HOOFDSTUK 1: PLEEGZORG VOOR NIET BEGELEIDE BUITENLANDSE MINDERJARINGEN (NBBM): MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN

Transcriptie

1 1 HOOFDSTUK 1: PLEEGZORG VOOR NIET BEGELEIDE BUITENLANDSE MINDERJARINGEN (NBBM): MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN Inleiding Het verdrag van de rechten van het kind (Verenigde Naties, 20 november 1989) bevestigt het feit dat kinderen omwille van hun kwetsbaarheid nood hebben aan bijzondere zorg en bescherming. Het benadrukt het principe dat alle mensenrechten van toepassing zijn op alle kinderen zonder enige uitzondering, en de verplichting van de Staat om kinderen tegen om het even welke vorm van discriminatie te beschermen. De Staat mag geen enkel recht schenden en moet positieve acties ondernemen om alle rechten te bevorderen. Alle acties met betrekking tot het kind dienen ten volle rekening te houden met zijn of haar belang. Artikel 20 beklemtoont de plicht van de staat om kinderen die niet in hun gezinsmilieu kunnen leven bijzondere bescherming te bieden, en om er voor te zorgen dat voor hen beroep kan gedaan worden op gepaste alternatieve gezinsopvang of op plaatsing in een instelling. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de culturele achtergrond van het kind. De diensten voor pleegzorg willen zich inschakelen in die mensenrechtenbeweging. Zij willen mee instaan voor het scheppen van Ruimte, Recht en Respect voor kinderen die bedreigd worden in hun ontwikkeling. Zij doen dat door niet begeleide buitenlandse minderjarigen op te vangen in pleeggezinnen, voor die tijd die nodig is om vooruit te komen. Sommige van die niet begeleide buitenlandse minderjarigen zijn kinderen op de vlucht. Daarbij hebben zij op de een of andere manier de zorg van hun ouders verloren. Dan kan het zijn dat pleeggezinnen hun gezin aanbieden om hen toe te laten opnieuw tot hun recht te komen. Niet begeleide buitenlandse minderjarigen (NBBM) vormen een heterogene groep. In de eerste plaats kan het gaan om alleenstaande minderjarige asielzoekers. Een beperkt deel hiervan wordt als vluchteling erkend en verwerft zo het recht op verblijf in ons land. Bij andere alleenstaande minderjarige asielzoekers wordt de asielaanvraag geweigerd maar wordt de uitwijzing doorgaans opgeschort tot zij meerderjarig worden. Daarnaast zijn er ook minderjarigen die het land binnenkomen en zich ergens aanmelden maar geen asielaanvraag indienen waardoor ze van meet af aan illegaal op het grondgebied verblijven. Verder zijn er nog minderjarigen zonder wettig verblijf die voordien onder begeleiding in België verbleven maar na verloop van tijd werden verlaten. Deze gids is een handleiding voor die pleegouders en hulpverleners die begaan zijn met de opvang van niet begeleide buitenlandse NBBM. Zij zoekt een antwoord op alle praktische vragen, niet in het minst de juridische vragen, waarmee een niet begeleide NBBM zich geconfronteerd weet.

2 2 De mogelijkheden van pleegzorg o Huisvesting Pleegzorg biedt onderdak aan, voeding en kledij aan kinderen die hier behoefte aan hebben. Niet begeleide buitenlandse NBBM ervaren die nood in ieder geval. Veel minderjarige NBBM zijn in de adolescentie. Zij bevinden zich in een levensfase waar hun acute nood aan opvang samen gaat met het verlangen zich te ontplooien, zich waar te maken, als individu of als lid van een groep. Ook laat de zeer nabije warmte van een pleeggezin soms een beklemmende indruk, na de traumata van vóór de vlucht, de vlucht zelf en het onthaal in ons land. Daarom wordt veel pleegzorg aan adolescente NBBM vertaald in een soort peter- of meterschap. De jongere woont op kamers én hij kan bij eengezin terecht. o Familieleven Pleegzorg biedt een familieleven aan kinderen en jongeren die voor langere tijd of definitief hun familie verloren zijn. o Intensieve zorg en begeleiding Een pleeggezin is steeds nabij. Dit kan een belang hebben voor die minderjarige NBBM die heel wat aandacht en morele of fysieke zorg ontbeerden en er open voor staan. Pleegouders kunnen hun zorg doseren op maat van de behoeften van de jongere. o Aanbieden van knooppunten en bevorderen van verbondenheid Het pleeggezin kan een eerste nieuw netwerk zijn, waarvandaan alle verdere vertakkingen naar de nieuwe buitenwereld vertrekken. Een van de belangrijkste uitdagingen waar pleegzorg voor niet begeleide NBBM voor staat is het helpen bouwen aan een nieuw netwerk van relaties. De jongere opnieuw leren participeren aan een volledig nieuwe omgeving waar hij toe behoort is één van de belangrijkste opdrachten voor een pleeggezin. Het is ook de plaats om zich terug te trekken uit die soms woelige omgeving en om tot rust te komen, om ordening te scheppen. Het pleeggezin als veilig knooppunt, en als rustpunt.

3 3 De beperkingen van pleegzorg o Huisvesting De wijze van zich voeden, van communiceren, van wonen en van omgang tussen familieleden kan in de oorspronkelijke omgeving van niet begeleide buitenlandse NBBM zo verschillend zijn, dat een gezin onvoldoende in staat is met die extreme verschillen om te gaan. In dat geval is het de taak van het pleeggezin om samen met de begeleidende dienst een andere huisvesting te zoeken, die beter een antwoord biedt op de nodenvan de persoon. o Familieleven Sommige NBBM komen uit streken waar het groepsleven primeert op het leven in een autonoom kerngezin. De groepseer staat boven de individuele ontplooiing. De straat boven de besloten woning. Een pleeggezin dat verlangt om de gast de geneugten van het cocoonend gezin te laten eigen worden, kan, samen met de rebellerende of depressief wordende gast, ontgoocheld afhaken. Soms is de nieuwe situatie mét pleegkind niet te aarden voor de eigen kinderen die moeilijk in de communicatie kunnen komen met de gast. Ook de reacties van de eigen familie of de vriendenkring kan zo afkeurend zijn tegenover uw gezin als pleeggezin, dat het afgesneden wordt van zijn noodzakelijk netwerk en dus niet in staat blijkt om verder als pleeggezin te fungeren. o Intensieve zorg en begeleiding Er zijn niet begeleide buitenlandse NBBM die zo verschrikkelijke ervaringen achter de rug hebben dat de warmte en de intense nabijheid van andere mensen in een gezinsverband een bedreiging worden. Leven in een gezin is niet steeds een goede oplossing voor gekwetste mensen. Soms is een koele afstandelijkheid binnen een no nonsens aanpak meer aangewezen. Anderen hebben omwille van gelijklopende ervaringen geen vat meer op hun eigen gedrag en behoeven een zeer intensieve hulp. Waar het in een gezin nodig is om met de dagelijkse bezigheden mee te kunnen, kan een opname in een therapeutische setting aangewezen zijn. o Aanbieden van knooppunten en bevorderen van verbondenheid Netwerken bouwen kan slechts mits voldoende duidelijke en open communicatie. Wanneer dit niet lukt, groeien misverstanden en conflicten. Ofwel wordt helemaal geen netwerk opgebouwd buiten het pleeggezin en wordt de gast meer een parasiet op hotel, ofwel worden de ontwikkelde netwerken destructief geladen. Een lading die op het pleeggezin terecht kan komen. Bij onvoldoende communicatiemogelijkheden en wederzijds inlevingsvermogen (en hier bedoelen we méér dan alleen maar de gesproken taal)is een pleeggezin tegen- aangewezen.

4 4 De criteria waar pleegouders aan moeten beantwoorden 1. Pleegouders zijn open en duidelijk in het contact. Zij zijn in staat tot het onderhouden van positieve contacten met hun eigen gezinsleden, met buren en anderen in hun omgeving, met artsen, leerkrachten en dergelijke en doen dat dus ook met pleegkinderen, de familie van de kinderen en hun cultuur. Het is van groot belang om informatie uit te kunnen wisselen met mensen die anders denken dan zijzelf. Met mensen die door hun levenservaring, leeftijd, cultuur, waarden en normen en mogelijkheden een andere kijk op verschillende zaken hebben. Dit houdt in dat zij bij communicatie die op een of andere manier moeilijk verloopt (taalproblemen, culturele verschillen, ) op een creatieve manier zoeken naar alternatieven om deze te optimaliseren. 2. Pleegouders delen het ouderschap met de ouders en de familie van het kind. Dit gebeurt niet altijd via directe contacten, maar zeker via de gevoelens van het kind over zijn familie. Soms is de familie in afstand ver weg maar toch zeer aanwezig bij het kind. Pleegouders delen ook de zorg en de planning rondom kinderen met pleegzorgdienst. Pleegouders zijn dus in staat als een team samen te werken en kunnen kinderen helpen al die verschillende belangrijke mensen een plaatsje te geven in hun leven. 3. Kinderen die verwaarloosd, mishandeld of seksueel misbruikt zijn, kinderen die gevlucht zijn, geven vaak zichzelf de schuld van de problemen in hun gezin. De afwijzing door hun familie of andere pleeggezinnen, de afwijzing van hun land van herkomst, de angsten die kinderen hebben doorstaan hebben ertoe geleid dat het kind negatief over zichzelf denkt. Het kind is ook verward: wie ben ik eigenlijk? Bij wie hoor ik thuis? Hoe behoud ik mijn eigenheid in een compleet andere cultuur? Pleegouders helpen kinderen hun levensgeschiedenis te begrijpen. Ze kunnen er mee omgaan op een niet veroordelende manier. Dus op een manier die het kind helpt zich goed te voelen over zichzelf. 4. Kinderen die gevlucht zijn of misbruikt of mishandeld hebben door toedoen van volwassenen schade opgelopen. Kinderen kiezen soms voor een voorspelbare aanpak, ook al is dit onaangenaam. Zo leren sommige kinderen dat geslagen worden wel pijn doet maar beter is dan helemaal geen aandacht krijgen. Deze kinderen verwachten dan dat pleegouders ook geweld tegen hen zullen gebruiken. Als dat gebeurt lopen ze nog meer schade op. Het is van wezenlijk belang dat pleegouders deze cirkel doorbreken en beseffen wat pijnlijk en ongepast in de aanpak van een bepaald kind. Op zoek gaan naar wat

5 5 nodig is voor een positieve ontwikkeling. Pleegouders geven het kind aandacht en helpen het kind zijn gedrag te veranderen. 5. Het inschatten van de uitwerking die het pleegouderschap op de eigen situatie heeft. Het toevoegen van een nieuw gezinslid heeft invloed op elk kind van dat gezin. Het heeft gevolgen voor de verdeling van tijd en aandacht, van ruimte en verantwoordelijkheden en de besteding van de financiën. Pleeggezinnen laten zien dat ze in staat zijn de gevolgen in te schatten van een nieuw gezinslid op de gezinsrelaties. Ook geven ze aan hoe ze de mogelijk te verwachten spanningen het hoofd zullen bieden. Pleegouders kunnen omgaan met verlies Ze hebben de verliezen in hun leven ervaren en voldoende verwerkt. Ze kunnen omgaan met andere gewoontes en gebruiken en een evenwicht vinden met hun eigen leefpatroon.

6 6 OPVANGMOGELIJKHEDEN In dit hoofdstuk overlopen wij de opvangmogelijkheden voor niet begeleide buitenlandse NBBM in de structuren van de Bijzondere Jeugdbijstand, Het Vlaams Fonds voor de Integratie van Personen met een Handicap, Kind en Gezin. Niet Begeleide buitenlandse NBBM zijn tijdelijk of blijvend gescheiden van hun gezin en hebben dan ook recht op bijzondere bescherming en bijstand (kinderrechtenverdrag art. 20 1). Maar ook begeleide NBBM van wie de begeleider niet kan instaan voor de nodige bescherming en bijstand kunnen zich op deze structuren beroepen.

7 7 1. De Bijzondere Jeugdbijstand 1.1 Wat is de Bijzondere Jeugdbijstand? De Bijzondere Jeugdbijstand (= BJB) in Vlaanderen is de categoriale zorg voor jongeren en gezinnen die pas in werking treedt als de eerstelijnsvoorzieningen (de algemene zorg) nietbeantwoorde behoeften nalaten. Deze eerstelijnsvoorzieningen zijn diensten van het algemeen welzijnswerk, Kind en Gezin, het onderwijs en de gezondheidszorg (o.a. OCMW). Kortom, alvorens hulpverlening te organiseren binnen de BJB zal men eerst trachten te helpen door advies, doorverwijzing naar de eerstelijnszorg of overleg met de betrokkenen. De BJB in Vlaanderen omvat de gerechtelijke en de buitengerechtelijke jeugdbijstand, respectievelijk de gedwongen hulpverlening en de zogenaamd vrijwillige hulpverlening. De vrijwillige hulpverlening behoort volledig tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. De gedwongen hulpverlening kent een gedeelde bevoegdheid met de Federale Overheid. Het organiseren van de Bijzondere Jeugdbijstand gebeurt uitsluitend door de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg (vrijwillige hulpverlening) of de jeugdrechtbanken (gedwongen hulpverlening). De concrete aanleiding daartoe kan een problematische opvoedingssituatie (=POS) zijn of een als misdrijf omschreven feit (=MOF). De hulpverlening die de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg (= CBJ) bieden is vrijwillig maar niet altijd vrijblijvend. Bij geschillen tussen de betrokkenen bij de hulp, geboden door een CBJ, dan kunnen elk van deze betrokkenen een beroep doen op de Bemiddelingscommissie. Deze commissie heeft de taak te bemiddelen met het oog op het bereiken van een minnelijke schikking. Lukt dit, dan wordt de zaak opnieuw toevertrouwd aan de vrijwillige hulpverlening. Indien geen minnelijke regeling tot stand komt, beslist de commissie ofwel de zaak uit handen te geven (klasseren) ofwel de zaak over te maken aan de jeugdrechtbank (=JRB). Naast het garanderen van individuele bijstand aan jongeren en gezinnen dienen de CBJ s een algemeen preventief beleid te voeren. Deze preventieve werking heeft als algemene doelstelling POS s te voorkomen. Na verwijzing vanuit een CBJ of een JRB wordt de hulpverlening en desgevallend de opvang van de minderjarige opgenomen door een erkende voorziening van de BJB. De consulent van een CBJ of een Sociale Dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de JRB coördineert de hulpverlening die t.a.v. een minderjarige en zijn gezin georganiseerd wordt. De diensten voor pleegzorg zijn één van de door de overheid erkende categorieën voorzieningen binnen de Bijzondere Jeugdbijstand.

8 8 De plaatsing in een voorziening voor BJB gebeurt in principe uitsluitend door een CBJ of een JRB. Een uitzondering hierop zijn de plaatsingen in een gemeenschapsinstelling. Dit kan enkel door een JRB. 1.2 Hoe werkt de Bijzondere Jeugdbijstand voor NBBM? Omdat de reglementering voor deze doelgroep vaak aangepast wordt, verwijzen we naar of Dit zijn 2 websites van het Vlaams Minderhedencentrum. 1.3 Pleegzorg en de Bijzondere Jeugdbijstand Pleegzorg binnen de BJB organiseert de plaatsing van NBBM in pleeggezinnen. De plaatsing gebeurt in opdracht van een CBJ, een JRB of een OCMW. Een plaatsingsmaatregel is tijdelijk en kanvan korte of lange duur zijn. De diensten voor pleegzorg staan in voor de werving en selectie van pleeggezinnen alsook voor de begeleiding van de plaatsing (ouders, pleegouders en pleegkind). Een consulent van de plaatsende instantie coördineert de hulpverlening. Voor actuele informatie over domiciliëring, kinderbijslag en mutualiteit verwijzen we naar of of Je kan je ook wensen tot je eigen mutualiteit of kinderbijslagfonds. 1.4 Administratieve regelingen en de Bijzondere Jeugdbijstand Domiciliëring Zie of Kinderbijs lag Bij plaatsing in een pleeggezin is een algemene afwijking op de voorwaarden om het recht op kinderbijslag te openen van toepassing: [ ] de werknemer recht heeft op kinderbijslag voor de in zijn gezin geplaatste kinderen, welke niet zijn bedoeld in artikel 51 8 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, indien dit kind in zijn gezin geplaatst is hetzij door bemiddeling van een erkende of betoelaagde dienst voor gezinsplaatsing [ ] en op voorwaarde dat deze plaatsing in het gezin wordt bevestigd in een behoorlijk getekende en gedateerde verklaring vanwege de betrokken dienst (omzendbrief 451, 4 mei 1983)

9 Trierstraat 70,1000 Brussel Tel:02/ (centraalnummer) Inlichtingendienst:02/ Bereikbaar:alle werkdagen van 8uur tot 16uur. 9 Bijkomende informatie hieromtrent is te bekomen bij de inlichtingendienst van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers: Trierstraat70, 1000 Brussel Inlichtingendienst: 02/ Bereikbaar: alle werkdagen van 8uur tot 16uur Bij plaatsing in een pleeggezin mag het recht op kinderbijslag geopend worden in hoofde van de (oudste) pleegouder (= de rechthebbende). De kinderbijslag wordt verzorgd door het kinderbijslagfonds van de werkgever van de pleegouder. Indien de pleegouder een vervangingsinkomen geniet, wordt de kinderbijslag uitbetaald via het kinderbijslagfonds van de laatste werkgever van de pleegouder. Wanneer een persoon geen vervangingsinkomen heeft, wegens schorsing bij de RVA, kan deze persoon onder bepaalde voorwaarden bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers de gewaarborgde kinderbijslag vragen 1. Deze regel geldt enkel voor eigen kinderen. Pleegkinderen komen hiervoor niet in aanmerking. Bij de start van de plaatsing dient de pleegouder het kinderbijslagfonds van zijn werkgever (of de Rijksdienst voor Kinderbijslag) op de hoogte te stellen van de plaatsingsmaatregel. Wanneer een plaatsing in een pleeggezin na de meerderjarigheid op vrijwillige basis verder gezet wordt (maximum tot 20 jaar), houdt dit ook de verdere toekenning van de kinderbijslag in (behalve wanneer het pleegkind werkt). Bij plaatsing in een pleeggezin wordt het ontvangen bedrag (= 2/3 van de totale kinderbijslag) in mindering gebracht van de te ontvangen dagprijs. 1/3 van de totale kinderbijslag wordt op een spaarboekje op naam van de minderjarige gestort of gebruikt voor de onkosten van voornoemde persoon Mutualiteit Zie Nutt ige adressen Voor het adres van en contactname met het Comité voor Bijzondere Jeugdbijstand of de Sociale dienst van de Vlaamse gemeenschap bij de Jeugdrechtbank in uw gerechtelijk arrondissement, raadpleegt u het best uw begeleider voor pleegzorg. 1 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

10 Varia JOLIJN Een luisterlijn voor jongeren en ouders of iedereen met vragen omtrent een maatregel of beslissing in de BJB: Tel: (gratis) Bereikbaar: maandag van9u tot 13u; woensdag envrijdag van13u tot18u

11 11 2. Het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een handicap (= VFSIPH) 2.1 Wat is het VFSIPH? 2 Het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap is een organisatie (parastatale) die zich tot doel stelt de sociale integratie van personen met een handicap te bevorderen op individueel en collectief vlak: individueel: door bijvoorbeeld voorlichting bij studie- en beroepskeuze, door opleiding, aan de hand van tewerkstellingsbevorderende initiatieven of, door middel van het verlenen van tussenkomsten in de kosten voor aanpassingen en hulpmiddelen (materiële hulp), ; collectief: door de erkenning en subsidiëring van instellingen zoals revalidatiecentra, internaten, dagcentra, centra voor gespecialiseerde voorlichting, beroepsopleiding, beschutte werkplaatsen, pleegzorg, De concrete realisatie van het hulpaanbod van het VFSIPH gebeurt door de instellingen (= alle collectieve voorzieningen erkend en gesubsidieerd door het VFSIPH). Doelgroep Het VFSIPH richt zich tot personen met een handicap. Handicap staat voor elke langdurige en belangrijke beperking van de sociale integratiekansen van een persoon ten gevolge van een aantasting van de verstandelijke, psychische, lichamelijke en/ of zintuiglijke mogelijkheden. Om aanspraak te kunnen maken op het hulpverleningsaanbod van het VFSIPH dienen drie voorwaarden vervuld te zijn: 1. de persoon met een handicap mag nog geen 65 jaar zijn; 2. de persoon met een handicap moet effectief in België verblijven; 3. de persoon met een handicap moet op datum van de aanvraag een ononderbroken verblijf van vijf jaar in België hebben of in de loop van zijn leven reeds tien jaar in België gewoond hebben. Voor de minderjarige met een handicap en gelijkgestelden (= verlengd NBBM of onbekwaamverklaarden) geldt voornoemde voorwaarde voor de wettelijke vertegenwoordiger. Van voorwaarde drie wordt afgeweken voor bepaalde groepen personen met een handicap: personen die de Belgische nationaliteit hebben; de meeste onderdanen van lidstaten van de Europese Unie; staatlozen(= personen metonbepaalde nationaliteit); erkende NBBM; 2 Naar: VFSIPH, Handige informatie voor personen met een handicap, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Algemeen Welzijnsbeleid,1998;info opwebsite VFSIPH.

12 12 personen die niet tot voornoemde categorieën behoren maar kinderbijslag krijgen. De NBBM die aan de toelatingscriteria beantwoorden kunnen door de JRB toevertrouwd worden aan een collectieve voorziening van het VFSIPH bestemd voor NBBM. Wanneer de plaatsende instantie een CBJ is, kan enkel een plaatsing in een erkend observatiecentrum georganiseerd worden. NBBM met een handicap die beroep wensen te doen op het aanbod van het VFSIPH dienen via een erkend multidisciplinair team een aanvraag in te dienen bij één van de provinciale afdelingen van het Vlaams Fonds. Meer informatie over de verschillende aanvraagprocedures is terug te vinden op de website van het VFSIPH: Hoe werkt het VFSIPH voor de NBBM? Zie of

13 Pleegzorg en het VFSIPH Pleegzorg georganiseerd door het VFSIPH is een werkvorm die de opvang van minderjarige en meerderjarige personen met een handicap in pleeggezinnen voorziet. De plaatsing van een minderjarige met een handicap in een pleeggezin gebeurt meestal in opdracht van een officiële plaatsende instantie en na goedkeuring van de aanvraag door een provinciale afdeling van het VFSIPH. De diensten voor pleegzorg staan in voor de werving en selectie van pleeggezinnen alsook voor de begeleiding van de plaatsing (ouders, pleegouders en pleegkind). Bij plaatsing door een CBJ of JRB coördineert een consulent van de plaatsende instantie de hulpverlening. Bij plaatsing in een pleeggezin kan de minderjarige gedomicilieerd worden op het adres van het pleeggezin. Wanneer dit van toepassing is wordt het pleegkind ook ingeschreven bij het ziekenfonds van de pleegouders en kan er kinderbijslag getrokken worden in hoofde van de pleegouder. Wanneer de minderjarige bij zijn ouders gedomicilieerd blijft, blijven de ouders kinderbijslag trekken en blijft het pleegkind aangesloten bij het ziekenfonds van zijn ouders. 2.4 Administratieve regelingen en het VFSIPH Domiciliëring Zie Kinderbijs lag NBBM met een handicap krijgen een verhoogde kinderbijslag. Voor meer inforrmatie: Mutualiteit Zie Nutt ige Adressen Het Vlaams Fonds voor desociale Integratievan Personen met een Handicap Sterrenkundelaan 30, 1210 Brussel tel: 02/ Fax: 02/ Website:

14 14 Om beroep te kunnen doen op het hulpaanbod van het VFSIPH dient men zich in te schrijven bij één van de provinciale afdelingen van het Fonds. Voor de adressen van de lokale afdelingen wendt u zich best tot de dienst voor pleegzorg die erkend is door het VFSIPH. Ombuds- en infodienst VFIPH Adres hoofdzetel tel: 02 / / Fax: 02 /

15 15 3. Kind en Gezin 3.1 Wat is Kind en Gezin 3 Kind en Gezin is een Vlaamse openbare instelling die het welzijn, de gezondheid en de levenskansen van het kind (= 0-12 jaar) behartigt en de ouders (of de persoon die het kind onder zijn bewaring heeft) ondersteunt in de zorg voor het kind. Hierbij ligt de klemtoon op kinderen onder de drie jaar. De huidige dienstverlening van Kind en Gezin centreert zich rond vier kernactiviteiten: preventieve zorg, kinderopvang, de maatschappelijke positie van het kind en adoptie. 3.2 Hoe werkt Kind en Gezin voor NBBM? Het aanbod van Kind en Gezin is bestemd voor een ieder ongeacht zijn afkomst of verblijfssituatie in België. In het decreet worden migrantenkinderen als groep benoemd, waarvoor de instelling op vlak van de ontwikkeling van het kind in zijn gezin en in de samenleving bijzonder actief moet zijn. Migrantenkinderen is een synoniem voor buitenlandse kinderen. Of deze kinderen in het bezit zijn van een geldig verblijfsdocument doet niet ter zake. Conform de naam van de instelling is het aanbod in hoofdzaak bestemd voor het kind en zijn gezin. Toch zijn er precedenten waarbij er NBBM via het stelsel van Kind en Gezin opgevangen werden en worden in pleeggezinnen. De inspectie van Kind en Gezin oordeelt individueel bij iedere vraag om afwijking om een bijzondere reden. 3.3 Pleegzorg en Kind en Gezin Pleegzorg binnen Kind en Gezin organiseert de opvang van NBBM tussen 0 en 12 jaar in pleeggezinnen. Het betreft hier enkel kortdurende plaatsingen van maximum 6 maanden. Een plaatsing gebeurt uitsluitend op vraag van en met het akkoord van de ouders (of de persoon die de minderjarige wettelijk of feitelijk onder zijn bewaring heeft). Er is geen tussenkomst van een plaatsende instantie. Wanneer er geen ouders zijn of aanwezig zijn, dient bij de dienst Bijzondere opvang een afwijking op de reglementering gevraagd te worden. Voor domicilie, kinderbijslag en mutualiteit zie Administratieve regelingen 3 Naar:KindenGezin, Jaarverslag 1998;Welzijnsboekje,wetgeving entoelichting,

16 16 Enkel de administratieve regelingen in het kader van pleegzorg binnen Kind en Gezin worden hieronder besproken Domiciliëring Zie Kinderbijs lag Zie of Mutualiteit Zie

17 Nutt ige adressen Kind en Gezin Hallepoortlaan 27, 1060 Brussel Tel: 02/ Fax: 02/ Voor de adressen van de plaatselijke afdelingen, wendt u zich best tot de begeleider van de dienst voor pleegzorg die private plaatsingen organiseert Plaatsingdiensten Kinderdienst van Teledienst Kogelstraat 40, 1000 Brussel Tel: 02/ Fax: 02/ De Mutsaard Maurits Sabbelaan 57, 2020 Antwerpen Tel: 03/ Fax: 03/ Opvang hoofdzetel Tenderstraat 14, 9000 Gent Tel: 09/ Fax: 09/ Dienst Gezinsplaatsing Sociaal Centrum vzw Visserij 153, 9000 Gent Tel: 059/ Fax: 059/ Varia De ombudsdienst De ombudsdienst heeft een driedelige opdracht: informeren, klachten behandelen (en eventueel bemiddelen) en signaleren van problemen. Iedereen die met Kind en Gezin in contact komt kan bij de ombudsdienst terecht. Tel: 02/ Fax: 02/ Bereikbaar: alle werkdagen van 9u tot 17u