De zorgplicht van een aan nicotineverslaafde moeder ten opzichte van haar ongeboren kind in civielrechtelijk perspectief
|
|
- Raphaël ten Wolde
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 De zorgplicht van een aan nicotineverslaafde moeder ten opzichte van haar ongeboren kind in civielrechtelijk perspectief Een onderzoek naar maatregels, die getroffen zouden kunnen worden ten aan zien van een moeder ten opzichte van haar ongeboren kind Lesley Strang Afstudeerscriptie Master Rechtsgeleerdheid Tilburg, dinsdag 31 mei 2011
2 De zorgplicht van een aan nicotineverslaafde moeder ten opzichte van haar ongeboren kind in civielrechtelijk perspectief Een onderzoek naar maatregels, die getroffen zouden kunnen worden ten aan zien van een moeder ten opzichte van haar ongeboren kind door Lesley Strang (ANR ) Afstudeerscriptie Master Rechtsgeleerdheid Ter verdediging tegenover de Examencommissie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg: Professor Mr. P. Vlaardingerbroek Mr. R. De Jong Op Dinsdag 31 mei 2011, om uur 1
3 Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie geschreven ter afsluiting van de studie Nederlands Recht aan de Universiteit van Tilburg. In 2006 ben ik aan deze studie begonnen, nadat ik mijn vwodiploma op de middelbare school heb behaald. Na het volgen van de bachelor Nederlands recht, ben ik in 2009 begonnen aan de master Nederlands recht met het accent op privaatrecht. Ik heb deze master als zeer interessant en uitdagend ervaren. Het voorwoord geeft mij de gelegenheid om een aantal mensen te bedanken. Ten eerste wil ik mijn ouders bedanken voor de mogelijkheid en steun die zij mij geboden hebben om de studie te starten en met succes af te ronden. Daarnaast gaat een speciaal dankwoord uit naar mijn neef, Sjors Verouden, die mij gedurende mijn studententijd altijd met raad en daad heeft bijgestaan. Mijn verdere familie en vriendinnen wil ik bedanken voor de opbeurende woorden en ondersteuning en die zij mij hebben geboden tijdens het gehele traject. Tevens gaat mijn dank uit naar mijn begeleider professor Vlaardingerbroek, zonder zijn uitgebreide kennis over het personen- en familierecht zou mijn scriptie niet in deze vorm tot stand zijn gekomen. Na zoveel jaar studeren ben ik blij dat ik mijn masterdiploma kan gaan inlijsten, maar ook gespannen om te starten met een nieuwe fase in mijn leven. Hopelijk vind ik een baan in de advocatuur, waar ik mijn kennis verder kan uitbreiden. Dan rest mij u alleen nog veel plezier te wensen met het lezen van deze scriptie. Hopelijk kan dit onderzoek een bijdrage leveren aan de rechten van het ongeboren kind en valt er iets van te leren. Lesley Strang Woensdag 18 mei
4 Inhoudsopgave Lijst van Afkortingen 5 Pag. Hoofdstuk 1: Inleiding 6 Hoofdstuk 2: De juridische positie van het ongeboren kind Inleiding De zelfstandige levensvatbaarheid De reikwijdte van artikel 1:2 BW De enge interpretatie De enge interpretatie De Grondwet Universele verklaring van de Rechten van de Mens De ruime interpretatie De ruime interpretatie De zorgplicht van de ouder Recht op vrije behandeling Het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind Tussenconclusie 22 Hoofdstuk 3: De juridische positie van de moeder Inleiding De horizontale werking van grondrechten De grondrechten van de moeder Het recht op lichamelijke integriteit volgens artikel Gw 3.5 Artikel 7:450 BW Tussenconclusie 29 Hoofdstuk 4: Een belangenafweging van de moeder versus 30 de belangen van het ongeboren kind 4.1 Inleiding 30 3
5 4.2 Het belang van het ongeboren kind Het belang van de moeder Tussenconclusie 33 Hoofdstuk 5: Kinderbeschermingsmaatregelen van toepassing 34 op het ongeboren kind 5.1 Inleiding Kinderbeschermingsmaatregelen Toepassing van de kinderbeschermingsmaatregelen 35 op het ongeboren kind van een nicotine verslaafde moeder 5.4 Nieuwe wettelijke regeling Tussenconclusie 38 Hoofdstuk 6: De afdwingbaarheid van de zorgplicht Inleiding De onrechtmatige daadsactie Het civiele aansprakelijkheidsrecht De onrechtmatige daad Een toerekenbare daad De schade Het causale verband Het relativiteitsvereiste Tussenconclusie 47 Hoofdstuk 7: Conclusie en aanbevelingen Algemeen Een nieuwe wettelijke regeling betreffende 49 de kinderbeschermingsmaatregelen 7.3 De onrechtmatige daadsactie Tot slot 50 Literatuurlijst 52 4
6 Lijst van afkortingen AMK BJZ BW EVRM Gw HR IVRK KNMG LJN NJ NJB NJCM UVRM Advies en Meldpunt Kindermishandeling Bureau Jeugdzorg Burgerlijk Wetboek Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Grondwet Hoge Raad Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst Landelijk Jurisprudentie Nummer Nederlandse Jurisprudentie Nederlands Juristenblad Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten Universele verklaring van de Rechten van de Mens 5
7 1.1 Inleiding Hoofdstuk 1 Inleiding Al enige tijd wordt in ons land de discussie gevoerd over de vraag of en zo ja in hoeverre een moeder een zorgplicht heeft ten opzichte van haar ongeboren kind. Dit doet zich in het bijzonder voor bij verslaafde moeders. Haar verslaving is niet alleen risicovol voor de gezondheid van de moeder zelf, maar ook voor de gezondheid van haar ongeboren kind. Betreffend een nicotineverslaving is hier al tientallen jaren over bekend dat het ernstige gezondheidsrisico's met zich meebrengt. Als iemand desondanks blijft roken, dan is dat een persoonlijke beslissing waarvoor men zelf verantwoordelijk is. Tijdens de zwangerschap kan de nicotineverslaving van de moeder echter ook funeste gevolgen hebben voor haar ongeboren kind. De ongeborene is tijdens de zwangerschap als het ware een onderdeel van de moeder, waardoor het moeilijk los gezien kan worden van haar. De moeder beslist dus over haar eigen lichaam en daarmee ook over het lichaam van haar ongeboren kind. Gedwongen meeroken begint dus in veel gevallen al in de moederschoot. 1 De bezorgdheid groeit, doordat er steeds meer kennis ter beschikking komt over de mogelijke gevolgen van nicotinegebruik van de moeder voor haar ongeboren kind. 2 De stoffen van een sigaret zijn niet alleen voor de moeder kankerverwekkend, maar ook voor de foetus. De nicotine werkt namelijk via de placenta door op de foetus. Zo hebben deze kinderen meer kans op kanker, waaronder leukemie en hersentumoren. 3 Bij rokende en meerokende moeders is het risico op een voortijdige geboorte van haar kind ook groter dan bij een niet rokende moeder. Door het roken hebben de moeders vaker last van bloedingen, het loskomen van de placenta en het vroegtijdig breken van de vliezen. Ook is het bekend, dat rokende moeders doorgaans bevallen van een baby met een te laag geboortegewicht. Dit komt doordat de foetus door het roken meer koolstofmonoxide binnen krijgt en minder zuurstof. Dit remt de groei van de vrucht, waardoor baby s van rokende en meerokende moeders gemiddeld 200 gram minder dan normaal wegen bij de geboorte. Daarop door concluderend kan er worden gesteld, dat hoe lager het geboortegewicht, hoe meer kans op leerachterstand bestaat. Het is namelijk zo dat Kottenhagen 2008, p Bouma
8 bij kinderen van rokende moeders er ook meer kans is op problemen bij de ontwikkeling van de hersenen. Dit kan later leiden tot hyperactiviteit en leerproblemen. 4 Verder is het bekend dat de kinderen van een nicotineverslaafde moeder een vergrote kans op wiegendood hebben. Wiegendood is het plots, onverwacht en onverklaard overlijden van een kind tussen de twee weken en één jaar. Het risico op wiegendood is 5,97 keer groter bij baby s als de moeder rookt tijdens de zwangerschap en vijf keer groter als de moeder rookt na de geboorte. 5 Daarnaast is er ook bewezen dat baby s van rokende moeders rustelozer zijn en dat zij minder sterk zuigen. De baby s van rokende ouders hebben ook twee tot drie keer zoveel kans op het krijgen van verkoudheden, bronchitis, longontstekingen, oorontstekingen en astma-aanvallen. 6 Naast de nicotine-effecten dient ook vermeld te worden dat de foetus vaak lijdt onder het meestal slechte voedingspatroon van de moeder. Rokende moeders eten over het algemeen minder en minder gezond. Het is ook een vaststaand feit dat hoe lager de socioeconomische status, hoe hoger het rookcijfer zodat de effecten voor de foetus meestal een combinatie zullen zijn van enerzijds de nicotine en anderzijds de ongezonde levenswijze van de moeder. 7 Samenvattend kan er dus worden geconcludeerd, dat de ongeboren vrucht van een nicotineverslaafde moeder veel risico s loopt. We hebben gezien dat het kind voortijdig geboren kan worden, het de kans op kanker en wiegendood vergroot en het kind doorgaans met ondergewicht geboren zal worden. Zo kan er worden gesteld dat de aan nicotineverslaafde moeder haar kind tijdens de zwangerschap verwaarloost, omdat het kind door haar onzorgvuldige gedrag aanzienlijke schade kan oplopen tijdens de zwangerschap. Het kind kan mogelijkerwijs worden geboren met gebreken waar de moeder verantwoordelijk voor is. Wanneer dit het geval is, heeft de moeder door haar toedoen het kind schade berokkend. 1.2 Probleemstelling In het kader van deze maatschappelijke ontwikkelingen is het interessant om te kijken naar de juridische positie van het ongeboren kind. Uit de literatuur blijkt namelijk dat er zeer
9 uiteenlopend over de juridische positie van het ongeboren kind wordt gedacht. Er kan met betrekking tot artikel 1:2 BW een onderscheid gemaakt worden tussen de aanhangers van de enge interpretatie en de aanhangers van de ruime interpretatie. Artikel 1:2 BW bepaalt dat een ongeboren kind als geboren kan worden aangemerkt, zo dikwijls als zijn belang dit vordert. De enge interpretatie houdt in dat een ongeboren kind geen rechten heeft, omdat het pas bij de geboorte een mens wordt en daarmee drager van rechten en plichten is. De leer van de enge interpretatie is op dit moment de heersende leer, dit betekent dat het ongeboren kind geen rechten heeft. Volgens hen heeft artikel 1:2 BW alleen betrekking op de vermogensrechtelijke belangen. De ruime interpretatie daarentegen kent ook rechten toe aan het kind vóór de geboorte. De aanhangers van deze interpretatie verstaan onder het belang van artikel 1:2 BW tevens de gezondheidsrechtelijke belangen van het ongeboren kind. 8 Lange tijd werd er meer waarde gehecht aan de belangen van de moeder dan aan de belangen van het ongeboren kind. Momenteel is er echter een verschuiving te bespeuren. De maatschappelijke opvattingen neigen steeds meer naar de ruime interpretatie en aan de rechten van het kind wordt een steeds grotere waarde toegekend. Bovenstaande brengt mij tot de volgende formulering van de centrale onderzoeksvraag: In hoeverre kan een maatregel worden getroffen ten aan zien van een nicotineverslaafde moeder ten opzichte van haar ongeboren kind in civielrechtelijk perspectief? Afgeleid van deze centrale vraagstelling zal er onder andere ook aandacht worden geschonken aan de vraag of er op grond van huidig recht voldoende bescherming kan worden geboden aan het ongeboren kind. Tevens zal er worden onderzocht of er wellicht verbeteringen mogelijk zijn. Mogelijkerwijs kan het een oplossing zijn om tegen bepaalde handelingen van de moeder maatregelen van juridische aard te stellen. 1.3 Opbouw van de scriptie In hoofdstuk 2 zal worden ingegaan, ter beantwoording van de centrale vraag, op de juridische positie van het ongeboren kind. Uit de literatuur blijkt dat hierover zeer uiteenlopend wordt gedacht. De verschillende visies van auteurs worden uiteengezet, om 8 Kottenhagen 2008, p
10 een kritische blik te werpen op de huidige positie van het ongeboren kind. Deze positie zal dan aan de hand van artikel 1:2 BW vanuit een ruime en een enge interpretatie worden belicht. Deze visies zullen worden onderbouwd door nationale en internationale regelgeving. Hoofdstuk 3 vervolgt met een beschrijving van de juridische positie van de moeder. Haar juridische positie zal besproken worden aan de hand van een aantal grondrechten. Het betreft artikel 10 van de Grondwet (nader te noemen: Gw) het recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer en artikel 11 Gw het recht op onaantastbaarheid van haar lichaam. Evenzeer wordt haar positie bepaald door artikel 8 EVRM, het recht op eerbiediging van het privéleven, familie- en gezinsleven. Daarnaast komt haar positie uiteindelijk nog tot uiting in artikel 7: 450 BW. Dit artikel bepaalt nog eens uitdrukkelijk dat voor een behandeling de toestemming van de patiënt is vereist. Hoofdstuk 4 omvat een belangenafweging. De belangen van de moeder worden tegenover de belangen van het ongeboren kind geplaatst. Thans wordt het meeste belang toegekend aan de rechten van de moeder. Dit komt mede door het recht op onaantastbaarheid van haar lichaam. Er is echter wel een maatschappelijke omwenteling te bespeuren omtrent dit standpunt. Dit komt doordat er steeds meer kennis ter beschikking komt over de schade die een nicotineverslaving kan aanrichten bij de ongeboren vrucht. In het daarop volgende hoofdstuk 5 worden de kinderbeschermingsmaatregelen besproken. Er zal worden getoetst of deze maatregelen ook van toepassing verklaard kunnen worden op het ongeboren kind. Verder zal er ook worden ingegaan op een mogelijk nieuwe wetgeving betreffende de bescherming van het ongeboren kind tegen verslavingen van de moeder. In hoofdstuk 6 staat de afdwingbaarheid van de zorgplicht van de moeder ten opzichte van haar ongeboren kind centraal. Er zal worden nagegaan of een kind een onrechtmatige daad tot schadevergoeding zou kunnen instellen jegens de aan nicotineverslaafde moeder, wegens de schade die het kind tijdens de zwangerschap heeft opgelopen. Tenslotte zal in hoofdstuk 7 de centrale onderzoeksvraag beantwoord worden, namelijk: In hoeverre kan een maatregel worden getroffen ten aan zien van een nicotineverslaafde moeder ten opzichte van haar ongeboren kind in civielrechtelijk perspectief? 9
11 Het antwoord op deze vraag zal gebaseerd worden op hetgeen, wat in de hoofdstukken zal worden opgemerkt over de juridische positie van de moeder en haar ongeboren kind. Hierbij zal worden ingegaan op de maatschappelijke opvattingen betreffende de juridische posities. Daarnaast zullen de belangenafweging tussen de moeder en het ongeboren kind, een eventuele nieuwe regeling en een afdwingbare zorgplicht onderdeel van mijn conclusie vormen. 10
12 Hoofdstuk 2 De juridische positie van de ongeborene 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat de juridische positie van het kind centraal. Vanuit een ethisch standpunt bezien, is er eigenlijk nauwelijks verschil wat betreft de morele status tussen een levensvatbaar ongeboren kind en een pasgeborene. De wet maakt echter een groot onderscheid tussen de status van ongeborene en die van pasgeborene. Volgens artikel 1:2 BW verandert de rechtspositie van de vrucht door de geboorte. Komt de vrucht levend ter wereld, dan verwerft zij de persoonsrechten. Komt zij dood ter wereld, dan wordt zij geacht nooit te hebben bestaan. 9 Verder bepaalt artikel 1:2 BW dat het ongeboren kind als drager van rechten en plichten aangemerkt kan worden op het moment dat zijn belangen in het geding komen. In het algemeen wordt aangenomen dat het in het bijzonder gaat om belangen in de zin van vermogensrechten. In de literatuur wordt er echter verschillend gedacht over de vraag of artikel 1:2 BW in de onderhavige context ruimer geïnterpreteerd dient te worden. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee verschillende stromingen. Ze zijn onder onderverdeeld in de ruime en de enge interpretatie. 10 De enge interpretatie houdt in dat een kind pas drager van rechten en plichten wordt vanaf het moment dat het geboren wordt. Het gaat hier dus primair om een vermogensrechtelijke aangelegenheid. De ruime interpretatie legt het begrip belang breder uit. Onder het belang van het ongeboren kind wordt hier ook medisch belang verstaan in de zin van bescherming van lichamelijke en geestelijke gezondheid. 11 In de volgende paragrafen zal eerst de zelfstandige levensvatbaarheid van het ongeboren kind worden besproken, vervolgens komt artikel 1:2 BW aan de orde en tenslotte worden interpretaties verder uitgelegd. Deze visies zullen worden onderbouwd door nationale en internationale regelgeving. 9 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p Kottenhagen 2008, p Kottenhagen 2008, p
13 2.2 De zelfstandige levensvatbaarheid De juridische kenmerking van de vrucht wordt wel omschreven als status nascendi. Dat wil zeggen: de vrucht is in staat van wording, op weg naar de geboorte, maar hij is nog geen mens. Leven in wording is beschermwaardig. De beschermwaardigheid is van dien aard dat die toeneemt naarmate de vrucht zich verder ontwikkelt. In de negen maanden dat een vrouw zwanger is, vindt er continue groei en ontwikkeling plaats van het ongeboren kind. Het uitdragen van de zwangerschap staat in alle stadia voorop en de afbreking van zwangerschap wordt dan ook als een uitzonderingssituatie gezien. Het duurt vanaf de conceptie 14 dagen, voordat de bevruchte eicel zich ingenesteld heeft in de baarmoeder. Na 12 weken kan er van een minimensje worden gesproken. Vanaf dit moment zijn de organen, het zenuwstelsel, de hartfuncties en de armen en benen namelijk ontwikkeld. 12 Volgens de Memorie van Toelichting van de Wet afbreking zwangerschap gaat men er in de huidige medische wetenschap vanuit dat een vrucht van minder dan 22 weken oud als niet-levensvatbaar kan worden beschouwd. 13 In Nederland is de grens voor het afbreken van de zwangerschap op 22 weken gesteld en deze maximale periode wordt ook door de abortusklinieken gehanteerd. We kunnen hierdoor zien dat de maximale termijn voor abortus aan de grens van de levensvatbaarheid van de ongeboren vrucht wordt gekoppeld. 14 Naast de biologische groei maakt het kind ook een juridische groei door. De rechten van het kind groeien, naarmate de ontwikkeling van het ongeboren kind steeds verder vordert. Hiermee doelt men vooral op de bescherming die de foetus kan worden geboden. 15 De zelfstandige levensvatbaarheid is aldus een bepalend omslagpunt in de progressieve rechtsbescherming ten gunste van de ongeboren vrucht. Vanaf dit tijdstip wordt het embryo als levensvatbaar beschouwd, het kind kan dan zelfstandig blijven leven. Op dit moment vervalt ook het recht van de moeder om tot abortus over te gaan. Het ongeboren kind krijgt verder geen eigen rechten. Het kind is nog altijd ongeboren en we kunnen het nog steeds niet los zien van de moeder. Hoewel het ongeboren kind op het moment vlak voor de geboorte biologisch gezien niet veel verschilt van het kind vlak na de geboorte, zijn zij juridisch gezien compleet verschillend. Het ongeboren kind bezit namelijk geen Kamerstukken II 1978/79, , nr. 3, p Kamerstukken II 1978/79, , nr. 3, p Leenen e.a. 2007, p
14 persoonlijkheid en is nog geen rechtssubject. Na de geboorte wordt het kind pas drager van subjectieve rechten en plichten De reikwijdte van artikel 1:2 BW Artikel 1:2 BW luidt: Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan. Uit dit artikel kan worden afgeleid dat door de geboorte de persoonlijkheid ontstaat. De voorwaarde voor het zijn van een natuurlijk persoon is dat het kind levend ter wereld komt. De mens wordt dan een drager van rechten en plichten. 17 Daarnaast beschermt dit artikel de belangen van het ongeboren kind. Hierbij wordt uitgegaan van twee ficties: het ongeboren kind wordt als reeds geboren aangemerkt, maar het wordt geacht nooit te hebben bestaan wanneer het dood ter wereld komt. 18 De term zo dikwijls zijn belang dit vordert kan als vaag bestempeld worden. Deze is dan ook vatbaar voor meerdere interpretaties. Algemeen wordt aangenomen dat het begrip belang zich in ieder geval richt op de vermogensrechtelijke aangelegenheden, zoals het erfgenaamschap. Het is een punt van discussie in de literatuur, of ook de niet vermogensrechtelijke belangen hieronder vallen. In de samenleving kan er onderscheid worden gemaakt tussen de aanhangers van de enge en de ruime interpretatie. De aanhangers van de enge interpretatie zijn van mening dat artikel 1:2 BW alleen gericht is op vermogensrechtelijke aanspraken. Daarentegen nemen de voorstanders van de ruime interpretatie het standpunt in, dat het belang van het ongeboren kind ook andere dan puur vermogensrechtelijke zaken kan betreffen. Het zou toch onrealistisch, onlogisch en onjuist zijn, wanneer het artikel wel vermogensrechten beschermt, maar niet de medische belangen. Met deze medische belangen worden het lichamelijke en geestelijke welzijn van het ongeboren kind bedoeld. 19 Wanneer het kind eenmaal ter wereld komt, dan komt het 16 Leenen e.a. 2007, p Vlaardingerbroek e.a p Nuytinck & Grapperhaus 2008, p Kottenhagen 2008, p
15 immers ook alle rechten toe, die het leven menswaardig maken. 20 Wanneer deze stroming in de nabije toekomst meer aanhang zal krijgen, zal dit veel gaan betekenen voor de beschermwaardigheid van het ongeboren kind. 21 In de volgende paragrafen zullen deze stromingen verder worden uitgelegd. 2.4 De enge interpretatie De enge interpretatie De enge interpretatie houdt in dat het kind niet meer bescherming moet krijgen dan het op dit moment heeft. Dat betekent dat alleen de belangen met betrekking tot het vermogensrecht van het ongeboren kind worden beschermd. 22 De meest prominente aanhangers van deze enge interpretatie zijn onder andere H.J.J. Leenen en J. de Boer. Volgens Leenen kan de ingenestelde vrucht niet als persoon en niet als zaak worden aangemerkt. Was de ongeboren vrucht een persoon, dan zou abortus moord zijn; was de vrucht een zaak, dan zou de discussie over abortus niet gevoerd worden. 23 De vrucht vormt één geheel met de moeder, maar is geen deel van haar op gelijke wijze zoals haar andere lichaamdelen. Er worden verder ook geen rechten voor het ongeboren kind gecreëerd ten opzichte van de moeder. De moeder beslist wat er gebeurt met haar lichaam en als dit een medische behandeling betreft, beslist zij in wezen ook over haar ongeboren kind. De beslissingsbevoegdheid van de moeder slaat namelijk ook op de aanwezigheid van de ongeboren vrucht in haar lichaam. Deze bevoegdheid strekt tot de beëindiging van de zwangerschap. De geboorte is volgens Leenen juridisch gezien een cruciale gebeurtenis. Het is het beginpunt van een juridisch menselijk persoon. Op dat moment wordt het kind namelijk drager van subjectieve rechten en plichten. 24 Desalniettemin dient het ongeboren kind volgens Leenen ook voor de geboorte enige vorm van bescherming te genieten. De status van de ongeboren vrucht kan worden aangemerkt als: een vrucht op weg naar de geboorte. Deze status impliceert een grote mate van bescherming. De woorden waarmee Leenen dit tracht te benadrukken zijn, De toekomst werpt zijn schaduw als het ware vooruit 25. Leenen laat met dit citaat zien dat het 20 Vlaardingerbroek e.a. 2008, p Kottenhagen 2008, p Kottenhagen 2008, p Leenen e.a. 2007, p Leenen e.a. 2007, p Leenen e.a. 2007, p
16 ongeboren kind behoefte heeft aan bescherming, maar de vraag hoeveel bescherming het ongeboren kind nodig heeft, is volgens hem onduidelijk. Een vergelijkbaar standpunt wordt ingenomen door J. de Boer. Persoonlijkheid in juridische zin is volgens De Boer; de bevoegdheid drager te zijn van rechten, verplichtingen en rechtsbetrekkingen. Voor het rechtsverkeer is het noodzakelijk, dat het begin en het einde van deze persoonlijkheid kunnen worden vastgesteld. Er dient dus een duidelijke grens te zijn voor het moment van de juridische verkrijging van rechten en voor het moment dat deze ophouden te bestaan. De natuurlijke persoonlijkheid vangt aan bij de geboorte, daarbij ontstaat dan ook de rechtsbevoegdheid. Op het moment dat de persoon overlijdt, ongeacht de levensduur, houdt de bevoegdheid op te bestaan. Met dit genoemde wordt er duidelijk gemaakt, dat de ongeboren vrucht nog niet over persoonlijkheid beschikt. Artikel 1:2 BW wordt dan ook niet gezien als een uitbreiding van het begrip persoonlijkheid tot de ongeboren vrucht, maar als een fictie met betrekking tot het tijdstip van de geboorte. 26 De Boer geeft net als Leenen een onduidelijk antwoord op de vraag: in hoeverre het ongeboren kind beschermd dient te worden. Deze vraag moet volgens hem hier ook niet gesteld worden, want bescherming heeft het zeker nodig. Bovendien vindt de bescherming haar grondslag niet in artikel 1:2 BW. Tot het artikel 1:2 BW bedoelde belang behoort namelijk niet het belang levend geboren te worden, maar alleen de vermogensrechtelijke belangen. Daarnaast kan het artikel pas bescherming bieden bij de geboorte. Op dit moment kan de ongeborene namelijk als natuurlijk persoon gedefinieerd worden De Grondwet In artikel 10 Gw is het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer bepaald. Een nadere invulling van dit uitgangspunt betreft artikel 11 Gw over de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. Het kind is vanaf de geboorte pas een rechtssubject. Hetgeen betekent dat de ongeborene nog geen bescherming geniet van alle aanspraken en persoonlijkheidsrechten die het naar Nederlands recht bij de geboorte zullen toekomen. De ongeboren vrucht is namelijk, onder de voorwaarde dat hij levend geboren wordt, slechts rechtsdrager wanneer zijn belang dit vordert. 26 Asser-De Boer 2010, p Asser-De Boer 2010, p
17 In wezen zou de geleverde zorg van de overheid doortrokken moeten zijn met respect voor het individuele leven. Eveneens wanneer dit leven kwetsbaar is, zoals het leven van het ongeboren kind. Het recht op leven is echter niet vastgelegd in de Gw. Wanneer dit recht zou worden opgenomen in de Gw, zou het leven in welke fase dan ook kunnen worden beschermd. In geval van het ongeboren kind zou dit recht dan ook cruciaal zijn. 28 Leenen is van mening dat grondrechten als belangrijkste rechten moeten worden gezien. Heden zijn de rechten van de moeder duidelijk en wegen zij vaak zwaarder dan het belang van het ongeboren kind. Het ongeboren kind beschikt daarentegen niet over grondrechten en kan ook niet als rechtsdrager worden benoemd. Soms wordt een recht van de foetus om gezond geboren te worden als argument aangevoerd. Een dergelijk recht bestaat echter niet, omdat gezondheid geen verstrekbaar goed is en geen voorwerp van rechten kan zijn. 29 Op het moment dat de moeder het recht tot aborteren van de vrucht verliest, verdwijnen haar rechten niet. Het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam blijven immers bestaan. Echter, ingrepen in haar lichaam kan zij altijd weigeren, daar er niet tegen de wil van de vrouw mag worden ingegrepen. Er wordt namelijk zwaar gewicht toegekend aan het recht van de moeder op lichamelijke integriteit. Op dit punt liggen volgens Leenen dan ook de grenzen van de bescherming die aan de ongeboren vrucht geboden kunnen worden Universele verklaring van de Rechten van de Mens Artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens ( nader te noemen: UVRM) bepaalt dat: All human beings are born free and equal in dignity and rights. They are endowed with reason and conscience and should act towards one another in a spirit of brotherhood. In dit artikel is gekozen voor de uitdrukking human beings are born. Hieruit blijkt dat het artikel alleen betrekking heeft op geboren mensen. De verdere artikelen van de Universele 28 Wiegman Leenen e.a. 2007, p Leenen e.a. 2007, p
18 Verklaring moeten volgens de systematiek in het licht van het bovengenoemde artikel 1 UVRM worden gezien. Bij de totstandkoming van de UVRM zijn er pogingen ondernomen om in de bepaling het recht op leven bij de conceptie te laten beginnen. Hieruit rees veel verzet, omdat het niet verenigbaar zou zijn met wetgeving in verschillende landen, welke onder bepaalde omstandigheden abortus toelaten. Bij de stemmingen over dit artikel is het amendement dan ook verworpen. Zo kan er geconcludeerd worden dat het ongeboren menselijk leven niet onder de werking van het IVRK valt. 31 Verder is het Internationale Verdrag inzake de Burgerrechten en Politieke Rechten (nader te noemen: IVBPR) een uitvloeisel van de Universele Verklaring. Wat maakt dat dit verdrag dan ook in dit licht zal moeten worden geïnterpreteerd, zodat er geen bescherming voor de ongeborene uit voortvloeit. Daarnaast is er nog het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (nader te noemen: EVRM). Dit is een zelfstandige bron van mensenrechten, maar dit verdrag moet eveneens worden gezien in het licht van de Universele verklaring. Voorts is ook van belang dat het EVRM is geratificeerd door staten die abortus toestaan. Dit brengt met zich mee dat een ongeborene vrucht ook niet wordt beschermd door dit verdrag De ruime interpretatie De ruime interpretatie De tegenhanger van de enge interpretatie is de ruime interpretatie. Zij zijn dan ook van mening dat artikel 1:2 BW niet alleen van toepassing is op vermogensrechtelijke belangen van het ongeboren kind. De ruime interpretatie legt het begrip belang immers ruimer uit. Volgens de aanhangers wordt onder het belang van het ongeboren kind ook het medisch belang verstaan. Deze visie is meer gericht op het gehele ontwikkelingsproces van het kind. Zij gaan ervan uit dat het ongeboren kind op het moment vlak voor de geboorte niet veel verschilt van het kind op het moment vlak na de geboorte. Wanneer de vrouw kiest voor het moederschap, dan aanvaardt zij de morele plicht om het leven van haar ongeboren kind te beschermen Leenen e.a. 2007, p Leenen e.a. 2007, p Kottenhagen 2008, p
19 Prominente aanhangers van de ruime interpretatie zijn onder andere R.M. Schoonenberg 34 en De Bruijn-Lückers 35. Zij hechten waarde aan zowel de belangen van het ongeboren kind, als aan de belangen van de moeder. Zij vinden niet dat de belangen van de moeder in beginsel zwaarder wegen dan die van haar kind. Ook zijn zij van mening dat onder het belang van artikel 1:2 BW, het medisch belang moet worden verstaan, in de zin van bescherming van lichamelijke en geestelijke gezondheid van het kind. Ter ondersteuning van dit standpunt wordt gewezen op een uitspraak van de rechtbank Haarlem. 36 In deze zaak vordert een zwangere vrouw een voorschot uit de nalatenschap in het medisch belang van het kind. Op deze manier kan zij de kosten betalen aan het ziekenhuis van haar af te wachten bevalling. De rechtbank oordeelt dat een voorspoedige geboorte kan worden gezien als een belang van het ongeboren kind als bedoeld in artikel 1:2 BW (destijds artikel 3 BW). In deze zaak staat een voorspoedige en een zo goed mogelijk medisch verantwoorde geboorte voorop. Het gaat hier dus niet primair om een vermogensrechtelijke aangelegenheid. Zo kan er worden gesteld dat er ook niet zuiver vermogensrechtelijk belangen kunnen worden gehonoreerd De zorgplicht van de ouder Artikel 1:247 BW bepaalt dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht omvat van de ouder om zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Daarbij vermeldt artikel 1:247 lid 2 BW dat bij de verzorging en opvoeding van het kind de ouders geen geestelijke of lichamelijk geweld mogen toepassen. Wanneer artikel 1:2 BW in ruime zin wordt opgevat, kan verdedigd worden dat artikel 1:247 mede van toepassing is op het ongeboren kind. Zo vloeit uit artikel 1:247 BW dan ook een zekere zorgplicht voort ten opzichte van het ongeboren kind. De ontwikkeling van een kind is een continu proces, dat niet gewijzigd wordt door de geboorte, maar zich juist voortzet. Derhalve is de zorgplicht van de moeder, die bij geboorte in werking treedt op grond van artikel 1:247 BW, ook al voor de geboorte van toepassing. 38 Het ongeboren kind heeft volgens deze zienswijze recht op een zo gezond mogelijk leven. Kottenhagen is van mening, dat wanneer een zwangere vrouw geen gebruik maakt van haar wettelijk recht 34 Schoonenberg 1988, p De Bruijn-Lückers 1986, p Rb. Haarlem 14 oktober 1966, NJ 1967, Koens & Vonken 2008, p Kottenhagen 2008, p
20 op abortus en dus kiest voor het moederschap, zij daarmee niet alleen de morele plicht aanvaardt om het leven van haar ongeboren kind te beschermen en een adequate prenatale zorg in acht te nemen, maar ook een juridisch afdwingbare plicht. 39 Men zou dus uit artikel 1:247 BW een eventuele zorgplicht van de moeder ten opzichte van het ongeboren kind kunnen afleiden. De nicotineverslaving van de moeder gedurende de zwangerschap, kan ertoe leiden dat het kind met gebreken geboren zal worden. Nicotinegebruik gedurende de zwangerschap kan, zoals we in hoofdstuk één zagen, namelijk leiden tot een lichamelijke en mogelijk ook geestelijke handicap. Dit betekent dat het welzijn van het kind niet wordt bevorderd, maar juist wordt verslechterd Recht op vrije behandeling Patiënten hebben soms een voorkeur voor een man of een vrouw als behandelaar of onderzoeker. Deze voorkeur kan voortkomen uit persoonlijke motieven, persoonlijke trauma s, of religieuze motieven. Voorheen heeft zich in de media vaak een debat afgespeeld, over de vraag in hoeverre artsen en zorginstellingen hierop in zouden moeten gaan. In 2008 heeft de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (nader te noemen: KNMG) daarbij het standpunt van de vrije artsenkeuze ingenomen. Met dit standpunt wil de KNMG instellingen, artsen, patiënten en belangenorganisaties handvatten geven over hoe zij in een dergelijke situatie kunnen handelen. De vrije artsenkeuze is afleidbaar van het zelfbeschikkingsrecht van de mens, vastgelegd in onder meer artikel 11 Gw. Dit recht is een waardevol goed. Patiënten komen immers terecht in intieme en kwetsbare situaties, daarbij is vertrouwen in de zorgverlener van groot belang. Wanneer een patiënt tijdig aangeeft een bepaalde voorkeur te hebben voor een arts, dan dient hier rekening mee te worden gehouden. Echter wanneer er sprake is van een acute situatie, is er doorgaans niet of nauwelijks keuzevrijheid. De patiënt moet in geval van levensgevaar met alle mogelijke middelen overtuigd worden van de noodzaak tot het ondergaan van een behandeling. 40 Het standpunt luidt dat een vrouw een behandeling door een bepaalde arts, bijvoorbeeld op grond van geloofsovertuiging, in principe mag weigeren. Wanneer het gaat om een zwangere vrouw ligt het gecompliceerder. Bij de weigering van een behandeling spelen niet alleen haar eigen belangen een rol, maar ook de (medische) belangen van haar 39 Kottenhagen 2008, p KNMG
21 ongeboren kind. Hier zal de patiënt ook moeten worden geïnformeerd over de risico s waaraan zij zichzelf en haar kind blootstelt. Uiteindelijk zal de arts de vrouw weliswaar toch zelf moeten laten beslissen, daar hij een behandelovereenkomst sluit met haar en niet met haar ongeboren kind. In uiterste noodsituaties mag de weigering van de moeder echter genegeerd worden. De belangen van het ongeboren kind kunnen namelijk zwaarder wegen, dan de wens van de vrouw om niet behandeld te worden. In een uiterste situatie komt de zorgplicht van de arts voorop te staan. Dit houdt in dat de arts zo nodig tegen de wil van de vrouw in, maatregelen mag nemen om ernstige schade of de dood van het kind te voorkomen. Daarbij dient de arts gegeven de omstandigheden de minst ingrijpende maatregel toe te passen. Hierbij geldt als leidraad de professionele standaard van de arts en Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. 41 Over deze bedoelde wetgeving wordt echter zeer uiteenlopend gedacht. Het standpunt van de KNMG biedt dus in zoverre geen eenduidig aanknopingspunt. Dientengevolge verdient het aanbevelingen om dit standpunt verder uit te werken. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie zou bijvoorbeeld een concrete richtlijn kunnen opstellen, zodat er meer duidelijk komt Het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind Nederland heeft op 26 januari 1990 het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (nader te noemen: IVRK) ondertekend. Het IVRK is gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, wat maakt dat dit verdrag in dit licht zal moeten worden geïnterpreteerd. Zo kan er gesteld worden, dat er in beginsel geen bescherming voor de ongeborene uit het IVRK voort kan vloeien. Tijdens de onderhandelingen over de verdragtekst van het IVRK is uitvoerig van gedachten gewisseld over de vraag of het ongeboren kind toch onder de reikwijdte van het IVRK zou moeten vallen. Uiteindelijk is er gekozen voor een middenweg en is er in de preambule een verwijzing naar het ongeboren kind gemaakt. De negende overweging van de preambule van het IVRK luidt: Indachtig dat, zoals aangegeven in de Verklaring inzake de Rechten van het Kind, het kind op grond van zijn lichamelijke en geestelijke onrijpheid bijzondere bescherming en 41 KNMG R. Kottenhagen 2008, p
22 zorg nodig heeft, met inbegrip van geëigende wettelijke bescherming, zowel vóór als na zijn geboorte. Het op een indirecte manier vermelden van de bescherming van het ongeboren kind is een weerslag van de discussie over het internationaal verbod op abortus. Op deze manier wordt er ruimte geschapen voor de verschillende opvattingen van de Staten. De landen die het Kinderrechtenverdrag hebben ondertekend, zijn namelijk verplicht alles in het werk te stellen om de rechten van kinderen, zoals neergelegd in het verdrag, te beschermen. 43 Uit het IVRK vloeien alle rechten van kinderen en verplichtingen van de ouders tegenover de kinderen voort. Het is ook zeer belangrijk dat de rechten van een kind beschermd worden, vandaar dat deze taak niet alleen kan worden overgelaten aan de ouders. De Staat heeft naast de ouders de verplichting om hen hierbij te helpen. Zo zou er betoogd kunnen worden, dat wanneer de ouders voor het voldragen van de zwangerschap kiezen en daarbij niet voldoen aan de zorg en verantwoordelijkheid tegenover hun kind, de Staat dan hoort in te grijpen. Daarbij betuigt Jungschleger dat de staat zelfs de plicht heeft het kind ook in de prenatale fase te beschermen. Het zou dan ook een schending van het gelijkheidsbeginsel zijn, wanneer er wordt gepleit dat het ongeboren kind geen rechten zou hebben. Er wordt namelijk in de preambule van het IVRK bevestiging gegeven van de juridische en andere vormen van bescherming van kinderen zowel vóór als na hun geboorte Tussenconclusie Als tussenconclusie kan gesteld worden, dat de wet geen subjectieve rechten toekent aan het ongeboren kind, ook niet wanneer de status als levensvatbaar verklaard kan worden. Algemeen wordt aangenomen dat het begrip belang zoals bedoeld in artikel 1:2 BW zich voornamelijk richt op de vermogensrechtelijke aangelegenheden. Verder ingaande op de rechtspositie van het ongeboren kind, kan er worden geconcludeerd dat deze op twee manieren kan worden benaderd: de enge en de ruime interpretatie. De enge interpretatie houdt in dat een kind pas drager van rechten en plichten wordt vanaf het moment dat het geboren wordt. Aanhangers van de ruime interpretatie zijn daarentegen van mening dat ook aan het ongeboren kind rechten moeten worden toegekend. Tot het 43 Meuwese, Blaak & Kaandorp 2005, p Jungschleger 2005, p
23 artikel 1:2 BW bedoelde belang behoort volgens hen ook de medische en gezondheidsrechtelijke belangen van de ongeborene. Momenteel is de enge interpretatie de heersende leer en dat betekent dat het ongeboren kind niet beschermd wordt. Verder wordt er in beginsel door nationale en internationale wetgeving aan de rechten van de ongeborene evenwel geen bescherming geboden. Daarentegen neigen de maatschappelijke opvattingen steeds meer naar de ruime interpretatie. Dientengevolge zal dit in de toekomst ertoe leiden, dat het ongeboren kind wel over rechten zal gaan beschikken. 22
24 Hoofdstuk 3 De juridische positie van de moeder 3.1 Inleiding In het Nederlandse recht heeft de moeder ten opzichte van haar ongeboren kind een behoorlijk sterke positie. Zij beschikt over een aantal grondrechten waar het ongeboren kind geen beroep op kan (laten) doen, aangezien het nog niet kan worden beschouwd als rechtssubject. Het betreft hier de artikelen 10 en 11 Gw en artikel 8 EVRM. De Grondwet geeft de moeder het recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer en het recht op onaantastbaarheid van haar lichaam. Op grond van deze artikelen is het dus niet mogelijk voor een arts om een ingreep te doen zonder toestemming van de moeder. Eveneens komt de positie van de moeder om een behandeling te weigeren tot uiting in artikel 7: 450 BW. Dit artikel bepaalt nog eens uitdrukkelijk dat voor een behandeling de toestemming van de patiënt is vereist. In dit hoofdstuk zal ik ingaan op de juridische positie van de aan nicotineverslaafde moeder. De rechten van de moeder ten aanzien van haar ongeboren kind worden hierna breedvoerig uiteen gezet. 3.2 De horizontale werking van grondrechten In eerste instantie wordt aangenomen dat grondrechten gelden in de verticale verhouding tussen de overheid en een burger. Uit de jurisprudentie valt echter af te leiden dat grondrechtbepalingen ook kunnen worden toegepast in een horizontale verhouding tussen burgerlijke partijen. 45 Hier kan een onderscheid worden gemaakt tussen de directe en de indirecte horizontale verhouding. Onder directe horizontale werking wordt verstaan de werking van grondrechten als zodanig in de verhouding tussen burgers onderling. Hiermee wordt meestal bedoeld dat grondrechten echte rechtswerking hebben, dat wil zeggen, zich dwingend aan de rechter opleggen, waarbij slechts afwijkingen zijn toegestaan die herleidbaar zijn tot de beperkingclausule van het grondrecht. In een dergelijk geval werken grondrechten in horizontale verhoudingen op dezelfde wijze als in een relatie tussen overheid en burger HR 5 juni 1987, NJ 1988, Akkermans, Bax & Verhey 2005, p
25 Van indirecte horizontale werking wordt gesproken als grondrechten op een andere wijze doorwerken in horizontale verhoudingen. Zo kunnen grondrechten een nadere invulling geven aan privaatrechtelijk begrippen. Op deze manier werken grondrechten niet volledig als grondrechten: de grondrechtenbepalingen worden niet als zodanig toegepast, maar vormen slechts een argument bij de interpretatie van de begrippen, die in het privaatrecht worden gehanteerd. In een dergelijk geval fungeren grondrechten in het kader van het bepalen van een inbreuk op een recht of een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht in de zin van artikel 6:162 BW. 47 Zo ook in het arrest waar het ging om een arts-assistent kaakchirurgie, die een verstandkies verwijderde bij een patiënt. Tijdens deze medisch behandeling sneed de arts-assistent zich in een vinger, daarbij kwam het bloed van de patiënt via de wond in aanraking met het bloed van de arts-assistent. Gezien eerder drugsgebruik en een detentieverleden behoorde de patiënt tot de groep van personen met een verhoogd risico op besmetting met het HIV-virus. Hierop vorderde de artsassistent de patiënt mee te werken aan een bloedafname ten behoeve van een HIVonderzoek. De patiënt stelde hierop dat het gevorderde bloedonderzoek een inbreuk vormde op zijn grondrecht op lichamelijke integriteit (art. 11 Gw) en op zijn grondrecht op privacy (art. 10 Gw). Om tot een oordeel te komen ging de rechter over tot een afweging van de in dit geval spelende belangen. Tegenover de relatief geringe inbreuk op de lichamelijke integriteit op grond van artikel 11 Gw stond het zwaarwegende belang van de arts-assistent om zekerheid te verkrijgen over de vraag of hij al dan niet besmet kan zijn geraakt met het HIV-virus. De rechter kwam uiteindelijk tot het oordeel om de vordering van de arts-assistent toe te wijzen. Het vonnis werd door het Hof en de Hoge Raad bekrachtigd. 48 Dit arrest laat expliciet zien dat in sommige gevallen grondrechten, in dit geval het recht op de onaantastbaarheid op de lichamelijke integriteit, moet wijken voor een zwaarder wegend belang. 3.3 De grondrechten van de moeder De rechten van de moeder staan in een hoog vaandel. Zij kan in tegenstelling tot het ongeboren kind een beroep doen op verschillende haar toekomende grondrechten. Zo geeft de Grondwet haar in artikel 10 Gw het recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer en in artikel 11 Gw staat het recht op onaantastbaarheid van haar lichaam. 47 Ten Berge 2004, p HR 12 december 2003, LJN AL
26 Daarnaast bepaalt artikel 8 EVRM dat een ieder recht heeft op een eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie en gezinsleven. Dit recht is eveneens niet absoluut, want beperkingen van dit recht zijn toelaatbaar indien zij noodzakelijk zijn in een democratische samenleving met het oog op het behartigen van een legitieme doelstelling. Vergeleken met het ongeboren kind zijn de grondrechten van de moeder duidelijk en wegen ze zwaar. Dit maakt dat er weinig bescherming aan de ongeborene kan worden geboden. Doch blijkt uit het voorgaande dat er een kleine opening aanwezig is voor het ongeboren kind. Er kan immers geconcludeerd worden dat er in bepaalde omstandigheden een inbreuk op een grondrecht gemaakt kan worden, wanneer een ander hier een groot belang bij heeft. 49 In de literatuur wordt er verschillend gedacht over de vraag of het recht van de moeder op de lichamelijke integriteit in bepaalde omstandigheden moet wijken voor een zwaarwegend belang van het ongeboren kind. In de volgende paragraaf zal hier uitvoerig op in worden gegaan. 3.4 Het recht op lichamelijk integriteit volgens artikel 11 Gw Artikel 11 Gw wordt door auteurs op een verschillende wijze geïnterpreteerd. Zo hecht Leenen veel waarde aan het recht op lichamelijke integriteit, omdat het een grondrecht is. Op het moment dat de moeder het recht tot aborteren van de vrucht verliest, verdwijnen haar rechten niet. Het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam blijven immers bestaan. 50 Uitgaande van de eerder besproken enge opvatting van Leenen is er ook geen juridische grond voor aantasting van de lichamelijke integriteit van de vrouw. Dit recht zou bijvoorbeeld beperkt kunnen worden, wanneer de moeder de plicht krijgt opgelegd om onderzoek in het belang van het ongeboren kind te dulden. Wanneer dit het geval zou zijn, kan dat er mogelijk toe leiden dat zwangerschap als een toestand van incompetentie zou kunnen worden aangemerkt. Zo kan volgens Leenen geconcludeerd worden, dat er op geen enkele wijze inbreuk kan worden gemaakt op het recht van de moeder op bescherming van de lichamelijke integriteit. 51 De Bruijn-Lückers daarentegen vindt dat naarmate de zwangerschap vordert, het leven van het kind niet langer meer in gevaar gebracht mag worden met een beroep op het 49 HR 18 juni 1993, NJ 1994, 347 (verplichte aidstest-arrest). 50 Leenen e.a. 2007, p Gevers & Hubben 1990, p
27 recht op lichamelijke integriteit van de vrouw. Zij verdedigt: dat een zwangere vrouw in een later stadium van de zwangerschap levensreddende medische behandelingen van de foetus moet gedogen, medicijnen moet gebruiken en een eventuele keizersnee moet ondergaan. Vanaf de levensvatbaarheidgrens acht zij het recht op leven van het kind zwaarder wegend dan het recht op lichamelijke integriteit van de moeder. Wanneer de moeder de behandeling weigert, moet er volgens haar een gezinsvoogd of de Raad voor de Kinderbescherming in het belang van het kind vervangende toestemming geven. 52 Schoonenberg volgt haar in deze redenering en voegt er nog aan toe om in bepaalde situaties een bijzondere curator te willen benoemen. De bijzondere curator kan de rechter vragen een belangenafweging te maken op grond van artikel 1:250 en 1:272 BW. 53 Sluyters is echter van mening dat het bij de aanstelling van een curator in de betreffende wetsartikelen uitsluitend om vermogensrechtelijke zaken mag gaan. Bovendien zijn de maatregelen van kinderbescherming slechts van toepassing op het kind na de geboorte. Zelfs al zouden ze van belang zijn voor de ongeboren vrucht, dan nog staan de grondrechten van de vrouw gedwongen behandeling in de weg. Er geldt immers dat het grondrecht dat de meeste bescherming biedt voorrang heeft. Zo concludeert Sluyters dat naar dit recht de vrouw niet een gedwongen behandeling kan ondergaan. Dit zal pas veranderen wanneer de grondrechten ook van toepassing kunnen worden verklaard op het ongeboren kind. 54 Tenslotte is ook Hendriks van mening dat het uitgangspunt is, dat iedere patiënt zelf bepaalt welke zorg bij hem past. Zo ook de moeder ten opzichte van haar ongeboren kind, maar zij kan niet onbegrensd een beroep op het autonomiebeginsel doen. Er kunnen namelijk uitzonderingen worden gemaakt, waarbij de menselijke waardigheid tot uitgangspunt dient. De bescherming van de menselijke waardigheid geldt namelijk als meest fundamentele waarde van ons recht. Deze waarde ligt ten grondslag aan de inkleuring van de begrippen autonomie en goede zorg. Wanneer deze waardigheid niet in die zin wordt beschouwd, kunnen beperkingen ten opzichte van het autonomiebeginsel worden opgelegd. Op deze manier zou er dan mogelijkerwijs bescherming kunnen worden geboden aan het menselijk leven van het ongeboren kind. Dit in gevallen wanneer de ongeborene door toedoen van de moeder in een bedreigende situatie verkeert De Bruijn-Lückers 1986, p Schoonenberg p Gevers & Hubben 1990, p Hendriks, Frederiks & Verkerk 2008, p
De juridische geboorte van het ongeboren kind
De juridische geboorte van het ongeboren kind Een onderzoek naar de juridische voorwaarden om zonder toestemming van de zwangere vrouw in te grijpen ten behoeve van het ongeboren kind. Auteur: Thessa van
Nadere informatieStandpunt KNMG over vrije artsenkeuze
Standpunt KNMG over vrije artsenkeuze Dit standpunt van de KNMG is tot stand gekomen na consultatie van de NVOG en de Commissie Gelijke Behandeling. Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering
Nadere informatieCONCEPT Wijzigingen voorbehouden na vergadering federatiebestuur d.d. dinsdagavond 18 december.
CONCEPT Wijzigingen voorbehouden na vergadering federatiebestuur d.d. dinsdagavond 18 december. Standpunt KNMG over vrije artsenkeuze Samenvatting: Vrije artsenkeuze is een belangrijk goed. Patiënten moeten
Nadere informatieVERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)
VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) Artikel 3 IRVK 1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk
Nadere informatieEVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag
EVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag 'A whole code of juvenile law' M.L.C.C. de Bruijn-Lückers W.EJ. Tjeenk Willink Zwolle Inhoudsopgave Lijst van afkortingen xiü Inleiding 1 Algemeen deel Hoofdstuk
Nadere informatieBescherming van het ongeboren kind bij medische behandelingen
Bescherming van het ongeboren kind bij medische behandelingen Een onderzoek naar de rechtsbescherming van het ongeboren kind bij medische behandelingen die door de zwangere vrouw geweigerd worden. Naam:
Nadere informatieGedwongen anticonceptie bij verstandelijk beperkten
Gedwongen anticonceptie bij verstandelijk beperkten Is een regeling betreffende gedwongen anticonceptie in strijd met artikel 8 en artikel 12 EVRM of kan het belang van het ongeboren kind een inbreuk op
Nadere informatieBron: De verslaafde zwangere Rachel in haar woonkamer in de Bronx in New York. Beeld: Jessica Dimmock/VII Network, HH
Bron: De verslaafde zwangere Rachel in haar woonkamer in de Bronx in New York. Beeld: Jessica Dimmock/VII Network, HH Inhoudsopgave Voorwoord 5 Inleiding 6 Hoofdstuk 1 Rechtspositie van het ongeboren
Nadere informatieAnr: Rechtsgeleerdheid. Scriptiebegeleidster: mr. Y. Bogaers Tweede lezer: prof. mr. P. Vlaardingerbroek
De rechten van het ongeboren kind Een onderzoek naar de juridische mogelijkheden om het ongeboren kind beter te beschermen tegen prenatale kindermishandeling Naam: Emir Zekovic Anr: 102908 Master: Rechtsgeleerdheid
Nadere informatieStudent dhr. I. Mercanoglu Begeleider mr. M. Baks Examinator prof. mr. A.L.H. Ernes Universiteit Open Universiteit Faculteit Rechtswetenschappen
Rechtsbescherming ongeboren kind Een onderzoek naar de juridische mogelijkheden om een ongeboren kind te beschermen tegen schade als gevolg van een onverantwoordelijke leefstijl van de zwangere vrouw.
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2015:10059
ECLI:NL:RBAMS:2015:10059 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-10-2015 Datum publicatie 13-06-2016 Zaaknummer C/13/592460 / JE RK 15-996 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken
Nadere informatieArtikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking
Nadere informatieZorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht -
Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht - Prof.mr.drs. Mariëlle R. Bruning Najaarslezing Vereniging voor Gezondheidsrecht, 2 november 2012 Thema Zorgverlening aan en het
Nadere informatieDe Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige
POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie
Nadere informatieRegeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Leeuwenborgh Opleidingen Preambule
Regeling inzake het omgaan met een vermoeden een misstand binnen Leeuwenborgh Opleidingen Preambule Klokkenluiden kan worden omschreven als het door een medewerker (de klokkenluider) extern bekendmaken
Nadere informatieAls iemand slachtoffer is geworden van incest moet abortus ook kunnen worden gepleegd.
Spreekbeurt door een scholier 1609 woorden 12 februari 2003 7.2 79 keer beoordeeld Vak Nederlands De redenen voor een abortus. Je kan wel zo zeggen van ik wil geen kind en daarom wil ik een abortus, maar
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen
Nadere informatieREGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN ERNSTIGE MISSTAND BINNEN DE STICHTING PCOU. Preambule
REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN ERNSTIGE MISSTAND BINNEN DE STICHTING PCOU Preambule De regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen de Stichting PCOU biedt
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam
Nadere informatieKlokkenluidersregeling. van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam
Klokkenluidersregeling van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam Amsterdam, 2006 Preambule Klokkenluiden kan worden omschreven als het door een medewerker (de klokkenluider) extern
Nadere informatieRolnummer Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T
Rolnummer 5847 Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik. Het
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1318
ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieIN NAAM DER KONINGIN
2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES
Nadere informatiePersoon en lichaam in het recht
VRIJE UNIVERSITEIT Persoon en lichaam in het recht Menselijkc waardigheid en zelfbeschikking in het tijdperk van de medische biotechnologie ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad Doctor aan
Nadere informatieJubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-340 d.d. 12 december 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris) Samenvatting Consument heeft met ingang van
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid
Nadere informatieTWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid
Nadere informatieHandboek gezondheidsrecht
Handboek gezondheidsrecht Deell Rechten van mensen in de gezondheidszorg Vijfde.geheel herziene druk Prof. dr. H.J.J. Leenen t Prof. mr.j.k.m.gevers Prof. mr. J. Legemaate Bohn Stafleu van Loghum Houten
Nadere informatieRegeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Ons Middelbaar Onderwijs. ( Klokkenluidersregeling )
Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Ons Middelbaar Onderwijs ( Klokkenluidersregeling ) Preambule De regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Ons Middelbaar
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2017:146
ECLI:NL:GHSHE:2017:146 Instantie Datum uitspraak 19012017 Datum publicatie 20012017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 'shertogenbosch 200.181.917_01 Personen en
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen
Nadere informatieThe Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra
The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag
Nadere informatieECLI:NL:RBNHO:2013:10520
ECLI:NL:RBNHO:2013:10520 Instantie Datum uitspraak 16-01-2013 Datum publicatie 12-11-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 187067 / FA RK 11-3921 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieKlokkenluidersregeling/ Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand
Klokkenluidersregeling/ Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Preambule De klokkenluidersregeling/ regeling betreffende het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Vitus
Nadere informatieRegeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Ons Middelbaar Onderwijs. ( Klokkenluidersregeling )
Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Ons Middelbaar Onderwijs ( Klokkenluidersregeling ) pag. 1 van 8 Preambule Klokkenluidersregeling De regeling inzake het omgaan met
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rekestnummer
ECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-09-2003 Datum publicatie 29-09-2003 Zaaknummer Rekestnummer 0300116 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-
Nadere informatiePrenatale kinderbescherming, welk recht prevaleert? Het zelfbeschikkingsrecht van de moeder of de beschermwaardigheid van het ongeboren kind?
Prenatale kinderbescherming, welk recht prevaleert? Het zelfbeschikkingsrecht van de moeder of de beschermwaardigheid van het ongeboren kind? Auteur: Linda Willems Administratienummer: 419293 Scriptie:
Nadere informatieGeneesmiddelen bij zwangerschap en borstvoeding
Geneesmiddelen bij zwangerschap en borstvoeding Geneesmiddelen en zwangerschap Enige tientallen jaren geleden dacht men nog dat ongeboren kinderen in de baarmoeder goed beschermd waren tegen schadelijke
Nadere informatieBotsende rechten van moeder en ongeboren kind
Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Botsende rechten van moeder en ongeboren kind Kan een zwangere vrouw tegen haar wil gedwongen worden een medische ingreep te ondergaan ten behoeve
Nadere informatieDEEL III. Het bestuursprocesrecht
DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting 7
Samenvatting Levensbeëindiging het veroorzaken of bespoedigen van de dood door het toedienen van een middel met het doel het leven te bekorten is strafbaar als doodslag of moord. Onder omstandigheden kan
Nadere informatie31 mei 2012 z2012-00245
De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd
Nadere informatieInleiding. Nederlandse personen- en familierecht. Personen- en familierecht 9
I Inleiding Het Nederlandse personen- en familierecht Het personen- en familierecht is voornamelijk neergelegd in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het verschaft uiteenlopende regels aan jong en
Nadere informatie: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-208 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, en mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars R.A., leden en mr. A. Westerveld, secretaris) Klacht ontvangen
Nadere informatieKlokkenluidersregeling Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand
Klokkenluidersregeling Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand Christelijk College de Noordgouw Ingangsdatum: 1 november 2016 J.M. de Vries rector-bestuurder Inhoud Preambule...
Nadere informatieArtikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2005:AT6654
ECLI:NL:CRVB:2005:AT6654 Instantie Datum uitspraak 26-05-2005 Datum publicatie 02-06-2005 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 03/5730
Nadere informatieKlokkenluidersregeling
Stichting voor Christelijk Primair Onderwijs Zuid-Kennemerland Klokkenluidersregeling Versie 1 december 2016 NB met het verschijnen van een nieuwe klokkenluidersregeling komt de vorige te vervallen. Wil
Nadere informatieUitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-299 (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 februari 2015 Ingesteld door : Consument
Nadere informatieRegeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand (Klokkenluidersregeling)
Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand (Klokkenluidersregeling) Preambule De regeling betreffende het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Signum biedt een beschrijving
Nadere informatiePROTOCOL GESCHEIDEN OUDERS. Stichting KBO Haarlem-Schoten
PROTOCOL GESCHEIDEN OUDERS Stichting KBO Haarlem-Schoten December 2016 Inleiding Steeds vaker worden scholen betrokken bij conflicten tussen ouders, die niet meer samen leven. Deze betrokkenheid ontaardt
Nadere informatieUitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-028 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 februari 2018 Ingediend door : Consument
Nadere informatieKlokkenluidersregeling SG Spinoza. Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand
s c h o l e n g r o e p Klokkenluidersregeling SG Spinoza Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand Januari 2016 Preambule De klokkenluidersregeling 1 binnen Scholengroep Spinoza
Nadere informatieZorgplichten en zorgethiek
Zorgplichten en zorgethiek ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van Amsterdam op gezag van de Rector Magnificus prof.mr. P.F. van der Heijden ten overstaan
Nadere informatiede voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus
Nadere informatieANONIEM BINDEND ADVIES
ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B tegen C en E beide te D Zaak : EU/EER, geneeskundige zorg, hoogtechnologisch draagmoederschap Zaaknummer : 2011.01779 Zittingsdatum : 22 februari 2012 2011.01779,
Nadere informatieHof van Cassatie van België
3 FEBRUARI 2015 P.13.0908.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0908.N J W S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Kurt Mollekens, advocaat bij de balie te Mechelen, tegen I M (roepnaam D),
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2017:3565
ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieZaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie
Zaak C-377/98 Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Nietigverklaring Richtlijn 98/44/EG Rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen Rechtsgrondslag Artikel
Nadere informatieJPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )
JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende
Nadere informatieECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401
ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-09-2010 Datum publicatie 29-10-2010 Zaaknummer 127472 - HA ZA 06-1116 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieKlokkenluidersregeling
Klokkenluidersregeling Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand ( Klokkenluidersregeling PO ) 26-06-2017 goedkeuring RvT 04-07-2017 instemming GMR 01-08-2017 vaststelling bestuurder
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate Migratie Web ve 14000068 201200442/1 A/1. Datum uitspraak: 10 januari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Nadere informatie39. Klokkenluidersregeling
39. Klokkenluidersregeling Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Preambule De regeling betreffende het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Stad & Esch biedt een heldere
Nadere informatieHof van Cassatie van België
2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het
Nadere informatieInhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN
LIJST VAN AFKORTINGEN XIII 1 INLEIDING 1 1.1 Inleiding 1 1.1.1 Definitie van gesloten jeugdhulp 3 1.1.2 Gesloten jeugdhulp en vrijheidsbeneming 5 1.1.3 Gesloten jeugdhulp in cijfers 7 1.1.4 Doelgroep van
Nadere informatiehet college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.
Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,
Nadere informatieBESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatieHandboek Gezondheidsrecht
Prof.dr. H.J.J. Leenen Handboek Gezondheidsrecht Deel i Rechten van mensen in de gezondheidszorg Vierde druk Bewerkt door prof.dr. H.J.J. Leenen en prof.mr. J.K.M. Gevers Bohn Stafleu Van Loghum Houten/Diegem,
Nadere informatieAlgemeen. Patiëntenrechten. Recht op informatie;toestemmingsvereiste
Algemeen Patiëntenrechten Recht op informatie;toestemmingsvereiste Inhoudsopgave Patiëntenrechten...4 Inleiding...5 Recht op informatie...6 Waarom informatie?...6 Wie geeft informatie?...6 Waarover informatie?...7
Nadere informatieJuridisch kader aansprakelijkheid Integrale Geboortezorg Organisaties
Juridisch kader aansprakelijkheid Integrale Geboortezorg Organisaties CPZ Titia Hollman, juridisch adviseur april 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding...3 2. Juridisch kader civielrechtelijke aansprakelijkheid...3
Nadere informatieDatum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 19/12/2016
Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 18. 10. 2016 ZAAK C-570/16 [OMISSIS] Wuppertal, verzoekster, verweerster in hoger beroep en verzoekster in Revision,
Nadere informatie2 Omschrijving van enkele begrippen
2 Omschrijving van enkele begrippen 1 INLEIDING Een probleem bij de bestudering van art. 48 (oud) Rv is dat de betekenis van veel van de gebruikte begrippen niet duidelijk is. Wat is een rechtsgrond? Is
Nadere informatieDe vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem
De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van
Nadere informatieKLOKKENLUIDERSREGELING CSG HET NOORDIK. Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand
STAFBUREAU KLOKKENLUIDERSREGELING CSG HET NOORDIK Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Kenmerk: SB/HND/KCH/2016/001009 Vastgesteld door het bestuur d.d. 11 april 2017 Regeling
Nadere informatieAls ouders niet meer samen zijn Informatie over de rechten en plichten van gescheiden ouders bij hulpverlening aan kinderen
Als ouders niet meer samen zijn Informatie over de rechten en plichten van gescheiden ouders bij hulpverlening aan kinderen Uw kind bezoekt binnenkort of is onder behandeling in een ziekenhuis van Treant
Nadere informatieGEDRAGSCODE voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken. versie 3.7 januari 2012
GEDRAGSCODE voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken versie 3.7 januari 2012 Op verzoek van de Raad voor de rechtspraak en onder de verantwoordelijkheid van de landelijke
Nadere informatieWat je moet weten over roken voor, tijdens en na de zwangerschap Longziekten
Wat je moet weten over roken voor, tijdens en na de zwangerschap Longziekten Beter voor elkaar 2 Roken als je zwanger probeert te worden Minder vruchtbaar Roken maakt vrouwen en mannen minder vruchtbaar.
Nadere informatiePatiëntenvoorlichting Verloskunde. Roken en zwangerschap. Inhoudsopgave. Als je zwanger probeert te worden 2. Als je zwanger bent 3
Patiëntenvoorlichting Verloskunde Roken en zwangerschap Inhoudsopgave Als je zwanger probeert te worden 2 Als je zwanger bent 3 Na de zwangerschap 5 Stoppen met roken 6 Tips om te stoppen 7 Hulp bij het
Nadere informatieAls ouders niet meer samen zijn
Als ouders niet meer samen zijn Informatiefolder over de rechten en plichten van gescheiden ouders bij hulpverlening aan kinderen ALS OUDERS NIET MEER SAMEN ZIJN INFORMATIEFOLDER OVER DE RECHTEN EN PLICHTEN
Nadere informatieECLI:NL:RBZWB:2017:2587
ECLI:NL:RBZWB:2017:2587 Instantie Datum uitspraak 22-03-2017 Datum publicatie 26-04-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/02/327890 / JE RK 17-430 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieHet conceptwetsvoorstel lesbisch ouderschap onder de loep
Het conceptwetsvoorstel lesbisch ouderschap onder de loep Machteld Vonk Inleiding Eindelijk is het zover: de regering is gekomen met een conceptwetsvoorstel om het ouderschap van lesbische paren te regelen.
Nadere informatieRegeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand
Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand Preambule De regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen het Driestar College biedt een heldere beschrijving
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2007:BA4611 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C05/352
ECLI:NL:GHAMS:2007:BA4611 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-01-2007 Datum publicatie 31-08-2010 Zaaknummer C05/352 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieRapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190
Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1856
ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste
Nadere informatieHof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:
Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke
Nadere informatieInhoud Inhoud 5 Voorwoord 13 Introductie van het onderzoek 15 I. Inleiding 15 II. Participatie als juridisch begrip 16 III. Aanleiding tot het onderzo
Inhoud Inhoud 5 Voorwoord 13 Introductie van het onderzoek 15 I. Inleiding 15 II. Participatie als juridisch begrip 16 III. Aanleiding tot het onderzoek 18 IV. Probleemanalyse 19 V. Doel van het onderzoek
Nadere informatieRegeling ter bescherming van klokkenluiders bij de Universiteit Maastricht (klokkenluidersregeling)
Regeling ter bescherming van klokkenluiders bij de Universiteit Maastricht (klokkenluidersregeling) Gelet op - De Code Goed Bestuur Universiteiten 2007, door de VSNU vastgesteld en inwerking getreden per
Nadere informatieVraag 3) U bent op de hoogte van de inhoud van Grondwet Art. 94?
Besluit Algemene Rechtspositie Politie (BARP) Art. 9 Politie belooft trouw in de volgende volgorde aan Kroon, Grondwet en de wetten van ons land (i.e. Nederland) Vraag 1) Bent u hier als vertegenwoordiger
Nadere informatieRegeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand (Klokkenluidersregeling Voortgezet Onderwijs)
Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand (Klokkenluidersregeling Voortgezet Onderwijs) Concept ter bespreking : [10-01-2017] Vastgesteld door de Directie : [10-01-2017] Vastgesteld
Nadere informatieRegeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen het Berechja College.
Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen het Berechja College. De zogenaamde klokkenluidersregeling ontbreekt nog binnen het Berechja College. Centraal in de regeling staan
Nadere informatieNoot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)
De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november
Nadere informatieIs een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk?
Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde en ongeregistreerde ouders mogelijk? A.J.M. Nuytinck Published
Nadere informatieLJN: BL5725, Rechtbank Zutphen, 109691 / KG ZA 10-10 Print uitspraak
LJN: BL5725, Rechtbank Zutphen, 109691 / KG ZA 10-10 Print uitspraak Datum uitspraak: 18-02-2010 Datum publicatie: 26-02-2010 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Onder
Nadere informatie1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank
2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,
Nadere informatie