Meerjarenplan MJA Energie-Efficiency Vereniging voor Aardappelverwerkende Industrie

Transcriptie

1 Meerjarenplan MJA Energie-Efficiency Vereniging voor Aardappelverwerkende Industrie

2 Inhoudsopgave 1 INLEIDING CONTEXT MEERJARENPLAN TERUGBLIK MJP MEERJARENPLAN Inleiding Doelstelling en geplande maatregelen Branche-activiteiten Kennisoverdracht...10 BIJLAGE

3 1 Inleiding In 1996 heeft de Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie (VAVI) de eerste meerjarenafspraak afgesloten met de overheid. Inmiddels zijn de afspraken de derde periode van de overeenkomst ingegaan en neemt de VAVI sinds 1 juli 2008 ook deel aan deze overeenkomst. Bedrijven die deelnemen aan MJA3: spannen zich in om 30 procent energie-efficiëntieverbetering te bereiken in de periode stellen vierjaarlijks een energie-efficiencyplan (EEP) op. zijn verplicht zogenoemde zekere besparingsmaatregelen uit te voeren (terugverdientijd kleiner dan vijf jaar). voeren systematisch energiezorg in. spannen zich in om energie-efficiëntie door middel van ketenefficiency en duurzame energie te realiseren. rapporteren jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van het convenant. In het Meerjarenplan (MJP) leggen sectoren hun energie-efficiency doelstellingen vast en wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe deze doelstellingen worden gerealiseerd. Deze notitie beschrijft eerst de context van het MJP voor de aardappelverwerkende bedrijven en geeft een terugblik op de periode Afgesloten wordt met het MJP voor de periode Dit MJP geeft dus weer op welke wijze de aardappelverwerkende industrie (vertegenwoordigd door VAVI) invulling beoogt te geven aan de verplichtingen die zijn aangegaan bij ondertekening van de MJA3. Deze notitie is ter commentaar voorgelegd aan de Overleggroep Energie. De reacties zijn verwerkt en de definitieve versie is goedgekeurd door Ledenvergadering d.d

4 2 Context Meerjarenplan De Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie (VAVI) bestaat uit zeven ondernemingen die tezamen 15 productievestigingen in Nederland bezitten. Daarnaast is Oerlemans Food lid van VAVI, maar zij neemt deel aan de MJA3 van de Groente- en Fruitverwerkende industrie (VIGEF). De gegevens van dit bedrijf zijn dan ook niet meegenomen in deze rapportage. De Vereniging verenigt circa 95% van de productiecapaciteit van verwerking van consumptieaardappelen in Nederland. De aardappelverwerkende industrie is internationaal actief en sterk gericht op export. Het is een sterk competitieve markt met concurrentie in de Benelux, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Sinds 2001 brengt de VAVI verslag uit over haar activiteiten op het gebied van duurzaam ondernemen. Op dat gebied beschikt de VAVI over een duidelijke visie. De aardappelverwerkende industrie zoekt naar een manier van ondernemen met een evenwicht tussen financieel-economische resultaten, sociale belangen én reductie van milieubelasting. De industrie wil daarbij de grondstof aardappel optimaal verwaarden, met minimale verspilling, met alternatieve energie, onder voedselveilige condities en gericht op innovatie. In VAVI-verband gaat de aandacht vooral uit naar de keten, zoals beheersing van aardappelziekten en de beschikbaarheid van zoet water en verwaarding van reststromen. Duurzaamheid is bij uitstek een onderwerp dat branche-overkoepelend is. Een samenwerking waarbij er integraal in de keten wordt samengewerkt aan dit onderwerp, lijkt de grootste uitdaging. Voor de VAVI spelen bij de uitvoering van (branche brede) maatregelen twee ontwikkelingen een belangrijke rol: economische situatie: naast de huidige onzekere economische omstandigheden legt het retailkanaal prijsdruk bij VAVI lidbedrijven.. beschikbare landbouwareaal: als gevolg van de graanprijsontwikkeling kiezen meer akkerbouwers voor het verbouwen van graan dat minder risico geeft en goedkoper is. Daarmee wordt het landbouwareaal dat beschikbaar is voor VAVI-lidbedrijven steeds kleiner. Beide ontwikkelingen leiden tot een behouden investeringsklimaat in de sector. Hierdoor starten bedrijven vernieuwende projecten vrijwel alleen op als het rendement binnen korte termijn gegarandeerd is. Tot slot is de Energy Efficiency Directive voor VAVI van belang. Deze Europese richtlijn stelt een raamwerk van energie efficiëntie maatregelen voor om de doelstelling van 20% energie efficiëntie in 2020 te bereiken. De Nederlandse overheid dient deze directive per 1 januari 2014 te implementeren in haar regelgeving. Mogelijk is dit van invloed op de Meerjarenafspraak energie-efficiency MJA3. Najaar 2013 wordt duidelijkheid verwacht over de wijze van implementatie en zal VAVI de impact daarvan bepalen voor dit MJP. 4-11

5 3 Terugblik MJP Het besparingspotentieel van zekere en voorwaardelijke maatregelen, zoals dat in het MJP is opgenomen, bestond uit 16,7% oftewel TJ. Op basis van de emjv s over de periode is er een analyse uitgevoerd op de vorderingen van de uitvoering van de geplande maatregelen. De periode voor de Meerjarenplannen Energie Efficiency en de individuele Energie Efficiency Plannen lopen niet synchroon. Hierdoor is het niet mogelijk geweest om de gegevens uit het jaar 2012 mee te nemen in dit deze terugblik. Uit de analyse bleek dat met nog 1 jaar te gaan in de planperiode, er in totaal 858 TJ aan proces-, keten- en duurzame energiemaatregelen zijn uitgevoerd. Dit is 60% van de totale MJP-doelstelling voor de periode Onderstaande grafiek geeft de jaarlijkse ontwikkeling aan van het effect van de getroffen EEP-maatregelen binnen de sector ten opzichte van het MJP-basisjaar De horizontale lijnen zijn de MJP-doelstelling op basis van zekere en voorwaardelijke maatregelen van VAVI en de MJA-3 doelstelling voor de betreffende planperiode. VAVI presteert met nog één jaar te gaan weliswaar onder haar eigen zeer ambitieuze doelstelling maar boven de MJA3 doelstelling van 8%. Aandeel van energieverbruik 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Voortschrijdend resultaat versus MJP-doelstelling Doelstelling Resultaat Figuur 3-1; voortschrijdend resultaat versus MJP-doelstelling en MJP VAVI doelstelling In onderstaande tabel is gekeken bij welke (sub)categorieën/soort maatregelen de realisatie is achtergebleven op de planning, kortom de zekere en voorwaardelijke maatregelen gepland voor 2009, 2010 of 2011, die nog openstaan. Tabel 3-1; verdeling niet uitgevoerde maatregelen Categorie Subcategorie Aantal maatregelen Totaal in TJ Procesefficiency Energiezorg en 8 9,7 gedragsmaatregelen Installaties en gebouwen 11 59,3 Procesmaatregelen 7 47,9 Totaal Procesefficiency ,9 Ketenefficiency Samenwerking op locatie 1 14,2 Totaal Ketenefficiency 1 14,2 Duurzame energie Energie uit afval en biomassa 4 248,9 Totaal Duurzame energie 4 248,9 Eindtotaal ,1 5-11

6 Het nog openstaande potentieel van alle niet uitgevoerde zekere en voorwaardelijke maatregelen , is 42% van de MJP-doelstelling Het grootste deel hiervan ligt in de categorie duurzame energie: subcategorie Energie uit afval en biomassa (65%). Belangrijke oorzaak hiervan ligt in de huidige onzekerheid rondom de investeringsaftrek en daarmee de verwachte terugverdientijd, en vertraging rondom vergunningverlening. Daarnaast is het inzicht toegenomen dat in het kader van het project Biobased Economy verwaarding van reststromen ten behoeve van Feed, Food en Pharma meer toegevoegde waarde biedt dan vergisting. Verder is aangegeven dat maatregelen uitgesteld zijn en geplande maatregelen vervangen zijn door aanvullende maatregelen. Reden voor het uitstel ligt in belangrijke mate in het behoudende investeringsklimaat binnen de sector. Zie ook hoofdstuk 2. Bovenstaande analyse is in februari 2013 besproken in de Overleggroep Energie. In het MJP was ook een aantal branchebrede maatregelen opgenomen. De status hiervan is als volgt: het duurzaamheidsrapport dat de VAVI in 2003 publiceerde, naar aanleiding van het symposium samen met kwaliteit naar de top is geactualiseerd. In 2011 is een nieuwe inventarisatie gemaakt van de activiteiten op het gebied van duurzaam ondernemen binnen de industrie. Dit leidde tot het duurzaamheidsrapport 2010, met daarin aandacht voor de aardappelverwerkende industrie in relatie tot sociale aspecten, milieuaspecten en economische aspecten. Voor het publiek bracht de industrie daarnaast een brochure uit die alle belangrijke kwesties aanstipt, met bijpassende voorbeelden van de lidbedrijven. de Voorstudie, waarin een visie voor de aardappelverwerkende sector tot 2030 werd gepresenteerd, is uitgevoerd en opgeleverd in Naar aanleiding hiervan is de verwaarding van reststromen als belangrijke ontwikkelrichting geïdentificeerd. Via haalbaarheidsstudies is in 2011 de potentie van restwarmte, secundaire reststromen en tertiaire reststromen bepaald. naar aanleiding daarvan zijn drie verdiepende studies op brancheniveau uitgevoerd, betreffende: oopwerking van zuiveringsslib, digestaat en/of struviet tot meststof, ode verwaarding van aardappelreststromen; odoorrekening van de restwarmtebenutting door gebruikmaking van innovatieve restwarmtetechnieken als twin-coilsysteem, compressiewarmtepomp, en/of absorptiewarmtepomp. betreffende de opwerking van zuiveringsslib, digestaat en/of struviet tot meststof is besloten aansluiting te zoeken bij reeds bestaande initiatieven/green Deals in de markt. betreffende de verwaarding van aardappelreststromen loopt het onderzoek nog. betreffende restwarmte geeft de studie een goed inzicht in de mogelijkheden om restwarmte te benutten. Exacte terugverdientijden worden echter sterk bepaald door lokale omstandigheden. Geadviseerd is dan ook om een haalbaarheidsonderzoek voor de eigen bedrijfslocatie, waar relevant, op te nemen in het Energie-Efficiency Plan tarragrond terugbrengen in de landbouw: met de inwerkingtreding van het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit op 1 januari 2008, is omgang met tarragrond definitief verankerd. Daarnaast is een aantal van de VAVI-leden in het bezit van een fabrikant-eigen-verklaring. In deze verklaring is beschreven hoe het desbetreffende bedrijf omgaat met tarragrond en hoe het bewaakt dat er geen milieubelastende stoffen aan deze tarragrond worden toegevoegd. Hierdoor is het transport van tarragrond verminderd. stimulering van de ontwikkeling van pootgoed, van genomics en van teelt- en opslagbegeleiding bij de akkerbouwer zijn doorlopende acties om te komen tot rendementsverbetering in de keten. De overige acties uit het MJP zijn in het licht van de Voorstudie beoordeeld en geactualiseerd met het bovenstaande actieprogramma. Daadwerkelijke uitvoering van dit actieprogramma wordt echter sterk bepaald door de ontwikkelingen zoals die in hoofdstuk 2 Context zijn geschetst. 6-11

7 4 Meerjarenplan INLEIDING In de periode is het doel om jaarlijks 2%, dus in totaal 30%, energie-efficiency te realiseren. Binnen de individuele EEP s en de overkoepelende MJP worden reductiemaatregelen vastgelegd die betrekking hebben op zowel productieprocessen als de keten. Dit MJP geeft weer op welke wijze de aardappelverwerkende industrie invulling beoogt te geven aan de verplichtingen voor de periode , die zijn aangegaan bij de ondertekening van de MJA3. Dit MJP is opgesteld aan de hand van de door Agentschap NL getoetste Energie-Efficiency Plannen (EEP s) van 15 aardappelverwerkende inrichtingen. 4.2 DOELSTELLING EN GEPLANDE MAATREGELEN De aardappelverwerkende bedrijven hebben in hun individuele EEP s de mogelijke energie-efficiency maatregelen voor de periode weergegeven. Zij hebben zich voor deze periode tot doel gesteld om de energie-efficiency met meer dan 19,6 % te verbeteren. Dit is de som van alle zekere en voorwaardelijke maatregelen van de EEP s. Hiermee zit de sector ruim boven de MJA-doelstelling van 8% over de periode De vermeden CO 2 -uitstoot komt hiermee naar verwachting uit op circa 111,3 kton op jaarbasis. De besparingen zijn berekend ten opzichte van het productievolume en het primaire energieverbruik van basisjaar In onderstaande tabel staat een overzicht uitgesplitst naar subcategorie. Tabel 4-1; verdeling van energiebesparingspotentiëlen over (sub)categorieën, gebaseerd op de zekere en voorwaardelijke maatregelen in de EEP s Categorie Subcategorie Aantal maatregelen Energiebesparing percentage Energieefficiency verbetering (TJ) Vermeden CO 2 - uitstoot (ton) Procesefficiency Energiezorg en ,90% gedragsmaatregelen Installaties en gebouwen ,60% Procesmaatregelen ,22% Strategische projecten ,39% Totaal Procesefficiency ,11% Ketenefficiency Materiaalbesparing ,29% Optimalisatie distributie ,47% Optimalisatie productafdanking ,49% en -herverwerking Samenwerking op locatie ,01% Totaal Ketenefficiency ,25% Duurzame energie Energie uit afval en biomassa ,20% Totaal Duurzame energie ,20% Eindtotaal ,56%

8 Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verdeling van maatregelen per subcategorie en kwantificatie. Tabel 4-2; verdeling van maatregelen naar type Categorie Subcategorie Kwalificatie Voorwaard Onzeker elijk Zeker Eindtotaal Procesefficiency Energiezorg en gedragsmaatregelen Installaties en gebouwen Procesmaatregelen Strategische projecten 1 1 Totaal Procesefficiency Ketenefficiency Materiaalbesparing Optimalisatie distributie Optimalisatie productafdanking en -herverwerking Samenwerking op locatie 1 1 Totaal Ketenefficiency Duurzame energie Inkoop duurzame energie 1 1 Energie uit afval en biomassa Totaal Duurzame energie Eindtotaal Tabel 4-3; verdeling van voorwaarden van voorwaardelijk maatregelen Voorwaarde eigen invoer Duurzame energie Ketenefficiency Procesefficiency Eindtotaal Gunstige investeringsbeslissing Geen voorwaarden benoemd Onderdeel van onderhoud/verandering Geen nadelig gevolg voor kwaliteit Beschikbaarheid budget Positieve uitkomst proeffase Economische situatie Verkrijgen vergunning/contract Eindtotaal Aan de hand van de voorwaarden die zijn opgegeven, heeft VAVI gekeken in welke mate een branche brede aanpak uitvoering van voorwaardelijke maatregelen kan bevorderen. Zo staan er diverse voorwaardelijke maatregelen op het gebied van procesoptimalisatie gepland maar vanwege de concurrentiegevoeligheid wordt informatie over de bereikte resultaten niet gedeeld met overige leden voor de branchevereniging. Ook wordt als voorwaarde het verkrijgen van een vergunning rondom een vergister genoemd. Indien dit voor meer leden een issue blijkt te zijn zal VAVI overwegen of een branche brede aanpak op dit gebied toegevoegde waarde heeft. De analyse van de overige voorwaarden die zijn opgegeven, bevestigen de ontwikkelingen zoals die geschetst zijn in hoofdstuk 2. Bedrijven zijn terughoudend met het doen van investeringen en voeren alleen vernieuwende maatregelen als het rendement binnen korte termijn gegarandeerd is. 8-11

9 4.3 BRANCHE-ACTIVITEITEN Uit de nadere analyse van de individuele maatregelen uit de EEP s blijkt dat de haalbaarheidsstudies die uit de Voorstudie voortgekomen zijn, geslaagd zijn in hun doel om bedrijven inzicht te geven op kansrijke (innovatieve) technologieën, die bijdragen aan de verduurzaming van hun bedrijfsvoering én mogelijk een belangrijke kostenbesparing oplevert. Zo zijn er veel maatregelen gepland betreffende restwarmte. Vanwege de concurrentiegevoeligheid is het echter niet mogelijk om informatie over de bereikte resultaten met overige lidbedrijven te delen. Voorgesteld wordt een gebruikersgroep Restwarmte samen te stellen die tenminste eenmaal per jaar bijeenkomt om ervaringen uit te wisselen. Uit de nadere analyse van de individuele maatregelen uit de EEP s zijn onderstaande aandachtsgebieden ontleend, die door een branche brede aanpak mogelijk kunnen leiden tot een meer adequate aanpak binnen de sector: Er zijn een aantal maatregelen op het gebied van verlichting opgevoerd (drie bedrijven). Eventueel kan er informatie over de mogelijkheden van energiebesparing op het gebied van verlichting via de branche-website worden verschaft. Aangezien energiezuinige verlichting VGI-breed speelt valt ook te denken aan een cross sectorale workshop verlichting. Dit maakt de kans groter dat de bedrijven de verlichtingsmaatregel ook uitvoeren. Een beperkt aantal maatregelen is verantwoordelijk voor een groot deel van de ambitie van de hele sector. Meer dan 63% van de ambitie van de sector wordt bepaald door slechts tien grote maatregelen. Daarmee is het behalen van de gestelde besparingsambitie dus in grote mate afhankelijk van het uitvoeren van deze maatregelen. Om voorkeursbehandeling te voorkomen, ziet VAVI voor zichzelf geen mogelijkheden om de uitvoering van deze maatregelen te ondersteunen. In totaal zijn er 14 maatregelen wel gepland, maar nog niet gekwantificeerd (zeven voorwaardelijk en zeven onzeker). Dit vertegenwoordigt mogelijk nog een aanzienlijk besparingspotentieel, dat nu nog ondoorzichtig is. Een branche brede aanpak van ondersteuning is hierbij lastig, omdat het type maatregelen heel divers is. Er zijn zeven maatregelen die het verschil tussen bruto product en netto product (productefficiëntie) willen aanpakken. Vanwege de concurrentiegevoeligheid is het echter niet mogelijk om informatie over de bereikte resultaten met overige lidbedrijven te delen. Daarnaast heeft de VAVI de volgende acties gepland: actualiseren duurzaamheidsrapport. In 2010 is een actualisatie van het duurzaamheidsrapport 2003 opgeleverd. In 2013 vindt een nieuwe inventarisatie van de ontwikkelingen op het gebied van duurzaam ondernemen binnen de branche plaats, waarna het rapport wordt geactualiseerd. omdat het thema niet uniek is voor de aardappelverwerkende industrie, tracht VAVI zich betreffende opwerking van zuiveringsslib, digestaat en struviet tot meststof in 2013 aan te sluiten bij reeds lopende initiatieven. Gedacht wordt aan Green Deal van de Unie van Waterschappen en het Ketenakkoord Fosfaatkringloop. in 2013 komt naar verwachting de concrete business case voor de winning van tussenproducten uit aardappelreststromen beschikbaar. Vervolgmaatregelen zijn afhankelijk van de besluitvorming door de VAVI-ledenvergadering. kunststofrecycling: in samenwerking met VIGEF en een verwerker is VAVI in 2013 een inventarisatie gestart onder haar lidbedrijven naar kunststofverpakkingsstromen. Deze inventarisatie moet zicht bieden op mogelijkheden voor verbetering van milieuprestaties en kostenreductie. Dit project wordt geleid door een aparte stuurgroep, die aan de Commissie Milieu rapporteert. kritische succesfactor voor succesvolle realisatie van de beoogde energie-efficiency technieken is een efficiënte inrichting van de (nieuwe) keten. Hiervoor is samenwerking met (nieuwe) ketenpartner(s) noodzakelijk. Voorgesteld wordt om in 2013 een zogenaamde Stakeholderdialoog (workshop met ketenpartners) te organiseren. Het doel hiervan is om gezamenlijk een start te maken voor nadere kennismaking, het zicht krijgen op elkaars uitgangspunten en toekomstbeelden, en zo een 9-11

10 gemeenschappelijke visie te ontwikkelen uitgaande van cradle-to-cradle (zero waste) en sluiting van (foskaat)kringlopen op lokaal niveau (circulaire economie). 4.4 KENNISOVERDRACHT Betreffende energie-efficiency vindt op twee manieren afstemming en kennisuitwisseling plaats: Commissie Milieu Ledenvergadering VAVI De overige informatieoverdracht wordt per project of per thema ingericht. De overall verantwoordelijkheid van de branche brede energie-efficiency maatregelen ligt bij de Commissie Milieu. Aan deze Commissie nemen vertegenwoordigers van alle lidbedrijven deel. De Commissie wordt voorgezeten door de branche-secretaris. Deze Commissie identificeert projecten en adviseert de VAVIledenvergadering over de projectdefinitie, -resultaten, -organisatie en -planning. Per project is een trekker vanuit de commissie aangewezen. De branchesecretaris coördineert de uitvoering van de goedgekeurde projecten. Tijdens de periodieke overleggen wordt de voortgang besproken en worden ervaringen uitgewisseld. In de Commissie Milieu vindt ook signalering plaats van eventuele nieuwe energie-efficiency ontwikkelingen. Deze worden besproken en indien relevant wordt een nieuw project gedefinieerd. De Overleggroep Energie is het platform voor overleg tussen de lidbedrijven en het ministerie. De branchesecretaris treedt op als de voorzitter en Agentschap NL faciliteert dit proces. In samenwerking met het ministerie wordt bekeken op welke wijze de toegevoegde waarde van de OGE voor haar deelnemers kan verbeteren. Informatie uit de Commissie Milieu en de OGE over technieken, concepten, samenwerking en projecten wordt via het doorsturen van vergaderstukken, gerichte mailingen of het opnemen van de betreffende informatie, achter de ledentoegang van de VAVI-website verspreidt. Daarnaast is samenwerking met bedrijven buiten de aardappelverwerkende industrie, ketenpartners en andere partijen cruciaal om de ambitie te realiseren. Het primaire doel van het uitgeven van het Duurzaamheidsrapport en de bijbehorende brochure is dan ook bekendmaking van de ambitie en geplande projecten, om zo partijen te interesseren. Ter ondersteuning hiervan komt voorjaar 2013 ook een korte branchefilm beschikbaar, waarin duurzame activiteiten bij VAVIleden worden uitgelicht. Al deze uitingen worden op de VAVI-website geplaatst en zullen waar mogelijk gebruikt worden tijdens branche-overstijgende duurzaamheidsbijeenkomsten. Periodiek organiseert de VAVI in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Groente- en Fruitverwerkende industrie (VIGEF) en de Vereniging Nederlandse Fabrikanten van Bakkerijgrondstoffen (NEBAFA) een netwerkbijeenkomst voor politici en beleidsmakers van ministeries, onderzoekers en andere belangbehartigers in de voedingssector. Het doel van deze bijeenkomst is om politici, beleidsmakers en ondernemers meer met elkaar in gesprek te brengen over actuele thema s, waaronder duurzaamheid en energie-efficiency. Ook technieken uit andere branches kunnen bruikbaar zijn voor VAVI. Om deze ontwikkelingen en ontwikkelingen bij ketenpartners goed te kunnen volgen neemt VAVI onder andere deel aan de Commissie Duurzaamheid van FNLI en de Overleggroep Producenten Natte Diervoeders (OPNV). Daarnaast gebruikt VAVI maatregellijsten zoals die door Agentschap NL beschikbaar zijn gesteld ten behoeve van het opstellen van de EEP s, ter verdere inspiratie. Informatie over deze projecten geeft VAVI door aan haar lidbedrijven

11 Er is overwogen om ook op het gebied van koeling samenwerking te zoeken met relevante branches. Maar omdat verbetering alleen mogelijk is bij een totale vernieuwing van de koelinstallatie gaat een bedrijf zich dan ook alleen oriënteren op de koeltechnische ontwikkelingen als het budget beschikbaar heeft voor zo n investering. Het organiseren van een gestructureerde vorm van kennisuitwisseling heeft daarom geen toegevoegde waarde voor VAVI

12 Bijlage 1 In de aardappelverwerkende industrie nemen de volgende ondernemingen met in totaal 15 inrichtingen deel aan de MJA. Onderneming Inrichting Vestigingsplaats Agristo Tilburg BV Agristo NV Tilburg Aviko BV Aviko BV Cuijk Aviko BV Steenderen Aviko BV Lomm Aviko Rixona BV Oostrum (Venray) Aviko Rixona BV Warffum Cêlavita BV Cêlavita BV Wezep Farm Frites Farm Frites BV Oudenhoorn Lamb Weston/Meijer VOF Lamb Weston / Meijer VOF Bergen Op Zoom Lamb Weston / Meijer VOF Kruingingen Lamb Weston / Meijer VOF Oosterbierum McCain Foods Holland BV McCain Foods Holland BV 's-heer Arendskerke McCain Foods Holland BV Lelystad Peka Kroef BV Peka Kroef BV Odiliapeel Peka Kroef BV Asten 12-11