IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85"

Transcriptie

1 UW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85 Blz. Controles Toegang tot de auto Lekke band/ wiel verwisselen Lampen vervangen Afhankelijk van de uitvoering en van de specifieke uitrustingen per land waarvoor de auto bestemd is, kan voor iedere auto slechts een gedeelte van alle uitrustingen van toepassing zijn.

2 2 UW IN EEN OOGOPSLAG

3 UW IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Airbag bestuurder Claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakeling airbag aan passagierszijde* 4 Schakelaar stoelverwarming 5 Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) 6 Dimmer dashboardverlichting 7 Schakelaar ruitenwissers/ -sproeiers/boordcomputer 8 Stuurkolomschakelaars autoradio 11 Voorruitontwaseming 12 Zijruitontwaseming 13 Verstelbaar zijventilatierooster 14 Airbag passagierszijde 15 Middelste verstelbare ventilatieroosters 16 Dashboardkastje 17 Autoradio RD3 18 Bediening verwarming/ventilatie/airconditioning Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels 19 Asbak vóór 20 Versnellingshendel 23 Schakelaar dakbediening 24 Schakelaars elektrisch bedienbare ruiten 25 Handrem 26 Hendel motorkapontgrendeling 27 Stuur-/contactslot 28 Zekeringkast 29 Opbergvak 30 Hoogteverstelling stuurwiel 31 Koplampverstelling 9 Schakelaar alarmknipperlichten 10 Multifunctioneel display 21 Aansteker 22 Schakelaars elektrisch bedienbare buitenspiegels * Volgens land van bestemming.

4 4 UW IN EEN OOGOPSLAG ELEKTRISCH BEDIENBAAR DAK Openen van het dak Zet de auto op een horizontale ondergrond. Controleer of het afdekscherm 1 is uitgetrokken en vastgemaakt (er mogen geen voorwerpen op geplaatst zijn; eventuele bagage in de kofferruimte mag het scherm niet omhoogdrukken). Controleer of er geen voorwerpen op de hoedenplank geplaatst zijn. Controleer of het kofferdeksel goed dicht zit. Zet de auto stil, trek de handrem aan en zet het contact in de stand M. Ontgrendel de twee haken 2 volledig; hierbij klinkt een geluidssignaal. Trek aan de knop 3 tot het geluidssignaal aangeeft dat het dak volledig is geopend. Opmerking: Tijdens het bedienen van het dak worden de ruiten automatisch geopend. Sluiten van het dak Controleer of het afdekscherm 1 is uitgetrokken en vastgemaakt. Controleer of het kofferdeksel goed dicht zit. Zet de auto stil, trek de handrem aan en zet het contact in de stand M. Druk op de knop 3 tot het geluidssignaal aangeeft dat het dak volledig is gesloten. Vergrendel ten slotte de twee haken 2. Opmerking: Na het openen of sluiten van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden. Bedien het dak niet wanneer een bagagerek op het kofferdeksel bevestigd en beladen is. Let erop dat er zich, tijdens het openen of sluiten van het dak, geen personen in de buurt van het bedieningsmechanisme bevinden; hiermee wordt risico op letsel voorkomen. Zet nooit het contact af tijdens het openen of sluiten van het dak. Laat knop 3 nooit langer dan 5 minuten los als het dak nog niet geheel geopend of gesloten is. Laat bij gevaar echter de bedieningsknop los; het dak stopt direct met bewegen. U kunt het openen of sluiten van het dak hervatten zolang het geluidssignaal te horen is. 76

5 UW IN EEN OOGOPSLAG 5 ELEKTRISCH BEDIENBA- RE RUITEN 1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde 2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde Beide schakelaars bedienen aan de desbetreffende zijde zowel de portierruit als de achterzijruit. Handbediening Duw (openen) of trek (sluiten) de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de toets wordt losgelaten. Eén seconde nadat de portierruit volledig is geopend begint de zijruit te openen. Automatische bediening Openen De ruiten worden automatisch geopend (met contact aangezet, draaiende motor). Druk op de schakelaar tot voorbij het zware punt: Druk kort op de schakelaar om de portierruit volledig te openen; druk vervolgens nogmaals op de schakelaar om de achterzijruit volledig te openen. Druk lang op de schakelaar om eerst de portierruit en vervolgens de achterzijruit volledig te openen. Sluiten Alleen de portierruit aan bestuurderszijde is automatisch volledig te sluiten (met draaiende motor) als de achterzijruit is gesloten. Trek kort aan de schakelaar tot voorbij het zware punt om de portierruit aan bestuurderszijde volledig af te sluiten. Opmerking: De schakelaars van de ruitbediening werken niet als het dak wordt bediend. 84 ELEKTRISCH VERSTELBA- RE BUITENSPIEGELS Draai de knop 3 naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw de knop 3 in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. Elektrisch inklapbare spiegels Draai, als het contact aan is, de knop 3 in de standa. 85

6 6 UW IN EEN OOGOPSLAG ELEKTRONISCHE START- BLOKKERING Deze blokkeert het motormanagementsysteem enkele ogenblikken nadat het contact is afgezet en voorkomt zo dat de auto wordt gestolen. Werking Elke sleutel heeft een chip met een eigen code. Bij het aanzetten van het contact wordt de code van de sleutel herkend, waarna de motor gestart kan worden. Als de code ontbreekt of als er een sleutel met andere code wordt gebruikt, dan is starten niet mogelijk. Extra sleutel Er kunnen maximaal 5 sleutelcodes in het geheugen worden opgeslagen. Wend u met de codekaart en alle in uw bezit zijnde sleutels tot een PEUGEOT-servicepunt voor het verkrijgen van een extra sleutel of het vervangen van een sleutel. Waarschuwingssignaal sleutel in contact Als het contact wordt afgezet, klinkt er een geluidssignaal als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact steekt. 73 Codekaart Op deze kaart staat de identificatiecode die uw PEUGEOTservicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film alleen als dit strikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto. Bij aanschaf van een gebruikte auto: - controleer of de codekaart aanwezig is; - laat de sleutels opnieuw in het geheugen opslaan door uw PEUGEOT-servicepunt om er zeker van te kunnen zijn dat alleen u beschikt over een set passende sleutels. Breng geen wijzigingen aan de elektronische startblokkering aan.

7 UW IN EEN OOGOPSLAG 7 STARTEN De vier standen van de sleutel in het contact-/stuurslot zijn: STOP: Contact afgezet. 1 e stand, Accessoires: Contact afgezet, maar accessoires kunnen wel functioneren. 2 e stand, Contact aan: Het contact is aangezet. Starten: De startmotor wordt in werking gezet. Stuurslot Ontgrendel, indien nodig, het stuurslot alvorens te starten. Verdraai het stuurwiel enigszins terwijl tegelijkertijd de sleutel wordt gedraaid. Trap bij het starten het koppelingspedaal in om het aanslaan te vergemakkelijken. Starten van de motor Trap het gaspedaal niet in. Stel de startmotor in werking en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. Belast nooit een motor die koud is. Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte draaien. Breng nooit wijzigingen aan het stuurslot aan. SLEUTELS Met behulp van de sleutels kunnen het slot van de portieren, het kofferdeksel (openen), het slot van de tankdop, het stuurslot, en het slot van het dashboardkastje onafhankelijk worden bediend en kan de airbag aan passagierszijde worden uitgeschakeld. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier: - kunnen de portieren en het kofferdeksel gelijktijdig vergrendeld worden. - kunnen alleen de portieren gelijktijdig ontgrendeld worden. Het kofferdeksel kan alleen met de sleutel in het slot van het kofferdeksel ontgrendeld worden. Afstandsbediening Druk op de knop A om de portieren en de achterklep te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. Druk op de knop B om de portieren op afstand te ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers. 72

8 8 UW IN EEN OOGOPSLAG SCHAKELAARS OP STUURKOLOM Verlichting Verlichting voor en achter (ring A) Lichten uit Parkeerlichten aan Dim-/grootlicht aan Automatisch inschakelen van de verichting Automatisch inschakelen van de verlichting Zet om deze functie in of uit te schakelen het contact in de stand accessoires en de lichtschakelaar in de stand 0. Houd vervolgens het uiteinde van de lichtschakelaar langer dan 4 seconden ingedrukt. Mistlampen vóór/ mistachterlicht (ring B) Mistlampen vóór (ring 1 stand naar voren draaien) Mistlampen vóór en mistachterlicht (ring 2 standen naar voren draaien) Ruitenwissers 2 Hoge snelheid 1 Normale snelheid I Interval of AUTO Automatisch wissen 0 Uit Eén keer wissen Automatische ruitenwissers In de stand AUTO werken de ruitenwissers automatisch en wordt de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast. Ruiten- en koplampsproeiers Trek de hendel van de ruitenwisserbediening naar u toe. De koplampsproeiers werken wanneer het dim-/grootlicht is ingeschakeld

9 UW IN EEN OOGOPSLAG 9 STUURWIEL IN HOOGTE VERSTELLEN Druk bij stilstaande auto de hendel naar beneden om het stuurwiel te ontgrendelen. Zet het stuurwiel in de gewenste stand en trek aan de hendel om het stuurwiel te vergrendelen. MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: trek aan de handgreep. Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op. Plaats de stang in de houder om de motorkap te ondersteunen

10 10 UW IN EEN OOGOPSLAG VOORSTOELEN 1 - Verstelling in lengterichting. 2 - Toegang tot de achterzitplaatsen. 3 - Hoogteverstelling en verstelling van de hoek van de hoofdsteun. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. 4 - Verstelling van de hoek van de rugleuning. 5 - Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel. 6 - Schakelaar stoelverwarming. 64

11 UW IN EEN OOGOPSLAG 11 VOORSTE AIRBAGS Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Steek de contactsleutel in de schakelaar 1 en draai deze: op ON airbag aan passagierszijde geactiveerd. op OFF airbag aan passagierszijde uitgeschakeld. Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot een airbag aan passagierszijde Auto's met een airbagschakelaar: Schakel de airbag aan passagierszijde uit als u een kinderzitje met de rugleuning in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Schakel de airbag in als er een passagier op de voorstoel zit. ISOFIX-BEVESTIGINGEN Deze zijn beschikbaar voor de passagiersstoel vóór en dienen om een speciaal kinderzitje te installeren dat verkocht wordt via de PEUGEOT-servicepunten. Auto's zonder een airbagschakelaar: De sloten van het kinderzitje worden verankerd aan de spe- ciale bevestigingspunten en zorgen zo voor een veilige en snelle Controle van de Plaats geen kinderzitje met de rugleu- montage van het zitje. Het kinder- werking ning in de rijrichting zitje moet met de rug in de rijrichting geplaatst worden voor Als bij aangezet contact (2 e op de voorstoel. stand) kinderen tot 13 kg (hierbij is het dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de noch enig voorwerp op het dash- Leg in elk geval nooit uw voeten, verplicht de airbag aan passagierszijde uit te schakelen). melding "Airbag passagier uitgeschakeld" board. op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag Volg de aanwijzingen van de aan passagierszijde is uitgeschakeld fabrikant van het kinderzitje. (stand "OFF" van de schakelaar). Als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, blijft het verklikkerlampje branden. 93 * Volgens land van bestemming. 67

12 12 UW IN EEN OOGOPSLAG VERWARMING EN AIRCONDITIONING Nr. Symbool Functie 1 Regeling luchtverdeling. 2 Toevoer buitenlucht Temperatuurregeling. 4 Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. 5 Regeling luchtopbrengst. 6 Bediening airconditioning. 60

13 UW IN EEN OOGOPSLAG 13 AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING Nr. Symbool Functie 1 Regeling luchtopbrengst. 2 Regeling luchtverdeling. 3 Toevoer buitenlucht. 4 Bediening airconditioning. 5 Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. 6 Uitschakelen. 7 Temperatuurregeling. 8 Automatisch programma "comfort". Opmerking: De werking van het systeem kan minder zijn als het dak is weggeklapt Automatisch programma "zicht".

14 14 UW IN EEN OOGOPSLAG AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Starten Zet de hendel in de stand N of P om de auto te starten. Trap het rempedaal in bij het selecteren van de gewenste stand vanuit stand P en bij het selecteren van stand R vanuit een stand voor vooruitrijden en andersom. P. Parkeerstand. R. Achteruit. N. Neutraalstand. D. Rijden: automatisch schakelen van de 4 versnellingen. 3. Automatisch schakelen van de eerste 3 versnellingen. 2. Automatisch schakelen van de eerste 2 versnellingen. A. Programma Sport. B. Programma Sneeuw. 89

15 18 PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES UIT TE VOEREN ONDERHOUD Het onderhoud van uw auto dient elke km of elke twee jaar te worden uitgevoerd. Door de lange intervallen tussen de onderhoudscontroles is het noodzakelijk het motoroliepeil regelmatig te controleren: het is normaal dat er tussen twee verversingen motorolie bijgevuld moet worden. Peugeot nodigt u daarom uit voor een tussentijdse controle tussen alle onderhoudscontroles. De termijn voor deze tussentijdse controle wordt niet aangegeven door de onderhoudsintervalindicator. Deze moet elke km worden uitgevoerd. Een Peugeot monteur voert een kortdurende controle uit en vult, indien nodig, vloeistoffen bij (olie, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof tot 2 liter). Een te laag motorolieniveau kan aanzienlijke schade aan de motor veroorzaken: controleer het niveau minstens elke of km, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Deze lange onderhoudsintervallen zijn mogelijk dankzij de ontwikkeling van onze automobielen en smeermiddelen: DAAROM IS HET VERPLICHT UITSLUITEND MOTOROLIËN TE GEBRUIKEN DIE VOOR DE MOTOR VAN UW AUTO GESCHIKT ZIJN EN AANBEVOLEN WORDEN DOOR DE CONSTRUCTEUR (zie bladzijden "Smeermiddelen").

16 PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 19 BIJZONDERHEDEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen speciale aandacht. De remvloeistof dient elke km of elke 2 jaar vervangen te worden. Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (tussentijdse controles en onderhoudscontroles) gecontroleerd te worden. De distributieriem: raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. Opmerking: de koelvloeistof hoeft niet te worden ververst. Bijzondere gebruiksomstandigheden Bij gebruik onder bepaalde, bijzonder zware omstandigheden: - Overwegend huis-aan-huisbestellingen. - Overwegend stadsverkeer. - Korte ritten bij lage temperatuur. Of bij langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: - In warme streken met temperaturen regelmatig hoger dan 30 C. - In koude streken met temperaturen regelmatig lager dan 15 C. - In stoffige gebieden. - In landen waar smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen. Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om het onderhoudsschema voor "Bijzondere omstandigheden" te volgen en de intervallen te verkorten: - Elke km of elk jaar.

17 PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 19 BIJZONDERHEDEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen speciale aandacht. De remvloeistof dient elke km of elke 2 jaar vervangen te worden. Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (tussentijdse controles en onderhoudscontroles) gecontroleerd te worden. De distributieriem: raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. Opmerking: de koelvloeistof hoeft niet te worden ververst. Bijzondere gebruiksomstandigheden Bij gebruik onder bepaalde, bijzonder zware omstandigheden: - Overwegend huis-aan-huisbestellingen. - Overwegend stadsverkeer. - Korte ritten bij lage temperatuur. Of bij langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: - In warme streken met temperaturen regelmatig hoger dan 30 C. - In koude streken met temperaturen regelmatig lager dan 15 C. - In stoffige gebieden. - In landen waar smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen. Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om het onderhoudsschema voor "Bijzondere omstandigheden" te volgen en de intervallen te verkorten: - Elke km of elk jaar.

18 20 PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES ONDERHOUDSINTERVALINDICATOR Deze geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema. Werking Zodra het contact wordt aangezet, gaat het lampje (een sleutel die onderhoudswerkzaamheden symboliseert) gedurende 5 seconden branden. De teller geeft (afgerond) het resterende aantal kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Voorbeeld: er is nog km af te leggen tot de eerstvolgende onderhoudscontrole. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand of de stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende onder-houdscontrole is minder dan km. Voorbeeld: er is nog 900 km af te leggen tot de eerstvolgende onderhoudscontrole. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand aan, maar het lampje blijft branden. Dit om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. De kilometertotaalstand of de stand van de dagteller wordt aangegeven. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden Elke keer als het contact wordt aangezet, gaat het lampje gedurende 5 seconden knipperen en geeft de teller het aantal kilometers aan dat er teveel gereden is. Voorbeeld: er had 300 km eerder een onderhoudscontrole uitgevoerd moeten worden. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand aan, maar het lampje blijft branden. De kilometertotaalstand of de stand van de dagteller wordt aangegeven.

19 PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 21 Op 0 zetten van de onderhoudsintervalindicator Uw Peugeot-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elke onderhoudscontrole weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole heeft uitgevoerd, kan de onderhoudsintervalindicator op de volgende wijze op 0 worden gezet: - zet het contact af, - druk op knop 1 en houd deze ingedrukt, - zet het contact aan. De kilometerteller begint 10 seconden terug te tellen, - houd knop 1 gedurende 10 seconden ingedrukt. De teller geeft [= 0] aan en het lampje gaat uit.

20 22 PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES VERSCHILLENDE TYPEN ONDERHOUDSCONTROLES Elke auto heeft zijn eigen onderhoudsinterval, dat door de constructeur is vastgesteld op basis van de technische eigenschappen. Deze bestaat uit 2 verschillende onderhoudscontroles A en C, tussentijdse controles en enkele aanvullende werkzaamheden; deze zijn speciaal op uw auto, de kilometerstand en de leeftijd van uw auto afgestemd. Uw dealer geeft bij de garantiecontrole en daarna bij elke onderhoudscontrole het type en de werkzaamheden van de volgende onderhoudscontrole aan. Onderhoudscontrole elke km of elke 2 jaar ONDERHOUDSINTERVAL VAN UW 206 CC KILOMETERSTAND Garantiecontrole bij km of na 6 maanden*. Deze is noodzakelijk om aanspraak op de garantie te kunnen maken Voor deze onderhoudscontroles dient minimaal semi-synthetische 10W40 olie te worden gebruikt. Het gebruik van brandstofbesparende 5W30 olie of synthetische 5W40 olie is ook toegestaan. Bijzondere gebruiksomstandigheden (zie het desbetreffende hoofdstuk). * Wat het eerst bereikt is. Tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles.

21 PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 23 PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES TYPE A EN C EN TUSSENTIJDSE CONTROLE Werkzaamheden Omschrijving van de werkzaamheden Garantiecontrole Type A C Tussentijdse controle VERVERSEN - Motorolie verversen. - Oliefilter. VERVANGEN - Brandstoffilter*. - Luchtfilterelement. - Bougies. - Motorolie (controleren + bijvullen). - Olie handgeschakelde versnellingsbak (controleren + bijvullen). - Niveau elektrolyt in accu (controleren + bijvullen) indien niet onderhoudsvrij. NIVEAU - Ruitensproeiervloeistof (controleren + bijvullen). - Koelvloeistof (controleren + bijvullen). - Remvloeistof (controleren + bijvullen). - Stuurbekrachtigingsvloeistof (controleren + bijvullen, volgens uitvoering). - Werking verlichting en signalering. - Staat van ruiten, koplampreflectoren, lampglazen en spiegels. - Claxon. - Ruitensproeiers. - Staat van ruitenwisserbladen. - Staat en spanning van aandrijfriemen. - Werking van handrem. - Afdichting en staat van hydraulische circuits (slangen en carters). - Staat van rubber stofhoezen. CONTROLE - Remblokken. o - Staat en speling van wiellagers, spoorstangen, kogels, silent blocs. - Afdichting van schokdempers. - Slijtage van remvoeringen achter. - Staat en spanning van banden (incl. reservewiel). - Emissieregeling, volgens wettelijke voorschriften. - Interieurfilter (volgens uitvoering). o - Visuele controle van de gehele auto door een Peugeot-monteur. SERVICE* PROEFRIT - Huurauto (indien overeengekomen). Alle rijomstandigheden. o Bijzondere rijomstandigheden. * Volgens land van bestemming.

22 24 COMMERCIËLE BENAMINGEN VAN DE AANBEVOLEN SMEERMIDDELEN VOOR MOTOREN IN EUROPA (1) B E N Z I N E B E N Z I N E (1) Minimale kwaliteitseis : Benzinemotoren : ACEA A3 en API SH/SJ ACEA = Association des Constructeurs Européens Automobiles - API = American Petroleum Institute. Bij gebruik van motorolie die niet voldoet aan de norm ACEA A3-B3 is het noodzakelijk het onderhoudsschema "Bijzondere gebruiksomstandigheden" te volgen met de korte intervallen. *Deze brandstofbesparende olie mag alleen worden gebruikt in motoren die hiervoor geschikt zijn.

23 PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES 25 Voorschrift van aanbevolen smeermiddelen De olie in de tabel voldoet voor de meeste gebruiksomstandigheden. Het schema geeft een overzicht van de meest geschikte viscositeit bij een bepaalde temperatuur. Het is ook mogelijk om synthetische "superkwaliteit" motorolie te gebruiken. Indien het gebruik van semi-synthetische of synthetische oliën niet mogelijk is, mogen oliën van de kwaliteit API SH/SJ gebruikt worden, waarbij dan wel het onderhoudsschema voor "Bijzondere gebruiksomstandigheden" met de korte intervallen dient te worden aangehouden. Aarzel niet om een PEUGEOT-servicepunt advies te vragen om het rijcomfort van uw auto te behouden en de onderhoudskosten zo laag mogelijk te houden. Neem contact op met de lokale vertegenwoordiger van Automobiles PEUGEOT in landen buiten Europa. VERPLICHT VERPLICHT Handgeschakelde ESSO GEAR OIL BV TOTAL TRANSMISSION BV versnellingsbak 75W 80 Ond. nr W 80 Automatische VERPLICHT transmissie ATF 4HP20-AL4 Ond. nr Stuurbekrachtiging ESSO ATF D TOTAL FLUIDE AT42 Ond. nr Remvloeistof Andere aanbevolen producten PEUGEOT DOT4 Koelvloeistof PROCOR TM108/GLYSANTIN G33 of REVKOGEL 2000 VERPLICHT Vorstbescherming 35 C

24 26 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN INSTRUMENTENPANEEL: HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK 1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels* 2. Verklikkerlampje airbag passagier uitgeschakeld* 3. Verklikkerlampje airbags voor en zij-airbags 4. Verklikkerlampje mistlampen vóór 5. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) 6. Verklikkerlampje mistachterlicht 7. Richtingaanwijzer links 8. Kilometerteller, onderhoudsintervalindicator en motorolieniveaumeter 9. Richtingaanwijzer rechts 10. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor 11. Verklikkerlampje grootlicht 12. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar 13. Verklikkerlampje dimlicht 14. Verklikkerlampje laden van de accu 15. Verklikkerlampje motoroliedruk en-temperatuur 16. Verklikkerlampje koelvloeistoftemperatuur en te laag koelvloeistofniveau 17. Temperatuurmeter motorolie 18. Schakelaar dagteller/kilometerteller 19. Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) 20. Snelheidsmeter 21. Koelvloeistoftemperatuurmeter 22. Toerenteller 23. Knop dimmer dashboardverlichting 24. Brandstofmeter 25. Verklikkerlampje brandstofreserve 26. Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) * Volgens land van bestemming.

25 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 27 INSTRUMENTENPANEEL: AUTOMATISCHE TRANSMISSIE 1. Verklikkerlampje veiligheidsg dels bestuurder* 2. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier* 3. Verklikkerlampje voorste airbags en zij-airbags 4. Verklikkerlampje mistlampen vóór 5. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) 6. Verklikkerlampje mistachterlicht 7. Richtingaanwijzer links 8. Kilometerteller, onderhoudsintervalindicator en motorolieniveaumeter 9. Richtingaanwijzer rechts 10. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor 11. Verklikkerlampje grootlicht 12. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar 13. Verklikkerlampje dimlicht 14. Verklikkerlampje laden van de accu 15. Verklikkerlampje motoroliedruk en -temperatuur 16. Verklikkerlampje koelvloeistoftemperatuur en te laag koelvloeistofniveau 17. Schakelprogramma's 18. Schakelstandindicatie 19. Schakelaar dagteller/kilometerteller 20. Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) 21. Snelheidsmeter 22. Koelvloeistoftemperatuurmeter 23. Toerenteller 24. Knop dimmer dashboardverlichting. 25. Brandstofmeter 26. Verklikkerlampje brandstofreserve 27. Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) * Volgens land van bestemming.

26 28 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Een verklikkerlampje dat constant blijft branden of bij draaiende motor knippert geeft aan dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Sommige verklikkerlampjes kunnen branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Negeer een dergelijke waarschuwing niet, maar raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOTservicepunt. Als tijdens het rijden het verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) gaat branden, zet de auto dan altijd zo snel mogelijk op een veilige plaats stil. Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) Gekoppeld aan het verklikkerlampje te lage motoroliedruk, koelvloeistofniveau- en temperatuurmeter, handrem, remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar. Als het lampje bij draaiende motor knippert, stop dan onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje motoroliedruk en -temperatuur Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP). Als het lampje brandt, stop dan onmiddellijk. Dit verklikkerlampje wijst op hetzij: - een te lage oliedruk. - te weinig olie in het smeersysteem. Vul indien nodig olie bij. - een te hoge temperatuur van de motorolie. Het verklikkerlampje brandt in combinatie met een geluidssignaal. Matig uw snelheid om de motorolietemperatuur te laten dalen. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje koelvloeistoftemperatuur en te laag koelvloeistofniveau Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP). Stop onmiddellijk. Wacht tot de motor is afgekoeld alvorens koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk. Draai, om verwondingen te voorkomen, de vuldop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder vervolgens de vuldop en vul koelvloeistof bij. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar (REF) Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP). Wijst op hetzij: - een (iets) aangetrokken handrem. - een te laag remvloeistofniveau in het reservoir (als het lampje ook brandt als de handrem niet gebruikt wordt). - een storing in de elektronische remdrukregelaar (REF), als het verklikkerlampje brandt in combinatie met het verklikkerlampje ABS. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet gedurende 3 seconden branden. Als het lampje bij een snelheid van meer dan 12 km/h blijft branden of gaat branden, wijst dit op een storing in het antiblokkeersysteem. De normale remwerking met rembekrachtiging blijft echter behouden. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing ABS" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt.

27 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 29 Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet enkele seconden branden. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. als tijdens het rijden het verklikkerlampje op de schakelaar ESP/ASR knippert (systeem actief) en vervolgens blijft branden of als het lampje tijdens het rijden spontaan gaat branden. Het verklikkerlampje gaat knipperen als het systeem bij draaiende motor in werking treedt. Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje blijvend branden. Verklikkerlampje laden van de accu Wijst op hetzij: - een storing in het laadcircuit. - loszittende aansluitingen van de accu of de startmotor. - een gebroken of te slappe dynamoriem. - een defecte dynamo. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als dit lampje bij draaiende motor gaat branden, wijst dit op een defect in het injectie-/ontstekingssysteem of in de emissieregeling. De katalysator kan hierdoor beschadigd raken. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje brandstofreserve Op het moment dat dit lampje gaat branden, kunt u nog ongeveer 50 km rijden (tankinhoud ongeveer 47 liter). Verklikkerlampje veiligheidsgordel* Dit lampje gaat branden als de bestuurder, bij het aanzetten van het contact, zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Verklikkerlampje uitschakelen airbag aan passagierszijde* Dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Airbag passagier uitgeschakeld" op het multifunctionele display. Als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, gaat het verklikkerlampje branden als het contact wordt aangezet, waarna het blijft branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje knippert een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje airbags vóór en zij-airbags Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact branden en gaat na enkele seconden uit. Als dit lampje bij draaiende motor gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op een defect in het airbagsysteem. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. Koelvloeistoftemperatuurmeter - Wijzer in zone (A): de temperatuur is in orde, - Wijzer in zone (B): de temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) gaat knipperen. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. * Volgens land van bestemming.

28 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 29 Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet enkele seconden branden. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. als tijdens het rijden het verklikkerlampje op de schakelaar ESP/ASR knippert (systeem actief) en vervolgens blijft branden of als het lampje tijdens het rijden spontaan gaat branden. Het verklikkerlampje gaat knipperen als het systeem bij draaiende motor in werking treedt. Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje blijvend branden. Verklikkerlampje laden van de accu Wijst op hetzij: - een storing in het laadcircuit. - loszittende aansluitingen van de accu of de startmotor. - een gebroken of te slappe dynamoriem. - een defecte dynamo. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als dit lampje bij draaiende motor gaat branden, wijst dit op een defect in het injectie-/ontstekingssysteem of in de emissieregeling. De katalysator kan hierdoor beschadigd raken. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje brandstofreserve Op het moment dat dit lampje gaat branden, kunt u nog ongeveer 50 km rijden (tankinhoud ongeveer 47 liter). Verklikkerlampje veiligheidsgordel* Dit lampje gaat branden als de bestuurder, bij het aanzetten van het contact, zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Verklikkerlampje uitschakelen airbag aan passagierszijde* Dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Airbag passagier uitgeschakeld" op het multifunctionele display. Als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, gaat het verklikkerlampje branden als het contact wordt aangezet, waarna het blijft branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje knippert een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje airbags vóór en zij-airbags Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact branden en gaat na enkele seconden uit. Als dit lampje bij draaiende motor gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op een defect in het airbagsysteem. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. Koelvloeistoftemperatuurmeter - Wijzer in zone (A): de temperatuur is in orde, - Wijzer in zone (B): de temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) gaat knipperen. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. * Volgens land van bestemming.

29 30 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Temperatuurmeter motorolie Bij een draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolie aan: - Wijzer in zone (C): de olietemperatuur is in orde. - Wijzer in zone (D): de olietemperatuur is te hoog. Verminder uw snelheid om de olietemperatuur te laten dalen. Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies: - onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk), - motorolieniveaumeter, - kilometerteller (totale kilometerstand of dagteller). Opmerking: De totale kilometerstand of de dagteller wordt gedurende dertig seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden het motorolieniveau. Maximum olieniveau Controleer als de zes blokjes knipperen het olieniveau met de peilstok. Te veel olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met een PEUGEOT-servicepunt. Te weinig olie Als de zes streepjes knipperen en de melding "min" wordt weergegeven, geeft dit aan dat het olieniveau te laag is, waardoor motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. Defecte motorolieniveaumeter Als de zes streepjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt Controle van het olieniveau met de peilstok is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid.

30 30 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Temperatuurmeter motorolie Bij een draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolie aan: - Wijzer in zone (C): de olietemperatuur is in orde. - Wijzer in zone (D): de olietemperatuur is te hoog. Verminder uw snelheid om de olietemperatuur te laten dalen. Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies: - onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk), - motorolieniveaumeter, - kilometerteller (totale kilometerstand of dagteller). Opmerking: De totale kilometerstand of de dagteller wordt gedurende dertig seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden het motorolieniveau. Maximum olieniveau Controleer als de zes blokjes knipperen het olieniveau met de peilstok. Te veel olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met een PEUGEOT-servicepunt. Te weinig olie Als de zes streepjes knipperen en de melding "min" wordt weergegeven, geeft dit aan dat het olieniveau te laag is, waardoor motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. Defecte motorolieniveaumeter Als de zes streepjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt Controle van het olieniveau met de peilstok is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid.

31 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 31 Kilometerteller Dimmer dashboardverlichting ALARMKNIPPERLICHTEN Druk de knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Druk op de knop 1 om over te schakelen van kilometerteller naar dagteller en terug. Druk, als de dagteller is ingeschakeld, langer dan 3 seconden op de knop om de dagteller op nul te zetten. Druk, tijdens het branden van de verlichting, op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te veranderen. Als de verlichting de zwakste (of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop los en druk deze vervolgens opnieuw in om de verlichting weer feller (of zwakker) te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt. Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten* Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten, afhankelijk van de remvertraging die optreedt, automatisch in. De alarmknipperlichten blijven knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven. U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken. * Volgens land van bestemming.

32 32 UW 206 CC IN DETAIL DISPLAY B Dit kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid), - informatie van de autoradio, - controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch aan of een portier geopend is, - waarschuwingen (bijv.: "storing laden accu") of berichten (bijv.: "brandstofniveau laag") die tijdelijk worden weergegeven, kunnen worden gewist door op knop 1 of 2 te drukken, - de boordcomputer. Instellen van de gegevens Druk knop 1 in en houd deze gedurende 2 seconden ingedrukt. Het eerste gegeven knippert en kan worden veranderd. Hierna kunnen door het indrukken van knop 1 achereenvolgens de verschillende gegevens geselecteerd worden: - de taal, - de snelheidseenheden (km of mijl), - de temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit), - de tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur), - de uren, - de minuten, - het jaar, - de maand, - de dag. Door het indrukken van knop 2 kan het geselecteerde gegeven worden gewijzigd. Houd de knop ingedrukt om de gegevens in een hoger tempo in te stellen. Als de knop gedurende 7 seconden niet wordt ingedrukt, geeft het display het basisscherm weer en zijn de wijzigingen opgeslagen.

33 UW 206 CC IN DETAIL 33 DISPLAY C - waarschuwingen die tijdelijk worden weergegeven (bijv.: "brandstofniveau laag") kunnen worden gewist met behulp van de afstandsbediening, - de boordcomputer (zie desbetreffende hoofdstuk), - het navigatiesysteem (zie desbetreffende hoofdstuk). Instellen van parameters Met behulp van de afstandsbediening kunnen de parameters ingesteld worden. De toegang tot de verschillende menu's is bij het navigatiesysteem beschreven. Dit kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid), - informatie van de autoradio, - controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch aan of een portier geopend is,

34 34 UW 206 CC IN DETAIL AUTORADIO RD3 Hendel 1 - Indrukken (achterzijde) Volume verhogen 2 - Indrukken (achterzijde) Volume verlagen Functie Gelijktijdig indrukken Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets 3 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) - Volgende nummer selecteren (CD) 4 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in aflopende frequentie (radio) - Vorige nummer selecteren (CD) 5 - Op het uiteinde drukken Wijzigen van de geluidsbron (radio/cd/cd-wisselaar) 6 - Draaien Selecteren van volgende opgeslagen zender (radio) - (rechtsom) Selecteren van volgende CD 7 - Draaien Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) - (linksom) Selecteren van vorige CD

35 UW 206 CC IN DETAIL 35 Toets Functie A AAN/UIT-schakelaar radio. B - Verlagen van volume. C + Verhogen van volume. D Uitwerpen van de CD. E RDS RDS-functie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de regionale functie. F TA Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de PTY-functie. G Instellen van bassen, hoge tonen, loudness, balans en fader en automatische volumeregeling. H Hoger instellen van de aan de toets G gekoppelde functies. I Lager instellen van de aan de toets G gekoppelde functies. J kk Handmatig zoeken van zenders in oplopende frequentie. Volgende nummer van CD selecteren. K MAN Handmatige/automatische functie van de toetsen J en L. L jj Handmatig zoeken van zenders in aflopende frequentie. Vorige nummer van CD selecteren. M CH. CD Selecteren van de CD-wisselaar. Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen. N CD Selecteren van de CD-speler. Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen. O Radio Selecteren van de radiofunctie. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMAST, AM. Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuzezenders (autostore). 1 t/m 6 Selectie van een opgeslagen zender. Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender. Selecteren van CD's uit de CD-wisselaar.

36 36 UW 206 CC IN DETAIL ALGEMENE FUNCTIES Aan/uit Druk, als het contact AAN is of in de stand ACCESSOIRES staat, op de knop A om de radio aan of uit te schakelen. De radio kan gedurende 30 minuten werken zonder dat het contact aanstaat. Diefstalbeveiliging De radio is zodanig gecodeerd dat deze alleen in uw auto functioneert. Het heeft geen enkele zin de radio in een andere auto te monteren. De diefstalbeveiliging is volledig automatisch en behoeft daarom niet te worden ingeschakeld of ingesteld. REGELING VAN HET VOLUME Druk herhaaldelijk op de toets C om het volume te verhogen en op de toets B om het te verlagen. Druk lang op de toets C of B om het volume sneller te verhogen resp. te verlagen. AUDIO-INSTELLINGEN Druk herhaaldelijk op de toets G om achtereenvolgens de bassen (BASS), de hoge tonen (TREB), de loudness-functie (LOUD), de fader (FAD), de balans (BAL) en de automatische aanpassing van het volume te kiezen. Deze functie wordt automatisch weer uitgeschakeld als er geen instellingen gewijzigd worden of door de toets G na het bereiken van de functie voor de automatische aanpassing van het volume nogmaals in te drukken. Opmerking: De instellingen voor de bassen en hoge tonen zijn gekoppeld aan de op dat moment ingeschakelde geluidsbron. Zo kan de toonhoogte voor de radio, CD of CD-wisselaar verschillend worden ingesteld.

37 UW 206 CC IN DETAIL 37 Bassen Druk, als er "BASS" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I om de bassen in te stellen. - "BASS -9" minimum instelling bassen. - "BASS 0" normale stand. - "BASS +9" maximum instelling bassen. Toonregeling Druk, als er "TREB" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I om de hoge tonen in te stellen. - "TREB -9" minimum instelling hoge tonen. - "TREB 0" normale stand. - "TREB +9" maximum instelling hoge tonen. Loudness-functie Met deze functie kunnen de bassen en hoge tonen versterkt worden. Druk op de toetsen H of I om de functie in- of uit te schakelen. Faderregeling Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I. Met de toets H wordt het volume vóór versterkt. Met de toets I wordt het volume achter versterkt. Balansregeling Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I. Met de toets H wordt het volume rechts versterkt. Met de toets I wordt het volume links versterkt. Automatische volumeregeling Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets H of I om de functie in- of uit te schakelen.

38 38 UW 206 CC IN DETAIL RADIOFUNCTIE Opmerkingen over de radio-ontvangst De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf, middengolf en FMzenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de reflectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst. Selecteren van de radiofunctie Druk op de toets O. Selecteren van het golfbereik Druk kort op de toets O, om de golflengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen. Automatisch afstemmen Druk kort op één van de toetsen J of L om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. De radio stopt bij de eerste zender die na het loslaten van de toets wordt gevonden. Als de functie TA is ingeschakeld, wordt alleen afgestemd op zenders die verkeersinformatie uitzenden. Eerst worden de sterkste zenders afgezocht in de stand "LO". Daarna wordt in de stand "DX" ook naar zwakkere zenders gezocht. Druk twee keer kort op de toets J of L om direct in de stand "DX" op de zwakkere zenders af te kunnen stemmen.

39 UW 206 CC IN DETAIL 39 Handmatig afstemmen Druk op de toets "MAN". Druk kort op de toets J of L om respectievelijk de volgende of volgende zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. Het zoeken stopt zodra de toets wordt losgelaten. Als de toets "MAN" opnieuw wordt ingedrukt, wordt teruggekeerd naar het automatisch afstemmen op een zender. Handmatig opslaan van zenders Kies het gewenste station. Houd één van de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Het geluid valt weg en keert weer terug: de desbetreffende zender is nu opgeslagen. Automatisch opslaan van FM-zenders (autostore) Houd de toets O meer dan twee seconden ingedrukt. De autoradio slaat automatisch de 6 FM-zenders op. Deze zenders worden op de Fmast-band opgeslagen. Als er minder dan zes zenders worden gevonden, blijven de resterende geheugens ongewijzigd. Oproepen van opgeslagen zenders Telkens als een van de toetsen "1" t/m "6" wordt ingedrukt, wordt de desbetreffende zender weergegeven.

40 40 UW 206 CC IN DETAIL RDS Gebruik van RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM De RDS-functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze zender gebruikt worden in de diverse regio's. Druk kort op de toets "RDS" om de functie in of uit te schakelen. Op het multifunctionele display verschijnt: - "RDS" als deze functie is ingeschakeld. - "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Volgen van RDS-zenders Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt. Verkeersinformatie Druk op de toets "TA" om deze functie in of uit te schakelen. Op het display verschijnt: - "TA" als deze functie is ingeschakeld. - "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, CD of CD-wisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie. Druk op de toets "TA" om de verkeersinformatie te onderbreken; de functie is dan uitgeschakeld. Opmerking: Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten. Regionale functie (REG) Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.

41 UW 206 CC IN DETAIL 41 PTY-functie Met behulp van deze functie kunnen zenders met een specifieke programmering (info, cultuur, sport, pop...) beluisterd worden. Houd, als FM is geselecteerd, de toets "TA" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen. Zoeken van een PTY-programmering: - Schakel de PTY-functie in. - Druk kort op één van de toetsen J of L om een overzicht met de verschillende programmatypes weer te geven. - Als er een programma naar wens wordt weergegeven, houd dan één van de toetsen J of L langer dan twee seconden ingedrukt om automatisch af te stemmen (na het afstemmen wordt de PTY-functie weer uitgeschakeld). In de stand PTY kunnen de verschillende programmatypes worden opgeslagen. Houd daarvoor de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Een bepaalde programmering kan nu worden opgeroepen door de desbetreffende toets kort in te drukken. EON Dit systeem maakt koppelingen tussen zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch naar andere zenders binnen het gebied over te schakelen die verkeersinformatie of een PTY-programmering uitzenden. De EON-functie werkt alleen als de functie TA of PTY is ingeschakeld.

42 42 UW 206 CC IN DETAIL CD-SPELER Selecteren van CD-speler Uitwerpen van een CD Zodra een CD in de CD-speler wordt gestoken met het etiket naar boven gericht, zal de CD-speler de CD automatisch afspelen. Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan op de toets N. Druk op de toets D om de CD uit de CD-speler te werpen. Selecteren van een nummer van de CD Versneld afspelen Druk op de toets J om het volgende nummer te selecteren. Druk op de toets L om terug te gaan naar het begin van het afgespeelde nummer of het vorige nummer. Houd één van de toetsen J of L lang ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit af te spelen. Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten. Random-functie (RDM) Houd, op het moment dat de CD-speler als geluidsbron is gekozen, de toets N langer dan 2 seconden ingedrukt. De nummers van de CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk de toets N opnieuw langer dan 2 seconden in om weer op normaal spelen over te schakelen. De random-functie wordt gedeactiveerd als de radio wordt uitgezet. Het gebruik van gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.

43 UW 206 CC IN DETAIL 43 CD-WISSELAAR Selecteren van CD-wisselaar Druk op de toets M. Selecteren van een CD Druk op een van de toetsen "1" t/m "5" van de autoradio om de desbetreffende CD te selecteren. Selecteren van een nummer van een CD Versneld afspelen Druk op de toets J om het volgende nummer te selecteren. Druk op de toets L om terug te gaan naar het begin van het afgebeelde nummer of het vorige nummer. Houd één van de toetsen J of L geheel ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit te spelen. Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten. Random-functie (RDM) Houd, op het moment dat de CD-wisselaar is geselecteerd, de toets M langer dan twee seconden ingedrukt. De nummers van de CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk de toets opnieuw in om weer op normaal spelen over te schakelen. Het gebruik van gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.

44 UW 206 CC IN DETAIL 45 NAVIGATIESYSTEEM Presentatie Het navigatiesysteem helpt u door middel van beeld en geluid om de bestemming van uw keuze te bereiken. Het systeem berust op een bestand met cartografische gegevens en een GPS-systeem (Global Positioning System). Dit systeem bepaalt uw positie met behulp van een aantal satellieten. Het navigatiesysteem bestaat uit de volgende onderdelen: - de afstandsbediening, - het display, - de computer, - de schakelaar voor het herhalen van het laatste gesproken bericht, - de CD-rom. - de multifunctionele antenne. Sommige functies of diensten in deze handleiding kunnen variëren, afhankelijk van de gebruikte CDrom of het land van bestemming. De afstandsbediening Door de afstandsbediening op het display te richten kunnen de verschillende functies worden geselecteerd. Pijltjestoetsen: Met behulp van de pijltjestoetsen kan een item op het scherm worden geselecteerd. In het beginmenu kan met behulp van de toetsen "Omhoog" en "Omlaag" de lichtsterkte van het scherm worden ingesteld. Door tijdens het navigeren op de pijltjestoets "links" of "rechts" te drukken wordt tijdelijk de volledige naam van de straat weergegeven als deze gedeeltelijk buiten het scherm valt. menu : het indrukken van deze toets geeft toegang tot het hoofdmenu. Deze toets kan op elk gewenst moment worden ingedrukt. esc : escape-toets Kort indrukken: annuleren van de actuele handeling en terug naar het vorige scherm. Langer dan 2 seconden indrukken: terug naar beginmenu. Deze toets kan vanuit elk menu worden ingedrukt. Deze functie werkt niet tijdens het navigeren. mod val : mode-toets Kort indrukken: wisselen tussen weergave van datum, navigeren, radio en permanente plaatsbepaling. : bevestigingstoets Bevestigen van de geselecteerde functie. Type van de 2 batterijen: 1,5 V type LR03. De afstandsbediening kan in een speciaal daarvoor bestemd vak in het dashboardkastje worden opgeborgen.

45 46 UW 206 CC IN DETAIL Het display De functies van de verschillende menu's verschijnen aan de onderkant van het scherm: 1. Gekozen functie. 2. Functie niet beschikbaar in deze situatie. 3. Functie beschikbaar. Opmerking: In de optie "Lijst" kunnen maximaal 80 adressen worden opgeslagen. Tijdens het navigeren geeft het scherm verschillende soorten informatie afhankelijk van de uit te voeren manoeuvres. 1. Afstand tot de volgende manoeuvre. 2. Volgende manoeuvre. 3. Volgende afslag. 4. Tijd. 5. Buitentemperatuur. 6. Huidige weg. 7. Afstand tot de eindbestemming. 8. Uit te voeren manoeuvre.

46 UW 206 CC IN DETAIL 47 De computer De schakelaar voor het herhalen van het laatste gesproken bericht Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar één keer wordt ingedrukt, wordt het laatste gesproken bericht herhaald of eventueel een nauwkeurigere kaart weergegeven in combinatie met een gesproken bericht. Deze bevindt zich in het dashboardkastje. 1. Toets voor het uitwerpen van de CD-rom. 2. CD-romspeler. 3. Controlelampje ON. Dit lampje geeft aan dat de computer AAN is. 4. Controlelampje CD. Dit lampje geeft aan dat er een CD-rom in de speler steekt. 5. Opbergvak voor de afstandsbediening. De CD-rom Deze bevat alle cartografische gegevens. De CD-rom moet met de bedrukte zijde naar boven in de speler worden gestoken. Gebruik alleen door PEUGEOT goedgekeurde CD-roms. Het gebruik van 'gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Het navigatiesysteem is actief als de wereldbol volledig verlicht wordt weergegeven.

47 48 UW 206 CC IN DETAIL Hoofdmenu Navigatie Zet het contact AAN. Druk op de toets "Menu" om het hoofdmenu op te roepen. Kies met behulp van de pijltjestoetsen een functie en bevestig uw keuze (toets "VAL"). Na het selecteren van het menu "Navigatie/Begeleiding" verschijnt een scherm met aanwijzingen voor het gebruik van het navigatiesysteem. Houd u aan de gegeven aanwijzingen en gebruik de afstandsbediening niet tijdens het rijden. Druk op de toets "VAL" om naar het volgende scherm te gaan. Het menu "Navigatie/Begeleiding" biedt de volgende mogelijkheden: - invoeren van het adres van een nieuwe bestemming. - kiezen van een dienst (hotel, restaurant, vliegveld...) in een plaats. - kiezen van een adres uit het geheugen. - toegang tot het menu "Navigatie-opties". - als het navigatiesysteem gebruikt wordt, kunnen de audiofuncties niet gebruikt worden.

48 48 UW 206 CC IN DETAIL Hoofdmenu Navigatie Zet het contact AAN. Druk op de toets "Menu" om het hoofdmenu op te roepen. Kies met behulp van de pijltjestoetsen een functie en bevestig uw keuze (toets "VAL"). Na het selecteren van het menu "Navigatie/Begeleiding" verschijnt een scherm met aanwijzingen voor het gebruik van het navigatiesysteem. Houd u aan de gegeven aanwijzingen en gebruik de afstandsbediening niet tijdens het rijden. Druk op de toets "VAL" om naar het volgende scherm te gaan. Het menu "Navigatie/Begeleiding" biedt de volgende mogelijkheden: - invoeren van het adres van een nieuwe bestemming. - kiezen van een dienst (hotel, restaurant, vliegveld...) in een plaats. - kiezen van een adres uit het geheugen. - toegang tot het menu "Navigatie-opties". - als het navigatiesysteem gebruikt wordt, kunnen de audiofuncties niet gebruikt worden.

49 UW 206 CC IN DETAIL 49 Een nieuwe bestemming invoeren De laatst ingevoerde plaats wordt weergegeven. Kies een nieuwe plaats door met behulp van de pijltjestoetsen de verschillende letters te selecteren en deze steeds te bevestigen (toets "VAL"). Bij een fout kan met behulp van de functie "Verbeteren" de laatst ingevoerde letter worden gewist. De functie "Lijst" geeft, voor zover de naam is ingevoerd, een lijst met namen die met de invoer overeenkomen. Als er niet meer dan 5 namen op deze lijst voorkomen, worden alle namen automatisch weergegeven. Kies een plaats en bevestig uw keuze (toets "VAL"). Met de functie "Wijzigen" kan de naam van de ingevoerde plaats gewist worden. Als de complete naam wordt weergegeven, kies dan de functie "Bevestigen" en druk op de toets "VAL". Opmerking: Na het bevestigen van een letter worden alleen die letters die een bestaande naam kunnen vormen, weergegeven. Voer de naam van de straat in. Kies de functie "Bevestigen" en druk dan op de toets "VAL". Opmerking: Het navigeren kan beginnen zodra een naam van een plaats is ingevoerd, zonder een straatnaam of een huisnummer in te geven. Kies daarvoor de functie "Stadscentrum". Voer het nummer van de straat in. Kies de functie "Bevestigen" en druk dan op de toets "VAL". Opmerking: Het navigeren kan beginnen zodra een naam van een plaats en een straatnaam is ingevoerd, zonder een huisnummer in te geven. Kies daarvoor de functie "Bevestigen".

50 50 UW 206 CC IN DETAIL De complete bestemming wordt weergegeven. Kies de functie "Bevestigen" en druk dan op de toets "VAL". Opmerking: U kunt de bestemming wijzigen of opslaan in één van beide geheugens (zie het hoofdstuk over het opslaan van een adres in het geheugen). Kies een nieuw criterium uit de lijst en bevestig uw keuze (toets "VAL"). Als het gewenste criterium is geselecteerd, kies dan de functie "Bevestigen" en druk op de toets "VAL". Het navigeren begint, volg de aanwijzingen. Het laatst gebruikte criterium wordt weergegeven. Het navigeren begint automatisch volgens dit criterium als er binnen 5 seconden geen enkele actie plaatsvindt of als de functie "NEE" wordt geselecteerd. Volg de aanwijzingen. Als u een navigatiecriterium wilt wijzigen, kies de functie "JA" en druk dan op de toets "VAL".

51 UW 206 CC IN DETAIL 51 Een dienst kiezen Het laatst ingevoerde adres wordt weergegeven. Er zijn 3 mogelijkheden om de plaats voor een bepaalde dienst in te voeren: - het laatste adres opnieuw gebruiken door de functie "Bevestigen" te kiezen. - invoeren van een nieuwe plaats en dan de straat (of de functie "Stadscentrum") met de functie "Wijzigen". - automatische invoer van de naam van de plaats waar u zich bevindt met de functie "Huidige lokatie". Het adres van de gewenste dienst wordt weergegeven. Aan de rechterzijde van het scherm verschijnt een indicatie (1/50) als er binnen een straal van ongeveer 50 km meerdere gelegenheden (maximaal 50) zijn die dezelfde dienst aanbieden. Ga met de functies "Volgende" en "Vorige" door de lijst. Als het bedrijf van uw keuze is geselecteerd, kies dan de functie "Bevestigen" en druk op de toets "VAL". Kies een navigatiecriterium. Het navigeren begint, volg de aanwijzingen. Kies na het bevestigen van het adres met de pijltjestoetsen een dienst uit de lijst en bevestig uw keuze met de toets "VAL". Een cursor aan de linkerzijde van het scherm geeft aan waar u zich in de lijst bevindt.

52 52 UW 206 CC IN DETAIL Een adres opslaan Bij het invoeren van een nieuw adres kunt u dit opslaan met behulp van de functie "Opslaan". Een opgeslagen bestemming kiezen Voer de omschrijving van het adres in. Als de omschrijving al bestaat voor een ander adres, dan kunt u het oude adres overschrijven. Kies het privé- of zakelijke geheugen en druk op de toets "VAL". Het adres is nu opgeslagen in het door u gekozen geheugen. (Er kunnen maximaal 100 adressen worden opgeslagen.) Kies het geheugen waarin het adres is opgeslagen met behulp van de pijltjestoetsen en druk op de toets "VAL". De opgeslagen adressen worden weergegeven. Een cursor aan de linkerzijde van het scherm geeft aan waar u zich in de lijst bevindt. Kies met behulp van de pijltjestoetsen een omschrijving uit de lijst en druk op de toets "VAL". Het volledige adres wordt weergegeven. Kies de functie "Bevestigen" en druk op de toets "VAL". Kies een navigatiecriterium. Het navigeren begint, volg de aanwijzingen.

53 UW 206 CC IN DETAIL 53 Instellingen display Opties Vanuit het hoofdmenu kan het menu "Beeldschermconfiguratie" worden gekozen met de volgende instellingen: - regelen van de lichtsterkte van de tekst en de achtergrond op het scherm. - instellen van de datum en de tijd. - keuze van de taal voor de weergave op het display en de gesproken informatie (Duits, Spaans, Frans, Engels, Italiaans, Nederlands). - instellen van formaten en eenheden. Er kan gekozen worden tussen de weergave in km/h of mph en in graden Celsius of Fahrenheit en tussen 12- of 24-uurs weergave van de tijd. Vanuit het menu navigatie/begeleiding kan het menu "Navigatie-opties" worden gekozen dat de volgende mogelijkheden biedt: - beheer van de geheugens. Met deze functie kan de omschrijving van een opgeslagen adres gewijzigd worden en kan een adres gewist worden. Kies daarvoor het geheugen en dan de omschrijving van het desbetreffende adres. - het regelen van de geluidssterkte van de gesproken berichten. - het wissen van alle gegevens in beide geheugens. - het stopzetten of het hervatten van de navigatie. Afhankelijk van de uitgangssituatie verschijnt de melding "Navigatie hervatten" of "Navigatie stopzetten".

54 54 UW 206 CC IN DETAIL Navigatiehulp Druk tijdens het navigeren op de toets "VAL" om in het menu "Navigatiehulp" te komen. Dit menu biedt de volgende mogelijkheden: - criterium van huidige navigatie-opdracht wijzigen. - weergave of wijzigen van een opgegeven bestemming. - regelen van de geluidssterkte van de gesproken berichten. - huidige navigatie-opdracht stoppen.

55 56 UW 206 CC IN DETAIL

56 UW 206 CC IN DETAIL 57 VENTILATIE 1. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming. 2. Uitstroomopeningen zijruitontwaseming. 3. Zijventilatieroosters. 4. Middelste ventilatieroosters. 5. Uitstroomopening voor beenruimte voor. 6. Uitstroomopening voor beenruimte achter. Gebruiksadviezen - Zet de luchttoevoer ver genoeg open voor een optimale verversing van de lucht in het interieur. In de stand "OFF" komt er geen buitenlucht meer in het interieur. Opmerking: gebruik de stand "OFF" alleen indien nodig (kans op beslaan van de ruiten). - Stel de luchtverdeling naar wens en afhankelijk van de weersomstandigheden in. - Wijzig de temperatuurinstelling geleidelijk om het gewenste comfort te bereiken. - Schuif de knop van de luchttoevoerregeling naar links in de stand "Toevoer van buitenlucht". - Let er voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur op dat het luchtinlaatrooster in de motorkap, de uitstroomopeningen in de auto en de luchtkanalen onder de voorstoelen vrij blijven. Zorg ervoor dat het interieurfilter in een goede staat verkeert.

57 58 UW 206 CC IN DETAIL VERWARMING/VENTILATIE 1. Temperatuurregeling Naar behoefte in te stellen: van blauw (temperatuur buitenlucht) tot rood (warm). 2. Regeling luchtverdeling Luchtstroom naar voorruit en zijruiten (ontwasemen-ontdooien). Ga voor het snel ontwasemen van de voorruit en de zijruiten als volgt te werk: - Zet de knop regeling luchttoevoer naar links in de stand toevoer buitenlucht. - Stel de temperatuur en de luchtopbrengst in op maximaal. - Sluit de middelste ventilatieroosters.

58 UW 206 CC IN DETAIL 59 Luchtstroom naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de inzittenden. Luchtstroom naar de beenruimte van de inzittenden. Deze instelling wordt aanbevolen bij een koud klimaat. Luchtstroom naar de middelste en de linker en rechter ventilatieroosters. Deze instelling wordt aanbevolen bij een warm klimaat. 4. Regeling luchttoevoer Toevoer van buitenlucht. Dit is de normale stand. Recirculatie van de lucht in het interieur. Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten en om het verwarmen van het interieur te versnellen. 5. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels Het indrukken van de schakelaar als de motor draait zorgt voor het inschakelen van de achterruitverwarming en de verwarming van de buitenspiegels. Deze gaat na ongeveer 12 minuten automatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuw gedurende 12 minuten in te schakelen. Druk de toets nogmaals in om de achterruitverwarming eerder uit te schakelen. 3. Luchtopbrengstregeling Draai de knop van stand 1 naar 4 om de gewenste luchtopbrengst te bereiken. Zet de knop, zodra de omstandigheden dit toelaten, weer in de stand toevoer buitenlucht om het beslaan van de ruiten te voorkomen. Opmerking: Deze functie werkt niet wanneer het dak in de bagageruimte is opgeborgen.

59 60 UW 206 CC IN DETAIL AIRCONDITIONING 1. Bediening airconditioning De airconditioning kan tijdens alle seizoenen gebruikt worden. Het systeem stelt u in staat de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen en zorgt in de winter bij temperaturen boven 0 C voor een snelle ontwaseming van beslagen ruiten. Druk de schakelaar in om de airconditioning in te schakelen. Het verklikkerlampje gaat branden. De airconditioning werkt niet als de knop voor de regeling van de luchtopbrengst op "OFF" staat. Opmerking Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt, dit is een normaal verschijnsel. 2. Temperatuurregeling Naar behoefte in te stellen: van blauw (koud als de airco is ingeschakeld) tot rood (warm).

60 UW 206 CC IN DETAIL Regeling luchtverdeling Luchtstroom naar de voorruit en de zijruiten (ontwasemen - ontdooien). Ga voor het snel ontwasemen van de voorruit en de zijruiten als volgt te werk: - Stel de temperatuur en de luchtopbrengst in op maximaal. - Sluit de middelste ventilatieroosters. - Zet de knop luchttoevoer naar links, in de stand toevoer van buitenlucht. - Zet de airconditioning aan. Luchtstroom naar de voorruit, zijruiten en de beenruimte van de inzittenden. Luchtstroom naar de beenruimte van de inzittenden. Deze instelling wordt aanbevolen bij een koud klimaat. Luchtstroom naar de middelste en de linker en rechter ventilatieroosters. Deze instelling wordt aanbevolen bij een warm klimaat. 4. Luchtopbrengstregeling Draai de knop in 1 van de 4 standen om de gewenste luchtopbrengst te bereiken. 5. Regeling luchttoevoer Toevoer van buitenlucht. Dit is de normale stand. Luchtrecirculatie. Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Als deze stand gebruikt wordt terwijl de airco is ingeschakeld, wordt de capaciteit van de airco en de verwarming vergroot. Als deze stand wordt gebruikt zonder de airconditioning, bestaat het risico dat de ruiten beslaan. Zet de knop, zodra de omstandigheden dit toelaten, weer in de stand toevoer buitenlucht. 6. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels Druk de schakelaar bij draaiende motor in om de achterruitverwarming en de verwarming van de buitenspiegels in te schakelen. Deze gaat na ongeveer 12 minuten automatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuw gedurende 12 minuten in te schakelen. Druk de toets nogmaals in om de achterruitverwarming eerder uit te schakelen. Opmerking: Deze functie werkt niet wanneer het dak in de bagageruimte is opgeborgen. Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door uw PEUGEOT-servicepunt controleren.

61 62 UW 206 CC IN DETAIL AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING Opmerking: De werking van het systeem kan minder zijn wanneer het dak open is. Automatische werking 1. Temperatuurregeling De gekozen temperatuur wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen om de instelling te wijzigen. Instelling op ongeveer 21 biedt een optimaal comfort. 2. Automatisch programma "comfort" Druk op de toets AUTO. Het systeem regelt de luchtgesteldheid in het interieur automatisch aan de hand van de door u ingestelde temperatuur. Hiervoor regelt het systeem de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en schakelt het indien nodig de airconditioning in. Opmerking: De instellingen worden voor uw comfort tussen twee startmomenten opgeslagen, mits de temperatuur in het interieur nauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval, dan treedt het automatische programma weer in werking. 3. Automatisch programma "zicht" In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet toereikend blijken om de ruiten condens- en ijsvrij te houden (vocht, veel inzittenden, vorst...). Kies dan het programma "zicht" om de ruiten snel te ontwasemen. Druk op de toets AUTO om dit programma af te sluiten en weer terug te keren naar het automatisch programma "comfort".

62 UW 206 CC IN DETAIL 63 Handmatige bediening Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets AUTO zal het systeem weer volledig automatisch functioneren. 4. Airconditioning Bij het indrukken van deze toets wordt de airconditioning uitgeschakeld. De aanduiding ECO verschijnt op het display. Druk de toets nogmaals in om de automatische werking van de airconditioning te hervatten. De aanduiding A/C verschijnt op het display. Opmerkingen Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt, dit is een normaal verschijnsel. Om het beslaan van de ruiten te voorkomen is het raadzaam de stand ECO bij koud of vochtig weer niet te gebruiken. 5. Luchtverdeling Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar: - de voorruit (ontwasemen en ontdooien). - de voorruit en de beenruimte. - de beenruimte. - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte. - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. 6. Luchtopbrengst De luchtopbrengst kan vergroot of verkleind worden door respectievelijk de toets + of - in te drukken. 7. Toevoer van buitenlucht Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Deze stand, aangegeven op het display, dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is. Druk de toets nogmaals in om de automatische toevoer van buitenlucht te hervatten. Opmerking: Om te voorkomen dat de ruiten beslaan bij koud of vochtig weer, raden we u aan dan niet de instelling "luchtrecirculatie" te kiezen. 8. Uit Bij het indrukken van de toets OFF wordt het systeem volledig uitgeschakeld. De temperatuur zal dan niet meer optimaal zijn. Het systeem wordt weer opnieuw met de laatste instellingen ingeschakeld door op de toets OFF, AUTO of zicht te drukken. 9. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels Druk op deze toets om de achterruitverwarming en de verwarming van de buitenspiegels in te schakelen. De verwarming wordt automatisch uitgeschakeld. Druk de toets nogmaals in om de achterruitverwarming eerder uit te schakelen. Opmerking: Deze functie is uitgeschakeld wanneer het dak in de bagageruimte is opgeborgen. Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door uw PEUGEOT-servicepunt controleren.

63 64 UW 206 CC IN DETAIL

64 UW 206 CC IN DETAIL 65 VOORSTOELEN 1 - Lengterichting Til de beugel op, schuif de stoel in de gewenste stand. 2 - Toegang tot de achterbank Druk één van de twee handgrepen naar voren om de rugleuning naar voren te klappen en de stoel naar voren te schuiven. Als de stoel wordt teruggeduwd, komt deze automatisch weer in de oorspronkelijke stand terug. De rugleuning van de voorstoel kan niet naar voren worden geklapt als deze in de slaapstand staat. Let erop dat niet wordt verhinderd dat de stoel weer in de oorspronkelijke stand wordt teruggeschoven; dit is nodig om de stoel te vergrendelen. 3 - Hoogte- en hoekverstelling van de hoofdsteun Naar boven: Trek de hoofdsteun omhoog. De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. De hoofdsteun is voorzien van een blokkeermechanisme waardoor de hoofdsteun niet naar beneden kan schuiven (veiligheidsvoorziening bij een botsing). Voor het lager zetten van de hoofdsteun moet tegelijkertijd: - de blokkeerpal op de linker geleider worden ingedrukt, - de hoofdsteun naar beneden worden geschoven. Druk de pallen op de geleiders in om de hoofdsteunen te verwijderen. Ga nooit zonder hoofdsteunen rijden; de hoofdsteunen moeten aanwezig zijn en correct zijn afgesteld. 4 - Rugleuning verstellen Duw een van de twee hendels naar achteren. 5 - Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel Trek de hendel omhoog. Verplaats uw gewicht om de stoel te verstellen. 6 - Schakelaars stoelverwarming Druk de schakelaar in. De temperatuur wordt automatisch geregeld. Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming weer uit te schakelen.

65 UW 206 CC IN DETAIL 67 Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van Isofix-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het zitje te bevestigen met de driepunts veiligheidsgordels voor beide posities. Zie de overzichtstabel voor het plaatsen van kinderzitjes. ISOFIX-BEVESTIGINGEN De passagiersstoel van uw auto is uitgerust met een ISOFIX-bevestiging. Deze bevestiging bestaat uit 2 ringen geplaatst tussen de rug en de zitting van de stoel. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over 2 sloten die makkelijk kunnen worden verankerd aan deze ringen en zorgen zo voor een veilige, degelijke en snelle montage van het zitje. Een speciaal voor PEUGEOT gehomologeerd kinderzitje is het KIDDY Isofix* kinderzitje dat verkrijgbaar is bij de PEUGEOT servicepunten. Dit zitje kan met de rug in de rijrichting worden geplaatst voor kinderen vanaf de geboorte tot 13 kg en met het gezicht in de rijrichting voor kinderen van 9 tot 18 kg. Als het zitje voorin met de rug in de rijrichting wordt geplaatst, moet de voorstoel helemaal naar voren worden geschoven zodat het kinderzitje zo dicht mogelijk, of volledig tegen het dashboard zit. Als het KIDDY ISOFIX kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel is geplaatst, is het verplicht de passagiersairbag uit te schakelen. Anders kan het kind bij het in werking treden van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het kinderzitje. * U kunt op de ISOFIX-bevestigingen in uw auto alleen de door PEUGEOT gehomologeerde ISOFIX-kinderzitjes, die verkrijgbaar zijn bij de PEUGEOT-servicepunten, verankeren.

66 68 UW 206 CC IN DETAIL DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES Behalve ISOFIX-kinderzitjes levert PEUGEOT ook een uitgebreide reeks kinderzitjes die met de veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: Vanaf de geboorte tot 13 kg L1 - "Britax Babysure": wordt zowel voorin als achterin met de rug in de rijrichting aangebracht en met een driepuntsgordel vastgemaakt. Als het zitje voorin is aangebracht, is het verplicht de airbag aan passagierszijde uit te schakelen en moet de passagiersstoel in de middelste stand worden gezet. Groep 1: Van 9 tot 18 kg L2 - "Römer Prince": wordt op de achterzitting met een heupgordel of driepuntsgordel vastgemaakt. Omwille van de veiligheid van uw kinderen: gebruik het zitje en de gordelbeschermer nooit los van elkaar. Groep 2: Van 15 tot 25 kg L3 - "Römer Vario": wordt op de achterzitting met een heupgordel of driepuntsgordel vastgemaakt.

67 UW 206 CC IN DETAIL 69 Laat nooit één of meer kinderen zonder toezicht in een auto achter. Laat nooit een kind of een dier in uw auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat. Plaats zonneschermen voor de achterste zijruiten om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen. Laat de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de de auto. Groep 2 en 3: Van 15 tot 36 kg L4 - "Recaro Start": wordt op de achterzitting met een driepuntsgordel vastgemaakt. De hoogte en de breedte van de rugleuning alsmede de lengte van de zitting kunnen naar gelang de leeftijd en de grootte van uw kind worden afgesteld. L5 - "Klippan Optima": wordt op de achterzitting met een driepuntsgordel vastgemaakt. Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging. Raadpleeg het "Overzicht bevestiging kinderzitjes" voor het plaatsen van een kinderzitje. Schakel de airbag aan passagierszijde uit als een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel wordt geplaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Volg alle aanwijzingen van de fabrikant met betrekking tot het plaatsen en het bevestigen van het kinderzitje op. Deze zijn aangegeven in de desbetreffende gebruiksaanwijzing. Gebruik het kinderslot* om het per ongeluk openen van de achterportieren te voorkomen. Zorg er bovendien voor dat de portierruiten achter* niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden. * Volgens uitvoering.

68 70 UW 206 CC IN DETAIL OVERZICHT BEVESTIGING KINDERZITJES Conform de Europese wetgeving (Richtlijn 2000/3) geeft het onderstaande overzicht de mogelijkheden met betrekking tot kinderzitjes weer, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto: Plaats Wettelijke gewichtsgroep Groep 0 (a) tot 0+ Groep 1 Groep 2 Groep 3 < 13 kg 9-18 kg kg kg Passagiersstoel vóór (b) U U U U Vaste stoel, in hoogte verstelbaar L1, L6 L2, L7 L3, L4, L5 L4, L5 Achterzitplaats X L2 L3, L4, L5 L4, L5 Buitenste zitplaats U X : universeel kinderzitje. : niet toegestaan. Volgens land van bestemming: L1 : BRITAX Babysure E Universeel (tot 13 kg). L2 : ROMER Prince E Universeel (9-18 kg). L3 : ROMER Vario E Universeel (15-25 kg). L4 : RECARO Start E Universeel (15-36 kg). L5 : KLIPPAN Optima E Universeel (15-36 kg). L6 : KIDDY Isofix (rug in rijrichting) (c) E en Universeel (tot 13 kg). L7 : KIDDY Isofix (gezicht in rijrichting) (c) E Universeel (9-18 kg). (a) Groep 0: van geboorte tot 10 kg. (b) De wettelijke voorschriften voor het vervoer van kinderen op de passagiersstoel vóór zijn per land verschillend. Raadpleeg de wetgeving in uw land. (c) Zie "Stoelen - Isofix-bevestigingen" voor het gebruik van een KIDDY kinderzitje met Isofix-bevestiging of alleen met de veiligheidsgordel.

69 UW 206 CC IN DETAIL 71 Veiligheidsgordels vóór met pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers Dankzij de toepassing van veiligheidsgordels met gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers is de veiligheid van de voorste inzittenden bij frontale aanrijdingen nog verder verbeterd. De gordelspanners dienen om, afhankelijk van de kracht van de aanrijding, de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden te trekken. De veiligheidsgordels met gordelspanners werken alleen als het contact is aangezet. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittende getrokken wordt. Veiligheidsgordels achter De zitplaatsen achter zijn voorzien van twee driepuntsgordels met oprolautomaat. De gordel heeft het meeste effect als deze strak om het lichaam gedragen wordt. De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het verklikkerlampje van de airbag in het instrumentenpaneel gaat bij het afgaan van de gordelspanners branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren door een PEUGEOT-servicepunt. VEILIGHEIDSGORDELS De veiligheidsgordels omdoen Trek de riem om u heen en steek de gesp in de gordelsluiting.

70 72 UW 206 CC IN DETAIL SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de portieren, de achterklep (openen) en de tankdop onafhankelijk van elkaar vergrendeld of ontgrendeld worden, kunnen het stuurslot en het slot van het dashboardkastje worden bediend en kan de airbag aan passagierszijde worden uitgeschakeld. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier: - kunnen de portieren en het kofferdeksel gelijktijdig vergrendeld worden, - kunnen de portieren gelijktijdig ontgrendeld worden. Het kofferdeksel kan alleen ontgrendeld worden met de sleutel in het slot van het kofferdeksel. Wanneer een van de portieren is geopend, werkt de centrale vergrendeling niet. Afstandsbediening Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd. Vergrendelen Druk op de knop A om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers. Ontgrendelen Druk op de knop B om de portieren te ontgrendelen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerkingen: Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld. Druk de knop van de afstandsbediening niet buiten het bereik van de auto in. Hierdoor kan het systeem buiten werking raken. In dat geval moet de afstandsbediening opnieuw geprogrammeerd worden. Waarschuwingssignaal sleutel Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact steekt, klinkt er een geluidssignaal. Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats: Druk op de knop A, de plafonnier gaat branden en de knipperlichten knipperen gedurende enkele seconden. Batterij van afstandsbediening vervangen Als de batterij leeg is, verschijnt in combinatie met een geluidssignaal de melding "Batterij afstandsbediening leeg" op het multifunctionele display. Draai de schroef los en wip het huis met een muntstuk bij het oog los om de batterij te vervangen (CR 2016/3 V). Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt, moet deze opnieuw geprogrammeerd worden. Herprogrammeren van de afstandsbediening Zet het contact uit. Zet het contact weer aan. Druk op de knop A. Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot. De afstandsbediening werkt nu weer.

71 UW 206 CC IN DETAIL 73 ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden. Bij een storing in het systeem dient u zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt te raadplegen. Codekaart Op deze kaart staat de identificatiecode die uw PEUGEOT-servicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film alleen als dit strikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto. Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleutel. Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen. De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden geprogrammeerd. Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat: - u in het bezit bent van de codekaart; - uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart. Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.

72 UW 206 CC IN DETAIL 73 ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden. Bij een storing in het systeem dient u zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt te raadplegen. Codekaart Op deze kaart staat de identificatiecode die uw PEUGEOT-servicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film alleen als dit strikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto. Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleutel. Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen. De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden geprogrammeerd. Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat: - u in het bezit bent van de codekaart; - uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart. Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.

73 74 UW 206 CC IN DETAIL PORTIEREN Vergrendelen van binnenuit Vergrendelen: Druk op de knop A. Met het vergrendelen van een voorportier worden tegelijkertijd ook het portier aan passagierszijde en het kofferdeksel vergrendeld. Openen van buitenaf Ontgrendelen van binnenuit Trek aan de knop A of aan de handgreep om het portier te ontgrendelen. Waarschuwing "portier open" Als bij draaiende motor een portier niet goed is gesloten, zal een geluidssignaal te horen zijn in combinatie met een bijbehorende melding of afbeelding op het multifunctionele display. Bovendien gaat tijdens het rijden, als de knop van de plafonnier in de stand "verlichting gaat branden als een portier geopend wordt" staat, de plafonnier knipperen. VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN VAN HET KOFFERDEKSEL Vergrendel het kofferdeksel met de sleutel (draai de sleutel van A naar C) of met de afstandsbediening. Ontgrendel het kofferdeksel met de sleutel (draai de sleutel van A naar B). De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch aan zodra het kofferdeksel geopend wordt. Openen van binnenuit

74 UW 206 CC IN DETAIL 75 MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: trek aan de hendel aan de linker zijde onder het dashboard. Buitenzijde: druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op. MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. Controleer of de motorkap goed vergrendeld is. BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom. Trek de tankdop uit de vulopening. Op een label staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank bedraagt ca. 47 liter.

75 76 UW 206 CC IN DETAIL ELEKTRISCH BEDIENBAAR DAK Openen van het dak Zet tijdens het openen van het dak nooit het contact af. Zet de auto stil op een horizontale ondergrond. Controleer of het afdekscherm 1 is vastgemaakt (er mogen geen voorwerpen op geplaatst zijn; eventuele bagage mag het afdekscherm niet omhoogdrukken). Controleer of er geen voorwerpen op de hoedenplank geplaatst zijn. Controleer of het kofferdeksel goed dicht zit. Zet de auto stil, trek de handrem aan en zet het contact in stand M. Ontgrendel de twee haken 2 volledig ; deze handeling wordt bevestigd door een geluidssignaal. Trek aan knop 3 tot het geluidssignaal aangeeft dat het dak volledig is geopend. Tijdens het bedienen van het dak worden eerst de portierruiten en vervolgens de achterzijruiten automatisch geopend, het kofferdeksel wordt geopend en het dak wordt opgevouwen en opgeborgen in de bagageruimte, waarna het kofferdeksel sluit en de hoedenplank wordt geplaatst. Opmerking: Na het openen of sluiten van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden. Storing in het systeem: Controleer als het dak niet beweegt of het afdekscherm is uitgetrokken en vastgemaakt en of het kofferdeksel goed dicht zit. Als de beweging van het dak stopt, klinkt een ononderbroken geluidssignaal: Als de beweging van het dak wordt onderbroken, klinkt een ononderbroken geluidssignaal: Laat de knop 3 los en trek opnieuw aan deze knop om het openen van het dak te voltooien. Laat, wanneer de storing aanhoudt, het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt. Het is raadzaam na regen of na het wassen van uw auto te wachten met het openen van het dak tot het opgedroogd is.

76 UW 206 CC IN DETAIL 77 Sluiten van het dak Zet tijdens het sluiten van het dak nooit het contact af. Controleer of het afdekscherm 1 is uitgetrokken en vastgemaakt (er mogen geen voorwerpen op geplaatst zijn; eventuele bagage mag het afdekscherm niet omhoogdrukken). Controleer of het kofferdeksel goed gesloten is. Zet de auto stil, trek de handrem aan en zet het contact in de stand M. Druk op de knop 3 tot het geluidssignaal aangeeft dat het dak volledig is gesloten. Tijdens het sluiten van het dak worden de portierruiten en de achterzijruiten automatisch geopend, de hoedenplank wordt weggevouwen, het kofferdeksel wordt geopend, het dak wordt uitgevouwen en geplaatst, waarna het kofferdeksel weer wordt gesloten. Vergrendel tenslotte de twee haken 2. Opmerking: Na het openen of sluiten van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden. Storing in het systeem: Controleer als het dak niet beweegt of het afdekscherm is uitgetrokken en vastgemaakt en of het kofferdeksel goed dicht zit. Als de beweging van het dak stopt, klinkt een ononderbroken geluidssignaal: Laat de knop 3 los en druk deze knop opnieuw in om het sluiten van het dak te voltooien. Laat, wanneer de storing aanhoudt, het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt. Als tijdens het rijden een ononderbroken geluidssignaal klinkt, betekent dit dat het dak en/of het kofferdeksel niet zijn vergrendeld: Zet de auto stil en trek de handrem aan. Open en sluit het dak volledig; volg hierbij de instructies. Laat, wanneer de storing aanhoudt, het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt. Bij een eventuele elektrische of hydraulische storing kan het dak met de hand gesloten worden. Wanneer de zijruiten niet geheel meer kunnen worden geopend is het automatisch openen of sluiten van het dak onmogelijk. Niettemin is het mogelijk om het door middel van een bijzondere procedure te sluiten. Raadpleeg de noodprocedures achterin dit boekje. Bedien het dak niet wanneer een bagagerek op het kofferdeksel bevestigd en beladen is. Let erop dat er zich, tijdens het openen of sluiten van het dak, geen personen in de buurt van het bedieningsmechanisme bevinden; hiermee wordt risico op letsel voorkomen. Laat knop 3 nooit langer dan 5 minuten los als het dak nog niet volledig gesloten of geopend is. Laat bij gevaar echter de bedieningsknop los; het dak stopt direct met bewegen. U kunt het openen of sluiten van het dak hervatten zolang het geluidssignaal te horen is.

77 78 UW 206 CC IN DETAIL LICHTSCHAKELAAR Verlichting vóór en achter Draai ring A om de verlichting in te schakelen. Lichten uit Parkeerlichten Dim-/grootlicht Automatisch inschakelen van de verlichting Overschakelen van dim- naar grootlicht Trek de hendel naar u toe. Opmerking: Als het contact is afgezet en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt. Mistlampen vóór en mistachterlicht De mistlampen en het mistachterlicht worden ingeschakeld door de ring B naar voren te draaien en uitgeschakeld door de ring naar achteren te draaien. Het branden wordt aangegeven door een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Mistlampen vóór (draai de ring 1 stand naar voren). De mistlampen vóór werken in combinatie met de parkeerlichten en het dimlicht. Als het grootlicht wordt ingeschakeld, worden de mistlampen vóór uitgeschakeld. Zodra het grootlicht weer wordt uitgeschakeld, worden de mistlampen weer ingeschakeld. Mistlampen vóór en mistachterlicht (draai de ring 2 standen naar voren). Opmerking: Draai de ring twee standen naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampen vóór te doven. Opmerking: Wanneer de verlichting automatisch of het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistlampen vóór, het mistachterlicht en de parkeerlichten branden (draai de ring naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen. De parkeerlichten worden dan uitgeschakeld). Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen de parkeer- en dimlichten gedurende ongeveer een minuut blijven branden als u de auto verlaat: - Zet het contact in de stand STOP. - Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0. - Geef een lichtsignaal. - Verlaat en vergrendel de auto. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.

78 UW 206 CC IN DETAIL 79 Richtingaanwijzers Links: Omlaag. Rechts: Omhoog. AUTOMATISCH INSCHAKE- LEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of als de ruitenwissers onafgebroken wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld zodra de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of de ruitenwissers worden uitgeschakeld. Opmerking: Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie: - zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de sleutel) of AAN, - houd het uiteinde van de lichtschakelaar minimaal 4 seconden ingedrukt. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en verschijnt de melding "Automatische verlichting aan" op het multifunctionele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (de verlichting gaat aan). De bestuurder wordt gewaarschuwd door een geluidssignaal en de melding "Defect in automatische verlichting" op het multifunctionele display. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren. De lichtsensor, gekoppeld aan de regensensor, bevindt zich in het midden van de voorruit, achter de binnenspiegel. Deze sensor regelt de automatische verlichting.

79 UW 206 CC IN DETAIL 79 Richtingaanwijzers Links: Omlaag. Rechts: Omhoog. AUTOMATISCH INSCHAKE- LEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of als de ruitenwissers onafgebroken wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld zodra de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of de ruitenwissers worden uitgeschakeld. Opmerking: Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie: - zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de sleutel) of AAN, - houd het uiteinde van de lichtschakelaar minimaal 4 seconden ingedrukt. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en verschijnt de melding "Automatische verlichting aan" op het multifunctionele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (de verlichting gaat aan). De bestuurder wordt gewaarschuwd door een geluidssignaal en de melding "Defect in automatische verlichting" op het multifunctionele display. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren. De lichtsensor, gekoppeld aan de regensensor, bevindt zich in het midden van de voorruit, achter de binnenspiegel. Deze sensor regelt de automatische verlichting.

80 80 UW 206 CC IN DETAIL RUITENWISSERSCHAKELAAR Nadat het contact is afgezet met de ruitenwisserschakelaar in een bepaalde stand, dient deze functie weer geactiveerd te worden: - zet de schakelaar in een willekeurige stand, - zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand. Ruitenwissers vóór met intervalstand Ruitenwissers vóór 2 Hoge snelheid (hevige neerslag). 1 Normale snelheid (matige regenval). I Interval. 0 Uit. Eén keer wissen (omlaag duwen). In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rijsnelheid. Ruitenwissers vóór met automatische stand 2 Hoge snelheid (hevige neerslag). 1 Normale snelheid (matige regenval). AUTO Automatisch wissen. 0 Uit. Eén keer wissen (omlaag duwen). In de stand AUTO wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Ruitensproeiers en koplampsproeiers Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk, gedurende twee seconden, met de ruitensproeiers in werking indien de dim-/grootlichten branden.

81 UW 206 CC IN DETAIL 81 Automatische ruitenwissers In de stand AUTO werkt de ruitenwisser automatisch en wordt de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de automatische ruitenwissers verschijnt de melding "Automatisch wissen aan" op het multifunctionele display. Dek de regensensor, op de voorruit achter de binnenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat of controleer of de schakelaar niet in de stand voor automatisch wissen staat. Wacht 's winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is In het geval van een storing wordt de bestuurder gewaarschuwd met een geluidssignaal en de melding "Storing automatische ruitenwissers" op het multifunctionele display. In het geval van een storing werken de ruitenwissers als de schakelaar in de stand AUTO staat in de intervalstand. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.

82 82 UW 206 CC IN DETAIL BOORDCOMPUTER Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden achtereenvolgens aangegeven: Display B Display C - de actieradius, - de afgelegde afstand, - het gemiddelde verbruik, - het momentele verbruik, - de gemiddelde snelheid. - het momentele verbruik en de actieradius: - het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de gemiddelde snelheid berekend over een periode "1"; - het gemiddelde verbruik, de afgelegde afstand en de gemiddelde snelheid berekend over een periode 2". De periodes "1" en "2" worden bepaald door de frequentie waarmee de teller op nul gezet wordt. Zo kan de periode "1" gelden voor een dagelijks verbruik en de periode "2" voor een gemiddeld verbruik over een maand. Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de knop. Op 0 zetten Druk de knop meer dan 2 seconden in zodra de gewenste periode wordt aangegeven.

83 UW 206 CC IN DETAIL 83 Actieradius In deze stand geeft de computer het aantal kilometers dat met de resterende hoeveelheid brandstof gereden kan worden. Opmerking: dit getal kan verhoogd worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, met als gevolg een aanzienlijke verlaging van het momenteel verbruik. Als de resterende hoeveelheid brandstof in de tank minder is dan 3 liter, branden er slechts 3 streepjes op de display. Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik is de verhouding tussen de verbruikte brandstof en het aantal afgelegde kilometers sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcomputer de afgelegde afstand sinds de laatste nulstelling aan. Na het op nul stellen van de boordcomputer is de weergegeven actieradius pas na enige tijd betrouwbaar. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt wanneer er tijdens het rijden horizontale streepjes op de display verschijnen, in plaats van cijfers. Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste 2 seconden. Deze informatie verschijnt alleen als er met een snelheid hoger dan 20 km/h wordt gereden. Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt verkregen door de sinds de laatste nulstelling afgelegde afstand te delen door de tijd dat de auto in gebruik is (contact aan).

84 84 UW 206 CC IN DETAIL ELEKTRISCH BEDIENDE PORTIERRUITEN 1- Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde. 2- Schakelaar ruitbediening passagierszijde. Met beide schakelaars worden aan de desbetreffende zijde de portierruit en de achterzijruit bediend. Handbediening Duw (openen) of trek (sluiten) de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de toets wordt losgelaten. Eén seconde nadat de portierruit volledig is geopend begint de achterzijruit te openen. Automatische bediening Openen De ruiten worden automatisch geheel geopend (met contact aangezet of draaiende motor). Druk op de schakelaar tot voorbij het zware punt: - druk de schakelaar kort in om de portierruit volledig te openen; druk deze opnieuw kort in om ook de achterzijruit volledig te openen. - druk de schakelaar lang in om eerst de portierruit en vervolgens de achterzijruit volledig te openen. Sluiten Alleen de portierruit aan bestuurderszijde is volledig automatisch te sluiten (met draaiende motor) als de achterzijruit is gesloten. Trek kort aan de schakelaar tot voorbij het zware punt om de portierruit aan bestuurderszijde volledig te sluiten. Opmerking: de schakelaars van de ruitbediening werken niet als het dak wordt bediend. Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat ook kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.

85 UW 206 CC IN DETAIL 85 Het uiteinde van het glas van de buitenspiegel aan bestu-urderszijde is asferisch (dit gedeelte is door middel van een stippellijn afgetekend) om de "dode hoek" op te heffen. De weergegeven objecten in de spiegels aan bestuurders- en passagierszijde lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten. Binnenspiegel De binnenspiegel kent 2 standen: - dagstand (normaal), - nachtstand (antiverblinding). De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de onderzijde. ELEKTRISCH VERSTELBARE BUITENSPIEGELS Draai knop 1 naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw knop 1 in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. Elektrisch inklapbare spiegels Draai, als het contact aan is, knop 1 in stand A.

86 86 UW 206 CC IN DETAIL KOPLAMPEN VERSTELLEN Afhankelijk van de belading van de auto wordt aanbevolen de koplampen te verstellen. 0-1 of 2 personen voorin. - 3 personen. 1-4 personen. 2-4 personen + maximaal toegestane belading. 3 - Bestuurder + maximaal toegestane belading. Stand 0: basisinstelling. STUURWIEL IN HOOGTE VERSTELLEN Druk bij stilstaande auto de hendel naar beneden om het stuurwiel te ontgrendelen. Zet het stuurwiel in de gewenste stand en trek aan de hendel om het stuurwiel te vergrendelen. CLAXON Druk op een van de spaken of in het midden van het stuurwiel.

87 UW 206 CC IN DETAIL 87 PLAFONNIER De verlichting gaat aan zodra een portier geopend wordt. De plafonnier knippert als er met de auto wordt gereden terwijl een portier niet goed gesloten is. VENSTERS VOOR TOL-/ PARKEERKAARTEN De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel. Hier kunnen de tol- en/of parkeerkaarten worden bevestigd. ASBAK VÓÓR Sluit de asbak om deze te verwijderen. Trek aan de lip en trek de asbak omhoog. Uit. Brandt constant als de sleutel in de stand accessoires staat of als het contact aan is. ZONNEKLEP De zonnekleppen zijn voorzien van make-upspiegels, aan bestuurderszijde is deze met een klepje afgedekt. AANSTEKER Druk de aansteker in en wacht enkele ogenblikken tot de aansteker uit zichzelf terugspringt. Hij kan worden gebruikt als het contact in de stand accessoires (1 e stand van de sleutel) of AAN staat.

88 88 UW 206 CC IN DETAIL DASHBOARDKASTJE Het dashboardkastje is afsluitbaar. Trek aan de handgreep om het dashboardkastje te openen. De verlichting van het dashboardkastje gaat dan branden. 1. Vak voor boorddocumentatie. 2. Bekerhouder. 3. Pennenhouder. 4. Brillenvak. 5. Kaartenvak. 6. Muntenvak. FLESSENHOUDER Tussen de twee rugleuningen achterin is een flessenhouder aangebracht. Trek aan de bovenzijde van het deksel om deze te openen. SJOROGEN Gebruik de 4 sjorogen op de vloer van de bagageruimte om uw bagage stevig vast te zetten. BAGAGENET Bevestig het bagagenet aan de sjorogen om uw bagage vast te zetten.

89 UW 206 CC IN DETAIL 89 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Starten Zet de selectiehendel in de stand N of P om te kunnen starten. Trap het rempedaal in bij het selecteren van een schakelstand vanuit stand P. Afzetten of parkeren Zet de selectiehendel altijd in stand P als u de auto verlaat. Als dit niet gebeurt, klinkt er een geluidssignaal als het bestuurdersportier wordt geopend. Stand van de selectiehendel De stand van de selectiehendel wordt op het instrumentenpaneel weergegeven. P. Parkeerstand: te gebruiken tezamen met de handrem. R. Achteruit: de achteruit mag alleen worden ingeschakeld als de auto stilstaat en de motor stationair draait. N. Neutraalstand: laat, als onder het rijden per ongeluk de selectiehendel in de stand N wordt gezet, het motortoerental terugvallen tot stationair, voordat een nieuwe stand (vooruit-versnelling) wordt geselecteerd. D. Rijden: automatisch schakelen van de 4 versnellingen. De schakelmomenten variëren afhankelijk van het geselecteerde schakelprogramma. 3. Automatisch schakelen van de eerste 3 versnellingen. Selecteer deze stand alleen bij veelvuldig schakelen tussen de 3 e en 4 e versnelling (stadsverkeer of bochtige weg). 2. Automatisch schakelen van de eerste 2 versnellingen. Deze stand is specifiek afgestemd op het rijden in de bergen zowel voor het stijgen (max. motorvermogen) als het dalen (afremmen op de motor).

90 90 UW 206 CC IN DETAIL Schakelprogramma's U kunt kiezen uit drie schakelprogramma's: - Automatisch (normaal gebruik). - Sport. - Sneeuw. Door een druk op de toets A of B selecteert u respectievelijk het programma Sport of Sneeuw. Het geselecteerde programma wordt op het instrumentenpaneel weergegeven. Druk nogmaals op de schakelaar om weer op het normale programma over te schakelen. Automatisch (normaal gebruik) Het inschakelen van de versnellingen geschiedt automatisch afhankelijk van diverse parameters, zoals: - de rijstijl. - het profiel van de weg. - de belading van de auto. De versnellingsbak kiest voortdurend uit de diverse in het geheugen opgeslagen programma's welke het meest geschikt is voor de rijomstandigheden. Programma Sport Het programma Sport geeft automatisch voorrang aan een dynamische rijstijl. Programma Sneeuw Het programma Sneeuw biedt in stand D een soepele rijstijl, aangepast aan gladde wegen, om de aandrijving en de stabiliteit te verbeteren. Er wordt vanuit de 2 e versnelling weggereden en er wordt iets eerder teruggeschakeld. Bijzonderheden - Bij langdurig remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen. - Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingsbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling los laat (b.v. als u schrikt voor een obstakel). - Om de luchtverontreiniging te verminderen is er een speciaal programma voor deze versnellingsbak, waardoor de motor na een koude start zo snel mogelijk de ideale temperatuur bereikt. Kickdown Om kortstondig de maximale acceleratie te verkrijgen zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen dient het gaspedaal volledig te worden ingetrapt. De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximum toerental bereikt. Elke storing in het systeem wordt aangegeven door het afwisselend knipperen van de verklikkerlampjes Sport en Sneeuw op het instrumentenpaneel. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma. U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren vanuit stand P naar R of vanuit stand N naar R (zonder gevaar voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt. Als de motor stationair draait met een ingeschakelde versnelling, kruipt de auto zonder dat gas wordt gegeven. Geef geen gas bij het selecteren van een versnelling als de auto stilstaat. Houd de voet op het rempedaal bij het selecteren van een versnelling bij stilstaande auto. Geef geen gas als er geremd wordt bij een ingeschakelde versnelling. Trek de handrem aan en selecteer stand P, indien er werkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor. Gebruik geen kickdown op een glad wegdek. Zet de selectiehendel nooit in stand N als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in stand P of R als de auto niet volledig stilstaat. Laat geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait.

91 UW 206 CC IN DETAIL 91 HANDREM Aantrekken Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan. Let op: Als de auto stilstaat op een helling, draai dan de wielen richting trottoir en trek de handrem aan. Loszetten Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel omlaag. Als dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal (bij rijdende auto) en de melding "Handrem aangetrokken" op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog (iets) is aangetrokken. ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) EN ELEKTRONISCHE REMDRUKREGELAAR (REF) Met gehomologeerde wielen (banden en velgen) die in goede staat verkeren, zorgt het antiblokkeersysteem samen met de elektronische remdrukregelaar tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek. Opmerking: Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er gehomologeerde wielen worden gemonteerd. Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking zodra één van de wielen dreigt te blokkeren. Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing ABS", duidt dit op een storing in het ABS systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen. Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met de verklikkerlampjes verplicht stoppen STOP en ABS, een geluidssignaal en de melding "Storing remsysteem" op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Stop onmiddellijk. Raadpleeg in beide gevallen een PEUGEOT-servicepunt. De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal. Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los. NOODREMASSISTENTIE Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt. Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rempedaal wordt ingedrukt groot is en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot. Bij een noodstop worden, afhankelijk van de optredende remvertraging, de alarmknipperlichten automatische ingeschakeld. Ze worden uitgeschakeld zodra weer wordt gasgegeven.

92 92 UW 206 CC IN DETAIL ANTISPIN REGELING (ASR) EN ELEKTRONISCH STABILITEITS PROGRAMMA (ESP) Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op. Het ASR-systeem past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren. Het ESP-systeem grijpt automatisch via het remsysteem en de motor in als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting. Werking van het ASR- en ESP-systeem Als het ASR- of ESP-systeem is ingeschakeld, knippert het desbetreffende pictogram. Uitschakelen van het ASR/ESP-systeem In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn het ASR- en ESP-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen. Druk op de schakelaar "ESP OFF", die zich links onder het stuurwiel bevindt. Het verklikkerlampje van de schakelaar en het pictogram gaan branden: het ASR/ ESP-systeem is uitgeschakeld. Het systeem wordt opnieuw: automatisch ingeschakeld als het contact wordt afgezet. handmatig ingeschakeld door nogmaals op de schakelaar te drukken. Controle van werking Bij een storing in de systemen zal het verklikkerlampje van de schakelaar gaan knipperen en het pictogram verschijnen. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren. Het ESP-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of het te hard rijden. De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door een PEUGEOT-servicepunt. Laat het systeem na een aanrijding controleren door een PEUGEOT-servicepunt.

93 UW 206 CC IN DETAIL 93 AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensors registreren een plotselinge vertraging van de auto: als de drempelwaarde voor het in werking treden wordt overschreden, worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veiligheidsgordels zorgen voor een afdoende bescherming; de kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking: Het uit het kussen ontsnappende gas kan enigszins irriteren. AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht. Ze worden tegelijkertijd geactiveerd (behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld). Storing airbag voor Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing Airbag" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren. Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF" en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitgeschakeld. * Volgens land van bestemming.

94 94 UW 206 CC IN DETAIL In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. Controle van werking Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het functionele display. Als bij aangezet contact (2 e stand), dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Airbag passagierszijde uitgeschakeld" op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF"). ZIJ-AIRBAGS* Deze zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voor-stoelen aangebracht. Ze worden onafhankelijk van elkaar geactiveerd bij aanrijdingen van opzij waarbij een kans bestaat op ernstig letsel aan buik, borst of hoofd. Controle van werking Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een verklikkerlampje in het instrumentenpaneel. Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact gedurende 6 seconden branden. Als het verklikkerlampje: - niet brandt na het aanzetten van het contact of, - niet uitgaat na 6 seconden of, - gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt. Dient u uw PEUGEOT-servicepunt te raadplegen. * Volgens land van bestemming.

95 UW 206 CC IN DETAIL 95 Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags voor en de zij-airbags* : Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Airbags voor Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten. Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags* Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten. * Volgens land van bestemming.

96 94 UW 206 CC IN DETAIL In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. Controle van werking Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het functionele display. Als bij aangezet contact (2 e stand), dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Airbag passagierszijde uitgeschakeld" op het multifunctionele display, betekent dit dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF"). ZIJ-AIRBAGS* Deze zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voor-stoelen aangebracht. Ze worden onafhankelijk van elkaar geactiveerd bij aanrijdingen van opzij waarbij een kans bestaat op ernstig letsel aan buik, borst of hoofd. Controle van werking Het goed functioneren van het systeem wordt aangegeven door een verklikkerlampje in het instrumentenpaneel. Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact gedurende 6 seconden branden. Als het verklikkerlampje: - niet brandt na het aanzetten van het contact of, - niet uitgaat na 6 seconden of, - gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt. Dient u uw PEUGEOT-servicepunt te raadplegen. * Volgens land van bestemming.

97 UW 206 CC IN DETAIL 95 Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags voor en de zij-airbags* : Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Airbags voor Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten. Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags* Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten. * Volgens land van bestemming.

98 96 PRAKTISCHE INFORMATIE 1,6 liter 16-kleppen BENZINEMOTOR 1. Reservoir stuurbekrachtiging. 2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers*. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Reservoir remvloeistof. 5. Accu. 6. Luchtfilter. 7. Motoroliepeilstok. 8. Reservoir motorolie. * Volgens land van bestemming.

99 PRAKTISCHE INFORMATIE 97 2 liter 16-kleppen BENZINEMOTOR 1. Reservoir stuurbekrachtiging. 2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers*. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Remvloeistofreservoir. 5. Accu. 6. Luchtfilter. 7. Motoroliepeilstok. 8. Reservoir motorolie. * Volgens land van bestemming.

100 98 PRAKTISCHE INFORMATIE NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bijvullen. (Maximum olieverbruik: 0,5 liter per 1000 km). De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen te geschieden, met behulp van de olieniveaumeter in het instrumentenpaneel of de oliepeilstok. Oliepeilstok 2 merktekens op de peilstok: A = maxi. Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uitkomen. B = mini. Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van de motoren en de emissieregelsystemen mogen in geen geval additieven aan de motorolie worden toegevoegd. Olie verversen Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON- TROLES". Opmerking: Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie. Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen te voldoen. Niveau remvloeistof: - het niveau dient steeds tussen de merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan. - raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddellijk uw PEUGEOT-servicepunt. Vervangen: - de vloeistof dient volgens de voorgeschreven intervallen te worden ververst. - gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en aan de DOT4-normen voldoet. Opmerking: Remvloeistof is een erg bijtend middel. Vermijd elk contact met de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door de constructeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Wacht voor werkzaamheden aan het koelsysteem tenminste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat de koelventilator nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en het koelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen en te voorkomen dat de hete koelvloeistof uit het koelsysteem spuit. Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de dop los en vul het systeem bij. Opmerking: De koelvloeistof behoeft niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, remvloeistof of koelvloeistof in het riool, in het water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloeistofniveau dient boven het MINI en dichtbij het MAXI merkteken te staan. Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten. * Volgens land van bestemming

101 PRAKTISCHE INFORMATIE 99 CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door een PEUGEOT-servicepunt controleren. Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanleiding geeft, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem, zelfs tussen twee onderhoudscontroles worden afgesteld. Laat het systeem controleren door een PEUGEOTservicepunt. Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Automatische transmissie Niet verversen. Laat het niveau door een PEUGEOT-servicepunt volgens het onderhoudsschema van de constructeur controleren. Oliefilter Vervang het oliefilterelement regelmatig, volgens het onderhoudsschema. Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten Om de werking van belangrijke organen als de stuurbekrachtiging en het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt PEUGEOT specifieke producten aan.

102 100 PRAKTISCHE INFORMATIE De spuitbussen dienen slechts voor tijdelijke reparatie (maximum snelheid 80 km/h). Na gebruik van de spuitbussen moet de band vervangen worden. De spuitbussen staan onder druk, stel ze daarom niet bloot aan temperaturen boven 50 C. Bewaar de spuitbussen in het geïsoleerde opbergvak. LEKKE BAND Deze auto heeft geen reservewiel, in plaats daarvan zijn in het geïsoleerde opbergvak 1, dat met een riem aan de rechterzijde van de bagageruimte gemonteerd is, 2 spuitbussen aangebracht voor het tijdelijk repareren van de band. Gebruik van spuitbus bandenreparatie (Zie ook de instructies op de spuitbus). Verwijder de oorzaak van de lekke band voor zover mogelijk. Draai het wiel tot het ventiel op "tien vóór" of "tien over" staat. Schud de spuitbus goed voor gebruik (verwarm de spuitbus enkele minuten met uw handen als het erg koud is). Houd met de ene hand het ventiel vast. Druk met de andere hand de spuitbus recht en stevig op het ventiel. Houd de spuitbus 1 minuut op het ventiel gedrukt, rijd dan direct rustig naar de dichtstbijzijnde garage.

103 PRAKTISCHE INFORMATIE 101 WIEL VERWISSELEN Zet de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. Trek de handrem aan, schakel de eerste versnelling of de achteruit in (stand P bij een automatische transmissie) en zet het contact af. Blokkeer het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel met wielblok 2. Gereedschap 1 - Wielsleutel bevestigd tegen het rechter binnenpaneel van de bagageruimte. 2 - Wielblok in de hoes van de krik. 3 - Krik (in een hoes, die met twee riemen aan het rechter zijpaneel in de bagageruimte is bevestigd). 4 - Gereedschap om sierdoppen te verwijderen (in het rechter zijpaneel van de bagageruimte). Wiel demonteren Verwijder de wieldop door de wielsleutel 1 in de opening voor het ventiel te steken en de wieldop los te trekken. Draai de wielbouten iets los (verwijder bij auto s met lichtmetalen velgen eerst de sierdoppen van de wielbouten; zie hiervoor "Lichtmetalen velgen" op de volgende bladzijde). Plaats de krik 3 in één van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen A bij het te verwisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over het gehele oppervlak op de grond steunt. Krik de auto op met 3. Draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.

104 102 PRAKTISCHE INFORMATIE Wiel monteren Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel 1 enigszins vast. Laat de krik 3 zakken en verwijder deze dan. Draai de wielbouten met de sleutel 1 vast. Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast. Stop het wielblok en de krik terug in de hoes en berg alles weer op in de bagageruimte. Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingen alleen: - op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. - met een aangetrokken handrem. - als de 1 e versnelling of de achteruit is ingeschakeld (stand P bij een automatische transmissie). - als de auto met het wielblok geblokkeerd is. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt (gebruik bokken). Na het verwisselen van het wiel: - Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel door een PEUGEOTservicepunt controleren.

105 PRAKTISCHE INFORMATIE 103 BIJZONDERHEDEN LICHTMETALEN VELGEN Sierdoppen De wielbouten van de lichtmetalen velgen zijn voorzien van chromen sierdoppen. Voordat de wielbouten worden losgedraaid dienen de sierdoppen met behulp van de gele sleutel 4 te worden verwijderd. Monteren van het reservewiel* Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg, is het normaal dat bij het monteren de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel. Monteren van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winterbanden met stalen velgen, is het noodzakelijk speciale bouten te gebruiken, die verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-dealer. Antidiefstalbouten* Als de velgen zijn voorzien van antidiefstalbouten (één per wiel), dient u eerst met behulp van het gereedschap 4 de chromen dop en vervolgens de plastic huls te verwijderen alvorens de bout los te draaien met behulp van een van de dopsleutels (die u tijdens het afleveren van de auto zijn overhandigd, gelijktijdig met de extra sleutel en de codekaart) en de wielsleutel 1. Opmerking: Noteer de op de dopsleutel gegraveerde code nauwkeurig. Met deze code kunt u bij uw PEUGEOT-servicepunt een nieuwe dopsleutel verkrijgen. * Volgens uitvoering en land van bestemming.

106 104 PRAKTISCHE INFORMATIE LAMPEN VERVANGEN Dim-/grootlicht H7 55 W - Trek de lip A omhoog en verwijder de beschermkap. - Neem de stekker los. - Druk op het uiteinde van de borglip om deze los te maken. Vervang de defecte lamp. - Let bij het monteren op de goed stand van de nokjes en controleer of de borglip stevig vastzit. - Sluit de stekker weer aan. - Plaats de beschermkap weer. Parkeerlicht W 5 W Draai de stekker met de lamphouder B een kwart omwenteling en trek deze los. Vervang de lamp. Opmerkingen - Raak de lamp uitsluitend met een droge doek aan. - Verwijder eerst de vulpijp van het ruitensproeierreservoir als de lamp aan de rechterzijde vervangen moet worden. - Aan de binnenzijde van de koplamp kan enige condensvorming ontstaan. Deze verdwijnt zodra de lampen branden.

107 PRAKTISCHE INFORMATIE 105 Automobiles PEUGEOT beveelt het gebruik van H7-lampen van de onderstaande merken aan GE/TUNGSRAM PHILIPS OSRAM om beschadiging van de lichtunits te voorkomen. Deze voldoen aan de specificaties (UV-norm) voor een goede en betrouwbare werking van de verlichting. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag. Reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen. Gebruik een vochtige en zachte doek. Richtingaanwijzers PY 21 W amberkleurig Draai de stekker met de lamphouder C een kwart omwenteling en trek deze los. Vervang de lamp. Zijknipperlichten WY 5 W amberkleurig Druk het zijknipperlicht naar voren of naar achteren en trek het geheel los. Houd de stekker vast en draai het glas een kwart omwenteling. Vervang de lamp.

108 106 PRAKTISCHE INFORMATIE 1. Richtingaanwijzer P21W. 2. Achteruitrijlicht P21W. 3. Rem-/achterlicht P21/5W. Achterlichten Maak de zijbekleding in de bagageruimte los. Verwijder de vleugelmoer. Verwijder de lichtunit. Druk op de nok A en neem de stekker los. Verwijder de isolatie. Duw de borglippen B naar buiten en verwijder de lamphouder. Vervang de defecte lamp(en). Controleer na het vervangen of de lamphouder en de achterlichtunit weer goed op hun plek zitten. Mistlampen vóór H1 55 W Druk aan de onderzijde van het luik om het los te maken. Open het luik. Draai het afdekplaatje om het te verwijderen. Neem de stekker van de lamp los. Druk op de uiteinden van de beide borglippen om de lamp los te maken.

109 PRAKTISCHE INFORMATIE 107 Mistachterlicht P 21 W Neem het mistachterlicht uit de klemmen en trek deze los. Draai de stekker met de lamphouder een kwart omwenteling en trek deze los. Vervang de lamp. Kentekenplaatverlichting W5W Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas. Druk de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken. Verwijder het lampglas. Vervang de defecte lamp(en).

110 108 PRAKTISCHE INFORMATIE ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringkasten bevinden zich onder het dashboard en onder de motorkap. Verwijderen en plaatsen van een zekering Voordat een zekering wordt vervangen, moet eerst de oorzaak van de storing opgespoord en verholpen worden. De nummers van de zekeringen zijn aangegeven op de zekeringkast. Gebruik de tang A. Vervang een defecte zekering (stroomsterkte vermeld op zekering) altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte. Goed Defect Zekeringkast dashboard Draai de schroef een kwart omwenteling met een muntstuk los en verwijder de afdekplaat om bij de zekeringen te komen. De reservezekeringen en de tang A zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel van de zekeringkast onder het dashboard. Tang A

111 108 PRAKTISCHE INFORMATIE ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringkasten bevinden zich onder het dashboard en onder de motorkap. Verwijderen en plaatsen van een zekering Voordat een zekering wordt vervangen, moet eerst de oorzaak van de storing opgespoord en verholpen worden. De nummers van de zekeringen zijn aangegeven op de zekeringkast. Gebruik de tang A. Vervang een defecte zekering (stroomsterkte vermeld op zekering) altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte. Goed Defect Zekeringkast dashboard Draai de schroef een kwart omwenteling met een muntstuk los en verwijder de afdekplaat om bij de zekeringen te komen. De reservezekeringen en de tang A zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel van de zekeringkast onder het dashboard. Tang A

112 PRAKTISCHE INFORMATIE 109 Zekering Ampère Functies 1 15A Stoelverwarming - sirene alarm 4 20A Multifunctioneel display - elektronische eenheid navigatiesysteem - verlichting bagageruimte - autoradio - regensensor 5 15A Diagnosesysteem automatische transmissie 6 10A Koelvloeistofniveaumeter - automatische transmissie - autoradio - stuurwielsensor (ESP) 7 15A Dubbele bediening lesauto - naderhand ingebouwd alarmsysteem - regensensor 9 30A Hydraulische pomp 10 40A Verwarming buitenspiegels 11 15A Ruitenwissers 12 30A Elektrisch bediende ruiten voor 14 10A Servicecentrale motor - airbags - stuurkolomschakelaars 15 15A Instrumentenpaneel - multifunctioneel display - elektronische eenheid navigatiesysteem - airconditioning - autoradio 16 30A Bediening centrale portiervergrendeling 20 10A Remlicht rechts 21 15A Remlicht links - derde remlicht 22 20A Plafonnier voor - verlichting dashboardkastje - aansteker S1 Shunt Shunt parc

113 110 PRAKTISCHE INFORMATIE Zekeringkast motorruimte Maak het deksel los om de zekeringkast (naast de accu) in de motorruimte te openen. Sluit na de werkzaamheden het deksel zorgvuldig. Zekering Ampère Functies 1* 20 A Motorventilateur 2* 60 A ABS/ESP 3* 30 A ABS/ESP 4* 70 A Voeding intelligente servicecentrale 5* 70 A Voeding intelligente servicecentrale 6* - Vrij 7* 30 A Voeding stuur-/contactslot 8* - Vrij of Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren. Sommige elektrische accessoires zelf, of de wijze waarop die zijn gemonteerd, kunnen de werking van de elektrische systemen van de auto nadelig beïnvloeden (de elektronische bedieningssystemen, het audiosysteem en het laadcircuit. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit het verhelpen van storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd worden. Dit geldt ook voor voorzieningen die niet volgens de voorschriften van PEUGEOT zijn gemonteerd en met name voor apparatuur met een stroomverbruik van meer dan 10 ma. * De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de zekeringen dienen door een PEUGEOTservicepunt uitgevoerd te worden.

114 PRAKTISCHE INFORMATIE 111 Zekering Ampère Functies 1 10 A Schakelaar achteruitrijlicht - snelheidssensor 2 15 A Elektroklep absorptievat - brandstofpomp 3 10 A Elektronische eenheid motor ABS/ESP - remlichtschakelaar ESP 4 10 A Elektronische eenheid automatische transmissie - elektronische eenheid motor 5 - Vrij 6 15 A Mistlampen vóór 7 20 A Pomp koplampsproeiers 8 20 A Relais motorventilateur - elektronische eenheid motor - elektroklep motorcontrole 9 15 A Dimlicht links A Dimlicht rechts A Grootlicht links A Grootlicht rechts A Claxon A Pomp ruitensproeiers voor A Voorverwarming smoorklephuis - lambdasonde - elektronische eenheid motor - bobine - elektroklep motorcontrole - verstuivers A Relais luchtpomp A Hoge en lage snelheid ruitenwissers A Aanjager

115 112 PRAKTISCHE INFORMATIE ACCU Laden met behulp van een acculader: - Maak de accupoolklemmen los. - Volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader. - Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. - Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen. Starten met een hulpaccu: - Sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's. - Sluit de groene of zwarte kabel op de (-) pool van de hulpaccu aan. - Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel op een zo ver mogelijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto aan. Stel de startmotor in werking en start de motor. Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. ECO-MODE Nadat de motor is afgezet, als het contact in de stand accessoires staat, wordt een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafonniers, autoradio, enz.) na een half uur automatisch uitgeschakeld, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Op dat moment verschijnt de melding "Eco-mode actief" op het multifunctionele display. Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden. Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is. - Wacht na het uitzetten van het contact 2 minuten alvorens de accu los te koppelen. - Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. - Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen. - Sluit de ruiten en het wegklapbaar dak voordat de accupoolklemmen worden losgemaakt. Als de ruiten na het weer aansluiten niet goed werken, dienen deze te worden gereset (zie het hoofdstuk "Elektrische ruitbediening - Beveiliging tegen beknellen"). - Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen.

116 PRAKTISCHE INFORMATIE 113 AUTORADIO MONTEREN Uw auto is af fabriek voorzien van: - dakantenne, - coaxiale antennekabel, - basisontstoring, - bedrading voor luidsprekers vóór, - bedrading voor luidsprekers achter en tweeters, - 2 stekkers (8-polig). INBOUWEN VAN LUIDSPREKERS Er is ruimte voor het inbouwen van: - luidsprekers met een diameter van 165 mm in de voorportieren, - luidsprekers met een diameter van 130 mm in de achterportieren, - tweeters met een diameter van 22,5 mm in de afdekplaten van de buitenspiegels. Stekkeraansluitingen A1 : - A2 : - A3 : - A4 : - A5 : - A6 : (+) na contact A7 : (+) constant A8 : massa B1 : (+) Luidspreker rechts achter B2 : (-) Luidspreker rechts achter B3 : (+) Luidspreker rechts voor en tweeter B4 : (-) Luidspreker rechts voor en tweeter B5 : (+) Luidspreker links voor en tweeter B6 : (-) Luidspreker links voor en tweeter B7 : (+) Luidspreker links achter B8 : (-) Luidspreker links achter Raadpleeg voordat u een autoradio of luidsprekers in uw auto monteert een PEUGEOT-servicepunt.

117 114 PRAKTISCHE INFORMATIE SLEPEN VAN UW AUTO Zonder takelen (4 wielen op de grond) Gebruik hiervoor altijd een sleepstang. Aan de voor- of achterzijde Bevestig de sleepstang aan het sleepoog. Getakeld (slechts 2 wielen op de grond) Het takelen van de wagen bij de wielen geniet de voorkeur. Bijzonderheden automatische transmissie Bij het slepen van de auto, zonder takelen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden: - selectiehendel in stand N. - rijd met een snelheid van maximaal 50 km/h en sleep de auto over een afstand van hoogstens 50 km. - voeg geen extra vloeistof toe aan de automatische transmissie. BAGAGEREK OP HET KOFFERDEKSEL* Een bagagerek is leverbaar bij uw PEUGEOT-servicepunt. Het bagagerek kan niet worden gebruikt als de auto is voorzien van een achterspoiler. Zorg ervoor dat bij het gebruik van een bagagerek het zicht op het derde remlicht niet belemmerd wordt. Volg de aanwijzingen van de fabrikant op. Maak nooit gebruik van de traverse van de radiateur. * Leverbaar als accessoire.

118 PRAKTISCHE INFORMATIE 115 TREKKEN VAN EEN AANHANGER Gebruik uitsluitend een door PEUGEOT goedgekeurde trekhaak. Laat een trekhaak alleen door een PEUGEOT-servicepunt monteren. Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger. Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de m 10 % van het maximum aanhanger-gewicht af en herhaal dit voor elke volgende m. Adviezen Gewichtsverdeling: verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk. Koeling: het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental. Gebruik daarom een zo hoog mogelijke versnelling om het toerental te beperken en pas uw snelheid aan. Het maximum aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de temperatuur van de buitenlucht. Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter. Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af. Banden: controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde. Remmen: het trekken van een aanhanger vergroot de remweg. Verlichting: controleer de verlichting van de aanhanger. Zijwind: houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.

119 116 PRAKTISCHE INFORMATIE ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE Om de lak en de kunststof delen van de carrosserie in optimale conditie te houden adviseren wij u om de auto regelmatig, - met de hand te wassen of, - gebruik te maken van een wasstraat, maar let op: herhaaldelijk gebruik van slecht onderhouden wasstraten kan haarkrasjes veroorzaken wat de lak, vooral zichtbaar bij donkere tinten, een mat aspect geeft, - met een hogedrukspuit te wassen: volg de voorschriften die op de installaties zijn aangebracht (druk en spuitafstand). Richt de hogedrukspuit niet op beschadigde plekken (bijv. in kleur gespoten bumpers of koplampen): was deze delen met de hand. Vermijd ook het binnendringen van water in de sloten. - Verwijder vogeluitwerpselen, hars, teer- en olievlekken zo snel mogelijk (deze bevatten agressieve stoffen die de lak sterk aantasten). - Reinig de koplampen nooit met een droge doek of een schuurmiddel en gebruik geen luchtige stoffen of oplosmiddelen; de koplampglazen zijn vervaardigd van polycarbonaat en voorzien van een vernislaag. - Gebruik geen benzine, petroleum of ontvetter voor het reinigen van de lak of van kunststof delen van de carrosserie. - Laat kleine lakbeschadigingen (steenslag, pitjes enz.) zo snel mogelijk bijwerken om corrosievorming te voorkomen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt om te weten welke middelen de beste, de meest doeltreffende, de minst gevaarlijke en de milieuvriendelijkste zijn.

120 PRAKTISCHE INFORMATIE 117 Noodprocedure dak

121 118 PRAKTISCHE INFORMATIE Hoedenplank Vergrendelingshaken Kofferdeksel (openen van de bagageruimte) Ontluchtnippel Kofferdeksel (openen/sluiten van het dak) Ontgrendeling hoedenplank Afdekscherm bagageruimte

122 PRAKTISCHE INFORMATIE 119 Handmatig sluiten van het dak (in geval van nood) In het geval van een storing in het elektrische of hydraulische systeem van het dak is het mogelijk om het dak handmatig te sluiten. Deze mogelijkheid is een noodoplossing. Voer deze handeling voor zover mogelijk uit met twee personen. Let er bij het sluiten van het dak op dat uw handen niet tussen het mechanisme komen. Zorg ervoor dat de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat. Open de ruiten. Zet het contact af. Neem de sleutel uit het contact- /stuurslot. Trek de handrem aan. Open het kofferdeksel. Maak het afdekscherm 1 los en laat het oprollen; laat het scherm hierbij niet los. Neem de inbussleutel uit het geïsoleerde opbergvak 2 van de spuitbussen voor de bandreparatie. Plaats de inbussleutel 3 goed in de ontluchtnippel 4 en draai deze een kwart omwenteling naar links.

123 120 PRAKTISCHE INFORMATIE Ga links achter de auto staan en pak de hoedenplank 5 vast met uw linkerhand. Steek met uw rechterhand de sleutel tot aan de aanslag in de opening 6 (ontgrendeling hoedenplank). Klap het geheel omlaag terwijl u de hoedenplank vasthoudt. Neem de sleutel uit de opening en houd deze buiten de bagageruimte. Laat de hoedenplank los, zodat deze volledig kantelt. Druk op de pal 7 terwijl u het kofferdeksel omhoog houdt en laat het kofferdeksel voorzichtig weer zakken. Herhaal dit voor de andere zijde van het kofferdeksel. Sluit het kofferdeksel. Open vanaf de rechter achterzijde van de auto het kofferdeksel 8 volledig naar achteren toe. Steek, terwijl u het kofferdeksel vasthoudt, de korte zijde van de sleutel tot aan de aanslag in het witte oog 9. Het kofferdeksel blijft op die manier geopend.

124 PRAKTISCHE INFORMATIE 121 Neem het dak 10 vast, vouw het uit (hiervoor is kracht nodig) tot tegen het voorruitframe. Vergrendel het dak met de twee haken 11. Neem de sleutel 12, terwijl u het kofferdeksel vasthoudt, uit het oog en sluit vervolgens het langzaam en voorzichtig zonder het aan de voorzijde te vergrendelen.

125 122 PRAKTISCHE INFORMATIE Sluiten van het dak wanneer de elektrisch bedienbare ruiten niet werken Wanneer de zijruiten niet geheel geopend kunnen worden, kan het dak niet elektrisch bediend worden. Niettemin is het mogelijk het dak te sluiten door gelijktijdig de volgende handelingen uit te voeren: Bedien, bij afgezet contact de 2 schakelaars van de ruitbediening (tot voorbij het zware punt). Zet het contact in de stand M zonder de schakelaars van de ruitbediening los te laten. Na 4 seconden klinkt een geluidssignaal, druk op de schakelaar van het elektrisch bedienbare dak en houd deze vast. Na 6 seconden vasthouden van de schakelaar begint het dak te sluiten; wanneer het sluiten is voltooid klinkt een geluidssignaal. Vergrendel het dak met de twee haken 11. Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt. Open het kofferdeksel 13. Druk stevig op het uiteinde van het kofferdeksel 14, trek aan de witte klem 15, die geplaatst is boven de pal. Draai hem een kwart omwenteling naar beneden en druk hem in het blokkeergat. Herhaal dit voor de andere zijde van het kofferdeksel. Sluit het kofferdeksel. Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt. Bedien het dak niet wanneer een bagagerek op het kofferdeksel bevestigd en beladen is. Let erop dat er zich geen personen in de buurt van het bedieningsmechanisme bevinden tijdens het sluiten van het dak; hiermee wordt risico op letsel voorkomen. Laat bij gevaar de bedieningsknop los; het dak stopt direct met bewegen. U kunt het openen of sluiten van het dak hervatten zolang het geluidssignaal te horen is.

126 PRAKTISCHE INFORMATIE 123 ACCESSOIRES VOOR UW 206 CC Maak voor uw PEUGEOT alleen gebruik van de door het merk goedgekeurde accessoires en originele onderdelen. Al deze accessoires en onderdelen zijn, na getest en goedgekeurd te zijn ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid, aangepast aan uw PEUGEOT; iets wat PEUGEOT niet van andere producten kan garanderen. Uw PEUGEOT-servicepunt biedt u een ruime keuze aan originele, door PEUGEOT goedgekeurde accessoires met PEUGEOT-garantie: Veiligheid: Alarminstallaties, hellingdetectie, ruiten graveren, wielbouten met slot, gevarendriehoek, verbanddoos,... Bescherming: Stoelhoezen geschikt voor zij-airbags, matten, vloermat bagageruimte,... Communicatie: Autotelefoon, navigatiesysteem, CD-wisselaars, autoradio's, luidsprekers, radiosierpaneel, Styling: Aluminium velgen, wieldoppen, spatlappen, aluminium en houten sierpanelen,... Comfort: Centrale armleuning, flessenhouder, opbergbox voor CD's of cassettes, houder voor autotelefoon, windscherm, Vrije tijd: Trekhaak, kofferrek, sneeuwkettingen,... Kinderen: Baby- en kinderzitjes, kinderzitje Kiddy Isofix,... Onderhoudsmiddelen: Ruitensproeiervloeistof, reinigings-/onderhoudsmiddelen voor interieur en exterieur, Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt voordat u een elektrisch accessoire in de auto monteert of laat monteren.

127 124 TECHNISCHE GEGEVENS MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN MODELLEN: Type Variant Uitvoering 2DNFUF 2DNFUR 2DRFNF MOTOREN 1,6 liter 16V 2 liter 16V Cilinderinhoud (cm 3 ) Boring x slag (mm) 78,5 x x 88 Maximum vermogen: EEG-norm (kw) Toerental bij maximum vermogen (/min) Maximum koppel: EEG-norm (Nm) Toerental bij maximum koppel (/min) Brandstof Loodvrij Loodvrij Katalysator Ja Ja Versnellingsbak Handgeschakeld Automaat Handgeschakeld (5 versn.) (4 versn.) (5 versn.) Inhouden (in liters) Motor (met filter) 3 3 4,25 Versnellingsbak-differentieel 2 1,9

128 TECHNISCHE GEGEVENS 125 BRANDSTOFVERBRUIK Volgens richtlijn 99/100 (liter/100 km) Motor Versnellingsbak Type Binnen Buiten Mix CO2-uitstoot variant bebouwde bebouwde g/km Uitvoering kom kom 1,6 liter 16V Handgeschakeld 2DNFUF 9,5 5, ,6 liter 16V Automaat 2DNFUR 10,6 6 7, liter 16V Handgeschakeld 2DRFNF 11,2 6, De aangegeven verbruikscijfers zijn de laatstbekende waarden ten tijde van het drukken van het boekje. GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (IN KG) Motor 1,6 liter 16V 1,6 liter 16V 2 liter 16V Versnellingsbak Handgeschakeld Automaat Handgeschakeld Type Variant Uitvoering: 2DNFUF 2DNFUR 2DRFNF Ledig gewicht rijklaar Maximum technisch toegestane massa totaal Maximum toegestaan treingewicht* Aanhanger ongeremd Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) * Max. snelheid bij het trekken van een aanhanger 100 km/h. In Nederland wettelijk 80 km/h.

129 126 TECHNISCHE GEGEVENS AFMETINGEN (in mm)

130 TECHNISCHE GEGEVENS 127 IDENTIFICATIE VAN UW 206 CC A. Constructeursplaatje. B. Serienummer op de carrosserie (in de bagageruimte). C. Serienummer op het dashboard. D. Banden. De sticker D op de middenstijl aan de zijde van het bestuurdersportier geeft de volgende informatie: - De maat van de velgen en banden. - De door de constructeur goedgekeurde bandenmerken. - De bandenspanning (deze moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden). - De kleurcode van de lak.

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Airbag bestuurder Claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakeling airbag aan passagierszijde* 4 Schakelaar stoelverwarming

Nadere informatie

2 UW IN EEN OOGOPSLAG

2 UW IN EEN OOGOPSLAG 2 UW IN EEN OOGOPSLAG UW IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Handgreep ontgrendelen motorkap 13 Schakelaar ruitenwissers/ ruitensproeiers 2 Zekeringenkastje 3 Opbergvak 4 Hoogteverstelling stuurwiel 5 Koplampverstelling

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 74-85 Cockpit 29-31 Dashboard 37-73, 97-98 Spiegels 100 Blz. Controles 117-125 Toegang tot de auto 87-92 Wiel verwisselen 126-130 Lampen vervangen 131-135 In dit

Nadere informatie

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1 UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 52-60 Schakelaars op stuurkolom 71-72 Instrumentenpaneel 28 Verwarming, airconditioning 48-51 Buitenspiegels 74 Blz. Controles 88-89 Toegang tot de auto 64-69

Nadere informatie

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1 UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen, achterbank 54-60 Schakelaars op stuurkolom 72-73 Instrumentenpaneel 28 Verwarming, airconditioning 50-53 Buitenspiegels 75 Blz. Controles 94-95 Toegang tot de

Nadere informatie

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 11 Voorruitontwaseming 12 Zijruitontwaseming 13 Verstelbaar zijventilatierooster

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakelen airbag aan passagierszijde* 4 Blokkeerschakelaar elektrisch

Nadere informatie

4 - In een oogopslag

4 - In een oogopslag 4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1 - Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2 - Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3 - Airbag bestuurder. Claxon. 4 - Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

COCKPIT

COCKPIT 4 - IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004 2 UW 807 IN EEN OOGOPSLAG UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Schakelaars elektrisch bediende buitenspiegels. Schakelaars elektrisch bediende ruiten. Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter. 2 -

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/ -begrenzer. 2. Stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel.

Nadere informatie

UW 306 IN EEN OOGOPSLAG

UW 306 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 306 IN EEN OOGOPSLAG 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1 2 25 24 23 22 20 19 18 14 15 21 17 16 UW 306 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Verstelbaar zijventilatierooster. 10 - Bediening verwarming/ventilatie, airconditioning*.

Nadere informatie

UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG

UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1 2 24 23 22 21 20 19 18 16 15 14 17 UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Verstelbaar zijventilatierooster. 10 - Bediening verwarming/ventilatie,

Nadere informatie

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 3 1. Airbag bestuurder. Claxon. 2. Verlichtingsschakelaars en richtingaanwijzers. 3. Stuurkolomschakelaar autoradio. 4. Instrumentenpaneel. 5. Schakelaar

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 14. Dashboardkastje / aansluitingen audio/video. 15. Schakelaars stoelverwarming.

Nadere informatie

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 88-102 Schakelaars op stuurkolom 110-116 Instrumentenpanelen 28-29 Ventilatie, airconditioning 82-87 Spiegels 118-119 Blz. Controles 136-140 Toegang tot de auto

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

4 - IN EEN OOGOPSLAG

4 - IN EEN OOGOPSLAG 4 - IN EEN OOGOPSLAG IN EEN OOGOPSLAG - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel. 5. Alarmknop.

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Hendel motorkapontgrendeling 2. Koplampverstelling 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde 4. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster 5. Schakelaar verlichting en

Nadere informatie

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA OPENEN MOTORKAP Motorkap in gesloten toestand OPENEN MOTORKAP Trek de hendel naar achteren en de motorkap is ontgrendeld. OPENEN MOTORKAP In het midden van de motorkap, net

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

1. AM/FM-radio gebruiken

1. AM/FM-radio gebruiken De tuner gebruiken 1. AM/FM-radio gebruiken Toets SOURCE MENU RECALL (BRONMENU OPHALEN) Stationsvoorkeuzetoetsen FUNCTION-toets BAND AUTO.P POWER-toets VOL-knop TUNE TRACKtoetsen Luisteren naar de AM/FM-radio

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

Uw auto komt tot leven op internet!

Uw auto komt tot leven op internet! Instructieboekje ! Dankzij de internetsite SERVICE BOX, biedt PEUGEOT u de mogelijkheid uw boorddocumentatie gratis en eenvoudig online te raadplegen. Met het gebruiksvriendelijke SERVICE BOX hebt u altijd

Nadere informatie

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek Persoonlijke pagina. Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles ! Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Bekijk uw instructieboekje via de website van Citroën, rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks

Nadere informatie

Bedieningen Dutch - 1

Bedieningen Dutch - 1 Bedieningen 1. Functieschakelaar Cassette/ Radio/ CD 2. Golfband schakelaar 3. FM antenne 4. CD deur 5. Schakelaar om zender af te stemmen 6. Bass Boost toets 7. CD skip/ voorwaarts toets 8. CD skip/ achterwaarts

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

************************* **************** ******** ***

************************* **************** ******** *** Bij deelname aan het Tussentijdstoets moet je de volgende documenten overhandigen: een geldig theorie certificaat een wettelijk toegestaan, geldig identiteitsbewijs. ************************* ****************

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling.. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Display De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto. KLOKKEN 1. Toerenteller.

Nadere informatie

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling Toegang tot de auto 7 TOEGANG TOT DE AUTO SLEUTEL AFSTANDSBEDIENING Centrale ontgrendeling Supervergrendeling Met de sleutel kunnen de sloten van de auto vergrendeld en ontgrendeld worden en kan de motor

Nadere informatie

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u het instructieboekje

Nadere informatie

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1. Verstelling naar voren/naar achteren. 2. Hoogteverstelling.

Nadere informatie

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide VOLVO V70 & XC70 quick guide PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid. Neem deze beknopte handleiding door om nog meer plezier te beleven aan uw nieuwe

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C)

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) COUPÉ EVO DASHBOARD Brandstofmeter met reserveaanduiding Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) Chroomlook ringen instrumentenpaneel ControlelampjesRichtingaanwijzer links en rechts, mistlampen

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

G A PSL O G O O EEN IN

G A PSL O G O O EEN IN IN EEN OOGOPSLAG 5 1 Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Gescheiden ontgrendeling van cabine en laadruimte. Alleen vergrendeling van de laadruimte. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 7b 7a

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference OP Quick start K OLNS 7-07-2008 8:32 Pagina FordKa Kort Owner s overzicht handbook Feel the difference K0468_Service_Portfolio_090508. 09.05.2008 5:52:47 Uhr 604.39.307 PP K OL 8-07-2008 4:03 Pagina S

Nadere informatie

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 INFOTEC AP/TAVG/MMXP/MUX BEVESTIGING DIAGNOSE BSI ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 G05 CONTROLEPROCEDURE VAN DE FUNCTIE CENTRALE VERGRENDELING Toepassing bij PEUGEOT 206 (vanaf DAM-nr. 9076)

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Volledige ontgrendeling van de auto. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 6b Verklaring : verwijzing rubriek 6a : verwijzing bladzijde Schuifdeur 2a 17 Trek

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Bovag checklist. werkorder Klant. Auto. De Auto Avenue Tilburg BV. Straat Kapt. Hatterasstraat 11

Bovag checklist. werkorder Klant. Auto. De Auto Avenue Tilburg BV. Straat Kapt. Hatterasstraat 11 Bovag checklist dd. 18-9-2017 werkorder 148451 Klant Auto Naam De Auto Avenue Tilburg BV Kenteken 83-LRL-3 Straat Kapt. Hatterasstraat 11 Postcode 5015 BB Plaats Tilburg E-mail marco@deautoavenue.nl Type

Nadere informatie

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY BEDIENINGS INSTRUCTIES 8-SYMBOOL AFSTANDBEDIENING Kinder slot Tijd Signaal indicator Thermostatische stand Batterij Countdown F or C Programma Eco stand Temperatuur Dubbele brander 8-SYMBOOL DISPLAY INSTELLING

Nadere informatie

Ontgrendelen van de achterdeuren

Ontgrendelen van de achterdeuren Toegang tot de auto 18 TOEGANG TOT DE AUTO AFSTANDSBEDIENING Ontgrendelen van de cabine Druk op deze knop om de cabine van uw auto te ontgrendelen. Het lampje op de afstandsbediening gaat branden, de plafonnier

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

DT-F1/DT-F1V. NL Revision 1

DT-F1/DT-F1V. NL Revision 1 DT-F1/DT-F1V NL Revision 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Plaats van de bedieningsorganen Toets AAN/UIT (dient ook als FM/TV golfbereikschakelaar op DT-F1V) Keuzetoets zendergeheugenplaats en opslaggebied

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES H6433L Voorzichtig: Vooral de RODE waarschuwingslampjes zijn van essentieel belang; door het branden van die waarschuwingslampjes wordt aangegeven dat sprake is

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN AFTER SALES SERVICE INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager - Technisch

Nadere informatie

FIAT SCUDO NL AUTORADIO

FIAT SCUDO NL AUTORADIO FIAT SCUDO 603.46.374 NL AUTORADIO AUTORADIO RD1 F0F0590m INHOUD INLEIDING... 4 TIPS EN AANWIJZINGEN... 5 AUTORADIO RD1... 7 BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL... 8 BEDIENINGSKNOPPEN OP HET STUURWIEL...

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist BEDIENINGSUITLEG 1 - Bestuurderszetel 17 - Hendel stuurafstelling 2 - Sleutelschakelaar (START) 18 - Bedieningshendel hijsen linker

Nadere informatie

Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan. De Handleiding

Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan. De Handleiding Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan De Handleiding Index Inleiding... 3 De meters... 4 Het stuur... 6 Het navigatie systeem... 9 De Console... 10 De radio... 11 2 Inleiding

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek " MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

RUITENWISSERS/-SPROEIERS

RUITENWISSERS/-SPROEIERS Elektrische functie printen RUITENWISSERS/-SPROEIERS RUITENWISSERS/-SPROEIERS - BESCHRIJVING De ruitenwissers/-sproeiers worden bediend via de hendel rechts naast het stuur: de hendel kan - door omhoog

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN AFTER SALES SERVICE INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR Citroën Distributeur Nieuwe Auto's - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties Citroën Erkend Reparateur - Servicemanager - Technisch

Nadere informatie

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu. F I A T D U C A T O G E B R U I K E N O N D E R H O U D Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato. Wij hebben dit boek samengesteld

Nadere informatie

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote Alarmsysteem met afstandsbediening leidraad bij het instellen - Dutch Geachte klant, In deze handleiding vindt u de informatie en bedieningen die nodig

Nadere informatie

FIAT ULYSSE NL AUTORADIO

FIAT ULYSSE NL AUTORADIO FIAT ULYSSE 603.46.141 NL AUTORADIO De vast ingebouwde autoradio is ontwikkeld volgens de kenmerkende eigenschappen van het interieur en heeft een geheel eigen ontwerp dat volledig is afgestemd op de vormgeving

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

Voertuig Controle Golf 7

Voertuig Controle Golf 7 Voertuig Controle Golf 7 Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door zodat je

Nadere informatie

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding Rho-Delta b.v. Escudostraat 2 2991 XV Barendrecht Tel. +03110-4795755 Fax. +03110-2927461 www.rhodelta.nl info@rhodelta.nl - OMSCHRIJVING De GT-912 /GT-913/GT-914

Nadere informatie

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Instructieboekje Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Start Mirror Screen Start Het Instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen.

Nadere informatie

4.0 Bediening CD AM 19 C 12:10 45 C. Whirlpool Electronic LCD - Gebruikershandboek 12:10 12:10. Licht\kleurentherapie.

4.0 Bediening CD AM 19 C 12:10 45 C. Whirlpool Electronic LCD - Gebruikershandboek 12:10 12:10. Licht\kleurentherapie. 4.0 Bediening 4.0.1 Display indicatoren. In eerste regel van het display worden indicatoren weergegeven. De verschillende indicatoren op het display zijn afhankelijk van de opties en systeem welke u gekocht

Nadere informatie

AFSTANDSBEDIENING I-1

AFSTANDSBEDIENING I-1 4 AFSTANDSBEDIENING I-1 A B Afstandsbediening De afstandsbediening beschikt over een hoogfrequente zender, hetgeen u de volgende voordelen biedt: - u hoeft de afstandsbediening niet op de auto te richten.

Nadere informatie

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. COBRA 889 INLEIDING Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. De belangrijkste vernieuwing in deze 889-serie bestaat uit het systeem, dat de herkenningscode van de afstandsbediening

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN AFTER SALES SERVICE INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager - Technisch

Nadere informatie

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis.

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis. INSTRUCTIEBOEKJE WELKOM Belangrijke informatie: het monteren van een uitrusting of een elektrische accessoire zonder artikelnummer van Automobiles PEUGEOT, kan een storing in het elektronische systeem

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA

INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA Geachte klant, Wij bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Uw Alfa Spider is ontworpen voor een veilige, comfortabele en rustige rit, zoals u van Alfa Romeo

Nadere informatie

F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K

F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben

Nadere informatie

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen Stoelen VOORSTOELEN De stoel nooit afstellen als het voertuig in beweging is. Als van deze instructies wordt afgeweken, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of verlies van controle over het voertuig.

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

Gebruik van de afstandsbediening

Gebruik van de afstandsbediening Gebruik van de afstandsbediening Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van de afstandsbediening Wees voorzichtig met de afstandsbediening, hij is licht en klein. Als hij valt kan hij kapot gaan, de batterij

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje IN CITROËN JUMPY Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten

Nadere informatie

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET CTS Afstandsbediening Infrarood Let op! 1 Zorg ervoor dat er niets tussen de ontvanger en de afstandsbediening

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR LEXIA PROXIA CD 35 AFTER SALES SERVICE CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager

Nadere informatie

Komplet DS 1020 gebruikershandleiding

Komplet DS 1020 gebruikershandleiding Komplet DS 1020 gebruikershandleiding Transport U kan de trommelzeef vervoeren met een geschikt voertuig dat gekeurd is om een geremde aanhangwagen met een gewicht van 3500 kg te slepen. Controleer volgende

Nadere informatie

HANDLEIDING MINI ONE MINI ONE DIESEL MINI COOPER MINI COOPER S

HANDLEIDING MINI ONE MINI ONE DIESEL MINI COOPER MINI COOPER S HANDLEIDING MINI ONE MINI ONE DIESEL MINI COOPER MINI COOPER S HARTELIJK GEFELICITEERD MET UW NIEUWE MINI INHOUDSOPGAVE OPMERKINGEN Over deze handleiding 6 Gebruikte symbolen 6 Symbool op onderdelen van

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

B E S T U U R D E R S P L A A T S ELEMENTAIRE FUNCTIES

B E S T U U R D E R S P L A A T S ELEMENTAIRE FUNCTIES I B E S T U U R D E R S P L A A T S ELEMENTAIRE FUNCTIES 4 B E S T U U R D E R S P L A A T S I 1. Bediening van de buitenspiegel 2. Draaibaar en afsluitbaar zijventilatierooster 3. Toerenteller 4. Instrumentenpaneel

Nadere informatie

Datum/Date: 04/2003ne Update: 07/2007 Car Access System E60, E61, E63, E64, E70, E81, E87, E90, E91, E92, E93

Datum/Date: 04/2003ne Update: 07/2007 Car Access System E60, E61, E63, E64, E70, E81, E87, E90, E91, E92, E93 Datum/Date: 04/2003ne Update: 07/2007 Car Access System E60, E61, E63, E64, E70, E81, E87, E90, E91, E92, E93 Inleiding Het Car Access System (CAS) regelt de toegangsmogelijkheden tot de auto.ne De CASregeleenheid

Nadere informatie

Uitrusting februari 2009

Uitrusting februari 2009 februari 2009 Design Passagiersstoel opklapbaar met verstelbare rugleuning Hoofdsteunen in de hoogte regelbaar Vloerbekleding in vast tapijt Verwarming/ontdooiing met 3 snelheden Dubbele, geforceerde geluidsisolatie

Nadere informatie