Provinciale Statenfractie Noord-Brabant

Transcriptie

1 Provinciale Statenfractie Noord-Brabant Den Bosch, 5 januari 2011 Betreft: activiteiten stichting de Noodkreet, vragen ex art Geacht College, Tijdens de vergadering van de commissie Zorg, Welzijn en Cultuur heeft D66 u gevraagd naar de overlap in activiteiten tussen stichting de Noodkreet en de Participatiewerkplaats Jeugd, onderdeel van Zorgbelang Brabant. Uw college antwoordde tijdens deze vergadering dat deze organisaties deel uitmaken van één organisatie en er zodoende geen probleem zou zijn. Extra onderzoek van onze fractie wijst uit dat de stichting de Noodkreet wel degelijk een zelfstandige organisatie is. De Participatiewerkplaats Jeugd en stichting de Noodkreet hebben afgelopen jaar samengewerkt. Deze samenwerking heeft echter een opmerkelijke wending gekregen op het moment dat de Participatiewerkplaats Jeugd subsidie toegezegd is via het Uitvoeringsprogramma Jeugd voor soortgelijke activiteiten als die de stichting de Noodkreet in het verleden altijd heeft uitgevoerd: de individuele cliëntondersteuning. De Statenfractie van D66 heeft signalen ontvangen dat de vorig jaar opgezette samenwerking tussen de Noodkreet en de Participatiewerkplaats Jeugd hiermee onder druk is komen te staan. D66 Brabant maakt zich zorgen over onnodige onrust die er mogelijk voor kan zorgen dat de organisaties veel tijd kwijt zijn aan bestuurlijke activiteiten. De jeugdzorg kent teveel versnippering. D66 Brabant wil dat provinciale subsidie zo slim mogelijk wordt ingezet en volledig ten bate komt van de cliënten van jeugdzorg. Stichting de Noodkreet vervult daarin een onderscheidende functie binnen de ondersteuning van cliënten van jeugdzorg. Wij vragen uw college opheldering over de gang van zaken middels de volgende vragen: 1. Erkent u dat de stichting de Noodkreet een zelfstandige organisatie is? Zo nee, waarom niet? 2. Bent u met D66 Brabant van mening dat de stichting de Noodkreet een onderscheidende functie vervult binnen de ondersteuning van cliënten van jeugdzorg? Zo nee, waarom niet? 3. Bent u op de hoogte van de spanningen binnen de voorheen succesvolle samenwerking tussen de stichting de Noodkreet en de Participatiewerkplaats Jeugd en Zorgbelang Brabant? 4. Bent u met D66 Brabant van mening dat concurrentie tussen organisaties in dit geval niet in het belang van de cliënten van jeugdzorg is? Zo nee, waarom niet? 5. Is de bovengenoemde verandering in subsidiering gebaseerd op een beleidswijzing? 6. Is de verandering in subsidiering vooraf voldoende onderzocht op uitvoerbaarheid? Zo nee, bent u bereid uw besluit te herzien? Zo ja, kunt u dit toelichten? Wij zien uit naar uw spoedige beantwoording. Met vriendelijke groeten, Paul de Beer Commissielid Maruška Lestrade-Brouwer Fractievoorzitter D66 Noord-Brabant Postbus MC s-hertogenbosch T: E: d66@brabant.nl

2 Mevrouw M. Lestrade-Brouwer Heult SC BOXTEL Brabantlaan 1 Postbus MC s-hertogenbosch Telefoon (073) Fax (073) info@brabant.nl Bank ING ** Onderwerp Beantwoording vragen ex art. 3.2 Reglement van Orde betreffende activiteiten van Stichting de Noordkreet. Geachte mevrouw Lestrade, Bij brief van 5 januari 2011, ingekomen op 6 januari 2011, heeft u namens de D66-fractie ingevolge artikel 3.2 van het Reglement van Orde voor Provinciale Staten een vraag gesteld, te weten: Tijdens de vergadering van de commisssie Zorg, Welzijn en Cultuur heeft D66 u gevraagd naar de overlap in activiteiten tussen stichting De Noodkreet en de Participatiewerkplaats Jeugd, onderdeel van Zorgbelang Brabant. Uw college antwoordde tijdens deze vergadering dat deze organisaties deel uitmaken van één organisatie en er zodoende geen probleem zou zijn. Extra onderzoek van onze fractie wijst uit dat de stichting De Noodkreet wel degelijk een zelfstandige organisatie is. De Participatiewerkplaats Jeugd en stichting De Noodkreet hebben afgelopen jaar samengewerkt. Deze samenwerking heeft echter een opmerkelijke wending gekregen op het moment dat de Participatiewerkplaats Jeugd subsidie toegezegd is via het Uitvoeringsprogramma Jeugd voor soortgelijke activiteiten als die stichting De Noodkreet in het verleden altijd heeft uitgevoerd: individuele cliëntondersteuning. De Statenfractie van D66 heeft signalen ontvangen dat de vorig jaar opgezette samenwerking tussen de Noodkreet en de Participatiewerkplaats Jeugd hiermee onder druk is komen te staan. D66 Brabant maakt zich zorgen over onnodige onrust die er mogelijk voor kan zorgen dat de organisaties veel tijd kwijt zijn aan bestuurlijke activiteiten. De jeugdzorg kent te veel versnippering. D66 Brabant wil dat provinciale subsidie zo slim mogelijk wordt ingezet en volledig ten bate komt van cliënten in de jeugdzorg. Stichting de Noodkreet vervult daarin een onderscheidende functie binnen de ondersteuning van cliënten in de jeugdzorg. Wij vragen uw college opheldering over de gang van zaken middels de volgende vragen: Uw kenmerk 5 januari Contactpersoon F.J.J. Glorius/M. Meijs Directie Sociale & Culturele Ontwikkeling Telefoon (073) Fax (073) Bijlage(n) - FGlorius@brabant.nl Het provinciehuis is vanaf het centraal station bereikbaar met stadsbus, lijn 61 en 64, halte Provinciehuis, met de treintaxi en met de OV-fiets.

3 1. Erkent u dat de stichting de Noodkreet een zelfstandige organisatie is? Zo nee, waarom niet? 2. Bent u met D66 Brabant van mening dat de stichting de Noodkreet een onderscheidende functie vervult binnen de ondersteuning van cliënten van jeugdzorg? Zo nee, waarom niet? 3. Bent u op de hoogte van de spanningen binnen de voorheen succesvolle samenwerking tussen de stichting de Noodkreet en de Participatiewerkplaats Jeugd en Zorgbelang Brabant? 4. Bent u met D66 Brabant van mening dat concurrentie tussen organisaties in dit geval niet in het belang van de cliënten van jeugdzorg is? Zo nee, waarom niet? 5. Is de bovengenoemde verandering in subsidiëring gebaseerd op een beleidswijzing? 6. Is de verandering in subsidiëring vooraf voldoende onderzocht op uitvoerbaarheid? Zo nee, bent u bereid uw besluit te herzien? Zo ja, kunt u dit toelichten? In de commissievergadering ZWC van 14 januari 2011 is Stichting de Noodkreet in de rondvraag besproken. De commissie wil de volgende vraag meenemen in de beantwoording van de statenvragen. Is extra financiering van Stichting De Noodkreet door verschuiving van de subsidiestromen binnen cliëntenbeleid mogelijk? Stichting De Noodkreet draagt namelijk uit dat het maatschappelijk rendement van De Noodkreet groot is (gemiddeld in 2009 ( ,-) en dat zij een lage kostprijs per traject hanteren ( 1228,-) Wij beantwoorden deze vragen als volgt. Op grond van de Wet op de Jeugdzorg subsidiëren wij stichting Zorgbelang Brabant om er zorg voor te dragen dat cliënten van Bureau Jeugdzorg en van Zorgaanbieders een beroep kunnen doen op een cliëntvertrouwenspersoon. Naast de financiering van deze wettelijke taak subsidiëren wij stichting Zorgbelang voor de Participatiewerkplaatsen Jeugd (ten behoeve van collectieve belangenbehartiging) en voor de inkoop van een vooraf afgesproken aantal trajecten individuele cliëntondersteuning door de stichting De Noodkreet in aanvulling op de taken van de cliëntvertrouwenspersoon. De Noodkreet is een zelfstandige organisatie. Het is een misverstand dat wij dit tijdens de vergadering van de Commissie Zorg, Welzijn en Cultuur ontkend zouden hebben. Tijdens deze vergadering hebben wij er wel op gewezen dat de subsidiëring van stichting de Noodkreet verloopt via stichting Zorgbelang Brabant. Het Zorgbelang is daarmee voor de provincie de koepelorganisatie voor alle activiteiten met betrekking tot cliëntenbeleid. Dit hebben wij een aantal jaren geleden beleidsmatig afgesproken om versnippering in het cliëntenbeleid te voorkomen. Voor stichting De Noodkreet betekent dit dat zij geen directe subsidierelatie heeft met provincie Noord-Brabant. De cliëntvertrouwenspersonen van het Zorgbelang hebben net als De Noodkreet steeds hun eigen werkwijze behouden als het gaat om individuele 2/4

4 cliëntondersteuning. De vertrouwenspersonen treden vooral op voor het oplossen van concrete problemen door middel van bemiddeling; De Noodkreet richt zich meer op waarheidsvinding en op trajectondersteuning van de cliënt. De Participatiewerkplaats van het Zorgbelang stimuleert de collectieve belangenbehartiging van (ex) cliënten en betrokkenen teneinde te komen tot verbetering van maatschappelijke- en beleidsparticipatie. Inhoudelijk gezien gaat het dus om 3 verschillende vormen van ondersteuning. 1. Ja. Wij erkennen dat stichting de Noodkreet een zelfstandige organisatie is. 2. Ja. Wij zijn met u van mening dat stichting de Noodkreet een onderscheidende functie vervult binnen de ondersteuning van cliënten van de jeugdzorg. 3. Ja. Wij zijn op de hoogte van de spanningen binnen de samenwerking tussen stichting de Noodkreet en stichting Zorgbelang Brabant. Wij achten het van groot belang dat alle partijen die cliëntenbelangen behartigen samenwerken en wij hebben beide partijen hierop aangesproken. 4. Ja. Wij zijn het met u eens dat concurrentie tussen beide organisaties niet in het belang is van de cliënt. Versnippering van het cliëntenbeleid moet inderdaad worden voorkomen en wij doen dat door de financiering van alle activiteiten van het cliëntenbeleid in één koepelorganisatie onder te brengen. 5. Nee. Wij hebben de subsidiëring aan stichting Zorgbelang Brabant en de daaraan gekoppelde financiering van stichting de Noodkreet zowel inhoudelijk als financieel niet veranderd. 6. Ja. In het Uitvoeringsprogramma Jeugd 2011 hebben wij beschreven dat het risico bestaat dat de overlap in activiteiten van beide organisaties groter wordt nu zowel het Zorgbelang als De Noodkreet zich meer op gemeentelijke voorzieningen ten aanzien van hulp aan jeugd gaan richten als gevolg van het toekomstige jeugdzorgstelsel. Wij vinden het derhalve wenselijk dat er, door een verdere en betere samenwerking van beide stichtingen, voor iedere organisatie een duidelijke focus ontstaat. 7. Nee. De genoemde maatschappelijke besparing willen wij nuanceren. Voor de berekening van de maatschappelijke besparing betrekt Stichting De Noodkreet alleen resultaten die besparing opleveren. Zo wordt bijvoorbeeld uitgegaan van de opbrengst van het beëindigen van OTS (4% van de resultaten) maar worden de kosten van initiëren van OTS (ook 4% van de resultaten) niet meegenomen. Ook wordt bij terugplaatsing in het kader van uithuisplaatsingen en pleegzorg de besparing berekend op basis van een heel jaar, terwijl de duur van deze zorgvormen meestal korter is. Verschuiving van de huidige subsidiestromen ten gunste van extra financiering van de Noodkreet achten wij niet wenselijk. Ook de cliëntvertrouwenspersoon levert een betaalbare en een wettelijk vastgestelde wijze van ondersteuning. In 2009 zijn door het CVP-team 839 kwesties behandeld variërend van klachten (355), 3/4

5 informatie/advies (352) en vertrouwelijke gesprekken (132). Het team CVP heeft hiervoor een subsidie van ongeveer ,- ontvangen. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Voorzitter, Secretaris, 4/4