ZITTING

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ZITTING 1952 1953 2420"

Transcriptie

1 ZITTING ! Regeling lol het aannemen door de Algemene Rekenkamer van ontvangsten en uitgaven van het Nederlandse Behcersinstituut tot en met IV4V in de algemene rekening, bedoeld in artikel 86, lid 2, der Comptabiliteitswet l')27 (Staatsblad No. 259) MEMORIE VAN ANTWOORD (Ingezonden 8 December 1952) No. 8 (De vroegere stukken zijn gedrukt in de Zitting ) De ondergetekende stelt er prijs op deze memorie aan te vangen met de betuiging van zijn leedwezen, dat hij, alhoewel hij zich dadelijk bij zijn optreden als Minister van Justitie rekenschap heeft gegeven van de noodzaak van een onverwijlde beantwoording van het Voorlopig Verslag omtrent dit wetsontwerp en hij ook maatregelen heelt genomen om zulks te bereiken, in een eerdere toezending van deze memorie aan de kamer niet is geslaagd. Te meer reden voor deze verklaring ziet de ondergetekende, nu de Commissie voor de Rijksuitgaven in haar Aanvullend Verslag van 7 November 1952 over het Verslag der Algemene Rekenkamer betreffende de werkzaamheden van de Rekenkamer in het jaar 1951 (Zitting no. 4) aan de Kamer heeft voorgesteld er bij de Minister van Justitie op aan te dringen spoedig deze memorie in te zenden en de Tweede Kamer zich in haar vergadering van II November 1952 met de evenbedoelde commissoriale conclusie heeft verenigd. De ernstige kritiek, welke bij de overweging van het uetsontwerp met betrekking tot de door de Regering in deze maten'c gevolgde gedragslijn in de afdelingen der Kamer door alle leden werd geuit, kan de ondergetekende niet afwijzen. Hij meent, dat inderdaad de onderwerpclijke materie niet steeds in de verschillende stadia is behandeld met de voorrang, welke daaraan ook zijns inziens had behoren te worden gegeven, ofschoon hij anderzijds de ontstane vertraging niet aan onwil kan wijten en diverse onderdelen der vertraging ook niet tot schuld van de zijde der Regering kunnen worden teruggevoerd. Zoals reeds meermalen aan de Kamer is uiteengezet, zowel door de ambtsvoorgangers van ondergetekende alsook door de Algemene Rekenkamer, heeft de leiding van het Beheersinstituut gedurende de eerste tijd van het optreden van dit instituut voor ontzaglijke moeilijkheden gestaan. De taak van het instituut was nieuw en van enorm grote omvang: het werk moest worden verricht met ongeoefend en sterk wisselend personeel. In die tijd heeft de leiding van het N.B.I. zeer veel moeite gehad met de eigenlijke beheerstaak. Daardoor is te weinig aandacht besteed aan de organisatorische en administratieve zijde van het werk. Het is niet kunnen uitblijven, dat dit zich bij de financiële verantwoording zou wreken. Voorts heeft naar het oordeel van de ondergetekende de zijns inziens te zelfstandige positie, welke het Behcersinstituut in de eerste jaren van zijn bestaan heeft gehad, een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan, respectievelijk het niet snel verbeteren van de gebreken in de administratie van dat instituut. Hoewel de bepalingen van de Besluiten herstel rechtsverkeer en Vijandelijk Vermogen een deugdelijk toezicht op het Beheersinstituut mogelijk maken, is daarvan in de eerste jaren na de bevrijding in de praktijk weinig terechtgekomen. De door de Kroon benoemde directie van het N.B.I.. die haar hoofdtaak vond in de uitvoering van het Besluit Vijandelijk Vermogen en niet in de toepassing van het Besluit herstel rechtsverkeer, was van oordeel, dat de organisatorische band met de Raad voor het Rechtsherstel als een zeer losse moest worden gezien. In 1946 werd zelfs door de directie het voorstel gedaan de hiërarchische band van het N.B.I. met de Raad voor het Rechtsherstel, zoals die in de herstelwetgeving was neer- II

2 2 gelegd, te llaken. Gelukkig is de verwerkelijking van deze voorstellen teruggebracht kunnen worden tot een bevoegdheid van de direetie om rechtstreeks in overleg te treden niet tic betrokken Ministers, een bevoegdheid, die overigens niet gold ten aanzien van zaken, waarbij het rechtsherstel, geregeld in het Besluit herstel rechtsverkeer, een rol speelt. De te zelfstandige positie van het Ueheersinsiiiuut is geruime tijd gecontinueerd. De afdeling Helieer van de Raad voor het Rechtsherstel, waarin ook de betrokken Ministers zijn vertegenwoordigd, kon ten gevolge van het zo juist vermelde overwegend ongeorganiseerd contact tussen de betrokken Ministers en de directie van het Nederlandse Beheersinstituut niet voldoende functionneren. De afdeling Helieer had mede daardoor feitelijk niet het karakter van een leidinggevend orgaan. In I'J49 is door het dagelijks bestuur van de Raad voor het Rechtsherstel in de/e onjuiste organisatorische gang van /aken verandering gebracht. Bcpaald werd toen. dat alle vraagstukken, welke een principieel karakter dragen, aan de afdeling Beheer zouden worden voorgelegd. Hen deel tier beslissingen van de afdeling wordt lindtdien voorbereid door een kleine commissie uit haar midden, waarin de betrokken Ministers zijn vertegenwoordigd door ambtenaren, die over voldoende volmacht beschikken. De verwei kelijking van een administratief desideratum tot steun van de gewijzi pnisatie heelt nog tot Mei 1951 moeten wachten. In tlit kader valt ook de in 1950 tot stand gekomen benoeming v.m een derde directeur van het N.B.I.. speciaal voor het administratief-organisatorisen deel der leiding. De hier beschreven gebreken in de organisatie waren oor/aak van onvoldoend functionneren van en van onvoldoend toezicht op het Beheersinstituut. De/e gebreken zijn thans weggenomen. De aanvankelijke accountantscontrole op het hoofdkantoor van het Nederlandse Beheersinstituut stelde de gebreken in de administratie niet in het daglicht Het is begrijpelijk, dat dergelijke gebreken bij een uitgebreid werkterrein, als waarvoor het Beheersinstituut stond, /o niet plegen voort te woekeren, dan toch moeilijk kunnen worden weggenomen. Intussen is hierin verandering gebracht. Eind 1947 werd door de toenmalige ambtsvoorganger van de ondergetekende de Centrale Aceountantsdienst van het Ministerie van Financiën, onder gelijktijdige intrekking van tic opdracht aan de toenmalige public accountanl. belast met tle controle van het Beheersinstituut. In Januari 1949 kwam de C'.A.D. met zijn eerste rapport. Kort daarna, in Maart weigerde de Rekenkamer de verevening. In Mei 1949 benoemde tle Regering een Regeringscommissaris, wiens in Februari 1950 uitgebrachte rapport leidde tot de benoeming van een derde directeur. De ondergetekende meent, dal thans de administratie van het Beheersinstituut en de controle daarop aan redelijke eisen voldoen en dat het Beheersinstituut thans op bevredigende wij/e functionneert. al worden nu nog de gevolgen van in het verleden begane fouten ondervonden. De ondergetekende moge er in tlit verband op wijzen, dat aan de wensen van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de administratie zoveel mogelijk is tegemoet gekomen en dat de Rekenkamer dan ook inmiddels de ontvangsten en uitgaven van het Beheersinstituut over 1950 heeft verevend. In haar verslag over 1951 heeft tle Algemene Rekenkamer over het Beheersinstituut slechts weinig opmerkingen behoeven te maken. Stellig is de uitzonderlijke v. ij/e, waarop de Kamer zich genoodzaakt heeft gc/ien van haar gevoelens te doen blijken in velband met het regelen van de ontvangsten en uitgaven van 1945 tot en met 1949 van het zo sterk bekritiseerde Beheersinstrtuut. adaequaat aan hel feitelijk beheer en de feitelijke verantwoording over die jaren. Anderzijds kunnen de ogen bezwaarlijk worden gesloten voor de omstandigheden, waaronder het Beheersinstituut is moeten optreden, voor het uitgebreide en geheel nieuwe werkterrein en voor de moeilijke personeelsomstandigheden van die jaren. Het zou Sisyphusarbeid zijn in tle feitelijke gang van het verleden verandering te brengen of zulks maar te trachten. De ondergetekende is daarom van oordeel, dat het wetsontwerp dient om een streep te zetten onder een periode, waarin van vele zijden minder of meer verschoonbarc fouten zijn gemaakt, en dat het wetsontwerp hiertoe de thans enig mogelijke uitweg biedt. De verder naar aanleiding van het wetsontwerp in het Voorlopig Verslag tot uiting gebrachte kritiek en de overige in verband daarmede gemaakte opmerkingen meent de ondergetckendc in een aantal hieronder volgende hoofdpunten te kunnen samenvatten, waarbij hij naar aanleiding van die kritiek en opmerkingen zijn oordeel moge geven en de gevraagde gegevens verschaffen. 1. Conclusie van de Commissie van Voorbereiding. In het Voorlopig Verslag wordt in de eerste plaats in herinnering gebracht, dat tle Commissie van Voorbereiding van het wetsontwerp Wijziging van het Vierde Hoofdstuk der Rijksbegroting voor hel dienstjaar 1950 (1691, nos. 6 en 7) tot tweemaal toe heelt uitgesproken, dat zij de indruk had, dat men op de betrokken Departementen van Algemeen Bestuur onwelwillend stond tegenover een vlotte afwerking van deze aangelegenheid, terwijl de commissie tle Regering ten deze ernstig in gebreke achtte. De ondergetekende meent evenwel, dat de omstandigheid, dat er geruime tijd is verlopen voordat dit wetsontwerp is ingediend, geenszins moet worden geweten aan ambtelijke onwil. Verschil van opvatting over tle meest wenselijkc wijze van afwikkeling dezer aangelegenheid heeft een belangrijke rol bij de vertraging gespeeld. 2. Oorzaken van de vertraging in de regeling hij de wet. De ondergetekende is met de Kamer van mening, dat zo spoedig mogelijk na tle weigering der verevening door de A1- gemene Rekenkamer een regeling bij de wet tot stand had moe- Ion komen: hij betreurt het, dat dit niet is gebeurd, doch meent, dat het voornamelijk te wijlen is aan een samenloop van omstandighcden. De/e omstandigheden en de pogingen, die van de zijde van het Ministerie van Justitie zijn gedaan om tot een zo spoedig mogelijke oplossing van de gerezen moeilijkheden te komen, zijn in tle Inleiding tot het wetsontwerp vermeld. De mening van de Kamer, dat een vertraging van jaren hierbij is ontstaan als gevolg van verzet van de zijde der Regering tegen de inzichten en voorstellen van de Algemene Rekenkamer, alsmede tegen het aandringen tot spoedige afwerking van de zijde der Tweede Kamer, kan de ondergetekende hoezeer hij ook de toestand, dat zo lange tijd met alles verlopen is, onjuist acht niet delen. Voor een juiste beoordeling zijn de volgende feilen van betekenis: a. De Algemene Rekenkamer heeft bij brief van 28 Maart 1949 de verevening geweigerd. Op 29 Juni d.a.v. heeft de ambtsvoorganger van de ondergetekende hierop geantwoord met het voorstel een procedure te volgen, waarbij de Staten- Generaal vroeger dan op de door de Algemene Rekenkamer voorgesteld wij/e /ou worden ingelicht, en wel in hetzelfde jaar (1949), nl. bij de aanbeiding der begroting Uit het antwoord van tle Rekenkamer op dit schrijven dd. 14 Juli 1949 blijkt, dat dit college tegen de voorgestelde procedure geen overwegende bezwaren had. Duidelijk wordt dit door het college gezegd in een desbetreffend schrijven aan de Rcgeringscommissaris bij het N.B.I. dd. 27 Juni Een afschrift van laatstgenoemd schrijven is ter griffie van tle Kamer gedeponeerd (bijlage I). b. De Tweede Kamer heeft via het Voorlopig Verslag van de Wet op de Middelen der Rijksbegroting 1950 d.d. 28 October 1949 aan de Minister van Financiën doen weten, dat zij bezwaar had tegen de sub a vermelde procedure en dat zij, mèt de Rekenkamer, een afzonderlijke wet wenste. De Minister van Financiën heeft bij Memorie van Antwoord d.d. 7 November no. 1400, de gevolgde procedure verdedigd en daarbij medegedeeld, dat de Regering de door de Rekenkamer gewenste procedure niet kon volgen. Hierop is door de Tweede Kamer niet gereageerd; de Wet op de Middelen is zonder hoofdelijke stemming aanvaard. De Minister van Justitie meende derhalve te mogen aannemen, dal de Tweede Kamer, na de vermelde verdediging daarvan, geen overwegende bezwaren meer had tegen de door hem voorgestane procedure.

3 3 Nadat op 13 December 1949 een Nota van Wijzigingen van de begroting 1950 was ingediend, bleek, dat de Tweede Kamer haar bezwaren handhaafde. Hierop werd de Nota van Wij/.igingen teruggenomen en werd overeenkomstig de wens der Kamer een afzonderlijk wetsontwerp voorbereid. C. Zoals in de Memorie van Toelichting tot het onderhavige ontwerp reeds is vermeld, kon de inzending van het wetsontwerp no eerst geschieden, nadat de begroting 1950 de beide Kamers der Staten-Gciieraal was gepasseerd en in het Staatsblad was afgekondigd. Dit nu was eerst on 2 \iei 1950 het geval. Fersl na ile/e datum kon derhalve bedoeld wctsontwerp aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Op 4 Mei 1950 verliet liet wetsontwerp het Ministerie van Justitie en op 20 Juni 1950 werd het aan de Tweede Kamer aangeboden. Het initiatief om dit wetsontwerp niet te behandelen ging uit van de Tweede Kamer (zie mededelingen van de Commissie van Voorbereiding van wetsontwerp 1691, stuk 6). (I. De vraag is gewettigd, waarom het thans in behandeling zijnde wetsontwerp no niet tegelijk met of kort na het verschijnen van het Verslag van de Algemene Rekenkamer (op 1 Mei 1951) is ingediend. In de Inleiding van de Memorie van Toelichting is reeds vermeld, dat de toenmalige ambtsvoorganger van de ondergetckende in overleg met de Rekenkamer had besloten om ook het jaar 1949 in de regeling te betrekken. Dit kon niet eerder geschieden dan einde 1950, omdat nog tot 31 December 1950 boekingen ten laste van het dienstjaar 1949 konden geschieden. Het heeft oorspronkelijk in de bedoeling van die ambtsvoorganger van de ondergetekende gelegen tegelijk met het Verslag van de Rekenkamer betreffende het N.B.I., derhalve in de eerste maanden van 1951, een wetsontwerp als hiervoren bcdoeld in te zenden. Fchtcr bleek uit het concept-verslag, hctwclk de Rekenkamer ter beoordeling, behalve aan de betrokken hoofdambtcnaren van het Departement van Justitie, ook aan het hoofd van de Centrale Accountantsdienst van het Ministerie van Financien en aan de directie van het N.B.I. zond, dat het gewenst was aan de Staten-Gencraal een zo volledig mogelijk commentaar te geven omtrent de mededelingen, in het verslag van het N.B.I. gedaan. Daar de inhoud van dit verslag, waaromtrent tot kort vóór de verschijningsdatum besprekingen tussen de Rekenkamer en het Ministerie van Justitie rijn gehouden, uiteraard eerst vaststond na de verschijning daarvan, kon eerst daarna dit commentaar worden ingezameld. In de bijlage 2 bij deze Memorie zijn de data der stukken, betrekking hebbend op wetsontwerp no vermeld. Bij de beoordeling van deze data moge bedacht worden, dat bij de samenstelling van een dergelijk stuk, hetwelk de medewerking van alle betrokken hoofdambtenaren vraagt, dikwijls vertraging ontstaat door oorzaken buiten de wil van betrokkenen, die vrijwel permanent zwaar belast zijn met dringende werkzaamheden. 3. De Memorie van Toelichting zou een onjuiste indruk geven van de gang van zaken. Dat de beschrijving in de Memorie van Toelichting een onjuiste indruk geeft van de gebeurtenissen moet de ondcrgctekende ontkennen. Die stelling wordt gemotiveerd met het betoog, dat de Tweede Kamer herhaaldelijk heeft uitgesproken, dat zij zich niet kon verenigen met de wijze, waarop de Rcgering deze aangelegenheid wenste te behandelen. Indien de Kamer van mening is. dat deze afkeuring niet voldoende in de Memorie van Toelichting is gereleveerd, zij daartegenover opgemerkt, dat dit in de Inleiding (sub 2, 1ste alinea) toch duidelijk is vermeld. Het is de ondergetekende niet duidelijk, in welk ander opzicht de in de Memorie van Toelichting vermelde feiten geen juist beeld zouden geven van datgene, wat geschied is. 4. Houding t.o.v. de Algemene Rekenkamer. a. De rol van de Algemene Rekenkamer. Dat men aan het Departement van Justitie niet gediend is geweest van de rol der Algemene Rekenkamer, is een veronderstelling, die ondergetekende niet juist acht. Hij is er van overtuigd, dat zijn ambtsvoorgangers de taak van de Algemene Rekenkamer goed onderkend hebben: ook zij hadden het grootste respect voor de wijze, waarop de Algemene Rekenkamer haar laak vervult Ten bewijze van dit respect moge hier worden verwezen naar het slot van een schrijven dd. 14 September de Afdeling, no. 2514, betreffende de onderhavige materie:..ik meen tenslotte niet te mogen nalaten aan Uw college de verzekering te geven, dat de houding van de Rekenkamer in de onderhavige kwestie, hoeveel moeilijkheden deze voor mij ook met zich bracht, en vermoedelijk nog zal brengen, mijnerzijds de grootst mogelijke waardering ontmoet.". b. Er is geen verzet tegen de Rekenkamer in lijdelijke of andere vorm" geweest, tenzij men de meningsverschillen over de wijze, waarop, en de vorm. waarin de verantwoording van het N.B.I. haar beslas; zou krijgen, wenst te qualificeren als..verzet". De ondergetekende meent, dat erkenning van de taak van de Algemene Rekenkamer als voorlichtend orgaan van de Statcn-Gcneraal op comptabel terrein niet medebrengt, dat de Regering verplicht is aan alle wensen en voorstellen van de Algemene Rekenkamer zonder meer gevolg te geven. De Rcgering dient zelf haar houding te bepalen, waarbij uiteraard met wensen van de Algemene Rekenkamer in het algemeen ernstig rekening zal worden gehouden. Het niet opvolgen van een advies of niet voldoen aan een wens van de Algemene Rekenkamer te qualificeren als..verzet" schijnt de ondergetekende ook daarom onjuist, omdat deze term een verhouding van ondergeschikthcid veronderstelt, die tussen Algemene Rekenkamer en Regering niet bestaat. Het eerste verschil van inzicht met de Algemene Rekenkamer deed zich voor met betrekking tof het voorstel, vervat in het schrijven dd. 19 Januari no. 266, Afd. S., waarin een begroting werd voorgesteld, die de jaren 1945 t/m 1949 zou omvatten. Dit voorstel werd èn door de toenmalige amhtsvoorganger van de ondergetekende èn door de Minister van Financiën onaanvaardbaar geacht, niet alleen omdat artikel 127 der Grondwet zulk een figuur niet toelaat, maar ook omdat beide Ministers van oordeel waren, dat aan de Statcn-Gcneraal jaarlijks goedkeuring moet worden gevraagd van de begroting van het N.B.I. in het kader van de Rijksbegroting. Dit blijkt zowel uit het antwoordschrijven van de toenmalige ambtsvoorganger van de ondergetekende, betrekking hebbende op bedoeld schrijven van de Rekenkamer. 4de Afdeling, dd. 2 Februari I94S, no als uit de Memorie van Antwoord on het Voorlopig Verslag bij de Wet op de Middelen. Rijksbegroting 1950 (no. 1400). artikel I. 2de alinea. Het voorstel van de Rekenkamer, aan bet slot van voormeld schrijven om in pin its van een jaarlijkse begroting jaarlijkse overzichten aan de Slaten-Gencraal over te leggen, werd door de Regering onvoldoende geacht. Immers, de belangrijkste sanctie, het weiueren van de gocdkeuring van de begroting, ontbreekt daarbij. Aan het bcgrotinasrecht zou. aldus naar het oordeel van de Regering, afbreuk worden gedaan. Een tweede verschil van inzicht met de Rekenkamer betreft de draagwijdte van artikel 8E 100. welke kwestie uitvoerig is uitcengezet op blz. 14 van het Verslag van de Alucmene Rekenkamer en op blz. 5 van het wetsontwerp no Dit verschil van oordeel over de betekenis van het woord..beheer" in artikel 8 van F 100 heeft allerminst, gelijk de leden, op blz. 2 (1ste volle pagina) aan het woord, menen, ten gevolge, dat aan de Rekenkamer is onthouden controle uit te oefenen over het beheer, over de vermosjeiv: gevoerd. Het Verslag van de Rekenkamer van 6 Mei 19^1 (blz. 2 en ï) is daar om het tegendeel te bewijzen. Genoemd verschil van inzicht betrof alleen de volgende formeel juridische vraag: Artikel R F 100 bepaalt, dat de wijze, waarop de Raad en zijn afdelingen hun beheer voeren en dienaangaande rekenschap aflecgen. wordt geregeld door de Minister van Justitie. De Rekenkamer meende, dat beheer" in deze bepaling mede betrekking had op het vermogensbeheer, terwijl de Regering meende, en nog meent, dat..beheer" hier uitsluitend betreft de huishouding van de Raad en zijn afdelingen, dus het beheer over de gelden, welke op de begroting

4 4 voor deze lichamen zijn uitgetrokken. In de redenering van de Rekenkamer was de Minister van Justitie in gebreke, omdat hij voor het vermogensbeheer" nimmer regelen had gesteld. De Minisier van Justitie meende niet alleen, dat hij niet in gebreke was, doch dat hij zelfs de bevoegdheid miste om alleen zodanige regelen te stellen. Indien nodig, zouden desbetreffende regelen ingevolge artikel 4 van het Besluit Vijandelijk Vermogen (E 133) gesteld kunnen worden door de gezamenlijke Ministers, met de uitvoering van het Besluit E 133 belast. Die noodzaak bestond echter niet, omdat aanvankelijk het Militair Commissariaat Rechtsherstel en later het Beheersinstituut reeds zelf regelen omtrent het vermogensbeheer hadden gesteld. Tegen die regelen waren nooit bezwaren gerezen, ook niet bij de Rekenkamer. Het door de hier aan het woord zijnde leden uitgesproken verwijt, waarbij een verband wordt gelegd tussen de klachten over het vermogensbeheer en het verschil van opvatting omtrent artikel 8 E 100 komt de ondergetekende dan ook ongegrond voor, evenals het verwijt, dat de Regering het vermogensbeheer buiten controle van de Rekenkamer zou hebben gehouden. 5. Tijdverlies hij hei aanbrengen van verbeteringen Dat enige jaren verloren zijn gegaan als gevolg van verzet op ambtelijk niveau" tegen opmerkingen en voorstellen van de Rekenkamer vóórdat verbeteringen in de organisatie, de administratie en de controle van het N.B.I. werden aangebracht, is onjuist. Dat deze verbeteringen niet eerder zijn aangebracht, is niet het gevolg van verzet"' maar van het feit. dat de Regering niet vóór 1949 op de hoogte was van zodanig ernstige feiten, dat ingrijpende maatregelen gewettigd bleken. Uit het verslag van een bespreking bij de Algemene Rekenkamer dd. 21 Mei bijlage III, welk stuk ter griffie is gedeponeerd, blijkt, dat op die datum bij geen der betrokken instanties nog aanleiding bestond tot ingrijnen. De eerst maatregel (toen alleen ten doel hebbfnde de nodige inlichtingen te verkrijgen) is genomen einde toen de ' ambtsvoorganger van de ondergetekende het \venselijk achtte de Centrale Accountantsdienst van het Ministerie van Financiën met de controle over het N.B.I. te belasten. Eerst nadat het ranport van de C.A.D. was verschenen, dus na 22 Januari waren voldoende feiten bekend om ingrijnen te motiveren. Hot tijdverlies mag derhalve niet geweten worden aan ambtenarer van het Ministerie van Justitie, integendeel, van de zijde van het Ministerie van Justitie, in samenwerking met de C.A.D., met de Rekenkamer en met de Regeringscommissaris, is alles gedaan, wat mogelijk was om zo snoedig mogelijk de organisatie, administratie en controle bij het N.B.I. te verbeteren en verder te geraken tot een scherper en meer effectief toezicht op het N.B.I. 6. Teruggave van hehecrsloncn en hellingen Naar aanleiding van de vraag omtrent terusvordering van te hoge honoraria zij het volgende opgemerkt. Slechts wat onverschuldigd betaald is, kan teruggevorderd worden (artikel I 395 B.WA Beheerders- en bestuurderslonen. nadat zij door het Beheersinstituut zijn vastgesteld, zijn verschuldigd en kunn'v dus. indien zij zijn betaald, niet teruggevorderd worden. Wel wordt, indien door een fout van het Beheersinstituut een te hoog honorarium is vastgesteld, door het Beheersinstituut aan de beheerde de daardoor gelegen schade vergoed. Ten aanzien van de heffingen, welke volgens een vast tarief. naar rato van de grootte van het vermogen, worden berekend, is de poritie anders. Wanneer de beheerder aantoont, dat de heffing te hoog is vastgesteld, wordt hem het te veel betaalde gerestitueerd. Voorts kan vermindering der heffing plaats vindon. indien oplegging der volledige heffing een te zware druk et beheerde vermogen zou veroorzaken. De omstandigheid. dat er aan een bepaald beheer weinig werk is geweest. is echter geen reden tot vermindering der heffing. Nu eenmaal het tarief der heffingen was cebaseerd OD de grootte van het vermogen, kon men bezwaarlijk in een geval, waar het voor de beheerder voordeliger zou uitkomen om van een andere basis b.v. het verrichte werk uit te gaan, een andere methode kiezen. De ondergetekende meent, dat het aan het tarief ten grondslag liggende systeem in ieder geval praktischer is dan een systeem, gebaseerd op het verrichte werk. Een tarief voigens laatstbedoeld systeem zou bovendien vaak te zwaar gedrukt hebben op kleine vermogens. 7. Conclusie uit de overgelegde cijfers De ondergetekende is met de in het Voorlopig Verslag ten deze aan het woord zijnde leden van mening, dat het feit, Jat de uitgaven van het N.B.I. beneden de begroting bleven en dat de ontvangsten hoger waren dan de uitgaven, niet er op wijst, dat de opmerkingen van de Rekenkamer over het beheer der vermogens onjuist zouden zijn. Dit is echter in de toelichting niet gesteld. De cijfers zijn gegeven als verantwoording van ontvangsten en uitgaven, niet als een rechtvaardiging van gevoerd beheer. Eveneens deelt de ondergetekende de mening van de hierbedoelde leden der Kamer, dat het al of niet geven van restitutie losstaat van de financiële uitkomsten van het N.B.I. 8. Verantwoordelijkheid voor de trage gang van zaken De vraag wie de verantwoordelijkheid draagt voor de trage gang van zaken met betrekking tot de verantwoording van het N.B.I. moet, naar het de ondergetekende voorkomt, aldus beantwoord worden, dat hier niet één of enkele instanties laat staan personen verantwoordelijk gesteld kunnen worden. Uit de vermelde gegevens blijkt, dat het voornamelijk een samenloop van omstandigheden was, die hieraan schuld heeft. 9. Plaats van het Beheersinstituut en daarmede samenhangende qttaesties Volgens artikel 33, lid 4, van het Besluit Vijandelijk Vermogen is de directie van het Beheersinstituut verantwoording schuldig aan de Raad voor het Rechtsherstel, welke op zijn beurt, ingevolge artikel 6, lid 1, van het Besluit herstel rechtsverkcer verplicht is de aanwijzingen op te volgen van de vijf Ministers, met de uitvoering van laatstgenoemd besluit belast. Deze vijf Ministers zijn dus tegenover de Staten-Generaal verantwoordelijk voor het beleid van de Raad, evenals voor dat van het Beheersinstituut. hetwelk van die Raad deel uitmaakt 'artikel 33. lid 1 E 133 en artikel 151 E 100). In sommige gevallen dragen genoemde besluiten taken op aan een bepaalde \'mister of aan bepaalde Ministers gezamenlijk. Alsdan is 'zijn) de Minister(s) alleen verantwoordelijk. Zo is b.v. ten aannen van het beheer van Rijksgelden de Minister van Justitie, ir gevolge artikel 8 van het Besluit herstel rechtsverkeer, bevoegd aanwijzingen te geven; de verantwoording omtrent deze gelden wordt dus door het Beheersinstituut via de Raad voor het Rechtsherstel aan de Minister van Justitie afgelegd en deze is hiervoor tegenover de Staten-Generaal dus alleen verantwoordelijk. Ook ten aanzien van sommige onderwerpen, waarin de besluiten niet uitdrukkelijk aan een bepaalde Minister bevoegdheden verlenen, zijn in de praktijk de bevoegdheden uitgeoefend door slechts één of enkele der vijf Ministers. Soms geschiedde dit ingevolge een uitdrukkelijk besluit der vijf Ministers, soms met stilzwijgende goedkeuring van die Ministers, die met zodanig onderdeel door de aard van hun werkzaamheden niets of weinig te maken hadden. Zo zijn de vraagstukken omtrent intercustodiale aangelegenheden komen te ressorteren onder de Minister van Financiën alleen, de verkoop van bedrijven onder de Ministers van Financiën en van Economische Zaken of, voor zover het landbouw- of voedselvoorzieningsbedrijven betrof, de Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, en de behandeling van klachten en de betaling van schadevergoedingen onder de Minister van Justitie. Dit a'les neemt niet weg. dat voor zaken, die bij de wet niet aan één of aan bepaalde Ministers zijn opgedragen, formeel de vijf Ministers gezamenlijk tegenover de Staten-Generaal de verantwoordelijkheid dragen, waarbij de Minister van Justitie, als eerste ondertekenaar van beide wetsbesluiten, in de eerste plaats verantwoordelijk is.

5 5 De afzonderlijke rechtspersoonlijkheid van de Raad en zijn onderdelen, waarover de Algemene Rekenkamer in haar verslag van 1 Mei 1951 (Stuk 2163, blz. 2) beschouwingen geeft, heeft vooral civielrechtelijke betekenis. Zij vergemakkelijkt het optreden van deze instanties in het maatschappelijk verkeer. Voor de verantwoordelijkheid met betrekking tot de uitvoering van de taak van deze instellingen tegenover de Ministers en van deze tegenover de Staten-Generaal is de constructie van rechtspersonen. in de besluiten E 1Ü0 en E 133 vervat, irrelevant. De Regeringscommissaris bij het Nederlandse Beheersinstituut is door de vijf Ministers o.m. belast met het doen van voorstellen omtrent: a. verbetering in de werkwijze van het Beheersinstituut; b. het vaststellen van regelen, als bedoeld in artikel 8 van het Besluit herstel rechtsverkeer, en c. versnelling van de afwikkeling der werkzaamheden. Aan het verzoek om een opgave te verstrekken van de ambtenaren van de verschillende Departementen, die met be heerszaken" belast zijn, meent de ondergetekende niet te kunnen voldoen. In de eerste plaats is het een goede staatsrechtelijke gewoonte om ambtenaren buiten de parlementaire debatten te houden; ook al mogen zij in feite soms grote zelfstandigheid bezitten, zij handelen steeds krachtens opdracht van het hoofd van het Departement. Voorts is het aantal ambtenaren, dat in aanraking komt met beheerszaken", uiteraard legio. Ieder Departement verdeelt de zaken, die hetzelve aangaan, over diverse afdelingen en ambtenaren, al naar de aard der zaken. Het zijn ook niet altijd dezelfde ambtenaren, die een bepaald soort zaken behandelen, en wie dit thans doet, heeft zulks weilicht in het verleden waarover dit ontwerp handelt niet gedaan. De gevraagde opgave is dus ook om praktische redenen niet te verstrekken. Ongetwijfeld is de omstandigheid, dat de onderhavige regelingcn als wetsbesluit tot stand moesten komen, niet bevorderlijk geweest aan haar incorporatie in het Nederlandse rechtsbewustzijn. Vooral in de eerste tijd na de bevrijding stonden degenen, die de regelingen moesten uitvoeren, vreemd tegenover deze materie. Inderdaad is dit mede oorzaak geweest van onzekerheid over de verantwoording en de verantwoordelijkheid. Intussen wil de ondergetekende niet nalaten er hier op te wijzen, dat men de Londense Regering dankbaar mag zijn voor het tijdig vervaardigen van regelingen, die uiteraard terstond bij de bevrijding moesten gaan werken. Het tot stand brengen van deze regelingen overlaten aan de na-oorlog-e Nederlandse wetgever zou eerst recht tot chaos hebben geleid. Aan de ondergetekende ontgaat het verband tussen de wijze van totstandkoming der besluiten en de overigens gaarne erkende wenselijkheid om voortvarendheid te betrachten bij het doen van verantwoording door het Beheersinstituut. Omtrent de aansprakelijkheid van het Rijk voor de financiële verplichtingen van de Raad voor het Rechtsherstel bestaat generlei twijfel. Dit staat trouwens uitdrukkelijk in artikel 4. lid 11 (elf), van het Besluit herstel rechtsverkeer. Evenmin bestaat verschil van mening omtrent de controletaak in dezen van de Algemene Rekenkamer. Omtrent het verschil van oordeel met de Algemene Rekenkamer over de strekking van artikel 8, E100, is hierboven (onder Houding t.o.v. de Algemene Rekenkamer) reeds een uitvoerige uiteenzetting gegeven. Hetgeen de Alcemene Rekenkamer op blz. 2 van haar meergcnoemd verslag zegt over artikel 33 van het besluit E 133 wordt door de ondergetekende volledig onderschreven, doch dit doet aan het meergenoemde verschil van inzicht niet af. In de commissie, waarvan op blz. 4, slot, der Memorie van Toelichting wordt gesproken, hadden zitting: de heren L. van der Tempel en mr. C. J. M. Hens (Algemene Rekenkamer), mr W. S. A. N. Gorter, C. G. Kool, M. P. A. Verkerk en drs J. G. de Weg?r (Financiën), drs W. Reijseger (Raad voor het Rechtsherstel). W. H. Muilwijk (Nederlands Beheersinstituut) en mr W. G. Belinfante en drs J. Hermans (Justitie). 10. Onevenredig grote aandacht aan de accountantscontrole De opmerking, dat in de Memorie van Toelichting een onevenredig grote aandacht is besteed aan de door de directie van het N.B.I ingestelde accountantscontrole, is naar ondergetekendes mening niet juist. Uit de gegeven uiteenzetting blijkt, dat. al moge de directie van het N.B.I. zich dit wellicht anders hebben voorgesteld, zowel de Raad voor het Rechtsherstel tegenover de Minister van Justitie als deze tegenover de Algemene Rekenkamer voor de af te leggen rekening en verantwoording steunden op de accountantsverklaring van de het N.B.I. controlerende accountants. Hier lag derhalve het zwaartepunt van de controle. Uit de desbetreffende rapporten moesten de toezichthoudende instanties zich een oordeel vormen omtrent de gestie van het N.B.I. Er was derhalve alle reden om op die materie in de Memorie van Toelichting diep in te gaan. Dat dit te diep zou zijn geschied, is een kwestie van waardering, waarbij verschil in appreciatie mogelijk blijft. Hierbij lag het allerminst in de bedoeling het belang van de toezichthoudende rol van de Raad voor het Rechtsherstel te onderschatten. De ondergetekende moge in dit verband verwijzen naar de Memorie van Antwoord op het Voorlopig Verslag in zake de Justitiebegroting 1950, zoals ook in de eerste alinea van de Toelichting onder het hoofd..controle" (blz. 6) is geschied. 11. Supervisie van de T.F.CA. De supervisie op de controle van het N.B.I. door de T.I.C.A. is niet vermeld, omdat deze supervisie niet door de Minister van Justitie is ingesteld, terwijl aan de Minister van Justitie door de T.I.C.A. ook niet werd gerapporteerd. In de toelichting is betoogd om welke redenen de Minister van Justitie niet vroeger kon ingrijpen dan thans geschied is. In dit kader had de vermelding van de bedoelde supervisie geen zin. 12. Regeling van toezicht en controle sedert 1945 a. Het is moeilijk in korte woorden weer te geven hoe de voorschriften omtrent het vermogensbeheer in de loop der jaren hebben geluid. Reeds het Militair Commissariaat Rechtsherstel had daaromtrent instructies vervaardigd. Het Beheersinstituut heeft deze in de loop der tijden herhaaldelijk gewijzigd en aangevuld. Volstaan moge derhalve worden met de vermelding, dat de instructie voor beheerders o.a. aanwijzingen bevat met betrekking tot de volgende punten: Taak en verantwoordelijkheid van de beheerder, bevoegdheid van de beheerder, hulp van derden, opening van safes en waardepaketten. wijze van beheer, verantwoording, verslagen, einde van het beheer, aansprakelijkheid van beheerder. Een exemplaar van de Leidraad voor de toepassing van het Besluit Herstel Rechtsverkeer en het Besluit Vijandelijk Vermogen", uitgegeven door het Militair Commissariaat Rechtsherstel, een van de Leidraad, uiteegeven door het Beheersinstituut op 15 Mei 1946, alsmede de Handleiding voor de thans geldende instructies zijn ter griffie van de Kamer gedeponeerd. h. Voor de beantwoording van de onder h gestelde vraag beeft de ondergetekende zich gewend tot zijn ambtgenoot van Financiën, op wiens Denartement de desbetreffende aangelegenbeid betrekking heeft. Door de Minister van Financiën werd het volgende medegedeeld: Vóór 1948 waren de werkzaamheden van de afdeling Thesaurie Inspectie en Centrale Accountantsdienst (T.I.C.A.) met betrekking tot het Nederlandse Beheersinstituut in hoofdzaak benerkt tot preventieve controle op de begrotingsuitgaven in het kader van het door de Comptabiliteitswet aan de Minister van Financiën ongedragen begrotingstoezicht. Het N.B.I. nam hierbij principieel geen andere plaats in dan welke andere tak van Rijksdienst ook. Het spreekt wel haast vanzelf dat de T.I.C.A. bij de uitvoering van zijn taak gebruik maakte van de controle-organen welke bij het N.B.I. aanwezig waren. Daarbij wordt in het bijzonder gedacht aan het Accountantskantoor dat door de Directie van het N.B.I. met de controle was belast. Een schriftelijke rapportering van de T.I.C.A. aan de Minister van Justitie heeft, gezien bovengeschetste taak van deze afdeling. niet plaats gevonden. In dit verband wordt er nog op gewezen, dat bij brief van de Minister van Financiën dd. 13 November 1947, no. 262, afdeling T.I.C.A. aan de Minister van Justitie is voorgesteld, gezien de grote verantwoordelijkheid welke de Staat draagt door het

6 6 in beheer nemen van vermogens, de controle op het N.B.I. aan een Overheidsaccountantsdienst op te dragen. Dit voorstel heelt er toe geleid dat bij beschikking van de Minister van Justitie van 24 December 1947, 4e afdeling no. 2330, de Centrale Accountantsdienst van het Ministerie van Financiën met ingang van 1 Januari 1948 werd belast met de accountantscontrole op het N.B.I., met inbegrip van de onder beheer gestelde vermogens.". Door de Accountant-Generaal zijn over de periode 1 Augustus 1945 t/m 31 December 1947 de volgende rapporten uitgebracht, die (mede) betrekking hebben op het N.B.I.: 1. de in de Memorie van Toelichting genoemde rapporten betreffende de verantwoording van de Raad voor het Rcchtsherstel en zijn onderdelen: 2. een rapport dd. 28 October 1946 betreffende voorstellen tot het verkrijgen van bezuinigingen bij de Raad en zijn afdelingen en verbeteringen, welke in de organisatie en de administratie van het N.B.I. waren aan te brengen. De conclusies, waartoe de jaarraporten kwamen, zijn in de Memorie van Toelichting behandeld. In zijn rapport van 28 October 1946 kwam de Accountant- Generaal tot de conclusie, dat: maatregelen moesten worden getroffen om naar de toestand van 31 December 1946 en vervolgens periodiek op korte termijn een volledige verantwoording te verschaffen van het tot dan toe gevoerde vermogensbeheer; werkzaamheden, die niet inhacrent waren aan de taak der verteeepwoordingen op het hoofdkantoor, moesten worden gecentraliseerd: de administratie moest worden gemechaniseerd, vooral door het inschakelen van een Hollerith-installatie; tussen de organen en afdelingen een beter verband moest worden gelegd: de te verrichten werkzaamheden moesten worden gepland. Op dit rapport is een tegennota uitgebracht door de directie van het N.B.I.. waarin werd betoogd, dat de voorgestelde maatregelen deels overbodig waren, deels praktisch onuitvoerbaar, omdat de daarvoor nodige Hollerith-installatie niet beschikbaar was. Bedoeld rapport en nota hebben onderwerp uitgemaakt van uitvoerige besprekingen in een vereadering van het dacelijks bestuur van de Raad voor het Rechtsherstel op 15 Januari Bij deze versadering waren de Accountant-Generaal en de vertegenwoordigers van de directie van het N.B.I. aanwezig. De notulen van deze vergadering zijn ter sriffie gedeponeerd. (Bijlage IV.) Uiteindelijk is het dacelijks bestuur van de Raad tot de conclusie gekomen, dat. gezien de geruststellende mededelingen, die ter zake door het N.B.I. werden verstrekt, geen bijzondere maatregelen behoefden te worden genomen. In dit verband zij vermeld, dat de Accountant-Generaal op 9 Januari 1947 de verantwoording van het N.B.I. over het jaar 1945 van een goedkeurende verklaring voorzag, daarbij steunend op het rapport van het accountantskantoor, hetwelk het hoofdkantoor van het N.B.I. controleerde. c. Na het hiervoren sub a en b medegedeelde is het begrijpelijk. dat door de Minister van Justitie geen maatregelen zijn genomen. 13. Tijdverlies, door het omwerken der verantwoording ontstaan De ondergetekende betreurt het, dat vertraging, als gevolg van de omwerking van de verantwoording om deze gereed te maken in de door de wettelijke voorschriften vereiste vorm. is ontstaan, welke vertraging vermeden had kunnen worden, indien de vereiste wettelijke goedkeuring voor een verantwoording op basis van baten en lasten aan de Staten-Generaal was gevraagd. Men bedenke echter, dat de bestaande administratie onvoldoende was: het lag derhalve in de lijn om, nu in elk geval verbeteringen moesten worden aangebracht, de nieuwe administratie aan te passen aan de Rijksadministratie. Intussen ging de tijd. die besteed werd aan het omwerken van de cijfers om deze geschikt te maken voor de verantwoording in de zin der Comptabiliteitswet, niet ten koste van de controle, en wel omdat de ambtenaren, die hieraan werkten (comptabele ambtenaren van het Departement van Justitie en van het N.B.I.), niet dezelfde waren als degenen, die controleerden (accountants). 14. Reduien, waarom de inventarisatie der beheerde vermogens eerst per 1 Januari 1950 geschiedde Bedoelde inventarisatie der beheerde vermogens had ten doel een basis te verkrijgen voor een betere vermogensadministratie. Hoewel reeds veel eerder twijfel ontstaan was omtrent de betrouwbaarheid der vroegere vermogensopstellingcn, gaf pas het eerdergenoemde rapport van de C.A.D. voldoende motieven om ook op dat gebied ingrijpende maatregelen te nemen. In overleg met het Ministerie van Justitie werd door de C.A.D. op 19 Maart 1949 aan een commissie van accountants opdracht gegeven tot het uitwerken van plannen voor een reorganisatie der administratie. Nadat hieromtrent op 21 Juni 1949 een voorlopig rapport was ontvangen, werd het definitieve rapport (een eenvoudiger opzet bevattend dan het eerste) uitgebracht op 23 Augustus De voorbereidingen voor de reorganisatie der administratie en voor de vermogensinventarisatie werden kort daarna getroffen. De daaraan verbonden zeer omvangrijke werkzaamheden waren oorzaak, dat eerst per 1 Januari 1950 de nieuwe administratie kon worden ingevoerd. 15. Met betrekking tot de opheffing in 1947 van de interne controle deelde de directie van het N.B.I. mede. dat op dat ogenblik gekozen moest worden tussen enerzijds een dreigende achterstand in de werkzaamheden van het N.B.I. en anderzijds van het controle-apparaat, een en ander als gevolg van het bestaande gebrek aan deskundig, comptabel onderlegd personeel en de praktische onmogelijkheid om zulk personeel aan te trekken. De achterstand dreigde o.m. in de I.A.R.A.-afdeling. die ingevolge de Accounting Rules in Januari van elk jaar een gemotiveerd verslag aan de Assemblee moest uitbrengen. Dit was een werk van groot belang en van grote omvang, waarvoor grote zorgvuldigheid bij de uitwerking in acht moest worden genomcn. De directie stond voor de vraag, op welke wijze de arbeid van het beschikbare personeel zo groot mogelijk nuttig effect kon opleveren. Zij heeft toen gemeend het belang van de internationale verplichtingen en de snelheid der liquidatie te moeten doen voorgaan boven dat van de interne controle. Het bij de interne controle werkzame personeel werd daarom bij de T.A.R.A. te werk gesteld. Deze detachering kwam tevens ten goede aan de overige werkzaamheden van de I.A.R.A.- afdeling. die destijds tevens belast was met de voorbereiding van de liquidatie der vermogens van vijandelijke onderdanen. Bij deze beslissing speelde mede een rol de overweging, dat het gemis van interne controle ten dele zou kunnen worden opsevangen door de externe accountants. Men heeft hierbij niet over het hoofd gezien, dat de externe accountants daardoor destijds sterker belast zouden worden, doch zoals gezegd er moest een keuze worden gedaan. De gegrondheid van de gegeven kritiek in dat opzicht overigens erkennend, kan men er toch de ogen niet voor sluiten, dat zowel de I.A.R.A."Werkzaamheden als die van de afdeling Liquidatie in hoge mate gebaat zijn geweest door de destijds genomen beslissing. Immers, daardoor is de afwikkeling in internationaal verband zonder schokken verlopen, terwijl de afdeling Liquidatie in staat is geweest om in betrekkelijk korte tijd tienduizenden vermoaens te liquideren en daardoor de werkzaamheden van het N.B.I. te bespoedigen. 16. Rapporten van de Accountant-Generaal Dat het uitblijven van cijfers over het N.B.I. in de rapporten van de Accountant-Generaal (die over 1946, 1947 en 1948) geen aanleiding tot stappen gaf, is als volgt te verklaren. Het rapport-1946 verscheen eerst op 10 September 1948, terwijl de C.A.D. reeds vanaf 1 Januari 1948 met de controle op het N.B.I. was belast. De volgende rapporten betreffende de verantwoording van de Raad voor het Rechtsherstel ver-

7 7 schenen eerst in Daarnaast echter was dit niet vermelden van cijfers betreffende het N.B.I. op zich zelf geenszins alarmerend, omdat als verklaring daarvoor in het rapport van 10 September 1948 gegeven werden de toen aan hel Ministerie van Justitie reeds bekende moeilijkheden over de verantwoording van het N.B.I. met de Rekenkamer. 17. Rapporten betreffende het hoofdkantoor van het N.B.I. Naar de mening van de ondergetekende hadden de in het Voorlopig Verslag besproken goedkeurende verklaringen van het accountantskantoor in kwestie niet gegeven mogen worden. In hoeverre nadelige gevolgen van deze verklaringen zijn ondervonden, is moeilijk te zeggen. In elk geval mag gesteld worden, dat, indien bedoeld kantoor duidelijk zou hebben aangegeven, dat en waarom geen goedkeurende verklaring kon worden gegeven, dit aanleiding had moeten zijn tot ingrijpen. Het betrokken accountantskantoor heeft bij verschillende ter zake gehouden besprekingen ruimschoots gelegenheid gekregen zich te verantwoorden. Eerst bij deze besprekingen bleek, dat de betrokken accountants aan de gegeven goedkeurende verklaring slechts de strekking toekenden, dat de door hen gerapporteerde cijfers der baten en lasten juist waren, niet dat de administratie der beheerde vermogens naar behoren werd gevoerd. 18. Diverse vragen Naar aanleiding van.de vraag in hoevele gevallen het N.B.I.. resp. de Staat, is aangesproken wegens wanbeheer" kan het volgende worden medegedeeld. Bij de gewone rechter: Aanhangig gemaakt Nog niet geëindigd op 1 Augustus 1952 Afgedaan Hiervan eindigden door intrekking (1), niet-ontvankelijk-verklaring (3) of schikking (4) 42 zaken 23 zaken 19 zaken 8 zaken Bij de voorzitter van de Raad voor het Aanhangig gemaakt Nog niet geëindigd op 1 Augustus 1952 Rechtsherstel: 570 zaken 66 zaken Door een einduitspraak over de vordering zelf geeindigd 11 zaken Hiervan eindigden door afwijzing van de eis 7 zaken en door gehele of gedeeltelijke toewijzing van de eis 4 zaken In de 42 aanhangig gemaakte zaken was in totaal gevorderd ruim f In de 4 zaken, waarin een schikking werd getroffen, was in totaal geëist f , bij de schikkingen werd in totaal betaald f In de 4 zaken, waarin een veroordeling werd uitgesproken, was in totaal geëist f , terwijl in totaal werd toegewezen f Afgedaan 504 zaken Hiervan eindigden door intrekking of royement, onbevoegdvcrklaring of niet-ontvankelijk-verklaring 287 zaken Door een einduitspraak over de vordering zelf geeindigd 217 zaken Hiervan eindigden door afwijzing van de eis 133 zaken Resteert Hiervan eindigden door gedeeltelijke toewijzing... en door gehele toewijzing 84 zaken 44 zaken 40 zaken Hierbij zij opgemerkt, dat in vele procedures bij de voorzitter van de Raad geen bepaald bedrag werd gevorderd. Veelal gaat het daarbij om vernietiging van een handeling van het N.B.I. met betrekking tot de vervreemding van een vermogensobject. Ook als een dergelijke vordering wordt toegewezen, heeft dit doorgaans niet ten gevolge, dat het N.B.I. schadevergoeding heeft te betalen. Ten aanzien van deze procedures is er dan ook van afgezien om cijfers te verzamelen over de gevorderde en de toegewezen bedragen. Deze zouden hier geen betrouwbaar beeld van de gang van zaken hebben gegeven. Bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel: Aanhangig gemaakt Nog niet geëindigd op 1 Aug Einduitspraak gedaan in Hiervan eindigen door afwijzing van de eis Door gedeeltelijke toewijzing en door gehele toewijzing 146 zaken 40 zaken 106 zaken 73 zaken 19 zaken 14 zaken In de 146 aanhangig gemaakte zaken werd in totaal gevorderd ruim f In de 19 gedeeltelijk toegewezen zaken was in totaal geëist rond f45 800, terwijl werd toegewezen f In de 14 geheel toegewezen zaken was het totale bedrag der toegewezen sommen I Wat betreft de procedures bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel worde opgemerkt, dat in het staatje niet zijn opgenomen de door intrekking of royement geëindigde zaken. Voor zover zulks geschiedde op grond van een schikking tussen het N.B.I. en de appellant, zijn deze gevallen begrepen in de statistiek der schadeloosstellingen, welke hieronder wordt gegeven. Ook bij de appèllen voor de Afdeling Rechtspraak komt het voor, dat geen bepaalde bedragen worden gevorderd; behoudens in enkele gevallen, waarin de toewijzing betrof de afgifte van bepaalde goederen, luidden de toewijzingen echter in geldsommen, zodat de gegeven cijfers een vrij betrouwbaar beeld geven. Tenslotte moge de algemene opmerking worden gemaakt, dat de geheel of gedeeltelijk toegewezen appèllen bij de voorzittcr en bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel niet alle gevallen betreffen, die als gevallen van wanbeheer of onrechtmatige daad kunnen worden beschouwd. Formeel zijn deze zaken administratieve appèllen, waarbij, gelijk in andere gevallen van administratieve rechtspraak, een particulier kan klagen over handelingen van de administratie. De administratieve rechter kan hier het beleid in volle omvang beoordelen en de bedoelde handeling of beslissing vernietigen. Een dergelijk ingrijpen van de administratieve rechter qualificeert de handeling of beslissing van de administratie echter niet steeds als wanbeheer of onrechtmatige daad. Een groot aantal klachten werd bij wijze van schikking, hetzij buiten proces, hetzij na een ingesteld appèl bij de Afdeling Rechtspraak (zie hierboven), afgedaan. Men kan deze gevallen onderbrengen in twee rubrieken: de gevallen van schadevergoeding voor roerende goederen en de overige gevallen. In de gevallen van roerende goederen betreft de schadevergoeding veelal handelingen, welke reeds waren geschied in de tijd toen de bureaux roerende goederen deze in beheer hadden, dus voordat het N.B.I. daarbij betrokken was. Wat de roerende goederen betreft, zij nog opgemerkt, dat de ten deze bepaalde bedragen ten dele gedekt zijn door de opbrengsten van roerende goederen, waarvan de herkomst niet meer te traceren was. De cijfers tot en met 31 December 1951 zijn de volgende: Aantal Roerende goederen 445 Andere gevallen 144 Bedrag ƒ Totaal 589 ƒ Opgemerkt zij, dat er nog enige grote schadeclaims in behandeling zijn. De in het Voorlopig Verslag gestelde vraag, hoelang in de gevallen, waarin schikkingen zijn getroffen, met de belanghebbende is onderhandeld, kan de ondergetekende niet beantwoorden.

8 8 Het aantal gevallen van fraude door beheerders kan niet volledig worden opgegeven. Er kunnen nl. in de eerste jaren van het bestaan van het Behccrsinstituut gevallen van fraude zijn voorgekomen, die niet aan het hoofdkantoor bekend zijn geworden. Voor een voiledige opgave zou derhalve een onderzoek van alle archieven der opgeheven bijkantoren en vertegenwoordigingen moeten plaats vinden. Gegevens zijn verkregen omtrent 28 gevallen van fraude, tot een totaalbedrag van ruim f In 9 gevallen is de schade door of namens de betrokkenen geheel terugbetaald, in 15 gevallen is de schade teruggevorderd, doch niet of nog niet geheel terugbetaald. In 4 gevallen is van terugvordering afgezien. In totaal werd terugbetaald ruim f Een strafrechtelijke veroordeling is in 4 gevallen uitgesproken. De Commissie voor het Beheer van het Vermogen van de Vijandelijke Verzekeringmaatschappijen werd op '45 benoemd door de directie van het Nederlandse Beheersinstituut. De commissie liquideert de door haar beheerde vermogens conform de Regeling, gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant van '45 No. 137 (aangevuld in de Staatscourant dd "46 No. 39 en dd '46~no. 116). De bedoelde verzekeringsmaatschappijen waren in Nederland werkzaam door middel van gevolmachtigde agenten. Het aantal van deze agentschappen bedroeg 178. Deze agenten verstrekken opgave van de rechten en verplichtingen van de door hen vertegenwoordigde maatschappijen. De opgaven worden gecontroleerd door accountants. Op zich zelf is deze contröle reeds een omvangrijke en tijdrovende taak. Door bijzondere omstandigdheden, zoals het feit, dat de administratie van de agenten een belangrijke achterstand vertoonde in het laatste oorlogsjaar en de eerste na-oorlogse jaren en het feit. dat enige agenten (die verschillende maatschappijen vertegenwoordigden) politiek verdacht waren en hun administratie bij de bevrijding in een chaotische toestand verkeerde doordat zij in September 1944 waren gevlucht zonder orde op hun zaken te stellen, zijn deze controles extra bemoeilijkt. In de accountantsrapporten worden diverse problemen en meningsverschillen tussen de commissie en de agenten naar voren gebracht. Uiteraard kan eerst nadat de commissie deze kwesties heeft behandeld een concept-plan van uitkering worden opgesteld. Na fiattering door de accountant, die de commissie controleert, wordt, voor zover het Duitse en Japanse maatschappijen betreft, het plan aan de directie van het Nederlandse Beheersinstituut ter goedkeuring voorgelegd. De plannen van Oostenrijkse en Italiaanse maatschappijen worden als grondslag gebruikt bij de behandeling van verzoeken tot vrijgave conform de overeenkomst tussen Nederland en Italië, respectievelijk Oostenrijk. Uit het bestaande bovenstaande moge blijken, dat een zeer omvangrijke en tijdrovende arbeid verricht moet worden voordat het vermogen van een maatschappij kan worden geliquideerd. De vorengeschetste werkzaamheden zijn thans voltooid voor 42 maatschappijen; voor de 51 overige maatschappijen verkeren zij in een vergevorderd stadium. Onder de genoemde 42 maatschappijen bevinden er zich 12 Oostenrijkse en Italiaanse. Van de 30 Duitse en Japanse maatschappijen zijn er 8, waarvan öf geen activa öf geen passiva bekend zijn, zodat geen uitkeringsplannen gedeponeerd behoefden te worden; er bleven dus 22 plannen te deponeren. Hiervan zijn 5 plannen gedeponeerd; daarvan zijn 3 tot uitkering gebracht. De plannen voor de overige maatschappijen zijn nog in staat van voorbereiding. De Minister van Justitie, L. A. DONKER.

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 15 637 Casinospelen Nr. 2 Het vroegere stuk is gedrukt in de zitting 1978-1979 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de heer Voorzitter

Nadere informatie

NMI MEDIATION REGLEMENT 2001

NMI MEDIATION REGLEMENT 2001 Nederlands Mediation Instituut NMI MEDIATION REGLEMENT 2001 Artikel 1 - Definities In dit reglement wordt verstaan onder: NMI: de Stichting Nederlands Mediation Instituut, gevestigd te Rotterdam. Reglement:

Nadere informatie

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag. Algemene wet bestuursrecht Titel 4.1. Beschikkingen Afdeling 4.1.1. De aanvraag Artikel 4:1 Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336

Rapport. Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336 Rapport Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336 2 Klacht Op 6 maart 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw mr. S. te Leiden, met een klacht over een gedraging van ANOVA

Nadere informatie

UITTREKSEL uit het Huishoudelijk Reglement van de Stichting ROTA 8 mei 2014

UITTREKSEL uit het Huishoudelijk Reglement van de Stichting ROTA 8 mei 2014 UITTREKSEL uit het Huishoudelijk Reglement van de Stichting ROTA 8 mei 2014 Hoofdstuk 2 Vaststelling van het Reglement omtrent de behandeling van klachten door het Bestuur (Het Klachtenreglement Reclamewezen)

Nadere informatie

WET van 3 juni 2002, houdende instelling van het Instituut voor Bevordering van Investeringen in Suriname (Wet Investsur) (S.B no. 41).

WET van 3 juni 2002, houdende instelling van het Instituut voor Bevordering van Investeringen in Suriname (Wet Investsur) (S.B no. 41). WET van 3 juni 2002, houdende instelling van het Instituut voor Bevordering van Investeringen in Suriname (Wet Investsur) (S.B. 2002 no. 41). HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 In deze wet en daarop

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie

Nadere informatie

11-521 RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid.

11-521 RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid. 11-521 RvT Zwolle DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM. -------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

AFASIE VERENIGING NEDERLAND - KLACHTENPROTOCOL geldend per december 2011

AFASIE VERENIGING NEDERLAND - KLACHTENPROTOCOL geldend per december 2011 Vooraf De vereniging met rechtspersoonlijkheid: Afasie Vereniging Nederland, hierna te noemen: AVN, wenst hierbij een protocol voor het indienen en de afhandeling van klachten over onder meer handelingen,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357 Rapport Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357 2 Klacht Op 11 maart 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Oss, ingediend door Buro voor Rechtshulp te Oss, met

Nadere informatie

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST 13 Geneeskundige behandelingsovereenkomst (P.B. 2000, no. 118) Landsverordening van de 23ste oktober 2000 houdende vaststelling van de tekst van Boek 7 van het Burgerlijk

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 Rapport Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van de rechtbank te Rotterdam zijn brief van 12 januari 2001, die hij op 15 januari 2001 bij de centrale

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203 Rapport Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203 2 Klacht Op 16 september 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer en mevrouw B. te Ter Apel, met een klacht over een gedraging

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 april 1999 Rapportnummer: 1999/157

Rapport. Datum: 13 april 1999 Rapportnummer: 1999/157 Rapport Datum: 13 april 1999 Rapportnummer: 1999/157 2 Klacht Op 10 november 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer A. te Uden, ingediend door de heer mr. K.E. Leoni, advocaat

Nadere informatie

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder, Zaaknummer: 1995/155 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 21 december 1995 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Trefwoorden: Auditor, inschrijving,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093 Rapport Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer zijn verzoek van 16 juni 2003 om vergoeding van de kosten die hij

Nadere informatie

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Algemene bepalingen Interne procedure De Commissie integriteit Universiteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14162 Nadere regelen tot beëindiging van de afwikkeling van de oorlogs- en watersnoodschaden en van schaden in de zin van de Wet Overheidsaansprakelijkheid

Nadere informatie

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie.

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie. Geschillenreglement VViN Artikel 1 - Definities In dit reglement gelden de volgende definities: 1. Eiser: de partij die een verzoek tot beslechting als bedoeld in lid 7 van dit artikel met inachtneming

Nadere informatie

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 Rapport Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 2 Klacht Op 11 juli 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Amerongen, met een klacht over een gedraging van de griffie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.1733 (052.03) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486 Rapport Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Leiden zijn (privé-)agenda niet aan hem heeft geretourneerd. Beoordeling

Nadere informatie

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Klachtenregeling IGZ Artikel 1 1 Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop de inspectie zich in een bepaalde aangelegenheid jegens

Nadere informatie

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353 Rapport Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353 2 Klacht Op 1 mei 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw S. te Zutphen, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Ondernemingen

Nadere informatie

Privacyreglement Werkcontact

Privacyreglement Werkcontact Privacyreglement Werkcontact Privacyreglement cliëntregistratie in het kader van de wet Bescherming Persoonsgegevens. Artikel 1. Begripsbepalingen In dit reglement en de toelichting wordt verstaan onder:

Nadere informatie

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging REGLEMENT op de tuchtrechtspraak voor de leden van IIA-Nederland ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging De raad van tucht Artikel 1 1 De raad van tucht is belast met de behandeling van

Nadere informatie

1965 No.10. Landsverordening van 22 augustus 1964 houdende bepalingen met betrekking tot de arbeidsbemiddeling (Arbeidsbemiddelingsverordening).

1965 No.10. Landsverordening van 22 augustus 1964 houdende bepalingen met betrekking tot de arbeidsbemiddeling (Arbeidsbemiddelingsverordening). HOOFDSTUK IX ARBEIDSBEMIDDELINGSVERORDENING 1965 No.10 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME Landsverordening van 22 augustus 1964 houdende bepalingen met betrekking tot de arbeidsbemiddeling (Arbeidsbemiddelingsverordening).

Nadere informatie

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie RAPPORT inzake de klacht van Verzoeker tegen de Minister van Justitie 1. Inleiding Verzoeker heeft op 16 juli 2015 een verzoekschrift ingediend bij de Ombudsman van Curaçao waarin verzocht is om een onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346 Rapport Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346 2 Klacht Beoordeling Conclusie Onderzoek Bevindingen Klacht Verzoekster klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, vestiging Roosendaal, zonder

Nadere informatie

Besluit van Provinciale Staten

Besluit van Provinciale Staten Besluit van Provinciale Staten Vergaderdatum December 2015 Nummer 6856 Onderwerp Besluit controleverordening Provincie Zuid-Holland 2015 1 Besluit Provinciale Staten van Zuid-Holland, overwegende dat -

Nadere informatie

Reglement Geschillencommissie stichting Deurwaarders Collectief Nederland.

Reglement Geschillencommissie stichting Deurwaarders Collectief Nederland. Reglement Geschillencommissie stichting Deurwaarders Collectief Nederlan Definities Artikel 1 In dit Reglement wordt verstaan onder: Commissie: de Geschillencommissie; Stichting Deurwaarders Collectief

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 829 Wet van 16 december 2010 tot tweede aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius

Nadere informatie

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399 Rapport Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat UWV Gak, kantoor Breda, haar niet die informatie heeft verstrekt, die zij nodig acht om te kunnen berekenen

Nadere informatie

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Artikel 1 - Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Reglement klachten- en geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel

Nadere informatie

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon 070-3905578 -------- fax 070-3905171 Beschikking A. - B.

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon 070-3905578 -------- fax 070-3905171 Beschikking A. - B. Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk -------- Beschikking A. - B. 1.1 Bij brief van 6 juni 2000 heeft de heer A. (hierna A.) aan de Raad van Toezicht (hierna de Raad) verzocht om een oordeel te geven over een

Nadere informatie

Voordracht aan Provinciale Staten. Van Subcommissie Bestuur en Middelen. Mei xxxx. Wijziging controleverordening.

Voordracht aan Provinciale Staten. Van Subcommissie Bestuur en Middelen. Mei xxxx. Wijziging controleverordening. Voordracht aan Provinciale Staten Van Subcommissie Bestuur en Middelen Vergadering Mei 2013 Onderwerp Wijziging controleverordening Nummer xxxx 1 Ontwerpbesluit Provinciale Staten van Zuid-Holland, Gelet

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224 Rapport Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224 2 Klacht Op 12 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Altforst, met een klacht over een gedraging van de Immigratie-

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348 Rapport Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348 2 Klacht Op 10 maart 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer F. te Eindhoven, met een klacht over een gedraging van de

Nadere informatie

Reglement. KMS Reglementen. Raad van Beroep. Raad van Beroep. Pagina: 1 van 7. Geldig per: Opgesteld: Wiebe Boekema

Reglement. KMS Reglementen. Raad van Beroep. Raad van Beroep. Pagina: 1 van 7. Geldig per: Opgesteld: Wiebe Boekema Pagina: 1 van 7 Reglement Pagina: 2 van 7 Inhoudsopgave 1 Algemeen 3 2 Het aanhangig maken van een beroep 3 3 Samenstelling van een 3 4 Inlichtingen 4 5 Geheimhouding 4 6 Procedure 4 7 Uitspraak 6 8 Overige

Nadere informatie

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder. Intitulé : Bioscoopverordening Citeertitel: Bioscoopverordening Vindplaats : AB 1990 no. GT 12 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 1 1. Het

Nadere informatie

Controleverordening DCMR Milieudienst Rijnmond 2014

Controleverordening DCMR Milieudienst Rijnmond 2014 Controleverordening DCMR Milieudienst Rijnmond 2014 DCMR Milieudienst Rijnmond Parallelweg 1 3112 NA Schiedam telefoon: (010) 2468 000 telefax : (010) 2468 283 Web: http://www.dcmr.nl/ 1 van 5 Het algemeen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel

Nadere informatie

Klachtenregeling. Directeur De directeur van Pool Management & Organisatie b.v.

Klachtenregeling. Directeur De directeur van Pool Management & Organisatie b.v. Klachtenregeling Inleiding Klachtenregeling Pool Management Academy inzake cursussen, trainingen, opleidingen, coaching of begeleidingstrajecten, uitgevoerd door Pool Management Academy in opdracht van

Nadere informatie

lid van de vereniging : een aspirant-lid, gewoon lid dan wel buitengewoon lid van de vereniging;

lid van de vereniging : een aspirant-lid, gewoon lid dan wel buitengewoon lid van de vereniging; Reglement Tuchtzaken Het Reglement Tuchtzaken is laatstelijk gewijzigd en vastgesteld op 15 juni 2011 door het besluit van de algemene ledenvergadering Algemeen Preliminair Begripsomschrijving Voor de

Nadere informatie

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht Archiefverordening RUD Utrecht 2014 Het algemeen bestuur van de RUD Utrecht gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van RUD Utrecht Gelet op: artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Wijziging van de bepalingen inzake beroep in de Kieswet en de Wet Europese verkiezingen NADER GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET Wij eatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 april 2004 Rapportnummer: 2004/118

Rapport. Datum: 7 april 2004 Rapportnummer: 2004/118 Rapport Datum: 7 april 2004 Rapportnummer: 2004/118 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat de Belastingdienst/Zuidwest/kantoor Roosendaal het beroep tegen de afwijzing door de Belastingdienst/Haaglanden/kantoor

Nadere informatie

Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging. Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging. Nadat klagers hun opdracht tot dienstverlening bij verkoop van hun woning resp. perceel grond hadden ingetrokken, is onenigheid ontstaan over de door hun

Nadere informatie

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers 1 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 BEGRIPS- EN ALGEMENE BEPALINGEN... 3 HOOFDSTUK 2 BEHANDELING SCHRIFTELIJKE KLACHTEN... 4 HOOFDSTUK 3 KLACHTENREGISTRATIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 061 Wijziging van enkele wetten in verband met de reorganisatie van de inspectiefunctie binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat Nr.

Nadere informatie

ONTWERP DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,

ONTWERP DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME, WET van..., houdende regels inzake de financiële verhouding tussen de Staat en de districten (Wet Financiële Verhoudingen) ONTWERP DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME, In overweging genomen hebbende,

Nadere informatie

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl - Graag zou ik je bij dezen iets vertellen betreffende onnodig moeilijk taalgebruik dat geregeld wordt gebezigd. Alhoewel de meeste mensen weten dat ze gerust in spreektaal mogen schrijven, gebruiken ze

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Postadres : Ministerie van Justitie Waterloolaan 115 Kantoren : Regentschapsstraat 61 Tel. : 02 / 542.72.00 Fax : 02 / 542.72.12 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE

Nadere informatie

van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden

van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden U I T S P R A A K 12-17 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellant tegen de Examencommissie van de opleiding Talen en Culturen van Japan,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Regeling melding misstand woningcorporaties

Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling van de procedure voor het melden van een vermoeden van een misstand en van de (rechts)bescherming van de melder en de vertrouwenspersoon integriteit.

Nadere informatie

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus 279 1400 AG BUSSUM T: 035-6994210 F: 035-6945045

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus 279 1400 AG BUSSUM T: 035-6994210 F: 035-6945045 Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus 279 1400 AG BUSSUM T: 035-6994210 F: 035-6945045 Uitspraak van de Raad van Toezicht van de Nederlandse Vereniging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 383 Wet van 28 augustus 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met doeltreffendere rechtsmiddelen tegen niet tijdig beslissen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er in vervolg op zijn bij de Nationale ombudsman op 5 februari 2008 ingediende klacht over dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam in het

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Tekst geldend op: 26-08-2014) Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling Titel 9.1. Klachtbehandeling door een bestuursorgaan Afdeling 9.1.1. Algemene bepalingen Art. 9:1. 1. Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling

Nadere informatie

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl Zoek regelingen op overheid.nl Koninkrijksdeel Curaçao Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27 ste juli 1998 houdende regels, ter uitvoering

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 378 Wet van 3 juli 1996, houdende algemene regels over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht.

Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht. CVDR Officiële uitgave van Deventer. Nr. CVDR14362_1 15 maart 2016 Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht. HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 In deze instructie wordt verstaan onder:

Nadere informatie

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot

Nadere informatie

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden.

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden. VERTROUWELIJK No. 51 BESLUIT van 8 augustus 1949, zoals sedert gewijzigd, houdende nadere regelen met betrekking tot de organisatie, de werkwijze, de taak en de samenwerking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Nadere informatie

Klachtenregeling rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam

Klachtenregeling rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam Klachtenregeling rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam De besturen van de rechtbanken Amsterdam, Den Haag en Rotterdam Artikel 1 Definities In deze regeling wordt verstaan onder: a. een klacht:

Nadere informatie

Regeling ambtelijke bijstand aan raadsleden

Regeling ambtelijke bijstand aan raadsleden Gemeente Haarlem Regeling ambtelijke bijstand aan raadsleden Verordening nr. Datum in werking 15 Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. bijstand: het ambtelijke

Nadere informatie

5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende:

5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende: Beslissing Mw. A. - B. Per brief van 31 juli 2003 richt mw. A. (hierna A.) zich tot de Raad van Toezicht voor Octrooigemachtigden (hierna de Raad) met een klacht wegens niet geleverde diensten en het hiervoor

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2011:BR4527

ECLI:NL:RBARN:2011:BR4527 ECLI:NL:RBARN:2011:BR4527 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 27-07-2011 Datum publicatie 11-04-2012 Zaaknummer BM 2940 en 2943 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

27 BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN DOOR DE COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BEZWAARSCHRIFTEN PERSONELE AANGELEGENHEDEN

27 BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN DOOR DE COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BEZWAARSCHRIFTEN PERSONELE AANGELEGENHEDEN 27 BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN DOOR DE COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BEZWAARSCHRIFTEN PERSONELE AANGELEGENHEDEN Inhoudsopgave Onderwerp Artikel * Inleidende bepaling 27:1:1 * Begripsomschrijvingen 27:1:2

Nadere informatie

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016 Begripsomschrijving Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder: stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken;

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121 Rapport Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: - bij de afhandeling van zijn klacht van 18 november 2002

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 Rapport Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in haar brief aan verzoekster van 25 februari 2000 heeft

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 080.00 ingediend door: tegen: hierna te noemen klager`, hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4363-134 Betreft zaak: 4363 Dijkers & Pijl B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 770 Invoering van en aanpassing van wetgeving aan de Vaststellingswet titel 7.10 Burgerlijk Wetboek (arbeidsovereenkomst) (Invoeringswet titel

Nadere informatie

de aanvraag aan SIDN tot het uitvoeren van een bepaalde transactie met betrekking tot een domeinnaam;

de aanvraag aan SIDN tot het uitvoeren van een bepaalde transactie met betrekking tot een domeinnaam; Artikel 1 Begripsbepalingen Aanvraag: Beheerder: Betrokkene: Registrar: Domeinnaam: Domeinnaamaanvrager: Domeinnaamhouder: SIDN: Register: Verwerking: Verantwoordelijke: Wbp-regeling: de aanvraag aan SIDN

Nadere informatie

A. Definities. B. Algemene bepalingen

A. Definities. B. Algemene bepalingen ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR REGISTERMAKELAARS EN REGISTERTAXATEURS IN ROERENDE ZAKEN, LEDEN VAN DE FEDERATIE VAN TAXATEURS, MAKELAARS EN VEILINGHOUDERS IN ROERENDE ZAKEN, WELKE VOORWAARDEN ZIJN GEDEPONEERD

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND HOOFDSTUK 1. DEFINITIES Artikel 1. Definities In deze regeling worden de volgende definities gebruikt: betrokkene: degene die al dan niet in

Nadere informatie

2. Ouder/verzorger klaagt er verder over dat organisatie niet heeft gereageerd op haar brief d.d. 22 december 2008.

2. Ouder/verzorger klaagt er verder over dat organisatie niet heeft gereageerd op haar brief d.d. 22 december 2008. 09-40 Communicatie, financiën 2009 Opvangvorm organisatie met meer kinderopvangvormen Betreft financiën Inleiding De klacht 1. Ouder/verzorger klaagt er over dat organisatie haar al enige tijd lastig valt

Nadere informatie

REGLEMENT KLACHTEN(ADVIES)COMMISSIE STICHTING EIGEN BOUW

REGLEMENT KLACHTEN(ADVIES)COMMISSIE STICHTING EIGEN BOUW REGLEMENT KLACHTEN(ADVIES)COMMISSIE STICHTING EIGEN BOUW Artikel 1: Begrippen In dit reglement wordt verstaan onder: Stichting: Raad van Toezicht: Bestuur: Medewerker: Commissie: Klager: De Stichting Eigen

Nadere informatie

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed. 13-16 RvT Amsterdam Informatie aan niet-opdrachtgever. Oppervlakte woning. Klager heeft in 2006 een woning gekocht. Klager verwijt de makelaar van de verkoper dat hij in de verkoopbrochure heeft vermeld

Nadere informatie

Rapport. inzake. de stichting FUNDASHON E HENDE. tegen. de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

Rapport. inzake. de stichting FUNDASHON E HENDE. tegen. de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning Rapport inzake de stichting FUNDASHON E HENDE tegen de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning Scharlooweg 41, Tel: (+5999) 461-0303 Fax: (+5999) 461-9483 Info@ombudsman-curacao.cw 1. Inleiding

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie

Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie Klachtenregeling externe klachtencommissie SMO Traverse en RIBW Brabant De tekst van deze klachtenregeling is in de mannelijke vorm geschreven, hiermee

Nadere informatie

Beoogd effect en/of resultaat Bundeling en stroomlijning van de processen op het terrein van de behandeling van bezwaarschriften.

Beoogd effect en/of resultaat Bundeling en stroomlijning van de processen op het terrein van de behandeling van bezwaarschriften. Raadsvoorstel 25 Vergadering 6 maart 2007 Gemeenteraad Onderwerp : Vaststelling Verordening behandeling bezwaarschriften Helmond 2007. B&W vergadering : 16 januari 2007 Dienst / afdeling : MO.BJZ Aan de

Nadere informatie

SURINAME. WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106

SURINAME. WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106 SURINAME WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106 LANDSVERORDENING van 14 juli 1962 tot regeling van de collectieve arbeidsovereenkomst. IN NAAM DER KONINGIN!

Nadere informatie

Begripsbepalingen: Artikel 1 Tuchtreglement Artikel 2 Tuchtrechtspraak Artikel 3 Bevoegdheid Artikel 4 Strafbaarheid...

Begripsbepalingen: Artikel 1 Tuchtreglement Artikel 2 Tuchtrechtspraak Artikel 3 Bevoegdheid Artikel 4 Strafbaarheid... TUCHTREGLEMENT VAN DE ATLETIEK- EN RECREATIESPORTVERENIGING THOR Vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering op 22 november 2010 Inhoud Begripsbepalingen:... 2 Artikel 1 Tuchtreglement... 2 Artikel 2

Nadere informatie

Reglement Geschillencommissie Arbodiensten

Reglement Geschillencommissie Arbodiensten Reglement Geschillencommissie Arbodiensten Definities Artikel 1 In dit Reglement wordt verstaan onder: a. Commissie: de Geschillencommissie Arbodiensten; b. Boaborea: de branchevereniging van dienstverleners

Nadere informatie