Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige"

Transcriptie

1 Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige De vaste inrichting met betrekking tot de plaats van dienst regelgeving in de btw Door: Eva Florence Jeanette Dreijer MSc 2011/ 2012

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz Relevantie Blz Probleemstelling Blz Opbouw Blz Afbakening Blz 3 Hoofdstuk 2 De doelstellingen van de Europese btw, de plaats van dienst en de vaste inrichting Blz De Europese btw Blz De plaats van dienst Blz De vaste inrichting Blz Tussenconclusie Blz 10 Hoofdstuk 3 De definitie van vaste inrichting Blz Gezien vanuit de richtlijn, Europese Commissie en OESO-modelverdrag Blz Gezien vanuit het Europese HvJ Blz Gezien vanuit de Uitvoeringsverordening Blz Tussenconclusie Blz 20 Hoofdstuk 4 Verhouding zetel van de bedrijfsuitoefening en de plaats van de vaste inrichting Blz Gezien vanuit de richtlijn Blz Gezien vanuit het Europese HvJ Blz Gezien vanuit de Uitvoeringsverordening Blz 26 Hoofdstuk 5 Conclusie Blz 29 Literatuurlijst Blz 32 1

3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Relevantie In de wereld van vandaag de dag verlenen bedrijven niet alleen meer diensten in hun eigen land, maar opereren ze ook buiten hun eigen lidstaat. Een belastingplichtige kan ervoor kiezen om zich in een ander land dan waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, te vestigen. De plaats waar de zetel van de bedrijfsuitoefening is gevestigd wordt vaak aangeduid als het hoofdhuis, de primaire vestigingsplaats van de belastingplichtige. De andere vestigingsplaats van deze belastingplichtige in een andere lidstaat wordt aangeduid als vaste inrichting, de secundaire vestigingsplaats. Het hoofdhuis en de vaste inrichting vormen samen één belastingplichtige. 1 De diensten die belastingplichtigen verrichten zijn in beginsel belast met btw. Om dubbele heffing en niet-heffing te voorkomen is het van belang dat er duidelijk regels zijn over welk land heffingsbevoegd is met betrekking tot een specifieke dienst. In de btw is dit geregeld door de plaats van dienst regels in de Btw-richtlijn 2. Bij het tot stand komen en het aanpassen van deze regels dient het karakter en de doelstelling van de btw in ogenschouw te worden genomen. Hierbij speelt het feit dat de btw een verbruiksbelasting is een belangrijke rol. Het begrip vaste inrichting speelt op haar beurt weer een belangrijke rol in de plaats van dienst bepalingen. Het is dus uitermate belangrijk om inzicht te hebben in wat er wordt verstaan onder een vaste inrichting en wanneer de vaste inrichting een rol gaat spelen binnen de plaats van dienst bepalingen. Dit alles is zeer actueel geworden door de opschudding, die de Uitvoeringsverordening 3, die op 1 juli 2011 in werking is getreden, heeft veroorzaakt. In deze Uitvoeringsverordening wordt namelijk specifiek een onderscheid gemaakt tussen een vaste inrichting die diensten ontvangt en een vaste inrichting die diensten verstrekt. Wat zijn hiervan de gevolgen? 1 Zie ook: M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Fiscale Studieserie, nr. 6, Kluwer, Deventer, Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, Pb. 2009, L175 3 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 282/2011 VAN DE RAAD van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, Pb.L 77/1 van 23 maart

4 1.2 Probleemstelling In deze verhandeling wil ik daarom komen tot een antwoord op de volgende probleemstellingen: Wat is de definitie van het begrip vaste inrichting en in hoeverre voldoet deze definitie aan de doelstellingen van de btw? en; Wat is de verhouding tussen de plaats waar de vaste inrichting is gevestigd en de plaats waar de zetel van de bedrijfsuitoefening is gevestigd en in hoeverre komt dit overeen met de doelstellingen van de btw? 1.3 Opbouw Om deze vragen te kunnen beantwoorden, heb ik de verhandeling als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 is het toetsingskader uiteengezet. Er wordt ingegaan op de doelstellingen van de Europese btw, de plaats van dienst en de vaste inrichting. Hoofdstuk 2 richt zich op de definitie van het begrip vaste inrichting. Dit is gedaan vanuit het gezichtspunt van de Europese wetgeving (de richtlijnen aangaande de btw, de stukken van de Europese Commissie en het OESO-modelverdrag), het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ) en vanuit de nieuwe Uitvoeringsverordening. Hoofdstuk 3 richt zich op de verhouding van de zetel van de bedrijfsuitoefening en de plaats van de vaste inrichting. Ook hier wordt dit gedaan vanuit de invalshoek van de richtlijn, het HvJ en de Uitvoeringsverordening. In hoofdstuk 4 ten slotte is de conclusie opgenomen. 1.4 Afbakening Er zijn veel gebieden binnen de btw waarop de vaste inrichting een invloed heeft, zoals het aftrekrecht, teruggaafverzoeken, artikel 23 vergunning en nog vele andere gebieden. In deze verhandeling zal ik alleen de plaats van dienst bepalingen behandelen. Ik zal mij ook beperken tot het dienstenverkeer binnen de EU. Gezien het feit dat diensten tussen hoofdhuis en vaste inrichting non-existent worden geacht vanuit de btw, zal ik tevens hier niet op ingaan. Gezien het feit dat de studie waaraan deze verhandeling is gekoppeld Europese Fiscale Studies betreft, zal in deze verhandeling niet worden ingegaan op enige nationale wetgeving en rechtspraak. 3

5 Hoofdstuk 2 De doelstelling van de Europese btw, de plaats van dienst en de vaste inrichting 2.1 De Europese btw Op grond van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie 4, hierna: VwEU, heeft de EU de taak om de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de EU, een gestadige en evenwichtige expansie, een grotere stabiliteit, een toenemende verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen tussen de lidstaten te vorderen. Het bereiken van de doelstelling zou moeten gebeuren door het instellen van een gemeenschappelijke markt, de geleidelijke opheffingen aan beperkingen in het handelsverkeer en door het geleidelijk nader tot elkaar brengen van het economische beleid van de lidstaten. 5 Een manier om de gemeenschappelijke markt tot stand te brengen, is de harmonisatie van de belastingwetgevingen in de lidstaten. 6 Om harmonisatie van de wetgevingen van de verschillende lidstaten tot stand te brengen, heeft de Raad op het niveau van de omzetbelasting richtlijnen opgesteld, die voor de btw gelden. Het ontstaan van de Europese btw vindt zijn oorsprong in de Eerste 7 en Tweede 8 richtlijn inzake de omzetbelasting. In de Considerans van de Eerste richtlijn wordt ingegaan op de voornaamste doelstelling van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, het instellen in het kader van een economische unie, van een gemeenschappelijke markt waarin een gezonde mededinging bestaat en waarvan de kenmerken in overeenstemming zijn met die van een binnenlandse markt. Met betrekking tot de omzetbelasting wordt opgemerkt dat voor de verwezenlijking van deze doelstelling de lidstaten een wetgeving moeten toepassen die de mededingingvoorwaarden niet vervalsen en het vrije verkeer van goederen en diensten binnen de gemeenschappelijke markt niet belemmeren. 4 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, PB C 115 van 9 mei 2008, blz Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) is een gewijzigde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG). In het VwEU staat wat de bevoegdheden zijn van de Europese Unie, en op welke manier de Europese Unie die bevoegdheden kan uitoefenen. Dit verdrag vormt samen met het Verdrag betreffende de Europese Unie de basis van de Europese Unie 5 Preambule van Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 6 Artikel 113 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 7 Eerste Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-staten inzake omzetbelasting, Pb. nr. 071 van 14 april1967 blz Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-staten inzake omzetbelasting Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 4

6 De Eerste richtlijn inzake omzetbelasting heeft de lidstaten de verplichting opgelegd de omzetbelastingwetgeving te wijzigen op een zodanige wijze, dat de omzetbelasting moest gaan voldoen aan de kenmerken van een stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde (btw). De btw is een algemene indirecte verbruiksbelasting. De btw beoogt alle consumptieve uitgaven te belasten (algemene). De heffing vindt plaats bij de toeleverancier van de consument, te weten de ondernemer (indirecte). De term verbruiksbelasting geeft aan dat het beoogt de binnenlandse consumptie te treffen. Één van de karakteristieken van de btw is dat deze neutraal uitwerkt. Het rechtskarakter van de btw is dat belasting wordt geheven volgens het bestemmingslandbeginsel. Belasting komt ten goede aan het land waar goederen en diensten verbruikt worden. Om te bewerkstelligen dat op diensten inderdaad alleen btw drukt van het land waar consumptie plaatsvindt, is het noodzakelijk dat diensten die het land binnenkomen vanuit een ander land worden belast, terwijl op diensten die het land uitgaan juist geen btw mag drukken. Het binnen de EU gekozen systeem van btw houdt in dat op ingekochte diensten vanuit een ander land dezelfde belastingdruk behoort te rusten als op diensten die in het binnenland zijn geleverd. Dit wordt externe neutraliteit genoemd. Met betrekking tot diensten is ervoor gekozen om dit te bewerkstelligen door middel van de plaats van dienst regelgeving. Ik zal hier in de volgende paragraaf op terug komen. In de literatuur, maar ook in officiële documenten van de EU, wordt ook aangegeven dat de belastingwetgeving relatief lage administratieve- en nalevingskosten met zich mee moet brengen. 9 De belastingwetgeving brengt administratieve- en nalevingskosten voor zowel belastingplichtigen als voor belastingautoriteiten. Met beide kosten dient rekening gehouden te worden. Bij de beoordeling van regelingen met betrekking tot de btw, dienen als houvast de volgende karakteristieken van de btw in ogenschouw te worden genomen. De regelingen aangaande de belastingheffing van diensten, dient: vast te houden aan de gedachte van de btw als zijnde een verbruiksbelasting; te leiden tot een interne markt, zonder vervalsing van de mededingsvoorwaarden / neutraal uit te werken; zo min mogelijk administratie lasten met zich mee te brengen; eenvoudig te zijn; en zekerheid te verschaffen. 2.2 De plaats van dienst 9 Zie o.a. J.E. Stiglitz, Economics of the public sector, Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europese Parlement Strategie ter verbetering van de werking van het BTWstelsel in het kader van de interne markt, COM(2000)348 def. 5

7 Zoals hierboven al is opgenomen behoren diensten in beginsel belast te worden daar waar ze daadwerkelijk verbruikt worden, gezien het feit dat de btw een verbruiksbelasting is. Met betrekking tot diensten is ervoor gekozen om dit te bewerkstelligen door middel van de plaats van dienst bepalingen. De regels betreffende de plaats van dienst spelen daarom een zeer belangrijke rol binnen de btw Tweede richtlijn In de Tweede richtlijn werd als plaats van dienst aangehouden daar waar van de dienst gebruik wordt gemaakt. De term waar gebruik wordt gemaakt bleek echter te leiden tot vele verschillende interpretaties door de lidstaten. Zo kan er in de lidstaten verschillend worden gedacht over de plaats waar het gebruik van een dienst kan worden gelokaliseerd. Het kan erg lastig zijn om te lokaliseren waar een dienst wordt gebruikt/verbruikt, aangezien er geen verband bestaat met het land waar het verbruik plaatsvindt. Ook kan er anders gedacht worden over de plaats van het verbruik. Dit bracht dubbele heffing of niet-heffing met zich mee, wat zorgde voor een belemmering van het vrije verkeer van diensten binnen de EU en daarmee de interne markt Zesde richtlijn Gezien het gebrek aan geharmoniseerde regels in de Tweede richtlijn en de daardoor ontstane conflicten op de rechtsgebieden werden er in de Zesde richtlijn 11 gedetailleerde regels aangaande de plaats van dienst opgenomen. De Zesde richtlijn heeft de Tweede richtlijn vanaf 1978 vervangen. In de preambule van de Zesde richtlijn wordt aangegeven dat bij de opstelling van de Zesde richtlijn er rekening diende te worden gehouden met het doel van de afschaffing van het belasten bij invoer en het ontlasten bij uitvoer in het handelsverkeer tussen de lidstaten, onder waarborging van de neutraliteit van het gemeenschappelijk stelsel van omzetbelasting met betrekking tot de oorsprong van de goederen en diensten, zodat uiteindelijk een gemeenschappelijke markt tot stand komt waar een gezonde mededinging bestaat en waarvan de kenmerken analoog zijn aan die van een echte binnenlandse markt. De plaats waar de afnemer is gevestigd of waar de dienstverrichter is gevestigd is gemakkelijker te bepalen gezien het feit dat deze is ingeschreven in een land. In de Zesde richtlijn werd daarom als algemene regel gehanteerd dat diensten belast zijn daar waar de dienstverrichter de zetel van bedrijfsuitoefening of 10 Daarbij moet worden opgemerkt dat bij diensten die worden verricht aan andere belastingplichtigen, die volledig recht op aftrek hebben het slecht praktisch van belang is hoe de plaats van dienst is verwerkt in de richtlijn. 11 Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-staten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, Pb. L 145 van 13 juni1977, p

8 vaste inrichting heeft gevestigd, dit om dubbele heffing of niet-heffing zoals dit onder de Tweede richtlijn plaatsvond te voorkomen. Voor specifieke diensten waarvoor het duidelijk is dat de plaats van vestiging van de afnemer meer aansloot bij de plaats van verbruik en daardoor meer aansloot bij de btw als zijnde verbruiksbelasting, heeft de richtlijngever specifieke plaats van dienst bepalingen opgenomen, die voorgaan op de algemene bepaling. In de zevende overweging van de Considerans bij de Zesde richtlijn is het volgende hierover opgenomen: Overwegende dat de vaststelling van de plaats van de belastbare handelingen heeft geleid tot competentieconflicten tussen de Lid- Staten, met name met betrekking tot ( ) diensten; dat de plaats van diensten in beginsel moet worden vastgesteld op de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, maar dat die plaats evenwel in bepaalde gevallen moet worden vastgesteld in het land van de ontvanger van de diensten, met name voor sommige diensten tussen belastingplichtigen waarvan de kosten in de prijs van de goederen worden opgenomen;. Naar mijn mening is deze overweging in de considerans opgenomen om aan te geven dat diensten op grond van de systematiek van de btw in beginsel belast dienen te worden daar waar ze daadwerkelijk verbruikt worden, maar dat onder de Tweede richtlijn is gebleken dat het aansluiten bij de plaats waar van de dienst gebruik wordt gemaakt leidde tot dubbele heffing en nietheffing. Daarvoor is er gekozen om als algemene regel aan te sluiten bij een vestigingsplaats van één van de partijen bij de transactie, in casu plaats waar de dienstverrichter is gevestigd, maar dat voor specifieke diensten de plaats van dienst geacht moet zijn gelegen in het land van de ontvanger van de diensten vooral voor diensten die gemakkelijk vanaf afstand kunnen worden verricht, omdat deze plaats van dienst meer aansluit bij de plaats van het verbruik van de dienst. De hoofdregel dat diensten belast waren in het land waar de dienstverrichter is gevestigd vormde als het ware een soort sluitpost. Deze hoofdregel leidt echter niet tot het doel om te komen tot neutraliteit met betrekking tot de oorsprong van goederen. Wat betreft de keuze voor de plaats van dienst is er een afweging gemaakt tussen neutraliteit en eenvoud. De eenvoud heeft wat betreft de keuze voor de hoofdregel het gewonnen van de andere doelstellingen Btw-richtlijn De Europese Commissie heeft bij het onderzoeken 12 van verbeteringen met betrekking tot regelgeving betreffende de levering van diensten nogmaals opgemerkt dat het een algemeen aanvaard beginsel is dat de btw een verbruiksbelasting is. De regels inzake de plaats van levering van diensten dienen daarom zoveel mogelijk aan te sluiten bij het beginsel dat de belasting moet worden geheven waar het werkelijk verbruik plaatsvindt. Dit mag echter niet leiden tot extra 12 Commissie van de Europese Gemeenschappen, Gewijzigd voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de levering van diensten, COM (2005) 334 definitief, 20 juli 2005, 2003/0329 (CNS) 7

9 verplichtingen die als onevenredig, omslachtig of onpraktisch kunnen worden beschouwd. De commissie merkt hier tevens op dat belastingheffing op de plaats van verbruik het best te realiseren zou zijn door diensten te belasten op de plaats waar zij werkelijk worden gebruikt of geëxploiteerd, de ervaring echter leert dat die plaats in vele gevallen uiterst moeilijk is vast te stellen (zoals ook was vastgesteld bij de introductie van de Zesde richtlijn). Hoewel deze regel puur theoretisch gezien waarschijnlijk de meest correcte wijze is om recht te doen aan de btw als verbruiksbelasting, wordt het niet dienstig geacht hem als algemene regel toe te passen, hoofdzakelijk vanwege de praktische problemen die zich voordoen als moet worden vastgesteld op welke plaats een dienst die in verschillende rechtsgebieden wordt gebruikt of geëxploiteerd, is verleend. Dit zou ook tot onnodige administratieve lasten voor bedrijven leiden. Vanaf 1 januari 2010 zijn de plaats van dienst regels veranderd. Vanaf 1 januari 2010 zijn er twee hoofdregels, één voor diensten verricht aan belastingplichtige afnemers (B2B) en één voor diensten verricht aan nietbelastingplichtige afnemers (B2C). Artikel 44 van de Btw-richtlijn 13 ziet op B2B-diensten en luidt vanaf 1 januari 2010 als volgt: De plaats van een dienst, verricht voor een als zodanig handelende belastingplichtige, is de plaats waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht voor een vaste inrichting van de belastingplichtige op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt.( ). Voor de meeste diensten geldt dat de plaats van verbruik daar is waar de afnemer de zetel van bedrijfsuitoefening heeft. In de Btw-richtlijn vanaf 1 januari 2010 is deze gedachte overgenomen. Door het toepassen van de vestigingsplaats van de afnemer als hoofdregel voor de plaats van dienst vallen nieuwe en voorheen onbekende diensten direct onder de bepaling dat als plaats van dienst de plaats van de afnemer geldt. Dit lost mijns inziens het probleem op van het steeds opnieuw aanpassen van de wetgeving wanneer er een nieuwe dienst ontstaat, die op basis van de vorige wetgeving onder de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd viel, wat leidde tot concurrentieverstoringen en belastingontwijking. Door deze nieuwe bepaling in de Btw-richtlijn wordt meer aangesloten bij de karakteristieken van de btw als zijnde een verbruiksbelasting. Artikel 45 van de Btw-richtlijn ziet op B2C-diensten en luidt vanaf 1 januari 2010 als volgt: De plaats van een dienst, verricht voor een nietbelastingplichtige, is de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn 13 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, Pb. 2009, L175 8

10 bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt.(.). Deze plaats van dienst bepaling sluit minder goed aan bij de btw als verbruiksbelasting en leidt niet tot een interne markt en kan makkelijker leiden tot concurrentieverstoring, aangezien het verbruik van diensten in het internationale dienstenverkeer eerder in het land van de afnemer dan in het land van de dienstverrichter plaatsvindt. Er is echter voor deze regeling gekozen vanuit het oogpunt van eenvoud en administratieve lasten en controle verlichting, aangezien de verlegging naar consumenten niet mogelijk is en aansluiten bij de plaats waar de afnemer is gevestigd in dat geval zou leiden tot registratie- en administratieverplichting in de lidstaat waar de afnemer is gevestigd. In tegenstelling tot de btw op diensten aan belastingplichtigen kan de btw op diensten aan niet-belastingplichtige niet in aftrek worden gebracht door de afnemer. Aangezien de niet-aftrekbare btw deel uitmaakt van de inkomsten van de lidstaten is het voor deze diensten nog belangrijker dat zij plaatsvinden daar waar het verbruik plaatsvindt. Ook op basis van de Btw-richtlijn gelden de nieuwe hoofdregels als sluitpost voor de plaats van dienst bepaling. Voor specifieke diensten zijn andere plaats van dienst regels van toepassing die voor die diensten beter aansluiten bij plaats van het verbruik dan de hoofdregel. Dit geldt zowel voor B2Bdiensten als voor B2C-diensten. 2.3 De vaste inrichting Het begrip vaste inrichting is geïntroduceerd bij de invoering van de Zesde richtlijn. De vaste inrichting is onder andere opgenomen bij de plaats van dienst bepalingen. Bij de introductie van de vaste inrichting zijn geen opmerkingen gemaakt, noch in de considerans, noch in de voorbereidende stukken, over het doel van het introduceren van het begrip vaste inrichting. De introductie van de vaste inrichting in de Zesde richtlijn heeft er mijns inziens voor gezorgd dat de plaats van dienst regeling beter aansluit bij de doelstelling van de btw als algemene verbruiksbelasting, heffing op de plaats van verbruik. Als diensten namelijk worden verricht door een vaste inrichting 9

11 van een buitenlandse belastingplichtige, dan zal (als heffing plaatsvindt daar waar de dienstverrichter is gevestigd) de plaats waar de vaste inrichting is gevestigd de plaats van verbruik beter benaderen dan de plaats waar de zetel van de bedrijfsuitoefening is gevestigd. Ook in het omgekeerde geval waarin een buitenlandse afnemer een vaste inrichting heeft in een ander land en deze vaste inrichting een dienst afneemt waarvoor als plaats van dienst geldt daar waar de afnemer is gevestigd, dan sluit naar mijn mening de plaats van de vaste inrichting beter aan bij de plaats van verbruik dan de plaats van de zetel van de bedrijfsuitoefening. Hierdoor is er een betere aansluiting bij de btw als zijnde verbruiksbelasting. 2.4 Tussenconclusie De btw dient ten goede te komen aan het land waar de diensten verbruikt worden. Met betrekking tot diensten is ervoor gekozen om de heffingsbevoegdheid te regelen door middel van de plaats van dienst bepalingen. De regels betreffende de plaats van dienst bepalingen dienen ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk te worden belast daar waar het verbruik plaatsvindt. De introductie van de vaste inrichting heeft er naar mijn mening aan bijgedragen dat er meer bij de lidstaat van verbruik wordt aangesloten dan het geval is zonder de vaste inrichting. Verder is er aangegeven dat regelingen met betrekking tot de btw neutraal uit dienen te werken en zo min mogelijk administratieve lasten met zich mee moeten brengen, eenvoudig zijn en zekerheid verschaffen. In de volgende hoofdstukken zal ik ingaan op de vragen: Wat wordt er onder een vaste inrichting verstaan / wat is de definitie van een vaste inrichting? Wat is de verhouding tussen de zetel van de bedrijfsuitoefening en de plaats waar de vaste inrichting is gevestigd? 10

12 Hoofdstuk 3 Definitie van vaste inrichting Als je dubbele heffing en niet-heffing wilt verkomen, dan moet er een algemeen beeld zijn van wat er met de plaats van vestiging van de afnemer of de dienstverrichter wordt bedoeld. Het is dan ook van belang om helder te hebben wanneer er sprake is van een vaste inrichting. 3.1 Gezien vanuit de Richtlijn, de Europese Commissie en het OESO-modelverdrag Richtlijnen Bij de introductie van de vaste inrichting in de Zesde richtlijn was geen definitie van het begrip vaste inrichting opgenomen, noch in de Richtlijn zelf, noch in de Considerans. In de voorgestelde Negentiende richtlijn was wel een definitie van het begrip vaste inrichting opgenomen. De definitie die hierin was opgenomen luidde als volgt: Als vaste inrichting zou elke vaste inrichting moeten worden beschouwd, ook indien daar geen belastbare handelingen worden verricht. Een zeer verstrekkende definitie van het begrip vaste inrichting. Een aantal lidstaten was het echter niet eens met deze definitie. Deze voorgestelde richtlijn is door de Europese Commissie op 14 december 1993 ingetrokken. 14 Ook in de Btw-richtlijn is de definitie van het begrip vaste inrichting niet opgenomen Europese Commissie Er is echter wel door de Europese Commissie in 2003 overwogen of er een definitie zou moeten worden gegeven voor het begrip vaste inrichting. 15 Uit de consultatieprocedure 16 die hierop volgde kwam naar voren dat ongeveer evenveel stemmen de noodzaak van een definitie van het begrip vaste inrichting of een hiërarchische test, inzagen als niet inzagen. Er werd door sommige partijen tevens aangegeven dat hoewel de uitspraken van het Europese Hof van Justitie redelijk duidelijk zijn, het belangrijkste probleem is dat de criteria niet uniform worden toegepast door de lidstaten. Veel partijen vonden een wetswijziging niet nodig, maar waren wel van mening dat formele coördinatie tussen de lidstaten vereist is. 14 Zie ook: I. Lejeune en H. van Kesteren, The importance of fixed establishments under the new EU VAT rules on the place of supply of services, PricewaterhouseCoopers, 9 November European Commission, Consultation Paper, Consultation, VAT The Place of Supply of Services, TAXUD/C3, May Zie: European Commission, Summary Report on the outcome of the TAXUD consultation [May June 2003], VAT The place of supply of serivces, Taxud/C3/2357, 12 September

13 In de toelichting bij het definitieve voorstel voor wijziging van de Zesde richtlijn 17 merkt de Europese Commissie op dat de betekenis van vaste inrichting niet problematisch is en niet wettelijk zou moeten worden verduidelijkt. De betekenis van vaste inrichting werd uitgelegd in een reeks gerechtelijke vonnissen, die er in wezen op neerkwamen dat een inrichting voldoende duurzaam moet zijn en moet beschikken over een geschikte structuur, zowel wat personele als technische middelen betreft, om de diensten in kwestie op onafhankelijke basis te kunnen verlenen. De Commissie kan de handhaving van de status-quo aanvaarden en geeft aan dat zeer veel reacties op de openbare raadpleging zich daarbij aansluiten. 18 Opgemerkt dient te worden dat in de Consultation Paper van de Europese Commissie alleen het voorbeeld van een vaste inrichting van de dienstverrichter wordt geschetst of deze definitie ook dient te gelden voor een vaste inrichting van de afnemer is niet duidelijk OESO-modelverdrag Ten slotte merk ik op dat in artikel 5-1 van het OESO-modelverdag 19 een definitie van het begrip vaste inrichting is opgenomen. Een vaste inrichting is een fysiek vaste plaats met behulp waarvan de zaken van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd. Hoewel het in het OESO-modelverdrag als in de richtlijn met betrekking tot de btw om de term vaste inrichting gaat, is het naar mijn mening niet mogelijk om de definitie van het OESO-modelverdrag te gebruiken voor de btw. Niet alleen is de terminologie anders, maar het HvJ heeft tevens in het arrest FCE Bank 20 duidelijk aangegeven dat het OESO-modelverdrag irrelevant is voor de interpretatie van het begrip vaste inrichting, aangezien het OESOmodelverdrag ziet op de directe belastingen en de btw een indirecte belasting is Tussenconclusie Vanuit de Europese wetgever is er geen betekenis gegeven aan het begrip vaste inrichting. De Europese Commissie verwijst, in elk geval voor wat betreft een vaste inrichting die diensten verricht, naar het HvJ en geeft aan dat die vonnissen er in wezen op neerkwamen dat een inrichting voldoende 17 Commissie van de Europese gemeenschappen, Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten, COM (2003) 822 definitief, Brussel, 23 december 2003, 2003/0329 (CNS), gewijzigd door Gewijzigd voorstel voor een Richtlijn van de raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten, COM (2005) 334 definitief, Brussel, 20 juli 2005, 2003/0329 (CNS) 18 Zie ook: VAT Committee, Working Paper 619, NEW LEGISLATION - Matters concerning the implementation of recently adopted Community VAT provisions, taxud.d.1(2009) EN, Brussels, 11 May OECD Model Convention on Taxes on Income and on Capital van 28 januari Hof van Justitie, C210/04, 23 maart 2006, FCE Bank plc., rechtsoverweging 39 12

14 duurzaam moet zijn en moet beschikken over een geschikte structuur, zowel wat personele als technische middelen betreft, om de diensten in kwestie op onafhankelijke basis te kunnen verlenen. Hoe het HvJ in de loop der jaren heeft geoordeeld wordt in de volgende paragraaf uiteengezet. 3.2 Gezien vanuit het Europese HvJ Er zijn een aantal zaken in de loop der jaren bij het HvJ voorgelegd met betrekking tot de vaste inrichting, die ervoor hebben gezorgd dat er een definitie van het begrip vaste inrichting door de jurisprudentie is gevormd. Ik merk hierbij vooraf op dat deze arresten slechts de situatie betrof waarbij het ging om een mogelijke vaste inrichting van een dienstverrichter en niet om een vaste inrichting van een afnemer Berkholz - Faaborg-Gelting-Linien A/S - DFDS A/S Het eerste arrest met betrekking tot de vaste inrichting betreft het arrest Berkholz 21. In rechtsoverweging 18 van dit arrest wordt aangegeven dat er kan worden gesproken over een vaste inrichting, indien de inrichting een zekere bestendigheid vertoont, doordat zij duurzaam over het personeel en de technische middelen beschikt die voor bepaalde diensten noodzakelijk zijn. Deze definitie wordt letterlijk herhaald in het arrest Faaborg-Gelting- Linien A/S 22 en in het arrest DFDS A/S ARO Lease BV Lease Plan Luxembourg SA In het arrest ARO Lease BV 24 wordt de definitie die gegeven is Berkholz tevens herhaald. 25 Echter, hierna wordt in rechtsoverweging 16 opgenomen dat er sprake is van een vaste inrichting, indien die inrichting bijgevolg een voldoende mate van duurzaamheid en een wat personeel en technisch materieel betreft geschikte structuur bezitten om een zelfstandige verrichting van de betrokken diensten mogelijk te maken. Deze formulering van de definitie van het begrip vaste inrichting wijkt enigszins af van de formulering zoals opgenomen bij het Berkholz arrest, vooral gelet op de zinsnede om een zelfstandige verrichting van de betrokken diensten mogelijk te maken ten opzichte van die voor bepaalde diensten noodzakelijke zijn. 21 Günter Berkholz, Europese Hof van Justitie, 168/84, 4 juli Rechtsoverweging 16 van het arrest Faaborg-Gelting-Linien A/S, Hof van Justitie EG, C- 231/94, 2 mei Rechtsoverweging 20 van het arrest DFDS A/S, Hof van Justitie EG, C 260/95, 20 februari Hof van Justitie EG, C-190/95, 17 juli 1997, ARO Lease BV 25 Rechtsoverweging 15 van het arrest ARO Lease BV, Hof van Justitie EG, C-190/95, 17 juli

15 Het lijkt dus dat het op grond van ARO Lease BV er zwaardere eisen worden gesteld aan deze structuur namelijk dat de inrichting zelfstandig de diensten kan verrichten. Dit kan zo worden uitgelegd dat wanneer er een derde wordt ingeschakeld bij de dienstverlening er geen sprake meer kan zijn van zelfstandigheid en daarom ook geen sprake is van een vaste inrichting. Ik ben van mening dat dit echter niet de bedoeling kan zijn. Het zou niet moeten uitmaken of een vaste inrichting de dienst die zij verstrekt volledig zelfstandig verricht of dat zij hierbij andere partijen inschakelt. Het is naar mijn mening alleen van belang of de vaste inrichting een dienst kan verrichten aan de afnemer. 26 In rechtsoverweging 18 van het arrest ARO Lease BV wordt aangegeven dat in dit specifieke geval, bij het leasen van auto s, de diensten hoofdzakelijk bestaan in het onderhandelen over en het opmaken, ondertekenen en beheren van overeenkomsten en in het feitelijk ter beschikking stellen aan de cliënten van de overeengekomen auto s, die eigendom blijven van de leasemaatschappij. In rechtsoverweging 19 wordt hieruit de conclusie getrokken dat wanneer een leasemaatschappij in een lidstaat niet over eigen personeel en niet over een structuur met een voldoende mate van duurzaamheid beschikt in het kader waarvan overeenkomsten kunnen worden opgemaakt of beslissingen van dagelijks bestuur kunnen worden genomen, ( ), niet kan worden aangenomen, dat zij in die lidstaat over een vaste inrichting beschikt. Ik ben van mening dat dit criterium alleen van belang is in dit specifieke geval waarbij het ten eerste een vaste inrichting van de dienstverrichter betreft en waarbij het ten tweede gaat om het leasen van auto s. Deze specifieke criteria kunnen daarom naar mijn mening niet in het algemeen worden gebruikt bij de bepaling of er sprake is van een vaste inrichting. Het Lease Plan Luxembourg SA 27 arrest is gewezen na het arrest ARO Lease BV. In rechtsoverweging 24 van het arrest Lease Plan Luxembourg SA wordt met betrekking tot de invulling van het begrip vaste inrichting verwezen naar rechtsoverweging 16 van het arrest ARO Lease BV. Aangezien het in dit arrest ook het leasen van auto s betrof werd er tevens gewezen naar wat specifiek geldt voor de bepaling of er sprake is van een vaste inrichting met betrekking tot deze dienstverlening Deelconclusie Hoewel de jurisprudentie enige verduidelijking heeft gebracht, zijn er nog steeds veel vragen in specifieke gevallen. Ik ben dan ook van mening dat als algemene definitie voor het begrip vaste inrichting, in het geval van een 26 In de Uitvoeringsverordening, die hierna zal worden behandeld, wordt er ook niets vermeld over het zelfstandig verrichten van de dienst. Hieruit zou je kunnen afleiden dat zelfstandig beperkt dient te worden uitgelegd. 27 Hof van Justitie EG, C-390/96, 7 mei 1998, Lease Plan Luxembourg SA 28 Rechtsoverweging van het arrest Lease Plan Luxembourg SA, Hof van Justitie EG, C-390/96, 7 mei

16 vaste inrichting van een dienstverrichter, (slechts) het volgende kan worden aangemerkt als definitie vanuit de jurisprudentie: Een vaste inrichting (die diensten verricht) is: een inrichting die een voldoende mate van duurzaamheid en wat personeel en technisch materieel betreft geschikte structuur bezit; om een (zelfstandige) verrichting van de betrokken diensten mogelijk te maken. Wat moet worden verstaan onder een voldoende mate van mate van duurzaamheid en geschikte structuur wordt niet nader ingevuld. Zoals Van Hilten en Van Kesteren hebben opgemerkt is het begrip vaste inrichting enigszins kneedbaar en situationeel gebonden Gezien vanuit de Uitvoeringsverordening In de richtlijn wordt het begrip vaste inrichting in verschillende bepalingen gebruikt, zoals hiervoor al is aangegeven. Het begrip vaste inrichting is, zoals we hebben gezien, niet gedefinieerd in de richtlijn. De Verordening geeft twee definities voor het begrip vaste inrichting, een definitie voor de vaste inrichting die diensten ontvangt in het geval er sprake is van een B2B-situatie 30 en een definitie voor de vaste inrichting die diensten levert in het geval er sprake is van een B2C-situatie 31. Van Norden 32 geeft aan dat de Gemeenschappelijke praktische handleiding van het Europese Parlement, de Raad en de Commissie ten behoeve van eenieder die binnen de Gemeenschapsinstellingen bij de opstelling van wetteksten is betrokken 33, duidelijk maakt dat in beginsel de term vaste inrichting, eenduidig dient te worden uitgelegd door de gehele Btw-richtlijn M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Fiscale Studieserie, nr. 6, Kluwer, Deventer, Artikel 44 van de Btw-richtlijn 31 Artikel 45 van de Btw-richtlijn 32 G.J. van Norden, The Allocation of Taxing Rights to Fixed Establishments in European VAT Legislation, VAT in an EU and International perspective, Essays in honour of Han Kogels, IBFD, Europese Commissie, Gemeenschappelijke praktische handleiding van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ten behoeve van eenieder die binnen de Gemeenschapsinstellingen bij de opstelling van wetteksten is betrokken, Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2003, ISBN X 34 Hij refereert hierbij naar richtsnoer 6: De gebruikte terminologie dient coherent te zijn, en dit zowel binnen de bepalingen van eenzelfde besluit als ten opzichte van die van reeds geldende besluiten, vooral wanneer die op eenzelfde gebied betrekking hebben. Voor dezelfde begrippen dienen dezelfde termen gebruikt te worden, daarbij evenwel zo min mogelijk afwijkend van de betekenis die in het gewone of in het juridische of technische taalgebruik daaraan wordt gegeven. 15

17 Hij geeft daarbij tevens aan dat de Uitvoeringsverordening als een uitvoeringsmaatregel van de Btw-richtlijn, niet de wettelijke grenzen over dient te gaan van de Btw-richtlijn. In richtsnoer 14 van deze handleiding wordt echter tevens opgemerkt dat elke term dient te worden gebruikt in de betekenis die hij heeft in het gewone of gespecialiseerde taalgebruik. De juridische duidelijkheid kan echter eisen dat het besluit zelf de betekenis van de gebruikte woorden vastlegt. Dit is voornamelijk het geval wanneer de term een aantal betekenissen heeft maar in het besluit slechts in één van die betekenissen mag worden begrepen, of wanneer men in het besluit de betekenis die normaal aan een bepaald woord wordt gegeven wil verruimen of verengen. De definitie mag echter niet tegenstrijdig zijn met de normale betekenis. De gedefinieerde term moet in de gehele tekst van het besluit in de opgegeven betekenis worden gebruikt. Het feit dat de definitie niet in de Btw-richtlijn is opgenomen, geeft daarmee naar mijn mening tevens aan dat de richtlijngever niet een beperkende definitie van het begrip vaste inrichting wilde geven B2C vaste inrichting is dienstverrichter Voor de toepassing van artikel van de Btwrichtlijn (vaste inrichting is dienstverrichter) wordt onder vaste inrichting verstaan iedere andere inrichting dan de in artikel 10 van deze Uitvoeringsverordening bedoelde zetel van de bedrijfsuitoefening die gekenmerkt wordt door een voldoende mate van duurzaamheid en een wat personeel en technische middelen betreft geschikte structuur om de door haar te verrichten diensten te kunnen verstrekken. 36 De definitie van de Uitvoeringsverordening lijkt sterk op de definitie die is gegeven in de jurisprudentie van het HvJ en de Europese Commissie. In Berkholz, ARO Lease BV en door de Europese Commissie werd er gesproken over een inrichting die wordt gekenmerkt door een voldoende mate van duurzaamheid en een wat personeel en technische geschikte structuur. We hebben gezien dat in Berkholz de inrichting moet beschikken over deze 35 Deze definitie geldt ook voor artikel 192 bis van de Btw-richtlijn, vanaf 1 januari 2013 voor artikel 56, lid 2, tweede alinea, van de Btw-richtlijn en tot en met 31 december 2014 voor artikel 58 van de Btw-richtlijn 36 Artikel 11 lid 2 van de Uitvoeringsverordening 16

18 structuur die voor bepaalde diensten noodzakelijk zijn. In ARO Lease BV leek het erop dat er zwaardere eisen werden gesteld aan deze structuur namelijk dat de inrichting zelfstandig de diensten kon verrichten. De Uitvoeringsverordening spreekt over een structuur om de door haar te verrichten diensten te kunnen verstrekken. Een vaste inrichting die bij haar dienstverrichting derde partijen inschakelt om de dienstverlening te verrichten kan naar mijn mening dan ook als vaste inrichting in de zin van artikel 45 van de Btw-richtlijn voldoen B2B vaste inrichting is ontvanger Voor de toepassing van artikel 44 (vaste inrichting is ontvanger) wordt onder vaste inrichting verstaan iedere andere inrichting dan de in artikel 10 van de Uitvoeringsverordening bedoelde zetel van de bedrijfsuitoefening die gekenmerkt wordt door een voldoende mate van duurzaamheid en een wat personeel en technische middelen betreft geschikte structuur om de voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken. 37 Dit brengt met zich mee dat er eerder zal worden voldaan aan de vereisten van een ontvangende vaste inrichting, ook wel inkoop VI genoemd, dan aan de vereisten van een vaste inrichting voor de toepassing van artikel 45. Een belastingplichtige waarvan de zetel van zijn bedrijfsuitoefening is gevestigd buiten de EU huurt een magazijn in Nederland vanuit dit magazijn worden goederen geleverd door het hoofdhuis (sluit de contracten af) aan buitenlandse afnemers. Om de orders uit te kunnen voeren moet er een telefoon en internet aansluiting komen in het magazijn. Voor de bepaling van de plaats van dienst van het aansluiten van de telefoon en het internet kwalificeert het magazijn op basis van de Uitvoeringsverordening als een vaste inrichting, aangezien het beschikt over een voldoende mate van mate van duurzaamheid en een wat personeel en technische middelen betreft geschikte structuur om de voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken. Wanneer er wordt gekeken naar de jurisprudentie en naar de stukken van de Europese Commissie met betrekking tot het begrip vaste inrichting dan zou dit een totale omslag kunnen lijken. 38 Dit is echter naar mijn mening niet het geval. Zoals al eerder is aangegeven, is in de jurisprudentie alleen de situatie aan bod gekomen waarbij het een vaste inrichting van een dienstverrichter 37 Artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringsverordening 38 Zie bijvoorbeeld: W. de Wit, The Fixed Establishment after the VAT package, VAT in an EU and International perspective, Essays in honour of Han Kogels, IBFD, 2011 en G.J. van Norden, The Allocation of Taxing Rights to Fixed Establishments in European VAT Legislation, VAT in an EU and International perspective, Essays in honour of Han Kogels, IBFD,

19 betrof. Artikel 45 bepaalt dat de plaats van dienst daar is waar de dienstverrichter is gevestigd, via de zetel van zijn bedrijfsuitoefening, dan wel via een vaste inrichting. Het gaat dus in die gevallen om een partij die de dienst daadwerkelijk verricht. Wil dit een vaste inrichting zijn dan moet de vaste inrichting die dienst kunnen verrichten. Het is dan ook naar mijn mening logisch dat, om te komen tot een vaste inrichting die als dienstverrichter kwalificeert, de vaste inrichting in staat moet zijn de dienst te verrichten. In de stukken van de Europese Commissie die eerder in deze verhandeling zijn besproken is de Commissie ook altijd uitgegaan van een vaste inrichting van de dienstverrichter. Over wat moet worden verstaan onder een vaste inrichting van de afnemer van een dienst, de ontvangende vaste inrichting, was minder bekend. Dat wil niet zeggen dat de definitie van deze vaste inrichting, de definitie van de presterende vaste inrichting zou moeten volgen. In de voorgestelde Negentiende richtlijn is aangegeven dat Als vaste inrichting zou elke vaste inrichting moeten worden beschouwd, ook indien daar geen belastbare handelingen worden verricht. Naar mijn mening is dit één van de weinige keren, zo niet de enige keer, dat er wordt gedoeld op het begrip vaste inrichting voor zowel dienstverrichters als dienstontvangers. Van Norden 39 is van mening dat er een additioneel criterium, te weten om de voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken is geïntroduceerd in de Uitvoeringsverordening en dat dit fundamenteel verkeerd is, aangezien hij van mening is dat de Uitvoeringsverordening hiermee de grenzen van de Btw-richtlijn heeft geschonden. Bij deze opvatting sluit ik mij niet aan. Naar mijn mening druist de invulling van de definitie van de vaste inrichting, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen een inkopende en een ontvangende vaste inrichting niet in tegen de Btw-richtlijn, aangezien er geen beperkende definitie van het begrip vaste inrichting in de Btw-richtlijn is opgenomen. Met beperkende doel ik op een definitie die alleen de vaste inrichting omvat die diensten verstrekt en daarmee een vaste inrichting die diensten ontvangt uitsluit. Ik ben van mening dat met de zinsnede voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken bedoeld is aan te geven dat dit zowel het eigen eindgebruik, het gebruik voor doorverkoop en het gebruik voor het verrichten van andere transacties inhoudt. Het gebruik van diensten voor doorverkoop en het gebruik voor het verrichten van andere transacties is net zo goed voor de eigen behoefte en het gebruik van de vaste inrichting als het eindgebruik van een dienst G.J. van Norden, The Allocation of Taxing Rights to Fixed Establishments in European VAT Legislation, VAT in an EU and International perspective, Essays in honour of Han Kogels, IBFD, Zo ook: G.J. van Norden, The Allocation of Taxing Rights to Fixed Establishments in European VAT Legislation, VAT in an EU and International perspective, Essays in honour of 18

20 Merkx 41 geeft aan dat de btw niet als doel heeft het verbruik van belastingplichtigen in de heffing te betrekken en dat het daarom in deze situatie niet nodig is dat heffing plaatsvindt in het land van verbruik. Naar mijn mening is dit echter ook in deze situatie nodig, zeker in het geval er sprake is van een (gedeeltelijk) niet-aftrekgerechtigde afnemer. Al met al is er meer duidelijkheid over de vaste inrichting die diensten afneemt. Deze vaste inrichting dient namelijk (slechts) diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te kunnen gebruiken. Dit is naar mijn mening in overeenstemming met het doel van de btw als verbruiksbelasting. De plaats van vestiging van de vaste inrichting sluit beter aan bij de plaats van het verbruikt, dan de plaats waar het hoofdhuis is gevestigd. 42 De Uitvoeringsverordening is op dit punt in lijn met de Btw-richtlijn, het geeft slechts uitleg aan de Btw-richtlijn B2B vaste inrichting is dienstverrichter In de Uitvoeringsverordening wordt niet specifiek aangegeven welke definitie dient te gelden voor het begrip vaste inrichting, wanneer het een dienstverlenende vaste inrichting betreft die B2B hoofdregeldiensten verstrekt. De vraag of er een vaste inrichting is, is in dit geval niet van belang voor de plaats van dienstbepaling, aangezien de plaats van dienst in dit geval daar is waar de afnemer is gevestigd. Wel is het bijvoorbeeld van belang voor de verschuldigdheid en voor de administratieve verplichtingen (bijvoorbeeld voor de btw-aangifte en de Opgaaf Intracommunautaire Prestaties). Gezien het feit dat de vaste inrichting de dienstverrichter is, ben ik van mening dat dezelfde definitie van vaste inrichting dient te gelden als voor de situatie B2C. Onder vaste inrichting in deze situatie dient daarom naar mijn mening te worden verstaan iedere andere inrichting dan de in artikel 10 van deze verordening bedoelde zetel van de bedrijfsuitoefening die gekenmerkt wordt door een voldoende mate van duurzaamheid en een wat personeel en technische middelen betreft geschikte structuur om de door haar te verrichten diensten te kunnen verstrekken. Han Kogels, IBFD, 2011: In that way equal treatment between local taxable persons and the local presence of foreign taxable persons is ensured. 41 M.M.W.D. Merkx, Btw-uitvoeringsverordening uitvoerbaar?, WFR 2011/ Zo ook: M.M.W.D. Merkx, Btw-uitvoeringsverordening uitvoerbaar?, WFR 2011/1308. Zo niet: W. de Wit, Fixed Establishment after the VAT package, VAT in an EU and International perspective, Essays in honour of Han Kogels, IBFD, 2011 The purchasing side fixed establishment also runs contrary to the idea supposedly behind the concept of fixed establishment: to crate equality (or neutrality) from a tax perspective between domestic businesses and business from other Member States / countries operating within the Member State 19

21 3.4 Tussenconclusie Onder een vaste inrichting voor de plaats van dienst bepalingen in de btw dient te worden verstaan: iedere andere inrichting dan de zetel van de bedrijfsuitoefening die gekenmerkt wordt door een voldoende mate van duurzaamheid en een wat personeel en technische middelen betreft geschikte structuur om: o voor zover het een dienstverstrekkende vaste inrichting betreft, de door haar te verrichten diensten te kunnen verstrekken; of o voor zover het een dienst ontvangende vaste inrichting betreft, om de voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken. 20

22 Hoofdstuk 4 Verhouding zetel van de bedrijfsuitoefening en de plaats van de vaste inrichting 4.1 Gezien vanuit de richtlijn Op basis van de tekst van de richtlijn ben ik van mening dat indien er sprake is van een vaste inrichting 43 en er diensten worden verricht voor deze vaste inrichting (artikel 44 Btw-richtlijn) dan wel vanuit deze vaste inrichting (artikel 45 Btw-richtlijn) de plaats van dienst daar is waar de vaste inrichting is gevestigd. Er dient dus op basis van tekst van de richtlijn gekeken te worden wie daadwerkelijk de dienst verricht, dan wel ontvangt. In de literatuur en in de jurisprudentie komt naar voren dat bij de toepassing van de plaats van dienst regelgeving en in het bijzonder in de situatie dat een belastingplichtige over meerdere vestigingsplaatsen beschikt de zevende overweging van de considerans van de Zesde richtlijn een belangrijke rol speelt. Hierbij wordt gedoeld op het begrip fiscaal rationele oplossing. 44 Zoals ik ook al heb aangegeven in paragraaf 2.2. ziet deze overweging in de considerans naar mijn mening op de verhouding van de plaats van dienst regels ten aanzien van verschillende soorten diensten; de hoofdregel als sluitpost en de specifieke bepalingen, die beter aansluiten bij de plaats waar het verbruik plaatsvindt, voor specifieke diensten. Er is hiermee naar mijn mening niet bedoeld om een hiërarchie aan te geven tussen zetel van de bedrijfsuitoefening en vaste inrichting. Ik kom hier later nog op terug bij de bespreking van de jurisprudentie. Het aansluiten bij de plaats van vestiging van de vaste inrichting in het geval dat de dienst daadwerkelijk door of voor de vaste inrichting wordt verricht, leidt mijns inziens tot een betere aansluiting bij de btw als verbruiksbelasting en met het daarmee samenhangende rechtskarakter van de btw, te weten het bestemmingslandbeginsel en externe neutraliteit, dan het toekennen van een algemene voorkeur voor één van de twee vestigingsplaatsen. In het consultatiedocument 45 is tevens aangegeven dat wanneer een belastingplichtige, die een dienst verricht, op meer dan één plaats is gevestigd, het in bepaalde gevallen onduidelijk kan zijn welke inrichting (hoofdhuis of vaste inrichting) de dienst verricht of ontvangt. 43 Dat wil zeggen er wordt voldaan aan de definitie van een vaste inrichting, zie het vorige hoofdstuk 44 Zie o.a. Redactie Vakstudie-Nieuws, aantekening bij RAL, HvJ EG 12 mei 2005, C-452/03, V-N 2005/32.26, G.J. van Norden, Het concern in de BTW, Fiscale Monografieën 122, Kluwer, Deventer, 2007, p. 124 en M.M.W.D. Merkx, Woon- en vestigingsplaats in de BTW, Fiscale Monografieën 137, Deventer, European Commission, Consultation Paper, Consultation, VAT The Place of Supply of Services, TAXUD/C3, May

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE PUBLIC FISC 87 ENER 164 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Groep

Nadere informatie

Definitie(s) van de term vaste inrichting

Definitie(s) van de term vaste inrichting Definitie(s) van de term vaste inrichting EEN VERRUIMING IN DE HERSCHIKTE UITVOERINGSVERORDENING? IS DIT WENSELIJK? Masterthesis Fiscale Economie Naam Adres Marjolein van den Berg LLM Picushof 192, 5613

Nadere informatie

PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS)

PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS) ConseilUE RAADVAN DEEUROPESEUNIE Brusel,26juni2003(02.07) PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS) LIMITE FISC108 ENER207 NOTA van: aan: d.d.: Betreft: hetitaliaansevoorziterschap degroepbelastingvraagstukken

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 24.11.2009 COM(2009)641 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de Portugese Republiek wordt gemachtigd een maatregel toe

Nadere informatie

Modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce. Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD

Modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce. Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 1.12.2016 COM(2016) 756 final 2016/0372 (NLE) Modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging

Nadere informatie

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap Rashmi Gangaram Panday 5606306 Semester 2, studiejaar 2008/2009 Juli 2009 Bachelorscriptie Begeleider : dhr. mr. drs. W.A.P.

Nadere informatie

NOTA VAN HET VOORZITTERSCHAP de Groep belastingvraagstukken Indirecte belasting (BTW) Betreft: BTW - Plaats van levering van gas en elektriciteit

NOTA VAN HET VOORZITTERSCHAP de Groep belastingvraagstukken Indirecte belasting (BTW) Betreft: BTW - Plaats van levering van gas en elektriciteit Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 januari 2003 (31.01) (OR. en) PUBLIC 5731/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 10 ENER 23 NOTA VAN HET VOORZITTERSCHAP aan: de Groep

Nadere informatie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD 7.12.2018 L 311/3 RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het

Nadere informatie

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 19.12.2017 COM(2017) 783 final 2017/0349 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van

Nadere informatie

11558/02 jv 1 DG G I

11558/02 jv 1 DG G I RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 augustus 2002 (28.08) (OR. fr) 11558/02 FISC 216 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Sylvain BISARRE, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie

Nadere informatie

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B Raad van de Europese Unie Brussel, 26 november 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0251 (CNS) 12848/1/18 REV 1 FISC 397 ECOFIN 881 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.12.2009 COM(2009)668 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.12.1999 COM(1999) 703 definitief 1999/0272 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk

Nadere informatie

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?!

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Masterthesis Fiscale Economie Accent indirecte belastingen De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Auteur: H.J.R.M. Vesseur BSc ANR: S342096 Afstudeerrichting: Master Fiscale Economie,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 * ARO LEASE ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 * In zaak C-190/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Gerechtshof te Amsterdam, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.7.2004 COM(2004) 468 definitief 2003/0091 (CNS) Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft

Nadere informatie

Belastingheffing digitale economie: lange en korte termijn oplossing

Belastingheffing digitale economie: lange en korte termijn oplossing Belastingheffing digitale economie: lange en korte termijn oplossing Op 21 maart jl. heeft de Europese Commissie nieuwe regels voorgesteld, die moeten verzekeren dat digitale bedrijven hun fair share betalen

Nadere informatie

Door: Marieke Herber 2010 / 2011. De vaste inrichting in de btw: terecht gebruikt of misbruikt?

Door: Marieke Herber 2010 / 2011. De vaste inrichting in de btw: terecht gebruikt of misbruikt? Door: Marieke Herber 2010 / 2011 De vaste inrichting in de btw: terecht gebruikt of misbruikt? Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Aanleiding 3 1.3 Probleemstelling en opbouw 4 Hoofdstuk

Nadere informatie

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.12.2015 COM(2015) 646 final 2015/0296 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen

Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen Tilburg University Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen Een pro rata berekening op basis van de wereldomzet wenselijk? Masterscriptie Fiscale

Nadere informatie

De vaste inrichting: een tweezijdig begrip?

De vaste inrichting: een tweezijdig begrip? De vaste inrichting: een tweezijdig begrip? Door: mr. E. Usta 2012/2013 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Hoofdstuk 1 Definitie vaste inrichting... 4 1.1 Europese rechtspraak... 4 1.1.1 Arrest van 4 juli 1985,

Nadere informatie

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK 1 STELLING Er moet het een en ander veranderen of beter worden geregeld in de regelgeving 2 PROGRAMMA o Onderzoeksvragen o Rechtskarakter

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.12.2006 COM(2006) 802 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Estland, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk worden gemachtigd

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE Brussel, 11 september 2018 KENNISGEVING AAN BELANGHEBBENDEN TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN EU-REGELS OP HET GEBIED VAN DE

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Vertaling C-647/17-1 Zaak C-647/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 november 2017 Verwijzende rechter: Högsta förvaltningsdomstolen

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN VAN DE RAAD tot

Nadere informatie

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 24.6.2010 COM(2010)331 definitief 2010/0179 (CNS) C7-0173/10 Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EEG betreffende het gemeenschappelijk

Nadere informatie

10044/17 mak/adw/sl 1 DG G 2B

10044/17 mak/adw/sl 1 DG G 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 8 juni 2017 (OR. en) Interinstitutionele dossiers: 2016/0370 (CNS) 2016/0372 (E) 2016/0371 (CNS) 10044/17 FISC 131 ECOFIN 505 UD 146 NOTA I/A-PUNT van: aan: het voorzitterschap

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en) Conseil UE Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0102 (CNS) 8333/16 LIMITE PUBLIC FISC 59 ECOFIN 326 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.3.2003 COM(2003) 114 definitief 2003/0050 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.12.2003 COM(2003) 825 definitief 2003/0317 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.1.2004 COM(2004) 853 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Spanje wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD >r >r COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 30.1.2004 COM(2004) 53 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Italië wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt

Nadere informatie

BTW: een update in 45 minuten. Erik Scheer & Casper Evers

BTW: een update in 45 minuten. Erik Scheer & Casper Evers BTW: een update in 45 minuten Erik Scheer & Casper Evers Onderwerpen 1. Inleiding 2. De BTW-verordening (1 juli 2011) 3. Ontwikkelingen Hof van Justitie 2 Inleiding 3 Inleiding Talloze ontwikkelingen die

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 622 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009

Nadere informatie

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Publicatieblad Nr. L 225 van 12/08/1998 blz. 0016-0021 DE RAAD VAN

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 15.6.2017 COM(2017) 318 final 2017/0131 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Polen wordt gemachtigd met de Republiek Oekraïne een overeenkomst

Nadere informatie

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs JJJ JJJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 7 mei 2009 Betreft:

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.8.2017 COM(2017) 410 final 2017/0183 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/335/EU waarbij de Republiek Litouwen

Nadere informatie

Auteur: mr. A.P. van Nes, FrieslandCampina. 2 december Centrale vraagstelling

Auteur: mr. A.P. van Nes, FrieslandCampina. 2 december Centrale vraagstelling FACTSHEET Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de kleine ondernemersregeling in de BTW COM(2018) 20 final; 2018/0006 (CNS) Auteur: mr. A.P. van Nes,

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2012/0102 (CNS) 8741/16 FISC 70 ECOFIN 378 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN VAN DE RAAD

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 7.2.2017 COM(2017) 61 final 2017/0018 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 april 2005 (07.04) (OR. fr) 7843/05 FISC 38

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 april 2005 (07.04) (OR. fr) 7843/05 FISC 38 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 6 april 2005 (07.04) (OR. fr) 7843/05 FISC 38 VOORSTEL van: de Europese Commissie d.d.: 5 april 2005 Betreft: Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de Bondsrepubliek

Nadere informatie

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken 5.9.2018 A8-0260/ 001-023 AMENDEMENTEN 001-023 ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken Verslag Tom Vandenkendelaere A8-0260/2018 Gemeenschappelijk btw-stelsel met betrekking tot de speciale

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

De toekomst van belastingheffing?

De toekomst van belastingheffing? Master thesis De toekomst van belastingheffing? De nieuwe plaats van dienstregels voor elektronisch, omroep en telecommunicatie diensten vanaf 2015 Naam: J.H.L. Verhiel Bsc ANR: 458280 Opleiding: Master

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.10.2016 COM(2016) 665 final 2016/0326 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Beschikking 2009/790/EG waarbij Polen wordt gemachtigd een

Nadere informatie

(On)belastbaarheid van onderlinge prestaties

(On)belastbaarheid van onderlinge prestaties (On)belastbaarheid van onderlinge prestaties Een onderzoek naar de aanwezigheid van een belastbare prestatie tussen hoofdhuis en vaste inrichting en de invloed van een vaste inrichting op de pro rata berekening

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 29.9.2017 C(2017) 6474 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 29.9.2017 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de

Nadere informatie

Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld?

Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld? Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld? Door: Sam Williams 2011/ 2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 2 Hoofdstuk

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1 BEGELEIDENDE NOTA van: de heer V. SKOURIS, Voorzitter van het Hof van Justitie d.d.: 4 februari 2008 aan: de heer

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 7.8.2013 COM(2013) 577 final 2013/0280 (CNS) C7-0268/13 Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van de Richtlijnen 2006/112/EG en 2008/118/EG wat betreft de Franse

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 21 april 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 21 april 2017 (OR. en) Conseil UE Raad van de Europese Unie Brussel, 21 april 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0374 (CNS) 8076/17 LIMITE PUBLIC FISC 76 ECOFIN 272 NOTA van: aan: het secretariaat-generaal van de

Nadere informatie

Richtsnoeren Samenwerking tussen autoriteiten die zijn onderworpen aan de artikelen 17 en 23 van Verordening (EU) nr. 909/2014

Richtsnoeren Samenwerking tussen autoriteiten die zijn onderworpen aan de artikelen 17 en 23 van Verordening (EU) nr. 909/2014 Richtsnoeren Samenwerking tussen autoriteiten die zijn onderworpen aan de artikelen 17 en 23 van Verordening (EU) nr. 909/2014 28/03/2018 ESMA70-151-435 NL Inhoudsopgave 1 Toepassingsgebied... 2 2 Doel...

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.9.2018 COM(2018) 652 final 2018/0334 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.11.2017 COM(2017) 659 final 2017/0296 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0417 (NLE) 5087/17 FISC 1 VOORSTEL van: ingekomen: 6 januari 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi AYET

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 "

ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 COMMISSIE / FRANKRIJK ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 " In zaak C-68/92, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur T. F. Cusack en E. Buissart, lid van

Nadere informatie

Erasmus School of Economics

Erasmus School of Economics ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Het recht op aftrek van voorbelasting van een (juridische) entiteit bestaande uit een zetel van bedrijfsuitoefening en één of

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.1.2018 COM(2018) 5 final 2017/0361 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Malta wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 16 juni 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0131 (NLE) 10415/17 FISC 144 VOORSTEL van: ingekomen: 15 juni 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi AYET

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0183 (NLE) 11618/17 FISC 172 VOORSTEL van: ingekomen: 3 augustus 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi

Nadere informatie

ABC-transacties binnen de interne markt: geen koud kunstje

ABC-transacties binnen de interne markt: geen koud kunstje ABC-transacties binnen de interne markt: geen koud kunstje mr. I.M. Duinker; mr. P. de Kock 1 Met ingang van 1 januari 2012 zijn in de Wet op de omzetbelasting 1968 wijzigingen aangebracht in het kader

Nadere informatie

BTW: nieuwe regels voor plaats van dienst Bereid u tijdig voor!

BTW: nieuwe regels voor plaats van dienst Bereid u tijdig voor! 1/ 5 BTW: nieuwe regels voor plaats van dienst Bereid u tijdig voor! Vanaf 1 januari 2010 gelden nieuwe btw-regels. Hoofdregel is dat een dienst belast is in het land van de afnemer. Gevolg hiervan is

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie juridische zaken MEDEDELING AAN DE LEDEN (0034/2007)

EUROPEES PARLEMENT. Commissie juridische zaken MEDEDELING AAN DE LEDEN (0034/2007) EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie juridische zaken 2009 10.10.2007 MEDEDELING AAN DE LEDEN (0034/2007) Betreft: Diverse codificatievoorstellen Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/02/2018

Datum van inontvangstneming : 16/02/2018 Datum van inontvangstneming : 16/02/2018 C-26/18-1 Zaak C-26/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 15.7.2010 COM(2010)381 definitief 2010/0205 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD houdende wijziging van Richtlijn 2008/9/EG tot vaststelling van nadere voorschriften

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 8 februari 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0018 (NLE) 6080/17 FISC 37 VOORSTEL van: ingekomen: 7 februari 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

Hoorcollege 1: Inleiding

Hoorcollege 1: Inleiding Hoorcollege 1: Inleiding Datum: 9 november 2009 Studiestof: hoofdstuk 5 Drs. O.L. Mobach INLEIDING De omzetbelasting is vak dat altijd actueel is. In de Verenigde Staten is er op dit moment bijvoorbeeld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.10.2017 COM(2017) 561 final 2017/0243 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd een maatregel in te voeren

Nadere informatie

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie.

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie. Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt mijn masterscriptie, waarin ik de herzieningsregels in de btw onder de loep neem. Met deze scriptie komt een einde aan mijn zeven jaar durende studententijd waarvan ik

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 * ARREST VAN 2.5.1996 ZAAK C-231/94 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 * In zaak C-231/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR:

Bachelor Thesis. De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR: Bachelor Thesis De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR: 450182 Begeleider: W. J. C. de Bakker Examencommissie: A.J. van Doesum ~ 1 ~ Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding...

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 september 2004 (23.09) (OR. fr) 12609/04 FISC 163. VOORSTEL de Commissie d.d.: 20 september 2004 Betreft:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 september 2004 (23.09) (OR. fr) 12609/04 FISC 163. VOORSTEL de Commissie d.d.: 20 september 2004 Betreft: RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 22 september 2004 (23.09) (OR. fr) 12609/04 FISC 163 VOORSTEL van: de Commissie d.d.: 20 september 2004 Betreft: Voorstel voor een beschikking van de Raad waarbij Frankrijk

Nadere informatie

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 27.10.2010 2010/0067(CNS) ONTWERPADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT * ONTWERPVERSLAG. Commissie economische en monetaire zaken VOORLOPIGE VERSIE 2004/0079(CNS)

EUROPEES PARLEMENT * ONTWERPVERSLAG. Commissie economische en monetaire zaken VOORLOPIGE VERSIE 2004/0079(CNS) EUROPEES PARLEMENT 2004 ««««««««««««2009 Commissie economische en monetaire zaken VOORLOPIGE VERSIE 2004/0079(CNS) 8.3.2005 * ONTWERPVERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende

Nadere informatie

Europees Economisch en Sociaal Comité ADVIES

Europees Economisch en Sociaal Comité ADVIES Europees Economisch en Sociaal Comité ECO/360 Belastingheffing - Richtlijn moedermaatschappij / dochteronderneming Brussel, 25 maart 2014 ADVIES van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 28.11.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0824/2008, ingediend door Kroum Kroumov (Bulgaarse nationaliteit), gesteund door zestien

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding?

Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding? Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding? Een btw-onderzoek naar de relatie tussen een hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid. Naam: L.A.M. van Zwienen Studie: Master

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 213, bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 232 van 24/07/98 COMMISSIE - Ontwerp van een beschikking van de Raad betreffende een communautaire procedure voor informatie en overleg over de

Nadere informatie

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het

Nadere informatie

Bachelorscriptie. Hoofdhuis en vaste inrichting fiscaal een eenheid?

Bachelorscriptie. Hoofdhuis en vaste inrichting fiscaal een eenheid? Bachelorscriptie Hoofdhuis en vaste inrichting fiscaal een eenheid? Een onderzoek naar de behandeling van dienstverleningsactiviteiten tussen hoofdhuis en vaste inrichting in het kader van de Omzetbelasting

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 28.02.2006 COM(2006) 89 definitief Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (door de Commissie ingediend)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T DE RAAD Brussel, 4 februari 2009 (OR. en) 2008/0026 (COD) PE-CO S 3706/08 STATIS 156 CODEC 1456 WETGEVI GSBESLUITE E A DERE I STRUME TE Betreft: VERORDENING VAN HET

Nadere informatie

Hoofdhuis & vaste inrichting

Hoofdhuis & vaste inrichting Tilburg University Masterscriptie Fiscale Economie Hoofdhuis & vaste inrichting Schizofrenie in de btw Naam: T.S. (Tim) Winkelhuis BSc Studentnummer: 206001 Opleiding: Master Fiscale Economie Tilburg University

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juni 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juni 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juni 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0124 (NLE) 10201/17 FISC 137 VOORSTEL van: ingekomen: 8 juni 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi AYET

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 277/23

Publicatieblad van de Europese Unie L 277/23 18.10.2008 Publicatieblad van de Europese Unie L 277/23 VERORDENING (EG) Nr. 1024/2008 VAN DE COMMISSIE van 17 oktober 2008 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen ter uitvoering van Verordening

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Vertaling C-165/17-1 Zaak C-165/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 april 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/07/2019

Datum van inontvangstneming : 22/07/2019 Datum van inontvangstneming : 22/07/2019 Samenvatting C-459/19 1 Zaak C-459/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie