Uitwerking 1 Multimedia (INFOMM) 11 oktober 2005

Transcriptie

1 Departement Informatica en Informatiekunde, Faculteit Bètawetenschappen, UU. In elektronische vorm beschikbaar gemaakt door de TBC van A Eskwadraat. Het college INFOMM werd in 2005/2006 gegeven door Hans Voorbij. De uitwerking is samengesteld/gemaakt door Roland Vaandrager. Uitwerking 1 Multimedia (INFOMM) 11 oktober 2005 Opgave 1. Het begrip literacy Je hebt kennis gemaakt met het begrip literacy. a) Leg uit wat onder visual literacy wordt verstaan. De collegeslides definiëren het begrip visual literacy als volgt: Visual literacy is het vermogen om: woorden en symbolen als delen van taal en schriftelijke communicatie te gebruiken de ideeën en concepten achter woorden te herkennen presentatietechnieken voor lezen en schrijven/drukken te gebruiken b) Karen Schriver onderscheidt verschillende relaties tussen tekst en beeld. In de reclamewereld wordt veel gewerkt met een juxtapositionele relatie tussen tekst en beeld. Leg uit wat daarmee volgens Schriver wordt bedoeld. Een juxtapositionele relatie houdt in dat twee of meer dingen bij elkaar in één afbeelding gezet worden, waarbij die dingen op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben. Je moet even nadenken, en pas dan begrijp je wat de logische relatie is. Hierdoor wordt de bedoelde boodschap versterkt. Denk aan het voorbeeld van Don t leave your Camels hanging around. Hier wordt een kameel die een jas aan heeft, weergegeven, hangend aan de kapstok. Pas als je een tijdje naar het plaatje kijkt, begrijp je dat er Camel sigaretten bedoeld worden. Opgave 2. Standaarden Standaarden spelen een grote rol bij multimedia. a) Waarom zijn standaarden belangrijk voor multimedia? Digitale multimedia moeten voor de hele wereld toegankelijk zijn. Daarom is het makkelijk als die multimedia op een standaardwijze verpakt zit in een bestand, zodat iedereen het makkelijk en correct kan bekijken en/of horen. b) Wat is het verschil tussen een proprietary-standaard en een de facto-standaard? Een proprietary standaard is een standaard die eigendom is van een bedrijf. Het kan in licentie verstrekt worden aan anderen. Een de facto standaard is een standaard die de markt beheerst. Die standaard is dus door niemand opgelegd, maar is vanzelf zo gekomen, vaak omdat iedereen het gebruikt. Een voorbeeld is SQL. c) Noem een voordeel en een nadeel van een ad hoc gebruik van standaarden. Een voordeel is de compatibiliteit met de rest van de wereld. Een nadeel is het lang duurt voordat standaarden ingevoerd worden, en er zijn aanpassingen nodig om software met standaarden te laten werken. 1 Deze uitwerkingen zijn met de grootste zorg gemaakt. In geval van fouten kan de TBC niet verantwoordelijk worden gesteld, maar wordt zij wel graag op de hoogte gesteld: tbc@a-eskwadraat.nl

2 Opgave 3. Digitalisering a) Wat is quantisatie? (maak gerust een tekening om je antwoord toe te lichten) Quantiseren is het opdelen van amplitudes in een golf (bijvoorbeeld van geluid) in vooraf bepaalde stukjes. Zie het onderstaande plaatje: het afronden naar de hoogtes van de blauwe stippellijnen is quantiseren. b) Wat verstaat men onder de Nyquist rate? De Nyquist rate heeft te maken met het samplen van geluid. Geluid is opgebouwd uit meerdere componenten met verschillende frequenties. Het samplen van geluid moet op zodanige wijze gebeuren, dat het reconstrueerbaar is naar vrijwel hetzelfde geluid, zodat het acceptabel klinkt. Het in het boek genoemde Sampling Theorem stelt: als het hoogste frequentiecomponent van een geluidssignaal een frequentie van f h heeft, dan kan het op een acceptabele manier gereconstrueerd worden als het is gesampled met een sampling rate van 2f h. Deze limiet van 2f h wordt de Nyquist rate genoemd. c) Leg uit wat het belang is van de Nyquist rate voor multimediaproducties. Bij multimediaproducties is het noodzakelijk dat er geen of zo min mogelijk verlies optreedt in geluids- of beeldkwaliteit. Als beeld of geluid wordt gesampled met een sampling rate lager dan de Nyquist rate, treedt er kwaliteitsverlies op. Bij geluid is dat in de vorm van ruis, in beeld is dat in de vorm van vervormde randen.

3 Opgave 4 Afbeelding 1 Afbeelding 2 Afbeelding 3 Afbeelding 4 a) De bovenstaande vier afbeeldingen moeten op een website worden geplaatst. Je hebt de bestanden als ongecomprimeerde bitmaps gekregen, dus zul je een kleiner bestandsformaat moeten kiezen. Je hebt in dit geval de keuze uit JPG en GIF. Welke compressie zou je gebruiken voor de foto s? Geef dit per afbeelding (1 tot en met 4) aan en leg steeds uit waarom. Afbeelding 1: GIF. Er zijn veel vlakken van één kleur, en er zijn minder dan 256 kleuren te verdelen. JPG zou een nauwelijks kleiner bestand worden, of zelfs evengroot, en JPG geeft lelijke kleurovergangen. Afbeelding 2: JPG. Kleurovergangen zijn vloeiend, dus valt lossy compressie minder op. Ook zijn er waarschijnlijk meer dan 256 kleuren. Afbeelding 3: GIF. Er zijn twee kleuren, en veel schuine randen. JPG levert lelijke randen op, en GIF wordt waarschijnlijk nog kleiner ook. Afbeelding 4: Wederom GIF. Ook hier zijn veel scherpe kleurovergangen, die lelijk worden met JPG. b) Stel je had alleen RLE-compressie ter beschikking. Bij welke foto kun je de beste compressieratio behalen? Leg uit waarom. Afbeelding 3. RLE (run-length encoding) codeert de kleur van de eerste pixel, en daarna hoe vaak die kleur achter elkaar voorkomt. Dit is het meest efficiënt bij grote vlakken. Ook zijn er maar twee kleuren die gecodeerd moeten worden.

4 Opgave 5. Bitmaps en vectoren De volgende twee afbeeldingen hebben dezelfde afmetingen en hebben 8-bit kleur. Afbeelding 1 Afbeelding 2 a) Welke van de bovenstaande afbeeldingen zal meer filesize hebben als deze als vector graphic opgeslagen zou worden? Leg uit waarom. Afbeelding 1. Deze heeft meer vlakken dan afbeelding 2. Elk vlak (behalve één, die als achtergrondkleur gebruikt kan worden), is één polygon die opgeslagen moet worden. Afbeelding 2 heeft 1 vlak (met rood of zwart als achtergrond), afbeelding 1 heeft 6 vlakken als zwart de achtergrond is. Zes is meer dan één. b) Welke afbeelding is groter in filesize als deze opgeslagen wordt als ongecomprimeerde bitmap (8 bits)? Leg uit waarom. Dit is een soort strikvraag. De beide afbeeldingen worden namelijk evengroot, omdat je elke pixel apart opslaat, onafhankelijk van alle andere pixels. Hierbij ga je er wel vanuit dat beide plaatjes evenveel pixels hebben. Bij 8 bits kleuren zijn de kleurcodes al bepaald, dus dat maakt geen verschil. Vervolgens zal van elke pixel de kleur worden opgeslagen. Dus of er nou 2 vlakken zijn met 2 kleuren of 10 vlakken met 3 kleuren, dit maakt niet uit als je elke pixel afzonderlijk opslaat. Opgave 6. Kleur Een van de kleurmodellen waarmee je kennis hebt gemaakt, is H(ue)S(aturation)V(alue). a) Wat is Hue? Hue is de pure kleur van licht. Het zijn de kleuren van de regenboog, dus rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. b) Wat is Saturation? Saturation is de hoeveelheid kleur. De pure kleuren (hues) hebben een maximale saturation, en hoe meer wit wordt bijgemengd, hoe lager de saturation wordt. c) Wat is Value? De Value geeft de helderheid van de kleur aan. Minder licht laat de kleur donkerder lijken. Een donkerdere kleur heeft een lagere value.

5 d) Waarom werkt men in de praktijk van multimediaproducties liever met dit kleurmodel dan met RGB? Het veranderen van een kleur gaat makkelijker bij HSV dan bij RGB. Bij HSV kun je een kleur zó veranderen dat er maar één van de drie componenten verandert, bij RGB gaat dit moeilijker. Bij vrijwel alle kleurveranderingen veranderen de R, G en B waarden alledrie tegelijk. Opgave 7. Markup a) Bespreek het verschil tussen visuele en structurele markup. Visuele markup is code tussen tekst door, die de lay-out van de tekst bepaalt (bijvoorbeeld CSS). Structurele markup is code tussen tekst door, die bepaalt hoe de structuur van de pagina is (bijvoorbeeld de <p> en <img> tags in HTML). b) Kan CSS een rol spelen bij structurele markup? Leg dit uit. Nee. CSS is bedoeld om de lay-out te bepalen die voor de structurele dingen geldt. Het geeft bijvoorbeeld aan dat een alineatekst (structuur) rood (visueel) moet zijn. c) In welke situatie verdient het gebruik van linked external stylesheet in principe de voorkeur boven het gebruik van inline styles? Waarom? Als er veel stijlelementen in veel pagina s hetzelfde is, levert een linked external stylesheet een compacter geheel op. Ook is de code makkelijker leesbaar, omdat het visuele markupgedeelte gescheiden is van het structurele gedeelte. Opgave 8. CSS Dit is de code van een HTML-pagina: <!DOCTYPE HTML PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" " <html> <head> <meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=iso8859-1"> <title>vraag</title> <link rel="stylesheet" type="text/css" href="css.css"> <style type="text/css"> p { color: red; } </style> </head> <body> <p class=yellow style="color: green">hoe zou deze tekst eruit zien op het scherm??</p> </body> </html> De code in de externe stylesheet luidt:.yellow {color:yellow} Welke kleur zal de tekst krijgen in mijn webpagina (Firefox en Internet Explorer)? Beredeneer waarom.

6 De tekst zal groen worden. Het style-attribuut in een element is altijd sterker dan andere voorgedefinieerde stijlelementen in bijvoorbeeld een externe stylesheet.