewassen, omdat er naar het artikel kerstboomen thans in binnenen buitenland zooveel vraag is. Misschien werkt mijn aanklacht tegen den spar wat ontnuchterend tegen een deel der Kerstfeestviering, maar dan is het niet tegen de hoofdzaak. Het is uit een ander beginsel dan in de dagen van het Rationalisme van vóór meer dan een eeuw, toen men het kind in de kribbe zelf voorbij zag en daaraan niet genoeg had. Toen was het Nut het één en het al en heeft een predikant in Duitschland zijn preekstoel misbruikt om op den dag, den roem der dagen, te preeken over het nut van de stalvoedering. Ik weet wel, dat toen de nu reeds weer verouderde potstal, een nieuwe ontdekking van belang was, maar er waren andere plaatsen en tijden genoeg om daarover te handelen, zonder aan het Kerstfeest te kort te doen. Dan moet de stal ons brengen naar het kind in de kribbe en niet naar bemestingsleer. Trouwens in onze dagen is er ook weer een openbaring van zeker Rationalisme, dat opnieuw met het Kerstfeest verlegen zit. Indien men de tijding, door engelen aan herders verkondigd, in twijfel trekt en de engelen vervagen zónder weg te trekken naar den hemel, wat doet men dan in de kerk met het Kerstfeest? Ik zou Duitsche boeken kunnen noemen, waar men met dit probleem verlegen zit en raad tracht te schaffen, die onze lezers wel niet zullen behoeven. In de Roomsche kerk bestaat nog een vigilia in den kerstnacht.

83 HET KERSTGETIJ 79 Dit noemt men : het kindje wiegen. Daarbij worden Kerstleisen gezongen en sequentie, waarvan er één aanving met Eia, eia, wat thans meer aan de groet der Fascisten in Italië kon doen denken. Het was de sequentia : Eya recolamus laudibus piis.... Eigenlijk zijn de Leisen de uitroepingen van Kyrie Eleïson, Heer erbarm U, die tot op het eind der middeleeuwen door pelgrims of kerkgangers geuit werden in antwoord op een gewijde handeling. Reeds vroeg werden ze in Duitschland aangevuld tot een kort lied in de volkstaal. Van Eleïson, als eleison uitgesproken, kwam Leise. De sequentiae, letterlijk volgende, volgwoorden, waren hymnen, die zich bij het Halleluja aansloten en door het volk werden gezongen. Van hun groot aantal uit de middeleeuwen zijn later slechts een vijftal in de Roomsche kerk bij plechtige gelegenheden gehandhaafd, waaronder het Stabat mater dolorosa, het Dies Irae, het Veni Creator Spiritus. Het Eya is op den achtergrond geraakt, maar het wiegje is gebleven, dat zelfs van Weihnachten door volksetymologie tot Wiegenacht geleid heeft. Volgens Beda den Eerwaardigen, noemden reeds de oude Angelsaksers den kerstnacht Modranacht of Moedernacht, omdat er een nieuwe tijd werd geboren. Men herinnert zich, dat Engeland lang het Kerstfeest tot Nieuwjaar had. Denk slechts aan hun nog bestaande Xmas cards. Ook maakt men kerstkribben, waaraan in de kerk ludi of tableaux vivants zich hebben verbonden. Os en ezel namen er aan deel als vertegenwoordigers van Joden- en heidendom. Dit was een kombinatie van de stal van Bethlehem met het bekende woord van Jesaja, dat een os zijn bezitter en de ezel de kribbe zijns heeren kent, Jes. 1 : 3. De humor in het heiligdom, somtijds ontaardend in boert, kan men uit reaktie verklaren. De liturgische tegenstelling van de donkere vastendagen vbbr Kerstfeest met den Kerstavond, waarop de beelden werden onthuld, de lichten ontstoken en de edelgesteenten, de schatten der kerk, voor den dag werden gehaald, was wel heel groot. Hierbij behoorden dan mysteriespelen in en om de kribbe. Klokgelui riep de schare op tot het feest nocte, in aurora, in dië,"

84 80 HET KERSTGETIJ bij nacht, bij het ochtendgloren, over dag. Dit zijn de beroemde Xmas carrols. Vooral hun galmen in den stillen nacht, heiligen nacht, doet denken aan meer dan psalmen in den nacht, aan engelenzangen, die het duister verhelderden. De Roomsche kerstdienst levert een schril kontrast op met den advent. De priester kleedt zich in wit en gouden gewaad, licht en bloemen versieren altaar en kribbe. Het Gloria kan weer voluit klinken. De drie missen, waarop we met de Latijnsche termen reeds doelden, zijn de middernachtsmis, de dageraads- of herdersmis en de dagmis. Wij hebben geen Kerstmis, doch Kerstfeest en voelen ons daardoor niet armer, integendeel! Als het kindje gewiegd wordt, mogen kinderen worden medegenomen in de Roomsche kerk. Onze Zondagsschoolfeesten lijken me nuttiger voor de jeugd. Gewijde bronnen, vroeger aan Holda gewijd, werden na de kerstening van het land kerstputten, bijvoorbeeld de Willebrordusput te Heiloo. Op andere plaatsen heetten er verzonken klokken te zijn, die met Kerstfeest weer onder het water vandaan hun gelui lieten weerklinken. Uit reaktie tegen Rome waren onze Gereformeerde vaderen af keerig van feestdagen, die inderdaad meermalen tot uitspattingen voerden. Op een synode van Dordrecht in 1574, werd besloten uitsluitend den zondag te vieren, maar reeds vier jaren later moest men noodgedrongen wel van krasse doorvoering terugkomen, waarop nadien de Vo etianen en latere strenge elementen weer hebben gereageerd. Den avond van den tweeden kerstdag heeft men een tijd lang voor zangfeesten gebruikt. Ons land heeft heel wat dichters van kerstliederen opgeleverd, wier namen hier minder ter zake doen. In grootere plaatsen had men reeds in de 17e eeuw voor de feesten tekstenboekjes naast het domineesbriefje, den embryonalen kerkbode, gedrukt op een lange strook papier, waarboven de initialen der dagen van de week prijkten als zmdwdvz, wat men als rebus verklaarde door : Zeg man, doe wat de vrouw zegt. Maar

85 HET KERSTGETIJ 81 anderen lazen het op zijn Hebreeuwsch van achter naar voren! In de tekstenboekjes werden de stoffen, ook voor het Kerstfeest, verdeeld. Op den eersten dag had men des voormiddags Luk. 2 :1-7, des namiddags van denzelfden dag vs 8-12, des avonds den engelenzang vs als onderwerp der prediking, dat bijvoorbeeld in Twente nog lang volle kerken trok, ruimschoots opwegende tegen de hoofdbeurten. Op den tweeden dag des voormiddags vs 15-17, des namiddags vs Thans zijn er doorgaans niet meer zooveel beurten, maar de keus van tekst uit één hoofdstuk slechts is wat beperkt. We zijn nu eenmaal voor de Christelijke feesten bijna immer aangewezen op Lukas. Men loopt gevaar om ter afwisseling al te veel uit zijn tekst te willen halen. Dan dreigt een kunstelarij gelijk Duitsche gedwongen perikopen voor iederen zondag van het jaar ook wel veroorzaakt hebben. Er komen verlegenheidspreeken voor den dag als van het beruchte blikken werpen, door Van Oosterzee met zijn talent in eere gebracht. Daarom mag men wel naar andere teksten omzien, die zich ongedwongen aan ons kunnen voordoen en mag men bij de oude wel een dankbaar gebruik maken van de nieuwste gegevens uit opgravingen en bijbelsche ontdekkingen. Maar de schoonste vondsten doet men immer door zich in te leven in den tekst, het Grieksche evangelie met zijn parallelle plaatsen. Onder het gekunstelde is het meest bekend de kerstpreek zonder R van den zonderlingen, maar bijzonder begaafden Rotterdamschen predikant J. Scharp, die tot titel had : De naam Jezus, een uitgegotene olie, Rotterdam, Het is navolging van een Duitsche preek van Joachim Milliner over Hooglied 1 : 3: Uwe oliën zijn goed tot reuk. Uw naam is een olie, die uitgegoten (St.-vert.: uitgestort) wordt. In den tekst en in de aanduiding er van door getallen ontbreekt de R derhalve niet, evenmin in den naam en de woonplaats van den preeker. Kerstpreeken uit het 0.-T. moeten uitzonderingen blijven. Daaruit heeft men genoeg kunnen benutten in den advent. Bij zulk een uitzondering kan men kiezen uit Gen. 1 : 26 v., 28 : 10 v., Deut. 18 : 15 v., 1 Sam. 16 : 4 v., 1 Kon. 19 : t v., 2 Kron. 20 : 1 v., Dr Van Veldhuizen 6

86 82 HET KERSTGETIJ Ps. 118 : 24, Spreuken 13 : 12, Jesaja 7 : 14, 9 : 1 v., vs 2 v., vs 6 v., 11 : 1 v., Ezech. 17 : 22 v., Micha 5 : 1 v., vs 11. Uit het N.-T. komt naast Lukas 2 in aanmerking : Matth. 1 : 18 v., vs 21 v., 2 : 1 v., vs 9 v., vs 10, vs 13 v., 8 : 20, 10 : 34, 18 : 1 v., 21 : 37, 23 : 34 v., Mark. 1 : 1, vs 15, Luk. 1 : 31 v., vs 46 v., vs 67 v., vs 68 v., vs 78 v., als dubbeltekst 2 : 9 en 10, ook 2 : 1 met Openb. 21 : 27, 19 : 10, Joh. 1 : 1 v., 3 : 16 v., vs 30 v., Hand. 6 : 8 v., 7 : 54 v. (op den tweeden dag om straks te noemen reden), Rom. 3 : 21, 8 : 28 v., 1 Kor. 2 : 9 v., 2 Kor. 4 : 6, 5 : 17, 8 : 9, Gal. 3 : 24 v., vs 27 v., 4 : 4 v., Efeze 1 : 3 v., 2 : 14 v., 3 : 20 v., Filipp. 2 : 6 v., 1 Tim. 1 : 15 v., 3 : 16, Titus 2 : 11 v., Hebr. 1 : 1 v., vs 6 v., vs 1 t v., 12 : 1 v., 13 : 8, 1 Joh. 1 : 1 v., 3 : 1 v., vs 5, 4 : 9 v., vs 19 v., 5 :1, Openb. 12 : 1 v., 22 : 16 v. Voor het kerkgezang verdienen de aandacht : Ps. 7 : 2,15,19 : 4, 5, 22 : 14, 65 : 1, 2, 71 : 14, 17, 72 : 1, 4, 89 : l v., 98 : 2, 105 : 1, 2, 5, 118 : 12, 13, 14, 119 : 49, 52, 53, 132 : 7 v., 136 : 23, 26, 143 : 2, 11, de lofzangen achter de psalmen, Gez. 1 : 1, 2, 3 : 3, 4, 38 : 3, 8, 42:5, 17, 45:3, 4, 46:1, 2, 5, 31, 49:5, 50:3, , 152:3, Minder eerbiedig wordt door kerkeraadsleden wel eens de tijd van vrede op aarde" genoemd de tiendaagsche veldtocht met het oog op al de preekbeurten, die gedurende de ongeveer tien dagen van het kerstgetij gehouden worden. Het punt van overeenkomst zit dan niet in den strijd, het tegendeel van vrede, of het moet de goede wed-strijd des geloofs zijn en de strijd voor den prediker om immer weer frisch op te treden ondanks het groote aantal preeken in den tijd van Kerstfeest en jaarwisseling met zondagen nog daartusschen. In zulke gevallen komt het aan op de toepassing van het Divide et impera, Verdeel en heersch, speciaal met het oog op de preekstof, die frisch moet blijven voor de gemeente, welke het anders ook wel zwaar kon vallen, immer denzelfden preeker op zijn welbekende wegen te volgen. Het zijn niet allen koks, die lange messen dragen en niet iedere kanselredenaar" is het inderdaad. Bij het zoeken naar afwisseling durven we niet aanraden, te

87 HET KERSTGETIJ 83 veel er op te letten, dat de tweede kerstdag tevens de dag van Stefanus is. Wat dezen Stevensdag betreft, dat hij ook bij ons onder dien naam in eere geweest is, blijkt al weer uit voornamen en straks uit daarvan gevormde familie-namen. Steven en Stevens, Stevensz of Stevenszoon zijn bij ons even bekend als Stephenson in Engeisch sprekende landen, als Stephan in Duitschland, of Etienne in Frankrijk. Het is zinrijk, dat men op den geboortedag van Christus den sterfdag, die als de ware geboortedag gold, plaatst van Stefanus, den eersten martelaar onder de volgelingen des Heeren. In de Roomsche liturgie worden tegelijk met dezen eersteling alle andere martelaren gedacht. Augustinus schrijft aan zijn voorbede voor zijn beulen naar het voorbeeld zijns Heeren de bekeering van Paulus toe : Als Stefanus niet gebeden had, zouden we geen Paulus bezitten. Wij hebben in den laatsten tijd in Stefanus leeren zien een van de jongere" elementen in den kring te Jeruzalem, een Hellenistisch geloovige van grooten durf, Handel. 7. De Roomsche legende laat 400 jaren na zijn sterven Gamaliël in een vizioen aan een priester verschijnen, om te zeggen, dat hij zijn lijk evenals dat van Nikodemus en andere heiligen in zijn tuin begraven had. De relieken zouden toen te Rome in het graf van Laurentius zijn bijgezet. Nog drinkt men in het zuiden van ons vaderland zijn minne. Dit zal niet op liefde doelen, maar op een taalstam, die aanduidt herinnering, aandenken. De dag, waarop zijn minne gedronken wordt, kenmerkt zich door lustraties met ommegangen als vruchtbaarheidsriten. Daar ze te paard plaats hadden, werd hij de beschermer van de paarden, wat hij wel van een of anderen heidenschen god zal hebben overgenomen. Op zijn dag werden dan ook hooi en haver voor de paarden gewijd. De Stefanusrit heet nog in onze Saksische streken Sint-Steffens rijden of Sinte Steffen jagen. In Drente bleef in zwang het geven van een hapje voeder aan het vee door kinderen, die er bij zeggen : Ik steffen uw koe ; ook wel : Ik steffen u. Natuurlijk volgt er op de gebruikelijke versjes een versnapering voor den kleine. Onder de Solingers, verhaalt Sohnrey, pleegt men na den

88 84 HET KERSTGETIJ kerstdienst in de kerk drie handenvol bruinkolen in de ruif der paarden te doen om ze voor den droes te beschermen. Daar heet den dag na St. Steven het inspannen van paarden nog iets zeer bedenkelij ks. De derde feestdag is als rest van de volle oktaaf nog lang in gebruik geweest. Deze 27 December is de dag van St. Johannes Evangelista. Dit is niet St. Jan in den zomer, die aan den Dooper gewijd is. De langst levende der apostelen zou juist nog vóór oudejaar 99 zijn gestorven om de apostolische eeuw te besluiten. Hierin zit een eigenaardige anachronistische kijk op de jaarrekening. Somtijds laat men echter den getuige van Christus' liefde niet sterven, doch slapen te Efeze. Veel liefelijke legenden zijn aan zijn verschijning verbonden gebleven. Relieken van hem bezit men niet, denkelijk ook in verband met de gedachte aan zijn voortleven in aansluiting aan het slot van zijn evangelie, Joh. 21 : 22 v. Alleen moet er ergens een sandaal van hem bewaard worden, die hij bij een verschijning zou hebben vergeten. Er is in zulke meening een naïeve humor, die ons niet vermag vroolijk te maken. Hemelingen, die verschijnen, is wel een hooge uitzondering, welke beter gedokumenteerd mag zijn dan door een hemelsch schoeisel. Hoe ziet dit er uit en zijn hemelingen oude onhandige stakkers of mogelijk verstrooid, zoodat men hen helpen moet met de winkeliersvraag : Hebt ge niets vergeten? In Limburg en het naburige Duitschland wijdt men op zijn dag in het land der wijnkenners in de kerk den Johanneswijn. Men ontvangt den beker uit de handen van den priester, die spreekt : Bibe amorem Sancti Joannis in nomine patris e. q. s., d. i. Drink de liefde van den H. Johannes in naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Dit is natuurlijk weer een kerstening van het heidensche minne drinken. Hier wordt minne van aandenken tot amor, aardsche liefde in plaats van de caritas, de hoogere, die bij Johannes den apostel der liefde zoo vaak voorkomt. Men heeft er de herinnering aan verbonden van den giftbeker, dien Johannes zonder schade zou hebben gedronken uit de handen van den heidenschen magistraat Aristodemus.

89 HET KERSTGETIJ 85 Het kon aantrekkelijk zijn voor een evangeliedienaar, als 27 December op een Zondag valt, voor dien dage den proloog uit Johannes 1 of iets uit zijn eersten brief voor de prediking te gebruiken. Den 28en December volgen H. Onnoozele kinderen. Mede hieraan hebben wij de gewijzigde beteekenis van het woord onnoozel" te wijten. In onzen statenbijbel beteekent het nog onschuldig, gelijk hier ook wel oorspronkelijk zal bedoeld zijn. Zie Rom. 16 : 19, Hebr. 7 : 26. Natuurlijk is te denken aan Herodes' kindermoord van Bethlehem, Matth. 2 : 16 v. In het Zuiden des lands heet de dag ook Allerkinderen, wat een vreemde analogie is met Allerheiligen of Allerzielen. Het wordt nu een feest voor alle kinderen, wier onnoozelheid uitkomt in kinderstreken. Met name de weeshuizen en de jongsten thuis mogen het er van nemen. De jeugd steekt zich in de kleederen der ouders. Natuurlijk ontaardt het in een bedelpartij op straat. Vóór de Hervorming ging men veel verder. En het is van ouden datum, want de dag komt al voor in den oudsten kalender van Karthago. Een mooie trek was, dat de liturgie tot kapittel had Openbaring 14 van de onbevlekten, waarbij de priester in paarse rouwkleur was over de onschuldige slachtoffers van Herodes. Heel anders ging het verder op den dag toe, als door de kinderen een kinderbisschop werd gekozen. Het lag in de lijn van de vroegere heidensche Saturnalia, die iets later werden gevierd. De bisschop in den dop zat in het heiligste gedeelte der kerk en preekte ook nog. Daarna had er verkleederij en allerlei kattenkwaad op straat, plaats. Hiervan is nog overgebleven het slaan met de levensroede, wat we al vaker in dezen tijd des jaars hadden te vermelden. Wegens de onmisbare peperkoeken heet de datum ook Peperdag. Nu komen we met den Oudejaarsdag op eigen terrein. Voor ons is de aansluiting aan Sylvester I niet zoo gewoon als in het Duitsche Sylvesterabend. Sylvester was paus in de dagen van Konstantijn den Grooten en van het concilie van Nicea. De heiligendagen in de oktaaf van Kerstfeest heeft de Roomsche kerk aldus uit één oogpunt beschouwd: Het offer van bloed bij

90 86 HET KERSTGETIJ Stefanus, van liefde bij Johannes, van deugd bij onnoozele kinderen, van trouw aan de kerk bij Thomas van Kantelberg of Canterbury, 29 December, van ambtstrouw bij Sylvester. Zij preeken gaarne naar aanleiding van Stefanus over het martelaarschap, van Johannes over de liefde, van de onnoozele kinderen over opvoeding of houden dan jeugdpreeken. De Oudejaarsavond is als zoodanig niet zeer oud. Eeuwen lang ingewortelde gebruiken verdienen eerder vermelding bij het Nieuwe jaar. Het genot van oliebollen en punch, van plaatselijk gebak, het afschieten van vuurwapens of het laten gillen van sirenen en stoomfluiten, het luiden van klokken, gelijk op het tooneel de bruiloft van Kloris en Roosje, is alles bekend genoeg, maar is hierbij het Oudejaar hoofdzaak of komt het aan op de twaalf slagen, die het Nieuwe aankondigen? Het is weer de vooravond als bij St. Nikolaas en bij Sonnabend. De viering in de kerk te Zeist door de Hernhutters tegen het middernachtelijk uur, om bij het slaan der klok met bazuingeschal te eindigen, wijst denzelfden kant uit. Onze kerkelijke viering van het Oudejaar is nog maar een gebruik uit de vorige eeuw. Het is een navolging van den Duitschen Sylvesterabend, die al weer het grootste deel van den dag met rust laat. Aanvankelijk wilden onze Gereformeerde elementen niet aan de nieuwigheid. Het Uren, dagen, maanden, jaren" heeft trouwe vrienden en hardnekkige vijanden. Het verband met het doodenfeest op den laatsten zondag des jaars buiten onze grenzen deed ook afbreuk. Er is echter dien avond wel reden zonder sentimentaliteit terug te zien op het afgeloopen jaar en met dank tot God op te zien. Hinderlijk is daarentegen, dat ouderwetsche liberale menschen dan één keer als bij de afrekening ten slotte in de kerk komen. Moet de prediker hen wegpreeken, of eischt Christelijke wijsheid iedere gelegenheid aan te grijpen om ook hen nader tot Christus te brengen? Het is voor den prediker een gevaarlijke avond voor mottopreeken als over het enkele woordje Amen" of het ééne woord Gedachtenis". Dit is geen evangelieprediking Wij hebben niet een woordje van ons zelf, maar het woord Gods te brengen. Eenige teksten, die in aanmerking komen,

91 HET KERSTGETIJ 87 zijn : Gen. 16 : 7 v., 32 : 10a, 35 : 2 v., Deut. 8 : 2 v., 32:4, vs 11 v., Richt. 2 : 1 v., 1 Sam. 7 : 12 v., 2 Sam. 7,: 18, 2 Kon. 4 : 26, 21:26 (onder dit woord kwam de latere zendeling Van Dijken van Halmaheira tot bekeering), Ezr. 9 : 15b, Neh. 9 : 7b, Job 1 : 21b, 9 : 15b, 13 : 9a, 14 : 1 v., Ps. 30 : 4, 39 : 5 vv., 48 : 10, 62 : 12b, 89 : 2b, Ps. 90 grootendeels, 102 : 26 vv., 130 : 15 v., 107 : 43, 115 : 17 v., Ps. 116, Ps. 138, 139 : 23 v., Pred. 3 : 1 vv., 12 : 1 vv., Jezaja 1 : 18, 40 : 6 vv., Jerem. 3 : 22, 14 : 20 v., 37 : 17m, Klaagt. 3 : 22 v., vs 39 vv., Ezech. 30 : 10 v., Dan. 5 : 27, 9 : 7 v., Hoz. 14 : 10, Micha 7 : 18 v., Nah. 1 : 3, Mal. 3 : 6. Matth. 16 : 27, 19 : 30, 25 : 1 v., vs 31 v., Luk. 12 : 35 v., 13 : 6 v., 15 : 18, 16 : 2m, 18 : 8b, vs 13b, 22 : 35, Handel. 24 : 15b, Rom. 14 : 12, 1 Kor. 4 : 4, 7 : 29 v., 16 : 22, 2 Kor. 9 : 15, 1 Tim. 1 : 17, Hebr. 2 : 1, 10 : 37, Jak. 1 : 17, 1 Petr. 4 : 7, vs 18, 1 Joh. 2 : 18a, Openb. 1 : 8, 3 : 11, 10 : 6, 20 : 12m, 22 : 11, vs 12, vs 20, vs 21. Gezongen worden benevens de berijmingen van de als teksten aanbevolen psalmen : Ps. 30, 111, 121 : 4, 144, 150. Gezang 7, 8 : 9, Gez, 13, 20, 22, 27, , 180 : 3, 4, De Nieuwjaarsdag is de eeuwen door een feestelijke dag geweest, waarop men elkander veel goeds toewenschte, te goed en dus kwaad deed. Lang vóór Christus had men in het heidensche Rome, toen eenmaal het Nieuwejaar naar 1 Januari werd verschoven, de gewoonte, in de vroegte naar den tempel van den ouden hoofdgod Janus te gaan, wiens naam we bij Januari al bespraken. De beide konsuls of burgemeesters van Rome offerden op het Kapitool bij hun ambtsaanvaarding een witten stier. Nu gaven allen elkander geschenken, alsof allen jarig waren, vooral de clientes, de onderhoorigen uit de achterbuurt, kwamen mijnheer den patroon of beschermer daarmede vereeren. De ochtend was bestemd voor processies en andere plechtigheden, de avond voor pret en bezoeken. De pret bleef maar voortduren, dagen lang, waartegen later de Christelijke voorgangers als Ambrosius en Augustinus groot bezwaar hadden. Strenna heette een oude godin der Sabijnen, de beschermster van het geluk, die te Rome haar tempel had. Naar haar werden

92 88 HET KERSTGETIJ de Nieuwjaarsgeschenken strennae genoemd, eerst bestaande uit vruchten en koeken, later uit vergulde lekkernijen, te vergelijken met het plakgoud van St. Nicolaas, eindelijk uit klinkende munt. De keizers begonnen, als Augustus en Caligula, met het ontvangen van eergeschenken; later wisselden ze die met hun onderdanen, totdat ze die eindelijk zelf aan hun volk schonken. Het Latijnsche strennae leeft voort in het Fransche étrenne, dat in het Westvlaamsch nog voorkomt als strene voor een vorm van gebak. Uit vrees voor de wanordelijke drukte op 1 Januari maakte de kerk van de eerste drie dagen des jaars vastendagen. Vroeg reeds, nog vóór Beda, heeft men, toen eenmaal de Kerstdatum van nu vast stond, het begin des jaars als dag van Christus' besnijdenis aangeduid. Omstreeks 1200 wordt dit sterker geaccentueerd. Onze Synode van Dordt wilde dien weg wel op voor de kerkelijke herdenking. Het was echter lang niet algemeen en de kansel werd vaak ontsierd door een al te platte of al te dorre antikwarische behandeling van zulk een teer onderwerp. De veiligheidsklep van vergeestelijking was ook geenszins immer in orde. Wat de drukte buiten betreft, hoewel door de Voetianen tegen heydensche practycqen" gestreden werd, bleef het geven van geschenken en fooien, het zingen van wenschen, het aanbieden van gedichten aan den magistraat en de wenschen van openbare werklieden bij de burgers taai voortleven. De Nieuwjaarsspelen der rederijkers lieten zich niet uitroeien, evenmin het afschieten van vuurwapens als middelen van beveiliging of vruchtbaarmaking. Ook het kloppen komt in vele landen voor, dat met mascottes en afkloppen in den tegenwoordigen autowereld nog niet verdween. Integendeel! Wafels, ijzerkoeken, oblieën worden gegeten. Mr G. J. ter Kuile heeft onlangs een artikel gewijd aan een Nieuwjaarsijzer met lijdensmotieven uit 1733 in Twente, wat wijst op het voortduren van Nieuwjaar met Paschen uit den ouden stijl. Reeds in den nacht worden orakels geraadpleegd door middel van het smelten van lood, dat in water gegoten veelbeteekenende figuren zal te aanschouwen geven. In Engeland loopt bij den

93 HET KERSTGETIJ 89 twaalfden klokslag de jeugd haastig naar de bron om het eerste schuim van het opborrelend water te scheppen. Eén kan maar de gelukkige zijn. Men denkt aan den lijder uit Joh. 5 : 1 vv. in den Statenbijbel. Tegen het einde der 17e eeuw begon men bij ons, gelijk reeds eerder in Duitschland, na of inplaats van Christus' besnijdenis het tegenwoordige Nieuwjaar kerkelijk te vieren. De overheid ging plechtig op om van den preekstoel te worden toegesproken en gedacht in het gebed. Nog bestaat dit gebruik in veel plaatsen. Er is dan fijn porselein aan den wand." Het burgemeestersgestoelte is niet ledig in tegenstelling met ettelijke andere dagen. Na 1898 worden hier en daar in de Hervormde kerk de ouderlingen en diakenen volgens art. 10 van het Synodale Reglement op de kerkeraden met Nieuwjaar in hun ambt bevestigd, wat vroeger op een zondag moest gebeuren. Noch het eene noch het andere vermag de belangstelling op dien dag groot te maken. Dezelfde ouderlingen worden trouwens zoo dikwerf om de 2 of 3 jaar bevestigd, heel anders dan de predikanten. Na het opblijven van het oude in het nieuwe slaapt men op den Nieuwjaarsmorgen uit. Of men heeft het druk met bezoeken. Men wil elkander gaarne het Nieuwjaar afwinnen. De Oudejaarsbeurt vormt in opkomst een schril kontrast met die van den volgenden morgen. En het drankgebruik staat vierkant tegenover de kerkbeurt. Wie ettelijke jaren met geestdrift voor de groote scharen van den Oudejaarsavond gepredikt heeft, ziet tegen den volgenden morgen op. Waar zijn de goede voornemens op het eind van het vorige jaar of liever van voor eenige uren gebleven? Die bittere ervaring maakt het moeilijk met Prof. Hoekstra zijn tekst voor de twee beurten uit één verband te nemen, bijv. Ps. 103 : 13 en 16 of vs 17 en 18, en Klaagl. 3 : 22 v. en vs 24, of Luk. 13 : 1-5 en vs 6-9. Toch is men geroepen te preeken, zij het kort, en komt de vraag op: Wat zal ik roepen? Er zijn teksten noodig: Gen. 24 : 31, 32 : 24 v., Exod. 13 : 21 v., 33 : 14 v., Num. 6 : 22 vv., Deut. 31 : 6, Joz. 4 : 20, 1 Kon. 19 : 7, 2 Kon. 20 : 1, 2 Kron. 29 : 10, Job 16 : 22, Ps. 1, 4: 7,

94 90 HET KERSTGETIJ Ps. 23, 27:14, 31:15 v., 39:8, 43:5, 46 : 2 v., 48 : 15, 55:23, 56 : 10b, 62 : 2, 84 : 13, 90 : 9b, 97 : 1, Ps. 121, 123 : 1, Ps. 127, 144, Spreuk. 3 : 10 v., 27 : 1, 28 : 1, Pred. 1 : 8, 12 : 13 v., Jez. 40 : 29 v., 41 : 13, 52 : 12b, 55 : 6 v., Matth. 10 : 29 v., Luk. 2 : 21, vs 29 v., vs 36 v., 12 : 4 vv., vs 6 v., Joh. 4 : 13 v., 5 : 30 vv., Rom. 8 : 28, 2 Kor. 5 : 17, 12 : 9, 13 : 13, Gal. 3 : 23 vv., 4 : 1 vv., Ef. 5 : 15 v., Filipp. 4 : 6a, Koloss. 3 : 5, 1 Thess. 5 : 5 v., 1 Tim. 6 : 6 vv., Hebr. 13 : 8, Jak. 4 : 13 vv., Openb. 1: 4b, vs 5a, vs 8, 3 : 8, vs 10 v., 5 :1 vv., 21 : 1, 5. Voor het zingen zie men onder Oudejaar en kieze uit de hier genoemde psalmteksten. In Vlaanderen heet Driekoningen het eind der twaalf nachten en daarom dertiennacht of dertiendag. Het kaarsjesspringen herinnert aan de Nieuwjaarsvuren. Later hebben de kaarsjes drie armen, waarvan de middelste zwart is ter eere van den Moor Melchior onder de drie koningen," waarop we moeten terugkomen. De boonenkoek komt nog voor in het zuiden des lands. Er is een boon in het brood gebakken en wie die treft, is koning, roi de fève, hij moet trakteeren. Later komen de koningsbriefkens of trekbrieven als een soort van orakelkaartspel. Maar dit orakelspel is ouder dan het aannemen van drie koningen voor de wijzen uit het oosten. Het kan samenhangen met de Saturnalia in het heidensche Rome. De oude naam van 6 Januari was Epiphania, wat aan den dienst van Dionysos is ontleend. Deze god van vruchtbaarheid en wijn genoot groot aanzien in heel Griekenland. Zijn geboorte, het ontwaken der groeikracht in de natuur, werd met mysteriën op dezen dag gevierd. Het heette, dat op verschillende plaatsen bronnen van wijn ontsprongen. Dan verscheen hij in zijn element. Dit verscheen" luidt in het Grieksch epéphanê" en Epiphania is verschijning. Het treft zoo, dat dit woord door iemand, die er naar genoemd was, Epiphanius, werd overgebracht op Christus, die volgens hem werkelijk op 6 Januari geboren was en juist 30 jaren later water in wijn veranderd had. Vóór hem hadden reeds de Gnostieke ketters deze kombinatie uitgevonden, waartegen hij ditmaal als hun bestrijder niet ingaat, doch opbiedt.

95 HET KERSTGETIJ 91 De vereeniging van zoo heterogene begrippen was ontstaan reeds bij den Gnosticus Basilides te Alexandrië ten tijde van keizer Hadrianus. Men dacht dan aan Christus' geboorte, zijn verandering van water in wijn, de wonderbare spijziging en ten slotte nog aan zijn doop in den Jordaan. De verbinding van Jezus' geboorte en doop, zoo ver van elkander verwijderd, laat zich wel verklaren. Voor deze Gnostieken toch was Jezus een gewoon mensch, met wien zich bij zijn doop de Geest vereenigd had. Dit was dan de eigenlijke geboorte van zijn goddelijk leven. Men beriep zich hiervoor, hoewel ten onrechte, op Markus' aanhef en Hand. 1 : 22. Gelijk een mensch door den doop gekerstend werd, zoo was Jezus volgens hen er door tot Christus geworden. Men had op dien dag nachtelijke plechtigheden met voorlezingen in plaats van de mysteriespreuken. Bardesanes heeft gnostische Epifanieliederen gemaakt ; uit reaktie heeft de dichter Ephraem de Syriër er orthodoxe voor in de plaats willen stellen. De akute aktie van de gnosis wordt chronisch in de kerk. De nachtelijke plechtigheden onder den grond worden door de kerk overgenomen en gevierd in de geboortegrot te Bethlehem met fakkels en lichten. Een papyrus uit Egypte van de 4e eeuw geeft ons een blik in een koor voor Epifaniën. Een Spaansche non, die ongeveer in 380 eenige jaren het heilige land bezocht, geeft ons een beschrijving vol geestdrift van Epifaniën in de grot van Bethlehem, overdag te Jeruzalem voortgezet. Het reisverhaal van die Aetheria of Silvia werd in 1896 al eens in onze taal overgezet. Pas is er weer een uitvoerig werk aan gewijd door Bludau, waarop we hier niet willen ingaan. De doop der neofyten of bekeerlingen werd hier en daar van Paschen naar Epifaniën verlegd. Daar destijds de doop ook fotismos, verlichting, heette, gaf dit nieuwen luister aan het feest. Het werd een glans van lichten. Het feest drong van het oosten door naar het westen, maar remmend werkte het feit, dat te Rome met succes geijverd werd voor het geboortefeest van Christus op 25 December. Hierdoor boette Epifaniën een deel van zijn glorie in. Daar Epifanie verschijning beteekent, speciaal hier verschijning

96 92 HET KERSTGETIJ des Heeren, kon het verschillenden uitleg verdragen. Nu trad naast de andere verklaring de openbaring van Christus' godheid voor de Joden bij zijn doop in den Jordaan met de hemelstem op den voorgrond. Daarnaast als herinnering aan de tegenstelling met Dionysos het wonder te Kana in Galilea, waar de Heer zich aan zijn jongeren als Machtige openbaart. Er komt nog bij de openbaring van Gods Zoon aan de heidenwereld door de ster van Bethlehem. In de 5e eeuw wordt onder invloed van Rome dit drietal verschijningen onderstreept. Den band met den doop van Jezus hield Luther aan, nadat van Roomsche zijde de drie koningen sterk naar voren waren geschoven : Caspar, Melchior, Balthazar. Het drietal geschenken uit Matth. 2, goud, wierook en myrrhe, deden besluiten tot een drietal wijzen, de kostbaarheid er van tot hun koninklijke waardigheid. Het lag anders niet voor de hand van sterrewichelaars, de voorgangers van onze sterrekundigen, koningen te maken. Verschillende plaatsen uit het 0. T. doen uitkomen, dat zulke mannen in nederigen dienst van oostersche vorsten stonden. Men heeft hun nationaliteit willen vaststellen, waarvoor Mattheus ons geen gegevens verschaft. Twee zouden blank of bruin, één, Melchior, zou een Moor geweest zijn. Natuurlijk gaf een eigenaardige kijk op Ps. 68 : 30, 32, 72 : 10 de neiging, vooral koningen van hen te maken, vertegenwoordigende Sem, Cham en Jafet. Zoo wordt het verhaal van Mattheus door de legende uitgesponnen. Men heeft Helena, de moeder van den eersten Christen-keizer Konstantijn, zelfs lang na haar dood de lijken der wijzen laten opsporen en naar Byzantium brengen. Later zouden ze tijdens de kruistochten naar Milaan gekomen zijn, terwijl keizer Barbarossa ze aan den aartsbisschop van Keulen zou hebben gegeven, waar de schrijn met hun schedels nog in den Dom vertoond wordt. Hieraan heeft nu Keulen zijn stadswapen met drie kronen te danken. Gedurende de middeleeuwen werd hun komst in de kerk plastisch voorgesteld. Het zingen van kinderen met de ster is nog niet geheel verdwenen. In samenhang met de feiten, die op dezen dag samengebracht worden, bestaan de Roomsche liturgische gebruiken : plechtig het

97 HET KERSTGETIJ 93 water te wijden met het oog op Jezus' doop, de zegening van goud, wierook en myrrhe en de wijding van zout en krijt. Het eerste heet geneeskrachtig voor het vee en het laatste wordt gebezigd om op deuren van huis en stal de initialen met kruizen er tusschen van het drietal te schrijven : C + M + B. Dit behoedt mensch en dier voor allerlei gevaren naar Roomsche meening. Wederom worden gelukwenschen uitgesproken. In sommige streken van Frankrijk heet de dag zelfs het groote Nieuwjaar, omdat het met het evangelie van de verschijning der ster en de aanwezigheid van aanzienlijke vreemdelingen ter verheerlij king van den Heiland der wereld het jaar des heils doet aanvangen. Baden op dien dag, waarop water gewijd wordt, zal iemand een heel jaar gezond doen blijven. Door een uienorakel tracht men de weersgesteldheid van het komende seizoen te voorspellen. Als talisman wordt een Driekoningenprent gedragen, waarop staat: Sancti tres reges, Caspar, Melchior, Balthazar, Orate pro nobis nunc et in hora Mortis nostrae. D. w. z. : Heilige drie koningen, Kaspar, Melchior, Balthazar, bidt voor ons nu en in de ure van ons sterven. De prent vermeldt, dat ze met de hoofden der koningen te Keulen in aanraking geweest is en dus baat heeft tegen allerlei kwalen, zoowel tegen ongelukken onderweg (de reizende koningen : beschermers van reizigers), als tegen hoofdpijn, vallende ziekte, koorts en een plotseling sterven. Als 6 Januari op een zondag valt, kan het zijn nut hebben, dat de prediker op de hoogte is van deze dingen, al was het alleen maar om te doen uitkomen, uit welken diensthuize wij zijn ontkomen. Wel zou men eens kunnen preeken van andere drie koningen, bijvoorbeeld Augustus, Herodes en Jezus. Ook zou gepreekt kunnen worden over Matth. 2 : 12 vv. of over den tekst, waar in onzen bijbel het Grieksche woord Epifaneia op schooner wijze schittert,

98 94 HET KERSTGETIJ Titus 2 : 11 of 3 : 4. Natuurlijk zijn de wijzen uit het oosten uitnemende stof voor een zendingsprediking. Met Driekoningen zegt men in Gelderland, dat de dag reeds een hanenschree langer is geworden. Ik heb niet goed uit kunnen maken, of men denkt aan een hanengekraai, gelijk dit een tijdsaanduiding was bij Petrus' verloochening, dan wel de schrede van een haan, gelijk in den bijbel een el en een handbreed gebruikt kan zijn voor den levensduur van een mensch. In allen gevalle voelt men op te schieten. De twaalf nachten zijn voorbij en de zon gaat het winnen. Ver van onze grenzen wordt dit gevoel uitgedrukt door het Perchtaloopen. Perchta is om beurten een booze of goede geest, oud vrouwmensch, dat men niet al te zeer tot vijand moet hebben. Er is een goede en een kwade, een mooie en een leelijke Perchta. Het ligt te ver van ons vaderland af om er nader op in te gaan. De eerste volle week van het jaar komt al meer in gebruik als de week der gebeden. Dit is een vrucht van de Evangelische Alliantie, welke sedert 1845 haar rondgang begon onder de prediking van de eenheid der geloovigen, maar na 1891 geen groote bijeenkomst meer hield. Ze is in haar nadagen. Het Alliantie-Christendom duidt thans een geheel anderen kring aan. De week der gebeden is nog in stand gehouden, maar het ideaal van de eenheid der geloovigen ondanks grenzen van kerken en nationaliteiten, is wel wat in het gedrang gekomen. Niet alleen de oorlog, maar ook de Engelsche oriënteering en de plaatselijke wrijving tusschen wedijverende kerken hebben meermalen de week der gebeden gestoord of gedrukt.ook is het moeilijk, gedurende een geheele week aan de noodige voorgangers te komen, die dan ook niet allen theologen zijn, wat lichten schaduwzijden oplevert. Jaarlijks wordt van Engeland uit een programma verspreid, dat in onderscheiden landen vertaald wordt, maar geenszins letterlijk. Vooral tijdens den grooten oorlog waren de afwijkingen zeer ingrijpend, indien de week nog werd gehouden. Er is in het streven iets ideaals, dat met de werkelijkheid licht in botsing komt. De viering is dan ook lang niet algemeen.

99 HET KERSTGETIJ 95 Het is, alsof de naam van Driekoningen, dat er licht in valt, hoewel niet op historische gronden steunend, ingaat tegen de eenheid onder den éénen Koning. De maandag, die op Driekoningen volgt en dus speling in zijn dateering heeft evenals Kerstfeest of onze verjaardagen, heet Koppermaandag. De afleiding van het oude woord staat niet vast. Sommigen vinden in den naam het koppelen, dat de bode van Freyr in de Edda bij Gerda moest doen, anderen denken aan de koppers, die dien dag geen koppen zetten, een medisch hulpmiddel, dat bij de aderlatingen van vroeger behoorde. Dan weer wordt gedacht aan kop of beker, die druk worden aangesproken. In Groningen heet het Kopjesmaandag. Ook komt in aanmerking het woord koper in verband met het geschonken kopergeld. Hij wordt ook wel koppeltjesmaandag, raas-, gekkenmaandag, verloren, blijde, Floramaandag genoemd. De term verloren kan slaan op het tijdverlies, op Flora, op de preek van den vorigen zondag over den verloren knaap Jezus, die door zijn moeder Maria overal elders gezocht wordt, dan waar ze hem moest vinden : in den tempel. Meer waarschijnlijk is echter een woordspeling op gezworen of verzworen maandag, omdat op dien dag de lagere beambten werden beëedigd. Men denkt er aan, dat de plechtige ambtsaanvaarding van de konsuls te Rome op het voorafgaande Nieuwjaar gebruikelijk was, die zich spoedig daarna met hun ondergeschikten hadden te verstaan. Ook spreekt men wel van Egyptischen maandag in verband met de vlucht naar Egypte van Jozef en Maria om den kindermoord van Bethlehem te ontgaan, wat stof voor de prediking van dezen tijd des jaars is. Te Amsterdam had tot 1604 de optocht van leprozen of melaatschen plaats met hun Lazarusklep of klikspaan. De stakkers, die dan bedeeld werden met hun klap bij zich, hebben den naam gegeven aan wat men later klaploopers noemt. Leproos wil zeggen : rijk aan lepra of melaatschheid. Men kon toen nog niet zoo goed de diagnoze van de vreeselijke ziekte vaststellen als nu. Allerlei huidziekten zullen er wel toe gerekend zijn. Ook de booze zweren van Lazarus uit de gelijkenis van den rijken man heeft men zonder nadere aan-

100 96 HET KERSTGETIJ duiding des bijbels voor melaatschheid gehouden. Vandaar, dat de naam van Lazarus er ten onrechte bij betrokken wordt. Langzamerhand heeft men de echte melaatschheid van andere huidziekten beter weten te onderscheiden, wat blijkbaar de priesters uit het Oude Testament, door ervaring geoefend, zeer goed verstonden. Daardoor kwamen er minder gevallen. De latere invoering van de aardappels als hoofdvoedsel vooral heeft de lepra uit onze streken doen verdwijnen, zoodat de Leprozenhuisjes kwamen ledig te staan. Toch hebben vele ouderen ze nog wel gekend, maar met een nieuwe bestemming. Toen ze geen melaatschen meer herbergden, heeft men ze benut voor de opsluiting van krankzinnigen en zenuwlijders, die men ook al weer zonder nauwkeurige diagnoze gekken noemde. Meer dan zijn aandacht te wijden aan zorgvuldige verpleging wijdde men haar aan malle vertooningen. De gekken amuzeerden de bezoekers somtijds op de wijze van de dieren in een diergaarde. De optochten der ongelukkigen behoorden bij de publieke vermakelijkheden. Nu krijgt het woord Lazarusklep, klapper en be-lazerd een beteekenis, die ver afligt van den bijbelschen lijder, die genezen aanligt in Abrahams schoot. En het woord Lazaret heeft een iets gunstiger klank gekregen, omdat dit een veldhospitaal in den oorlog is geworden. Bij de ruwe vermaken van Koppermaandag behoort ook in sommige streken het wreede volksfeest van katknuppelen of ganstrekken. Die dierenkwelling wensch ik niet te beschrijven. Natuurlijk is dergelijke foltering in onzen tijd algemeen verboden. Maar men vergete niet, dat onze hoofdstad Amsterdam nog in 1886 zijn palingoproer gehad heeft, waarbij dooden vielen. Tegenwoordig is de Koppermaandag het meest in eere gebleven in den boekhandel en -drukkerij. Er worden kalenders van het nieuwe jaar ten geschenke gegeven, wat fooien oplevert, die worden verdeeld. Ook de pot van het drukkerspersoneel wordt dan geledigd. Maar het potverteeren raakt ook al wel uit de mode. Niet de fooien, die immer weer worden afgeschaft, verplaatst naar de rekening van hotels of gevonden in hooger prijzen, als bij kappers, maar onuitroeibaar blijken. Fooi komt van foi, geloof, vertrouwen, het Latijnsche

101 HET KERSTGETIJ 97 Fides, denk aan Luthers sola fide, alleen door het geloof. Maar in den volksmond heeft zelfs de bonne fooi geen vertrouwenswaardig karakter meer. Men kan zeggen, dat met Driekoningen de kerstcyclus is geëindigd. Maar de grenzen zijn wisselend. Vaak rekent men, dat de cyclus ten einde is met zes weken of 40 dagen na Kerstfeest, als de voorstelling van Jezus in den tempel de aandacht vraagt. Zoo noemen wij het, maar bij de Roomschen is het de groote vrouw Maria, die het kleine kindeken Jezus doet wegschrompelen. Daar heet 2 Februari Vrouwendag. We komen er op terug. Indien Paschen vóór 6 April komt te liggen, dan grijpt in dit geval het kerstgetij en het paaschgetij in elkander. Maar wij willen bij het eerste inschakelen den tijd na Driekoningen met het aardsche leven onzes Heeren, totdat het paaschgetijde aanvangt. Eerst iets over de ruimte van dezen tijd. Driekoningen kan als kalenderdatum vallen op allerlei dagen van de week. De uitersten zijn maandag of zondag, een speelruimte niet van één, doch van zes dagen. Aan den anderen kant kan Paschen vallen tusschen 21 Maart en 26 April. Onlangs stond er in Pniël 36(1927)1838, bl. 93 een tafel over. Trouwens nog immer heeft men de honderdjarige kalenders. Dezer dagen zag ik er nog een voor een boekhandelsraam te Osnabruck. Het was Paschen op 22 Maart 1818 en zal het weer zijn in 2285, indien dan onze kalender nog bestaat. De laatste paaschdata zullen zijn 23 April in 2000 en 25 April in Van 2038 en 2190 zullen we maar niet reppen. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Van den paaschdatum uit worden de Roomsche vastendagen en onze lijdensweken gerekend. Zoo kunnen de zes zondagen, die tusschen Driekoningen en de lijdensdagen heeten te liggen, somtijds tot één of twee inschrompelen. Het volle aantal haalt men bijna nooit. Men ga het maar eens in zijn almanak voor een van de laatste jaren na. De namen der zes mogelijke zondagen worden geteld en hebben hun vaste perikoop, het nauwkeurig uitgesneden stukje van het dagkapittel der oude liturgische voorlezing: Dr Van Veldhaisen 7

102 98 HET KERSTGETIJ Eerste zondag na Epifaniën : uit het evangelie : de twaalfjarige Jezus in den tempel, Luk. 2 : 41 v. ; en uit het Epistel, de brieven : Rom. 12 : 1-6. Tweede zondag : Het eerste wonder te Kana, Joh. 2 : 1 vv. en Rom. 12 : Derde zondag : Genezing van een melaatsche en van den zieken knecht, Matth. 8 : 1-13 en Rom. 12 : Vierde zondag : Stilling van den storm, Matth. 8 : en Rom. 13 : Vijfde zondag : Het onkruid tusschen de tarwe, Matth. 13 : en Koloss. 3 : Zesde zondag : Verheerlijking op den berg, Matth. 17 : 1-9 en 2 Petr. 1 : of Koloss. 3 : 18-4 : 1. De gebruikelijke perikopen bepalen zich grootendeels tot Mattheus, wat maar een fragment is van het leven van Jezus. Als eerste evangelie staat immer Mattheus op den voorgrond, ook op zondagsscholen enz. Daardoor komen de andere evangeliën te veel op den achtergrond. Maar in allen gevalle blijkt wel, dat men aan minder dan zes zondagen niet genoeg heeft om de omwandeling onzes Heeren op aarde voor de gemeente te schetsen buiten den lij denstijd om. Vele predikanten te onzent, die niet aan de van elders ingevoerde perikopen gebonden zijn, hebben de gewoonte Of het leven onzes Heeren uit een enkel bepaald oogpunt te beschouwen, Of eenige grepen te geven uit een of ander evangelie. De spanne tijds is te kort gemeten, wat men kan inhalen door ook in andere tijden des jaars teksten uit de evangeliën te benutten, waartoe vaak velerlei aanleiding bestaat. Zoo komen wij er niet toe, stof buiten de evangeliën thans te gebruiken. Anders zou op zondag na Driekoningen de Heilige Familie een onderwerp kunnen zijn om, Protestantsch omgewerkt, tot predikstof te kiezen. Om dezelfde reden kunnen we er niet aan denken, omstreeks 25 Januari het oude kerkelijke onderwerp van dien dag, Paulus' bekeering, aan te roeren. Paulus zelf zou er allerminst voor te vinden zijn, Jezus op zijde te dringen. Natuurlijk vindt iedereen Paulus' bekeering een zeer aantrekkelijk onderwerp voor een anderen tijd van het jaar.

103 HET KERSTGETIJ 99 We raken toch al de stof van minstens een der weinige zondagen kwijt, omdat er in Januari met het oog op de gebruikelijke vier keeren per jaar in verband met den komenden paaschdatum ook nog een avondmaal moet worden gehouden. Nu de weekbeurten verdwijnen gaan, wordt als voorbereiding ook nog de voorafgaande zondag genomen, zonder dat men daarvoor immer teksten uit het leven van Jezus kan vinden. Het is goed, dat de predikers in overleg met hun kerkeraad een vasten zondag voor het avondmaal vrij houden, ook om de kerkelijke gewoonte vast te doen zijn. Dit kan wezen de tweede of de derde zondag in Januari, Juli en Oktober. Die van April zal wat moeten afwisselen in verband met de paaschdagen. Vier keer avondmaal in het jaar is weinig in vergelijking met de oude christelijke kerk, die dagelijksch het brood brak. Men vrage zich af, hoe het getal boven de vier, niet er onder, te krijgen. Voor de dankzegging of nabetrachting wordt de eigen zondag van het avondmaal benut. Is er geen gelegenheid voor een tweeden dienst, dan kan de postcommunio van het formulier, dat is het dankzeggende slot, de dankzegging vervangen. Er is iets aantrekkelijks in, dat er een tris van aaneensluitende teksten wordt gekozen voor de drie diensten, die zich om het sakrament koncentreeren. Nog rationeeler is bij de avondmaalsbeurt zelf de prediking geheel uit te schakelen en zich bij het aanschouwelijke woord Gods te bepalen. Preek en toespraken aan den disch des Nieuwen Testaments trekken zoo licht de aandacht van de heilige zaak zelve af. De prediker komt weer als de vooral zichtbare op den voorgrond. Aan de voorbereiding gaat nog in de week vóór het avondmaal de censura morum, het nagaan van den levenswandel der gemeente, vooraf. Deze censuur, die van den kansel vooraf wordt aangekondigd, opdat de gemeenteleden hun bezwaren kunnen inbrengen tegen hen, die een ergerlijk leven leiden, wordt aangeduid in het Reglement op de kerkeraden, art. 14a. De voorbereidingspreek kan van grooten invloed zijn op het avondmaalsbezoek, indien schuchtere zielen van denkbeeldige bezwaren bevrijd worden. Maar een te kras dringen om in te gaan kan bedenkelijke reaktie te weeg brengen.

104 100 HET KERSTGETIJ Het gebruik van de avondmaalsvragen, door de synode van 1817 aanbevolen, heeft bij de voorbereiding zijn licht- en schaduwzij den. Het viertal komt met Emdensche terugkeerende ballingen naar Groningen, waar de vragen het eerst in 1595 in de A-kerk gedaan werden. Leeuwarden volgde en in het algemeen kwamen de vragen in het Noorden des lands nog al voor, totdat de synode dit stichtelijk gebruik algemeen aanbeval. Toen volgde tegenkanting, al mocht men het 66k bij het avondmaal zelf doen. In 1873 werd liturgische vrijheid in dezen gegeven. Sommigen hebben het bezwaar, dat ze nog niet weten, of ze het avondmaal wel zullen kunnen bijwonen. Feitelijk weet dit niemand. De vraag is, of men het ernstig voornemen heeft. Verplaatsing der vragen naar den avondmaalsdienst zelf met zijn lang formulier lijkt me niet gewenscht. Waar de vragen in eere bleven, ga men niet tot afschaffing over. Vergelijk het Reglement kerkeraden, art. 22. In het boek met de formulieren staan ze niet op hun plaats. Wil men voor de drie aaneensluitende beurten bij het avondmaal een tris van teksten hebben, die vaak kunnen aansluiten bij de drie stukken van den katechismus : ellende, verlossing en dankbaarheid, dan kan men bijvoorbeeld kiezen : Psalm 50 : 15, 116 : 3 v., vs 13, 17 v., 130 : 3, 4, Jerem. 3 : 22, Joël 2 : 12, Matth. 11 : 28, 29, Luk. 23 : 40-43, Rom. 7 : 24, 25, 1 Kor. 13, 2 Kor. 5 :14,15, Ef. 5 : 8. Geschikte teksten ter voorbereiding zijn onder anderen: Gen. 3 : 9, 18 : 3, Exod. 10 : 19b, 19:10 v., 32:5, Deut. 12:11, 18:13, Joz. 3:5, 1 Sam. 2 : 17b, 12 : 13b, 16 : 5b, vs 7b, 1 Kon. 8 : 46b, 19 : 7b, 2 Kon. 7 : 2b, 30 : 6 v., Job 11 : 13, 13 : 9a, Ps. 15 : 5 v., 19 : 13 v., 22 : 27, 25 : 6 v., vs 11, vs 15 v., 27 : 4, 32 : 5b, 34 : 19, 38 : 5b, vs 1%, 45 : 3, 51 : 3, vs 5, vs 13, vs 19, 63 : 2, 72 : 12 v., 84 : 6 v., 95 : 7a, vs 8b, 106 : 15, 111 : 4, 116 : 13, 119 : 4 v., vs 17b, 130 : 6, 139 : 23 v. (ook de geheele psalm), Pred. 9 : 4 v., 20 : 9, 28 : 13, Jezaja 1 : 18, 40 : 9, 43 : 25 v., 49 : 14 v., 53 : 6, 55 : 1, vs 6 vv., 57 : 15, 61 : 1 v., 65 : 13 v., 66 : 2 v., Jerem. 3 : 18 v., vs 22 v., vs 32, 17 : 9, Klaagl. 3 : 24, vs 39, 40, Ezech. 36 : 31, Dan. 9 : 8, vs 18, Hozea 5 : 15, 6 : 1, Joël 2 : 12 v., Amos 4 : 12, Micha 6 : 6a, vs 7, 7 : 18 v. Zef. 2 : 1, Zach. 3 : 1-5.

105 HET KERSTGETIJ 101 Mattheus 3 : 2, 5 : 4, vs 6, vs 23, vs 24, 6 : 33, 7 : 1, v., vs 24, 15 : 32a, 18 : 23 vv., 19 : 16 v., 22 : 1-14, vs 3b, 24 : 24, Mark. 5 : 36b, 8 : 33, 9 : 24b, Luk. 1 : 53, 6 : 21, 7 : 6b, vs 36-51, 12 : 37, 14 :10, vs 15, vs 15-24, 15 : 2b, vs 17a, vs 19, 17 : 5, 18 : 9-14, vs 13, 22 : 19b, vs 31b, Joh. 1: 22b, vs 23, vs 47b, 6 : 35, vs 36b, vs 53, 6 : 66 v., 7 : 37b, 9 : 35b, 11 : 28, H. 13, 14 : 27, 15 : 14, 21 : 16b, Rom. 2 : 17-23, vs 28 v. 3 : 24, 14 : 23, 1 Kor. 5 : 7 v., 10 : 21, vs 31, 11: 20, v s 23 v., vs 27 v., 2 Kor. 13 : 5, Gal. 6 : 4, Ef. 3 : 14 v., 1 Thess. 5 : 23, Hebr. 3 : 14, 4 : 1 v., vs 13, vs 15, vs 16, 7 : 26 v., 10 : 19 v., vs 22a, vs 35, 13 : 8, Jak. 3 : 2a, 1 Petr. 4 : 17, 5 : 5b, vs 10, 1 Joh. 1: 8 vv., 2 : 4 v., 3:20, Openb. 3 : 20, 19 : 7 v., vs 9, 21 : 7 v., 22 : 17b. Men kan zingen uit Psalm 15, 19, 24, 25, 26, 27, 32, 57 :8, Ps. 86, 139, de berijmde twaalf artikelen, Gez. 73 : 11, 100, 128 : 2, 220 : 3, 222, 223, 227, 267. Bij het avondmaal zelf worde zoo min mogelijk gesproken. Wil men per se toespraken, dan kunnen treffende hoofdstukken of vervolgstof uit Johannes of 1 Johannes worden gekozen. De tafels kunnen door zwijgenden dienst worden verbonden. Om te zingen bij het avondmaal komen in aanmerking : Ps. 15, 16, 22, 23, 34, 40, 41, 42, 43, 55, 63, 69, 84, 92, 109, 116, 130. Gez. 39, 42 : 8, 46 : 32 v., vs 61 v., 48, 58 : 3, , 195, 198, 201, , 220, 222, 223. In onze oude vaderlandsche kerk bleven de ernstige avondmaalgangers na de postcommunio, de slotwoorden van het formulier, en het einde van den dienst in de kerk, ook bij de namiddag- en avondgodsdienstoefening, terwijl de voorlezer met hen psalmen zong en schriftgedeelten voorlas. Het was de gedachte : Wonen in het huis Gods ; in het huis des Heeren te wezen in lengte van dagen. Maar ook de anderen brachten de rest van dien zondag door in vasten of overdenking en verlustigden zich in de lezing van de Brakels, Teellinck, Hellenbroek en dergelijke geliefde schrijvers. De tegenwoordige nabetrachting of dankzegging is dus wel wat ingeschrompeld. De voorganger denke aan afwisseling in de preekstof. Teksten kunnen zijn : Gen. 5 : 24, 12 : 2b, 17 : 1 v., Deut. 5 : 28 v., 8 : 10,

106 102 HET KERSTGETIJ Joz. 24 : 27b, 1 Kron. 16 : 36, 2 Kron. 20 : 26, Ps. 13 : 6, 15 : 4b, 17:5, 29:11, 34:2, 50:14, 51:21, 56:13, 68:20 v., vs 36, 73 : 23a, vs 28a, 77 : 12, 79 : 13, 95 : 6 v., 97 : 10, 103 :1 v., 106 : 12 v., 116 : 12 v., Ps. 117, 119 : 4 v., vs 106, 130 : 4, Spreuken 16 : 7, 19 : 23, Jez. 12, 38 : 16, 43 : 21, 55 : 12 v., 60 : 18b, vs 20, 61 : 10, Jerem. 31 : 51 v., Zach. 14 : 20 v., Matth. 3 : 8, 6 : 21, 7 : 21, 11 : 25 v., 12 : 50, 14 : 20, 16 : 24 v., 21 : 28 v., 23 : 8b, Mark. 5 :18 v., 9 : 49 v., Luk. 2 : 29, 7 : 37 vv., vs. 42b, vs 47, 8 : 39, 17 : 11 vv., 22 : 31, vs 40, 24 : 35b, oh. 6 : 63, vs 69, 8 : 11b, 10 : 27, vs 29, 12 : 25 v., 13 : 12, vs 14, vs 34 v., 14 : 12, vs 15, 15 : 4 v., vs 8, vs 14, 17 : 11, 21 : 10, Hand. 3 : 9, 9 : 6, 11 : 23b, Rom. 2 : 4, 5 : 1, vs 11, 6 :1 vv., vs 4, vs 8 v., vs 11, vs 17 v., vs 21 v., 7 : 19, vs 21 v., 8 : 1, vs 15b, vs 35 v., 12 : 1 v., vs 10 vv., vs 21a, 14 : 7 v., vs 17 v., 15 : 2 v., vs 10b, 1 Kor. 6 : 20, 10 : 1-6, vs 21, 1 Kor. 7 : 1, 8 : 11a, 9 : 15, Gal. 2:20, 5:25, 6:14 v., Ef. 1 : 3 v., 2 : 6b, 4 : 1--3, vs 32, 5 : 1 v., vs 15, vs 30, Filipp. 1 : 27a, 2 : 5, vs 15, 3 : 12, 4 : 4, Koloss. 3 : 9 v., vs 15 v., vs 17, 1 Tim. 2 : 12, 4 : 3a, 5 : 8, vs 16, vs 18, Hebr. 12 : 14, 13 : 1 v., vs 15, Jak. 2 : 14 v., vs 25, 1 Petr. 1 : 15, 4 : 1 v., 2 Petr. 1 : 10 v., 1 Joh. 2 : 6, vs 28, 5 : 21, 2 Joh. 0 : 6, 3 Joh. 0 : 11, Openb. 22 : 14. Men kan zingen : Psalm 9, 13, 31 : 17, 19, Ps. 34, 40 : 2, Ps. 50, 56 : 5-7, 61 : 5 v., 66, 71 : 16, Ps. 77, 79 : 7, Ps. 103, begin van 106, 111 : 3, Ps. 116, 118, Gez. 16 : 10, 59-78, , 118 : 11, 15. Doorgaans is er ook een der doopbedieningen in Januari. Het aancal doopbeurten hangt af van de grootte der gemeente. Er behoort vaste orde ook in dezen te zijn. In kleine gemeenten met onverwarmde kerken zal niet immer de maand Januari er zich voor leenen met de bekende strenge nawinters. Overigens is het gewenscht, dat de zooveelste zondag van de maand voor den doop is aangewezen, indien er doopelingen zijn. Er kan ook een namiddagbeurt voor gekozen worden. Heeft men in grootere gemeenten zeer veel doopelingen, dan kan de preek achterwege blijven bij het sakrament of door een korte katechismusbeurt worden vervangen. Toen schrijver dezes eens bij de tachtig kinderen te Almelo had te doopera, was het koor der kerk geheel gevuld met de families

107 HET KERSTGETIJ 103 en schoot er niet veel tijd voor een prediking over. Echter is de preek meer gewenscht bij doop dan bij avondmaal, omdat men daar somtijds ouders in de kerk krijgt, die er minder vaak komen en die misschien niet al te best de oude taal van het formulier verstaan, waarom een nadere toelichting van den doop wel op haar plaats is. Toch verdient het geen aanbeveling, telkens weer uitsluitend een dooppreek te houden, die uit den aard der zaak noodwendig herhalingen vraagt. Evenwel moet er voorraad van geschikte teksten beschikbaar zijn bij voorkomende gelegenheden. Als motief voor de doopstoespraak komen vooral ettelijke verhalen uit den bijbel in aanmerking. Als teksten noem ik : Gen. 5, 7 : 1-8, 9 : 12, Gen. 22, Exod. 2, 2 : 9, Deut. 6 : 6 v., 1 Sam. 2 : 1-10, H. 3, 2 Sam. 21, Ps. 8, 24, 84, 87, Jerem. 15 : 16, Joel 2 : 16, Matth. 2 : 16 vv., 3 : 13-4 : 13, 18 : 1-4, H. 19, Mark. 9 : 33-37, 10 : 1-16, vs 17 v., Luk. 2 : 21-35, vs 36-39, vs 42-52, 3 : 21, Hand. 2, 2 : 38, 8 : 15 v., Rom. 6, Tit. 3, Jak. 2 : 7. Men kan zingen : Ps. 8 : 2, 4, 22 : 15b, 16, Ps. 24, 25 : 5, 6, 51 : 4. Ps. 71, vs 4, 16, 87 : 4, 89 : 2, 13, 90 : 1, 9, 102 : 16, 103 : 7, 9, 105 : 5, 6, 106 : 2, 3, 111 : 3, 5, 112 : 1, 115 : 7, Gez. 38 : 1, 7, 40 : 1, 7, Gez , 207 : 3, Gelijk het vaak gebruikelijk is, dat tegen het avondmaal al de lidmaten van een niet al te groote gemeente door den predikant worden bezocht om hen uit te noodigen tot den koninklijken maaltijd, is het overal de gewoonte, dat door predikant of ouderlingen de doopouders na den doop worden bezocht. Feliciteeren met den doop is helaas niet immers het juiste woord, omdat er droeve gevallen zijn, die op sleur, bijgeloof, onkunde en onverschilligheid wijzen. Over de doopsgebruiken bij onze vaderen handelt het proefschrift van Dr H. J. Olthuis, De doopspraktijk in onze Gereformeerde kerken in Nederland, , Utrecht, Ook bij Schotel-Rogge, De openbare eeredienst, kan men het noodige vinden. De Roomsche kerk besluit het kerstgetij met een veertigdaagsche naviering in aansluiting aan Lukas 2 : 22 vv. Dit voert ons naar den 2 Februari. Eerst iets over de maand zelf, die we bij de maanden te kort

108 104 HET KERSTGETIJ lieten komen. De naam is van februa, het Latijnsche woord voor reinigingsmiddelen, af te leiden. Men had te Rome de februatio noodig op het einde van het jaar, gelijk sommigen bij ons meenen, het achterstallige nog op Oudejaarsavond te kunnen goedmaken. Men besloot het toenmalige jaar met offeranden tot verzoening der schuld van de levenden en tot bevordering van de zielsrust der dooden. Dit was een piëteit met zelfzuchtige heidensche grondslagen : Men wilde zich de schimmen van het lijf houden. Men vergete niet, dat nbg in het Fransch spook heet : revenant, terugkomende. Met het oog op de reinigingen, gaf Numa Pompilius de maand haar tegenwoordig nog gebruikelijken naam. Het Nederlandsche sprokkelmaand geeft aanleiding tot allerlei gezochte verklaringen. Maar zoeken is nog geen vinden. Sporkille zou beteekenen het spoor der koude of het sporen van wild zou bedoeld zijn, wat thans bij spoorsneeuw verboden is. Sporkelle zou zijn de sprong in die maand bij het schrikkeljaar of ook wel het ophouden van de winterkoude. Het houtsprokkelen is meermalen in debat gekomen. Alleen... daarvoor leent de maand zich niet bij uitstek. Woordafleidingen van anderen aard doen sommigen denken aan het uitbotten van heesters. Dan zou de naam al zeer voorbarig zijn. Het kan wezen, dat het woord samenhangt met het Latijnsche Spurculia, wat overeenstemt met Lupercalia, waarop we terug komen. De oude Saksische naam is Horning, wat aan een hoek of horn een welbekende klank uit de aardrijkskunde het einde van het jaar doet denken. Maar men heeft meer snaren op zijn boog. Men gewaagt van afleidingen als van Kernunass, den Keltischen Bacchus of god van het drinken, van drinkhoorn, van de hertshorens, die dan zouden gewisseld worden enz. Men legt in den klank zoowel razernij als kalmeering van de koude, wat nu juist niet geheel hetzelfde is. Minder bekend is de naam Sellemaand, waarbij men ook al weer niet weet, of het herinnert aan het wisselen van gezellen en dienstpersoneel in het zuiden of aan de sella, zetel van Petrus of aan sollen, zekere koeken, of aan Sol, de Latijnsche zon. De naam

109 HET KERSTGETIJ 105 blijde maand dankt zij niet aan de vasten, maar aan vastenavond en de naam schrikkelmaand is op zich zelf duidelijk genoeg. In de eerste helft van de maand werd bij de Romeinen het Amburbiale offer gebracht, dat overeenstemt met de Ambarvalia in Mei. Ambarvalia is het gaan in optocht om de velden en amburbiale gaat rondom de stad met hare muren. Het kon een boetetocht bij gevaar, maar ook een vroolijke feestoptocht zijn. Natuurlijk behoort bij het laatste pret en boert van het volk, wat licht tot buitensporigheden leidt. Het Faunsfeest, door Romulus te Rome ingevoerd, bracht op 15 Februari met zich de Luperkaliën, waarop priesters door offers het kleinvee van het oude herdersvolk reinigden. De huiden der offerdieren werden aan riemen gesneden en tot primitieve schorten voor de priesters gemaakt, waarmede dezen, de Lupercales, bekleed, door de dames van Rome werden begroet, welke zij met de riemen sloegen als toovermiddel om vruchtbaar te maken. Hieruit zal wel de kern van Vrouwendag zijn af te leiden. Paus Gelasius heeft in de 6e eeuw, toen allerlei Christenen om gevreesde ziekten te bezweren mede gingen doen met de wilde heidensche optochten, afleiding gegeven door het motief te verleggen. Hij stelde voor de heidensche drukte Maria Lichtmis in de plaats. Zoo omsloot hij het Kerstfeest met beelden nog meer uit het leven van de moeder Maria dan van Jezus zelf. Niet enkel de reiniging van Maria kwam op de agenda, doch in de toe eeuw ook de wijding van de kaarsen, die bij stervenden en dooden en tijdens het onweer werden gebrand. Hierop wijst wel letterlijk licht-mis. Het onder den asch smeulende heidendom laaide nu en dan weer op. In Brussel zijn allerlei oude overleveringen in omloop uit den tijd der kruistochten van vrouwen, die hun mannen bf na een dronkemansgelag Of na een kruistocht, Of na een verovering van hun stad hebben weggedragen. Het laatste herinnert aan de welbekende vrouwen van Weinsberg. Het Vrouwe-dag van Maria werd Vrouwen-dag. Ook de predikantsvrouw behoort onder de vrouwen, die dan

110 106 HET KERSTGETIJ worden geëerd. Er zijn plaatsen, waar nu de tuinman zich komt aandienen voor het tuinwerk en van de domineesche de aanwijzingen vraagt, wat er in den tuin moet worden gezaaid en gepoot. Het gaat feitelijk niet om de pastoorsche, maar om de natuur en den tuin, want met den Vrouwendag komt er teekening in het weer. Dit bewijzen allerlei weerrijmpjes, gelijk men bij ons, maar meer nog in Duitschland heeft. De lente nadert, doch liefst moet het niet te snel gaan. Hardloopers zijn doodloopers. Het licht moet bij de zon nog maar wat getemperd zijn : Lichtmis donker, de boer een jonker. Lichtmis helder, de boer naar den kelder. Schijnt de zon dan door den boomgaard of hangen er druppels aan den doornhaag, dan maakt men hieruit zijn voorspellingen voor den komenden oogst. Ook laat men het was van kaarsen, zoo druk op dien dag gebruikt, in een emmer water vallen om de ontstane figuren als orakels te raadplegen. Zelfs laat men druppels van zulk een kaars wel in een lijkkist vallen, evenals in België onder het zaaikoren. De gedachtenassociatie van begraven en zaaien, groeien en opstanding ligt voor de hand. Het verband komt ook in den bijbel voor, maar het orakelgedoe ligt op een andere lijn. In Roomsche Duitsche streken zegt men met lichtmis : Lichtmessen, der Winter halb gemessen, ook wel: Maria, Lichtmessen, der Winter halb gefressen. Doen reeds op 20 Januari Fabiaan en Sebastiaan, twee heiligen, naar het volksgeloof het sap door de boomen gaan, met lichtmis moet althans de leeuwerik weer zijn getierelier doen hooren. Men herinnert zich de takjes, met Kerstfeest in het water gezet, die nu zullen ontluiken en bloeien. In Baden gaat de boer het den bijen aanzeggen, gelijk bij ons hier en daar nog een sterfgeval: Bienen, freuet euch, Lichtmess ist da. De bijen zijn de leveranciers van het was. Met lichtmis begint de boer zijn avondeten bij daglicht, wat voortduurt tot St. Maarten toe. Ten oosten van onze grenzen verhuizen dienstboden en knechts

111 HET KERSTGETIJ 107 op dien dag, gelijk bij ons met Mei of November. Ze hebben dan hun vrije dagen, waarvan ze een druk en rumoerig gebruik maken. Daaraan is het zeker te wijten, dat de naam lichtmis langzamerhand wat van zijn mooien klank heeft ingeboet. Het duidt een losbol aan. Wij houden noch van de mis noch van kaarsen in de kerken. Maar voor de Roomschen is het de dag, dat de waskaarsen worden gewijd, waarna er in vele kerken een lichtprocessie is. Daarbij denken zij ook aan hem, die zich noemde het Licht der wereld, maar toch spreken ze van Onze Lieve Vrouwe-Lichtmis. De Valentijnsdag op 14 Februari is bij ons niet zoo in eere als in Engeland. Deze heilige moet wel een veelzijdig man zijn geweest. Jammer, dat het niet één man is, want allerlei Valentijns komen in de legenden voor. Op den 14 Februari maken er minstens twee aanspraak. Het kan zijn, dat er achter den naam Valentijn bovendien volksetymologie steekt. Junker Voland is in Duitschland ook de duivel en de ondeugende pret en wanorde in Engeland op dien dag wijst mede in die richting. Shakespeare's Ophelia zinspeelt al op de beteekenis van den dag voor de liefde. Men zegt, dat dan niet alleen de vogels paren. Om kort te gaan voor ons land, dat zich weinig met hem inlaat : Valentijn helpt in gevallen van jicht, vallende ziekte en... liefde. Nog minder bekend is te onzent de Julianadag 16 Februari, waarop we niet zouden letten, indien onze Prinses niet dien naam droeg. Zij is niet op Roomsche wijze genoemd naar den heilige van haar geboortedatum, doch haar naam drukt een groote familieverwachting uit, een symbool, in aansluiting aan de figuur van Juliana van Stolberg, de moeder van den grooten Zwijger. De Roomsche heilige heeft voor ons geen beteekenis. Den 22 Februari heeft men St. Pietersstoel te Antiochië. Ook was er al een St. Pietersstoel op 18 Januari, maar toen gold het den stoel te Rome. Het hangt samen met de Roomsche opvatting, dat Petrus eerst het bisschopsambt te Antiochië, later te Rome zal hebben bekleed. Hieraan hechten zij groote waarde en wij kunnen er niet eens geloof aan hechten, al is Petrus zoowel te Antiochië als te Rome geweest. Daar de Catechismus Romanus

112 108 HET KERSTGETIJ van 1566 aanbeval de kinderen te noemen naar den heilige van hun naamdag of verjaardag, is men hierin zoo ver gegaan, dat kinderen, op dezen dag geboren, kunnen heeten Petri Stuhlfeier, wat zonder de kennis van dit feit voor ons een raadsel zou wezen. Het gebruik van het minne drinken, dat we reeds bij Johannes vermelden, heeft in Duitschland van dezen dag ook wel gemaakt : Sankt Peters Zeche. Petrus' stoel heet ook wel kortweg St. Pieter. Het is weer een scheiding tusschen winter en zomer. Ook dan heeft verhuizing plaats gehad en wisseling van personeel evenals eenige dagen vroeger op Vrouwendag. Omstreeks dien tijd moeten onze heidensche voorouders wel voor de zooveelste maal hun nodfyr hebben gehad, waarbij nu St. Pietersliedjes worden gezongen. Ook wordt er wel een St. Pieterskroon boven de straat gehangen, ook rozenhoed genoemd. Maar dit alles vindt men meer buiten onze grenzen. Hier en daar in Drente is nog een kinderserenade ter eere van hen, die sinds den vorigen St. Pieter zijn getrouwd. Natuurlijk is het weer om een versnapering of geldstukje te doen van de gehuwden, die uit den kring der jeugd zijn getreden. Zelfs viert men te Grouw St. Pieter gelijk elders Sinterklaas. We eindigen de maand met een anderen apostel, die een antipodé van Petrus is, wat populariteit aangaat. Maar hij is nog voordat de apostelen op den pinksterdag den Heiligen Geest ontvingen op zijn voorstel gekozen in Judas' plaats. Het is Matthias, die alleen in het begin van de Handelingen even genoemd wordt en dan verdwijnt. Zijn dag heet 24 Februari. Eusebius laat den op Oud- Testamentische wijze nog door het lot aangewezene tot de 70 discipelen behooren, door Lukas vermeld. De legende heeft getracht onze onkunde aangaande hem ruimschoots aan te vullen. Ketters bezaten in latere eeuwen zelfs een evangelie van Matthias, waarnaar wij geen onderzoek behoeven te doen. Natuurlijk loopt men gevaar, St. Matthijs te verwarren met Mattheus, gelijk in den Utrechtschen almanak van 1928 gebeurt met verschil van één dag. Als men niet veel te zeggen heeft, praat men over het weer. Zoo is zijn dag ook een weervoorspellingsdag geworden met rijm-

113 HET KERSTGETIJ 109 woorden van Matthijs en ijs. Op zijn dag gaat geen vos meer over het ijs. Hij breekt het ijs, of, als hij het niet vindt, dan brengt hij het. Op dit punt kunnen de heiligen nog al eens tegen de bucht ingaan. Dat hij om zijn relieken de schutspatroon van Trier is, terwijl zijn hoofd te Rome bewaard heet te worden, zal onze lezers maar matig belang inboezemen. Zijn dag is misschien nog het meest bekend door de Februariomwenteling te Parijs in Ten slotte, nadat allerlei merkeldagen ter sprake kwamen, de vraag, hoe het met de natuur in Februari staat. Begrijpelijkerwijze brengt een late strenge winter als van groot uitstel, maar dan als uitzondering. In het algemeen kan men zeggen, dat een groot deel der wilde zoogdieren gaat paren. Vindt men daaronder in een ouden almanak fluwijnen vermeld, dan wete men, dat dit steenmarters zijn, die ik, jaren geleden, slechts eenmaal op Adderhorst betrapte. Dat dassen al jongen hebben, zal men in ons land weinig kunnen kontroleeren. Zalmen verschijnen in de mondingen der rivieren en tal van insekten vindt men op zonnige dagen, vooral eenige keversoorten. Reeds komen er trekvogels uit het zuiden terug, waarvoor we de wilde ganzen aan het noorden moeten afstaan. De vogels, die ons in den winter trouw gebleven zijn, uiten hun nieuwe energie op de mooie dagen, die Februari volgens sommigen negen, volgens anderen tien of dertien moet hebben. Het zal wel uiteenloopen in verschillende jaren. Onder de vogels, die wij terugkregen of bij wie de mannen hun stem terugkregen, noem ik de meezen in soorten, de drieërlei leeuwerikken, de verschillende lijsters, de groote inkluis met zijn krachtige stem, de gorzen in soorten, vink, heggemusch, om van winterkoning en roodborstje, die ons trouw bleven, niet te reppen. Patrijs, boschuil, steenuil, specht hooren we in het bosch; wulp, roerdomp, kievit in vochtiger streken. Kauwtje en ekster hebben het druk met hun wederhelft. In stilte verschijnen korhoenders, witte kwikstaarten, reigers en allerlei roofvogels. Van nestelen rep ik met geen woord, met opzet. Kikkers ontwaken en een adder was reeds in staat me in een klomp te bijten.

114 110 HET KERSTGETIJ Toch wordt het sterreschot nog gevonden, waarop ik in Mei terugkom. De jonge lammeren stoeien al in de weide, waar de bloemen voor den dag komen. Er bloeit in het algemeen veel meer dan stadsmenschen vermoeden. Hier een simpel lijstje, dat men kan nagaan : Van de boomen eenige wilgen, peppels, gele kornoelje, iep, hazelaar, els, azalea Pontica, rhododendron praecox, peperboompje. Afgezien van onkruid als driekleurige viooltjes, die we reeds met oudejaar vonden, bloeien : sneeuwklokje, lenteklokje, winterakoniet, crocus, arrhabis, de dikbladsteenbreek, muurbloem. Ik weersta de verzoeking, vol geestdrift die lenteboden in hun glorie te beschrijven. Dan wordt het boek veel te dik. Daarom genoeg van Februari, de korte maand met veel zonnige dagen en meer grillen dan Maart heeft.

115 BEESSOMBREMBEEMBEBEREBERESSEMENERE HOOFDSTUK III. HET PAASCHGETIJ. D OOR de wisseling van den paaschdatum sluit dit getij niet in verschillende jaren eender aan bij de voorafgaande kerkelijke tijden. De aanvang is de zondag septuagesima, al is hij nog maar een voorbereiding voor de vasten. Septuagesima beteekent zeventigste dag, de volgende zondag heet sexagesima of zestigste. Daarop volgt de quinquagesima of vijftigste en de quadragesima of veertigste. Van zeventig tot veertig is 30 dagen, wat niet overeenstemt met den afstand tusschen vier zondagen, die 21 dagen zou bedragen. Het is meer dan een week te veel. Men weet niet goed, hoe men aan die benamingen is gekomen. Sommigen gaan ter opheldering van septuagesima, anderen van quadragesima uit. In het eerste geval zegt men, dat die dag 70 dagen afligt van beloken Paschen, d. i. den zondag na Paschen, die de paaschoktaaf besluit. Dit is wel zoo, maar hoe komen dan de volgende zondagen aan hun te groote tientallen voor zeventallen? Anderen gaan uit van de quadragesima, zes weken voor Paschen zelf of 42, dus ongeveer veertig dagen. Veertig dagen inplaats van zes weken" ligt voor de hand en komt meer voor in aansluiting aan het bijbelsche gewijde getal. In alle gevallen zijn de zondagen wat grootscheeps gerekend, echt menschelijk. Een insekt met heel veel pooten heet duizendpoot of millioenpoot, wat bij telling ook niet geheel zal uitkomen. Wie beweert, honderd maal iets gezegd te hebben, heeft dit niet nauwkeurig nageteld. De zondag septuagesima heet ook wel naar het aloude dag-

116 112 HET PAA5CHGETIJ kapittel Circumdederunt, er hadden (mij) omvangen, nl. banden des doods, Psalm 18 : 5 vv. Het was weleer de introitus van de mis op dien zondag. Daarbij behoorde de gelijkenis van de arbeiders in den wijngaard, Matth. 20 : 1-16 en 1 Kor. 9 : : 1. Den geheelen voorafgaanden tijd van quadragesima tot den Aschwoensdag heet septuagesimale tijd. Het is de aanvang van de boetvaardigheid. Daarom wordt bij de mis geen Halleluja meer vernomen. Het Gloria en Te Deum moet wijken. Het Miserere, ontferm U, treedt naar voren. Het Ite, missa est wordt vervangen door Benedicamus Domino. Het is nog geen eigenlijke vasten, maar de violette kleur der altaarbekleeding wijst reeds in die richting. Men spreekt ook wel van priester- of heerenvasten, daar de geestelijkheid drie weken eerder aanvangt dan het volk. Alleen de heiligendagen blijven van de rouwkleur verschoond. Het is een tijd van getemperde droefheid, een schemerdonker als van den advent. Wanneer in Duitschland met Maria-lichtmis de kerksieradiën worden opgeborgen, spreekt men weemoedig het Vaarwel Halleluja" uit. In de 13e eeuw werd plechtig op symbolische wijze het Halleluja begraven door misdienaars met kaarsen, wijwater en wierook. Parodie daarop wordt later het begraven van de kermis. Een oud gebedenboek klaagt : Bleib heute noch bei uns, Alleluja! Morgen gehst du fort von uns, Alleluja! Wann der Morgen tagt, Alleluja! Wirst du schon auf dem Wege sein. De zondag sexagesima heet ook wel Exsurge, Waak op, (waarom zoudt gij slapen, Heer?) Dit is de aanhef van het dagkapittel, Ps. 44 : 24, waarbij behooren de gelijkenis van den zaaier, Luk. 8 : 4-15 en 2 Kor. 11 : : 9. Quadragesima heet mede Esto mihi, de aanhef in de Roomsche Vulgaat van Ps. 71 : 3, wat bij ons luidt : Wees mij een rotssteen, om daarin te wonen. Hierbij behoort de eerste aankondiging van Jezus' lijden en de genezing van een blinde te Jericho,

117 HET PAASCHGETIJ (TE ZEEGSE, WAAR DE JEUGD HET HOUT VOOR HET PAASCHVUUR GEREED HEEFT)

118

119 HET PAASCHGETIJ 113 Luk. 18 : 31-34, benevens 1 Kor. 13. Bij ons valt deze zondag nog buiten de lijdensweken, maar bij de Roomschen begint daarvóbr op Aschwoensdag de groote of veertigdaagsche vasten, feitelijk al 46 dagen voor Paschen. De zondagen mogen als vreugdedagen niet tot de vasten worden gerekend. De veertig dagen herinneren aan de voorbeelden van Mozes, Elia en van Jezus zelf. Op den Aschwoensdag wordt de asch gewijd, die de priester kruisvormig uitstrooit op de hoofden zijner gemeentenaren, waarbij hij zegt : Gedenk, o mensch, dat ge stof zijt en tot stof zult wederkeeren. Natuurlijk vergeten we niet, dat in Israel asch op het hoofd een teeken van rouw en droefheid was. Bij de wijding van de asch wordt voor de zondaars gebeden : Almachtige, eeuwige God, spaar de boetvaardigen, wees hun, die U smeeken, genadig. Het epistel bij de mis bevat de vermaning van den profeet, niet zijn kleederen, doch zijn hart te scheuren. Het evangelie staat dan stil bij den wenk uit de bergrede, bij het vasten geen droevig gelaat te toonen. De drie dagen, die er aan voorafgaan, de zondag quinquagesima met den maandag heeten de vastenavonddagen. Ze worden hier en daar gewijd door een veertigurengebed. Maar doorgaans verstaat men onder vastenavond in het enkelvoud een geheel andere stemming op het einde van den dinsdag! Van de drie nog vette dagen was mardi gras het toppunt. In Engeland heette hij Pancake day en in het zuiden van ons land en in België was la joie de la rue in vollen gang. De sneeuwklokjes, die zoo vroeg in de koude bloeien, heeten in sommige streken nog immer vastenavondzotjes. Vastenavond is als St. Nikolaasavond, kerstavond of Sonnabend weer de voorbereiding van den komenden dag. Niet op dien avond, doch den morgen daarop pas wordt gevast. Maar er kan op den term ook volksetymologie inwerken als parallel met het oude Fassnacht of Faselnacht, dat met fasen samenhangt en beteekent nacht van mallepraat, van ijdele woorden. Men is dan uitgelaten bij de overwinning op den winter, die telken male en immer nog te vroeg gevierd wordt. Het gaat er mede als met de overwinningsbulletins van alle deelnemers aan den grooten wereldoorlog. Dr Van Veldhutun 8

120 114 HET PAASCHGETIJ Het zuidelijke carneval wordt afgeleid van carne vale, dat in heel vreemd Latijn zou moeten beteekenen : Vleesch vaarwel, of van carrus navalis, zeewagen, narrenschip. Daarnaast kan men ook denken aan een haplologie of inkorting van carnelevale tot het Toskaansche carnevale ; carnelevale is het wegnemen van vleesch. De verklaring Caro vale kan wel een scherts van monniken zijn geweest, herinnerend aan het straks genoemde Vale Alleluja. Dat Vale vaarwel beteekent, weet iedere lezer. Allerlei faktoren hebben tot de karnavalsdrukte geleid. Een kerkvergadering te Leptines in 743 veroordeelde reeds de Spurcalia in Februari, waarvan boven reeds iets werd opgemerkt. Er bestonden Romeinsche wilde feesten bij de komst van hun nieuw jaar met Maart. Germaansche feesten met offervuren en -maaltijden met het wagenrad als symbool van de herlevende zon kwamen herhaaldelijk voor. De Roomsche kerk heeft die gebruiken door akkommodatie en kerstening terug weten te dringen tot vóór de vasten, maar dan ook vlak er tegen aan. Een enkele poging van indringen is de Mi-carême in Frankrijk. De middeleeuwen geven van den vooravond der lijdensoverdenking geen aantrekkelijk beeld, geen stichtelijke tooneelen. In echt Roomsche streken is het nog in gebruik, langs Maas en Rijn, te Keulen, Mainz, Parijs en in de Riviëra en Italië. Er behoort een maskerade bij met vastenavondgekken, herinnerend aan het Romeinsche narrenfeest op 17 Februari, de feriae stultorum. Overvloed van spijs en drank als vastelavondkoeken in soorten. Het spreekwoord uit de achterbuurt doet opgeld : Vandaag fiks, morgen niks! Bedelende kinderen gaan rond met foekepot of rommelpot en vastenavondliedjes. Het refrein is doorgaans : Ho, man, ho! Een ander welbekend deuntje om bij den rommelpot te bedelen, was : 'k Heb zoo lang met den rommelpot geloopen, 'k Heb geen geldje om broodje te koopen. Rommelpotterij, rommelpotterij, Geef me een centje, dan ga ik voorbij.

121 HET PAASCHGETIJ 115 Natuurlijk is het centje vroeger een ouder koperstukje geweest. Hoewel in het noorden de vastenavond weinig wortel heeft geschoten, kwam in Drente de rommelpot nog wel voor. Het wreede haanslaan en gansrijden bij dergelijke pretjes is aan het verdwijnen. Worst blijft een aantrekkelijke vettigheid, voordat de magere dagen komen. Trouwens te Keulen treedt op den Rozenmaandag" een hansworst op, gezeten in een wagen met zesspan. Vastenavonduren hebben in de streken, waar ze nog voorkomen, hun eigen passende liedjes. Op Schouwen bestaat het Stra(nd)rijden. Buiten onze grenzen kent het zuiden naast den mardi gras den boeuf gras, den vetten os. Op donderdag te voren wordt te Parijs de gemeste os door den slager over straat geleid, iets, dat wij tegen andere feesten ook nog wel kennen. Onze Gereformeerde vaderen konden dergelijke Roomsche, heidensche kabalen niet goedkeuren. De kerk heeft bij den magistraat zeer geklaagd over den vastenavondpret, die taai bleef voortleven. Op kansels en katechizaties werd er tegen geijverd. Ds. Udemans heeft er in de 17e eeuw tegen geschreven. Toch bleven meer Protestanten meedoen dan men verwachten zou. Ook waren er begeerig naar het aschkruis, waarvan men vermeende, dat het ziekten en ongelukken kon afwenden. Zoodra het teeken van aschwoensdag is ontvangen begint het echte vasten. Vleesch en vettigheden verdwijnen. Daarvoor komt visch in de plaats. In den bek van den snoek meent men alle werktuigen bij Christus' lijden te kunnen terugvinden evenals de fantazie dit doet bij de passiebloem, wier stamper en meeldraden men in zijn gedachten stilizeert. Onder de visschen rekent men mossels en slakken mede. Er waren monniken, die, alleen visch etend, ook rotganzen en sommige eenden tot het vischmenu rekenden. Die kwamen van den arbor anatifera, den eendenboom, waarvan de vruchten of eieren de ganzenmossels waren. Hierover heb ik in mijn De vogelen des hemels het noodige opgemerkt. Kreeften, vischotters en andere waterdieren werden bij de visschen gerangschikt. Eieren waren ook geoorloofd. Gedroogde vijgen, groenten en peulvruchten, de

122 116 HET PAASCHGETIJ Fransche laitue de la passion waren schadeloosstellingen voor het gemis aan vleesch. Allerlei broodjes, met name zoete, werden gebakken met hetzelfde doel. De soorten en namen verschillen met de streken. Er kwam wel rozemarijn en papaverzaad bij te pas. Het eerste, een grafplant, en de andere als slaapmiddel herinnert aan het ontslapen van Jezus met Paschen. Voor kort kreeg ik nog broodjes in een Jgerfrühstück in Oostfriesland midden in den zomer, die ook weer met maanzaad bestrooid waren, wat me meer een symbool dan een lekkernij toeschijnt. Na het verdwijnen of verminderen van het Katholicisme in een streek blijft het voorvaderlijke gebak bestaan als oud gebruik, zonder dat men navraag doet om des gewetens wil. Het is er mede als met de krakelingen tegen vastenavond, die ons ook niet meer aan den zonnedienst doen denken. De Roomschen maken veel werk van de vastenpreek, die gedurende één uur in de week gehouden wordt, zes weken lang. Hun boeken over predikkunde als Van der Cooth en Lans wijden er alle aandacht aan als een bijzonder genre. Het komt daarbij vooral volgens hen op de pathetiek aan, terwijl wij het pathetische nu juist niet bij voorkeur voor de prediking zoeken Vaak leggen monniken-predikers er zich in het bijzonder op toe en trekken zelfs Protestanten. Maar dan zijn we ook in onze lijdensweken, die we vooral in de zondagen zien uitkomen, terwijl de Roomschen op het vasten door de week den nadruk leggen. Het Paaschfeest is het oudste en belangrijkste der Christelijke feestdagen. Het sloot zich van zelf aan bij het Joodsche pascha. Men begon met veertig uren vlak vóór Paschen te vasten, den tijd, dat Jezus in het graf had gelegen. Vervolgens werd het te Rome drie weken met uitzondering van de zondagen. Die drie weken zijn nu verplaatst naar de bovengenoemde heerenvasten. Te Konstantinopel, dus in de oostersche kerk, waren het zeven weken. Spoedig werd het algemeen veertig dagen, waarvan het verzuimen reeds door Ambrosius zonde geacht werd. Door den grooten nadruk, dien Rome op dezen tijd des jaars legde, wat op de eenvoudigen indruk maakte, ging de Hervorming

123 HET PAASCHGETIJ 117 tegenover de Paepsche Stoutigheden" ook haar stichtelijke oefeningen houden. Het werk van den Jezuiet Stanihurst was zelfs in hervormde kringen zeer geliefd, al dachten velen er in dit geval bij aan den vos, die de passie preekt. De Gereformeerde lij densoverdenkingen vingen aan in eenige steden gedurende de 17e eeuw. De gemeente van Dordrecht ging voor met de lijdensweken. Reeds in 1579 was een begin gemaakt, dat voortgang had. Op 27 December 1635 stelde Ds Buytendyk voor in het komende jaar reeds met het tweede, toen nog maandelijksche avondmaal, dus in Februari de lijdensprediking aan te vangen. Deze Goswin Buytendyk gaf uit de Harmonie van het lyden Jesu Christi" met gedichten van Cats, Lydius en anderen en met een ordre van texten", waarop de latere roosters van lijdensteksten en passieboekjes steunen. Tot diep in de 18e eeuw preekte men tien weken passie, later werd dit acht, thans gewoonlijk zeven weken. We zullen voordat we de lijdensweken behandelen eenige andere dingen uit dien tijd des jaars afdoen. We gaan niet in op administratieve dingen als het afsluiten der diakonierekening vóór 1 April, het verzenden van het classikale quotum aan den quaestor der classis of het betalen van de kontributies der Algemeene weduwenbeurs. Wel op den bededag, die den tweeden woensdag van Maart inneemt. Helaas is deze tevens maar al te vaak het einde van de katechizaties, gelijk de dankdag het sein gaf voor den winterarbeid in de gemeente. Bededagen in bepaalden nood zijn overal en immer in gebruik geweest, zelfs bij het heidendom. Ze kwamen ook in de Christelijke kerk van zelf in zwang. Ze burgerden ook bij ons in, toen het Christendom werd omhelsd, maar ontaardden in de middeleeuwen al spoedig in processies, die door de overheid met zekeren drang werden aanbevolen. De Hervorming bracht in stede van de algemeene processie den generaelen bededach, die nu ook weer van de overheid uitging, gelijk mede bijzondere bededagen in buitengewone nooden. Ook de plaatselijke overheid kon er uitschrijven, gelijk de Groningsche op den dag, der reduktie, den 28 Augustus naar aan-

124 118 HET PAASCHGETIJ leiding van de uitkomst in het rampjaar 1672, toen alles radeloos, redeloos en reddeloos scheen. De algemeene biddagbrief werd door de staten aan den magistraat gezonden, die hem aan den kerkeraad overbracht. De inhoud werd van den kansel voorgelezen. Het straatgewoel werd door de overheid kort en bondig beteugeld. Het was een dag van boete en vasten. De preek was kort, de tekst uit het Oude Testament en het gebed lang tot in het oneindige. Het modelgebed van H. Ravestein te Zwolle in zijn Jeugdige Nazirener Gods in de bidkonst onderwezen" besloeg zes kompres gedrukte kwarto bladzijden. Het was nog niet eens van de langsten. Later wordt de omvang natuurlijk bescheidener, maar dan wordt spoedig het politieke debat er in betrokken, vooral tegen den Franschen tijd. Men had in 1795 een uitschrijvingsbrief met het opschrift : Vrijheid, gelijkheid en broederschap"! Toen kwam de klad er in. Er was in den goeden tijd wel op één enkelen dag in den kerken een kapitaal van tienduizenden gekollekteerd. Overblijfselen zijn, dat te Rotterdam nog immer de avondbeurt in de Groote of St. Laurenskerk, die maar één uur duurt, het Gebed heet, waar dan ook zeer uitvoerig alle nooden aan God plegen te worden voorgelegd door den voorganger. Voorts bereikt ieder jaar omstreeks den dag van Waterloo, 18 Juni, den predikant een verzoek van de overheid om de kollekte voor den Gewapenden Dienst langs de huizen aan te bevelen. Vaste bede- en gedenkdagen kent ons vigeerend kerkrecht niet meer, evenmin bemoeienis van de overheid in deze materie. Desondanks zijn in vele gemeenten de Overijselsche bede- en dankdag voor het gewas of voor de visscherij enz. in eere. De bededag bleef op den tweeden woensdag van Maart. Zelden staat dan nog maar alle werk stil. Immer krimpt helaas de beteekenis in. Het wordt van een ochtendbeurt een avondbeurt of een bidstond, somtijds wordt er nog slechts door een zinspeling den volgenden zondag aan herinnerd, als ook dit niet wordt vergeten. Waar men het oude gebruik in wezen kan houden, verzuime men dit niet.

125 HET PAASCHGETIJ 119 Het is een eer voor de gemeente, dat het gebed er niet verslapt. Wat wij hier dreigen te verliezen, tracht men met alle overreding in te voeren op de zendingsterreinen. In Duitschland heeft men nog zijn Buss-Bettag- en Frtihlingsfeier, al vermindert het ginds ook. Voor teksten en liturgie kan dienst doen de stof, die zich voor gebed en bidstonden in het algemeen leent, met name wat de leer der voorzienigheid raakt, onder andere : Gen. 8 : 22, Exod. 17 : 10 v., Lev. 26 : 4 v. Deut. 11 : 13 v., 1 Sam. 2 : 7, 1 Kon. 17 : 10 v., 1 Kron. 4 : 9 v., Ps. 4 : 4 v., 20 : 1 v., 37:5, 65:10 v., 67:7, 75 : 7 v., 97 : 1, 104 : 27 v., 127 : 1 v., 144 : 12 v., 145 : 15 v., Ps. 147, Spreuken 28 : 19 v., 30 : 7 v., Jez. 1 : 19, Jerem. 14 : 22, Dan. 1: 8 v., Hoz. 2 : 20 v., Mal. 3:10 v. Matth. 4 : 3, vs 6, 6 : 26 v., 14 : 15 v., Mark. 11 : 24, Luk. 11 : 1, 12 : 29 v., Joh. 6 : 27, Hand. 4 : 34 v., 2 Kor. 8 : 13 v., 9 : 10 v., Gal. 6 : 7, Filipp. 4. 6, vs 11 v., Hebr. 13 : 5. Als lied der gemeente komen in aanmerking : de als teksten genoemde psalmen en Ps. 33, 60, 63 : 1, 5, Ps. 79, 80, 85, 90 : 9, Gez. 163, , 193. We gaan voort met de lijdensweken. De predikant kan in zijn eigen gemeente moeilijk als fragmenten eenige schoone teksten behandelen. De gemeente behoeft zekere eenheid en vaste leiding van hare gedachten aan Christus' lijden. Er zal een volgorde in acht moeten worden genomen naar een vast plan, dat wèl overwogen is. Ieder jaar kan wat Christus voor ons deed, weer van een anderen kant in het licht gesteld worden. Er is wel eens wat te zeer gedweept met wat men preekorde noemde, bedoelend vervolgstof. Deze stof noopt misschien een belangstellend gemeentelid dominee te vragen, wanneer het lang behandelde onderwerp eindelijk klaar komt. En niet immer is het een ongeduld van verlangen naar meer. Maar bij de lijdensweken, die telken jare terugkeeren, is een plan onmisbaar. De voorganger der gemeente heeft hiervoor geen ouderwetsche boekjes noodig als H. J. van Kempen, Jezus' lijden, sterven en opstanding, ineenvoeging der vier evangeliën. Hiertoe heeft hij meer aan zijn eigen Synopse met haar Griekschen tekst. Maar al

126 120 HET PAASCHGETIJ gebruikt hij die, toch zal hij meer hebben aan en meer geven van de lijdensgeschiedenis, bezien naar één enkel evangelie, waarvoor men zich moet inwerken in den persoon van den evangelist, die aan het woord is. Deze behandeling biedt tal van verrassende gezichtpunten, ook voor den evangeliedienaar zelf. Wie zelf nieuw inzicht ontvangt, kan daarvan met des te meer gloed zijn gemeente dienen. Is vooraf het leven des Heeren naar hetzelfde evangelie behandeld en volgt ook het paaschevangelie daaruit, dan zal men eens zien, wat de gemeente een kijk krijgt op haar Nieuwe Testament! Mattheus is al geplunderd, Johannes ook, maar Markus is verwaarloosd en Lukas biedt ook nog heel wat kostbaars, dat werd voorbijgezien. Zelf heb ik dit in Tekst en Uitleg voor Markus en in mijn Lukas de medicijnmeester getracht te doen uitkomen. Maar wie Mattheus eens bestudeert als afzonderlijke evangelist, zal ook bij hem nog versteld staan van het nieuwe, dat voor den dag komt. Bovendien is het voor een evangeliedienaar, met zijn drukken arbeid, wel eens gewenscht zich te concentreeren, in dit geval op één evangelie voor eenige maanden. Ook kan men de stof nemen uit één oogpunt. Met name Joh. Leipoldt, Vom Jesusbilde der Gegenwart, kan stimuleerend werken, vooral indien men ook wat te geven heeft aan intellektueele gemeenteleden. Uit zielkundig oogpunt kan men de omstanders van Jezus' lijden naar de Schrift beschouwen, mits men er voor zorgt, dat Christus in het midden blijft staan, en er aan denke, dat de menschen slechts den donkeren achtergrond moeten vormen om den lijdenden Christus zelf heen, op wien alle licht valle. Toch kunnen de personen rondom het kruis ons een blik vergunnen in onze eigen ziel. Als voorbeeld heeft Hering in zijn beroemde Duitsche predikkunde er op gewezen, hoe men de discipelen kan teekenen als onbetrouwbaar, Petrus als wankelend, Judas als verhard, Pilatus als karakterloos. Prachtig heeft Tholuck in zijn echter reeds al te bekenden bundel Charakterbilder aus der Passionsgeschichte de thema's ontwikkeld, dat de lijdenstijd ons doet zien aan Kajafas, tot welke verharding een menschenhart kan komen (Matth. 13 : 14 v.),

127 HET PAASCHGETIJ 121 aan Judas, tot welk een verharding een menschenhart kan komen, dat de gerechtigheid Gods reeds eenigermate had leeren kennen (2 Petr. 2 : 20 v.), aan Pilatus, tot welk een oppervlakkigheid en ijdelheid het kan komen (Joh. 19 : 8), aan Petrus, hoe groot de onvastheid kan zijn van een hart, dat reeds tot belijden kwam (Joh. 6 : 67 vv., Luk. 22 : 60 v.). Natuurlijk is door iederen prediker al eens gebruikt de tegenstelling van Petrus en Judas in verband met 2 Kor. 7 : 10. Het kan wellicht in een grooter geheel met de andere weken des lijdens geplaatst worden, waarnaar de prediker zoeke. De haat tegen Jezus van verschillenden kant zal slechts bij uitzondering kunnen dienst doen voor zeven kostbare preekgelegenheden. Maar men kon tegen het lijdensavondmaal den nacht, waarin Jezus verraden werd (Grieksch imperfectum, telkens opnieuw prijsgegeven) beschouwen naar aanleiding van 1 Kor. 11 : 23 als den tijd, dat hij werd prijs gegeven door volk, priesterschap, Romeinsche overheid, discipelen, door Judas, door den Vader en door zich zelf om zich voor ons te offeren. Dan vergeten we niet, of wij hem soms nimmer hebben prijs gegeven. Prachtig is de wenk, onlangs in een Engelsch theologisch tijdschrift gegeven, om Jezus' zwijgen te kiezen tegenover verschillende figuren, wat te treffender wordt, indien men het zwijggebod uit Markus in verband met het geheim van den Messias kent. Het slot kan dan zijn Jezus' eigen goede belijdenis voor den hoogepriester. Tal van bundels zijn gewijd aan de zeven kruiswoorden. Maar om, gelijk sommigen doen, de zeven lijdensweken met godsdiensthistorische verklaringen te verbinden, verdient geen aanbeveling. Zulk een kollege haalt heel wat stof overhoop, maar is niet tot stichting van de gemeente. Jonge predikanten moeten door schade en schande inzien, dat het gemakkelijker is een slecht kollege te houden dan een goede preek. Misschien willen ze dit van een hoogleeraar aannemen, nu ze voor de moeilijkheden van het ambt staan. Wat Wurster eenmaal deed, de lijdensweken met den oorlog verbinden in Duitschlands zwaarsten tijd, zal, hopen we niet meer noodig zijn en is nimmer gewenscht.

128 122 HET PAASCHGETIJ Als ringpredikant bij vakaturen komt men voor de moeilijkheid met anderen in het gareel te moeten loopen, opdat er eenige chronologische, zoo mogelijk logische volgorde kome in de redevoeringen, die de vakante gemeente te hooren krijgt. Overleg is dan wenschelijk, waartoe de konsulent het initiatief nemen kan. Nog sterker geldt de moeilijkheid bij het optreden in evangelizaties, die menigeen te veel wil verwennen met zijn beste preeken, zoodat ze van alle dominees van elders de mooiste preeken over geloof en gebed hebben gehoord. Staan er meer ambtsbroeders in één gemeente, dan strekt het zeer tot stichting, indien de kollega's het inderdaad zijn en zich ook in de prediking bij elkander aansluiten. Hierbij is de leiding aan den oudsten pastor loci. In de groote steden heeft men een vasten rooster voor ieder jaar, zoodat men in den lijdenstijd eenigermate herinnerd wordt aan den Duitschen perikopendwang. Het is een beproeving, zich voor iederen zondag zijn tekst te zien aangewezen, die de gemeente ook al vooruit kan weten. Dit kan veel geestdrift bedreigen en het profetische van het predikambt schaden. Maar moet het gedurende korten tijd geschieden om den opbouw van de gemeente, dan zullen de profetengeesten wel naar Paulus' woord den profeten onderworpen zijn. Is de rooster erg oud, dan kan een grondige herziening door het eenparige ministerie van predikanten een schoon symbool van broederlijke samenwerking zijn. De Groninger volgorde wordt in het kerkelijke jaarboekje heel kort en vaag en daarom geschikt gegeven. De Utrechtsche is veel minutieuzer. Die werd in de Schatkamer van 1907 gepubliceerd. In Amsterdam is berucht de gedwongen behandeling van het magere Mark. 15 : met den gemirden wijn op Golgotha. Broes heeft indertijd getoond, wat hij er alzoo bij kon halen, maar dit pleit evenmin voor Broes, voor de tekstkeuze, als voor dergelijke preekmethode. Het verdient de aandacht, hoe er in het Roomsche kamp over de lijdens-meditatie wordt geoordeeld, gelijk uit de handleiding van Van der Cooth c.s. blijkt. Hij heeft het oog op de zes korte lij densmeditaties, die de priester heeft te houden, niet als preeken be-

129 HET PAASCHGETIJ 123 doeld. Daar wordt er sterke nadruk op gelegd, dat men met de weinige uren woekeren moet. Het wordt afgeraden, ieder jaar een deel te nemen en zoo de volledige stof over ettelijke jaren te verdeelen. Dit is dan ook peuterwerk. Men late de volledigheid gerust varen, doch kieze zes hoofdmomenten, die aan elkaar verbonden worden door wat de schrijver noemt een oratorisch verhaal van het tusschenliggende. Natuurlijk is onze gemeente meer bijbelvast dan de Roomsche en heeft ze meer besef van het verband. Om de schoonste lijdensgedachten na te gaan, dient men de evangeliën eens expres met een synopse op dit punt te doorlezen. Maar er is meer stof. Vooreerst het Oude Testament met zijn voorafschaduwingen als Ps. 22, Jez. 53 en Zach. 9 : 8. Verder het gedreun uit de verte van het naderende onweer in het begin der evangeliën reeds. Voorts de reaktie er op in de Handelingen en de brieven, welke stof juist zoo van nut is, indien men elders moet invallen in de orde der lijdensprediking. We kunnen hier als greep uit veel meer noemen : Hand. 3 : 13 v., vs 17 v., 4 : 27 v., Rom. 3 : 21 v., 4 : 25, 6 : 3 v., 1 Kor. 1 : 18, vs 21, 6 : 20, 15 : 3, 2 Kor. 5 : 15, vs 17 v., vs 21, Gal. 1 : 4 v., 3 : 1, vs 14 v., Filipp. 2 : 5 v., Hebr. 2 : 10 v., vs 14 v., 5 : 7 v., 7 : 24 v., 9 : 11 v., 10 : 1 v., vs 14., 1 Petr. 1 : 18 v., 2 : 21, 3 : 18a, 1 Joh. 2 : 1 v., 4 : 10, Openb. 5 : 9, vs 12, 12 : 1. Uit de evangeliën memoreeren we enkel Matth. 16 : 21 v., 20 : 17 v., vs 20 v., vs 28, 21 : 33 v., 26 : 6 v.. vs 27 v., 30 v., 43, 47 v., 58b, 59 v., 73b, Mark. 14 : 1, vs 10 v., 50, 16 : 25 v., Luk. 4 : 16 v., 9 : 51, 18 : 31 v., 22 : 6, vs 44a, 23 :1 v., vs 31, 35a, 36 v., Joh. 5 : 15, 6 : 60 v., 8 : 48 v., 9 : 39 v., 10 : 11 v., vs 17, 22 v., 11: 47 v., 12 : 24 v., vs 33 v., 13_ : 1 v., vs 39 v., 17 : 4 v., 18 : 11, 19 : 1 v., vs 17 v. Voor het lied der gemeente : Ps. 16, 22, 40, 41, 55, 69,109, Gez. 47 : 3, , , 271. We hebben nog niet de liturgische namen der lijdens-zondagen in de Roomsche kerk genoemd. Ze ontleenen ook in het evangelische Duitschland hun naam weer aan het dagkapittel. Ze zijn na Invocabit, Hij zal mij aanroepen, Psalm 91 : 15, dat we reeds als quadragesima kennen: Reminiscere, Psalm 25 : 6, Gedenk (Heer, Uwer barmhartigheden),

130 124 HET PAASCHGETIJ waarbij ook gelezen werd van de Kananeesche Vrouw, Matth. 15 : en 1 Thessal. 4 : 1-7. Oculi, Ps. 25 : 15, Mijne oogera (zijn geduriglijk op den Heer). Daarnaast het uitdrijven van een booze geest, Luk. 11 : en Ef. 5 : 1-9. Laetare, Jez. 66 : 10, Verblijdt u (met Jeruzalem en verheugt u over haar) ; daarna spijziging der vijfduizend, Joh. 6 : 1-15 en Gal. 4 : Judica, Ps. 43 : 1, Doe mij recht, (o God en twist Gij mijn twistzaak) ; daarna Jezus in twist met zijn vijanden, Joh. 8 : en Hebr. 9 : Palmarum, (zondag) der palmen, Matth. 21 : 1-9 en daarna Filipp. 2 : 5-11 of 1 Kor. 11 : De middelste van het vijftal zondagen is Laetare. De toon van verblijding heeft men hooger gesteld dan die van andere zondagen. Het is in het midden der vasten, en, hoewel de andere zondagen ook al milder waren dan de dagen door de week, omdat men dan meer dagen van abstinentie dan van vasten had, op dezen zondag kan het nog wat meer lijden. Het is de halfvasten, beter middelvasten, de Mittfasten of de Fransche Mi-Caréme. Dan heeft te Nice het bloemencorso met de bataille des fleurs plaats en kan daar heel wat door de vingers worden gezien. De Vlamingen hebben hun greef of graaf van halfvasten, die aan Sinterklaas herinnert, alleen hij heeft een gravin naast zich, anders dan de bisschop van Myra. De andere zondagen waren beroemd om de snippenjacht tijdens den trek naar het noorden. Bij ons worden de houtsnippen alleen in den herfst geschoten. Nu zal men zeggen, dat snippen contrabande waren in den vastentijd, zelfs op den zondag van abstinentie. Wij zijn in het geheel niet te spreken over zondagsjagers natuurlijk, die te onzent strafbaar zijn, maar het was dan ook in Duitschland. Ik zal me bij het verleden bepalen, want ik geloof niet, dat er nu veel te schieten meer overblijft. De snippen werden beschouwd als watervogels en wat met eidereenden en ganzenmossels plaats had, keerde hier terug. Het was geen vleesch en

131 HET PAASCHGETIJ 1.25 geen visch, zouden wij met een spreekwoord zeggen. Maar voor de zondagsjager van toen was visch, wat voor ons vleesch is in dezen. Bekend is het jagerslatijn uit het versje, dat zich bij het kerkelijk Latijn aansluit : Reminiscere, putzt die Gewahre! Oculi, da kommen sie! Laetare, das ist das Wahre! Judica, sind sie such noch da ; Palmarum, trallarum. Dat het jagerlatijn is, blijkt wel uit den klemtoon Reminiscére voor reminíscere. Men heeft ook varianten, die ik elders in eenige boeken noemde: Reminiscere nach Schnepfen suchen geh', Oculi da kommen sie. Laetare das ist das Wahre. Judica -- sind sie noch da. Palmarum trallarum. Quasi modo geniti halt, Jager, halt, jetz bruten sie. Niet alleen de jacht op wild, ook een andere jacht hield de gemoederen bezig op zondag in den vastentijd. Cupido voerde dan zijn boog en pijl mede. Te Florence werden op die zondagen bij een bepaalde poort markten gehouden, waar allerlei lekkernijen tegen de flauwte in de vasten te krijgen waren, maar ook waren daar èn markten om aan de vrouw te komen, èn voor nieuwsgierigen, haastigen, verliefden, jaloerschen, huwelijkskontraktanten en pas gehuwden. We kunnen er niet te veel van zeggen, wat daar in de verte gebeurt. Ik heb me wel eens laten vertellen, dat ook op de kermissen te onzent het cherchez la femme van groote beteekenis is. Tot haar eer moet ik er bijvoegen, dat de meisjes, die niet vrij meer waren, door rozetten van bepaalde kleur dit deden blijken.

132 126 HET PAASCHGETIJ Op zondag Laetare wordt zelfs de paus in eigen persoon galant, daar hij dan aan een of andere vorstin de gouden roos toezendt; dit is een gouden rozentak met bloem, waarin een buisje met balsem verborgen is. We zijn nu toe aan de stille week, bij de Roomschen de goede week, gelijk wij nog van den Goeden Vrijdag spreken. We willen ons echter niet druk maken met gebruiken van buitenaf, doch ons dicht bij huis houden. We denken er aan, dat de evangelisten die week veel uitvoeriger beschrijven dan welk gedeelte ook uit des Heeren leven. Bij Markus trachtte ik in Tekst en Uitleg te doen uitkomen, hoe de evangelist de laatste week van Jezus' leven dag na dag volgt en den laatsten dag zelfs uur na uur. In Jeruzalem is dan ook later het gebruik begonnen van streng vasten in de hébdomas mégalé, de groote week, waarin dan ook geenerlei vermaak geoorloofd werd geacht. Bij ons is het ook nog in de hebdomas major of magna ongebruikelijk openbare vermakelijkheden te doen plaats hebben. De Grieken begonnen de week met den maandag, zoodat de heugelijke Palmzondag er buiten viel. Zoo oordeelde men ook te Milaan. Deze Palmzondag, dominica palmarum, heet naar de palmen, waarmede volgens Johannes de menschen uit Jeruzalem Jezus bij zijn intocht tegenwuifden. De evangelist Markus vermeldt alleen het groen langs den weg, dus gras en kruiden, die de discipelen voor Jezus' voeten strooiden. Mattheus denkt daarentegen aan boomen. Paimboomen groeiden daar echter niet. Mattheus neemt ook elders het begrip boom wat ruim. Hij is niet zoo in de plantenwereld thuis als de bescheiden Markus, van wiep onlangs een Engelsche geleerde den tuinman van Gethsemane heeft willen maken. Hoe treffend is voor de prediking de tegenstelling van de arme volgelingen van Jezus, die met wat groen langs den weg hem moeten huldigen en de stedelingen, die voor feestversiering palmtakken van elders hebben doen aanrukken, waarmede ze Jezus kunnen eeren. Ik geloof, dat het ook zoo zal zijn, als de zaligen de hemelsche heerlijkheid binnengaan. Zij brengen niets mede dan hun armoedje, maar in de stad met gouden straten is de grootste

133 HET PAASCHGETIJ 127 rijkdom ter beschikking van hun Heer. Daarop te letten zal meer waard zijn bij de Palmzondagprediking dan het voorbeeld te volgen van een Duitsch prediker uit den tijd van de Auf kl,rung, die met zijn Rationalisme geen evangelie had te brengen en dus de gemeente wilde stichten met een betoog tegen het schenden van boomen. Nu moet men het schenden van boomen en het veroorzaken van heidebranden wel bestrijden, maar daarvoor is de preekstoel niet de aangewezen plaats. Daar gaat het niet om het heil van boomen, doch om dat van menschenzielen. En Jezus heeft de hulde zijner jongeren niet afgewezen, hij, die een vijgeboom bij Jeruzalem verdorren deed om Israel wakker te schudden en die van een geloof sprak, dat een forschen moerbezievijgeboom of wilden vijg kon slingeren in de zee. Wij durven na de bewuste preek nog gerust te laten zingen Gezang 270 : 9. In ons land kan men met Paschen zeker buiten geen palmen schade berokkenen en veel ander groen is er dan ook nog niet. Palestina is heel wat verder. Maar de oude wereld rondom de Middellandsche Zee was in dezelfde gunstige omstandigheden. In de oude oostersche kerk hoort men van een processie bijv. te Jeruzalem zelf dicht bij de plaats van Jezus' intocht, waar de bisschop rijdt op een ezel en de kinderen palmen zwaaien en de woorden ter eere van den komende in den naam des Heeren herhalen. Toen was de dag in het westen nog een dag van passie en rouw. Later komt in het westen op, onafhankelijk hiervan, een wijden van palmen, olijven en wilgen. Het guurdere westen heeft weinig palmen, maar de olijf heeft bij de ouden reinigende kracht en de wilg werkt voor het gevoel der Germanen beschermend. Wellicht heeft heidensche invloed de wijding, mede van palmen in de hand gewerkt. Nu komt het bijgeloof op, dat zulke twijgen beschutting geven tegen ziekten en demonen, terwijl ze de huizen tegen hemelvuur en brand, den akker tegen bliksem en hagel beschermen. Nu ziet men bij onweder palmen, die gewijd zijn, naast het opengeslagen evangelie van Johannes voor het geopende venster geplaatst.

134 128 HET PAASCHGETIJ Later worden wijding en processie vergroot in eere en verbonden. Ook bloemen worden gewijd en medegevoerd in den stoet. Bij haar terugkeer naar de kerk is deze gesloten en wordt eerst geopend als de subdiaken met een kruis aan de deur geklopt heeft. We zagen reeds, dat oudtijds de palmen werden vervangen door olijven, wilgen en ander vroegtijdig groen. Thans is bij ons in de palmpaschen gebruikelijk de buxus sempervirens of buksboompje, dat in den volksmond ten onrechte palm heet. Het heeft niets met deze tweezaadlobbige boomen uit te staan en is familie van de noordelijker reliktplant de kraaiheide. Maar dat sempervirens, dat immergrun of evergreen beteekent, spreekt wel tot noordelingen in een kalen winter of dor voorjaar. Het is in de schors vergiftig. Het is een bewoner oorspronkelijk van het Middellandsche-Zeegebied, waar hij grooter stam levert, die voor fraaie houtbewerking zich leent. Nog herinner ik me, als knaap met open mond te hebben geluisterd naar een timmerman, die me verhaalde, dat hij als gele pin in een houten rad een stukje palmhout gebruikte. Wat werkte dit op kinderlijke fantazie! De dwergjes uit onze tuinen als randen om perkjes laten zich in allerlei fatsoen en snoeien. Grootere exemplaren ziet men mishandelen in ouderwetsche tuinen tot kippen en hanen en trekpotten en wat niet al? Het verdraagt de mishandeling geduldig evenals donkere schaduw. Al is het niet de echte palm, meer dan van dezen kan van het struikje gelden : Palma sub pondere crescit, de palm groeit onder druk. Het is de spreuk van het wapen onzer Koningin-Moeder. Ook de gagel wordt in Twente wel eens palmpaschen genoemd, maar deze des winters kale struik herinnert absoluut niet aan de altijd groene palmen en de Amerikaansche soort, die groen blijft, de wasgagel, is zoover ik weet, niet in Twente ingevoerd, doch in Gelderland hier en daar. Mogelijk wordt de struik zoo genoemd, omdat de katjes omstreeks palmpaschen mooi opgezwollen zijn en fleurig stuiven in het broekland of om misverstand met possem." De buxuspalm daarentegen doet heel veel dienst voor den palmpaasch, de ouderwetsche versiering van groen en koekedeeg en sinaasappelen, waarmede de kinderen op dien dag pronkten. De

135 HET PAASCHGETIJ 129 palmpaasch was aan het verdwijnen, maar sinds het proefschrift van Mej. C. C. v. d. Graft is er heel wat aandacht aan gewijd, ook in illustraties, en heeft de liefde voor folklore gunstig gewerkt. In 1906 is er in Utrecht zelfs een tentoonstelling aan gewijd. Men had een palmpaasch, die vrij wel uitsluitend koekedeeg was, maar ook de andere, meer populaire, die op een stokje of boompje groen en koekedeeg bevatte : een haantje, een zwaantje, en een krakeling bij wijze van rad van den zonnewagen. Ook hoorde de sinaasappel of andere vruchten er bij. Deze emblemen wijzen op een voorchristelijk heidensch verleden. De zwaan personifieert de lente, de haan den dag. Het is weer een symbool van de overwinning door de zon op de duisternis behaald en te behalen. De verschillende palmpaaschliedjes, die bedelende kinderen zongen, toonen de begeerte naar eieren, liefst meer dan één, maar de uitroep Hei, koerei, dat hèn mogelijk aan eieren doet denken, is een verbastering van het welbekende Kyrie eleïson, dat we in verband met de leisen al noemden : Heer, erbarm U (onzer). Den letterlijken oorspronkelijken klank vinden we telkens in ons Grieksche Nieuwe Testament bijvoorbeeld in den roep van de blinden, Mattheus 20 : 30, kort vóór den intocht te Jeruzalem. We hebben dien toon ook nog in het Te Deum", ons Gezang 3, in de woorden : Ontferm, ontferm U, Heer, toon ons uw mededoogen. Natuurlijk is de stof van den Palmzondag Jezus' intocht te Jeruzalem, waarmede men de huldiging van den nieuwen koning Jehu, 1 Kon. 9 : 13, kan vergelijken. Dat Mattheus bij den geestdrift der discipelen ook nog verhaalt van den nagalm bij de kinderen, heeft immer indruk gemaakt. Dit bleek reeds uit de genoemde processie, maar blijkt ook uit het feit, dat men dien dag veelal gebruikt heeft voor de aanneming van nieuwe leden en bevestiging van lidmaten. Hier een enkel woord over de aanneming, waarover ik uit den aard der zaak ook moest handelen in mijn Katechetiek. Daar deed ik uitkomen, hoe dit punt zoowel de Katechetiek, de Liturgiek, de Poemeniek als de Homiletiek raakt, de theorie van de katechizatie, van den eeredienst, de herderlijke zorg en van de prediking. Dr Van Veldhuizen 9

136 130 HET PAASCHGETIJ We kunnen nog vluchtig aanstippen, dat er debat is over den term aanneming van nieuwe leden, dat men de handeling sakramentalistisch, piëtistisch, rationalistisch of katechetisch kan opvatten. De Hervorming en de Gereformeerden waren afkeerig van een confirmatio of vormsel, wat nog nawerkt bij hun kalmer praktijken. Belijdend lid der gemeente kan veel en kan weinig zeggen. Aanneming en bevestiging behooren bijeen. Waar deze gang gevolgd wordt, doet de predikant goed, veel werk van zijn aannemelingen te maken en dit punt nauwkeurig te overwegen met gebruikmaking van de Katechetiek. De bevestiging van lidmaten is in de Hervormde kerk een zaak van beteekenis. Hier herhaal ik de teksten, in mijn Katechetiek voor dien dienst opgesomd : Matth. 5 : 6, 8, 16, 48, 6 : 24b, 33, 7 : 13-14, 21, 22b, 10 : 22b, 32-33, 37-38, 11 : 28-30, 16 : 16, 24, 26, 17 : 5b, 23 : 8, 24 : 4, 13, 26, 41, 28 : 20, Mark. 9 : 24b, 50, 14 : 29, 38, Luk. 8 : 22-25, 9 : 57-62, 11 : 28, 13 : 24, 18 : 8b, Joh. 1 : 12-13, 41b, 3 : 16, 36, 4 : 24, 6 : 29, 66-69, 8 : 12, 31, 9 : 25b, 38, 10 : 14, 15b, 27, 28, 13 : 17, 34, 35, 14 : 1, 6, 15, 23, 15 : 1-22,14,16 : 23-33, 17 : 11 15, 19, 18 : 37b, 21 : 16m, Hand. 2 : 42, 4 : 12. Over 8 : 37, en 9 : 6 raadplege men eerst zijn Grieksche Nieuwe Testament. 10 : 35, 11 : 23b, Rom. 1 : 16, 6 : 3, 4, 8 : 14, 28, 10 : 10, 12 : 12, 13 : 14, 14 : 17 v., 1 Kor. 1 : 8, 30, 2 : 16b, 6 : 17, 19 v., 13 : 13, 15:8, 10, 58, 2 Kor. 3 : 17, 5:17, 5:17, 6 : 1, 17, 8 : 23b, 12:9, Gal. 2 : 20, 3 : 26 v.. Voor 5 : 1 den Griekschen tekst raadplegen. Ef. 2 : 8, 19 : 21, 3 : 15-17, 4 : 15 v., 20 v., Fili pp. 1 : 6, 9-11, 27, 2 : 5, 3 : 12-14, 4 : lb, Koloss. 2 : 6, 3 : 9, 17, 1 Thess. 4 : 1, 2, 5 : 23, 1 Tim. 6 : 12, 2 Tim. 1 : 13, 2 : 1, 8, 22, 3 : 14 v., Hebr. 10 : 23 v., 12 : 15, 18 v., 13 : 8 v., Jak. 1 : 21, 1 Petr. 1: 22-25, 2 : 2, 3, 4 : 16b, 2 Petr. 1 : 2, 3 : 18, 1 Joh. 2 : 17, 3 : 1, 3, 4 : 16, 19, Openb. 2 : 1 v., 3 : 11, 12, 20, 21 : 7. Geschikte zang voor de gemeente is : Ps. 19, 23, 25, 72 : 11, 81 : 12, 84 : 6, 86 : 6, 9, 89 : 7, 103 :11, 119: 87, 146 : 1, de berijmde twaalf artikelen, Gez. 11 : lb, 48 : 10, 50 : 3a, 4b, 51, 52 : 2, 13, 65 : 1, 6, 69 : 6, 7, 83 : 6, 99 : 3, 4, 5, 6, 125 : 7, 142 : 5, 154 : 5, 156 : 4, 198 : 5, 204 : 1, 218 : 1, 4, 220 : 1-3, 221 : 4, 265 : 2, 266 : 1, 274 : 2.

137 HET PAASCHGETIJ 131 Van de stille week bemerkt men bij ons weinig. Wat stil is, moet ook niet te veel de aandacht trekken. Men noemt de week ook wel naar Pilatus, Judas of den duivel, omdat daarin tegen Jezus werd samengespannen en oordeelt dan, dat het ongunstig weer moet zijn, wat in dezen tijd des jaars niet zoo bijster vreemd kan heeten. De maandag heet in het zuiden kalfdag met een soort van luilakgebruiken. De woensdag heet schortelwoensdag. Daarna worden de klokken niet meer geluid en zwijgen de kerkorgels in de Roomsche kerk. Doorgaans zwijgt het klokkespel van stedelijke hoofdkerk of -kerken, wat voor de overheid de gelegenheid is om er een andere melodie op te laten zetten. In plaats van den klokkeluider trad de hondenslager op, de man, die de trouwe honden in de kerk van hun meester moest scheiden. Hij ging dan met een ratel rond, die de jeugd bijzonder belang inboezemde. Als er geen klokgelui is, ziet men zelf naar iets anders om. Zoo wordt te Hoogeveen de kerkdienst nog immer door trommelslag aangekondigd. De zwijgende klokken heetten op Witten Donderdag naar Rome te gaan om door den paus te worden gezegend. Daarvan bestaan in het Roomsche zuiden nog volksrijmpjes. Den Witten of Groenen Donderdag kennen de meesten nog bij name uit den almanak. Tot ons spreekt de term niet meer. Voor de Roomschen beteekent het: blijde, goed, heilig. Het is de herinnering aan het laatste avondmaal, waarin zij tevens de instelling van het priesterschap zien op grond van de woorden : Doet dit tot mijn gedachtenis. De sluier, die het kruisbeeld bedekt, is nu niet paars, doch wit, en evenzoo de misgewaden. Voor het eerst na septuagesima wordt Gloria in excelsis weer gehoord, maar met het laatste woord van gloria vangt het zwijgen van orgel en schellen en klokken aan: de sombere Goede Vrijdag wordt voorbereid. In navolging van de voetwassching door Jezus doet de paus hetzelfde te Rome, evenzoo in Spanje de koning, vroeger ook de toenmalige koning van Oostenrijk, gelijk het mede in eenige kloosters en seminariën gebeurt, ook te Rupelmonde in Oost-Vlaanderen. Doorgaans worden de voeten van een twaalftal menschen gewas-

138 132 HET PAASCHGETIJ schen als herinnering aan de twaalf apostelen. In het zuiden wordt er apostelsoep gegeten, waarvoor namelijk twaalf soorten groenten gebruikt worden. Sommigen zien hierin een verklaring van den anderen naam : Groene Donderdag, dies viridium. Anderen denken aan de kruiden van den paa,schmaaltijd of aan het groen worden van de natuur. Op dezen dag worden in de Roomsche kerk de drie heilige oliën door den bisschop gewijd in de hoofdkerk. De drie oliën omvatten : 1) de zieken-olie voor het laatste oliesel, 2) het Chrisma of de zalving, die dient bij het vormsel en allerlei wijdingen en 3) de olie der doopelingen, die tevens voor de wijding van priesters en koningen dienst doet. In een zwart kasuifel, het teeken van rouw, gaat de priester naar het altaar. Hij werpt zich daar biddend ter aarde. Den Goeden Vrijdag eert men hoog bij de Roomschen. Na het lezen van twee hoofdstukken uit het 0. T. wordt zwijgend voorgedragen de lijdensgeschiedenis volgens Johannes, gelijk die op dinsdag gelezen werd naar het evangelie van Mattheus en op woensdag naar Lukas. Dan volgt een lange voorbede voor alle menschen. Ditmaal ook voor ketters, scheurmakers, Joden en heidenen. We weten dan, wat het zeggen wil, als een Roomsche verklaart met Goeden Vrijdag voor ons te zullen bidden. We zullen niet ingaan op de kruisvereering, alleen aanstippen, dat nu niet de mis bediend wordt, omdat er geen konsekratie van de hostie plaats vindt of van den wijn. Het doet ons goed, dat op dien dag het offer van Christus, eenmaal aan het kruis gebracht, voldoende heet. Uit reaktie tegen de Roomsche gebruiken eert men bij ons den Goeden Vrijdag maar zeer matig. Het is, alsof sommigen noodgedwongen kerk houden, die dan zeer ledig is. Het lijkt wel, dat enkelen zelfs gaarne luidruchtig werk verrichten als uit protest. Een weinig stilte kan geen kwaad op den dag, dat hamerslagen weerklonken op de nagels van het kruis. In vele plaatsen is enkel nog de avond gewijd. Tegenover bet niet bedienen van de dagelijksche mis bij de Roomschen kan bij ons juist het vieren van het avondmaal staan

139 HET PAASCHGETIJ 133 en dan inderdaad op den avond, terwijl de jonge belijders voor het eerst toetreden. Vaak komen zij aan een afzonderlijke tafel en worden nog eens toegesproken bij brood en wijn. Wij weten wel, dat het laatste avondmaal des Heeren op donderdagavond was, maar zijn : Doet dit tot mijne gedachtenis, dat we anders dan de Roomschen opvatten, kan niet beter worden opgevolgd dan op zijn sterfdag. In Duitschland voelt men veel voor een omslachtige liturgische viering van den dag, waarvoor omvangrijke litteratuur bestaat. Hij kan niet te sober worden gedaan. Wat een verandering heeft de Goede Vrijdag gebracht : De blijde dag van Freya wordt door Golgotha's kruis de dag van zondenrouw en vasten. Ja, het wordt nu een dag van nieuw bijgeloof. Schepelingen maken bezwaar uit te zeilen en visschers zien er tegen op. Het goede" in zijn naam kan wel bijgevoegd zijn, althans gebruikt zijn door bijgeloovigen, om gunstig te noemen en te stemmen wat angst aanjaagt. Zoo noemden de ouden de meest ongastvrije zee Pontus Euxinus, wat juist gastvrij beteekent en werden de schrikkelijke wraakgodinnen met vriendelijke benamingen gepaaid. Maar hier is inderdaad de slechtste dag van recht de beste van genade. Bij verschillende zuidelijke volken wordt op dien dag de beeltenis van Judas verbrand, wat bij ons in sommige gevallen wordt uitgesteld tot het paaschvuur. Het Duitsche Charfreitag sluit aan bij het Grieksche Charis, genade. Een eigenaardige vorm daarvan is, dat in verband met Pilatus' vrijlating van Barabbas en met de gewoonte in Israel als herinnering aan de verlossing uit Egypte sinds de middeleeuwen in België hier en daar gevangenen om majesteitsschending begenadigd werden. De gelukkigen heetten dan Goedevrijdagskinderen. Er zijn streken, waar althans de smeden hun arbeid laten rusten, omdat er te Jeruzalem geen smid zou geweest zijn, die nagelen wilde leveren voor Jezus' kruis. Wat de natuur betreft, meent men dat vruchtboomen, op dezen

140 134 HET PAASCHGETIJ dag begoten, veel ooft leveren ; dat violieren, nu gezaaid, dubbele bloemen krijgen en dat eieren, dan gelegd, tegen bliksem beschermen, terwijl ze, met het zaaikoren vermengd, een probaat middel tegen moederkoren heeten. Natuurlijk bepaalt de preek de gemeente bij de hoofdmomenten van Jezus' sterven of des avonds bij zijn begrafenis. In de middeleeuwen werd op dezen dag zeer lang gepreekt, vandaar reaktie bij de Gereformeerden. Geschikte teksten kunnen zijn : Jezaja 53 : 4, eenige psalmen uit de te noemen verzen, Matth. 20 : 28, Mark. 10 : 45, 27 : 45, 51a, 61, vgl. 28 : 1, Luk. 23 : 46, Joh. 19 : 42, Rom. 4 : 25a, 5 : 8, 1 Kor. 2:8, 2 Kor. 5 : 14 v., Gal. 6 : 14, Hebr. 13 : 13, vooral met herinnering aan een oud gebruik van om den dag op het kerkhof te vieren, 1 Petr. 2 : 23, 24. Zingen kan men : Ps. 3 : 1, 16, 22, 30 : 1-3, 32 : 1, 4, 34 : 10, 37 : 19, 20, 40, 41, 55, 65 : 2, 68 : 9 v., 69, 73 : 12, 13, 97 : 1, 105 : 3, 109, 115 : 5, 9, Gezang 1 : 2, 3 : 4. De stille zaterdag is de herinnering aan Jezus' liggen in het graf. Het was voor ons de laatste sabbat van het Oude Testament, waarop de vrouwen rustten naar het gebod, maar hunkerend uitzagen naar den eersten dag der week om te zorgen voor Jezus' lijk, een onnoodige zorg, gelijk later bleek, want toen kwam echt de zondag. Op eenige plaatsen werd de stilte van den zaterdag verbroken door de jeugd, die op den paaschavond, d. i. weer de vooravond van Paschen, Of door rommelpot (Groningen) Of door een ratelmarsch een einde aan de vasten wilde maken. Dit typeert de ongeduldige kinderziel! Een overgang van Goeden Vrijdag op Paschen kan het paascham zijn. Wij denken er bij aan Christus, gelijk Paulus het Israelitische gebruik op hem overbrengt, 1 Kor. 5 : 7, en de Dooper bij Johannes herhaaldelijk spreekt van het lam Gods, waarop de apostelevangelist zelf meermalen reageert, ook nog in de Openbaring, waar de lof van het lam wordt bezongen. Maar zoo geestelijk vat het volk het niet immer op. Met Paschen worden in de hatels van Italië paaschlammeren gegeten, die goed

141 HET PAASCHGETIJ 135 smaken. Maar ik geloof niet, dat er veel meer van te zeggen is. Het treft zoo, dat onze heidensche voorouders op dien tijd hun lentefeest vierden, waarbij ook offers vielen en van het kleine vee zullen de lammeren wel een groot deel hebben uitgemaakt. Daarnaast staan nog immer paaschossen, welke arme dieren door het dorp of de stad in triomf worden rondgeleid, behangen met versieringen, met de bedoeling, natuurlijk niet hunnerzijds, dat de klanten van den slager er de beste stukken van kunnen bestellen, terwijl het prachtdier nog leeft. Zulke offerdieren werden ook wel in het klein nagemaakt van deeg of boter. Uit het eerste is het paaschgebak of paaschbrood ontstaan en van het laatste zijn de sporen aan het verdwijnen. Misschien herinneren ouderen zich nog de paaschlammetjes, die de melkboer aan zijn klanten ten geschenke gaf, gelijk nog de bakker hun een paaschbrood brengt. Bij den slager kan zulk een royaliteit niet lijden. Komt hier Paschen met Goeden Vrijdag op één lijn te liggen, de tegenstelling tusschen den stillen zaterdag, ook weer paaschavond, vooravond van Paschen genoemd, en den blijden Paaschdag is wel heel groot. Het wordt de grondtoon van Jezaja 61 : 3: Om den treurigen Zions te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad voor asch, vreugde-olie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest. Er is in Duitschland een Roomsch spreekwoord : Dem ist 's wohl wie dem Pfarrer am Ostertag! Men denkt daarbij aan de vele ambtsdrukten van den pastoor, die met Paschen voorbij zijn. Misschien ook wel aan de vele paascheieren en andere geschenken, die hem ten deel vallen en een einde maken aan alle vasten. Ook in het Protestantsche oosten des lands bedenkt men de geestelijken met, liefst veelkleurige, eieren en andere verrassingen. Dit schijnt met een soort van oude biecht en absolutie samen te hangen. Het werd later Ostergeld of Ostergroschen en werd in sommige gevallen op het altaar neergelegd. De oorlog heeft er vrijwel een einde aan gemaakt, gelijk aan zooveel andere dingen. Onze pastores of herders hebben nog de grootste drukte, echter blijde feestdrukte, vóór zich. Paschen is het oudste feest der Christenheid. Vanzelf liet men

142 136 HET PAASCHGETIJ het aansluiten bij Christus' lijden op het Joodsche pascha. Paulus zal er nog niet voor hebben geijverd, 1 Kor. 5 : 6 v., Gal. 4 : 10, Koloss. 2 : 17. De heidenchristenen voelden meer voor het symbool van de zon dan voor Joodsche banden. Ze waren geenszins ingenomen met het Judaïstisch vieren van het pascha, waarvan dan ook het verband met Jezus' dood en opstanding niet immer viel te bewijzen. Het groote feest was vaak een gelegenheid van pogroms en levert in de oude kerk reeds spoedig een paaschstrij d. De Klein-Aziatische Christenen vieren uit eerbied voor de Joodsche wet het feest op 14 Nisan. Aan dit veertien ontleenen zij den naam quartodecimani. Hun feest omvatte pascha staurósimon en anastásimon, welk Grieksch beteekent, het pascha van kruisiging en opstanding. Zij gewaagden van een overlevering, die tegen de welbekende woorden uit de twaalf artikelen : ten derden dage opgestaan van de dooden" indruischte. Eerst was er strijd tusschen de bisschoppen Polykarpos van Smyrna en Anicétos van Rome. De dwaling werd door paus Victor van Rome omstreeks 190 n. C. met zijn ban getroffen. Na het luwen van den tegenstand, zelfs van mannen als Irenaeus, kreeg de geheele opvatting van Rome ook in het oosten in de derde eeuw de overhand. Oorspronkelijk zal men bij pascha alleen hebben gedacht aan Jezus' sterven en de rol, die de Joden bij zijn lijden op het Joodsche feest hebben gespeeld. Het lag voor de hand, hoewel op onjuiste taalkundige grond, het Grieksche werkwoord paschein, lijden, dat met ons sympathie, antipathie, homoeopathie, allopathie samenhangt, met het Arameesche pascha in verband te brengen. Maar dacht men aan Christus' sterven, dan kon voor den Christen de herinnering aan de opstanding niet worden gemist, gelijk bij Paulus (en bij wien niet?) dood en opstanding van Christus in één adem worden genoemd. De zondag was de aangewezen dag om aan des Heeren herrijzenis te denken, speciaal de zondag na den vrijdag van Jezus' sterven. Deze smolt allengs met Paschen samen en vormde ten slotte het hoofdmoment. Een volgende stap was, dat het concilie of de kerkvergadering van Nicéa in 225 n. C. het feest algemeen stelde op den zondag na 14 Nisan, den Joodschen

143 HET PAASCHGETIJ 137 datum. De herleiding van den Joodschen datum werd aldus geformuleerd : de eerste zondag na de eerste volle maan van de lente. Het verspringen van de dagen heeft veel moeite opgeleverd. Vóór den tijd der kalenders en almanakken zocht men uitkomst in paaschcycli, paaschcirkels, de lijsten van jaren, waarna de paaschzondagen weer in dezelfde volgorde terugkeerden. Zoo had de kerk van Alexandrië, die na de vergadering van Nicea voor den liber paschalis, het rondschrijven aan de kerken om den paaschdatum in gedachten te houden, had te zorgen, een maancyclus van 19 jaren, door Dionysios Exiguus, den man van het jaar onzes Heeren", voor het westen overgenomen. Zoo bestond er ook een van 84 jaren, die Victor van Aquitanië in 457 voor paus Hilarius opstelde. Rekent men de mogelijkheden van den paaschdatum na, dan ziet men, dat de vroegste paasch komt, indien dadelijk op het lenteaequinoctium de volle maan en daarop onmiddellijk de zondag volgt. Dit kan nooit vóór 22 Maart zijn. Omgekeerd kan bij het aequinoctium of dag- en nachtevening de volle maan juist geweest zijn en bij de volgende volle maan de zondag precies gepasseerd. Dan komen we hoogstens tot 25 April. De vroegst mogelijke paasch heeft men gehad in 1818 en kan men krijgen, indien de tegenwoordige rekening gehandhaafd blijft, in Den laatst mogelijken datum had men in 1886, die kan terugkeeren in Het Latijnsche spreekwoord zegt, dat Paschen non sequitur Marcum nec praecedit Benedictum (lees Benedicto)." Hij komt niet na St Markus, 26 April, en niet vóór St. Benedictus, den 21 Maart. Met die gegevens gewapend ga men maar eens de laatste paaschdatums in zijn almanakken na in verband met de vraag, of Paschen vroeg of laat valt. In 1930 valt het zeer laat, 20 April, en in 1932 nog al vroeg, evenals in 1921, op 27 Maart. Thans overweegt de Volkenbond maatregelen om tot een vasten datum te komen. Dan wordt Paschen evenals het Kerstfeest een onbewegelijk feest, gelijk onze verjaardagen ook zijn. Maar aan die vereenvoudiging zitten zooveel verwikkelingen vast, dat men zich nog wel eens ernstig vooraf mag bedenken. Bijvoorbeeld de sabbat wordt een enkele maal bedreigd.

144 138 HET PAASCHGETIJ Na de kerkvergadering van Nicéa werd het Paaschfeest naar Joodsch voorbeeld nog gedurende acht dagen gevierd. Hieraan herinnert de paaschoktaaf, d. w. z. het achttal dagen (vergelijk octavo en octo) van Paschen. Ook de naam van den volgenden zondag beloken Paschen", besloten Paschen, ook wel dominica in albis geheeten, herinnert hieraan. In sommige landen viel het samen met den heerschenden aanvang van het jaar in de lente, waarover boven gehandeld werd. Tegen het einde der 1 l eeuw werd het feest beperkt tot drie dagen, wat nog blijft voortwerken te onzent, maar niet zoo sterk als bij Pinkster III. Echter was het gebruik reeds in de 17e eeuw aan het afnemen, gelijk nog onze Gereformeerden zich min of meer afkeerig toonen van den tweeden dag. Naast den Joodschen inslag en de echt Christelijke gebruiken der oude kerk en der middeleeuwen kwamen heidensche insluipsels in het spel. Ze openbaarden zich in liturgische processies, in het opheffen der crucifixen, der beelden van den aan het kruis gehechten Christus, uit het heilige graf. Door paaschspelen werd in aansluiting aan de passiespelen het heilsfeit gedramatizeerd. Dit volgde uit de afwisselende voorlezing van het paaschevangelie sedert de 12e eeuw. Vooral de heidensche godin Ostara, wier naam in het Duitsche Ostern en in het Engelsche Eastern, gelijk in Ostarmanoth, te speuren valt, heeft bij de Saksen haar deel aan het lentefeest, waardoor menig gebruik na de 8e eeuw te verklaren valt, hoewel nog niet alles te ontwarren is. Er zijn bovendien in het algemeen lentegebruiken bij als symbolen van het leven, dat uit donker en dood te voorschijn komt. Vooral de paascheieren heeft men allerwegen. Altijd zal men wel hebben bemerkt, dat als de vogels gaan leggen in het voorjaar, de goed verzorgde kippen er vroeg bij zijn. Ook dit is een levensteeken van het voorjaar, terwijl het kuiken, dat uit het doode ei tot leven komt, mede een treffend symbool is. Het lag derhalve voor de hand, met Paschen en lente eieren in eere te houden, vooral na den karigen vastentijd. Reeds op Palmzondag werd gezongen, dat één ei er geen is en dat twee een half ei vormen, maar dat drie een paaschei uitmaken. Fabelachtige verhalen heb ik in mijn jeugd gehoord, van het aantal

145 HET PAASCHGETIJ 139 eieren, dat sommige menschen konden verslinden. Eieren worden dan ten geschenke gegeven, vooral aan pastor en koster, van welken laatste niet in allen ernst gezongen wordt bij het klokgelui, dat hij geen eieren lust. De geestelijke kreeg en de predikant krijgt nog in Twente gekleurde, die volgens allerlei ouderwetsche recepten kunstig zijn versierd. Thans koopt men de verf kant en klaar bij een drogist. Natuurlijk behoorden er verschillende spelen bij. Het eiertikken is nog algemeen huiselijk gebruik in verschillende vormen. Het is de kunst, bij de botsing zijn hard gekookt ei zóó vast te houden, dat het tegen een ander op kan. De puntige kant is sterker dan de bolle, waar vaak het luchtblaasje zit. Somtijds moeten de eiertikkers gelijktijdig op elkaar afgaan, somtijds ontvangt één den stoot. Vooral in Gelderland heeft men nog paaschweiden, hier en daar met een paaschkermis, die in wezen bleef, waar het eiertikken in vollen gang was. Ook paaschbergen zijn daar in het heuvelland niet zeldzaam, waar men de eieren laat afrollen en de jeugd rolt ze na. Zelfs traden eierdansers op, die ze dansend uit een krijtcirkel moesten verwijderen om hun maaltje er van te ontvangen. In Duitschland brengt men de eieren niet met de kip, doch met een denkbeeldigen haas in verband. Dit is wellicht ontstaan, doordat men kinderen voor den mal hield, die de verstopte eieren moesten opzoeken, welke door den schuwen haas gebracht heetten te zijn. Het leven wekken en Paschen zijn vereenigd in het gebruik van het paaschklappen, dat bestaat in het slaan met wilgenkatjes, symbolen van ontwakend nieuw leven. Het slaan met takjes hebben we al vaker gadegeslagen. Het is een vruchtbaarheidsrite. Toen ik omstreeks Paschen in het oude land van Luther toefde, trof het me, zooveel kinderen er op uitgingen om in het woud berken en wilgentwijgen te verzamelen, waarover ik destijds geen opheldering kon machtig worden. Het paaschvuur wordt reeds op stillen zaterdag of op een der beide paaschdagen vóór de kerk of op een hoogte, paaschberg, aangestoken. Lang vooraf heeft de jeugd ijverig al wat oud en ter

146 140 HET PAASCHGETIJ verdwijning nabij was overal opgegaderd. Het doode moet aan heldere vlammen het leven schenken. Ze trekken rond met hun karretje en bedelen met het versje : Heb j'ook olle wannen, Die we paaschmaandag kunnen brannen? Of een bossien riet? Anders hewwe paaschmaandag niet. Wanneer het noodvuur, het moedervuur, brandt, werd er oudtijds het vee doorheen gedreven. Zingend en dansend ging men er zelf door. Stukjes houtskool werden medegenomen als weermiddelen. Het vuur was reinigend en vruchtbaar makend. Zoover het zichtbaar was, zoover reikte de zegen. Jongens trachtten hun uitverkorenen met het houtskool in te wrijven. Niet alleen het vuur, ook nog een ander element werkt op Paschen weldadig : het water, dat in den paaschnacht wordt geschept uit de put of de beek. De paaschzon wordt des morgens begroet. Zij danst met drie sprongen van vreugde over Jezus' opstanding. Men geeft elkander geschenken. Alles is op zijn paaschbest, wat de kleermakers tegen dien tijd wel bemerken, overladen als zij zijn met bestellingen. Dit hangt wellicht weer samen met het oude gebruik althans met Paschen eenmaal des jaars te communiceeren, bij ons ten avondmaal te gaan, waarvoor in sommige streken ouderwetsche menschen geheel nieuwe of althans niet voor andere doeleinden gebruikte kleederen noodig achten. De kleeding der aannemelingen was ook nog destijds te Almelo een zaak van gewicht. De gansche Groote Straat stond vol toeschouwers om de jonge leden te inspekteeren, met name hun aannemingspak. Zulke belangstelling doet wel wat af aan illuzies bij een stampvolle aannemingsbeurt. Dit kan nawerking zijn van de belangstelling voor de kommuniekindertjes der Roomsche kerk. Deze sloot zich akkommodeerend bij volksgebruiken aan, bijvoorbeeld door de benedictio fontis in den paaschnacht, de zegening van het water om de bekeerlingen te kunnen doopen.

147 HET PAASCHGETIJ 141 De klokken, die in de stille week zwegen ze waren na Schortelwoensdag naar Rome gegaan, doen zich nu weer hooren. Ze hebben intusschen nieuwe noten gekregen. Is het daarom, dat in het noorden des lands, de kinderen op Paschen met noten spelen? Ook het orgel verbreekt het stilzwijgen in de oude liturgie. Paaschleisen weerklonken in vroeger dagen. Bij het luiden der paaschklokken, dat dus als een vernieuwing werd gevoeld, denkt men aan Goethe's Faust met zijn Leise : Christ ist erstanden! De Broedergemeente te Zeist, de kerk der Hernhutters, houdt een gebruik in eere om op den vroegen paaschmorgen op het kerkhof met koraalmuziek bijeen te komen en Christus' overwinning over den dood bij de dooden te vieren. Wat onze paaschprediking betreft, somtijds zal na de avondmaalsviering van den Goeden-Vrijdagavond op paaschmorgen dankzegging zijn, die dan echter tot dubbelen dank stemmen kan. De meeste grootere steden hebben gelijk voor de andere feestbeurten ook weer een vaste indeeling van de Schriftgedeelten, die over de paaschdiensten verdeeld worden. Hieraan dient men zich te houden, ook al is men afkeerig van den Duitschen perikopendwang. Misschien doet zelfs een dorpspredikant mede met een naburige stad, al behoeft het niet geregeld te zijn. Men trachte niet excentrieke Schriftgedeelten voor het feest te vinden, die niet bestaan of in het geheel niet passen. Linderholm in zijn Neues Evangelienbuch doet daartoe niet al te zeer geslaagde pogingen. Het beste is een bestudeering van de Synopse voor de opstandingsberichten der evangeliën. Ook kan men zich bij het ééne evangelie bepalen, waaruit men hetzelfde jaar zijn lijdensoverdenking putte. De hoofdstukken zijn, gelijk ieder weet, Matth. 28, de eerste helft van Mark. 16, over welks tweede helft inen kan nagaan, wat ik in Tekst en Uitleg opmerkte. Vooral vs 1, 4 verdienen de aandacht. Voorts Lukas 24, met name vs 22, 24, 34a, Johannes 20-21, speciaal Job. 20 : 4b, 9, 16, 19, de eerste zondagavond, 19-23, 20b, 21a, 26b, Joh. 21 : 7. Het spreekt van zelf, dat 1 Kor. 15 niet wordt voorbijgezien. Wat ik hierover had op te merken, vindt men in Tekst en Uitleg.

148 142 HET PAASCHGETIJ Uit het Oude Testament zal men niet bij voorkeur een tekst halen voor den paaschdag, wat licht tot een mottopreek zou kunnen leiden. Daarom ook niet Gen. 50 : 20, Job 19 : 25 v. zelfs niet Ps. 16, 118 : 14-29, 15 vv. of 22 v. Maar ook geen mottopreek over Lukas 15 : 24. Dit is immer misbruik van den preekstoel. We zijn dienaars des woords en geen goochelaars er mede. Hoogstens kan als tegenstelling bij het open graf zijdelings Ps. 5 : 10, Rom. 1 : 13 dienst doen. Mocht men behoefte hebben aan wat afwisseling, die de gemeente denkelijk niet eens begeert, dan kan dienen: Mark. 9 : 10, Johann. 8 : 51, 10 : 17 v., 11 : 25, 43 v., 14 : 18-20, 19b, Hand. 2 : 22-24, 24, 25-32, 3 : 15, 26, 9 : 9, 10 : 18-20, 34 v., 41, 42b-43, Rom. 1 : 4, 4 : 25b, 5 : 10, 6 : 4-8, 9, 8 : 11, 31 vv., 34, 10 : 8 v., 14 : 9, 1 Kor. 6 : 14, 15 : 14, 17 v., 20, 55 v., 2 Kor. 4 : 10 v., 14, 16, Ef. 2 : 5 v., Filipp. 3 : 21, Kol. 1 : 18, 3 : 1 v., 2 Tim. 1 : 10, 2 : 8, 1 Petr. 1 : 3 v., Openb. 1 : 17 v. Men kan zingen : Psalm 9 : 1, 2, 11, 16 : 5, 6, 21 : 1, 4, 6, 13, 22 : 12 v., 34 : 1, 2, 40 : 5 v., 42 : 3, 2, 68 : 7, 69 : 11 v., 72:7, 73 :1, 12, 13, 77 : 5, 6, 84 : 2, 5, 12, 89 : 1, 7, 12, 95 : 1, 2, 97 : 67, 118 :11 v., Gezang 7 : 1, 4, 39 : 3, 4, 44 : 3, 46 : 45 vv., 51 : 1, 3, 4, 52 : 5, 58 5, 9, 110 : 6, 7, , 149 : 1, 188, 191, 209, 234, 252 : 3, 262, 296. De prediking op den tweeden dag over de Emmaiisgangers heeft in eenige streken aan een wandeling op den tweeden dag den naam gegeven van naar Emmaus gaan. Met Paschen is het tempus clausum, de besloten tijd van ingetogenheid, uit. Op den paaschmaandag heeft men in sommige plaatsen van het zuiden nog de begankenis, welke te Hakendover in de Belgische Kempen door Frans van Leemputten ( ) vereeuwigd is. Het is een processie met ruiters door de velden, die de boer gaarne ziet, omdat het een vruchtbaarheidsrite is bij den intocht van de lente. De paaschtijd, waarin de Roomsche verplicht is, ten minste eens te kommuniceeren, liep van Palmzondag tot witten zondag, dus van den zondag vóór tot dien na Paschen. Tegenwoordig komt er meer speelruimte en is in sommige diocesen uitstel mogelijk tot Hemelsvaartsdag toe, terwijl de aanvang van het begin der vasten af gerekend wordt.

149 HET PAASCHGETIJ 143 Voordat we den tijd na Paschen bespreken, letten we nog even op de kalenderdagen, die tusschen den vroegsten en den laatsten paaschdag in kunnen vallen. Ze zijn besloten, gelijk we zagen door St. Markus en St. Benedictus, die we dus verder kunnen laten rusten. Over Markus handelde ik in Tekst en Uitleg. De Roomschen hebben ieder jaargetijde minstens één Mariafeest. Dit is in de lente Mariaboodschap, waarvan een oud spreekwoord in Duitschland zegt, dat dan de zwaluwen terugkomen. Met de boodschap is bedoeld de tijding, die de engel Gabriël haar bracht, Lukas 1 : 26 vv., dat zij de moeder des Heeren zou worden. Het feest staat niet meer zóó op den voorgrond als voorheen, maar de groet van den engel, het Ave Maria is des te meer in aanzien bij Rome, dat talloos vele Wees gegroetjes opzendt aan Maria. De engel Gabriël krijgt van die kerk den vorigen dag, den 24 Maart. Hij is de aartsengel, die de tijding heeft te brengen. Men heeft den 25 Maart gekozen, nadat eenmaal de datum van het Kerstfeest was aangenomen. Achtte men Jezus geboren op 25 December, dan werd hij geacht te zijn ontvangen van den Heiligen Geest negen maanden eerder dus op dezen datum. Natuurlijk zijn er weer andere beschouwingen aan vastgeknoopt. Men heeft gemeend, dat dit de datum moet zijn geweest van de schepping der wereld. De mensch verdiept zich gaarne in rekensommetjes over wat hij toch niet kan weten. Zoo is de dag ook wel hier en daar de Nieuwjaarsdag bij uitnemendheid geweest, thans echter geheel op den achtergrond gekomen. We hebben in de lente nog wel een tweeden Mariadag, maar dat is er een van droefheid en niet op een vasten kalenderdatum. Zooals Maria Boodschap op een vasten afstand van Kerstfeest staat, is de dag der Zeven smarten van Maria op den vrijdag, die aan Goeden Vrijdag voorafgaat. Het is telkens weer als in het Drentsche wapen, de groote vrouw met het kleine kind, wat Rome begeert te zien. De zeven smarten waren volgens hen : 1. De voorspelling van Simeon van het zwaard door haar ziel. 2. De vlucht naar Egypte. 3. Het zoeken naar den twaalfjarigen Jezus. 4. De ontmoeting met

150 144 HET PAASCHGETIJ den kruisdragenden Heer. 5. De aanblik van de kruisiging. 6. De kruisafname. 7. De graflegging. Velen gaan daar in hun leed tot de Maria der zeven smarten, terwijl Christus zelf roept: Komt tot mij, die vermoeid en beladen zijt en Ik zal u rust geven. Witte Zondag, dominica in albis nl. vestibus depositis, wil zeggen de zondag, als het witte kleed der nieuw gedoopten, de neofyten (nieuw geborenen, pas geplanten), werd opgeborgen. Paschen is dan voorbij, vandaar beloken, besloten Paschen, waarvan de Limburgsche volksetymologie maakte : Broaken Paschen. Dan is de paaschoktaaf, de achtdaagsche viering voorbij, maar de paaschcyclus duurt nog voort tot Hemelvaartsdag. Ja, men kan, wat wij om verschillende reden liever niet doen, den heelen pinksteroktaaf beschouwen als een naviering van het Paaschfeest. De tweede zondag na Paschen heet in den Achterhoek somtijds Natte Paschen", als de nieuwe meiden en knechts na den vesper in dienst treden en met water worden ontgroend, totdat ze het haal van den haard hebben gegrepen. Het zal wel een overgangsrite zijn, waarbij de haard als haardaltaar geldt. Na dien zondag, naar het daghoofdstuk Misericordias genoemd (Ps. 89 : 2 Misericordias Domini, Ik zal de goedertierenheden des Heeren eeuwiglijk zingen), volgt Jubilate, Ps. 66 : 1 : Juicht Gode, gij gansche aarde. Deze zondag is door paus Pius IX in 1870 gewijd aan Jezus' pleegvader Jozef. Althans pro foro, in het openbaar, maar feitelijk wordt hij gedacht op den woensdag daar vóór, die in den kalender heet : Plechtigheid H. Jozef. De stille Jozef, dien we in den bijbel zien droomen, doch nimmer hooren spreken, is bij Rome geëerd als de man van Maria. Zijn populariteit blijkt elders uit de vele namen, van den zijnen afgeleid als : Sjef, Sep, Seppo, Sepper, Sephen, Pepi, Phine en bij ons uit Fien somtijds. Eigenlijk was zijn dag reeds op 19 Maart, maar hij heeft er een bij gekregen als schutspatroon der kerk van Rome. Zijn eigenlijke dag is wel sinds de 17e eeuw in eere geweest en sedert 1870 een feest der eerste klasse, ja in 1918 een geboden feestdag geworden, maar hij valt in de vasten, wat de vreugde dempt. Anders echt iets voor den stillen Jozef. Nu heeft paus Pius IX hem er nog een feest bij

151 HET PAASCHGETIJ 145 gegeven, dat na den vasten valt. Het eerste feest eert hem als belijder, het latere als patroon der Roomsche kerk. Daar men mag aannemen, dat hij vóór Maria is gestorven, ook op grond van den bijbel, redeneert de Roomsche, dat Jozef wel een prachtig sterfbed moet gehad hebben met Maria zelf naast zijn sponde. Daarom heeft men hem ook gemaakt tot patroon der stervenden. Hierop behoeven we niet naijverig te zijn. Wij hebben genoeg aan zijn pleegzoon ; want hij, de beste vriend in nood, verzelt ons over graf en dood. De eerste martelaar, Stefanus, kon het ruimschoots doen met de woorden: Heere Jezus, ontvang mijnen geest. Dat de timmerman Jozef bij de St. Jozefsgezellen in eere blijft, kunnen wij ons best begrijpen. Naast al onze meisjes-vereenigingen, die zich naar Dorkas, Tryfena of Tryfoza noemen, zou een werkliedenvereeniging, die naar Jozef heette, ook bij ons geen kwaad kunnen. Heele landen maakten hem tot hun beschermer, die Maria en Jezus zoo goed beschermd had. Dit begon in de 9de eeuw al, eerst bij vrome partikulieren, later hadden Spanje, Bohemen en Oostenrijk hem tot hun patroon. In de weken na Paschen raakt voor den predikant de drukke winterarbeid ten einde. De aannemelingen hebben natuurlijk geen katechizaties meer, de bijbellezingen zijn opgehouden en op tal van dorpen gaan ook de gewone katechizaties lijden onder de stralen van de lentezon. Het komt voor, dat zelfs de schoolkinderen moeilijk tot getrouwheid te nopen zijn, wat toch moet : het staken van hun lessen zou een schande zijn tegenover de school, die er wellicht uren op het leerplan voor heeft vrijgehouden. Met vriendelijken drang kan men het een heel eind brengen om de openbare meening er van te doordringen, dat volgens de kerkelijke reglementen de katechizaties gedurende het geheele jaar worden gehouden. Maar als de drukke paaschdagen voorbij zijn en de kinderen hebben vakantie, dan gaat de herder en leeraar op reis naar de predikanten- en andere vergaderingen, wier getal na Paschen zeer groot is. Tegelijk met eenige latere trekvogels zijn de dienaren des woords op stap. Hoe heugelijk de paaschprediking ook klinke, het is een zware krachtproef, om wekenlang nabetrachting over Dr Van Veldhuizen 10

152 146 HET PAASCHGETIJ eenzelfde stof te houden zonder de gemeente door herhalingen minder te stichten. De voorraad teksten, die we voor Paschen gaven, koncentreeren zich om één punt en kunnen, in de weken daarna aangesproken, snel afnemen. De gemeente vraagt wel niet immer als de Atheners : Zegt hij wat nieuws? Doch de waardeering van oude kost staat niet bijster hoog. Het is te verklaren, dat men dan vaak van verwisselde kansels en van ruil- en liefdebeurten hoort. Wie twee beurten in één gemeente heeft, wisselt mogelijk wel de namiddagbeurt met een zeer dichtbij wonenden ambtsbroeder. De predikanten, die studeeren om frisch te blijven, zeer ten nutte hunner gemeente, vinden er nu gelegenheid toe. Vaak kan men dan de loopende zieken niet meer thuis vinden, zoodat het andere herderlijke werk wat verlicht wordt, wat in drukke plaatsen een groote verademing kan zijn. De boog kan niet immer gespannen blijven. Er zijn zooveel treffende boeken over de predikkunde, die in de openbare bibliotheken renteloos blijven staan. Voor mijn studenten noem ik ze wel, maar hier voor een gemengd lezerspubliek zou een opsomming niet op haar plaats zijn. Het is en blijft de meest loonende studie, hard voor zijn preek te werken. Ik kan mij begrijpen, dat men in dezen tijd des jaars wel eens tot afwisseling naar minder gewone onderwerpen zoekt. Het zou zoo vreemd nog niet zijn, als 26 April op een zondag valt, te preeken over Markus den evangelist, of op 28 April over Paulus' stervensgedachten. Paulus aan het kruis is het Roomsche onderwerp, dat men niet in den bijbel vindt behalve indirect op het eind van Johannes' evangelie. Denkelijk geeft ook de verjaardag van Prins Hendrik op 19 April en van Prinses Juliana op 30 April wel eens aanleiding tot keuze van bijzondere teksten. Wat in de Meimaand komt, bewaar ik voor het Pinkstergetij. Indertijd heeft De Schatkamer van 1907 teksten opgegeven voor dezen tijd des jaars en er zijn er elders ook nog wel genoeg te vinden. Somwijlen is er aanleiding, zeer ernstige woorden als Matth. 23 : 39 of 2 Kor. 1 : 9 te nemen. Iedere prediker heeft de ervaring, dat na een bepaalden tijd, waarin hij naar teksten zocht,

153 HET PAASCHGETIJ 147 een aantal zich schuil houdt, totdat de gelegenheid voorbij is, ook al, omdat hij, wat anderen behandeld hebben, eerst later onder de oogen krijgt. Daarbij zijn aanteekeningen op adversaria, losse formaat-briefjes van kleinen omvang, die men naar trefwoorden alfabetisch ordent, van groot belang. Wie telken jare de mooiste bijbelplaatsen voor na Paschen" heeft aangeteekend, zal later verbaasd zijn van den voorraad, die opgegaderd worden kan. Nu kan ook het Oude Testament dienst doen als heenwijzing naar paaschvreugde en paaschvrede : Gen. 32 : 22 v., Ps. 73 : 23 v., Jez. 54 : 17, 61 : 10-12, Ezech. 34 : 11 v. Uit het nieuwe Testament bijv. Lukas 11 : 5-13, 18 : 1-8, Joh. 10 : 27 v., 14 : 1-3, 25-31, 15 : 1-11, 16 : 7, 23 v., 17 : 24, Rom. 8 : 22, 14 : 8 v., Ef. 4 : 10, Filipp. 2 : 9, Hebr. 1 : 3, 4 : 14 v., 8 : 1, 12 : 1-3, 1 Petr. 1 : 21, 1 Joh. 2 : 1, 5 : 4, Openb. 2 : 1-7, 3 : 1-6, 14-25, 5 : 1-7, 7 : 9 v., hoofdstukken 21 en 22. Ook zou nu vervolgstof in verband met dood en opstanding en de laatste dingen van nut kunnen zijn, maar vervolgstof dure nooit erg lang ; dan gaat ze vervelen. De vijftig dagen tusschen Paschen en Pinksteren kosten den prediker, die frisch wil blijven, groote inspanning. Hij zal zich niet als kinderen laten paaien met het liedje van verlangen, dat luidt : Als Paschen en Pinksteren op één dag vallen, dat in den volksmond overeenstemt met St. Juttemis, omdat er geen Sint Jut bestaat en dus ook geen mis te zijner eere en kalveren nimmer op het ijs plegen te dansen, daar ze verschijnen na den dooi en bij volgend ijs den kalverleeftijd te boven zijn. De geleerden spreken dan van Kalendae Graecae, maar dien vreemden term kennen de lezers der vorige bladzijden reeds. Men meene niet, dat het een tijd van minder beteekenis zou zijn voor het geestelijke leven, integendeel! Het is een tijd van rijzend en groeiend licht. De oude kerk bad in deze veertig dagen na Paschen niet knielend, gelijk anders, doch staande. En bij ons is dit staande bidden, althans bij de mannen, in de kerk een blijvende gewoonte geworden. Wie voor een nieuwe liturgie ijveren met knielend gebed, hebben niet te vergeten, dat staande bidden door de oude kerk hooger gesteld werd.

154 148 HET PAASCHGETIJ Van dezen tijd na Paschen werden alle dagen met zondagen op één lijn gesteld. De zondagen na Paschen hebben we deels al leeren kennen. Witte Zondag heet ook naar het dagkapittel 1 Petr. 2 : 3 Quasi modo geniti (Als nieuw geboren kinderkens). Dit was hier recht toepasselijk, omdat men in Duitschland dan wel Konfirmation, een soort van aanneming van lidmaten had, die op veel jonger leeftijd plaats heeft dan bij ons. We kennen ook de volgende zondagen Misericordias Domini, ('k Zal eeuwig zingen van) Gods goedertierenbeen, en Jubilate. Daarop volgt Cantate, Psalm 98 : 1 : Zingt (den Heer een nieuw lied). Rogate of Vocem Jucunditatis, Matth. 7 : 7: Bidt en u zal gegeven worden. Exaudi, Ps. 27 : 7: Hoor (Heer, mijn stem, als ik roep). Om de volgorde goed te onthouden, wat bij ons van minder belang is, heeft men in Duitschland een geheugenversje met de beginletters van de Latijnsche namen : Quitten Mussen Junge Kinder Roh Essen. Het is geen wijsheid, hoe men kweeperen kan gebruiken, maar een hulpmiddel voor kosters en konsorten. Deze zes zondagen brengen ons vlak vóór Pinksteren, den zevenden, die de 7 maal 7 dagen vóór het feest der weken vol maakt. Tusschen Rogate en Exaudi ligt de Hemelvaartsdag, die sedert de 4e eeuw werd gevierd. Hij komt voor in de Constitutiones Apostolicae en is omstreeks 400 algemeen in oost en west. Dan wordt de paaschkaars in de Roomsche kerk uitgedaan. De sabbatsreize van Jezus met zijn jongeren naar den Olijfberg wordt nagedaan met processies. Hierbij behoort weer een Nodfyr, terwijl voor de aanschouwelijke uitbeelding ten behoeve van het volk.een beeld van Christus door den middeleeuwschen kerkzolder omhoog werd getrokken en daarna de duivel als een stroopop daardoor omlaag werd geworpen. In het vaderland van Andreas Hofer, het Passeyer Dal, let men angstig er op, naar welken kant dan de blik van het Christusbeeld gericht is. Dit zal de zijde zijn, vanwaar men donderbuien heeft te vreezen. De processies hadden dan ook hun heidenschen zuurdeesem bewaard. De donderdag was van ouds blijkens zijn naam aan

155 HET PAASCHGETIJ 149 Donar, den dondergod, gewijd. Al ging de plechtigheid gepaard met gezang en gebed, men stak alom hazelroeden in den grond om hagel en onweer te bezweren, terwijl het Nodfyr diende om ongedierte van veld en vee te weren. Er werd een heidensch lawaai gemaakt om de booze geesten schrik aan te jagen. De Engelsche naam : Holy Thursday is teekenend. In tijden van droogte moest de ommegang dienen om regen uit den hemel te doen dalen. Bij groote droogte hebben eens in 1520 driehonderd meisjes barrevoets met witte kleeding, artemisia, een soort van alsemplant in het haar (Wermut denkelijk volksetymologie op het weer inplaats van Vermouth), paternosters in de handen in de vaderstad van Lessing, Kamenz, een ommegang gehouden van heiligdom tot heiligdom, acht dagen lang zingend en biddend om regen, die eindelijk kwam. Bij ons hadden op dien dag ommegangen plaats te Utrecht, Deventer, Dordrecht en Amsterdam. Natuurlijk heeft dit de sympathie voor den dag bij ons volk der Reformatie niet verhoogd. Uit een anderen hoek woei de wind bij Frederik den Grooten, die zelfs aan het Protestantsche hemelvaartsfeest een einde maakte, dat eerst tegen het einde van zijn eeuw terugkwam. Bij ons zij n als symptomen van Germaansch en Saksisch heidendom gebleven het zoogenaamde hemelvaren of dauwtrappen, waarachter geen hemelsche gezindheid schuilt. De Mulderskermis in den Gelderschen Achterhoek helt naar het verleden. Deze werd gehouden bij een molen tusschen Zeihem en Hengelo aan de Muldersfluite. Men tracht op het oogenblik deze standaardmolen te redden van sloopershanden. Het roggebrood komt den armen ten goede, maar bij de filanthropie wordt de wijnflesch niet vergeten. Allerwegen wordt de dag meer benut om de schoone aarde te doortrekken, dan om aan den hemel te denken. Ook zijn er landelijke vergaderingen als van de Jongelingsvereenigingen, van Zendingsvereenigingen enz. Vele predikanten maken de preek kort voor de weinige getrouwe

156 150 HET PAASCHGETIJ kerkgangers. De oude dagkapittels waren Markus 16 : 14-20, waarover men Tekst en Uitleg zie, en Hand. 1 : Men denkt aan 2 Koningen 2 als parallel en heeft voorts de teksten Matth. 28 : 18, Mark, 16 : 19, Lukas 24 : 50 v., dat men in de grondtaal naga. Voorts zijn bruikbaar 1 Tim. 3 : 16, Hebr. 1 : 3, 4 : 10, 9 : 24, 10 : 13, 1 Petr. 3 : 22, Openb. 3 : 21, 14 : 14. Gezongen kan worden : Psalm 8, 21 : 6, 7, 24 : 5, 47 : 1, 3, 4, 57 : 6, 12, 61 : 6, 68 : 9, 10, 73 : 12, 96 : 6, 9, Gezang 3, 44 : 3, 4, 49 : 4, 5, , 274. Juist omdat de Hemelvaartsdag te onrustig is om de gemeente in haar geheel met de vruchten er van bezig te houden, trekke men gretig partij van den daarop volgenden zondag, die het overbodig maakt zich op den Hemelvaartsdag zelf uit te putten in allerlei afwisseling bij evangelie en kapittel. De zondag toch tusschen Hemelvaart en Pinksteren, Exaudi, wordt bij ons teekenend genoemd Het Weeskind onder de zondagen. Hij is het vruchtbare dal tusschen twee hoogten. Ik geloof niet, dat dan licht een herder zijn gemeente als wees aan haar lot zal overlaten. De grondtoon is die van voorbereiding voor Pinksteren. Het Veni Creator Spiritus, Geest des Heeren kom van boven, staat op den voorgrond. Men heeft een groote keuze van toepasselijke teksten voor dezen arm geachten zondag. God heeft wel vaker armen met goederen vervuld en rijken ledig weggezonden. We vestigen de aandacht op : Matth. 3 : 11 v., 6 : 20, 32, 17 : 14 v., Mark. 2 : 18 v., Luk. 19 : 13 v., 24 : 51 vv., Joh. 7 : 39b, 12 : 26, 14 : 2, 3, 12, 13, 18, 15 : : 4, 17 : 24, Hand. 1: 5, 8, 3 : 21, Rom. 8 : 34b, Ef. 3 : 20, Koloss. 3 : 1-4, Filipp. 3 : 20, Hebr. 2 : 9, 7 : 25, 12 : 2, 13 : 8, 14, 1 Petr. 2 : 11, 1 Joh. 2 : 1, 28, Openb. 1 : 7. De liederen moeten aansluiten bij de zeer afwisselende stof, maar immer in een mineurtoon van verwachting. Het is weer een advent, nu niet van den Zoon, doch van den Geest. Nu nog een blik in de natuur in het paaschgetijde. Predikers halen de passiebloem aan, die men toch niet buiten vindt, en paaschbloem noemt men de narcissen slechts in enkele streken.

157 HET PAASCHGETIJ 151 De lente komt en met haar overvloed van leven, maar het valt niet mede, op te sommen, wat men op een bepaalden datum heeft te wachten. Jaren lang heb ik de eerstelingen aangeteekend, maar ieder jaar hebben ze hun eigen tijd in ons afwisselend klimaat. We willen nu letten op de maanden Maart en April, maar het is best mogelijk, dat in een laat voorjaar als in 1929 tal van verschijnselen in April zijn gekomen, die men in Februari mocht verwachten. Zoo komen er somtijds gasten uit Mei reeds einde Maart voor den dag. In Algerië zag ik met Paschen de Flora van Juni bij ons. Er bestaat een nieuwe registratie van de lenteverschijnselen over de heele wereld, die men de fenologie noemt. Ik laat nu maar daar de grillige vorming van den kunstterm, die met zijn Grieksche bestanddeelen in konflikt komt. De bedoeling is theorie der verschijnselen in de levende natuur in verband met de weersgesteldheid. Deze wetenschap leert bij ervaring, dat in Groningen bijvoorbeeld de lentesymptomen een week later komen dan in het midden, tien dagen later dan in het zuiden des lands. Wat ik dus opgeef als gezien op zekeren tijd, kan men zuidelijker reeds veel eerder hebben aanschouwd. Mijn waarnemingen hebben Adderhorst bij het station Vries-Zuidlaren tot middelpunt. Daar is allerlei èodem dooreen, zand, moerasveen, beekbezinking, heide, bosch, weide enz. zoodat er vrij wel van alles kan voorkomen. Om de ruimte laat ik rusten het werk in den tuin. We willen geen tuinman of tuinboek vervangen, doch letten op wat bij de vaklieden onkruid heet, de wilde Flora. Ook laten we nu de elders vermelde merkeldagen en weerrijmpjes ter zijde. Het groenen van de boomen is ook al weer zeer uiteenloopend, zelfs twee boomen op één stuk grond kunnen telken jare met elkaar ongeveer hetzelfde verschil toonen. We bepalen ons, als we aan het aperire, het openen van April denken, bij de bloemen en bloesems, hoe schoon ook het frisch gesprenkelde groen van de berk kan wezen. Geen wonder, dat het tal van zangers vindt in de vogelenwereld, dat er vogeltjes komen van onderscheiden veer en naam, die men samenvat onder het hoofd phylloskopos, bladschouwer. Nu is dit weer niet uit dichterlijke motieven, want ze zoeken op het jonge

158 152 HET PAASCHGETIJ blad hun kostje, de insekten, die er dadelijk aanwezig zijn, omdat het zoo sappig is. We beginnen bij de boomen, waarvan de bloesem voor het meerendeel nooit door menschen wordt opgemerkt. De prunus pissardi is een parkboom met rood blad en witten pruimenbloesem, die ons reeds in Maart treft. Amandel en abrikoos vindt men niet in het wild hier, doch spaarzamelijk in tuinen. De amandel is in den bijbel het beeld van waakzaamheid en vroeg verschijnen. De profeet moet er uit leeren, dat God waakt voor zijn volk, en de staf van Aaron is overbekend. Maar de peppel of populier is ook de aandacht waard met zijn lange katjes, die purper en grijs als een vorstenmantel vereenigen, doch doorgaans pas worden opgemerkt als ze uitgebloeid zijn en op de aarde liggen. Wat kijken toch de menschen meer naar den grond dan omhoog! Nu hoort men de prozaïsche opmerking : wat liggen hier een doode wormen! April brengt den bloei van kers en appel en peer en soms al van meidoren. De vogelkers is voor velen op een boschwandeling een openbaring, maar van den berk hebben al weer weinigen den bloei ooit de aandacht waardig gekeurd, die het dubbel waard is. Van de struiken kunnen we met de kleinste beginnen, de erica carnea, een dopheide, met vleeschkleurige bloemen, die veel vroeger verschijnt, dan de soort uit de natte heide, maar slechts voor een klein deel in ons land voorkomt en dan nog als aangeplant in parken. Hetzelfde is het geval met hamamelis, den tooverhazelaar, met gele bloemen en de forsythia, het mooie klokje, dat de vroege lente inluidt. Ook ribes, verwant van onze tuinbessen en mahonia met zijn gele bloemen zijn aangeplant. Men denke daarbij niet aan het zware mahoniehout van een vroeg geslacht van meubelmakers. Het is een hulstachtig struikje met gele bloemtrossen tusschen het altijd blijvend groen en verwant aan de berberis. Men heeft wel eens het kunstje toegepast de eene op den ander te enten, waardoor een struik ontstaat met schijnbaar geheel uiteenloopende bladeren. We letten liever op den gagel uit den broekgrond, die het best voor ontzuring en ontginning in aanmerking komt. De gele wolken stuifmeel uit de bruine katjes doen veel onkundigen naar den

159 HET PAASCHGETIJ 153 naam vragen van de Drentsche myrt, die geen myrt is. De sneeuwbal tooit zich met tweeërlei bloemen in het natte bosch. De buitenbloemen van deze Geldersche roos zijn groot maar geslachtloos. Ze trekken de aandacht der insekten voor de middelste kleinere bloemen, die wel zaad voortbrengen, de mooie bessen, die zoo lang des winters er aan blijven, omdat de vogels er niet op verzot zijn. De gaspeldoorn kan somtijds in Februari al met gele brembloemen bloeien, die echter goed beschermd zijn tegen plundering door de lange stekels. De Atlantische plant komt in de zandstreken vooral bij Velp voor en vriest vaak des winters af. De kleine kraaiheide is een relikt uit den ijstijd met tweeslachtige bloemen, slechts door weinigen gezien, even weinig als de latere bessen. Toch is alles zoo mooi en de aandacht waardig. Later komen sleedorens overtogen met een witten bruidsluier, vooral op kalkbodem ; boschbes, aronia of krentenboompje, een lieveling der vogels, die het met name in Zuid-Drente alom verspreiden, en de vlammende gele brembloesems. Deutzia, magnolia, sering, gouden regen en olijfwilg zijn kweeksels van de kultuur. Wat de bloemen betreft, wordt door gele ingezet : Dotterbloem en speenkruid, de paardenbloem volgt schuchter. Het hoefblad, klein en groot, de laatste ook met te weinig bekende gele bloemen kunnen zeer onbescheiden zijn, niet alleen om hun reusachtige bladeren, die eigenlijk te geweldig zijn om den indruk van een paardenhoef te maken. In veenstreken begint het wollegras op plekken, waar men van dwaallichtjes gewaagt en het oude volksgeloof denkt, dat de witte pluimpjes, waar de Witte Wijven gevreesd worden, zieltjes zijn van ongedoopte kinderen, die volgens de Roomschen een afzonderlijk verblijf in het hiernamaals hebben, noch hemel, noch hel. Weinigen kennen het veenreukgras, dat heel vroeg doet, wat later het gewone reukgras doet tijdens het hooien, kumarinelucht verspreiden, den geur van Lieve Vrouwenbedstroo en Weichselhout. In het bosch heeft het onooglijke groene kubusje van het muskuskruid zijn groote aantrekkingskracht voor de eerste insekten. De menschen loopen het voorbij. Zoo ook de klaverzuring met

160 154 HET PAASCHGETIJ fraai wit geaderde bloempjes langs boschranden. De voorjaarsspurrie heet zeldzaam, omdat men er niet op let op de heideheuvels. Evenzoo het witte hongerbloempje. Wie kent de geelster uit weiden of bossche p, om van de zeldzame scheedegeelster maar niet eens te gewagen? Veldbiezenbloempj es en goudveil zijn schatten enkel voor ingewijden. De anemonen moet men wel zien, als de boschbodem er mede besneeuwd is, maar wie zag de zeldzamer vormen als pulsatilla en leverbloempje? Het Maartsche viooltje, wel van de reukelooze boschviooltjes te onderscheiden, vinden fijn ruikende insekten eerder dan stadsmenschen. De blauwe molentjes van de maagdepalm ziet men niet veel. Dan volgen pijpkruid, gouden boterbloem, kandelaar, rozenkrans, waterviolier, dagkoekoeksbloem, tweehuizige Valeriaan, grootbloemige sterremuur, om van zeldzaamheden als lenteadonis, mansoor, doronicum, Zweedsche kornoelje maar te zwijgen. De boschbloemen kunnen het vroegst zijn, omdat ze váár de schaduw van de woudboomen moeten gereed komen, de bolgewassen hebben reservevoorraad, waardoor ze vroeg kunnen bloeien. Ik noem : hondstand, lenteklokje, scilla, helmbloem, narcis, de giftige welriekende witte of dichter-narcis, zomerklokje, kievitsbloem en tulp. De mooiste bloem uit het laagveen is het drieblad met zijn fluweelen witte bloemen, die veilig zijn aan drassige waterkanten. Wat er van al die lenteboden op te merken valt, ook voor de prediking, heb ik getracht te doen uitkomen in mijn Met zes zintuigen de natuur in en tracht ik nog immer te beschrijven in Op den Uitlok, maar er zijn weinigen, die genoeg profijt trekken van de lentenatuur zelve. De vogels zijn vroeg in den morgen en vroeg in het jaar. In de groote vakantie hoort men er weinige meer. Dan houden ze ook vakantie niet voor hun pleizier: den rui. Nu moet men ze leeren kennen, voordat er blad aan de boomen is, terwijl ze voor hun gaaike het schoonste lied aanheffen. Er zijn ook stille onder. Den eend, die nu al eieren heeft, straks jongen, hoort men, behalve op heel gewichtige oogenblikken, alleen kwekken in den vroegen morgenstond. De reiger is zwijgzaam, omdat

161 HET PAASCHGETIJ 155 hij zoo'n leelijk geluid heeft. De ganzen en wilde zwanen vertrekken weer. Taling, kemphaan en ooievaar maken weinig drukte, als men het geklepper van den laatste uitzondert. Snip en roerdomp geven een koncert, dat helaas te weinige bevoorrechten hooren. Tapuit, blauwborst en kwikstaart hoort alleen de kenner ; de valken : kiekendief, buizerd en de op zijn rooftocht doortrekkenden slechtvalk hebben slechts enkelen beluisterd. De velduil is heel stil. Hem moet men zien en hooren blazen bij zijn nest. De kraaivogels maken des te meer drukte. De bonte dunnen in de lente en er komen andere voor terug. Bij een kraaientrek kan men een enkelen keer ook raven zien en hooren, die bij ons overigens nagenoeg geheel zijn verdwenen. De gewone menschen noemen dichterlijk nog raven, wat inderdaad andere zwartrokken : roek, kraai en kauwtje zijn. Het miauwen van poes in Maart wordt geakkompagneerd door den steenmarter buiten de vogelwereld en door de vogels buizerd, milaan en Vlaamsche gaai. De kokmeeuwen krijgen een zwarten muts op tegen dat ze hun kolonies betrekken. Dit is hun kenteeken in plaats van den rooden das der kampeerders. De trekkers, die heengaan zijn sijsje en koperwiek, daarvoor komen ons verblijden : leeuwerik, heggemusch, boompieper, rietzanger, roodstaart, meezen in soorten, kneu, tjiftjaf, fitis, fluiter, braamsluiper enz. Koekoek en nachtegaal komen ook, maar hen bewaar ik voor de meimaand. Nu hoort men kraaigeluidje en roffel van den fazant en ziet men den kwartelkoning draven door het groeiende gras. De houtduif roept en straks volgt de tortel met zijn zachter geluid. Druk zijn de watervogels en weidebewoners : wulp, grutto, tureluur, kievit, die doet alsof hij er trotsch op is wegens zijn eerste ei in de krant te komen. De scholekster, bonte Piet, is kleurig in gewaad en fluitroep. Ik wil niet herhalen, wat men in mijn De vogelen des hemels kan lezen. Ik zwijg nu maar van de insekten, van vroege vlinders als

162 156 HET PAASCHGETIJ citroentje en oranjetip, die op pinksterbloemen zweeft, die er maanden vóbr Pinksteren zijn. We laten hommels, beladen met wilgenstuifmeel, kalm huns weegs gaan, staan niet stil bij het heide-haantje, dat onze heidevelden zoo treurig maakt, ondanks alle pogingen van de mestkever om ze vruchtbaar te doen zijn. De adders gaan paren, al ligt er nog wegsmeltende sneeuw in Maart, de kikkers komen schuchter voor den dag en de padjes en hagedissen evenzoo. Straks hooren we bij zonnig weer de muziek der knoflookpadjes in de heiplassen en vinden we het kikkerschot weer. Jonge hazelwormen ziet men al vrij vroeg. De egel komt in aktie wegens zijn gulzigen honger en het hermelijn is al weer bruin en nog enkel van den kleineren wezel te onderscheiden door het zwarte puntje van zijn staart. Nu gaat ook de stadsmensch eens naar het weiland kijken, waar warempel al lammeren en veulens dartelen. En, is het een vroege paaschvakantie en laat men zich dan naar buiten troonen, dan staat men verbaasd, dat er vóbr Juli en Augustus daarbuiten al wat te doen is. Wie voor al deze dingen geopende oogen krijgt als Jezus zelf, zal duizenden nieuwe stemmen verstaan, die met Paschen van nieuw leven getuigen. En in de lijdensweken zal hij beluisterd hebben den klaagtoon in de schepping vol zonde, waarvoor zelfs de stedeling Paulus ooren had.

163 II II BE I n OESESEBEREMONEHOSEMBESEMBERMEBE HOOFDSTUK IV. HET PINKSTERGETIJ. D E pinkstercyclus is er eigenlijk geen afzonderlijke, doch het eindgedeelte van den paaschkring. Maar anderen scheiden de twee weer en trekken dan nog de grenzen verschillend. Aan Paschen gingen veertig dagen van zonderouw vooraf. Het getal quadraginta met quadragesima kent men. De veertig vreugdedagen na Paschen eindigen met den Hemelvaartsdag, als de verbaasde discipelen hun scheidenden Heer naoogen. Maar tien dagen later komt men tot vijftig, pentêkonta in de Grieksche taal, en de vijftigste dag heet pentêkostê. Beschouwt men de vijftig dagen als één geheel, dan wordt Pinksteren ingesloten door het paaschgetij. Letten we op de kerkelijke gedachtenis, dan vangen we Pinksteren aan op zijn eigen datum, maar met het oog op de natuur halen we het nog even vroeger op, al hebben we de natuurverschijnselen van April reeds besproken. Pinksteren is het volle zomertij, ingeluid door den eersten Mei, maar voorafgegaan door voorproefjes in de maand April : den len April, St. Joris en den Walpurgisnacht, die we voor nu bewaarden. De eerste April heeft nauwelijks verband met Alva en den Briel, waarvan het rijmpje rept. Deze gebeurtenis had toevallig op dien datum plaats in 1572, die al eeuwen lang in bedenkelijken roep stond. Men heeft hem vroeger zelfs aangewezen als geboortedag van Judas Iskarioth, wat hem nu niet bepaald tot een heiligendag maakt. April is de maand van het opengaan in de natuur en wat dicht

164 158 HET PINKSTERGETIJ blijft of achterlijk is, wordt in het ootje genomen, gelijk het al vóór Nieuwjaar begon met St. Thomas en voort zal gaan tot Luilak toe. Alle lan den om ons vaderland heen hebben hun Aprilgrappen, die in het Vlaantsche land onder het hoofd Verzendekensdag te boek staan. In andere talen spreekt men van All fools day en van Poissons d'avril. Als de vischtijd open is, kan men bij ons vischhengels voor de winkels zien hangen, maar wie dit begin April in Parijs ziet, zou er in loopen, als hij vischgerei wilde gaan koopen, want die winkels verkoopen schertsartikelen, gelijk ze bij ons voor bruiloften benut worden. All fools day vertoont analogie met Allerheiligen en Allerzielen in den vorm, niet naar den inhoud. Als een soort van Aprilgrap kan men ook beschouwen het wonder van Loosduinen, waar de overlevering verhaalt van een vrouw, die zooveel kinderen kreeg als er dagen in het jaar waren. Maar ze kreeg die kinderen omstreeks dien tijd, en het jaar, waarin op Goeden Vrijdag haar tweeling werd geboren, eindigde reeds den volgenden dag, omdat men toen het jaar met Paschen liet aanvangen. Het was in de 13e eeuw. Thans stuurt men niet al te snuggere jongens op den eersten April uit op allerlei dwaze boodschappen : om latjessmeer, dat dan de drogist verstaat als smeer, een pak slaag, met een lat ; om de bloedboor, de maat van de metworst, om een hooischerm, allerlei onmogelijkheden of gelegenheden om de domme slachtoffers hardhandig aan te pakken. Tegenwoordig doen de bladen er ook aan mede en laat men zijn lezers te hoop loopen om wondere dingen te zien. Ook de slimmerds, die het begrijpen, gaan kijken naar de teleurstelling van hen, die er in loopen. Het bekende spreekwoord is: Op den eersten April, Stuurt men de gekken, waar men wil.

165 HET PINKSTERGETIJ 159 De verklaring kan dus niet uit Den Briel gehaald worden, ofschoon de tweede helft van het rijmpje eens kon luiden: Verloor Alva zijn bril. Waar het wel vandaan komt, weet men niet goed. Natuurlijk is in den lijdenstijd gedacht aan Christus, die van Pilatus naar Herodes geleid wordt en weer terug, waarvan het niet bijbelvaste volk maakt van Pontius naar Pilatus zenden." Er zal echter nog wel iets ouders, heidendom, achter schuilen. De 23 April staat nauwelijks meer in den almanak. De Heilige George heeft bij ons zijn aloude populariteit ingeboet. De aartsengel Michael of Michiel heeft zijn taak overgenomen. Van hem zelf is een Joris Goedbloed" geworden. In Engeland is hij, naar wiep koningen heeten, nog in vollen luister als landspatroon. Ook in het Rusland van vóór de revolutie en in het wapen, niet enkel van dat land, is hij in eere geweest, nu nog in Duitschland, vooral in het oosten, maar ook te Bazel zag ik hem naast onzen populairen St. Maarten in reusachtige afmetingen op den voorgevel van het Munster prijken. Hij was een martelaar uit den tijd van keizer Diocletianus in Kappadocië, die in de 4e eeuw grootmartelaar geacht werd en de held der oostersche kerk. Later wordt hij als drakendooder voorgesteld, waarin mythologische motieven van elders schuilen : Indra, Perseus, Siegfried. Nu wordt hij de beschermheer van ridders, soldaten en kunstenaars, vooral populair tijdens de kruistochten. In de nog immer naar hem geheeten kerken blijft zijn naam voortleven, evenals in voornamen als Joris, George en Jorrit, ook in familienamen : Jorissen, Jurgens. Maar hij is emeritus geworden, al behoort hij tot de veertien zoogenaamde helpers in den nood van Rome. Luther heeft alle veertien terzijde gesteld met zijn Thessaradecas consolatoria pro laborantibus et oneratis, in 1520 geschreven voor den zieken Frederik den Wijzen. Hun namen zijn : Achatius, Aegidius, Barbara, Blasius, Christophorus, Cyriacus, Dionysius, Erasmus, Eustachius, Georgius, Katharina, Margaretha, Pantaleon en Vitus.

166 160 HET PINKSTERGETIJ Er bestaat zelfs een pelgrimstocht naar een plaats : Vierzehnheiligen, waar alle Nothelfer tegelijk geëerd worden. Het ligt in Beijeren. Natuurlijk is het getal aan het tweevoud van het zevental te danken. In het verre oosten van ons werelddeel is St. Georgius' dag het begin der volle lente. Bij de Slaven wordt de meiboom als groene Jorus rondgevoerd en te water geworpen, elders worden de paarden gezegend of een ommegang gehouden. Met klokjes wordt door knapen het gras wakker geluid. De laatste nacht van April het treft zoo, dat hij juist scheiding maakt tusschen den verjaardag onzer prinses Juliana en de meimaand, gelijk ook de nationale datum van 1 April de maand inluidde had van ouds al geen goeden naam. Het heette, dat dan de macht der duisternis nog een laatste kans waagde tegen het komende licht en leven, zij het een wanhopige strijd. Ook hierachter zit weer oude geschiedenis. De aanvang van Mei was een dag van vreugde voor onze heidensche voorouders. Dan vieren ze de bruiloft van vrouw Holle, ook Freya en Berchta geheeten, als echtgenoote van Odin of Wodan. In dien nacht bereidde men in duisternis het feest voor. Toen het Christendom zijn intrede hield, werd er tegen de heidensche gebruiken, waaraan nog een deel des volks gehecht bleef, te velde getrokken. De eeredames van Holda werden heksen en zij zoowel als haar man een duivelsche figuur. Het geloof aan heksen bestond bij alle heidendom en werd door gekerstende heidenen nog langen tijd behouden. Men moet maar eens kennis nemen van wat de zendelingen in ons Indië er nog bij de animisten van opmerken. De kerk akkommodeerde zich destijds en maakte van heidensche goden duivelen en van hun dienaressen heksen. Trouwens het heksengeloof is onder Protestantsche volken lang blijven voorleven en in zandstreken kan men er nog sporen genoeg van aantreffen. Holda heette de rijdende vrouw, als zij met Odin in najaarsstormen de lucht doorkliefde. Zoo heet zij ook op de burcht Kyffhausen. De hardnekkig voortlevende nachtelijke drukte werd voorgesteld

167 HET PINKSTERGETIJ

168

169 HET PINKSTERGETIJ 161 als een heksensabbat met den duivel zelf aan het hoofd. Vooral op bezems, hooivorken en bokken reden de heksen naar het Bacchanaal. Die bezems hadden ze daarna niet meer noodig en slingerden ze in een boom, waar men ze nog aanwijst. Men vindt namelijk vooral in berken, maar ook in andere boomsoorten, iets als nesten of bezems, waarvan men toen nog niet wist, dat ze door zwammen ontstonden, die den groei van takjes op onregelmatige wijze prikkelen. Maar had men het geweten, dan was het nog aan de heksen toegeschreven, want paddestoelen zijn iets heel bedenkelijks geweest. De naam van pad zegt zeer veel bij tooverij. Men wees immers ook heksenkringen van paddestoelen aan op de plaats, waar dus blijkbaar de heksen met hun goddeloozen leider bij nacht en ontij hadden gedanst. Thans weten wij van die heksenkringen, dat, als door de zwamdraden, die de wortels vormen, een bepaald gedeelte van een open plek in het Bosch van voedingsstoffen beroofd is, de planten naar andere ruimte zoeken rondom het eerste punt en zoo ontstaat er een krans van de vaak mooie paddestoelen, bijvoorbeeld van marasmius oreades of tricholoma nudum. Daarop kunnen dan de padden voor muurbloempjes hebben gespeeld als op hun tabouretjes. Dat de heksen op hun vreemde voertuigen door de lucht vlogen, kon op onzichtbare wijze geschieden, dank zij haar recept voor heksenzalf. Maar er waren menschen, die haar te behendig waren en een tegenmiddel bezaten om de heksen toch te zien. Men kon zich de oogen er voor openen door in dien nacht met een graszode van het kerkhof over zijn hoofd zich verdekt op te stellen bij een kruisweg, waar het immer heet te spoken, en zoo den vreemden optocht gadeslaan. Vooral was berucht als vergaderplaats de Bloksberg in den Harz, waar grillige steenen wel op de fantazie des volks hebben moeten werken en men nog aanwijst den duivelskansel en de dansplaats der heksen. Ook de Pilatusberg in Zwitserland en meer bergen in Hessen en het Zwarte Woud stonden ongunstig bekend. Voor het feestmaal werd door de heksenkeuken in een heksenketel het brouwsel klaargemaakt. Het bevatte aan vleeschspijzen paardenvleesch, slakken, gekookte kinderharten en dood aas. Dr Van Veldhuizen 11

170 162 HET PINKSTERGETIJ Hierbij werd als slaatje opgediend een mengsel van bladen van tijloos (het vergiftige Colchicum autumnale), thans nog bekend als droogbloeier, met heksenmeel, dat zijn de sporen van den toenmaals geheimzinnigen wolfsklauw, die nu nog in de apotheek bij pillen dienst doet, het gele stof, dat ook zoo raadselachtig plotseling met bliksemlicht ontvlamt, als het wordt aangestoken. De M meer verdwijnende plant met zijn mooie, groene slingers in de heide wordt nu als gelukbrengend beschouwd, al weer bijgeloof : Ze wordt om spiegels geslingerd, wat inderdaad ornamentiek aardig staat, maar haar bestaan bedreigt. Een ander bestanddeel was de heksenmelk, die men in wolfsmelkplanten vindt, het giftige melksap der verwanten van het kroontjeskruid of wrattenkruid, als tuin-onkruid bekend. Men ziet, dat heksen en wolven bij elkaar genoemd werden, ook al in verband met het geloof aan weerwolven, anders, maar even erg als heksen. Weerwolf wil eigenlijk zeggen vir (man) en wolf tegelijk. De weerwolf nam een andere gedaante aan, en de heks ging er zonder haar lichaam op uit, dat als dood bleef liggen gedurende haar avontuurlijken tocht. Volgens de animisten gaat alleen haar hoofd er vliegend op uit en bengelen haar ingewanden daarachter aan als vleugeltjes, zoodat ze doodelijk bang is voor doornstruiken. Men jaagt haar dan ook weg door te roepen : Dorens! Het heksenkruid is de boschplant Circaea Lutetiana uit kalkhoudende loofbosschen. Circaea is een herinnering aan Circe, die van de volgelingen van Odysseus door tooverkruid zwijnen maakte. Men ziet allerlei klassieke teekeningen van tooverij en hekserij in de middeleeuwen weer opduiken. De giftige spijze en nog meer de heksenzalf maakte de danseressen onzichtbaar voor oningewijden. De zalf was een mengsel van zonnepitten of een Indische hennepsoort, die bedwelmend werkte, met alle mogelijke giftplanten als : doornappel, nachtschade, bilzenkruid, alle van één familie, met scheerling en papaver. Ingewreven met die zalf aan oksels, kruis, hartekuiltje en schedel behoefden ze slechts bij den schoorsteen te komen en hun tooverspreuk te doen hooren : Bovenuit, nergens tegen! Dan vlogen ze al door de lucht. Die schoor-

171 HET PINKSTERGETIJ 163 steen doet denken aan het kinderversje uit sommige streken : Anneke Tanneke Tooverheks. Men duchtte de vreeselijkste kwellingen van de heksen. Allerlei leed werd aan haar werking toegeschreven. Ze konden menschen onder een ban brengen, verlammen, door een heksenscheut treffen. Nog spreekt men hier en daar van een scheut in zijn rug of zijde, zonder, dat de heks er meer bij vermeld wordt. Ze konden een duivelsweer verwekken, den dauw wegstrijken van het land. Ze haalden kinderen weg en brachten aan het vee schade toe. Bijvoorbeeld de geiten werden door haar gemolken, zoodat de boer, als hij het wilde doen, vruchteloos kwam. Later heeft men dit euvel toegeschreven aan een geheimzinnigen nachtvogel, de nachtzwaluw, die nog immer geitenmelker heet, maar ook onschuldig is. Hij bepaalt zich onder vreemd snorrend geluid in den nacht tot het verdelgen van insekten, die op zijn muziek afkomen en in zijn grooten bek verdwijnen. Een zweetend paard had ook onder haar invloed te lijden. Kortom er waren weinig kwalen van mensch of dier, waarin men haar invloed niet meende te speuren. Ook maakten ze zich schuldig aan oneerlijke concurrentie met de boerenvrouwen, die knap waren in het botermaken. Ze ontvingen namelijk van den booze des nachts de gave om boter te vervaardigen tot in het oneindige, wat den prijs natuurlijk erg drukken moest. In een dorp van Solingen zou, verhaalt Sohnrey, een predikant hebben vernomen, dat in zulk een tijd van raadselachtige overproduktie een der heksen bij vergissing den pot, waarin zij boter maakte, in de stad had verkocht. Deze werd natuurlijk nimmer ledig. Bij nader onderzoek vond men er een pad met rooden staart in, die boter spuwde. Men kan zich voorstellen, hoe gretig boterboerinnetjes in de stad aan huiverende huisvrouwen het verhaal hebben verteld en hoe voordeelig het was, daardoor verdacht lage prijzen tegen te gaan. Doch de boerinnen geloofden er zelf ook aan en, om beter met de heksen te kunnen konkurreeren, meenden ze de beste Meiboter

172 164 HET PINKSTERGETIJ te kunnen maken door geheel naakt te middernacht het stremsel te gaan roeren. Nog ten huldigen dage ontdekt men nu en dan in een weiland heksenboter. Zelf heb ik ze meermalen gevonden, maar dan in killer jaargetijde. Dit is het geheimzinnige sterrenschot, waarmede men lang verlegen heeft gezeten. Thans gelooven sommigen nog, dat het een zwam is, maar ten onrechte. Vroeger moest het komen uit een andere wereld. Hetzij van de sterren, die in geval van verkoudheid geen zakdoek bezigden. Ze werden als levende wezens voorgesteld. Hetzij van de heksen en dan was het hun boter van minderwaardige kwaliteit. Nu blijkt het te zijn uitbraaksel van een verslindend dier, dat te veel kikkers heeft gegeten. Eerst heeft men gedacht aan den reiger, maar men is er achter gekomen, dat het van den bunzing is. Hij heeft de gewoonte tegen het gure jaargetijde winterprovizie op te doen van kikvorschen, die hij een verstijvenden beet toebrengt, waaraan zij niet sterven, doch waardoor ze verlammen. Zoo doet de mol ook met wormen. Komt nu de nood aan den man, dan spreekt de hongerige bunzing zijn voorraad aan en eet wat veel van de boutjes, zoodat het toekomstige kikkerschot hem zwaar op de maag komt te liggen. Nog geregeld herken ik de plekken er aan, waar des winters de bunzing huishoudt. Daar eenige vaklui het niet gelooven wilden en nog van zwammen bleven spreken, heb ik den volgenden keer, dat ik het schot vond, het gefotografeerd en het trof zoo, dat er een kikkerpootje tusschen zat. Eigenlijk had ik de foto in het Kerstnummer van Op den Uitlok willen plaatsen, doch de uitgever vond het begrijpelijkerwijze een minder smakelijk kerstgerecht. Men weet wel, dat wat uit den mond komt in den vorm van kikkers en slangen, juist voor echt duivels- en heksenwerk geldt. In de bijbelsche platen van Keur kan men zien, hoe de schilder zich de genezing door Jezus van een bezetene voorstelt (Mark. 1 : 23 v.). Hij teekent het zoo, dat uit den mond van den bezetene kikkers de lucht ingaan. Dat is niet de leer van den bijbel, doch de verbeelding van den illustrator.

173 HET PINKSTERGETIJ 165 Toen men zooveel onheil van heksen meende te moeten vreezen, greep men in zijn angst, die een slechte raadgeefster is, naar onhandige of hardhandige middelen. Dat werd de heksenvervolging, waardoor menige zenuwlijdster doodgemarteld zal zijn. Het vinden van een gekranst veertje in de hoofdpeluw van de behekste patiënt was een voldoend corpus delicti. Patente afweermiddelen heetten natuurlijk het kruis, maar ook een hoefijzer, vastgespijkerd op stal, of deur of weidehek. Misschien een zinspeling op den paardenvoet, dien men den satan toeschrijft als dansmeester der heksen. Nog drastischer werkte het zegel van Salomo, een pentagram of vijfhoek in ééns getrokken binnen een denkbeeldigen cirkel. Dit teeken, de Druïdenvoet, werd met name op drempels aangebracht. Het komt in de natuur voor aan den mond der wortelstokken van den Salomonszegel, de schoone boschplant van het leliegeslacht. Het is ook vaak een meesterteeken van de tempelbouwers in de middeleeuwen, die in hun loges allerlei geheimzinnigheden pleegden en vaak den naam hadden, voor een mooi plan van kerkbouw hun ziel aan den duivel te hebben verkocht. Men kon zich de heksen ook van het lijf houden met knallende zweepslagen en door 't ontladen van vuurwapens. Maar dit heidensch lawaai diende somtijds weer om leven en vruchtbaarheid te verwekken. De heksenwaag te Oudewater was meer om vermeende heksen te redden dan om te verderven. Er werd bij het zoogenaamde Godsgericht zeer met gewichten geknoeid, waaraan Karel V te Oudewater een einde trachtte te maken. Oude moedertjes hadden voor een halve eeuw de gewoonte, haar kousen kruiselings voor haar bed te leggen. Daarvoor zullen de heksen bang zijn. Oudwijfsche fabelen! Kinderen, die op Walpurgisdag geboren zijn, beloofden weinig goeds. Walpurga zelf kan bewijs van het tegendeel zijn, maar omdat haar gestalte zoo vaag blijft, wijs ik liever op onze prinses : gezond, vroolijk en flink, eeredoctor zelfs, van wie het Nederlandsche volk veel goeds durft te verwachten, alle bijgeloof ten spijt. Dat het op heksensabbat flink regent, ziet men gaarne, het is voor de jeugd al een voorproefje van het :

174 166 HET PINKSTERGETIJ Meiregen maak, dat ik grooter word. Vóór den Walpurgisnacht meende men voorzichtig te moeten zijn om werktuigen buiten te laten, hetzelfde verschijnsel als tegen de twaalf nachten. Er zijn Duitsche streken, waar men geiten en bokken wegbergt en eggen buiten omkeert om de heksen af te schrikken door vrees voor verwonding. Maar er wordt ook mede geschertst. Boerenjongens plaatsen bezems, harken enz. bij de huisdeur van een sympathiek meisje om haar te doen schijnen naar den heksensabbat te zijn gevaren. Ook versiert men in Duitschland nog kleine meisjes als heksjes, die met jongentjes mogen stoeien. Een gevaarlijke nacht, overwonnen door het licht en de kracht der zon en door den zomer, is wel een geschikte gedachte na het bedrijf de heksen. Echter zullen oorspronkelijk die overwinningen wel als heidensch zonnefeest bedoeld zijn geweest. We vinden ze vaker. Ook Odin heet, na afwezigheid uit zijn hemelsch verblijf, indringers te hebben aangetroffen, die hij verdrijven moest, om weer zomerweelde te doen terugkeeren. Dit is de Meirit van den Meikoning in het hooge noorden. Maar ook de Floralia bij de zuidelijke Romeinen waren iets dergelijks. Dit bloemenfeest werd van 28 April tot 1 Mei gevierd ter eere van Flora, de bloemgodin. Men bekranste zich met bloemen en gaf zich aan allerlei uitgelatenheid over. Het was een bataille de fleurs, waarbij de matrones bonte kleederen droegen, wat anders niet geoorloofd was. Dit feest ter eere van den komenden zomer deed eerder aan heksen denken dan aan Walpurgis. Walpurga of Walpurgis is een Engelsche, de zuster van Willibald, een nicht van den zendeling Willebrord, te onzent zoo welbekend. Zij kreeg in de 8e eeuw de leiding van het klooster Heidenheim. Na haar dood werden haar relieken overgebracht naar Eichstadt, waar het Kanonissenstift St. Walburg ontstond. Haar deugden, vooral haar ootmoed, werden zeer, maar vaag, geprezen. Het rechte weet men nauwelijks. Veel wonderen werden aan haar relieken toegeschreven. De dag van haar sterven was 25 Februari, die van haar vertrek uit Engeland naar Duitschland 4 Augustus, maar wat

175 HET PINKSTERGETIJ 167 ze met den overgang van April tot Mei heeft te maken en of dit mogelijk haar verjaardag was, weet men niet goed. Het kan zijn, omdat haar gebeente beschutten zou tegen allerlei kwalen, die de heksen veroorzaken. Dan is ze haar bestrijdster. In allen gevalle kon ze dienen als tegenstelling met die goddelooze bent. Het kan ook of tevens met het volgende samenhangen : Eens kwam, zoo zegt de overlevering, op den morgen van 1 Mei, Walpurgis met haar broeders, Willibald en Wunibald, op een pelgrimstocht door een dorp. Is het toeval, dat de naam Wunibald genoemd wordt in de maand Wunnemanot van Karel den Grooten? Men beschimpte de jonge vrouw, omdat ze met twee mannen op reis was, waarachter men iets kwaads zocht. Toen liet zij haar pelgrimsstaf ter aarde vallen en bad Maria, ten haren gunste te getuigen. En het ging haar staf als dien van Aaron, wat het begin van den meiboom heet te zijn. Natuurlijk is dit maar volksfantazie. De meiboom is wat anders, zelf een overblijfsel van het heidendom, dat men voor een deel slechts aan satan en heksen heeft toegeschreven en voor een deel overgenomen. Of men verwees het heidensche gebruik naar het gebied der duisternis, of, indien het te veel geliefd was, akkommodeerde men het aan het Christendom, vooral toen geheele volken gekerstend moesten worden met zeden, gebruiken en al. Zulke vragen van zendingsmethode en van het laten bestaan van wat niet bepaald verkeerd is, komen ook ter sprake op ons zendingsveld bij de animisten. Ik denk met name aan Posso, waar Adriani en Kruyt zooveel studie over de volksziel der Toradja's gemaakt hebben en met zooveel vrucht de kerstening geleid. Zoo ging het ook met het Nodfyr. Het meivuur zal wel naar Paschen zijn verhuisd. Andere gebruiken konden geschikt worden overgenomen voor het Pinksterfeest en komen daarbij straks ter sprake. Op Tessel is het meivuur gebleven als Meierblits, dat eenigszins aan het paaschvuur herinnert. Ook in het typische boek over Hoogeveen, dat een geniale mystifikatie is gebleken, A. Steenbergen, Een Dhentsche Veenkolonie in de 18e eeuw, 's Gravenhage, 1902,

176 168 HET PINKSTERGETI) wordt nog een schildering gegeven van een heidensch Meivuur in den St. Walpurgisnacht. De meiboom heeft men opgeëischt voor Jezus en Maria. De laatste werd een waardige opvolgster geacht voor vrouw Holda en zoo is de Meimaand, vol van bloesem te harer eere, de maand van Maria geworden in de R.00msche kerk. Het is de maand van witte bloemen tusschen heerlijk frisch groen, dat zeker beter bij de moeder des Heeren past dan het felle rood van den Meidag. Dat de eerste Mei ingevolge besluit van het Internationale Socialistische Kongres te Parijs sedert 1890 een dag is van propaganda voor een wettelijken arbeidsdag van acht uren en een dag van machtsvertoon tegenover de bourgeoisie, is een later ingevoerd gebruik van een bepaalde strijdende klasse. Wij willen de bijzonderheden van de Meimaand hooger op, dichter bij de bronnen zoeken. Wij letten liever op de talloos vele witte bloemen dan op de roode banieren, die beter bij de kleur der herfstvruchten zouden passen. Was April nog maar de grasmaand, Mei is de bloeimaand bij uitnemendheid. De meidoorn ontleent zijnen naam aan haar, die hij met witte kransen siert. Deze boom, de aubépine, alba spina der Franschen, is eerst recht zich zelf in witten sluier, niet in rood gewaad. Hoe schoon de roode meidoorn ook moge lijken, de geur is er af. Het is een ontaarding. Ook de meikers bloeit dan in smetteloos wit. Nuchtere menschen zijn al te haastig om naar vrucht te verlangen en men klaagt, dat de naam meikers misleidend is. Nu kan het zijn, dat er vruchten waren in de oude Mei, die 12 dagen later kwam, maar de meidoorn ontleent toch ook zijn naam aan de witte bloemen en niet aan de roode vruchten. Men heeft ook meikers wel willen afleiden van maaikersen, omdat ze in den maaitijd rijp zouden zijn, maar die tijd loopt al te zeer uiteen in verschillende deelen des lands. In Friesland maait men reeds in Mei en in Drente somtijds nog in Augustus. Altijd groene boomen kan men in Mei verplanten. Een boom, die in deze maand niet groen wordt, is stellig ten doode opgeschreven, zoo orakelt een tuinman, maar er zijn uitzonderingen genoeg te

177 HET PINKSTERGETIJ 169 vinden, als men zijn boomen met liefde gadeslaat. Menige boom, waarmede men na het verplanten nog langer geduld had, is toch terecht gekomen en speciaal de groene hulststruik is proefondervindelijk een uitzondering op de tuinmanswet. Is er in Drente een hulst uitgegraven, dan kan men dien immer van den boer ten geschenke krijgen, want de ervaring heeft hem geleerd, dat hij toch dood gaat. Inderdaad in schijn. Somtijds duurt de dorheid twee jaren, maar is hij zorgvuldig geplant en heeft men het noodige geduld, dan blijkt de boom na drie jaren soms te herleven en komt langzamerhand weer op zijn verhaal. De hulst is nu eenmaal niet haastig, gelijk het een echten Drent betaamt. Daar de hulst in het wild een eeuw noodig heeft om manshoogte te bereiken, moet men hem al den tijd laten. Daardoor kon er meer dan één worden gered, wat van beteekenis is bij het verdwijnen van het oude natuurschoon in Drente. De gelijkenis van den onvruchtbaren vijgeboom kon men derhalve aanschouwelijk maken door middel van een Drentschen hulst. Laat hem nog dit jaar, is hier stellig groote wijsheid. Natuurlijk denk ik niet aan voor de verplanting gekweekte en veel sneller groeiende exemplaren van Aalsmeer. Die heeten beshulst, dat wil zeggen : vrouwelijke exemplaren, waarvan het leveren van bessen in tegenstelling met de stuifmeelbloemen bij deze tweehuizige boomen eerst na jaren, tientallen jaren misschien, uitkomt. Hoe men in Aalsmeer zoo vroeg de geslachten kan onderscheiden, is me een raadsel. Mogelijk dat men stekt van vrouwelijke planten, want pogingen om stamperplanten op stuifmeelstammen te enten is, mij althans, niet gelukt. Van de oude boomen op Adderhorst weet ik precies, welke bessen zullen krijgen en welke niet, de kleine witte bloempjes in de Mei verklappen dit reeds het eerste jaar van bloei. Maar wie kijkt naar zulke kleine onnoozele bloempjes te midden van de scherppuntige bladeren? Het ware anders wel de moeite waard, want ze zijn, hoe verborgen ook, toch rein wit. Ook ware op te merken, hoe op eenige meters hoogte boven den grond de stekels verdwijnen, die de plant alleen beneden heeft noodig gehad om zich te verdedigen tegen den vraat van herten en ander

178 170 HET PINKSTERGETIJ wild uit oude tijden, die hem nu niet meer kunnen bedreigen. Met het zaad gaat ook alles langzaam en bescheiden. Eerst na jaren komt het op. Alleen als het door de maag van een kip of anderen vogel is heengegaan, kiemt het sneller. Maar kippen zijn overigens zeer slechte tuinders! We wilden echter niet over een boom in Mei, doch over den meiboom handelen. Het moet wel een overblijfsel zijn van oude heidensche boomenvereering, gelijk in het Oude Testament reeds een bosch" van Astarte werd verafschuwd. Koningen van Israel werd het ook wel tot schuld aangerekend, dat zij het bosch" niet wegdeden. Wat we als bosch tusschen aanhalingsteekens plaatsten, kon wellicht beter door paal worden weergegeven. Het is wat het Hebreeuwsch noemt, de Asjera, de paal of boomstam, gewijd aan de heidensche godin. Het kan ook de naam van de godin zelf zijn, de gemalin van Amoeroe of Baal, die onder allerlei namen vereerd werd. Baal beteekent eigenlijk Heer en is dus een formeel begrip. De manlijke afgod had een steen, de vrouwelijke een paal tot haar embleem. Maar boomvereering is telkens weer teruggekeerd in velerlei vorm. Het gebruik was taai. Voor de vereering van den meiboom heeft de Roomsche kerk er op gevonden de verwisseling van motief, het omstempelen van vreemde munt met den beeldenaar van Maria, wat voor ons om dubbele reden geenszins is te aanvaarden. Dat Maria in Friesland Maaike heet, ligt in de lijn. Thans is de heidensche en Roomsche achtergrond geheel verbleekt, waardoor het oude gebruik iets onverschilligs is geworden. Aanvankelijk werd in oude kommunistische dagen door de oerbevolking de boom eenvoudig uit het bosch gehaald, dat toen nog almende, allemansland was. Liefst koos men een spar, desnoods een berk. Later kwam het partikulier bezit, dat moest worden beschermd, en kwamen er beperkende voorschriften. De boom diende voor het geheele dorp. Den top liet men ongerept, maar van onderen werd het loof er af genomen. De schors werd afgeschaafd, omdat er ongedierte onder zat, dat een duivelsche duistere

179 HET PINKSTERGETIJ 171 macht kon verbergen. Kevers, oorwormen, duizendpooten en hun larven behooren immers tot het gedierte der duisternis. Den boom te mogen halen was een eer, waarnaar jongelingen dongen en door krachtproeven het zich waardig wilden maken. Daardoor werd men Meigraaf en had het recht, zich een Meigravin te kiezen. Hier paarde zich het recht van den sterkste aan dat van de schoonste. Het Meigilde kan nog in verband staan met het oude Meiveld, de groote vergadering van het volk uit den Karolinger tijd, waar de vorst met de vrijen van zijn rijk over gewichtige rijksaangelegenheden had te beslissen. Later werd de vergadering naar Juni verlegd. Ze was een voortzetting van het oude Maartveld, Campus Martius te Rome, later in Frankrijk Champ de Mars. Natuurlijk was bij de plechtigheid heel wat te doen in lateren tijd. Er werd om strijd geklommen in den gladden stam ter wille van een belooning : het nog voortlevende mastklimmen bij volksvermaken. Er werd een Patertje langs den kant daaromheen gezongen, natuurlijk al dansende. Het was het kermisgedoe als het latere dansen om den vrijheidsboom. De boom zelf werd als een palmpaasch in het groot versierd met allerlei vlaggen en wimpels, haantjes en zinnebeeldige nabootsingen uit het rijk der natuur en des geestes, zoowel van heidensche als van Christelijke herkomst. De herberg op het dorpsplein, waarvoor de plechtigheid placht plaats te hebben, heet hier en daar in het zuiden nog : In den Meiboom. De toon was het Duitsche Alles neu macht der Mai," waarvan onze vertaling Alles blij maakt de Mei" omgerijmd en dus ongerijmd is. De oorspronkelijke Meibruid, die later Maria werd, was vrouw Holda. Ze wordt door een meisje voorgesteld, dat somtijds den Meigraaf naast zich kreeg. Er waren streken, waar het bruidspaar zich terugtrok en gezocht moest worden. Men moest moeite over hebben voor het zomerleven. Bij dezen overgangsritus hadden somtijds huwelijkshandelingen plaats om de aarde vruchtbaar te doen zijn. Er zijn in sommige graanstreken nog bedenkelijke rudimenten van over.

180 172 HET PINKSTERGETIJ Het trouwen in de Meimaand is alom geliefd gebleven, wat wel redelijk is. Natuurlijk moest de Meibruid het schoonste meisje zijn en de krachtigste of kapitaalkrachtigste jonge man moest naast haar komen te staan. Kracht en schoonheid verwachtte men van den bloeitijd. Ongemerkt ging er wat van deze glorie over op de pinksterblom. Toen geld spierkracht ging verdringen, werden in vele streken de meisjes bij opbod verkocht. Wie het meest opbracht, was de koningin, welke toeviel aan hem, die het best kon betalen. Plechtig werd door eenige dorpsjongens de notaris met zijn klerk nagedaan en alles ging bij dien schijnkoop zeer formeel toe. Dit Mailehen uit Duitschland heet bij ons Meileeste, wat men door Meiliefste wil verklaren. Op hetzelfde vlak ligt de Vrij stermarkt te Schermerhorn, waarvan analogieën te vermelden zijn te Schagen en in den Achterhoek. De Mei is immer voor het huwelijk probaat gebleken. Maar indien men ouderling is in een groote stad en bij toerbeurt geroepen om gedurende de maand Mei de huwelijksinzegeningen van een tiental predikanten bij te wonen, dan wordt men wat zuiniger met de loftrompet op de maand Mei. In sommige streken ging de Meimarkt meer om het verwerven van vee, maar het was toch ook een gebeurtenis van belang, zoo aardig door meester Heuvel en door Odink beschreven. Wat de meiboom voor het dorp in zijn geheel was, werd de afzonderlijke mei of groene tak voor kleiner kring. Dit mei komt ook in onzen Statenbijbel voor bij Jezus' intocht te Jeruzalem. Bij huwelijksfeesten en jubilaea diende hij later voor het groenmaken. Wij zijn daarbij gehecht aan sparregroen, maar in het Teutoburgerwoud, waar wellicht meer sparren te krijgen zijn dan bij ons, trof het me onlangs nog tijdens de schuttersfeesten, dat men bij voorkeur berkentakken en -boompjes benutte. Gedurende het bouwen van een huis is er doorgaans meer dan één gelegenheid voor dorstig werkvolk om een meiboom in kap te plaatsen. Deze zoowel als de richtmei in Drente is vaak ook

181 HET PINKSTERGETIJ 173 van berkenhout. Nog ziet men bij het afpalen van een stuk gekochten grond als profielen gebruiken berkenboompjes met groen aan den top of van boven goed zichtbaar gemaakt door een stuk wit papier. Dit zijn de echte richtmeien. Wij hebben het Duitsche modewoord Richtlinien niet van noode. Gelijk in het voorjaar katjes in huis worden gehaald, zoo voerde men in Mei groen naar de woningen. Vooral naar de kerk. Voor ons, Protestanten, doet het vreemd aan, een kerk te sieren, wat in het oosten des lands bij feestelijke gelegenheden nog wel eens voorkomt. De Roomschen sieren hun kerk en het beeld van Maria met groen en bloemen. Zij heeft immers de hulde van Freya overgenomen. Vooral de immergroene maagdepalm die nu bloeit met mooie blauwe kruismolenvormige bloemen in het bosch, leent er zich voor en zal daaraan ook wel haar naam hebben te danken. De kleine maagdepalm komt voor in oostelijke bosschen des lands, de groote, Vinca Major meer in buitenlandsche kalkgebergten. De vrouw eeren wordt door dorpsjongens, die een oogje op een jeugdige schoone hebben laten vallen, weer heel anders gedaan. Het huis van zijn uitverkorene siert hij in stilte bij nacht en ontij met groen, en het is meteen een gelegenheid door de symboliek der gekozen gewassen het meisje een blik te geven op haar signalement onder de dorpsjeugd. Natuurlijk klopt het hart van menige schoone tegen dien tijd sneller van nieuwsgierigheid, welke onderscheiding haar vereerders haar zullen toekennen. Ze staan dan ook op den Meidag vroeg op om zich er van te vergewissen. Sparrengroen is gunstig, ook dennengroen en berkemeien geven haar een goede aanteekening, waarop ze trotsch is. Maar soms heeft ze verdiend als een echte kat een stekeligen meidoorn of, omdat ieder er aan plukt, een kersentak. Biezen getuigen van weinig trouw in de liefde, maar er zijn erger emblemen. Het zijn niet immer gentle hints. Bijvoorbeeld als een meisje door den dorhoed tot dorheid gedoemd wordt of door een bezem aan de kaak gesteld wordt als een heks of erger. Toen de Mei zoo naar de woningen werd gebracht, hadden er weder ommegangen plaats voorzooverre die niet door Pinksteren

182 174 HET PINKSTERGETIJ zelf werden opgeeischt. De kinderen vermaken zich met meifluitjes, die in iedere streek van een bepaald soort hout door hen gemaakt worden. Het moet een sappig hout zijn, waarvan de bast door kloppen gemakkelijk loslaat. Doorgaans kennen ze den naam niet, maar wijzen elkander den struik aan, die het materiaal levert. Er zijn streken, waar hout van linde of wilg of esch of gagel gebruikt wordt. Te Zeegse kon men mij niet de houtsoort noemen. Onder geleide van een paar kinderen belandde ik bij een lijsterbes, lijsterkrallen genoemd, die er uitmuntende twijgen voor heeft, wat me elders bleek door geplunderde boomen van die soort in de Meimaand. Onder het kloppen op de schors worden de gebruikelijke versjes gezongen, waarvan de grondtoon overal gelijk is. Het komt neer op : Sip sap piepe Wanneer biste riepe? En het antwoord is dan : In Mei, want dan leggen alle vogeltjes een ei, met uitzondering van koekoek en spriet of kwartelkoning. Er zijn ook streken, waar een laat opgestaan kind op een ladder werd rondgedragen. Dit is het geval te Genemuiden, waar er een liedje bij behoort, dat aan de later te noemen luilakgebruiken herinnert : Luie motte, luie zotte, Op gaan staan! Die moet naar bed toe gaan. De Meiregen is overbekend gebleven tot op heden, hoewel de milde onweersregens, die de varens en hun voorkiemen zoo goed doen, lang niet ieder jaar vallen. Het is een kontrast met de heksen, die den naam hebben, den dauw weg te kapen in Mei. Het Meiregen maak, dat ik grooter wordt," is nog algemeen in kindermond gebruikelijk. Ook is hier en daar in eere het baden in Mei, wanneer ook de schapen gewasschen en geschoren worden. Het schaapscheerdersfeest is in Drente evenzeer in zwang geweest als in

183 HET PINKSTERGETIJ 175 Israel volgens den bijbel. Maar dat daar de ouderen althans zelf veel voor het water voelen, geloof ik niet. Misschien met Juni, als de jongens gaan visschen, die niet door grootmoeder te bang voor het gevaarlijke element zijn gemaakt. Er zijn streken, die het zwemmen in stroomend water, dat oostwaarts vliedt, aanmoedigen, maar andere, waar men meent, dat eerst de groei," het groen der algen, uit het water weg moet zijn, want dit zal uitslag veroorzaken, zeker gedacht als nawerking van de heksen. Met de Mei komt de zomer en ik kan mij voorstellen, dat predikanten in Nederland en Duitschland en elders Meipreeken hebben gehouden, al zullen ze er niet allen hetzelfde onder verstaan en het niet allen even goed doen. De heele Mei geeft een eigenaardige stemming, die zich ook in de prediking kan uiten. Vooral de avondstemming onder statige linden of beuken met hun jong groen, als een regenbui voorbij is en vleermuizen geheimzinnig jagen door het geboomte en meikevers, zeldzaam in ons Noorden, in zuidelijker streken het jachtinstinkt bij knapen wakker roepen. Maar ook des morgens was het een genot, tusschen de straatsteenen de mulle verblijfplaatsen open te maken en een mulder of een donkerder exemplaar te bemachtigen. Later op den dag kon men ze uit de boomen schudden. Aan die sport deed ook de voormalige Duitsche keizer mede. Zijn eersten jachtbuit placht hij toe te zenden aan den kommandant van de garde-fusilliers te voet, daar ze te Berlijn in de wandeling meikevers heetten, omdat het regiment vroeger uit Potsdam geregeld voor de Meiparade naar Berlijn kwam. Nog heet daarom een station van den Berlij nschen ondergrondschen spoorweg : Maikftfer. De meikevers kunnen in het midden des lands wel eens een plaag veroorzaken, maar ze komen toch niet in zulke menigten voor, dat men er hier als in Hongarije een meikeverolie van kan maken als ingredient voor wagensmeer. Wel heet onze meiworm ook oliekever, maar deze olie is niet productief, het is een afweermiddel van het insekt, dat parasiteert op onze bijenkorven.

184 176 HET PINKSTERGETIJ Het meizoentje of madeliefje, niet tot de bloeimaand beperkt, is dan al maandenlang te vinden geweest, maar nu worden ze talrijker en vallen meer iedereen in het oog. Een echte meibloem, gelijk ze ook wel heet naast meiklokje, is een boschplant, waarin middeleeuwsche kloosterlingen de lelie der dalen uit Saron, Hooglied 2 : 1, meenden te herkennen. Daarom noemden ze haar letterlijk zoo in het Latijn : Lilium convallium, waarvan Linnaeus maakte: convalaria majalis. Lelie der dalen is echter niet geheel juist, want de mooie, maar giftige bloem wil niet in het dal, doch langs de helling naar het dal groeien en doet overigens heel grillig. Op de mooiste plekjes gaat ze dood en op de onmogelijkste dorre zanderijen prijkt ze in weelde. Ze is totaal onberekenbaar, maar wel goed op tijd, evenals haar kleine nicht, het dalkruid. Voor de Leipziger burgers is de Maiblume bij uitnemendheid het daslook of berenlook, dat op kalkrijke bodem tiert en te vereenzelvigen is met de leliën des velds, waarvan Jezus in de bergrede gewaagt. Maar hierover is het noodige opgemerkt in mijn Met zes zintuigen de natuur in. Het meikruid is een bijnaam van Onze Lieve Vrouwenbedstroo, den Waldmeister der Duitschers, Asperula odorata. Het was aan Freya gewijd als godin der geboorten. Het werd bij zwangere vrouwen als beschermend middel in bed gelegd. Natuurlijk nam ook hier weer Maria Freya's plaats in, reeds in den Karolingertijd. Latere verklaring was, dat Maria's moeder, St. Anna, iets zachts zocht voor het bed van haar dochter en dit kruid vond, dat nog in boschstreken de kinderen doet zeggen : Onze Lieve Vrouwe heeft er op geslapen". Het bevat een reukstof, kumarine, reeds boven genoemd, waardoor het ook geschikt geacht werd voor een brouwsel, dat in de 15de eeuw nog als heilzaam bier werd vervaardigd, maar in de 15de eeuw maakt men door toevoeging van bedstroo bij Moezelwijn een medicinalen drank, die voor een Meikuur in het voorjaar wordt aanbevolen. De vorige eeuw bracht de Meiwijn in de mode. Als geheelonthouder acht ik me niet bevoegd, er meer van te zeggen. Mei is de eerste maand zonder r, wat niet voor een vischmenu

185 HET PINKSTERGETIJ 177 pleit. Toch zijn er eenige vischsoorten, die juist dan in den smaak vallen, met name de elft, die nu de rivieren opzwemt. Ook kreeft wordt gevangen, noch vleesch, noch visch. De Mei-asperges zijn de beste, maar prijken niet op iedere tafel. De kweek vereischt bijzondere zorgen, al gedijen ze in zandgrond. Toch worden ze in veel pastorietuinen gevonden, waar doorgaans ruimte in overvloed is en somtijds een vroeger predikant het waagstuk heeft aangedurfd, ze te planten. Ik zeg het waagstuk, want het geloof der gemeentenaren is, dat een dominee, die asperges plant, nooit meer uit zijn gemeente wegkomt. Ze eischen zooveel jaren zorg, eer de bedden in orde zijn, dat een voor korten tijd komende prediker er niet licht aan zal denken er een begin mee te maken. Ook bestaat het gevaar dat ZijnEerwaarde met zijn dito echtgenoote te veel tijd zal besteden om de jonge scheuten met pijpekoppen te beschutten ten nadeele van geestelijker arbeid. Echter vermindert ook dit gevaar, nu de Gouwenaars minder gebruikt worden, zelfs voor aspergekoppen. Misschien verdient het aanbeveling voor een vakman, niet theoloog, om op schralen zandgrond aspergekweekerijen aan te leggen. Ze groeien in het wild in de duinen, dus in kalkhoudenden zandbodem, die los is. Maar er zijn meer heerlijkheden in den tuin. Men spreekt van de lekkere zes weken, die echter niet op 1 Mei, zelfs niet op den ouden Mei aanvangen, doch vaak tot na de Meimaand op zich laten wachten. Dit is de tijd van andere jonge groenten, die aan de Meimaand vooraf gaan. Van die vele lekkernijen maakt men in Leipzig het landsgerecht, Leipziger Allerlei. Bij ons is de Meiraap in eere. De volle Mei is er, als de koekoek, die al vroeger kwam, op volle kracht is en evenzoo de nachtegaal. Dat is de ware zomer, die langer duurt en ook korter dan de binnen perkjes opgeslotene van den kalender. Hij begint veel vroeger dan 21 Juni en eindigt geleidelijk. Want de herfst is eigenlijk een latere uitvinding, mogelijk van Johannes Colerus in We spraken van de lekkere zes weken. Men rekent gaarne met een tijd van ongeveer het heilige getal van 40 dagen. In tegen- Dr Van Veldhuizen 12

186 178 HET PINKSTERGETIJ stelling met den tijd van jonge peulen en doperwten kan de pastor nog van andere zes weken gewagen, die niet aan een jaargetij zijn gebonden. Voordat ik hierop inga, nog een opmerking over de peulen. Ik had eens een tuinman, een braaf lid der gemeente, die met toewijding zijn dominee diende en dat in alles plechtig wilde doen, ook in zijn taal. De man was gewoon van meulen voor molen en van zeuven voor zeven te spreken, lang voordat de telefoon den laatstgenoemden klank annexeerde. Maar in mijn tegenwoordigheid wilde hij hoog-hollandsch spreken met het gevolg, dat hij kwam informeeren, waar de polen" moesten worden aangebracht. Daar hij niet tevens elektricien was, kostte het ons hoofdbrekens, te begrijpen, dat hij peulen bedoelde, wij hebben hem niet gegriefd door het te verbeteren en hebben dus met hem op zijn tijd genoegelijk over polen gekeuveld. Krijgt een predikant van een familie uit de gemeente de zes weken", dan wil dat zeggen, dat men om een of andere, soms vermeende, grief boos op hem is en demonstratief bij zijn preek wegblijft. De predikanten zijn er niet over eens, of men op deze speciale zes weken moet reageeren. Misschien is het verstandigst, er geen acht op te slaan, men draait doorgaans van zelf weer bij. Van den evangeliedienaar tot de dienstboden is niet zulk een groote overgang als het lijkt. Zelfs koningen zijn er, die tot zinspreuk hebben : Ik dien. Christus kwam zelf niet om zich te laten dienen, doch om het anderen te doen. Alleen wat vroeger dienstpersoneel heette heeft bezwaar tegen dit woord, meer dan dienaren der kroon. Dienstboden nu worden in vele streken ook met zes weken opgezegd. Ook zijn er allerlei merkeldagen, waardoor men meent de weersgesteldheid voor zes weken te kunnen voorzien. Soms zal het zes weken droog zijn, somtijds zes weken regenen. Bij de datums moeten we natuurlijk er op terugkomen, al zullen we ons de noodige vraagteekens voorbehouden. Zes weken van Mei af brengt ons dicht bij den officieelen zomer van den almanak. Maar ook zeide men, dat de zomer van Mei wel zes weken duurde, zonder dat er de afgezaagde geestigheid in zat

187 HET PINKSTERGETIJ 179 van 28 uren in één dag slapen. Zes weken was voor de menschen, die bij stuivers en schellingen rekenden, een lange tijd in het algemeen. En hij kon omgezet worden in het heilige veertigtal dagen, dat men uit bijbel en kerkjaar kent. Men moet het dan cum grano salis, met een korreltje zout er bij, nemen, dus niet al te stipt rekenkundig. Aan den anderen kant meende men, dat de zomer uit was met St. Bartolomaeus op 24 Augustus, den datum, dien wij later bespreken. Maar ook andere oogstdatums konden dienst doen en de kranenzomer kon heel laat nog zich aanmelden. Ook hier weer geen strakke, doch een golvende grenslijn. Pinksteren bleef hardnekkig hangen aan den ouden Mei, als het geen Juni werd, want gegeven de paaschmogelijkheden, die we boven bezagen, kan Pinksteren enkel tusschen 10 Mei en 13 Juni vallen. De verrekening van den ouden Mei hangt bij het dateeren af van de streek, waar er van geproken wordt. In ons Noorden, is de nieuwe stijl ingevoerd in 1700, toen het verschil was aangegroeid tot twaalf dagen. Maar in het Duitsch Solingen bedoelt men met aaien Maidage den l0en, omdat daar de Gregoriaansche tijdrekening dadelijk werd aanvaard, toen de paus haar oplegde. Men kan zich voorstellen, hoe zulk een revolutie in den kalender den boer hoofdbrekens kostte. Hij raakte er meer dan een week of bijna veertien dagen door kwijt uit de agenda, die niet op papier, doch in zijn hoofd vastgelegd was. Het vbórloopen was nu eenmaal geleidelijk en daardoor ongemerkt gegaan en in den loop van eeuwen had men van vader en grootvader wijze lessen over het te verrichten werk in verband met de heiligendagen medegekregen en de vrouwen, die nog konservatiever zijn, hadden insgelijks voor inmaak en schoonmaak en huiswerk oeroude vaste regels. Dat alles wordt met één pennestreek van paus en stedelijke regenten op een zeker oogenblik met bijna veertien dagen verwrongen. Men kan zich het hatelijke versje van het platte land tegen de Heeren uit de stad wel verklaren, ook al geldt het geen hondenbelasting. Na zulke ervaringen kan met het konservatisme van den boer

188 180 HET PINKSTERGETIJ wel verstaan, die zelfs een afkeer heeft van een maatregel als het invoeren van den zomertijd om wat kunstlicht uit te sparen en wat zonlicht te winnen. Hoe zuinig hij anders ook is, hij heeft dit niet noodig, want zijn dag begint reeds, als de stedeling ondanks zomertijd uitslaapt. In Solingen heette op 9 Mei de rogge zoo hoog te moeten zijn, dat een kraai er zich in verbergen kon, maar in onze streken moest drie dagen later de rogge reeds in de aar zijn. Natuurlijk hing met den ouden Meidag ook samen het ingaan en eindigen van huren, ook wat het personeel betreft. Men kent de vrije week, die in sommige streken daarop volgt, een vakantie voor boerenknechts en -meiden. De beide oude Meien vallen juist in de ijsheiligen, de drie dagen, dat er vaak, niet immer, nog een felle aanval op den jongen zomer gedaan wordt door de stervend doodende koude. De drie heiligen zijn St. Servatius, de patroon der St. Servaes te Maastricht, de oude Romaansche kerk, 13 Mei, en Bonifatius, 14 Mei, aan welke twee nog voorafgaat de minder bekende St. Pancratius op 12 Mei. Maar men laat ook wel Bonifatius weg en gaat terug op 11 Mei, den dag van Mamertus, nog minder bekend. Dit zijn de drie gestrenge heeren, die niet lang regeeren. De depressie, die vaak met den bloei van de hagedorens samenging, werd ook wel aan hun sneeuwwit toegeschreven. De gemeenteraad van Beaume in Frankrijk was zoozeer hiervan doordrongen, dat hij maatregelen nam om alle meidorens in de COte d'or uit te roeien om de wijnbergen tegen die wijndieven te beschermen. Voordat we overgaan tot het in datum wisselende Pinksterfeest nog eenige vaste datums uit de Meimaand. De eerste Mei is ook gewijd aan de beide apostelen Filippus en Dakobus, het tweetal uit de apostellijst, waarvan men zoo weinig hoort, maar die in den bijbel niet in één adem genoemd worden, doch met de noodige andere namen er tusschen. Daarom spreekt die bijzonderheid weinig tot ons. Ook de kruisvinding op 3 Mei is voor ons van geen aanbelang. Het is maar een legende, dat Helena, de moeder van den eersten Christen-

189 HET PINKSTERGETIJ 181 keizer Konstantijn, bij een pelgrimstocht naar het heilige land op den berg Golgotha drie kruisen zou hebben gevonden en dat van Christus daaraan zou hebben herkend, dat een zieke vrouw door de aanraking er van herstelde in het jaar 326. Op 6 Mei zou Johannes de apostel in de Christenvervolging van Domitianus te Rome bij de Latijnsche poort in kokende olie zijn geworpen, zonder er schade van te ondervinden. Dit heet in 95 te zijn gebeurd. Een vroegere uitvoerige studie over Domitianus geeft me het recht, dit verhaaltje ter zijde te schuiven. Men spreekt wel van St. Jan in de olie, maar die uitdrukking is verre van eerbiedig, omdat de volksmond onder in de olie zitten" een roes verstaat. We hebben twaalf Mei leeren kennen als van gewicht om den ouden Meidag, maar moeten niet vergeten, dat dan de zon komt in het sterrebeeld de tweelingen. Dan begon men oudtijds weer de zeevaart, die des winters had stil gelegen. Men herinnert zich, hoe Paulus' reis naar Rome wel wat laat, op het nippertje, plaats had en dan ook tot een schipbreuk leidde. Men herinnert zich ook, dat, toen hij uit Malta vertrok, het schip tot teeken had de broeders Castor en Pollux, Hand. 28 : 11. Dit waren de Dioskuren, de tweelingen, zoodat, daar dadelijk met het goede getij werd gereisd, ook wel omstreeks 12 Mei het schip kan vertrokken zijn, dat op het eiland had overwinterd. Van Castor, den god der waterratten of zeevaarders, is later de naam van den bever afgeleid. Dit was al in het Grieksch en wel om een medisch produkt van het dier, het bevergeil, zoodat de gedachtenassociatie niet in het natte element zit. Op 25 Mei is het de dag van St. Urbanus, die in de katakomben van Kallisto als martelaar is bijgezet. Hij is echter de patroon van de wijngaardeniers, omdat de wijnstokken dan bloeien. Daarom heeft men in ons wijnarm land weinig rekening met hem gehouden. In Duitschland des te meer. Bij het Urbanreiten gaat hij op een schimmel door de stad, alle herbergen langs. De Katzenjammer of haarpijn heet dan ook in Duitschland: St. Urbans Plage. Nu kan Pinksteren zelf ter sprake komen, voorafgegaan door den

190 182 HET PINKSTERGETIJ zaterdag te voren, die den minder schoonerg of stichtelijken naam van Luilak draagt. Eigenlijk duurde de voorbereiding heel wat langer dan dien dag van twijfelachtigen naam. De apostelen en de vrouwen hadden zich, Hand. 1 : 14, gedurende negen dagen na de hemelvaart biddend voorbereid op de gave, die van boven zou komen. Dit vindt navolging in Novenae of Novene, de periode van negen dagen van stille overdenking en voorbereiding, van koncentratie des geestes op het feest van den Heiligen Geest. De laatste dag van het negental eindigt in een vigilie, een nachtdienst, gelijk we al in den kerstavond leerden kennen. Maar van den nacht drong de vigilie in den zaterdag zelf, reeds op den voormiddag. Het vasten blijft echter achterwege. Dan wordt voor het laatst de paaschkaars in de Roomsche kerk ontstoken. Daar Pinksteren een dag voor doop en kommunie was, diende de zaterdag uitstekend voor het wijden van het doopwater. Maar tevens was Mei de maand van Holda, die grotten en bronnen in haar macht had. Allerlei plechtigheden behoorden daarbij, mede in aansluiting aan den Meiregen. Natuurlijk zal de herinnering aan den doop der 3000 te Jeruzalem en de vuurdoop des Geestes op de Christelijke voorstelling hebben ingewerkt. Het oude heidensche bijgeloof was, dat de wateren alle zeven jaren, indien ten minste niet telkerf jare, een offer vraagden. Als door de Meiwarmte de sneeuw in het hooggebergte ging smelten, kwam er was in de rivieren en werden er offers, later schijnoffers gebracht. Dit was het spel met den Watervogel, dat aan ons Luilak herinnert. Hij heet ook Froschkonig in Duitschland en in Frankrijk grenouille en wordt nat gegooid of in het water geworpen. We hebben boven al meer voorbeelden gezien van het ontgroenen met water. Plechtiger gaat het toe bij de Zwitsersche Brunnen, waar kinderen klokjes luiden. Hun mooie Brunnen zijn onze bronnen niet. Bij hen spuit het water, bij ons siepelt het. Bij ons heerscht hier en daar het wilde, maar verdwijnende Luilakgebruik. In Drente spreekt men van Nustekook. Van dit

191 HET PINKSTERGETIJ 183 woord heb ik zeer gezochte afleidingen gevonden. Men heeft m. i. voorbijgezien, dat in Drente nest Nust heet. Nustekook zal overeenkomen met Dotnest, dat men vroeger in het Sticht hoorde als aanduiding van het zwakste vogeltje uit het nest, het achteraankomertje, dat er tusschen wordt genomen door de anderen. Het is weer de spot met den langslaper en achterlijke, terwijl er tusschen spot en vertroetelen vaak heel weinig verschil is. Was sich liebt, das neckt sich. Den overgang ziet men in de pinksterbloem, die in Schermerhorn zelfs wordt rondgedragen. Nu eens plaagt men den laat komende als langslaper, dan weer is de zomer de eindelijk verschijnende welkome gast, die met hulde wordt begroet. Nu eens is het de zegenbrenger, dan weer de geschuwde afgod van het verlaten heidendom. Maar Pinksteren, dat het eerste en het laatste feest der Handelingen is, mag dan in den loop der eeuwen wat van oude heidensche gebruiken hebben medegekregen, de naam stempelt het als iets van Israel geërfd. In de synagoge werd de boekrol van Ruth voorgelezen. Het was een feest van de eerstelingen der tarwe, het veel kostbaarder graan dan de gerst, maar tevens een herinnering aan de wetgeving op den Sinai. Reeds Augustinus vergelijkt de twee feesten der weken met eerstelingen, stoffelijke en geestelijke. Laurillard heeft gezegd, dat de Christelijke feesten ons voeren van sneeuw tot rozen. De laatsten echter bloeien maar zelden op den Pinksterdag. Men kan beter zeggen : Ze voeren ons van de eene roos, die er geen is, tot de andere, die er evenmin een is: van de kerstroos tot de pioenroos. Beiden behooren niet tot het geslacht van de koningin der bloemen, doch tot de ranonkels of boterbloemachtigen. De boersche, grove, helgekleurde pioenroos is dan in eere, wier bloemblaadjes de vlammende tongen van het pinksterwonder zullen moeten voorstellen. Zoo is dit een pinksterbloem, maar pinksterbloem heet in den volksmond thans algemeen een kruisbloemige, die doorgaans vroeger in het weiland wordt gevonden de cardamine pratensis, ook wel gewestelijk koekoeksbloem en kievitsbloem genoemd. Wat den tijd des jaars betreft,

192 184 HET PINKSTERGETIJ zijn de andere namen juister, maar doordat ze tot verwarring met andere planten leiden, minder verkieselijk, Het is het witte, lila aangeloopen weidebloempje, dat van April tot Juni de velden wit kleurt en kinderen evenzeer aanlokt als de oranjetipvlinders. Maar er zijn meer, die naar den naam dingen in bepaalde streken : de gele lisch op drassige gronden omstreeks den pinkstertijd te vinden, de roseroode koekoeksbloem, die met haar gespleten kroonbladen juist op den zelfden tijd prijkt in vochtige graslanden, de scherpe boterbloem, die nog veel langer bloeit en genoeg bekend is, en de waterviolier, die met haar bleekrose kaarsjes boven den waterspiegel sommige streken in pinkstertij zoo sieren kan. De pinksterlelie is de witte narcis, de narcissus poëticus met haar liefelijke geur, doch giftige eigenschappen, maar de naam pinksternakel is een volksetymologie voor pastinaak of pastinacea sativa, een later bloeiend geelbloemig familielid van peen of wortel, dat niets heeft om aan het verheven feest te herinneren. Pinkstervogel heet de wielewaal, die omstreeks dien tijd veel van zijn luide, melodieuze stem doet bemerken, maar weinig van zijn prachtige geel met zwarte kleuren, omdat hij zich zoo goed weet te verschuilen tusschen de beuken met zijn kunstig om de takken gevlochten nest. Ook heet zoo de kwartel of kwakkel, wiens Kwikmedit men helaas weinig meer tusschen de korenvelden hoort, omdat hij tot voor kort een te veel begeerde jachtbuit was, die mogelijk te laat door de wet is beschermd geworden. De getallen van Kibroth Thaf,vah, de graven der lust in de woestijn, behooren onherroepelijk tot het verleden. Maar om van de pinksternatuur op het feest zelf te komen, Pinksteren is afgeleid van Pentêkostê, vijftigste, bij welk vrouwelijke adjektief men het zelfstandige naamwoord dag, in die talen vrouwelijk, heeft te denken. Het werd in het oude Hoogduitsch finfchustin, in het middelhoogduitsch phingesten. De uitgang op -en, daar en in onze taal, is evenals bij Paschen een heenwijzing naar het aloude meervoud van de namen der feesten, die immers ook over meer dagen verdeeld waren. Fransche invloed bracht vroeger van cinquême tot Cinxen, bijvoorbeeld bij Reinaert de Vos.

193 HET PINKSTERGETIJ 185 Oorspronkelijk wilde pentêkonta, quinquaginta, vijftig zeggen : de volle vijftig dagen van Paschen af, die louter vreugde brachten en waarop noch gevast noch geknield, doch staande gebeden werd. Zoo bij Tertullianus in den toon van de Handelingen. Het bijvoegelijke naamwoord Pentêkostê komt het eerst voor in een canon van het concilie van Elvira, 305, waar er tegen wordt gewaarschuwd, op kettersche wijze alleen den 40en dag, den Hemelvaartsdag, te vieren en niet den 50sten. De vrome vrouwelijke pelgrim Sylvia schetst uitvoerig de viering te Rome omstreeks 385. Allerlei kerkvaders pleiten voor het feest. Chrysostomus noemt het de metropool der feesten, hun moederstad, gelijk de aartsbisschopsstad dit is tegenover die der bisschoppen. In de 9e eeuw wordt herhaaldelijk uitgesproken, dat de volle oktaaf van acht dagen behoort te worden gevierd. Zoo te Maintz, 813 en te Ingelsheim, 826. Later acht men den termijn tot donderdag voldoende. Van de vijf dagen komt het tot vier, mogelijk om konflikten met heidensche gebruiken. Het concilie van Konstanz stelt in 1094 het feest op drie dagen. Daarin steekt de nog bekende, maar verouderde Pinkster-drie. De Hervorming kwam in de 18e eeuw op twee dagen. De middeleeuwsche kerk trachtte het feest op te luisteren door allerlei symbolische ornamenten. Men liet kunstduiven neer als zinnebeelden van den nederdalenden Heiligen Geest, wat ook plaats vond in de Lebuïnuskerk te Deventer en te Amsterdam. De vurige tongen werden aanschouwelijk voorgesteld door het laten vallen van bloembladeren der pioenrozen of door brandend vlas. De wind van den eersten Pinksterdag werd nagebootst met bazuingeschal, vgl. Hand. 2 : 2. Men noemt het feest op Sicilië Pascha rosatum, mogelijk om de pioenenbladeren maar de officieele Italiaansche naam is Pasqua rugiada of rosata, wat wel op de liturgische kleur van het altaar van dien dag zal slaan. Pasqua is in het Italiaansch in het algemeen tot hoogtij geworden. Ook het Kerstfeest heet Pasqua di ceppo, van de kribbe. Natuurlijk zijn er ettelijke pinksterzangen, die worden aange-

194 186 HET PINKSTERGETIJ heven door het volk en de jeugd buiten. Dit is het pinksterzingen, bij ons weinig bekend, maar in Duitschland nog in eere, gelijk Sohnrey van zijn Solingers verhaalt. Langs de bergen schalde het oude lied, door Luther gedicht : Nun bitten wir den heiligen Geist Urn den rechten Glauben allermeist, Dasz er uns behiite an unserem Ende Wenn wir heimfahren aus diesem Elende. Kyrieleis! De Roomsche kerk had natuurlijk ook op dit feest mysteriespelen, welke in de Protestantsche Brandenburgsche kerkorde nog ter sprake komen in 1540, Groene berkentakken, meien, bij Luther Meigen, worden ook nu weer in Duitschland naar de kerk gebracht. Ze worden ook met bloemen als een hulde den meerderen aangeboden. In Engeland heet het feest Whitesunday, gelijk de heele pinkstercyclus ook wel Whitsuntide genoemd wordt. Een afdoende verklaring kon ik niet ontdekken. Het is het feest des Geestes, maar het vleesch doet zich immer weer gelden en " begeert tegen den Geest. Altijd komt er weer kermispret bij, gelijk vele plaatsen juist op dien dag hun kermis vieren. Vooral de tweede dag is verre van geestelijk vaak. Het uitgaan en genieten van de vrije natuur werd door de vroedschappen van ouds zelfs bevorderd. De Amsterdamsche overheid bepaalde in 1608, dat het wagenveer van Amsterdam op Haarlem gedurende Pinksteren vier dagen lang voor ieder werd vrijgesteld gelijk op kermissen. Voor het bewonderen van de pinksternatuur valt veel te zeggen, als het maar niet ontaardt in losbandigheid, wat geen uitzondering was. De pinksterdrukte van het Haagsche bosch, van Watergraafsmeer en in de Haringpakkerij was berucht en uit mijn jeugd staat me nog iets voor den geest van de drukte bij die gelegenheid te De Bilt. De Calemoy van Schiermonnikoog bestaat nog tegenover het hótel Van der Werf, het oude gemeentehuis.

195 HET PINKSTERGETIJ 187 Het is een staak als de meiboom, behangen met flesschen en een haan in een mand. De haan die anders den morgen wakker heet te roepen, zal nu call the May volgens een der verklaringen. Het pinksterrijden kwam algemeen voor. In Duitschland had men de Waldfahrte in de Rijnstreek, het Stollenreiten in de Mark. Nog bestaat de beroemde Pfingstlritt te Kotzting, die zijn ontstaan dankt aan een belofte en van 1412 reeds dateert. Het is weer een soort van Meirit. Het KÖnigsreiten in Silezië gaat stichtelijk toe, waarbij vroede mannen vrome liederen zingen, maar zoo is het geenszins allerwegen. In de zuidelijke Nederlanden gaan bij de paarden-ommegangen de ruiters met hun versierde paarden driemaal om de kerk heen, maar niet met den galgenhumor van nuchterder streken, waar men beweert, dat driemaal om de kerk gaan even goed is als eens er in. Het Meigilde kwam terug als schuttersgilde in den vorm van Pinxtersgilden. Ook zijn er plaatsen genoeg, waar het vogelschieten plaats heeft op den dag van den patroon-heilige. In Westfalen trof ik dit jaar het feest op ettelijke plaatsen in begin Augustus. Heele steden waren versierd en te Ibbenbiiren had ik gelegenheid den schutterskoning met koningin te fotografeeren, terwijl hij plechtig voortschreed, gevolgd door zeven witgebroekte ministers, ook door hun dames begeleid. Het ging alles buitengewoon plechtig toe, maar van een hotelhouder vernam ik, dat er ook buitengewoon veel bij gedronken werd, doch dit was later op den dag. De gaai of papegaai van hout diende voor mikpunt om met den handboog te raken. Ook had men wel een arend, symbool van Rome, die door de duif overwonnen heette. Ook hier was aan de schietpartij vaak een dorstige keel verbonden, zoodat er zelfs van pinksterbier sprake is. Rustiger is een gebruik in Ootmarsum, dat met een brooduitdeeling aan de armen gepaard gaat en eenigermate herinnert aan de Mulderskermis te Hengelo, waarvan we bij den Hemelvaartsdag gewag maakten.

196 188 HET PINKSTERGETIJ Onze Gereformeerde vaderen hebben het dikwijls te kwaad gehad met allerlei dollemansdrukte, die hun sympathie voor de feesten niet kon vergrooten. Al waren ze liever Turksch dan Paasch, de Turksche dansen van het Pinksterfeest konden in hun oogen geen genade vinden. Het ging er dan ook wel eens al te wild toe. Reeds vóór de Hervorming hebben predikers, overheid en kerkvergaderingen tegen uitspattingen maatregelen genomen. Daarna werd zelfs bij het klepperen van de klok het volk aangezegd zich van buitensporigheden te onthouden. De kerkeraden zonden deputaties tot de overheid om maatregelen, maar veel baatte het niet. De vroegere synode van Dordt in 1574 keurde de viering van het Pinksterfeest eigenlijk niet goed ; toch moest op dien zondag gepredikt worden over de uitstorting des Heiligen Geestes. Het ging moeilijk anders. Sedert 1578 begon de kerkelijke viering meer algemeen. Het avondmaal had op den eersten dag plaats, dat later met het oog op de kort geleden viering met Paschen werd verschoven. In de 17e eeuw werd in groote steden op beide dagen vier keer gepreekt, maar de avondbeurten traden op den achtergrond. Men had tot tekst in de vroegbeurt van den eersten dag Hand. 1 : 12-14, des voormiddags Hand. 2 :1-4, des namiddags vs Op den tweeden dag vroegbeurt vs 14-15, voormiddag vs 16-18, namiddags vs Des avonds was er vrije tekstkeuze. We zullen niet ingaan op de boetpredikatiën tegen pinksterdrukte, doch liever letten op wat nu als pinkstertekst in aanmerking komt. Van Roomsche zijde gewaagt men gaarne van het inblazen van Gods adem in Adam na zijn formeering, als beeld van de gemeente, die er al was, maar op dezen dag den adem Gods over zich komen zag. Natuurlijk is het pinksterkapittel Hand. 2. Verdere bruikbare teksten zijn : Numeri 11 : 25b, 29, 1 Kon. 18 : 24, 19 : 12, 2 Kron. 5 : 12 v., Ps. 51 : 12, Jez. 44 : 3, 6 : 1 v., Ezech. 36 : 26 v., 37 : 1-14, 47, Matth. 16 : 13 v., (18), 25 : 31 v., Mark. 3 : 28 v., Luk. 12 : 4-12, 41, (49), Joh. 6 : 63a, 12 : 44-50, 14 : 15-18, (26 v.,) 15 : 27, 16 ; 19-22, Hand. 2 : 1-4, 7, 12, 17, v., 4 : 20 v., 5 ; 32b, Rom. 8 : 9, 26, 1 Kor.

197 HET PINKSTERGETIJ : 9 v., 12 : 3-7, 20-22, Gal. 3 : 3, 5 : 22, 25, Ef. 2 : 19 v., 2 Tim. 1 : 7, 1 Petr. 2 : 5a. Voor het kerkgezang verdienen de aandacht : Ps. 25 : 2, 6, 27 : 5, 7, 43 : 3, 45 ; 5 v., 51 : 6, 5, 68 : 9, 10, 17, 72 : 6 v., 87, 118 : 12, 119 : 3, 9, 133 : 1, 3, 143 : 10, 11, Avondzang: 7, Gez. 1 : 3, 2 : 4, 3 : 3, 66 : 2, 12, 77 : 4, 110 : 7, , , 265, 272. De pinksteroktaaf werd besloten door het latere Roomsche feest Trinitas, het feest der Drievuldigheid of Drieëenheid na de feesten van Vader, Zoon en Heiligen Geest. Maar het was een leerfeest, dat minder populair bleef, al werd het Dominica aurea, Gulden Zondag, genoemd. De Roomschen rekenen dan ook hun verdere zondagen van het kerkjaar van Pinksteren af. Eigenaardig, dat de Duitsche Protestanten daarentegen in hun kerkjaar spreken van den zooveelsten zondag na Trinitatis. Dit Trinitatis is een tweede naamval van Drievuldigheid, omdat men er het woord (zon)dag bij moet denken. Pinksteren is het hoogste der hoogtijden. Spreekt Kerstfeest van God met ons, Paschen van God voor ons, Hemelvaart van God boven ons, dit gewaagt van God in ons. Maar omdat het zoo hoog geestelijk is, kost het strijd en gebed zich tot die hoogte te verheffen. Prediken is dan een zware taak, waarbij wel de voorbede der gemeente hoogst noodig is. Nu is de groote helft van het kerkjaar afgesloten. De annus Domini is ten einde en de annus ecclesiae volgt, dien wij aanduiden als het Nagetij.

198 HOOFDSTUK V. HET NAGETIJ. D IT is een aanduiding, die er verre van af is alle lezers te bevredigen. De zomer begint pas of liever, hij is nog niet eens begonnen. Van zijn tuin wacht men juist nu de smakelijkste opbrengsten. Het is nog midden in de lekkere zes weken". Zelfs de vakantie is nog niet eens aangebroken, waarvan men zich zooveel voorstelt en waarvoor men zooveel plannen maakt. Reeds zijn de reisgidsen aangeschaft en de kaarten, maar nog lang is dit alles niet bestudeerd en dan te reppen van nagetij! Het is een donderslag bij helderen hemel. Ik wil niet afgeven op den zomer en aan zijn verdiensten iets afdoen, maar het is nu eenmaal niets anders : Als de menschen spreken van Midzomer, dan zijn de dagen aan het korten gegaan en ons pad voert wederom bergaf. Met de kerstvakantie willen wij er wèl van hooren, dat nu de dagen gaan lengen, maar in den schoonsten tijd van het jaar klinkt de verzuchting : 0, toef nog wat, gij zijt zoo schoon! Onlangs bij een bezoek aan Bazel heb ik ook een pelgrimstocht gedaan naar de opleidingsschool voor evangelisten San Crischona. Het ging te voet een onophoudelijk steile helling op. Bij den top werd het nog steiler, zoodat men wielrijders benijdde, die met hun vrijwiel gemakkelijk omlaag gleden. Het laatste stuk kon afgekort worden langs een voetpad door het beukenwoud, maar men moest zich nog meer inspannen, ook al om den leembodem, die glibberig was. Tenslotte zag men het zendingshuis voor zich, kerk en ge-

199 HET NAGETIJ 191 bouwen. Het voorste gebouw droeg in groote letters het opschrift: Alles was Odem hat, lobe den Herrn." Daarin zat ironie. Als getraind man van nog beneden de zestig had ik wel een beetje adem over, maar ik dacht aan de stumpers, die blazend en proestend zich op een bankje onderweg laten neervallen en eindelijk na veel zuchtens de hoogte halen en dan lezen van adem over hebben, al is het voor het schoonste, waaraan een ademtocht gewijd kan zijn. Zoo zou het ook gaan, indien we door eigen kracht en deugd de hemelpoort hadden te halen en binnen te dringen. Maar Gods genade brengt ons daar en die er binnen gaan, zullen niet buiten adem zijn, maar met nieuwe tongen en onvermoeide kracht God kunnen loven. Zoo brengt ons de eerste helft van het jaar omhoog, gedragen door Christelijke feesten. We komen vlak voor het hoogtepunt. Daarna komt de taak der geloovigen om Gods genade in daden der dankbaarheid om te zetten. Niet buiten adem komen wij boven. Maar we zijn nog op aarde. Straks dalen we weer. Nog is het einde niet van onzen pelgrimstocht. Echter komt spoedig het einde van den zomer hier. Dan is Zuid-Afrika heel anders. Daar heeft men kerstvakantie midden in den zomer en de groote vakantie, die ik dus niet zomervakantie kan noemen, midden in den winter. Indertijd zat ik aan een maaltijd aan met een predikant uit Kaapstad, die er verrukt over was, druiven in November te eten. Dit was hem nog nimmer ten deel gevallen. Zoo ziet men, dat tijdperken van het jaar toch weer iets betrekkelijks zijn. We willen niet den zomer wegcijferen, integendeel maand voor maand zullen we hem beschouwen en erkennen, dat misschien in het nagetij, gelijk in het afgeloopen jaar 1929, wel drie maanden zomer schuilen. Een mooie September is geen uitzondering en een voordeel, dat niet te versmaden is, al noemt men dit in Duitschland Aitweibersommer om de grijzen draden, die aan de haren eener vrouw in de tweede jeugd herinneren. Het zilver van de bedauwde herfstdraden noemt men ook wel draden van Maria, ze toeschrijvend aan haar doodskleed, nadat men haar in Rome den

200 192 HET NAGETIJ 15den Aug. ten hemel laat varen. Men spreekt in Frankrijk van St. Maartenszomer, in Amerika van een Indianenzomer en op onze Oostgrenzen nog wel van een kranenzomer. Maar dat is dan de late nazomer, dien we later bespreken en met wiens voorspel we nu moeten beginnen. Eigenlijk vind ik het opperbest, dat de groote vakantie pas den overgang vormt van Juli op Augustus. Stel eens, dat ze in Mei was, en dat al de stedelingen werden losgelaten op de bosschen, waar de vogels broeden en de zeldzaamste bloemen geuren. Het leed voor de natuur ware niet te overzien! In den tijd der gewone groote vakantie houdt de natuur haar siësta, ruien de vogels en kan in de stoppels een blind paard nauwelijks schade aanrichten. De pogingen om de vakanties te vervroegen kan ik dan ook niet bepaald toejuichen. Trouwens dit streven is alweer op den achtergrond geraakt. Als ik het woord nagetij gebruik, denk ik vooral aan het kerkelijke jaar. We hebben de helft van het jaar, dat ons met Christus' geboorte, lijden, sterven, opstanding en hemelvaart bezighield en besloten werd met de uitstorting van den Heiligen Geest, achter ons. Nu is voor de prediking geen gebonden stof meer aanbevolen en komen de vrije teksten. Dit is voor den dienaar des Woords niet eens immer gemakkelijk. De rijkdom der evangeliën, die kort na Kerstfeest amper kon benut worden, mag nu nog wel eens bij gedeelten ter sprake komen. Bijv. de gestalten der apostelen. Maar van de historische boeken des N. T. hebben de Handelingen vooral recht op de aandacht. Ook de beschouwingen van Paulus' brieven en de andere brieven des N. T. De gevolgen van het vroeger in feestelijke stemming doorleefde, moeten nu als konsekwenties gevoeld worden. Ook uit het 0. T. kan men de gemeente meer voorhouden. Zelfs vervolgstof is mogelijk, mits men die niet te veel rekt. Dan wordt het gehoor ongeduldig. Het is goed, de roeping van eenige profeten op den preekstoel te brengen, maar wil men achtereenvolgens alle profeten afhandelen, dan bedenke men, dat de kunst om vervelend te worden is : alles zeggen en niets overslaan. Bovendien komen er telkens verrassende gebeurtenissen,

201 HET NAGETIJ (KALE BERKEN, WIER HEKSENBEZEMS NU ZICHTBAAR WORDEN) ;,

202

203 HET NAGETIJ 193 waarbij de prediking behoort aan te sluiten, wat door vervolgstof allicht belemmerd wordt. Juist nu, in den zwaarsten tijd van het jaar voor den landman, die hooien of maaien gaat, komt het er op aan, hem te helpen in zijn strijd tegen het zwakke vleesch, dat onder de preek wil indutten, hoe gewillig de geest, j a zelfs het zeer kerksche lichaam is. We beginnen maar met de maand Juni, hoewel de eerste weken nog wel eens met het Pinkstergetij kunnen samenvallen. Het is de maand van grassen en granen, hoewel een andere grasmaand, een andere hooimaand en een andere oogstmaand heet. Daarom is het ook een maand van hooikoorts, een aandoening van de neusslijmvliezen door het stuifmeel, vooral van grassen en granen ; maar iedere patient heeft zoo zijn lievelingsstuifmeel of, indien dit te boud gesproken is, een bepaalde soort stuifmeel, die het hem aandoet. Er is een onderzoek gaande, om de werking en de bestrijding van de kwaal systematisch aan te pakken. Wij hebben buiten den Pinkster-cyclus den donderdag na Trinitatis, die doorgaans wel in Juni valt en bij de Roomschen Sakramentsdag heet. Toen door het vierde Lateraansche concilie de transsubstantiatie was geleerd, kwam het altaarsakrament sterker naar voren. Dit was Een Juliana van Luik had als kloosterzuster vizioenen, die haar de overtuiging schonken, dat de Heere Jezus dit feest begeerde. In 1246 zag ze in haar stad haar wensch vervuld en spoedig werd de viering algemeen. Wij, die ons herinneren, wat onze Katechismus van de mis zegt, zouden hiertoe 't zwijgen kunnen doen, maar de kennis der jaartallen kan zijn nut hebben bij het beschouwen van oude kerken. In de 13de eeuw is dus het altaarsakrament voor de Roomschen tot hooger eer gekomen, waarmede samen ging meer ruimte voor het koor. Ziet men nu een laag kerkschip met een hooger koordak, dan ligt het voor de hand, aan koorbouw uit of na dien tijd te denken. De kleine koren, die even laag of lager dan het schip zijn, verraden doorgaans bij Romaansche kerkgebouwen een ouder herkomst. Bij het in het Duitsch Frohnleichnam genoemde feest wil ik er aan herinneren, dat de Roomsche, die een zijner kerken voorbij- Dr Van Veldhuizen 13

204 194 HET NAGETIJ komt, den hoed afneemt bij het koor, waar de hostie bewaard wordt. Ook dit ligt op dezelfde lijn. Niet immer weten dit Protestanten en ze meenen soms bij een kerk door een devoten Roomsche te worden gegroet, die hen in het geheel niet opmerkt. Nu de bepaalde datums. De 6e Juni is de herinneringsdag aan den dood van den zendeling Bonifatius, die bij Dokkum vermoord werd in 755. Het was bij gelegenheid van het Pinksterfeest. De Engelsche zendeling was meer een organizator der Germaansche kerk dan een succesvol prediker, maar voor ons land is zijn naam van gewicht als van een der eerstelingen. Eenige kerken zijn naar hem genoemd en te Dokkum is de Bonifatiusput bekend. De 8e Juni is de dag van Medardus, die in Frankrijk meer op den voorgrond trad met een merkeldag dan bij ons. De bisschop uit den Merovinger tijd is volbloed Noordelijk Franschman. Hij heet beschermer der vruchtbaarheid des lands en zorgt ook voor droog weer in den hooioogst. Een arend zou hem als knaap eens bij een gietbui onder zijn vleugelen hebben droog gehouden. Als patroon van tuin- en akkerbouw heeft hij nog telken jare een feest in zijn geboorteplaats Salency, La Rosière geheeten. Men stelt hem gaarne voor met een os naast zich of gevolgd door een kudde schapen. Ook wel met een duif of een arend, die hem omzweeft, of men denkt hem bezig, een grensgeschil tusschen boeren te beslechten door het plaatsen van een veldkei als voorsteen. Zijn rozenfeest valt precies tijdens den bloei der wilde roosjes. Dan wordt het braafste meisje van zijn geboorteplaats tot rozenkoningin verheven, naar het slot geleid om daar in de Medarduskapel gekroond en met een geschenk vereerd te worden. Fransche kalenders hechten groote waarde aan zijn datum voor weerprognostikaties. Hij is in dezen even gewichtig als de zevenslapers, die we op het einde van deze maand krijgen. Hij is even erg, wanneer hij regen brengt, als St. Margriet. Bij ons wordt hij in de meeste kalenders zelfs niet genoemd. Drie dagen later is Sint Barnabas aan de beurt, een zoozeer aantrekkelijke figuur, dat er eens over hem gepreekt worde, als

205 HET NAGETIJ Juni op een zondag valt. Hij wordt in een Engelsche studie mooi geteekend als de vriend van hen, die geen vrienden hebben, de man, die voor Paulus en voor Markus en voor zooveel anderen in de bres is gesprongen ; die zijn bezittingen verkocht en de opbrengst aan de apostelen bracht. Een forsche figuur, die Aziatische heidenen voor Zeus aanzagen, terwijl Paulus voor den kleinen Hermes werd gehouden. Hij was een van die sterke menschen, die weten wat het is, de zwakken te steunen en te dragen. Hij heet met recht Bar-naboea, zoon der vermaning of der vertroosting, d.w.z. hij was een bezield spreker, deze eerste zendeling. Hij verdwijnt in stilte als zijn taak is volbracht. Wij hebben geen gegevens aangaande zijn dood en kunnen dien dus ook niet op dezen datum vastleggen. Wij hebben geen wijnland en daarom is zijn datum voor de druiventeelt in de open lucht voor ons van minder belang. De Italiaan zegt in zijn spreekwoord : Per San Barnaba l'uva viene ed il fiore va, dat op dien dag de bloesem van den wijnstok plaats maakt voor de vrucht. Meer kan ons belang inboezemen, dat op zijn dag de Balije Brandenburg en de Protestantsche tak van de Johanniter-orde werd opgericht, waarvan thans ons vorstelijke echtpaar lid is. De 13e Juni is de sterfdag van Antonius van Padua, 1231, niet te verwarren met den kluizenaar Antonius en zijn verzoekingen, wiens sterfdag heet 17 Januari. Maar beiden waren dierenvrienden, ieder op zijn wijze. De oudste had immer een zwijntje bij zich, de man van Padua hield een preek voor de visschen, die er weinig van gehoord zullen hebben noch er een mond over hebben opengedaan, want de visschen zijn niet alleen stom, maar ze kunnen ook niet hooren, wat Antonius vermoedelijk niet wist. Het was dus mónnikenwerk, wat hij daarbij verrichtte. Dat hij in eere was, blijkt weer uit het dragen van zijn naam : TÖnnies, Teunis, Theunisse(n), Antheunis, Antheunisse(n), Anthonijsz, Anton, Antoni, Antonisse(n), Antonijsen, Antonides. De Roomschen roepen hem te hulp, als ze iets kwijt geraakt zijn en zoeken, maar ook zoeken ze somtijds iets kwijt te raken, dat zijn naam draagt : Het Antoniusvuur is een jeukziekte, die ontstaat door het eten van roggebrood, dat vol

206 196 HET NAGETIJ moederkoren zit. Het is kenbaar aan een bitteren smaak, door die zwamziekte veroorzaakt. Op 15 Juni wordt in de Roomsche kerk St. Vitus herdacht, die onder Diocletianus als martelaar gestorven zal zijn, nadat kokende pek en leeuwen geen vat op hem hadden getoond. Daarom is hij een van de veertien noodhelpers, bepaaldelijk tegen vuur en bliksem. De verhalen zijn van later tijd. Hij was vooral in aanzien in Italië en in het meer naburige Duitschland en Frankrijk. Het meest is bekend, dat men hem aanroept tegen een zenuwverschijnsel, dat zich kenmerkt door vreemdsoortige spiertrekkingen op lateren kinderleeftijd. Deze Vitusdans komt meer bij meisjes dan bij jongens voor en eischt bij goede medische behandeling eenige maanden geduld. In de middeleeuwen is de ziekte epidemisch geweest en uitte zich in een zekere danswoede. Daar op dezen dag de stokboonen gaan bloeien, worden die ook wel naar hem genoemd. Den 18en Juni is de dag van Waterloo (1815). Dankstonden worden er nu niet meer voor gehouden, maar toch worden de predikanten vanwege de overheid er aan herinnerd door het verzoek, op den zondag te voren de kollekte voor den gewapenden dienst langs de huizen aan te bevelen. Natuurlijk treedt de verlossing van het Fransche juk, nadat de oudstrij ders geleidelijk zijn uitgestorven en nadat een nieuwe wereldoorlog den tijd van Napoleon in de schaduw stelde, meer op den achtergrond. Nu komt de officieele zomer op den 21en van de maand. De wet der inertie maakt tot aanvang, wat ook hoogtepunt of wat onmiddellijk daarop moet volgen kan heeten. Maar de bodem moet eerst door de zonnestralen goed verwarmd zijn, wil hij zijn warmte weer aan de omgeving schenken en in het begin van Juni zijn er nog wel eens wat koeler dagen. De ouden hebben aan den factor van terugkaatsing van de warmte door den grond minder gedacht. Toch hebben ze wel het bergafgaan, dat in Juni reeds begint, verstaan, al was het alleen maar hierdoor duidelijk, dat de vroegere maanden genoemd waren met bijzondere namen, terwijl oudtijds Juni reeds begon als een gewone telmaand : Quintilis gevolgd door

207 HET NAGETIJ 197 Sextilis, September, October, November en December. Als men tellen gaat, is het aftellen al begonnen : de gloed, die mooie namen geeft, is gedoofd. De schoonheid van den midzomer zit vooral in de korte nachten. Juist tijdens den kortsten nacht bloeit de witte nachtorchis. Overdag lijkt het onaanzienlijke, bleeke bloempje niet veel. Duizenden loopen het voorbij, gelukkig maar om zijn door ontginningen toch al te zeer bedreigd voortbestaan. Maar tegen de schemering, omstreeks negen uur, vangt het geuren aan met een bedwelmend aroom, dat avondroodvlinders van mijlen ver doet nader snellen om van den nectar te genieten en tot dank de klompjes stuifmeel te verspreiden. De geur komt eenigermate overeen met dien van de witte klaver, waaraan ook te weinig menschen ruiken. Maar er is verschil, al komen de beide planten vaak bij elkander voor. De orchidee gaat aan de ontginning vooraf, de klaver volgt. Toch kan men het verschil goed ruiken. Nog voor eenige jaren ontdekte ik bij Almelo, waar ze minder zeldzaam is, in den schemer door de reukzenuwen een groot aantal van die Platanthera's. De midzomernacht heeft meer van zulke lichte, witte of groezeligwitte bloemen, die in den tijd, dat het licht, in het westen verdwijnend, reeds voorafgegaan wordt door het licht, in het oosten glorend, door hun nachtkleur te hulp moeten komen aan den reukzin der insekten, die gelokt moeten worden ter bestuiving. Op zwoele avonden is de lucht bezwangerd door den reuk van acacia's, eigenlijk pseudoacacia's, linden en andere geurige bloesems. Maar ook overdag doen de bijen goede zaken. Het bloeit overal. De koningin der bloemen, de roos, zelfs de wilde, houdt receptie in feestgewaad. De giftige gouden regen maakt veel goed door den luister van zijn fel-gele trossen. Boerenjasmijn en rhododendron zijn op hun mooist. De vlier bloeit, de onaanzienlijke, die als plant van vrouw Holda echter nog lang niet de gunst des volks heeft verbeurd. Aan de randen van Drentsche esschen kan men aan zijn tegenwoordigheid zien, waar vroeger de vlasvelden geweest zijn. Want ter eere van de godin der huiselijkheid moest een vlasveld van de noodige vlierstruiken geflankeerd zijn. De nuchtere Fries echter weet, dat als

208 198 HET NAGETIJ de vlier bloeit, het tijd wordt om zeelt te gaan vangen, die dan smakelijk wordt, ook al is het in een maand zonder r. Louw zelf heeft ook geen r in zijn naam, het Friesche mudhoan" evenmin. De 21e Juni is de dag van een ommekeer. De zon kan niet meer hooger komen. Gelijk een dwalende wandelaar, die teruggaat, even stil staat, zoo spreekt men van een solstitium, een stilstaan van de zon. Elders van zonnewende, niet te verwarren met zonnewinde, waaraan nog te denken is bij heggewinde, windsel, klokjeswinde en Windekind, bekend uit den Kleinen Johannes van Van Eeden. Daarmede wordt gedoeld op het winden van den rankenden stengel om het steunsel tegen de zon in of met de zon mede, naar den aard van de klimplant. Ook Heliotrope is in het Grieksch zonnewende of zonnewinde, gelijk het heele verschijnsel, dat men ook van boonen kent, heliotropie heet. De wending in het jaar is hetzelfde, dat men telken dage in het klein medemaakt als de middag voorbij is. Ook hier hebben veel menschen de gewoonte kortheidshalve den namiddag middag te noemen, hoewel het verschil van belang is. De Egyptenaren leerden, dat in de tweede helft van Juni Isis een traan plengde in den Nijl en dan kwam er was in het water, daar met vreugde begroet. Het is teekenend, dat bij onzen aanvang van den zomer de zon komt in het sterreteeken de kreeft. Dit grillige dier misleidt den opmerker en schijnt achteruit in plaats van vooruit te gaan. In het teeken van de kreeft te staan is een bedenkelijk iets. Kreeftskeerkring klinkt als een fatum. Men bemerkt het nog niet dadelijk, dat de zon aan het tanen is, maar allengs wordt het klaar uit het korten der dagen. De zon heeft haar grillen. De ouden hielden haar voor een god, wiens naam dan ook manlijk was. De maan was een godin en werd door een vrouwelijk woord aangeduid. Apollo was de zonnegod, die juist in den zomer zijn felle pijlen op zijn slachtoffers kon richten. Homerus noemt hem dan ook al de vèr treffende. Sommigen hebben gedacht aan een razernij bij de zon in deze dagen. Hij kreeg het te kwaad, wellicht met booze geesten. Tegen

209 HET NAGETIJ 199 deze machten dier duisternis trachtte men hem en zichzelf in zijn bijgeloof te beschermen door geheimzinnige, vooral nachtelijke, kruiden en de heksen moest men op een afstand houden door middel van brandnetels en dorens. Hangt het hiermede samen, dat men gewoon is, zijn doornhagen in Juni te scheren? Dan worden er nu onschuldigen door getroffen, die hun adem verliezen: de rijwielbanden. Die stemming van bezwering der demonische machten van het oude heidendom gaat voort met Sint Jan. Zijn dag stelt den 21en geheel in de schaduw. Eigenlijk kon hij er mede worden vereenzelvigd. Want in de Juliaansche tijdrekening was juist 24 Juni de zomerzonnestilstand. De heiligenkalender van de Roomschen noemt doorgaans naamdagen de sterfdagen van groote figuren uit het Godsrijk. Dit toch acht zij den waren geboortedag. Er zijn slechts enkele uitzonderingen. Afgezien van Maria geboorte kent ze twee echte geboortedagen, dien van Jezus en dien van Johannes den Dooper. Dit is geen toeval, maar wèl overwogen. Jezus liet men geboren worden, afgezien van de bijbelsche gegevens, die van datums zwijgen, op 25 December, Johannes op 24 Juni. Indien de Juliaansche kalender de solstitia van winter en zomer op den 24en der maand stelt, doet de datum van Christus' geboorte letten op het toenemen van de zon der gerechtigheid. Maar Johannes, die zelf gezegd heeft : Hij moet wassen en ik minder worden (Joh. 3 : 30), en juist een halfjaar ouder was dan Jezus, blijkens Luk. 1 : 26, heeft men met zijn geboorte gesteld vlak vóór het korten der dagen. Hij komt en verschrompelt meteen voor den komenden Christus. Hierin schuilt wel een schoone symboliek. Had men die konsekwent ook maar op Maria toegepast. Johannes is een figuur om over te preeken, ook wel eens buiten den advent. Ik zal het hier niet doen, maar wil toch een vluchtig overzicht van zijn leven U in herinnering roepen. Johannes de Dooper wordt in het Latijn weergegeven door Baptista, welken klank men in Baptist, die op den doop sterken nadruk legt, terugvindt. Geboren in een stad van Juda, mogelijk te Juta, als kind

210 200 HET NAGETIJ van het bejaarde priesterlijke echtpaar Zacharia en Elizabet, was hij door zijn moeder verwant aan Maria. Nicht heet ze Luk. 1 : 36, maar dan is het een heel verre volgens den oorspronkelijken tekst. Hij moest volgens Gods bevel Nazireeër zijn van zijn geboorte aan. Zijn optreden en leefwijze herinnerde aan Elia, ook blijkens een zinspeling des Heeren. Hij verdiepte zich in het 0. T. en in de natuur en werd geen priester, tegen de gewoonte, doch profeet des woords en der daad krachtens goddelijke roeping. Hij bracht een geweldige opwekking tot stand door zijn boeteprediking en bekeeringsdoop tot schuldvergeving als voorlooper van den Messias. Hij at sprinkhanen en wilden honig. Dit is nog te veel voor hen, die hem tot vegetariër willen maken. Zij maken van de sprinkhanen de vruchten van den sprinkhaanboom, den St. Jansbroodboom, Ceratonia siliqua, met bladen en peulen als de schijnacasia bij ons heeft, maar met schoone, paarse bloemen. De vruchten of peulen daarvan zijn een gewild veevoeder, dat de verloren zoon als draf der zwijnen vruchteloos begeerde. Blijkens den naam, aan den boom gegeven, heeft men hem al vroeg met Johannes in verband gebracht, maar ten onrechte. In de woestijn groeide hij niet. De kleeding van Johannes was van kemelshaar, het ruwste tentdoek, dat op het bloote lijf pijnlijk moet schuren, maar tegen regen en wind bestand is. De lederen gordel diende niet tot voltooiïng van het gewaad, maar zal als onderkleed om de lendenen een soort van dierenhuid geweest zijn. Alle weelde en gerief werd dus afgewezen door den Nazireeër Gods, die niets voor zich zelf vroeg en zich slechts een stem" noemde in de wildernis, die dankbaar was, indien hij de vriend van den bruidegom, een derde persoon mocht heeten. Hij eischte verootmoediging en den doop ook van echte Israelieten, die zoo iets alleen van heidenen trachtten te vorderen, de tebela, waardoor men in het water onderging en van alle heidensche smetten afstand deed. Daaruit gekomen, kreeg de gewezen heiden een Joodschen peetvader en -moeder en was los van zijn oude familieverband. Den eisch van de Farizeeërs : Bekeert u en het koninkrijk Gods

211 HET NAGETIJ 201 komt," alsof het komen van den mensch af hing, keerde hij radikaal om en leerde : Bekeert u, want het koninkrijk Gods is nabijgekomen". Hij trad op bij den Jordaan, maar somtijds kwam hij aan de overzijde in het gebied van Herodes. Toen Jezus, zijn meerdere, kwam, wees hij hem als het lam Gods aan, meer dan eens, doopte ook hem, hoewel met tegenzin. Niet al zijn leerlingen hebben zich dadelijk bij Jezus aangesloten, maar wel de besten als de zonen van Zebedeus en van Jona of Johannes. Spoedig daarop werd Johannes gevangen genomen door Herodes Antipas onder slechten vrouwelijken invloed. In de gevangenis zendt Johannes zijn bezwaren tot Jezus zelf. Herodes hoorde hem gaarne en kwam door zijn woorden in verlegenheid, maar werd niet van zich zelf en van Herodias verlost. Als haar slachtoffer moest de profeet zijn hoofd geven. Hij was groot, maar de minste in het koninkrijk der hemelen is meer dan hij volgens het woord onzes Heeren. Hij was een figuur zonder bijoogmerken, alles uit één stuk. Zijn kracht was in de eenzaamheid met God, niet in weelderig gezelschap. Geen vergelijk met de wereld. Zulk een man moet fel gekant zijn geweest tegen alle bijgeloof en heidenschen zuurdeesem en juist zijn persoon wordt later in de tooverijen betrokken en op zijn gestalte en dag heeft het bijgeloof beslag gelegd. Wellicht komt het door den geheimzinnigen dag, dien men hem heeft toegewezen. Juist die datum maakte, dat hij gekozen werd tegenover, maar tegelijkertijd, dat hij over moest nemen het niet te onderdrukken heidensche element, dat er van ouds aan verbonden was. Het was de datum van Baldur geweest, van wien we in het kerstgetij zagen, dat deze lichtgod door Loke was gedood door middel van een misteltak ; het was de tijd van het afnemende licht, waaraan vele afgodische symbolen waren verbonden, die de kerk vruchteloos geheel trachtte uit te roeien. Dan was het beste hulpmiddel, een heilige aan zulk een dag te geven, die een ruggegraat had als Johannes. Maar de zwakke menschelijke natuur is sterk, als men ze zelfs door een Johannes de voordeur laat uitzetten, sluipt ze door de achterdeur weer. binnen.

212 202 HET NAGETIJ Ter eere van den man, die door de dansende dochter van Herodias den dood vond, danst men door het St. Jansvuur. Ja het hotsen op zijn dag durft men in verband te brengen met het opspringen van het kind in den moederschoot, Luk. 1 : 41. Hij, die onverzettelijk was tegenover een Herodias met haar kunsten, wordt te hulp geroepen bij tooverij. Het verzwakkende licht doet tegenover de moedernacht van Kerstfeest het moederlicht stellen. Vruchteloos heeft een Eligius reeds in vroege eeuwen tegen akkomodatie getuigd. De wichelroede van hazelaar moest men op St. Jan snijden. Men is bang tegen het afnemen der dagen en tracht zijn angst weg te zingen en te joelen. Het St. Jansvuur, dat door andere noodvuren verdrongen werd, is oudtijds in hooge eer geweest. Te onzent is het zelfs eenmaal door Karel V ontstoken en ook elders door vorstelijke personen. Als een offer aan den zonnegod zal het moeten worden beschouwd, dat er bloemen in het vuur werden geworpen, ja zelfs een paardenkop. De paartjes dansten samen door het vuur en wellicht is nog de uitdrukking voor iemand door het vuur gaan" hiermede in verband te brengen. De stemming van het afdalen en van het sterven in de natuur wordt uitgedrukt door een Duitsch spreekwoord, dat in den St. Jansnacht de eerste zeven bladeren vallen. Men viert vooral te Leipzig een doodendag, siert de graven en predikt op het kerkhof. Hierin kan mede een herinnering schuilen aan de piëteit van Johannes' discipelen, die zijn onthoofd lichaam in het graf legden. De vrees zat er al in bij Johannes' moordenaar, die dacht, dat hij in Christus' verschijning weer uit de dooden was wedergekeerd. Niet enkel het vuur, ook het water wordt er bij gehaald, wat bij een Dooper natuurlijk niet bevreemdt. Eén bad in den St. Jansnacht weegt tegen negen andere op. Men wentelt zich naakt in den dauw van dien nacht tot heil van het lichaam of wascht zich althans met dien dauw, die in een laken is opgevangen als in het vlies van Gideon. Dauw is altijd iets belangrijks voor de volksfantazie, maar Tau en Taufe zal in het Duitsch hebben samengewerkt. Johannes de Dooper brengt regen. Het spreekwoord zegt : Vóór St. Jan bidt men om regen, daarna komt het ongelegen.

213 HET NAGETIJ 203 In Duitschland : Vor Johanni soil die ganze Gemeinde um Regen beten, nachteer zwingt's ein altes Weiblein alleen. Alweer : men zoekt en vreest het water op zijn dag. Baden wordt aangeraden en tegelijkertijd vreest men voor menschenoffers. Het zwemmen is dan gevaarlijk. Bloemen en brood worden als zoenoffers in het water geworpen. Zwabische kinderen zullen omstreeks dien tijd niet gaan zwemmen, of eerst laten ze ruikertjes van veldbloemen in het water vallen met de woorden : Engale nei, Teufele raus, 'm Herrgottle da schbaschte Strausz, Dasz i nit vertrink and nit versauf! Op St. Jan kregen in Duitsche bergstreken de loopers, zwemmers en klimmers den raad : Neemt u in acht. Vuur, water en bergstortingen dreigen. De heidensche gebruiken zijn geromanizeerd en de Roomsche gebruiken zijn weer in Protestantsche streken blijven bestaan. Bugenhagen schrijft in zijn kerk-ordening voor, dat men op St. Jan niet over Jezaja 49 : 1-7 zal preeken, daar het op Christus betrekking heeft, maar in afwijking van de Roomschen over Jezaja 40 : 1-5. Allerwegen is St. Jan populair geweest, zoo zeer, dat hij bijzonderheden van Johannes den apostel medekreeg, als het minnedrinken, dat we na Kerstfeest bespraken. In dit verband is hij de beschermer van reizigers, voorts is hij de patroon van heele steden als Leipzig, van kerken, ook te onzent, als de St. Jan te 's Hertogenbosch, te Utrecht en elders. De kerkbouwers hebben ook veel met hem op. In sommige streken is hij de patroon der metselaars, zelfs der vrijmetselaars, die zijn dag in eere houden, niet minder dan de Johanniter-ridders. In allerlei moeilijkheden, niet alleen tegen tooverij roept men zijn hulp in. Aan dit feit hebben de musici nog de namen van hun noten te danken. Paulus Diaconus, een schrijver uit de 9e eeuw, moest op een

214 204 HET NAGETIJ paaschavond het Exultet zingen, maar zijn stem was niet in orde. Daarom riep hij St. Jan te hulp voor zijn keel, wat gebaat zou hebben. Hieraan danken we zijn lied: Ut queant laxis Resonare fibris Mira gestorum Famuli tuorum Solve polluti Labii reatum Sancte Johannes. Vertaald luidt het : Opdat uw dienaren met bevrijde stembanden in staat mogen zijn de wonderen van uw verrichtingen te doen hooren, wil de schuld van een bezoedelde lip uitdelgen, Heilige Johannes! Later heeft dit gedicht zeker navolging gevonden van andere muzikale genieën. Althans Guido van Arezzo, de eerste die notenbalken invoerde bij de muziek, noemde de noten naar de aanvangslettergrepen uit de regels van het vers : Ut Re Mi Fa Sol La Si Ut. Twee afwijkingen komen voor in het tweelettersysteem. Achter S komt één keer -ol in plaats van o en eens i in plaats van a. Het laatste is, omdat Sancte op den achtergrond treedt voor de twee aanvangsletters van Sancte Iohannes, S. I. Onze vaderen duldden geen paepsche stoutigheden, maar dat de eenige processie in Noord-Holland, die bleef bestaan, de Larensche was te zijner eere en op zijn dag, spreekt boekdeelen. Ook na de Aprilbeweging mag zij langs den openbaren weg worden gehouden, wat op een voorliefde voor St. Jan wijst. Het sterkst spreekt echter de voornaam Jan in ons vaderland, ontleend aan St. Jan. Als men bedenkt, dat vele kinderen naar den heilige van hun geboortedag werden genoemd, zou men verwachten kunnen, dat half Nederland op 24 Juni geboren was. Er zijn wel veel Jannen, doch hun verjaardagen zijn gelijkmatig over den heelen kalender verdeeld. Bijzonder geliefde heiligen

215 HET NAGETIJ 205 werden vernoemd ook buiten hun dag om. De eere, ten dezen opzichte aan hem te beurt gevallen, moet wel heel groot zijn en geweest zijn. De naam Jansen voor een familie wil zeggen Janszoon. Men zie maar een willekeurig adresboek in en zal bemerken, neen ieder weet het vooraf reeds, dat de Janssens en Janzens en Jansens met onderscheiden spelling veel meer ruimte beslaan dan de Meyers en de Van Veens, hoe talrijk ook. Naast de Jannen zijn er onder de vrouwen nog de noodige Jansjes of Jennekes of Janna's of Jantina's of Hanna's wat toch alles neerkomt op Johanna. In Groningen laat men vrouwennamen graag op -tina uitgaan, wat natuurlijk tot Jantina leidt, als het kind naar oom Jan heet. Wordt ze zelf tante, dan is er kans, dat haar petekind van het manlijk geslacht, ook, of liever juist, in families, die niet aan Latijn doen, een manlijken uitgang ontvangt en Jantinus wordt, in plaats van tot het oude Jan terug te keeren. Hans wordt gebruikt voor jongens en meisjes al naar de mode van den tijd het medebrengt. Natuurlijk wordt de naam ook naast dit Germanisme verfranscht en verengelscht. Domme Hans en Hans Worst zijn uit het Duitsch. Wij hebben onzen Jan Salie, Jan en Alleman, Jan Klaassen, Jan de Wasscher, misschien een ruwe toespeling, en voor kinderen het teere Janneman. Duitschland heeft zijn Hannemann naast tal van -manns achter andere voornamen. Maar ook zijn Johannes, JOhann, John, Johnke, Jahn, Janke, Janicke, Jentich, J insch, Jeschke, Hansen, Hensel, Hentschel, Henschke, Henne, Hanke, Hanel. Engeland levert naast John het populaire Jack, ook voor allerlei voorwerpen als boot-jack, of, wil men hooger, Union-Jack. Familienamen als Johnson en Jackson volgen van zelf naast andere. Het Jean van den Franschman hebben Kellners gedragen naast garcon. Jean qui rit et Jean qui pleure verstaat zelfs hij, die deze taal niet machtig is. Het bezwaar van een zoo algemeene naam is, dat de persoonlijke geloofsdaad van Zacharias, die den wenk van den engel volgt bij het noemen van den naam, wel heel erg op den achtergrond komt, ofschoon in den beginne menige geloovige vader dien naam gekozen zal hebben in navolging van den priester van

Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het Christendom. Naam:

Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het Christendom. Naam: Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het Christendom Naam: Het Christendom Hallo, dit is de vragenlijst die hoort bij de website over geestelijke stromingen. Je kunt de website vinden

Nadere informatie

De Bijbel open (07-12)

De Bijbel open (07-12) 1 De Bijbel open 2013 48 (07-12) Stel je voor, bovenop een kerktoren zie je een zwaard, geen haan of een kruis, maar een zwaard. Dat zouden we wel vreemd vinden. Want wat heeft de kerk en het christelijk

Nadere informatie

LIEFLIJKHEID, SAMENBINDING. Hoe heten de stokken die in onderstaand vers genoemd worden? de ene noemde Ik. de andere. en Ik weidde die schapen.

LIEFLIJKHEID, SAMENBINDING. Hoe heten de stokken die in onderstaand vers genoemd worden? de ene noemde Ik. de andere. en Ik weidde die schapen. De profeet Zacharia en de twee stokken. Hoe heten de stokken die in onderstaand vers genoemd worden? Zacharia 11:7, tweede deel Ik nam voor Mijzelf twee stokken de ene noemde Ik LIEFLIJKHEID, de andere

Nadere informatie

Eredienst 18 december u Voorganger: Ds. J. R. Geersing

Eredienst 18 december u Voorganger: Ds. J. R. Geersing Eredienst 18 december 2016 16.30u Voorganger: Ds. J. R. Geersing Liturgie Votum / zegengroet Opwekking 428 Genade zo oneindig groot Gebed Schriftlezing Zondag 38 Kolossenzen 2: 16 3: 17 Psalm 119: 63,

Nadere informatie

Goede vrijdag Zie Het Lam!

Goede vrijdag Zie Het Lam! Goede vrijdag 2019 Zie Het Lam! Voorganger: Organist: ds. A. Baas Arjen van Vliet Orgelspel In stilte komen we de kerk binnen. We groeten elkaar en denken aan dat wat de Heere Jezus op die Vrijdag lang

Nadere informatie

Naam: TIJD EN SEIZOENEN

Naam: TIJD EN SEIZOENEN Naam: TIJD EN SEIZOENEN Tijd is belangrijk. Je moet op veel plaatsen op tijd komen. Op tijd op school, op tijd thuis, op tijd voor de bus of de trein. Om te zien hoe laat het is, kijk je op je horloge.

Nadere informatie

3 Aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees. De boekenlegger in het Boek

3 Aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees. De boekenlegger in het Boek - 1 - De boekenlegger in het Boek We vergelijken in deze uitleg de Heere Jezus met het Boek en de mens (onszelf) als de boekenlegger. Onze bevrijding van de zonde is niet gebaseerd op wat wij kunnen doen

Nadere informatie

Liturgie voor de vierde zondag van Advent en bevestigingsdienst

Liturgie voor de vierde zondag van Advent en bevestigingsdienst Liturgie voor de vierde zondag van Advent en bevestigingsdienst 18-12-2016 Voorganger: Organist: Locatie: Bevestiging van: Thema: ds. Nita van der Horst - Kattenberg Marco 't Hart Dorpskerk te Oostvoorne

Nadere informatie

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel Willibrord Willibrord werd geboren als zoon van pas bekeerde ouders en werd als zevenjarige jongen door zijn vader Wilgis toevertrouwd aan het klooster van Ripon nabij

Nadere informatie

Liturgie Doopdienst. Anna-Roos Remijn. Elianne van den Hout

Liturgie Doopdienst. Anna-Roos Remijn. Elianne van den Hout Liturgie 12-2-2017 Doopdienst Anna-Roos Remijn Elianne van den Hout 1 Votum en Groet Zingen Hemelhoog 9 De Here is mijn Herder De Here is mijn herder, mij ontbreekt niets; Hij doet mij nederliggen in grazige

Nadere informatie

Heeft God Zijn kinderen feesttijden gegeven?

Heeft God Zijn kinderen feesttijden gegeven? Deel 6 Leviticus 23:1 Heeft God Zijn kinderen feesttijden gegeven? De feestdagen van de Heere, die u moet uitroepen, zijn heilige samenkomsten. Pesach Ongezuurde broden feest Wekenfeest Dag van bazuingeschal

Nadere informatie

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters, Ds. Arjan van Groos (1962-2014) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen Broeders en zusters, 1. Zingen : Gezang 25 : 1 en 3 2. Gebed voor de opening van het Woord 3. Bediening van de Heilige Doop

Nadere informatie

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en 1 De Bijbel open 2013 5 (02-02) Vandaag bespreken we een vraag over de betekenis van de Wet die God aan Israel gaf voor de christelijke gemeente van het Nieuwe Testament en dus voor ons. Is het zo dat

Nadere informatie

3 Ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David. De boekenlegger in het Boek

3 Ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David. De boekenlegger in het Boek - 1 - De boekenlegger in het Boek We vergelijken in deze uitleg de Heere Jezus met het Boek en de mens (onszelf) als de boekenlegger. Onze bevrijding van de zonde is niet gebaseerd op wat wij kunnen doen

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K Timmerman

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K Timmerman Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K Timmerman Schriftlezing: Lukas 22 vers 14 t/m 20 Lied 112 vers 1, 2, 3 en 4 (Op Toonhoogte) Psalm 34 vers 11 (Schoolpsalm) Psalm 116 vers 1 en 4 Psalm 117 vers

Nadere informatie

Het pauselijke Rome heeft. 1. het 2e gebod weggelaten, 2. het vierde gebod grondig gewijzigd 3. het 10e gebod gesplitst

Het pauselijke Rome heeft. 1. het 2e gebod weggelaten, 2. het vierde gebod grondig gewijzigd 3. het 10e gebod gesplitst Hoe heeft de kleine hoorn, het pauselijke Rome, Deel 5 in de loop van de eeuwen wet en tijden veranderd? Daniël en het zal menen de tijden en de wet te veranderen, 7:25 Het pauselijke Rome heeft 1. het

Nadere informatie

NGB Artikel 26 dinsdag 16 april

NGB Artikel 26 dinsdag 16 april Verboden toegang voor onbevoegden NGB Artikel 26 dinsdag 16 april Wij geloven dat de toegang gesloten. Er is geen toegang tot God voor je. Want hoe kun jij als zondig mens tot de heilige God naderen? Wie

Nadere informatie

Het oude verhaal. Het oude verhaal

Het oude verhaal. Het oude verhaal Het oude verhaal In De Gereformeerde Kerken worden een drietal kenmerken beleden (zuivere prediking, sacramentsbediening en tuchtuitoefening) waaraan de ware kerk te herkennen is (zie bijv. art. 29 NGB).

Nadere informatie

Welkom, bemoediging en groet. Kaars aansteken. Gebed. Samen zingen: Komt allen tezamen

Welkom, bemoediging en groet. Kaars aansteken. Gebed. Samen zingen: Komt allen tezamen Kerstviering 2018 Welkom, bemoediging en groet Kaars aansteken Gebed Samen zingen: Komt allen tezamen Komt allen tezamen, jubelend van vreugde: Komt nu, o komt nu naar Bethlehem! Ziet nu de vorst der eng'len

Nadere informatie

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN STUDIONLINE JAARGANG 2, NR. 10 ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN DL 2 D O M I N E E O N L I N E. O R G Vierhonderd jaar geleden vergaderde de synode in Dordrecht. Je weet inmiddels wat een synode is: een

Nadere informatie

De Heer Jezus Christus - Zijn Persoon

De Heer Jezus Christus - Zijn Persoon De Heer Jezus Christus - Zijn Persoon 1.1 Wie is Christus? Deze vraag (Matth. 16:15) is de belangrijkste die je ooit onder ogen zult krijgen. Het Evangelie naar Johannes werd geschreven opdat u gelooft

Nadere informatie

Sterker dan de dood Paasprogramma 2016 Groep 1 t/m 4 Joh. Bogermanschool Houten

Sterker dan de dood Paasprogramma 2016 Groep 1 t/m 4 Joh. Bogermanschool Houten Sterker dan de dood Paasprogramma 2016 Groep 1 t/m 4 Joh. Bogermanschool Houten Kinderen zingen Vertel me eens Heer Jezus Toen u op aarde was Waarom geloofde niemand toen Dat u de koning was? Ze wilden

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar Schriftlezing: Lukas 2 vers 1 t/m 7 2 Korinthe 8 vers 6 t/m 9 Filippenzen 2 vers 5 t/m 11 Lied 89 (Op Toonhoogte) Psalm 118 vers 12 en 14 Lied 124 vers

Nadere informatie

Liturgie voor de avonddienst op zondag 30 april 2017 in de Westerkerk te Veenendaal Voorganger: ds. M.L.W. Karels Aanvang: u Organist: dhr.

Liturgie voor de avonddienst op zondag 30 april 2017 in de Westerkerk te Veenendaal Voorganger: ds. M.L.W. Karels Aanvang: u Organist: dhr. Liturgie voor de avonddienst op zondag 30 april 2017 in de Westerkerk te Veenendaal Voorganger: ds. M.L.W. Karels Aanvang: 18.30 u Organist: dhr. Roel Jongeneel Zingen: psalm 107: 1 en 7 (NB) 1.Gods goedheid

Nadere informatie

Thema: Gezonden worden gaat en verkondigt 40 dagen 5

Thema: Gezonden worden gaat en verkondigt 40 dagen 5 Lezen: Lucas 24:1-12 Tekst: Lucas 24:32-35 Thema: Gezonden worden gaat en verkondigt 40 dagen 5 Pasen! Gemeente geliefd door Jezus, De afgelopen 40 dagen tijd zijn we opgelopen met 2 mannen op weg naar

Nadere informatie

De doop in de Heilige Geest

De doop in de Heilige Geest Door het geloof in Jezus Christus uit te spreken leeft de gelovige, als ziel, via het lichaam (de mond) in relatie met God de Vader. Dit wordt uitgelegd in de studie Bekering. 1 Door Jezus de autoriteit

Nadere informatie

Het verhaal van onze kerststal

Het verhaal van onze kerststal Het verhaal van onze kerststal In dit boekje wordt het verhaal van onze kerststal verteld. Het verhaal gaat over wat er gebeurde toen Jezus geboren werd. Op onze internetpagina is iets meer te zien. Ook

Nadere informatie

Paasgezinsdienst 6 april 2015

Paasgezinsdienst 6 april 2015 Welkom in de Paasgezinsdienst 6 april 2015 God wint, dat geloven wij 1. Samenzang Opwekking 167 (2 en 3 bovenstem) 2. Welkom en gebed 3. Samenzang Opwekking voor kids 85 4. Uitleg paasproject 5. Samenzang

Nadere informatie

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS? AANTEKENINGEN Alles draait om de visie op Jezus Christus. Door de eeuwen heen is er veel discussie geweest over Jezus. Zeker na de Verlichting werd Hij zeer kritisch bekeken. De vraag is waar je je op

Nadere informatie

Protestantse wijkgemeente 'Open Hof' te Kampen Morgengebed op nieuwjaarsdag, zondag 1 januari 2017 om uur. Orgelspel - Woord van welkom - Stilte

Protestantse wijkgemeente 'Open Hof' te Kampen Morgengebed op nieuwjaarsdag, zondag 1 januari 2017 om uur. Orgelspel - Woord van welkom - Stilte Protestantse wijkgemeente 'Open Hof' te Kampen Morgengebed op nieuwjaarsdag, zondag 1 januari 2017 om 10.30 uur Orgelspel - Woord van welkom - Stilte Openingsvers O HEER, open mijn lippen. Mijn mond zal

Nadere informatie

De Zondag: een stuk geschiedenis de wet in de Bijbel onze praktijk en onze hartslag

De Zondag: een stuk geschiedenis de wet in de Bijbel onze praktijk en onze hartslag De Zondag: een stuk geschiedenis de wet in de Bijbel onze praktijk en onze hartslag 90 160 na Chr., de apostolische vaders. Geen aanwijzingen dat de zondag een rustdag was. Wel samenkomsten 140 590 na

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar Schriftlezing: Johannes 15 vers 1 t/m 17 Lied 178 vers 1, 2 en 3 () Psalm 103 vers 6 (Schoolpsalm) Psalm 98 vers 3 (Nieuwe Berijming) Lied 204 () Psalm

Nadere informatie

Een klein beginsel 40

Een klein beginsel 40 C3 1 Een klein beginsel 40 Bespreken Romeinen 7:7-19 Hoe is Paulus erachter gekomen dat begeerlijkheid zonde is? (vers 7) Welke werking heeft Gods wet in zijn leven gehad? (vers 8, 9) Waaruit bestaat de

Nadere informatie

Paasmorgen 2011 in de Open Hof te Drunen Voorganger ds. M. Oostenbrink Organist dhr. B. Vermeul Mmv zanggroep Joy. De tuin van de Opstanding

Paasmorgen 2011 in de Open Hof te Drunen Voorganger ds. M. Oostenbrink Organist dhr. B. Vermeul Mmv zanggroep Joy. De tuin van de Opstanding Paasmorgen 2011 in de Open Hof te Drunen Voorganger ds. M. Oostenbrink Organist dhr. B. Vermeul Mmv zanggroep Joy De tuin van de Opstanding Voor de dienst zingt Joy: U hebt de overwinning behaald Fear

Nadere informatie

Christus, de Eerstgeborene van de schepping

Christus, de Eerstgeborene van de schepping - 1 - Christus, de Eerstgeborene van de schepping Paulus beschrijft in de Kolossenzen brief wie Jezus is en wie Jezus was. We gaan lezen in Kolossenzen 1:15 en verder: 15 Hij is het beeld van de onzichtbare

Nadere informatie

DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID

DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID Romeinen 8: 13 Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven. 14

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom Schriftlezing: Romeinen 8 vers 29 en 30 Psalm 5 vers 1 Lied 298 vers 1 t/m 4 Op Toonhoogte Psalm 132 vers 5 en 10 Psalm 68 vers 10 Lied 140 vers 1 en 3

Nadere informatie

Voor de dienst zingen we: 1. Voor uw liefde Heer Jezus, dank U wel. 2. Jezus vol liefde.

Voor de dienst zingen we: 1. Voor uw liefde Heer Jezus, dank U wel. 2. Jezus vol liefde. Voor de dienst zingen we: 1. Voor uw liefde Heer Jezus, dank U wel. 2. Jezus vol liefde. Voor uw liefde,heer Jezus, dank U wel. (2x) Wij aanbidden U, Heer. U komt toe alle lof en eer. O, Heer, wij prijzen

Nadere informatie

Liturgie voor de gezamenlijke avonddienst in de Gereformeerde kerk te Den Ham, aanvang: uur

Liturgie voor de gezamenlijke avonddienst in de Gereformeerde kerk te Den Ham, aanvang: uur Liturgie voor de gezamenlijke avonddienst in de Gereformeerde kerk te Den Ham, aanvang: 19.00 uur Voorganger: Ds. G. Doorn (Vriezenveen) Afkondigingen Aanvangslied: Psalm 138: 1 en 2 1. U loof ik, Heer,

Nadere informatie

Toen zei Jezus: Begrijpen jullie het dan nog niet?

Toen zei Jezus: Begrijpen jullie het dan nog niet? Zondag 26 augustus 2018 Het teken van het brood Het verhaal van de tweede spijziging Bij Marcus 8 : 1-21 Toen zei Jezus: Begrijpen jullie het dan nog niet? Wanneer ik het hele verhaal lees heb ik de neiging

Nadere informatie

Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4

Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4 Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4 Komt allen tezamen, jubelend van vreugde: Komt nu, o komt nu naar Bethlehem! Ziet nu de Vorst der eng len hier geboren. Komt, laten wij aanbidden, komt, laten

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is K. Timmerman

Welkom in deze dienst Voorganger is K. Timmerman Welkom in deze dienst Voorganger is K. Timmerman Schriftlezing: Johannes 20 vers 1 t/m 18 Lied 88 vers 1 t/m 4 (Op Toonhoogte) Psalm 118 vers 11 en 12 Psalm 118 vers 13 en 14 G Psalm 56 vers 5 en 6 Lied

Nadere informatie

Les 13: Geboorte van Jezus.

Les 13: Geboorte van Jezus. Les 13: Geboorte van Jezus. kun je lezen in lukas 1 en 2 Wees gegroet, Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je. Maria kijkt op van waar ze mee bezig is. Er staat iemand in de deuropening van het huis

Nadere informatie

Liturgie voor de morgendienst

Liturgie voor de morgendienst Liturgie voor de morgendienst op Eerste Kerstdag 2015 in de Oosterholthoeve Gloria in excelsis Deo! Eer aan God in de hoge! Voorganger: Ouderling van dienst: Organist: Pianist: m.m.v. muziekgroep ds. J.A.

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L. Plug

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L. Plug Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L. Plug Schriftlezing: Lukas 2 vers 1 t/m 9 Lukas 2 vers 10 t/m 20 Lied 89 vers 1, 2 en 4 (Op Toonhoogte) Lofzang van Maria vers 1 en 3 Psalm 98 vers 1 en 2 (Weerklank)

Nadere informatie

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Johannes 1, 1 Middagdienst

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Johannes 1, 1 Middagdienst Ds. Arjan van Groos (1962-2014) Tekst: Johannes 1, 1 Middagdienst Broeders en zusters, we zullen vanmiddag luisteren naar hoe het Woord, onze Here Jezus Christus, in de prediking tot ons komt. Daarom zullen

Nadere informatie

Zondag 9 oktober over de maaltijd van de Heer. Lezing: 1 Korinthe 10 : 14 t/m 17, 11: 17 t/m 26

Zondag 9 oktober over de maaltijd van de Heer. Lezing: 1 Korinthe 10 : 14 t/m 17, 11: 17 t/m 26 Zondag 9 oktober 2016 - over de maaltijd van de Heer Lezing: 1 Korinthe 10 : 14 t/m 17, 11: 17 t/m 26 Vandaag vieren we met elkaar als gemeente avondmaal. Heilig Avondmaal. Eigenlijk gebruik ik die woorden

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom Schriftlezing: Markus 16 vers 1 t/m 8 Lied 88 vers 1, 2, 3 en 4 (Op Toonhoogte) Psalm 9 vers 11 Psalm 21 vers 3, 4 en 5 Psalm 118 vers 8 en 9 (Nieuwe Berijming)

Nadere informatie

Een Vriend die kan meevoelen

Een Vriend die kan meevoelen - 1 - Een Vriend die kan meevoelen Het is fijn om vrienden te hebben. Echte vrienden kunnen lief en leed met je delen. Echte vrienden kunnen met je meevoelen en zich in situaties verplaatsen. Vooral als

Nadere informatie

- 1 - Een Vriend die kan meevoelen

- 1 - Een Vriend die kan meevoelen - 1 - Een Vriend die kan meevoelen Het is fijn om vrienden te hebben. Echte vrienden kunnen lief en leed met je delen. Echte vrienden kunnen met je meevoelen en zich in situaties verplaatsen. Vooral als

Nadere informatie

Uitleg van het thema. De Bijbel wereldwijd

Uitleg van het thema. De Bijbel wereldwijd Uitleg van het thema De Bijbel wereldwijd Gedicht: Een Boek De buurvrouw heeft een mooi boek met allemaal mooie verhalen Ik wil ook graag zo één mama, ik zal het zelf betalen Verhalen over lang geleden,

Nadere informatie

Maar met deze kleine gemeente Filadelfia is de Heer blij. Filadelfia

Maar met deze kleine gemeente Filadelfia is de Heer blij. Filadelfia - 1 - Filadelfia We lezen uit Openb. 3:7 waar staat: En schrijf aan de engel der gemeente te Filadelfia: De stad Filadelfia was een kleine stad in een vulkanische streek en door de vele aardbevingen is

Nadere informatie

Let op: Niet in elk jaar is de vierde Adventsweek een volle week. In dit Bijbelrooster wordt daar wel van uitgegaan. Je kunt de Bijbelgedeelten die overblijven op de Kerstdagen lezen of overslaan. ADVENTSWEEK

Nadere informatie

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus 138 Tijdwijzer Het begin Op deze tijdbalk past niet de hele geschiedenis van de mens. Er lopen namelijk al zo n 100.000 jaar mensen rond op aarde. Eigenlijk zou er dus nog 95.000 jaar bij moeten op de

Nadere informatie

Paasmorgen Ik geef je de toekomst. Voorganger: Ds. Marco Schut Organist: Johan hoeve Blazersgroep

Paasmorgen Ik geef je de toekomst. Voorganger: Ds. Marco Schut Organist: Johan hoeve Blazersgroep Paasmorgen 2018 Ik geef je de toekomst Voorganger: Ds. Marco Schut Organist: Johan hoeve Blazersgroep ( afb.1 ) Lied voor de dienst: 624 en Hemelhoog 169 1. Christus, onze Heer, verrees, 2. Prijs nu Christus

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. T.C. Verhoef (Nijkerk)

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. T.C. Verhoef (Nijkerk) Welkom in deze dienst Voorganger is ds. T.C. Verhoef (Nijkerk) Schriftlezing: Markus 2 vers 1 t/m 12 Psalm 108 vers 4 (Nieuwe Berijming) Psalm 81 vers 1 (Schoolpsalm) Psalm 93 vers 1 en 4 Psalm 79 vers

Nadere informatie

Hebreeën 1. De tweede uitspraak betreft zijn betrokkenheid bij de schepping van de wereld. God heeft door de Zoon de wereld geschapen.

Hebreeën 1. De tweede uitspraak betreft zijn betrokkenheid bij de schepping van de wereld. God heeft door de Zoon de wereld geschapen. - 1 - Hebreeën 1 1 Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon. God sprak vele malen en

Nadere informatie

De Bijbel open (01-12)

De Bijbel open (01-12) 1 De Bijbel open 2012 47 (01-12) In de komende adventsweken staan we stil bij vier personen uit Hebr. 11. Het gaat om Henoch, Noach, Abraham en om Mozes. In het leven van deze mensen in het OT wordt iets

Nadere informatie

Eredienst 2 April uur Voorganger: Ds. H. vd Berg

Eredienst 2 April uur Voorganger: Ds. H. vd Berg Eredienst 2 April 2017 10.00 uur Voorganger: Ds. H. vd Berg Liturgie Intocht: Opwekking 464 Votum / zegengroet Psalm 43 : 1, 3, 4 Zingen: Wet in kindertaal Gebed Doven van kaars Hebreeën 9 : 1-14 Laat

Nadere informatie

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen Verslag door Lotte 1570 woorden 19 juni 2017 3 4 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Feniks Tijdvak: Tijd van Grieken

Nadere informatie

PROTESTANTSE KERK CASTRICUM. Dorpskerk. Op oudejaarsavond 31 december 2018 Aanvang 19.00uur

PROTESTANTSE KERK CASTRICUM. Dorpskerk. Op oudejaarsavond 31 december 2018 Aanvang 19.00uur PROTESTANTSE KERK CASTRICUM Dorpskerk Op oudejaarsavond 31 december 2018 Aanvang 19.00uur voorganger : Ouderling: Diaken: Lectrix: Organist: Ds. Dick van Arkel Han van Konijnenburg Martin Tromp Joke Westenberg

Nadere informatie

Opstandingskerk, 26 november 2017

Opstandingskerk, 26 november 2017 Opstandingskerk, 26 november 2017 Laatste zondag kerkelijk jaar, Symbolische bloemschikking laatste zondag kerkelijk jaar In de bijbel, het boek van verwachting, maar ook van verdriet lezen we in Openbaring

Nadere informatie

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 15, Morgendienst / Middagdienst. Broeders en zusters,

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 15, Morgendienst / Middagdienst. Broeders en zusters, Ds. Arjan van Groos (1962-2014) Tekst: 1 Korinthiërs 15, 16-19 Morgendienst / Middagdienst Broeders en zusters, 1. Zingen : Lied 215 : 1-3 2. Schuldbelijdenis door het zingen van Psalm 51 : 4 en 5 3. Genadeverkondiging

Nadere informatie

SOLA SCRIPTURA VERKONDIGING 5 FEBRUARI Zusters en broeders, gemeente van onze Heere Jezus Christus

SOLA SCRIPTURA VERKONDIGING 5 FEBRUARI Zusters en broeders, gemeente van onze Heere Jezus Christus SOLA SCRIPTURA VERKONDIGING 5 FEBRUARI 2017 Zusters en broeders, gemeente van onze Heere Jezus Christus Aan het eind van zijn leven schreef Maarten Luther: 1 "Alles wat ik gedaan heb, is het Woord van

Nadere informatie

Matteüs 1,18-2,12 - Kerst: God verrast gelovigen en buitenstaanders

Matteüs 1,18-2,12 - Kerst: God verrast gelovigen en buitenstaanders Matteüs 1,18-2,12 - Kerst: God verrast gelovigen en buitenstaanders Eerste Kerstdag Liturgie Zingen - LB 138,1.3.4 Komt allen te zamen - LB 139 Komt verwondert u hier mensen - LB 145,1.3 Nu zijt wellekome

Nadere informatie

Matteüs 1,18-2,12 Kerst: God verrast gelovigen en buitenstaanders

Matteüs 1,18-2,12 Kerst: God verrast gelovigen en buitenstaanders Matteüs 1,18-2,12 Kerst: God verrast gelovigen en buitenstaanders Eerste Kerstdag Liturgie Zingen - LB 138,1.3.4 Komt allen te zamen - LB 139 Komt verwondert u hier mensen - LB 145,1.3 Nu zijt wellekome

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.W. Smelt (Voorthuizen)

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.W. Smelt (Voorthuizen) Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.W. Smelt (Voorthuizen) Schriftlezing: Psalm 13 en 1 Korinthe 16 Lied 279 (Op Toonhoogte) Psalm 121 vers 1 (Schoolpsalm) Psalm 72 vers 4 en 6 (Nieuwe Berijming)

Nadere informatie

Eredienst 3 juni :30 uur Voorganger: Ds. J.R. Geersing

Eredienst 3 juni :30 uur Voorganger: Ds. J.R. Geersing Eredienst 3 juni 2018 16:30 uur Voorganger: Ds. J.R. Geersing Liturgie Votum / zegengroet Psalm 42: 1 Psalm 43: 3 en 4 Gebed Lezen: Daniël 3: 15-30 Kinderopwekking 40 Preek Psalm 93 (levensliederen) Geloofsbelijdenis

Nadere informatie

Een nieuw begin. De schepping van hemel en aarde Genesis 1:1-10

Een nieuw begin. De schepping van hemel en aarde Genesis 1:1-10 Een nieuw begin De schepping van hemel en aarde Genesis 1:1-10 God heeft door te spreken de hemel en de aarde gemaakt. Onvoorstelbaar machtig is God. Wat een wijsheid zien we in al die mooie schepselen

Nadere informatie

GROTE VERRASSING Efeze 3:9; Colosse 1:26

GROTE VERRASSING Efeze 3:9; Colosse 1:26 DE GROTE VERRASSING Efeze 3:9; Colosse 1:26 De bovenvermelde Bijbelteksten spreken van het geheimenis dat eeuwen en geslachten lang verborgen is ge weest en verborgen is gebleven in God. Dit geheimenis

Nadere informatie

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Vorige week, op de eerste zondag van advent, zijn we begonnen met de lezingen uit het evangelie van Lukas. En ik heb toen gezegd dat het bij Lukas gaat

Nadere informatie

Welkom in deze dienst

Welkom in deze dienst Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L. Plug Schriftlezing: Exodus 12 vers 14 t/m 28 Markus 14 vers 12 t/m 16 Avondzang vers 1 (Schoolpsalm) Psalm 118 vers 1 en 3 Psalm 118 vers 12 en 13 Psalm 105 vers

Nadere informatie

Sabbat en zondag door de eeuwen door Ds. Duco Kerssen

Sabbat en zondag door de eeuwen door Ds. Duco Kerssen Sabbat en zondag door de eeuwen Moe, druk, of gestrest? Ontdek de rust van de Bijbelse sabbat WIJ ZIJN DE KERK VAN DE ZEVENDE-DAGS DAGS ADVENTISTEN, GEMEENTE ZOETERMEER Sola Scriptura De fundering van

Nadere informatie

Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, Die galmt door heel Jeruzalem; Een heerlijk morgenlicht breekt aan; De Zoon van God is opgestaan!

Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, Die galmt door heel Jeruzalem; Een heerlijk morgenlicht breekt aan; De Zoon van God is opgestaan! Pasen 2016 Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, Die galmt door heel Jeruzalem; Een heerlijk morgenlicht breekt aan; De Zoon van God is opgestaan! Geen graf hield Davids Zoon omkneld, Hij overwon,

Nadere informatie

De rijkdom van het evangelie

De rijkdom van het evangelie 22 sep 07 20 okt 07 17 nov 07 15 dec 07 12 jan 08 23 feb 08 22 mrt 08 10 mei 08 De rijkdom van het evangelie De gerechtigheid van God God maakt levend Ik ervaar meer dood dan leven Gods Geest en het echte

Nadere informatie

Ik bid voor hen, Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij gegeven hebt, want ze zijn van U.

Ik bid voor hen, Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij gegeven hebt, want ze zijn van U. 1 De Bijbel open 2013 2 (12-01) Vandaag nemen we de draad weer op en bespreken we weer een van de vragen die ik van de luisteraars ontving. Het is een vraag over Johannes 17: 9, uit het hogepriesterlijk

Nadere informatie

Welkom in de Hoeksteen. Voorganger: ds. Tonny Nap

Welkom in de Hoeksteen. Voorganger: ds. Tonny Nap Welkom in de Hoeksteen Voorganger: ds. Tonny Nap Lezen : Galaten 5 Tekst : Galaten 5 : 1 en 13 Psalm 72 : 1, 4 en 7 Psalm 1 : 1 Lied 473 : 1, 2, 3, 4 en 5 Gezang 179a : 1 Lied 435 : 4 en 5 Votum en groet

Nadere informatie

Liederen voor zondag 3 december 2017

Liederen voor zondag 3 december 2017 Liederen voor zondag 3 december 07 Hemelhoog 94 / Opwekking 64 Al mijn zonden, al mijn zorgen, neem ik mee naar de rivier. Heer, vergeef mij en genees mij. Vader, kom, ontmoet mij hier. Want dit water

Nadere informatie

In deze dienst wordt gedoopt: Tijn Bouter. Van harte welkom!

In deze dienst wordt gedoopt: Tijn Bouter. Van harte welkom! In deze dienst wordt gedoopt: Tijn Bouter Van harte welkom! Welkom en gebed Weet Je Dat De Lente Komt Weet je dat de lente komt, lente komt, lente komt Weet je dat de lente komt, alles loopt weer uit De

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. S.J. Verheij

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. S.J. Verheij Welkom in deze dienst Voorganger is ds. S.J. Verheij Schriftlezing:Romeinen 12 vers 1 t/m 16 Lied 237 vers 1, 2 en 3 (Op Toonhoogte) Psalm 131 vers 1 (Schoolpsalm) Psalm 65 vers 1 en 3 Psalm 65 vers 2

Nadere informatie

Welkom in deze dienst. Voorganger is dhr. A.Verstoep

Welkom in deze dienst. Voorganger is dhr. A.Verstoep Welkom in deze dienst Voorganger is dhr. A.Verstoep Schriftlezingen: Genesis 1 vers 1 t/m 5 Johannes 1 vers 1 t/m 5 Openbaringen 1 vers 1t/m 8 en 9 t/m 18 Lied 72 vers 1, 2 en 3 (Op Toonhoogte) Psalm 68

Nadere informatie

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Zondag 28 en 29 Ochtenddienst / H. Avondmaal. Broeders en zusters,

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Zondag 28 en 29 Ochtenddienst / H. Avondmaal. Broeders en zusters, Ds. Arjan van Groos (1962-2014) Tekst: Zondag 28 en 29 Ochtenddienst / H. Avondmaal Broeders en zusters, 1 Votum 2 Zegengroet 3 Zingen: Psalm 106 : 1 en 2 4 Lezing van de wet 5 Zingen: Psalm 106 : 3 en

Nadere informatie

Kerstfeest 2017 groep 5

Kerstfeest 2017 groep 5 Kerstfeest 2017 groep 5 Ere zij God, ere zij God, in den hoge, in den hoge, in den hoge. Vrede op aarde, vrede op aarde. In de mensen een welbehagen. Ere zij God in den hoge, ere zij God in den hoge. Vrede

Nadere informatie

DE ERVARING VAN DE EENHEID IN DE VROEGE KERK

DE ERVARING VAN DE EENHEID IN DE VROEGE KERK DE ERVARING VAN DE EENHEID IN DE VROEGE KERK Les 5 voor 3 november 2018 De vroege kerk is een geweldig voorbeeld van eenheid. Hoe bereikten ze die eenheid? Kunnen we dezelfde eenheid hebben in de kerk

Nadere informatie

De stem van God leren verstaan. Wat van Hem gekend kan worden, zien de mensen in de schepping. Het is openbaar; ja God heeft het hun geopenbaard.

De stem van God leren verstaan. Wat van Hem gekend kan worden, zien de mensen in de schepping. Het is openbaar; ja God heeft het hun geopenbaard. - 1 - De stem van God leren verstaan God spreekt! Door datgene, wat Hij geschapen heeft spreekt Hij en Hij spreekt door Zijn woord en Geest. Hij spreekt door Zijn schepping. Dat lezen we in Psalm 19:2

Nadere informatie

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18 - 1 - Johannes 1:1/18 1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. De apostel Johannes begint zijn evangelie met dezelfde drie woorden die in Genesis 1 staan, namelijk:

Nadere informatie

Voor de dienst zingen we:

Voor de dienst zingen we: Voor de dienst zingen we: Looft de Here, alle gij volken, prijst Hem, alle gij natiën, want zijn goedertierenheid is machtig over ons, en des Heren trouw is tot in eeuwigheid. Halleluja (8x) Ben je groot

Nadere informatie

Belijdenis en doop van volwassenen Orde II

Belijdenis en doop van volwassenen Orde II Belijdenis en doop van volwassenen Orde II Indien mogelijk verzamelen allen zich rond de doopvont De doopvont is of wordt nu gevuld met water onderwijzing Niemand leeft voor zichzelf en niemand sterft

Nadere informatie

Belijdenis en doop van volwassenen Orde I

Belijdenis en doop van volwassenen Orde I Belijdenis en doop van volwassenen Orde I Indien mogelijk verzamelen allen zich rond de doopvont De doopvont is of wordt nu gevuld met water onderwijzing Niemand leeft voor zichzelf en niemand sterft voor

Nadere informatie

Het sacrament van. Het vormsel. Sacramenten

Het sacrament van. Het vormsel. Sacramenten Het sacrament van Het vormsel Sacramenten DSacramenten Deze geloofsboekjes gaan over de zeven sacramenten. Sacramenten zijn tekens, in woord en gebaar, die we in Jezus Naam in de gemeenschap van de Kerk

Nadere informatie

Het sacrament van. Het vormsel. Sacramenten

Het sacrament van. Het vormsel. Sacramenten Het sacrament van Het vormsel Sacramenten DSacramenten Deze geloofsboekjes gaan over de zeven sacramenten. Sacramenten zijn tekens, in woord en gebaar, die we in Jezus Naam in de gemeenschap van de Kerk

Nadere informatie

1 & 2 Thessalonika. De Bijbel Open

1 & 2 Thessalonika. De Bijbel Open 1 & 2 Thessalonika Verleden, heden en toekomst van een christen 20 sep 08 Bekeerde mensen 1 Th.1 18 okt 08 15 nov 08 13 dec 08 17 jan 09 14 feb 09 14 mrt 09 18 apr 09 Gods manier van opvoeden Heilig en

Nadere informatie

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Bij de voorbereiding van deze dienst kwam ik de volgende teksten tegen, die ik u graag wil voorlezen. Het zijn teksten uit het begin van onze jaartelling,

Nadere informatie

Lezen : Lucas 2 : 1-14 Lucas 2 : Tekst : Lucas 2 : 11-12

Lezen : Lucas 2 : 1-14 Lucas 2 : Tekst : Lucas 2 : 11-12 Lezen : Lucas 2 : 1-14 Lucas 2 : 15-21 Tekst : Lucas 2 : 11-12 Lied 138 : 1 en 3 Psalm 98 : 1 en 2 Gezang 84 : 1, 2, 4 en 6 Gezang 49 NLB 475 Gezang 81 : 3, 4 en 5 Lied 135 : 1 en 2 Gezang 50 Joost en

Nadere informatie

ORDE VAN DIENST. voor zaterdag 26 december. 2e kerstdag in de Hervormde kerk te Onstwedde. Aanvang uur

ORDE VAN DIENST. voor zaterdag 26 december. 2e kerstdag in de Hervormde kerk te Onstwedde. Aanvang uur ORDE VAN DIENST voor zaterdag 26 december 2e kerstdag 2015 in de Hervormde kerk te Onstwedde. Aanvang 09.30 uur Voorganger: ds. J.M. Viergever Organist : dhr. H. de Leede Muziekgroep: Genesis Inleidend

Nadere informatie

Hoofdlijnen van het boek God heeft een Zoon door Floor van der Rhee

Hoofdlijnen van het boek God heeft een Zoon door Floor van der Rhee "GOD HEEFT EEN ZOON!" "Israël in de Schrift en de betekenis van Israël voor de gemeente" Uitgever: www.fuma.nl Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid

Nadere informatie

Christus komt! En dan?

Christus komt! En dan? de Ark Assen Christus komt! En dan? ma ma ma do 2 oktober 30 oktober 27 november 14 december De opname van de gemeente De rechterstoel van Christus Oordeel over schapen en bokken De grote, witte troon

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman Schriftlezing: Psalm 23 Psalm 103 vers 7 (Schoolpsalm) Psalm 79 vers 4 en 7 Lied 150 vers 1, 2, 3 en 4 (Op Toonhoogte) Psalm 105 vers 5 Psalm 134 vers

Nadere informatie

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN STUDIONLINE JAARGANG 2, NR. 2 ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN RICHTEREN 2 D O M I N E E O N L I N E. O R G RICHTEREN 2 Richteren 2 geeft eigenlijk een korte samenvatting van de inhoud van het boek. Het

Nadere informatie