Effectief omgaan met opgroei- en opvoedingsproblemen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Effectief omgaan met opgroei- en opvoedingsproblemen"

Transcriptie

1 Effectief omgaan met opgroei- en opvoedingsproblemen Resultaten van Hulp aan Huis Overijssel over de periode Jan Willem Veerman & Ronald De Meyer

2 Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te Nijmegen en is gelieerd aan de bijzondere leeropdracht Speciale Kinder- en jeugdzorg, die vanwege deze stichting is verbonden aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Praktikon Postbus HE Nijmegen tel: fax Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktikon. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. 2

3 Inhoudsopgave Samenvatting 5 Hoofdstuk 1: Inleiding Het programma Hulp aan Huis Overijssel 1.2. Het evaluatieonderzoek Hulp aan Huis Overijssel Hoofdstuk 2: Onderzoeksopzet Onderzoeksgroep en respons 2.2. Meetmomenten en meetinstrumenten 2.3. Procedures 2.4. Wijze van analyseren en rapporteren Hoofdstuk 3: Onderzoeksresultaten Effecten op programmaniveau 3.2. Effecten op moduleniveau Hoofdstuk 4: Conclusie Samenvatting van de onderzoeksresultaten 4.2. Discussie 4.3. Aanbevelingen Bijlagen 41 3

4 4

5 Samenvatting In 2000 ging in Overijssel in de regio Twente het programma Hulp aan Huis Overijssel van start, met als doel het ontwikkelen en uitvoeren van een samenhangend en modulair georganiseerd aanbod van geïndiceerde intensieve ambulante gezinsbehandeling als onderdeel van het jeugdzorgaanbod binnen de sectoren van de jeugdhulpverlening, de jeugd-ggz, de jeugdbescherming en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte kinderen. Het betreft een intersectoraal programma dat zich richt op doelgroepen met sectoroverschrijdende zorgvragen. In totaal werden hiervoor elf modules ontwikkeld. Na een inloopjaar startte in 2001 het evaluatieonderzoek naar de doelgroep, interventies en effecten van het programma. In 2004 werd verslag gedaan van de effecten van dit onderzoek over de periode In het voorliggende rapport worden de onderzoeksuitkomsten ten aanzien van de effecten gepresenteerd over de periode bij zeven modules. Centraal staan 565 jeugdigen van wie in deze periode voldoende gegevens zijn verzameld. Deze onderzoeksgroep betreft 54% van de in totaal 1054 jeugdigen die in de genoemde periode bij een van de zeven onderzochte modules een behandeling afsloten. De respons per module varieerde van 37% tot 73%. Voor het bepalen van de effecten is gekeken of er (1) belangrijke veranderingen zijn te constateren in de opgroei- en opvoedingsproblemen die aanleiding voor aanmelding bij Hulp aan Huis waren en (2) of deze problemen tot een aanvaardbaar niveau zijn teruggedrongen. Om deze problemen bij aanvang en afsluiting van de hulp te meten zijn gestandaardiseerde meetinstrumenten (vragenlijsten) ingezet. Deze maken het ook mogelijk de twee genoemde effecten op statistisch verantwoorde wijze te bepalen. Wat betreft de onderzoeksresultaten over alle modules heen blijkt dat in 60% van de gevallen de opgroeiproblemen en in 64% van de gevallen de opvoedingsproblemen belangrijk verbeterd zijn. In 37% van de gevallen blijken de opgroeiproblemen tot een aanvaardbaar niveau terug te zijn gebracht, voor opvoedingsproblemen geldt dit voor 56% van de gevallen. Worden de twee uitkomsten samen genomen dan blijken bij 28% van de 1 Zie Veerman, J.W., & Meyer, R. de (2004). Is de intersectorale samenwerking in de jeugdzorg in Overijssel voor de cliënten goed genoeg? Bereikte doelgroep en behaalde resultaten bij Hulp aan Huis over de periode Nijmegen: Katholieke Universiteit, ACSW/ Praktikon. 5

6 jeugdigen de opgroeiproblemen belangrijk verminderd te zijn en tevens tot een aanvaardbaar niveau teruggebracht, 7% is verslechterd in dit opzicht. Deze resultaten zijn een verbetering ten opzichte van de periode en liggen ongeveer op gelijke hoogte van die van Hulp aan Huis Drenthe. Deze laatste gegevens worden als benchmark gehanteerd. De opvoedingsproblemen zijn bij 43% van de ouders belangrijk afgenomen en tevens op een aanvaardbaar niveau gekomen, bij 11% van de ouders treedt hier een verslechtering op. Deze resultaten betekenen een grote verbetering ten opzichte van de periode en zijn vergelijkbaar met die van de benchmark, Hulp aan Huis Drenthe. Gelet op de zeven afzonderlijke modules waarvan onderzoeksresultaten bekend zijn, blijkt bij afsluiting het aantal jeugdigen met aanzienlijke gedragsproblemen bij 6 van de 7 modules belangrijk gedaald. Bij 35% tot 73% is een betrouwbaar te meten verbetering te constateren. Deze percentages zijn beter dan die in de periode en ongeveer gelijk aan die van Hulp aan Huis Drenthe. Veel jeugdigen hebben ook bij afsluiting nog met aanzienlijke problemen te kampen, het percentage jeugdigen met deze restproblematiek varieert van 56% tot 80%. Wat betreft de opvoedingsbelasting van de ouders liggen de percentages gunstiger: bij alle modules daalt het aantal ouders met aanzienlijke opvoedingsbelasting, bij 56 tot 73% van de ouders verbetert deze ook betrouwbaar. Deze cijfers zijn beter dan in de periode en ook beter dan de Drentse uitkomsten. De restproblematiek varieert hier van 30-53%. Bij afsluiting geeft bij 6 van de 7 modules minstens 80% van de cliënten aan achteraf positieve veranderingen te zien, alle cliënten (100%) zeggen ook de behandeling aan anderen aan te raden. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met die van Drenthe. Geconcludeerd kan worden dat gezinswerkers bij Hulp aan Huis Overijssel effectief omgaan met de opgroei- en opvoedingsproblemen. De percentages jeugdigen die wat betreft opgroeiproblemen en percentages ouders die wat betreft opvoedingsbelasting betrouwbaar verbeteren zijn hoger dan de cijfers uit de voorgaande periode ( ) en vergelijkbaar met die van het Drentse Hulp aan Huis programma. Een belangrijke bevinding is dat veel jeugdigen en ouders ook na de behandeling nog met aanzienlijke problemen te kampen hebben. Een belangrijke aanbeveling is dan ook de implicaties hiervan voor goed te doordenken. Andere aanbevelingen betreffen een verdergaande inbedding van het onderzoek in de methodiek en het gaan gebruiken van controlegroepen om de effecten beter in te kunnen schatten. Dit zal leiden tot hogere responspercentages en beter te onderbouwen conclusies. 6

7 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1. Het programma Hulp aan Huis Overijssel Het programma Hulp aan Huis Overijssel richt zich op het ontwikkelen en uitvoeren van een samenhangend en modulair georganiseerd aanbod van geïndiceerde intensieve ambulante gezinsbehandeling als onderdeel van het jeugdzorgaanbod binnen de sectoren van de jeugdhulpverlening, de jeugd-ggz, de jeugdbescherming en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte kinderen. Het programma richt zich op doelgroepen met sectoroverschrijdende zorgvragen en is uit dien hoofde een intersectoraal programma. Wat betreft de doelgroep gaat het met name om (1) gezinnen met kinderen met meervoudige problemen (o.a. individuele psychische problemen, een ontregelde thuissituatie, problemen op school), (2) gezinnen met kinderen met een langdurige hulpverleningscarrière (o.a. multi-problem gezinnen, pathologisch symbiotische gezinnen, gezinnen met ouders met psychiatrische problematiek) en (3) gezinnen met kinderen die lastige, ingewikkelde problemen vertonen (met als gevolg: afschuif- en doorschuifgedrag tussen voorzieningen en sectoren). Gezinnen met sectoroverschrijdende zorgvragen worden vaak tussen instellingen heen en weer geschoven, met als gevolg dat deze gezinnen niet of niet adequaat geholpen worden. Om die reden besloot een aantal Twentse jeugdzorgorganisaties eind jaren negentig van de vorige eeuw tot een gezamenlijk aanbod voor deze gezinnen te komen. Gekozen werd voor het ontwikkelen van intensieve ambulante gezinsbehandeling. Het doel was op deze manier een zorgaanbod te realiseren dat zowel een opnamevoorkomende als een opnameverkortende werking heeft. Hiermee werd aangesloten bij het zo-zo-zo-zo beleid van de landelijke overheid, dat in 1989 ook was vastgelegd in de Wet op de Jeugdhulpverlening. Vanuit dit beleid gezien dient psychosociale hulpverlening aan jeugdigen zo tijdig mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis plaats te vinden, en tevens zo licht mogelijk van vorm en zo kort mogelijk van duur te zijn. Het doel is hiermee onnodige residentiële hulp te voorkomen. Overgewaaid uit de Verenigde Staten won intensieve ambulante gezinsbehandeling de afgelopen 15 jaar ook in Nederland snel terrein. Een meta-analyse van Veerman en collega s bracht in 2001 ruim 90 varianten aan het licht 2. Van 17 varianten konden gegevens over effectiviteit geanalyseerd worden, waaronder acht modules van de Hulp aan Huis programma s in Groningen, 2 Veerman, J.W., Janssens, J.M.A.M., & Delicat, J.W. (2005). Effectiviteit van intensieve pedagogische thuishulp. Een meta-analyse. Pedagogiek, 25,

8 Drenthe en Overijssel. De effecten op het terugdringen van agressief, externaliserend gedrag van kinderen en de ervaren opvoedingsbelasting bij hun ouders bleken middelgroot te zijn (met effect sizes van rond de 0,50). Omdat dit overeen komt met wat in de internationale onderzoeksliteratuur gevonden wordt, konden de effecten als goed genoeg worden beoordeeld. Hulp aan Huis Overijssel is opgezet naar het voorbeeld van Drentse en Groningse Hulp aan Huisprogramma s voor intensieve ambulante gezinsbehandeling. Naast intersectorale samenwerking zijn andere belangrijke uitgangspunten 3 : - te komen tot samenhangende vraaggerichte zorgprogrammering, doelgericht en resultaatgericht, - zo licht mogelijk en zo dicht mogelijk bij de leef- en woonsituatie van de kinderen en hun ouders hulp te bieden, - een zo groot mogelijke taakvolwassenheid van cliënten te realiseren: ouders zijn de eerste verantwoordelijken in het opvoeden van hun kinderen en moeten (en willen ook) hierop aangesproken en hierbij geholpen worden, - te komen tot een vraaggestuurd zorgaanbod en het ontwikkelen van een organisatorisch en functioneel onderscheid tussen plaatsende en opnemende voorzieningen, waarbij de plaatsende voorziening verantwoordelijk is voor het samen met de cliënt formuleren van de vraag wat er moet veranderen, en de opnemende voorziening samen met de cliënt bepaalt hoe dit het beste kan gebeuren. Binnen Hulp aan Huis Overijssel werden acht modulen ontwikkeld gericht op het verbeteren van het gezinsfunctioneren en nog eens drie modulen gericht op het consolideren van eenmaal verbeterd gezinsfunctioneren. Dat betekent dat er in totaal elf modulen ontwikkeld werden, gericht op twaalf doelgroepen. De modulen en doelgroepen worden in Tabel 1.1 in beeld gebracht. Alle doelgroepen kunnen gezinnen omvatten die onder de eerder genoemde drie groepen vallen (zie bovenstaand: meervoudige problematiek, langdurige hulpverleningscarrière en ingewikkelde problemen). Daarnaast heeft iedere doelgroep een onderscheidend kenmerk: de indicatie. Deze wordt ook in de Tabel 1.1 genoemd. 3 Roosma, D. (2000). Het projectplan Hulp aan Huis Twente. Assen: Uitgeverij Hulp aan Huis. 8

9 Tabel 1.1. Modulen en doelgroepen Hulp aan Huis Overijssel Module Omschrijving Indicatiecriteria Sector Start datum FF Families First Gezinnen in acute crisis met dreigende uithuisplaatsing JHV/ JB FF-lvg Families First voor Licht Idem, plus indicatie voor opname LVGsector Verstandelijk Gehandicapten in Orthopedagogisch Centrum 2000 PPG-IV IOG IOG-lvg IPG IPG-lvg LOG LOG-lvg Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding, intensieve variant Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling voor Licht Verstandelijk Gehandicapten Intensieve Psychiatrische Gezinsbehandeling Intensieve Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Licht Verstandelijk Gehandicapten Langdurige Orthopedagogische Gezinsbegeleiding Langdurige Orthopedagogische Gezinsbegeleiding voor Licht Verstandelijk Gehandicapten Ernstige opvoedingsproblematiek mede als gevolg van licht verstandelijk handicap van één van de jeugdigen waardoor opname in een Orthopedagogisch Centrum onvermijdelijk is; (nog) geen sprake van multi-probleem situatie Multi-probleemgezinnen met chronische en complexe problematiek waarbij sprake is van ernstige opvoedings- en gezagsproblemen, waardoor uithuisplaatsing dreigt Idem, maar tevens sprake van licht verstandelijke handicaps bij ouders of jeugdigen Gezinnen waarbij sprake is van ernstige opvoedingsproblemen in combinatie met psychiatrische problematiek bij jeugdigen en/of ouders, waardoor uithuisplaatsing dan wel opname van het hele gezin dreigt Idem, maar tevens sprake van licht verstandelijke handicaps bij ouders of jeugdigen Gezinnen die mede als gevolg van multiprobleem problematiek bij de ouder(s) moeite hebben om in gang gezette verbeteringen vast te houden Gezinnen die mede als gevolg van een licht verstandelijke handicap bij de ouder(s) moeite hebben om in gang gezette verbeteringen vast te houden LVGsector JHV/ JB GGZ Jeugd/ Ki&jeugd psych LVGsector GGZ Jeugd/ k&jeugdpsych JHV/ JB LVGsector

10 Vervolg Tabel 1.1. LLPG Laagfrequente Langdurige Psychiatrische Gezinsbegeleiding LLPG-lvg Laagfrequente Langdurige Psychiatrische Gezinsbegeleiding voor Licht verstandelijk gehandicapten Gezinnen die mede als gevolg van psychiatrische problematiek bij de ouder(s) moeite hebben om in gang gezette verbeteringen vast te houden Idem, maar tevens sprake van licht verstandelijke handicaps bij ouders of jeugdigen Toelichting sector: JHV/ JB = Jeugdhulpverlening/ Jeugdbescherming GGZ volw De modules worden aangeboden door de volgende organisaties: o De Eik (FF-lvg, IOG-lvg) o De Eik/De Twentse Zorgcentra (LOG-lvg, PPG-iv) o Accare divisie KJP LVG Noordoost Nederland (IPG-lvg, LLPG-lvg) o De Reeve (FF-lvg, IOG-lvg, LOG-lvg) o Mediant/ Adhesie/Karakter Almelo (IPG) o RIBW Twente (LLPG) o Karakter Zwolle (IPG) o RIAGG IJsselland (IPG) o Commujon (FF) o Jarabee (IOG, LOG) o Trias (IOG, LOG) LVGsector Voor iedere module is een methodiekhandleiding beschikbaar, die samenhangend de kennis-, houdings- en vaardigheidsaspecten beschrijft 4. Er is voor alle gezinshulpverleners binnen Hulp aan Huis een functiegericht traject van deskundigheidsbevordering, bestaande uit een basistraining, vervolg trainingsmodulen en intersectorale intervisie gericht op het opfrissen en verdiepen van kennis, houding en vaardigheden. Dit alles met een grote nadruk op doen (oefenen van houding en vaardigheden). De behandelstructuur is duidelijk gefaseerd en in tijd afgebakend en de hulpverlening wordt gepland met evaluatie- en rapportagemomenten. Ook is er een uitgewerkt rapportageprotocol. De gezinshulpverlener werkt methodisch, hij of zij werkt samen met de gezinsleden bij het gezin thuis. De gezinshulpverlener komt op tijden dat de problematiek zich voor doet: dus ook in de ochtend, s avonds en in weekeinden. Er wordt gewerkt vanuit een tegemoetkomende beschikbaarheid, waarbij de aanpak concreet, expliciet, doel- en resultaatgericht is. De gezinsleden worden actief betrokken bij de beoordeling van hun slagen of falen en het overleg 4 De hier gegeven beschrijving is ontleend aan Wijgergangs, H. (2003, juni). Intersectorale samenwerking vormt alternatief voor gezinscoach. Perspectief,

11 met de aanmelder vindt plaats met de gezinsleden en het gezin. Hierdoor is de hulp transparant en open en wordt voorkomen dat er verborgen agenda s zijn. De gezinshulpverlener activeert in plaats van compenseert. Hij versterkt al aanwezige positieve krachten in het gezin. Crisissen die zich onvermijdelijk voordoen, worden benut als mogelijkheid om tot verandering te komen Het evaluatieonderzoek Hulp aan Huis Overijssel Een belangrijk kenmerk van alle Hulp aan Huisprogramma s is dat evaluatieonderzoek er structureel deel van uitmaakt 5. Dit onderzoek levert in de eerste plaats gegevens op over de gewenste uitkomsten, worden die behaald? Daarnaast worden gegevens verzameld over de bedoelde interventies, worden die ook uitgevoerd?; en de beoogde doelgroep, wordt die bereikt? Een positieve beantwoording van deze vragen geeft aanwijzingen dat het zorgaanbod kwalitatief goed genoeg is, inclusief de effectiviteit. Dit laatste is van groot belang, temeer daar steeds duidelijker wordt dat slechts een kleine minderheid (schatting: minder dan 5%) van alle jeugdzorgmodules bewijzen van effectiviteit kan overleggen 6. De Hulp aan Huis programma s kunnen dat wel doen. Voor het opzetten van het onderzoek bij Hulp aan Huis Overijssel werd aangesloten bij het onderzoek bij Hulp aan Huis Groningen en Drenthe. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Praktikon, een onderzoeksorganisatie voor de jeugdzorg verbonden aan de jeugdzorginstelling De Waarden in Nijmegen, met tevens een samenwerkingsrelatie met de Radboud Universiteit Nijmegen. Het onderzoek is opgezet volgens de principes van het praktijkgestuurde effectonderzoek. Dit is te definiëren als: onderzoek waarin onderzoekers en behandelingsfunctionarissen gezamenlijk optrekken, met het doel informatie te verzamelen waarmee het effect van het praktisch handelen van een individuele behandelingsfunctionaris, een groep van behandelingsfunctionarissen, een instelling of groep van instellingen nader verhelderd en getoetst wordt, waardoor vervolgens het werk van de betrokken behandelfunctionarissen of instellingen verbetert 5 Brink, T. ten, Kerkstra, G., Roosma, D & Veerman, J.W. (2001)(red.). Het onderzoek IAG. Assen: Uitgeverij Hulp aan Huis. 6 Veerman, J.W., & Yperen, T.A. van (2006). Wat is praktijkgetuurd effectonderzoek? In T.A. van Yperen & J.W. Veerman (red.), Zicht op effectiviteit. Bronnenboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg (blz. 7-19). Utrecht/ Nijmegen: NIZW/ Praktikon. 11

12 en tevens ten opzichte van buitenstaanders gelegitimeerd kan worden 7. Het praktijkgestuurde effectonderzoek kent drie principes: 1. Aansluiten bij wat er al aan aanbod (modules) is ontwikkeld. Hiermee wordt voorkomen dat er over hoofden heen onderzocht gaan worden. 2. Inbedding van onderzoeksprocedures en - instrumenten in het aanbod zelf. Deze komen niet bovenop de al uitgevoerde behandelingsactiviteiten, maar worden er een onderdeel van. Dit vermindert de last van het onderzoek voor de uitvoerend werkers, men heeft er baat bij. Hiermee kan ook de uitvoering verder geprofessionaliseerd worden, uitvoerders krijgen tools in handen. 3. Benutting van onderzoeksresultaten op individueel niveau (bijvoorbeeld in de vorm van profielen) en geaggregeerd niveau van de projecten (ook tussentijds, bijvoorbeeld per kwartaal of halfjaar). Hiermee gaat het onderzoek leven voor functionarissen op verschillende niveaus, men kan iets met de resultaten. Op deze wijze kan het onderzoek niet alleen antwoord geven op de onderzoeksvragen, maar ook onderdeel worden van de systematiek van kwaliteitszorg binnen elk van de instellingen en tevens na afloop van het onderzoek bijdragen aan een continue monitoring van de kwaliteit van de zorg. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de verdere profilering en professionalisering van het zorgaanbod. Profilering betekent aan buitenstaanders laten zien wat je doet, het betekent onder andere verantwoording afleggen ten opzichte van beleidsmakers en financiers. Professionalisering is gericht op het verbeteren van het werk door het vermeerderen van kennis, veranderen van attitudes en vergroten van hulpverleningsvaardigheden. Profilering en professionalisering zijn ook de twee kanten van de kwaliteitszorgmedaille. Het onderzoek dient daarmee ook de kwaliteitszorg, of beter gezegd: kwaliteitszorg krijgt via het onderzoek gestalte. Daarnaast kunnen ook anderen weer profiteren van de uitkomsten van het onderzoek. Door de jaarlijkse onderzoeksrapportages konden de Hulp aan Huis modules worden opgenomen in het eerder genoemde overzicht van effectieve programma s voor Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT) 8. Het onderzoek is gericht op het beantwoorden van de volgende vragen: 1. Wat is de doelgroep? Wordt die ook bereikt? 2. Worden de interventies uitgevoerd zoals bedoeld? 3. Wat zijn de resultaten? Zijn die naar verwachting? 7 Zie voor deze definitie en de drie genoemde principes de publicatie van Veerman & Van Yperen, p. 5 (genoemd in noot 6) 8 Zie de verwijzing in noot 2. 12

13 Deze onderzoeksvragen zijn ingebed in een zorgevaluatiemodel 9. Figuur 1.1. toont dit model. Figuur 1.1. Inhoudelijk-contextueel model van de jeugdzorg Organisatorische randvoorwaarden Doelgroep Verrichtingen Resultaten Bejegening In dit model wordt een zorgaanbod (module of programma) gezien als een serie samenhangende, nader te benoemen behandelactiviteiten ( verrichtingen ) uitgevoerd in een interpersoonlijke ( bejegening ) en organisatorische ( randvoorwaarden ) context, op geleide van in principe te expliciteren klinische en theoretische inzichten ( behandeltheorie ), bestemd voor een specifiek aan te duiden groep jeugdigen en gezinnen ( doelgroep ) en gericht op het bereiken van bepaalde nader te omschrijven doelen ( resultaten ). Kortom: een zorgaanbod wordt gezien als een inhoud (doelgroep, behandelactiviteiten, resultaten) die plaatsvindt in een dubbele context (bejegening en randvoorwaarden) waarvoor een behandeltheorie te formuleren valt. Dit maakt een zorgaanbod evalueerbaar. Het onderzoek bij Hulp aan Huis heeft betrekking hebben op concrete casussen, hierbij vinden bij aanvang en beëindiging van de hulp metingen plaats. Het meten levert vervolgens bouwstenen voor weten. Het leidt tot reflectie, en reflectie geeft aanwijzingen voor verbeteracties. Op geleide van het model in Figuur 1.1. kunnen deze aanwijzingen gezocht worden bij de verschillende onderscheiden aspecten. Is het resultaat bijvoorbeeld onvoldoende, dan kan dit mogelijk verklaard worden uit het niet goed genoeg verstrekt zijn van de verrichtingen, op een onjuiste bejegening, op niet vervulde randvoorwaarden als niet goed opgeleide behandelaars, onvoldoende financiële middelen, gebrekkige communicatie met Bureau Jeugdzorg, etc. Reflectie op de meetresultaten en het op geleide daarvan uitvoeren van verbeteracties betekent dat 9 Veerman, J.W. (2005). Een zorgevaluatiemodel als kader voor onderzoek in de praktijk van de jeugdzorg. Nijmegen: Praktikon. 13

14 onderzoeksgegevens benut worden. Het draagt op die manier bij aan de eerder genoemde professionalisering en profilering van de zorg. Bij Hulp aan Huis Overijssel is het evaluatieonderzoek gericht (geweest) op het beantwoorden van alle drie de eerder genoemde onderzoeksvragen over de bereikte doelgroep, de uitgevoerde interventies en de behaalde resultaten. In dit rapport staan vragen over de effecten centraal 10. Bij het beoordelen van de effecten spelen twee subvragen: (1) Bij hoeveel jeugdigen of gezinnen zijn tijdens de behandeling positieve, gewenste veranderingen opgetreden; en (2) Bij hoeveel jeugdigen is de probleemstatus positief, dat wil zeggen dat er geen sprake meer is van de problemen die aanleiding waren voor aanmelding? Op beide vragen zal in dit rapport antwoord worden gegeven. 10 Deze zijn voor de periode meer in detail gerapporteerd in de zogeheten Tabellenboeken, zie De Meyer, R.E. & Veerman, J.W. (2005). Resultaten Hulp aan Huis Overijssel. Tabellenboek Nijmegen: Praktikon; en in De Meyer, R.E. & Veerman, J.W. (2006). Resultaten Hulp aan Huis Overijssel. Tabellenboek Nijmegen: Praktikon. 14

15 Hoofdstuk 2: Opzet van het onderzoek 2.1. Onderzoeksgroep en respons De onderzoeksgroep voor de onderhavige rapportage bestaat uit gezinnen die tussen 1 januari 2004 tot 31 december 2005 een behandeling hebben afgesloten bij één van de modules van Hulp aan Huis Overijssel. Uit de 11 modules (zie Hoofdstuk 1, Tabel 1.1.) zijn voor de rapportage die modules geselecteerd waarvan gegevens van 10 of meer jeugdigen/ gezinnen verzameld waren. Dit bleek bij zeven modules het geval. Tabel 2.1. biedt een overzicht van deze modules en de door het onderzoek geregistreerde instroom van gezinnen. De modules LLPG en LOG, alsmede hun lvgvarianten deden niet mee, dit vanwege de geringe instroom. De instroom van de modules die wel meededen varieert van 51 tot 294 jeugdigen. In totaal werden in de onderzoeksperiode 1054 jeugdigen en hun gezinnen geregistreerd die in die periode met een behandeling begonnen en deze ook weer afsloten. Van 565 jeugdigen zijn aanvangs- en afsluitingsgegevens bekend. Dit is een respons van 54%. De respons per module varieert van 37% (IOG) tot 73% (IPG), zie Tabel 2.1. De respons is over gemiddeld genomen, alle modules heen, matig (onder de 60%) en voor enkele specifieke modules zelfs onvoldoende (onder de 50%). Eigenlijk is alleen de respons bij IPG en IPG-lvg voldoende (boven de 60%, maar nog onder de 80%). Dat betekent dat de representativiteit van de gegevens niet gegarandeerd is. Vaak is het in dit type onderzoek zo dat non-respons gerelateerd is aan weinig verbetering, mogelijke conflicten tussen hulpverleners en ouders en voortijdig gestopte behandelingen. Welke factoren in dit onderzoek een rol spelen is niet bekend. Hoe het ook zij, de matige tot zeer matige respons noopt tot voorzichtigheid bij het trekken van conclusies. Wel is het zo dat de respons van alle onderzochte modules beduidend beter is dan de vorige periode ( ). De laatste kolom in Tabel 2.1. toont deze laatste cijfers. De respons voor de totale onderzoeksgroep op de CBCL ging omhoog van 41 naar 54% 15

16 Tabel 2.1. Onderzochte modulen en de respons Module Omschrijving Instroom Respons CBCL FF Families First % IOG Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling 37% IPG Intensieve Psychiatrische Gezinsbehandeling 73% PPG-iv Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding, intensieve 57% variant FF-lvg** Families First voor Licht Verstandelijk Gehandicapten 45% IOG-lvg*** Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling voor Licht Verstandelijk Gehandicapten IPG-lvg*** Intensieve Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Licht Verstandelijk Gehandicapten % % TOTAAL % * Alleen berekend over de CBCL ** Respons over 2005 *** Respons Respons Respons NOSI * 84 50% 49% % 23% % 63% 27 53% 50% 21 43% 26% 84 53% 46% 61 59% 48% % 41% 2.2. Meetmomenten en meetinstrumenten Bij de onderzoeksgroep vonden op drie momenten metingen plaats: (1) Bij aanvang, (2) bij afsluiting en (3) zes maanden na afsluiting van de behandeling ( follow-up ). Naast metingen op de drie genoemde momenten, vond gedurende de behandeling een voortdurende meting van de werkwijze van de hulpverleners plaats. In dit rapport komen alleen de metingen bij aanvang en afsluiting aan de orde, de follow-up blijft buiten beschouwing vanwege onvoldoende respons Meetinstrumenten De door de meetinstrumenten gemeten kenmerken bestrijken probleemgebieden die in de praktijk bij een aanmelding voor Hulp aan Huis meestal van toepassing zijn en die in bredere zin ook kenmerkend zijn voor de problematiek in multi-probleem gezinnen, waar een uithuisplaatsing voor een of meer jeugdigen dreigt. De hiervoor aangemelde jeugdigen vertonen in de regel veel, vooral externaliserend probleemgedrag, en ouders zijn onmachtig hier iets aan te doen. Vanuit deze domeinen formuleren ouders en verwijzers ook vaak de hulpvraag. De diagnostiek zal zich in de eerste weken dan ook voor een groot deel op deze domeinen richten en doelen zullen hierop geënt worden. Uit een 16

17 literatuuroverzicht van Knorth 11 valt op te maken dat factoren die aanleiding zijn voor een besluit tot uithuisplaatsing vaak in deze domeinen zijn onder te brengen. Daarnaast wordt in de Wet op de jeugdzorg die in 2005 van kracht werd expliciet gesproken over opgroei- en opvoedingsproblemen als redenen voor behandeling in de jeugdzorg, ook hier herkennen we de twee genoemde domeinen in terug. Dit geeft ze niet alleen een praktische relevantie, maar ook een theoretisch/ empirische en een beleidsmatige inbedding. Als operationalisatie voor beide domeinen zijn de CBCL (gedragsproblemen) en de NOSI (opvoedingsbelasting) gehanteerd. Deze werden bij aanvang en bij afsluiting van de hulp door de ouders ingevuld. Daarnaast werd bij afsluiting van de hulp ook de BESTE afgenomen. Via deze vragenlijst wordt aan ouders gevraagd terug te kijken op de hulp en aan te geven of deze geholpen heeft, waarbij ook weer de twee domeinen worden centraal staan. Deze drie vragenlijsten worden hieronder toegelicht. CBCL De CBCL (Child Behavior Checklist) is een van oorsprong Amerikaanse gedragsvragenlijst, die voor de Nederlandse populatie genormeerd is 12. Via in het invullen van deze lijst geven ouders aan welke gedragsproblemen ze bij hun kind waarnemen. Scoring levert een gedragsprofiel op met acht probleemgebieden (o.a. angstig-depressief, aandachtsproblemen, agressie) en overall-scores voor Totale problemen, Internaliseren en Externaliseren. In dit rapport wordt alleen de score voor Totale problemen gebruikt. Deze vormt een goede samenvatting van de problematiek. NOSI De Nijmeegse Ouderlijke Stressindex (NOSI) is een bewerkte Nederlandstalige versie van een Amerikaans meetinstrument, waarmee de stressbeleving van ouders in de opvoeding van hun kinderen vastgesteld kan worden 13. Zeven schalen brengen tot uitdrukking in welke mate de ouder zich al dan niet berekend voelt voor de opvoedingstaak en zich daarin (in)adequaat of gespannen voelt, zes andere schalen geven inzicht in de bijdrage van karakteristieken/eigenschappen van het kind aan de mogelijke stress in de ouder-kind relatie. In dit rapport wordt alleen de totaalscore op de NOSI gerapporteerd. Ook deze vat de ouderlijke stress bij het opvoeden 11 Knorth, E.J. (1995). Besluitvorming over uithuisplaatsing in de jeugdzorg. Kind en Adolescent, 16, Verhulst, F.C., Ende, J. van der, & Koot, H.M. (1996). Handleiding voor de CBCL/4-18. Rotterdam: Erasmus Universiteit/ Sophia Kinderziekenhuis, Afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie. 13 Brock, A.J.L.L. de, Vermulst, A.A., Gerris, J.R.M., & Abidin, R.R. (1992). NOSI. Nijmeegse Ouderlijke Stress Index. Handleiding experimentele versie. Lisse: Swets & Zeitlinger. 17

18 goed samen. Deze stress wordt in het vervolg aangeduid met opvoedingsbelasting. BESTE BESTE staat voor Beoordelingsschaal voor Tevredenheid en Effect 14. Via de BESTE wordt ervaren effectiviteit en tevredenheid gemeten. De ervaren effectiviteit heeft te maken met de indruk die bij ouders bestaat dat de geboden behandeling heeft geleid tot verbetering op bepaalde gebieden. Deze wordt gemeten met de volgende vier vragen: Is het gedrag van het kind veranderd door de gezinsbehandeling? Is er door het contact met de gezinshulpverlener in het functioneren van het gezin iets veranderd? Is er door het contact met de gezinshulpverlener iets veranderd in de manier waarop u uw kind opvoedt? Is door het contact met de gezinsbehandeling uw zicht op het gedrag van het kind verhelderd? Onder tevredenheid wordt verstaan de mate waarin ouders tevreden zijn over de behandeling. Dit wordt gemeten via de volgende twee vragen: Wat vindt u van de periode die de gezinsbehandeling heeft geduurd? Stel dat familie of kennissen met één van hun kinderen hetzelfde zouden meemaken als u destijds (voor u in contact kwam met de gezinsbehandeling). Zou u hen deze vorm van gezinsbehandeling dan aanraden? Overzicht van de metingen In Tabel 2.3 op de volgende pagina staat een overzicht van op welk moment welke gegevens door wie worden geleverd. Tabel 2.2. Overzicht metingen Aanvang Afsluiting Informant CBCL CBCL Ouder NOSI NOSI Ouder BESTE Ouder 2.3. Procedures Alle gegevens werden op locatie verzameld. Gezinshulpverleners introduceerden de vragenlijsten bij de ouders en namen ze ook weer in, soms vulden zij zelf ook vragenlijsten in (deze komen in dit rapport niet aan de orde). Een aandachtsfunctionaris coördineerde de gegevensverzameling op locatie en werd daarbij ondersteund door het 14 Meyer, R.E. De, Janssen, J. & Veerman J.W. (2004). Handleiding beoordelingsschaal tevredenheid en effect (BESTE). Nijmegen: Katholieke Universiteit, ACSW/ Praktikon 18

19 secretariaat. De aandachtsfunctionaris fungeerde als procesbewaker. Binnen de organisatie had hij of zij als belangrijkste taken: - aanspreekpunt zijn voor medewerkers over de uitvoering van het onderzoek, - zelf actief signaleren waar knelpunten liggen en die helpen oplossen, - betrokkenheid en enthousiasme uitstralen (procesbewaker moet er persoonlijk in geloven dat dit een goede manier van werken is). Naar buiten toe waren de taken: - contactpersoon voor onderzoekers (twee richtingen: indien nodig zelf contact opnemen, en ook bevraagd kunnen worden), - deelname aan de overleggen over het onderzoek, - mogelijk (en indien nodig) deelname aan verdere scholing Wijze van analyseren en rapporteren Centraal staat de vraag naar de effectiviteit van Hulp aan Huis. Eerder is gesteld dat effectiviteit blijkt uit (1) een positieve verandering, dat wil zeggen: een belangrijke vermindering van opgroei- en opvoedingsproblemen gemeten met de CBCL en de NOSI, (2) een positieve probleemstatus: het niet meer aanwezig zijn van deze problemen bij afsluiting van de hulp. Dat betekent dat er voor het analyseren zowel een veranderingsindex als een statusindex gehanteerd dienen te worden Statusindex De ruwe scores van de CBCL, NOSI worden omgezet in zogeheten normatieve deviatiescores of kortweg deviatiescores. Een deviatiescore zegt iets over de afwijking (deviatie) van een score op een vragenlijst ten opzichte van een norm. Voor deze norm wordt het gemiddelde van de normgroep die bij de vragenlijst hoort genomen (normgemiddelde). De deviatiescore wordt per individu berekend door de score op de vragenlijst van het normgemiddelde af te trekken en dit verschil dan te delen door de standaarddeviatie van het normgemiddelde. De deviatiescore zegt in feite hoeveel eenheden van een standaarddeviatie de score van een individu af ligt van het normgemiddelde. Door de deviatiescores van een groep te middelen krijgt men een gemiddelde deviatiescore die zegt hoeveel deze groep gemiddeld van de norm afwijkt. Deviatiescores transformeren de oorspronkelijke ruwe scores in een nieuwe metriek zonder de onderlinge verhoudingen aan te tasten. Statistisch gesproken zijn het z-scores. Wanneer de afwijking minimaal is, dan ligt de score van een individu (of groep als het om een gemiddelde gaat) dichtbij de gemiddelde score van de normgroep. Is de afwijking echter groot, dan is het duidelijk dat er 19

20 problemen spelen. In het algemeen: hoe groter de afwijking, des te ernstiger de problemen. Het voordeel van deviatiescores is dat ze voor alle instrumenten dezelfde betekenis hebben. Zo kan de afwijking van de norm op gedragsproblemen (gemeten met de CBCL) vergeleken worden met de afwijking van de norm ten aanzien van opvoedingsbelasting (gemeten met de NOSI). Door deviatiescores wordt als het ware een gelijke meetlat geconstrueerd. Met behulp van de deviatiescores wordt vervolgens een criterium voor de aanwezigheid van problemen geformeerd. Hierbij maken we gebruik van de eigenschappen van z- scores. Deze zijn normaal verdeeld met een gemiddelde van 0 en een standaarddeviatie van 1. Onder de assumptie van de normaalverdeling heeft elke deviatiescore een bepaalde overschrijdingskans: de kans op een score kleiner (of groter) dan de betreffende score. In feite wordt hiermee aangegeven hoeveel procent van de normgroep een waarde heeft die beneden de corresponderende deviatiescore ligt. Een deviatiescore van 1,29 betekent dat 90,15% van de normgroep lager scoort. Andersom gezegd behoort iemand met een score van 1,29 of hoger dus bij de 10% hoogste scores. De waarde van 1,29 interpreteren we hier als benedengrens van een afwijking. Dit geeft een indeling van de probleemstatus van een individueel kind of gezin: Aanzienlijke problemen: deviatiescore op een vragenlijst van 1,29 of hoger. Geen problemen: een deviatiescore van onder de 1,29. Over een groep kan worden berekend hoeveel procent van de jeugdigen of gezinnen bij afsluiting van de hulp met aanzienlijke problemen te kampen heeft en hoeveel er geen problemen meer hebben Veranderingsindex Om de verandering tussen aanvang en afsluiting te meten berekenen we eerst veranderingsscores en bepalen we op basis daarvan een criterium voor betrouwbare verandering (verbetering of verslechtering), waarna we kunnen aangeven hoeveel procent van de onderzochte groep betrouwbaar veranderd is. De veranderingsscores worden berekend door het verschil van de ruwe score bij aanvang minus de ruwe score bij afsluiting te delen door de standaardfout van het verschil. De standaardfout van het verschil wordt bepaald door de standaardmeetfout alsmede de test-hertest betrouwbaarheid c.q. interne consistentie van de betreffende vragenlijst Hier maakten we gebruik van de Reliable Change Index die in de literatuur over onderzoek naar de effecten van psychotherapie beschreven is, zie bijvoorbeeld: Jacobson, N.S. & Truax, P. (1991). Clinical significance. A statistical approach to defining meaningful change in psychotherapy research. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 59, Hafkenscheid, A., Kuipers, A., & Marinkelle, A. (1998). De 20

21 Statistisch gesproken wordt de veranderingsscore verondersteld normaal verdeeld te zijn met een gemiddelde van 0 en een standaarddeviatie van 1. Deze scores zijn hiermee z-waarden die getoetst kunnen worden. Er worden drie effecten onderscheiden: Positief effect. Bij een veranderingsscore groter dan 1,645 mag er met 95% zekerheid van uitgegaan worden dat er een verbetering is opgetreden die niet op toeval berust. Negatief effect. Bij een veranderingsscore kleiner dan -1,645 mag er met 95% zekerheid van uitgegaan worden dat er een verslechtering is opgetreden niet op toeval berust. Geen effect. De veranderingsscore ligt tussen de -1,645 en +1,645 in. We toetsen hiermee met een onzekerheidsmarge van 10% (tweezijdig, wat 5% eenzijdig betekent). Dit biedt een goede garantie dat het berekende verschil ook daadwerkelijk een betrouwbaar verschil is en niet is toe te schrijven aan toeval of ruis. De kans op fouten is 10% (voor positief en negatief samen) of 5% (voor positief en negatief afzonderlijk). De ruis is in dit geval de onbetrouwbaarheid van het meetinstrument. De standaardmeetfout van het meetinstrument dient als indicatie hiervoor. Het verschil tussen de meting bij aanvang en de meting bij afsluiting moet in voldoende mate boven deze ruis van het meetinstrument uitkomen om te kunnen spreken van betrouwbare verandering. Als criterium voor voldoende mate dient de genoemde z-waarde van 1,645. Op basis hiervan kan per module en per domein het percentage jeugdigen of gezinnen berekend worden dat betrouwbaar verbeterd, verslechterd of niet veranderd is Combineren van verandering en status Wanneer we de twee categorieën van de status- en de drie van de veranderingsindex combineren ontstaan zes nieuwe categorieën. Elk van deze nieuwe categorieën geeft of er sprake is van verandering en of er bij afsluiting van de hulp al dan niet sprake is van aanzienlijke problemen. We gaan hier niet in op de specifieke inhoud van alle zes de categorieën, maar hebben deze voor de hier te geven rapportage omgezet in een eenvoudiger, en ook intuïtief goed te interpreteren vierpuntsschaal. Deze geeft een overall beeld geeft van de verkregen effecten op het gebied van de opgroei- en opvoedingsproblemen, die bovendien goed aansluit bij de schaal die de laatste tijd ten aanzien van doelrealisatie steeds meer in vragenlijst als effectmaat bij 'N=1': hoe bruikbaar zijn statistische defnities van 'klinische significantie' en betrouwbare verandering? Gedragstherapie, 31,

22 zwang lijkt te komen 16. Hiermee ontstaat er een eenheid van taal bij het kwantificeren van effecten. Het gaat om de volgende schaal: 1 = significante verslechtering van de problemen tussen aanvang en afsluiting 0 = problemen zijn gedurende behandeling niet significant verbeterd dan wel verslechterd +1 = problemen zijn significant verbeterd maar er is bij einde hulp nog steeds sprake van aanzienlijke problemen +2 = problemen zijn significant verbeterd en er is tevens geen sprake meer van aanzienlijke problemen bij einde hulp. 16 Zie voor een meer gedetailleerde beschrijving van de zes uitkomstcategorieën en de relatie tot de vierpuntsschaal voor doelrealisatie Veerman, J.W. (2006, in voorbereiding). Zicht op effectiviteit in maat en getal. Methoden voor het kwantificeren en toetsen van effecten in onderzoek met voor- en nametingen In T.A. van Yperen & J.W. Veerman (red.), Zicht op effectiviteit. Bronnenboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg. Deel II. Utrecht/ Nijmegen: NIZW/ Praktikon. 22

23 Hoofdstuk 3: Onderzoeksresultaten 3.1. Effecten op programmaniveau De opgroei en opvoedproblemen die aanleiding zijn voor het inzetten van een Hulp aan Huis module operationaliseerden we in Hoofdstuk 2 als gedragsproblemen van de jeugdigen (gemeten met de CBCL) en als opvoedingsbelasting van de ouders (gemeten met de NOSI). We gaven daar ook aan dat effecten beoordeeld dienen te worden naar verandering tijdens de hulp en probleemstatus bij het beëindigen van de hulp. Op basis van de hiervoor gehanteerde indexen presenteren we in dit hoofdstuk de effecten van Hulp aan Huis Overijssel van de afgelopen twee jaar ( ). We beginnen de uitkomsten op de twee afzonderlijke indexen van het gehele aanbod en geven daarna de gecombineerde effecten in een overall -beoordeling. Daarna gaan we in op de afzonderlijke effecten per module. We doen dit steeds apart voor opgroeiproblemen (=probleemgedrag CBCL) en opvoedingsproblemen (=opvoedingsbelasting NOSI). In Figuur 3.1. wordt inzicht gegeven in het aantal jeugdigen van wie het probleemgedrag gedurende de behandeling betrouwbaar verbeterde en het aantal ouders wier opvoedingsbelasting betrouwbaar verminderde. Dit betekent dat de geconstateerde verbetering met een onzekerheidsmarge van 5% niet aan toeval kan worden toegeschreven (zie Hoofdstuk 2, paragraaf 2.4. verdere uitleg). Figuur 3.1. Verandering probleemgedrag en opvoedingsbelasting tussen aanvang en beëindiging voor het totale Hulp aan Huis aanbod 100% 80% 60% 40% 20% 0% Probleemgedrag Opvoedingsbelasting Drenthe 23

24 Het blijkt dat bij 60% van de jeugdigen het probleemgedrag significant verbeterde en dat bij 64% van de ouders de opvoedingsbelasting significant afnam. Op zich is dit een goed resultaat. Maar is dit goed genoeg? Om dit te beoordelen worden de effecten van Hulp aan Huis Overijssel vergeleken met gegevens uit een eerdere periode (ook wel aangeduid als trendmarking ) en met gegevens van Hulp aan Huis programma s die min of meer als voorbeeld kunnen dienen ( benchmarking ). Voor de eerste vergelijking is gebruik gemaakt van de effecten uit de periode Voor deze laatste vergelijking is gebruik gemaakt van resultaten behaald door Hulp aan Huis Drenthe in In de loop der jaren is daar een praktijk gegroeid die een referentiepunt kan vormen. Komen de effecten van Hulp aan Huis Overijssel overeen met die in de voorgaande periode en komen ze overeen met die van Hulp aan Huis Drenthe dan kunnen ze als goed genoeg gekwalificeerd worden. Figuur 3.1. laat zien dat met 60% verbeteringen op probleemgedrag nagenoeg gelijk wordt gepresteerd t.o.v en HaH Drenthe. Echter op opvoedingsbelasting scoort Overijssel in aanzienlijk beter dan voorheen en iets beter dan Drenthe: 67% tegenover 57% in en 64% in Drenthe. In Figuur 3.2. wordt inzicht gegeven in het aantal jeugdigen dat na afloop van de behandeling nog aanzienlijke gedragsproblemen vertoonde en het aantal ouders dat nog aanzienlijke opvoedingsbelasting ervoer. Dit betekent dat de score op de CBCL of NOSI in het probleemgebied valt (deviatiescore 1,29 of hoger; zie Hoofdstuk 2, paragraaf 2.4. verdere uitleg). 17 Gerapporteerd in Veerman, J.W., & Meyer, R. de (2004). Is de intersectorale samenwerking in de jeugdzorg in Overijssel voor de cliënten goed genoeg? Bereikte doelgroep en behaalde resultaten bij Hulp aan Huis over de periode Nijmegen: Katholieke Universiteit, ACSW/ Praktikon. 18 Zie voor deze cijfers De Meyer, R.E. & Veerman, J.W. (2006). Resultaten Hulp aan Huis Drenthe. Tabellenboek Nijmegen: Praktikon. 19 Er is wat betreft Drenthe voor de gegevens van gekozen om met name de uitkomsten op de opvoedingsbelasting van Overijssel reëel te kunnen vergelijken met die van Drenthe. In Overijssel wordt namelijk nog steeds de NOSI versie uit 1992 gebruikt dit in tegenstelling tot Drenthe, waar sinds 2004 overgegaan is op het gebruik van de experimentele versie van de nieuwe NOSI (minder items (80 in de nieuwe experimentele versie tgov. 123 in de versie van 1992) en scoring op een vierpuntsschaal in tegenstelling tot zespuntsschaal in 1992). 24

25 Figuur 3.2. Probleemstatus probleemgedrag en opvoedingsbelasting bij beëindiging van de hulp (percentage met aanzienlijke problemen) 100% 80% 60% 40% 20% 0% Probleemgedrag Opvoedingsbelasting Drenthe Uit Figuur 3.2. blijkt dat 63% van de jeugdigen bij het beëindigen van de hulp nog steeds noemenswaardige gedragsproblemen vertoonde en dat 44% van de ouders nog steeds noemenswaardige opvoedingsbelasting ervoer. Vergeleken met de cijfers over de periode betekent dit een lichte verbetering: 63% probleemgedrag tegenover 69% in en 44% opvoedingsbelasting tegenover 47% in Vergeleken met de uitkomsten bij Hulp aan Huis Drenthe valt op dat het percentage jeugdigen in Overijssel dat bij einde hulp problemen had zich goed verhoud tot Drenthe: 63% tegenover 62% en dat ook het percentage ouders dat nog steeds aanzienlijke opvoedingsbelasting ervoer nagenoeg gelijk is: 44% tegenover 46% in Drenthe. Al met al een goed genoeg resultaat. Zoals aangegeven kunnen de voorgaande uitkomsten van het Overijsselse Hulp aan Huis zorgaanbod in een overall -beoordeling worden samengevat. De resultaten van deze overall beoordeling worden in Figuur 3.3 met betrekking tot het probleemgedrag van de jeugdigen gegeven In de Bijlage worden alle exacte waarden van alle in de figuren van dit Hoofdstuk gepresenteerde percentages gegeven, alsook de deviatiescores waarop deze percentages zijn gebaseerd. 25

26 Figuur 3.3. Overall -uitkomsten probleemgedrag 50% 40% 30% 20% 10% 0% Drenthe Figuur 3.3. laat zien dat in % van de Hulp aan Huis behandelingen een score van +2 heeft gehaald. Dit zijn de geslaagde behandelingen wat betreft probleemgedrag: deze jeugdigen zijn positief verbeterd gedurende de hulp en hebben aan het eind geen aanzienlijke gedragsproblemen meer. Nog eens 32% scoort een +1 wat wil zeggen dat ook deze jeugdigen significant verbeterd zijn maar echter nog wel aanzienlijke problemen hebben. Deze jeugdigen zouden voor vervolghulp in aanmerking kunnen komen. Zo n 33% verandert niet betrouwbaar en slechts 7% verslechtert significant gedurende de behandeling. Vergeleken met de eerdere periode (effecten ) zijn de effecten licht verbeterd: 28% nu tegenover 20% van de behandelingen in scoorde een +2. Het totaal aantal verbeterden is 60% in tegenover 58% in De Overijsselse uitkomsten komen nagenoeg overeen met die van Hulp aan Huis Drenthe dat in % van de behandelingen zag verbeteren, waarvan ook 28% een +2 scoorden. Het percentage dat verslechterde (7%) was in vrijwel gelijk aan (9%) en aan Drenthe (8%) Al met al een goed genoeg resultaat voor Hulp aan Huis Overijssel. Figuur 3.4 geeft de resultaten voor de opvoedingsbelasting van de ouders. 26

27 Figuur 3.4. Overall -uitkomsten opvoedingsbelasting 50% 40% 30% 20% 10% 0% Drenthe In Figuur 3.4. is te zien dat de resultaten voor opvoedingsbelasting nog beter zijn dan de resultaten voor reductie van probleemgedrag (zie Figuur 3.1.). Maar liefst 44% van de behandelingen scoort een +2, d.w.z. de opvoedingsstress ervaren door de ouders is significant verminderd en niet meer aanzienlijk te noemen aan het eind van de behandeling. Daarboven op verbetert nog eens ongeveer 22% significant, hoewel deze ouders aangeven nog wel aanzienlijke stress te ervaren aan het eind van de hulp (score +1). Voor deze ouders zou een vervolghulp uitkomst kunnen bieden. Bijna aan kwart (23%) verandert niet en ruim een tiende deel (11%) verslechtert. Vergeleken met resultaten uit het verleden ( ) is bijna 10% van de ouders meer verbeterd dan voorheen (de categorieën +2 en +1 samen): 66% in tegenover 57% in (40% had toen een score +2 en 17% een score +1). Het aantal van 11% van de ouders die verslechtert gedurende de hulp komt vrijwel exact overeen met die uit de periode Vergeleken met Hulp aan Huis Drenthe scoort Overijssel nog net iets beter 66% verbetert (1 of 2) tegenover 64% in Drenthe (43% een +2 en 21% een +1). Daar staat tegenover dat in Drenthe het percentage dat verslechterd bijna de helft minder is (6%). Al met al een zeer goed resultaat voor Overijssel wat betreft de afname van opvoedingsbelasting. 27

28 3.2. Effecten op moduleniveau Bij de analyse van de effecten op moduleniveau gaat het om de volgende onderzoeksvragen: 1) Is op basis van de onderzoeksgegevens te concluderen dat het bij Hulp aan Huis gaat om jeugdigen met meervoudige, hardnekkige en complexe problemen? 2) Zijn jeugdigen en ouders er wat betreft probleemgedrag en opvoedingsbelasting voldoende op vooruit gegaan na behandeling? 3) Is de restproblematiek op een acceptabel niveau? 4) Zijn ouders achteraf tevreden met de behandeling? Gedragsproblemen Figuur 3.5. laat de mate van voorkomen van gedragsproblemen bij aanvang (doelgroep) en afsluiting zien. Figuur 3.5. Gedragproblemen bij aanvang en afsluiting 100% 80% 60% 40% 20% 0% FF IOG IPG PPG-iv FF-lvg IOG-lvg IPG-lvg Aanvang Afsluiting Uit Figuur 3.5. blijkt dat het percentage jeugdigen met aanzienlijke gedragsproblemen bij aanvang bij de zeven modules varieert van bijna 80% (IOG-lvg) tot bijna 90% (IPG-lvg). Bij alle modules ligt het percentage in ieder geval ruim boven de 70%. Wanneer we deze grens (in schoolcijfers: ruim voldoende ) als een eerste indicatie voor het goed 21 De presentatie is weer in grafieken, de Bijlage geeft de exacte cijfers, alsook de onderliggende deviatiescores. 28

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen Aanvulling op Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen 2003-2006 Aanvulling op Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen 2003-2006 Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te Nijmegen en

Nadere informatie

Handleiding MIS (Management Informatie Systeem)

Handleiding MIS (Management Informatie Systeem) Handleiding MIS (Management Informatie Systeem) Praktikon 2016 Praktikon B.V. Postbus 6909 6503 GK Nijmegen www.praktikon.nl tel. 024 3615480 praktikon@acsw.ru.nl fax. 024 3611152 www.bergop.info 2016

Nadere informatie

Effectrapportage STOP De Waarden Training 9. A. van Duijvenbode J.W. Veerman

Effectrapportage STOP De Waarden Training 9. A. van Duijvenbode J.W. Veerman Effectrapportage STOP47 2007 De Waarden Training 9 A. van Duijvenbode J.W. Veerman Effectrapportage STOP47 2007 De Waarden Training 9 Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te Nijmegen en

Nadere informatie

Evaluatie onderzoek. IOG-Erger Voorkomen

Evaluatie onderzoek. IOG-Erger Voorkomen Evaluatie onderzoek IOG-Erger Voorkomen Tussentijds verslag C. van Dam J.W. Veerman Evaluatie onderzoek IOG-Erger Voorkomen Tussentijds verslag Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te

Nadere informatie

Effectrapportage STOP De Waarden Tiel Training 1. J.M.C. Sijbers I.L.W. Bastiaanssen J.W. Veerman

Effectrapportage STOP De Waarden Tiel Training 1. J.M.C. Sijbers I.L.W. Bastiaanssen J.W. Veerman Effectrapportage STOP4-7 2007-1 De Waarden Tiel Training 1 J.M.C. Sijbers I.L.W. Bastiaanssen J.W. Veerman 2 Effectrapportage STOP4-7 2007-1 De Waarden Tiel Training 1 3 Praktikon maakt deel uit van Entréa

Nadere informatie

Sturen op resultaten. Zijn gestandaardiseerde vragenlijsten bruikbaar?

Sturen op resultaten. Zijn gestandaardiseerde vragenlijsten bruikbaar? Sturen op resultaten Zijn gestandaardiseerde vragenlijsten bruikbaar? Anna van Spanje (Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie) Jan Willem Veerman (Radboud Universiteit, NJi / SEJN) Congres Transformeren

Nadere informatie

B-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren

B-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren B-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren J.W. Veerman N. van Erve M. Poiesz Praktikon BV Postbus 6906 6503 GK Nijmegen tel. 024-3615480 www.praktikon.nl praktikon@acsw.ru.nl 2010 Praktikon

Nadere informatie

Monitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen

Monitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen Monitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen Jan Willem Veerman SEJN, 24 juni 2 Meten in de praktijk: zo doe je dat! Personele, materiële, organisatorische randvoorwaarden

Nadere informatie

Opdrachtgevers & Netwerkpartners

Opdrachtgevers & Netwerkpartners Opdrachtgevers & Netwerkpartners van Synthese Mate van tevredenheid [Externe versie] Rapportage 2017 Ronald De Meyer Laura Beurskens-Claessens Februari 2018 2 2018 Praktikon Behoudens de in of krachtens

Nadere informatie

Praktijkgestuurd veranderingsonderzoek Orthopedagogisch Centrum Brabant

Praktijkgestuurd veranderingsonderzoek Orthopedagogisch Centrum Brabant Praktijkgestuurd veranderingsonderzoek Orthopedagogisch Centrum Brabant Resultaten september 2008 - september 2009 Coleta van Dam Ronald De Meyer Praktijkgestuurd veranderingsonderzoek Orthopedagogisch

Nadere informatie

STOP4-7 Nederland Resultaten 2008-2009

STOP4-7 Nederland Resultaten 2008-2009 STOP4-7 Nederland Resultaten 8-9 Inge Bastiaanssen Jan Willem Veerman STOP4-7 Nederland Resultaten 8-9 Praktikon BV Postbus 914 5 HE Nijmegen www.praktikon.nl tel. 4-1115 praktikon@acsw.ru.nl fax. 4-1115

Nadere informatie

Zicht op kwaliteit van de jeugdzorg Een wetenschappelijk perspectief

Zicht op kwaliteit van de jeugdzorg Een wetenschappelijk perspectief Zicht op kwaliteit van de jeugdzorg Een wetenschappelijk perspectief Jan Willem Veerman Jeugd in Onderzoek Nieuwegein, 11-03-2013 Opbouw 1. Waar gaat het over? 2. Hoe ziet het eruit? 3. Hoe wordt het gebruikt?

Nadere informatie

Uitspraak van Gert van Harten, directeur Advies en Meldpunt Kindermishandeling Gelderland in 0 25 Tijdschrift over Jeugd, 10: 9.

Uitspraak van Gert van Harten, directeur Advies en Meldpunt Kindermishandeling Gelderland in 0 25 Tijdschrift over Jeugd, 10: 9. Organisatorische aspecten van effectieve programma s Wat een (gemiste) kans: intersectorale samenwerking Harm Wijgergangs Inleiding Wat is erger een Babylonische spraakverwarring over 56 varianten Intensieve

Nadere informatie

Kwaliteitsmeting. Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2016

Kwaliteitsmeting. Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2016 Kwaliteitsmeting Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2016 Marsha Philipsen Ronald De Meyer Milou Golbach Webinar 9 maart 2017 Wat gaan jullie zien?

Nadere informatie

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave ijs arbeid dat a zorg onderwijs zekerheid t enschap rg welzijn obilit eit n beleids- Het ITSmaakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave CE

Nadere informatie

Factsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal

Factsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal Factsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal Coleta van Dam, Gert Kroes, Renske van Bemmel, Ella Tacq en Arjan Bolt Augustus 2014 Wat is Gezin Centraal? Gezin Centraal is een systeemgerichte interventie voor

Nadere informatie

Kennispraktijk voor de jeugdzorg. llegi

Kennispraktijk voor de jeugdzorg. llegi Kennispraktijk voor de jeugdzorg C llegi Families First Methodisch werken en onderzoek doen: 2 zijden van dezelfde medaille Mirte Loeffen In deze presentatie Wat is Families First? Ontwikkeling locaties

Nadere informatie

Behandelen gestuurd door directe feedback: samen kennis genereren over wat werkt

Behandelen gestuurd door directe feedback: samen kennis genereren over wat werkt Behandelen gestuurd door directe feedback: samen kennis genereren over wat werkt Rint de Jong - Karakter Heddeke Snoek Karakter Judith Horstman Pionn Marleen van Aggelen - Pionn 22 september 2015 Met welke

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Handleiding OBVL. Ad Vermulst Gert Kroes Ronald De Meyer Linda Nguyen Jan Willem Veerman

Handleiding OBVL. Ad Vermulst Gert Kroes Ronald De Meyer Linda Nguyen Jan Willem Veerman Handleiding OBVL Ad Vermulst Gert Kroes Ronald De Meyer Linda Nguyen Jan Willem Veerman Over de auteurs Dr. A. (Ad) Vermulst is statisticus, methodoloog en sociaal-wetenschappelijk onderzoeker en was tot

Nadere informatie

STOP4-7 Nederland Resultaten bij Entréa, Trajectum, Lindenhout en t Kabouterhuis

STOP4-7 Nederland Resultaten bij Entréa, Trajectum, Lindenhout en t Kabouterhuis STOP7 Nederland Resultaten 007008 bij,, en t Kabouterhuis Inge Bastiaanssen Jenny Sijbers Jan Willem Veerman STOP7 Nederland Resultaten 007008 bij,, en t Kabouterhuis Praktikon maakt deel uit van de Stichting

Nadere informatie

Prof. dr. Jan Janssens Sectie Orthopedagogiek: gezin en gedrag Radboud Universiteit Nijmegen

Prof. dr. Jan Janssens Sectie Orthopedagogiek: gezin en gedrag Radboud Universiteit Nijmegen De effectiviteit van thuiszorgmethodieken: de wereld na Savanna Prof. dr. Jan Janssens Sectie Orthopedagogiek: gezin en gedrag Radboud Universiteit Nijmegen Is het alleen Savanna? Roermond Tolbert Het

Nadere informatie

Samenvatting. Gezin Centraal

Samenvatting. Gezin Centraal Samenvatting Gezin Centraal Gezin Centraal is een experimenteel hulpverleningsprogramma dat zich richt op kinderen (6 14 jaar) met ernstige psychosociale problemen en hun gezinnen. Het programma maakt

Nadere informatie

(Dag) Behandeling (licht) verstandelijk beperkten

(Dag) Behandeling (licht) verstandelijk beperkten (Dag) Behandeling (licht) verstandelijk beperkten Omschrijving voorzieningen Ons kenmerk: Datum: Oktober 2015 Contactpersoon: Contractbeheer E-mail: contractbeheer@regiogenv.nl INHOUD 1 34118 Behandeling

Nadere informatie

Evaluatieonderzoek Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Autisme. Eindverslag pilot. Gert Kroes

Evaluatieonderzoek Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Autisme. Eindverslag pilot. Gert Kroes Evaluatieonderzoek Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Autisme Eindverslag pilot Gert Kroes Evaluatieonderzoek Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Autisme Eindverslag pilot Dr. Leo Kannerhuis Houtsniplaan

Nadere informatie

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst

Nadere informatie

Kenniskring Entree van zorg

Kenniskring Entree van zorg Kenniskring Entree van zorg Aansluiting problematiek en hulp: rol van de context 12 november 2015 Het programma Psychosociale hulp voor kinderen en jongeren: welke problemen zien we waar terug? Marieke

Nadere informatie

BergOp 4.1 Handleiding voor gebruikers

BergOp 4.1 Handleiding voor gebruikers BergOp 4.1 Handleiding voor gebruikers Testversie 1 Praktikon B.V. Postbus 6909 6503 GK Nijmegen www.praktikon.nl tel. 024-3615480 praktikon@acsw.ru.nl fax. 024-3611152 www.bergop.info 2016 Praktikon B.V.

Nadere informatie

Ervaringen van vrijwilligers

Ervaringen van vrijwilligers Ervaringen van vrijwilligers Synthese [Externe versie] Ronald De Meyer Laura Beurskens-Claessens Augustus 2017 2017 Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen

Nadere informatie

Verzamelen gegevens: december 2013

Verzamelen gegevens: december 2013 Verzamelen gegevens: december 2013 Interpretatie gegevens: april/mei 2014 Organisatiebeschrijving Inzowijs richt zich op de begeleiding van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 t/m 23 jaar. De problematiek

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Beschrijvend en praktijkgericht effectonderzoek naar kortdurende thuisbegeleiding (KTB) binnen BJB

Beschrijvend en praktijkgericht effectonderzoek naar kortdurende thuisbegeleiding (KTB) binnen BJB Beschrijvend en praktijkgericht effectonderzoek naar kortdurende thuisbegeleiding (KTB) binnen BJB Tim Stroobants Johan Vanderfaeillie In opdracht van 23-9-2014 pag. 2 Inhoudsopgave en aanleiding onderzoek

Nadere informatie

Samen Beter Beslissen met cliënten. dr. Inez Berends, Liset van der Glas, MSc, drs. Rena Eenshuistra

Samen Beter Beslissen met cliënten. dr. Inez Berends, Liset van der Glas, MSc, drs. Rena Eenshuistra Samen Beter Beslissen met cliënten dr. Inez Berends, Liset van der Glas, MSc, drs. Rena Eenshuistra En jullie zijn Doen wat werkt Effectieve behandelmethoden inzetten Significante verbetering! Maar: Het

Nadere informatie

Ambulant en niet ambulant

Ambulant en niet ambulant Erik J. Knorth Jana Knot-Dickscheit Tim Ambulant en niet ambulant Ontmoetingen aan de voor- en achterkant of ook gaande door het pand? Triple Z zo licht mogelijk van aard zo dicht mogelijk bij huis zo

Nadere informatie

Effectieve zorg bestaat uit effectieve methodieken, maar hoe effectief is effectief? Jan Willem Veerman Ede, 28 september 2005

Effectieve zorg bestaat uit effectieve methodieken, maar hoe effectief is effectief? Jan Willem Veerman Ede, 28 september 2005 Effectieve zorg bestaat uit effectieve methodieken, maar hoe effectief is effectief? Jan Willem Veerman Ede, 28 september 2005 Het ideaal Er zijn problemen en/of risicofactoren Waarvoor een behandeling

Nadere informatie

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 Datum : 01-02-2014 Auteur : Jaap Noorlander, Joris van Nimwegen Versie : 2 1 Inhoudsopgave Inleiding... Pagina 3 Vraagstelling... Pagina 3 Methode

Nadere informatie

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder! 24 uurshulp Met Cardea kun je verder! Met Cardea kun je verder! 24 UURSHULP De meeste kinderen en jongeren wonen thuis bij hun ouders totdat ze op zichzelf gaan wonen. Toch kunnen er omstandigheden zijn,

Nadere informatie

Ervaringen van vrijwilligers

Ervaringen van vrijwilligers Ervaringen van vrijwilligers Synthese [Externe versie] Ronald De Meyer Laura Beurskens-Claessens Augustus 2018 2018 Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen

Nadere informatie

Kwaliteitsmeting. Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2015

Kwaliteitsmeting. Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2015 Kwaliteitsmeting Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2015 Inge Bastiaanssen Ronald De Meyer Milou Golbach Webinar 28 juni 2016 Wat gaan jullie zien?

Nadere informatie

Onderzoek 1Gezin1Plan. Presentatie voor gemeenten, instellingen en hulpverleners

Onderzoek 1Gezin1Plan. Presentatie voor gemeenten, instellingen en hulpverleners Onderzoek 1Gezin1Plan Presentatie voor gemeenten, instellingen en hulpverleners Doelstelling onderzoek Zicht op werkzaamheid werkwijze 1G1P, ontwikkeld door Partners in Jeugdbeleid, ingezet bij multiprobleemgezinnen

Nadere informatie

Samenvatting Het draait om het kind

Samenvatting Het draait om het kind Samenvatting Het draait om het kind Visie op monitoring in de opvoedingsvariant van pleegzorg Inleiding Aangezien de pleegzorg een onvoldoende geobjectiveerd overzicht heeft van hoe het met de jeugdige

Nadere informatie

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Leercentrum Nijmegen Oberon, november 2012 1 Inleiding Playing for Success heeft, naast het verhogen van de taal- en rekenprestaties van de

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

Yes We Can Fellow onderzoek

Yes We Can Fellow onderzoek Yes We Can Fellow onderzoek Resultaten 2017 1 Inhoud Inleiding... 3 Respons... 3 Eigenschappen responsegroep... 3 Enkelvoudige of meervoudige problematiek... 4 Zorg voorafgaand aan opname... 4 Situatie

Nadere informatie

Zorgverbetering: Hoe relevante gegevens te genereren en benutten

Zorgverbetering: Hoe relevante gegevens te genereren en benutten Zorgverbetering: Hoe relevante gegevens te genereren en benutten Marc Delsing, Praktikon Inge Linde, De Rading Verbeteren kwaliteit zorg Welke gegevens? Hoe komen we aan die gegevens? Hoe benutten we die

Nadere informatie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie Interventie: Families First Deelcommissie: 1 Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier Datum vergadering: 11 april 2014 Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie De commissie

Nadere informatie

Samenvatting. BS Beijumkorf/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Beijumkorf

Samenvatting. BS Beijumkorf/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Beijumkorf Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Beijumkorf Enige tijd geleden heeft onze school BS Beijumkorf deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 218522 ouders

Nadere informatie

Samenvatting. BS De Petteflet/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet

Samenvatting. BS De Petteflet/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet Enige tijd geleden heeft onze school BS De Petteflet deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 218522 ouders

Nadere informatie

Introductie stage-scriptie combi. Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011

Introductie stage-scriptie combi. Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011 Introductie stage-scriptie combi Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011 Welkom toekomstige Scientist-Practitioners Achtergrond Vanuit Orthopedagogiek:GenG steeds meer accent op scientist-practitioner model

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek 2011. Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Tevredenheidsonderzoek 2011. Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv Tevredenheidsonderzoek 2011 Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv Zoetermeer, zaterdag 4 februari 2012 In opdracht van Studiecentrum Talen Eindhoven bv De verantwoordelijkheid voor de inhoud

Nadere informatie

professionals in ontwikkeling

professionals in ontwikkeling www.ambiq.nl professionals in ontwikkeling [ samen werken aan innovatie ] Door onze krachten te bundelen kunnen we de kwaliteit van de zorg verder ontwikkelen, versterken we onze strategische positie en

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Intensieve ambulante gezinsbehandeling: een alternatief voor uithuisplaatsing?

Intensieve ambulante gezinsbehandeling: een alternatief voor uithuisplaatsing? J.M.A.M. Janssens & A.A.M. Kemper Intensieve ambulante gezinsbehandeling: een alternatief voor uithuisplaatsing? SAMENVATTING Intensieve ambulante gezinsbehandeling wordt vaak gezien als een alternatief

Nadere informatie

STOP4-7. NEJA symposium 23 mei De interventie

STOP4-7. NEJA symposium 23 mei De interventie STOP4-7 NEJA symposium 23 mei 2012 Marianne Balfoort Inge Bastiaanssen STOP4-7 De interventie 1 M.O.C. t Kabouterhuis Wij onderzoeken en behandelen jonge kinderen (0-8 jaar) met ernstige gedrags- of ontwikkelingsproblemen.

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Betreft Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang - resultaten

Nadere informatie

Ondersteuning aan Huis

Ondersteuning aan Huis Ondersteuning aan Huis De Twentse Zorgcentra De Twentse Zorgcentra is de grootste aanbieder van zorg- en dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking in Twente. Ruim 1.900 cliënten maken

Nadere informatie

Samenvatting. BS De Swoaistee/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee

Samenvatting. BS De Swoaistee/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee Enige tijd geleden heeft onze school BS De Swoaistee deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 218522 ouders

Nadere informatie

Resultaten tevredenheidsonderzoeken cliënten en medewerkers

Resultaten tevredenheidsonderzoeken cliënten en medewerkers Resultaten tevredenheidsonderzoeken cliënten en medewerkers Ervaring in de driehoek Cello heeft in de periode mei juni van dit jaar onderzoek laten uitvoeren naar de ervaringen van cliënten, ouders / vertegenwoordigers

Nadere informatie

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG Effectiviteit Geef me de 5-methodiek in zorginstelling JP van den Bent In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit

Nadere informatie

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Integrale Zorg. Kom verder! www.ln5.nl INFORMATIE VOOR VERWIJZERS. Integrale Zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking

Integrale Zorg. Kom verder! www.ln5.nl INFORMATIE VOOR VERWIJZERS. Integrale Zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking Integrale Zorg INFORMATIE VOOR VERWIJZERS Integrale Zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking Kom verder! www.ln5.nl Het zorgarrangement PriZma kent Crisisopvang, Observatie,

Nadere informatie

BergOp 4.1 Handleiding voor ROM

BergOp 4.1 Handleiding voor ROM BergOp 4.1 Handleiding voor ROM Testversie 1 Praktikon B.V. Postbus 6909 6502 GK Nijmegen www.praktikon.nl tel. 024-3615480 praktikon@acsw.ru.nl fax. 024-3611152 www.bergop.info 2016 Praktikon B.V. Behoudens

Nadere informatie

Hulp voor gezinnen met meerdere, complexe problemen. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling

Hulp voor gezinnen met meerdere, complexe problemen. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling Hulp voor gezinnen met meerdere, complexe problemen. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling Voorkomen dat het uit de hand loopt. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling Gezinnen kunnen vastlopen in de opvoeding.

Nadere informatie

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda DOORDRINGEN of Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting DOORDRINKEN Jos Kuppens Henk Ferwerda In opdracht van Ministerie van Veiligheid en Justitie, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum,

Nadere informatie

Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2012-2013 Samenvatting van de monitor 2012-2013 en de volgmodules najaar 2013

Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2012-2013 Samenvatting van de monitor 2012-2013 en de volgmodules najaar 2013 Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2012-2013 Samenvatting van de monitor 2012-2013 en de volgmodules najaar 2013 Platform Praktijkonderwijs Rotterdam, 2 december 2013 1 Introductie In deze beknopte samenvatting

Nadere informatie

OVERZICHT VAN STUDIES GEDAAN NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN DE METHODE COMMUNITY SUPPORT

OVERZICHT VAN STUDIES GEDAAN NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN DE METHODE COMMUNITY SUPPORT OVERZICHT VAN STUDIES GEDAAN NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN DE METHODE COMMUNITY SUPPORT De directie van probeert waar mogelijk de resultaten die geboekt worden door middel van onderzoek te objectiveren. Er

Nadere informatie

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Bijlage 4 BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Voor een deel van de verantwoording voor het eerste halfjaar van 2016 is gebruik gemaakt van de ZelfRedzaamheid Matrix. Hieronder

Nadere informatie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Landelijk cliëntervaringsonderzoek Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3

Nadere informatie

Intensieve Pedagogische Thuishulp komt tot wasdom

Intensieve Pedagogische Thuishulp komt tot wasdom Foto: Martine Sprangers Naar een gouden standaard Intensieve Pedagogische Thuishulp komt tot wasdom Door Mariska van der Steege Er bestaan in Nederland nogal wat varianten van Intensieve Pedagogische Thuishulp

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Onderzoek tevredenheid medewerkers FICTIEF. 2012 Rapportage. Walvis ConsultingGroep Amersfoort, maart 2012 Onderzoeker: drs.

Onderzoek tevredenheid medewerkers FICTIEF. 2012 Rapportage. Walvis ConsultingGroep Amersfoort, maart 2012 Onderzoeker: drs. Onderzoek tevredenheid medewerkers FICTIEF 2012 Rapportage Walvis ConsultingGroep Amersfoort, maart 2012 Onderzoeker: drs. Ronald Zwart Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding en leeswijzer... 3 1.1 Inleiding:

Nadere informatie

Bijgevoegde documenten Onderstaand geeft u aan of alle voor de toetsing benodigde informatie is bijgevoegd.

Bijgevoegde documenten Onderstaand geeft u aan of alle voor de toetsing benodigde informatie is bijgevoegd. Checklist Contactgegevens Onderstaand vult u de contactgegevens in van de eerste én tweede contactpersoon voor wanneer er vragen zijn over het instrument(en), de aangeleverde documentatie of anderszins.

Nadere informatie

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak De Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak is in 2010 ingesteld door de Minister van Wonen, Wijken en Integratie met als opdracht de Minister te adviseren

Nadere informatie

Risico- indicatoren Maart 2014

Risico- indicatoren Maart 2014 Risicoindicatoren Maart 2014 Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Risico-indicatoren ambulante jeugdhulp 5 1.1 Risico-indicatoren 5 1.2 Toelichting op de risico-indicatoren 5 2. Risico-indicatoren bureaus jeugdzorg

Nadere informatie

maar niet alleen! Persoonlijk Toekomstgericht Deskundig

maar niet alleen! Persoonlijk Toekomstgericht Deskundig Zelf maar niet alleen! Persoonlijk Toekomstgericht Deskundig Gastenhof biedt Onze jeugdigen horen erbij Hoe doe je mee in een maatschappij waar het tempo vaak hoog ligt? 2 perspectief Inhoud 4 Voor wie

Nadere informatie

PGA behandeling LKH Doorwerth en LKH Brabant, aangesloten bij LKH Nederland: Een vergelijkend onderzoek

PGA behandeling LKH Doorwerth en LKH Brabant, aangesloten bij LKH Nederland: Een vergelijkend onderzoek PGA behandeling LKH Doorwerth en LKH Brabant, aangesloten bij LKH Nederland: Een vergelijkend onderzoek Projectgroep: Cisca Aerts, projectleider Annemarie Ellenbroek Nienke Geerts Brigitte de Jong Ronald

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Workshop Verbinden van onderzoek, praktijk en beleid

Workshop Verbinden van onderzoek, praktijk en beleid Workshop Verbinden van onderzoek, praktijk en beleid Congres Jeugd in Onderzoek 19 maart 2012 Anna Lichtwarck-Aschoff (Inside-Out) Lucienne van Eijk (C4Youth) Marlie Cerneus (AWJTwente) Programma Academische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 31 322 Kinderopvang Nr. 342 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding

Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding Advanced Therapy Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding Ibtisam Rizkallah 06-44464540 026-3891964 info@advancedtherapy.nl Inhoud 1 Intensieve Ondersteuning Gezin (IOG)... 2 1.1 Inhoud en doelgroep...

Nadere informatie

Perspectief voor gezinnen met autisme

Perspectief voor gezinnen met autisme psychiatrische Gezinsbehandeling Autisme (pga): Perspectief voor gezinnen met autisme Cisca Aerts 13 november 2012 Congres: Diagnostiek en behandeling van autisme bij (jonge) kinderen pga Project Dr. Leo

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

De GGZ. Zitten blijven of overgaan? Jo Hermanns. H & S Consult

De GGZ. Zitten blijven of overgaan? Jo Hermanns. H & S Consult De GGZ Zitten blijven of overgaan? 28-10-2016 Jo Hermanns Waarom was de transformatie jeugdzorg nodig? De politiek wilde het anders 1. Nadruk op preventie 2. Eigen kracht aanspreken 3. Demedicaliseren

Nadere informatie

Clienttevredenheid verslavingskliniek Solutions Voorthuizen, een tussenrapportage

Clienttevredenheid verslavingskliniek Solutions Voorthuizen, een tussenrapportage Clienttevredenheid verslavingskliniek Solutions Voorthuizen, een tussenrapportage Auteurs: Dr. Gert-n Meerkerk Dr. Tim M. Schoenmakers Rotterdam, december 2011 IVO Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen

Nadere informatie

Inzicht in de jeugdzorg en de samenhang met gerelateerde domeinen

Inzicht in de jeugdzorg en de samenhang met gerelateerde domeinen Inzicht in de jeugdzorg en de samenhang met gerelateerde domeinen Informatiebijeenkomst Transitie jeugdzorg, SRA 19 juni 2011 Startfoto en kennisdeling. Het Planetarium Amsterdam Caroline Mobach Presentatie

Nadere informatie

Outcome in Zicht via CBS. Startpakket

Outcome in Zicht via CBS. Startpakket Outcome in Zicht via CBS Startpakket Inleiding Outcome-monitoring Jeugdhulpaanbieders en gemeenten voelen zich samen verantwoordelijk voor een goed functionerende jeugdhulp van hoge kwaliteit. Daarnaast

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

gedrags- en maatschappijwetenschappen

gedrags- en maatschappijwetenschappen gedrags- en maatschappijwetenschappen orthopedagogiek Veelgestelde vragen (FAQ) Onderzoek RuG Op de volgende pagina s vindt u veelgestelde vragen met betrekking tot het onderzoek naar intensieve ambulante

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University ROM met de OQ-45 Kim la Croix, sheets: Kim de Jong Vraag Gebruikt u op dit moment de OQ-45? a. Nee, maar ik overweeg deze te gaan gebruiken b. Ja, maar ik gebruik hem nog beperkt c. Ja, ik gebruik hem

Nadere informatie

Opvoeden in onmacht, of?

Opvoeden in onmacht, of? Opvoeden in onmacht, of? Een meta-analyse van 17 methodieken voor intensieve pedagogische thuishulp bij normovertredend gedrag J.W. Veerman J.M.A.M. Janssens J.W. Delicat Nijmegen, juni 2004 Katholieke

Nadere informatie

Aantoonbare kwaliteit

Aantoonbare kwaliteit Aantoonbare kwaliteit Verslag van de implementatie van een systeem van effectmeting bij De Waarden Gert Kroes Ton Meeuwsen Jan Willem Veerman Aantoonbare kwaliteit Verslag van de implementatie van een

Nadere informatie

Cliënttevredenheid Synthese

Cliënttevredenheid Synthese Cliënttevredenheid Synthese [Externe versie] Rapportage 201 Ronald De Meyer Laura Beurskens-Claessens Maart 2018 2018 Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen

Nadere informatie

Samenvatting. BS Het Veenpluis/ Zevenhuizen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Het Veenpluis

Samenvatting. BS Het Veenpluis/ Zevenhuizen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Het Veenpluis Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Het Veenpluis Enige tijd geleden heeft onze school BS Het Veenpluis deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 225988

Nadere informatie

Instructie Outcome-indicatoren

Instructie Outcome-indicatoren Instructie Outcome-indicatoren Regio FoodValley Afke Donker & Monique Malmberg Inleiding Outcome-monitoring Jeugdhulpaanbieders en gemeenten voelen zich samen verantwoordelijk voor een goed functionerende

Nadere informatie

Effectmeting als effectieve interventie

Effectmeting als effectieve interventie Effectmeting als effectieve interventie Jan Willem Veerman Studiedag NIP/NVO Utrecht, 10 februari 2012 Waar hebben we het over? Routine outcome monitoring (ROM) Routine outcome measuring (ROM) Periodieke

Nadere informatie