GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Noord, wijzigingsplan Zwartschaap 22, 2013

Transcriptie

1 GEMEENTE HOOGEVEEN BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Noord, wijzigingsplan Zwartschaap 22, 2013 VASTGESTELD 24 september 2013 ONHERROEPELIJK 13 november 2013

2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding Bestaande situatie Plangebied Vigerende bestemmingsplan Toelichting bestaande situatie Gewenste ontwikkeling Ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit Milieu Economische uitvoerbaarheid Planbeschrijving Inspraak...11 Voorschriften...13 Plankaart...14 Pagina 2

3 1. Inleiding In het najaar van 2012 heeft de gemeente Hoogeveen van mevrouw Kok een aanvraag ontvangen voor het oprichten van een paardenpension en twee vakantieappartementen op het perceel Zwartschaap 22 te Stuifzand. 2. Bestaande situatie 2.1 Plangebied Het plangebied beslaat het perceel Zwartschaap 22 te Stuifzand, kadastraal bekend gemeente Hoogeveen, sectie V, nummer Vigerende bestemmingsplan Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied Noord. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Hoogeveen vastgesteld op 22 november 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe op 27 mei Hieronder is een uitsnede van de vigerende plankaart weergegeven. Het perceel is rood omrand. Pagina 3

4 2.3 Toelichting bestaande situatie Het perceel is gelegen aan de Zwartschaap 22, en heeft de bestemming Landelijk gebied II. Op het perceel rust de doelbestemming Grondgebonden agrarisch bedrijf. De bebouwing op het perceel doet op dit moment geen dienst meer als agrarische bebouwing. 3. Gewenste ontwikkeling Aanvraagster wil een paardenpension oprichten op het perceel Zwartschaap 22. Dit paardenpension wordt de hoofdactiviteit van het bedrijf, met daarbij als nevenactiviteit twee appartementen met een logiesfunctie ten behoeve van recreatie. Het bestemmingsplan Buitengebied Noord kent een mogelijkheid om de bestemming van percelen te wijzigen mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in artikel 16 van het bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het bestemmingsplan, voorzover het betreft (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven wijzigen: a. ten behoeve van een woonfunctie; b. ten behoeve van sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij, kampeerboerderij, bedrijfsmatige permanente mantelzorg, bed-and-breakfast dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen functies; c. ten behoeve van bedrijven genoemd in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijven, categorieën 1 en 2 van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2001) van de VNG of wel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven, met dien verstande dat: - ingeval van splitsing het aantal woningen per voormalig agrarisch bedrijf niet meer dan twee mag bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw minimaal 180 m² bedraagt. Per 1 juli 2009 wordt een procedure gestart waarmee de 180 m² wordt verhoogd tot 220 m²; - de activiteiten genoemd sub b en c uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met de woonfunctie; - de activiteiten genoemd sub b en c zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de gebouwen, met dien verstande dat met uitzondering van buitenopslag bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf; - bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm; - wordt gestreefd de landschappelijk verstorende bebouwing af te breken; - geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen; - zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing; - voorzover de wijziging betrekking heeft op bedrijfsmatige mantelzorg de noodzaak en het aantal wooneenheden wordt aangetoond middels een bedrijfsplan; - deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is voorzover de gronden op de plankaart zijn aangegeven met veiligheidszone A munitiedepot of veiligheidszone B munitiedepot ; - de onder a, b en c genoemde functies met gebruikmaking van een nieuwe procedure ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening onderling uitwisselbaar zijn, met dien verstande dat bij onderlinge uitwisseling de woonfunctie behouden blijft. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de dikgedrukte voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid. Pagina 4

5 4. Ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit De realisatie van het paardenpension en de twee recreatieappartementen vinden plaats in de bestaande bebouwing. De voormalige varkensstal zal hiervoor worden verbouwd. Met de nieuwe invulling krijgt dit gebouw een goede functie. Nadere eisen omtrent landschappelijke inpassing hoeven om deze reden niet te worden opgelegd. Het parkeren bij de appartementen wordt opgelost op eigen terrein en mag niet voor de woning worden gesitueerd. 5. Milieu 5.1 Bodem Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Het plan heeft betrekking op het realiseren van een tweetal appartementen in een voormalige varkensstal. Voor deze wijziging van gebruik heeft het adviesbureau Tauw een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport Verkennend bodemonderzoek Zwartschaap 22 te Stuifzand, kenmerk R LHUbdv-V01-NL van 26 maart 2013 (bijlage 1 Bodemonderzoek). Uit het onderzoek blijkt dat tijdens de veldwerkzaamheden zintuiglijk geen waarnemingen zijn gedaan die konden duiden op een eventuele verontreiniging van de bodem. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal werd visueel geen specifiek asbestverdacht materiaal waargenomen. Grond In de bovengrond is een gehalte van kobalt in lichte mate boven de achtergrondwaarde gemeten. Verder zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen aangetroffen. Grondwater In het grondwater zijn geen van de geanalyseerde parameters in verhoogde gehalten vastgesteld. Conclusie Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de realisatie van appartementen ter plaatse van het deel van de voormalige varkensschuur dat is onderzocht. Uit de uitgevoerde asbestinventarisatie blijkt dat op de voormalige varkensschuur asbestplaten op het dak en asbestplaat om ventilatiekokers op het dak zijn aangetroffen. In verband met de renovatie van de schuur dienen de aanwezige asbesthoudende materialen door een SCA-530 gecertificeerd bedrijf te worden verwijderd. Grondverzet Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch Pagina 5

6 analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij. Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kunnen worden verkregen bij de afdeling Advies (team bodem) van de gemeente Hoogeveen en Rijkswaterstaat Leefomgeving. 5.2 Archeologie In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden. Het plangebied ligt volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Aangezien de recreatieappartementen in de varkensstal worden gerealiseerd is het uitvoeren van een inventariserend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De bodem is al verstoord, omdat een mestkelder onder de stal aanwezig is en de bodem hieronder niet verder verstoord wordt als gevolg van de planontwikkeling. De meldplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft wel van kracht. Als tijdens grondwerkzaamheden archeologische vondsten of sporen worden aangetroffen, dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd. In dat geval dient de provinciaal archeoloog bij het Drents Plateau te Assen en de gemeente op de hoogte te worden gebracht. 5.3 Water In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is doorlopen bij het waterschap Reest en Wieden. Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. 5.4 Ecologie Voor het plangebied heeft het adviesbureau Fopma NatuurAdvies een quickscan natuurtoets uitgevoerd. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport Quickscan natuurwaarden, Zwartschaap 22, Stuifzand (kenmerk: 2013/44) van 27 februari 2013 (bijlage 2 Ecologisch onderzoek). Gebiedsbescherming Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Pagina 6

7 Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Ook ligt het plangebied niet in de nabijheid van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen. Binnen het plangebied zijn geen middelzwaar tot zwaar beschermde plant- en diersoorten (tabel 2 en 3) van de Flora- en faunawet aangetroffen, met uitzondering van broedvogels. Het is niet mogelijk ontheffing te krijgen voor verstoring of schade aan broedvogels, hun nesten en jongen. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels te worden opgestart of uitgevoerd. Indien voorafgaand aan de sloop blijkt dat broedvogels afwezig zijn, dan is het ook mogelijk om binnen de broedperiode van vogels aan te vangen met de werkzaamheden. Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. 5.5 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO 2 ), zwaveldioxide (SO 2 ) en zwevende deeltjes (PM 10 ; ook wel fijn stof genoemd). In het Besluit Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) (hierna: Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor wat betreft de functie wonen zijn locaties die niet meer dan respectievelijk 1500 (één ontsluitingsweg) of 3000 nieuwe woningen (twee ontsluitingswegen) omvatten, aangemerkt als gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit project, waarbij slechts een tweetal recreatieappartementen gerealiseerd wordt, is van zeer beperkte omvang en aan te merken als een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan Pagina 7

8 luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven. 5.6 Geluid Bij alle aanpassingen en/of herzieningen van bestemmingsplannen wordt een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. Wegverkeer Het bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de agrarische functie naar een recreatieve functie. Recreatiewoningen zijn geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wgh. De geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op deze woningen hoeft dan ook niet getoetst te worden aan de normen van de Wgh, daarbij wordt nog opgemerkt dat de verkeersintensiteiten op de weg Zwartschaap laag zijn. Industrielawaai Op korte afstand van het plangebied ligt een las- en montagebedrijf. Aangezien de functie van het plangebied wijzigt, is de geluidbelasting veroorzaakt door dit bedrijf wel inzichtelijk gemaakt op de recreatiewoningen. Uit het akoestisch onderzoek met kenmerk van 13 maart 2013 (bijlage 3 Akoestisch onderzoek) blijkt dat de geluidbelasting van het las- en montagebedrijf op de recreatieverblijven in de dagperiode 45 db(a) bedraagt en in de avondperiode 44 db(a). Dit is de geluidbelasting zonder afscherming. Tussen het bedrijfsgebouw en de recreatieverblijven bevinden zich opstallen die het geluid voor een groot gedeelte zullen afschermen voor de recreatieverblijven. De geluidbelasting zal bij de recreatieverblijven door de gedeeltelijke afscherming in werkelijkheid lager zijn. Op basis van de berekende geluidbelasting veroorzaakt door het las-en montagebedrijf kan in het kader van ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd bij de recreatieverblijven. Voor een goed woon- en leefklimaat geldt een streefwaarde van 50 db(a) etmaalwaarde. Daarbij wordt opgemerkt dat het bedrijf voldoet aan de geluidnorm van 50 db(a) etmaalwaarde uit het Activiteitenbesluit. Dit bedrijf wordt bij realisatie van de recreatieverblijven daarom niet geschaad in haar belangen wat betreft het aspect geluid. 5.7 Externe veiligheid Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied. Op basis van onderstaande signaleringskaart blijkt er geen belemmering te zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Er is geen sprake van nabijgelegen risicovolle bedrijven. Ook Pagina 8

9 ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Afbeelding: Signaleringskaart externe veiligheid Hoogspanningslijnen In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008). 5.8 Geur In de voormalige varkensstal wordt een gedeelte gebruikt voor de stalling van paarden. Voor een dierenverblijf voor paarden geldt een vaste afstand van 50 meter ten opzichte van een geurgevoelig object. De paarden worden in het oostelijk deel van de voormalige varkensstal gehuisvest. Een groot deel van de varkensstal ligt op minder dan 50 meter van het dichtstbijzijnde geurgevoelig object aan Zwartschaap 24b. Het dichtstbijzijnde emissiepunt van het gedeelte van de stal waar de paarden worden gehuisvest, moet op 50 meter of meer van het dichtstbijzijnde geurgevoelig object liggen. 5.9 Bedrijven en milieuzonering Bij nieuwbouw van woningen of bedrijven dienen de richtafstanden van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering gemotiveerd te worden toegepast. Het plangebied ligt in een overwegend agrarisch gebied. Aan de noordzijde van het plangebied ligt een las-en montagebedrijf. Aangezien de agrarische functie van het plangebied wijzigt naar een recreatieve functie zou vanuit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat een afstand van 100 meter moeten worden aangehouden tussen het las- en montagebedrijf en de recreatiewoningen op basis van de VNG-publicatie. Geluid is het meest bepalende milieuaspect. De afstand tussen de recreatieappartementen en het bedrijf bedraagt ca. 20 meter. Gezien de korte afstand is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door het adviesbureau Avenue om te bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De resultaten zijn besproken in de Pagina 9

10 paragraaf Geluid. Uit het onderzoek is gebleken dat een goed woon- en leefklimaat aanwezig is voor de recreatieappartementen en dat de recreatieappartementen geen belemmering vormen voor de activiteiten van het las- en montagebedrijf M.e.r. beoordeling Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal: - de kenmerken van het project; - de plaats van het project; - de kenmerken van de potentiële effecten. In het plangebied is sprake van woningbouw, waarbij 2 nieuwe recreatieappartementen gerealiseerd worden. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen. Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 2 recreatieappartementen ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.- beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt. Het plangebied ligt op meer dan 3 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en op circa 315 meter tot het dichtstbijzijnde natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De recreatieappartementen worden gerealiseerd in bestaande bebouwing. Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten Duurzaamheid Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid, die richting geeft aan de wijze waarop de gemeente wil komen tot een CO 2 -neutrale gemeente in Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Er zijn in de Pagina 10

11 praktijk verschillende mogelijkheden om energieneutraal te bouwen en rekening te houden met het gebruik van duurzame materialen Conclusie Door de initiatiefnemer aangeleverde onderzoeken zijn beoordeeld (deze worden als bijlage bij de toelichting gevoegd en aan alle voorwaarden op het milieugebied kan worden voldaan. 6. Economische uitvoerbaarheid Het plan betreft een bouwplan als bedoeld in 6.1 Wro, echter het betreft hier een private ontwikkeling. Hieraan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden anders dan de plankosten. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. 7. Planbeschrijving De voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied Zuid Herziening 2007 zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. 8. Inspraak Het ontwerpwijzigingsplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te brengen. In deze periode is één zienswijze ingediend: De indiener vreest dat het bedrijf groot gaat worden. Hij voorziet dat er grote ruiterkampen zullen komen. De appartementen zullen worden ingericht met stapelbedden zodat het organiseren van kampen mogelijk wordt. De activiteiten die samenhangen met de bedrijfsmatige activiteiten, zoals een barbecue, geven overlast. De indiener woont op geringe afstand van het perceel Zwartschaap 22. Met hem is indertijd geen contact opgenomen over deze ontwikkeling. Niet door initiatiefnemer, niet door de gemeente. Daarnaast voorziet de indiener een gevaar voor de verkeersveiligheid. In de huidige situatie, wanneer op Zwartschaap 22 hooi gelost moet worden, wordt dat gedaan op de openbare weg. Daardoor ontstaat al een gevaarlijke verkeerssituatie. Dit zal toenemen naarmate het bedrijf op Zwartschaap 22 grootschaliger wordt. Voorts voorziet de indiener ook een toename van andere overlast. Het lossen van de trailers vindt nu al plaats voor zijn huis. Bij het manoeuvreren brengen ze dan schade toe aan de dam van de indiener. Hij vreest ook dat, doordat de paarden via de openbare weg (fietspad) naar de bossen moeten, deze schade zullen aanrichten aan het fietspad. Dit zal niet bijdragen tot een veiliger fietspad. Reactie gemeente: Bij het maken van de afweging dient de gemeente uit te gaan van de feiten. Het verzoek van aanvrager betreft de vestiging van een paardenpension (hoofdactiviteit) en met de nevenactiviteit logies ten behoeve van recreatie in de vorm van twee appartementen. De Pagina 11

12 nevenactiviteit moet ondergeschikt blijven aan de hoofdfunctie. De wijzigingsprocedure voorziet niet in het mogelijk maken van grootschalige paardenkampen. Uit de voorgaande reactie blijkt dat de gevreesde ontwikkeling juridisch planologisch niet mogelijk is. Indien er desondanks sprake is van overlast zal dit in het kader van de openbare orde moeten worden aangepakt. De gemeente heeft op de gebruikelijke weg de belanghebbenden geïnformeerd over de ontwikkelingen op het plangebied In de eerste alinea is al aangegeven dat het plan niet is gericht op grootschaligheid. Het college volgt dan ook niet de stelling van indiener dat het bedrijf zal uitgroeien tot grotere omvang. De aanvraag voorziet in de vestiging van een paardenpension en een beperkte logeer gelegenheid. Voor zover schade wordt toegebracht aan eigendommen van indiener is dit een kwestie die tussen partijen opgelost moet worden. Dit valt buiten het kader van deze procedure. Indien aanvrager schade toebrengt aan de openbare ruimte is hij hiervoor aansprakelijk en zal hierop worden aangesproken. Pagina 12