Tweederangs burgers in het Koninkrijk Het gemeenschapsrecht als stok achter de deur

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweederangs burgers in het Koninkrijk Het gemeenschapsrecht als stok achter de deur"

Transcriptie

1 Tweederangs burgers in het Koninkrijk Het gemeenschapsrecht als stok achter de deur INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding 1 2 Het arrest Eman Sevinger / college van B&W van Den Haag De casus LGO en het EU-burgerschap Het territoriale toepassingsgebied van het EG-verdrag 5 3 De Kieswet en het gemeenschapsrecht 9 4 Conclusie 13 Literatuur 15 Jurisprudentie 16 blz. Naam : Russel Martis Studentnummer : Mobiel : adres : r.em@tiscali.nl Studie : Rechtsgeleerdheid, mei 2008 Naam begeleider : L.B. Louwerse Aantal woorden : 5225

2 1 Inleiding In deze paper wordt aandacht besteed aan een arrest van het Hof van Justitie welke een ander licht doet schijnen op de Nederlandse Kieswet. De huidige Kieswet is dusdanig ingericht dat bepaalde burgers met de Nederlandse nationaliteit uitgesloten zijn van deelname aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Het betreft in deze Nederlanders die woonachtig zijn in de landen en gebieden overzee (hierna LGO). De nationale wetgever heeft de bevoegdheid om het actief en passief kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement vast te stellen. Deze bevoegdheid wordt echter begrensd door het gemeenschapsrecht. Uit het arrest blijkt dat er door de lidstaat Koninkrijk der Nederlanden geen voldoende grond is aangevoerd voor een afwijkende behandeling van deze Nederlanders. Hierdoor is de Nederlandse wetgever bij de inrichting van de Kieswet voorbij gegaan aan een beginsel, waar men rekening houdende met het gemeenschapsrecht in acht moest nemen. De volgende vraagstelling is gericht op dit beginsel. Waar moet het nationale kiesrecht voor de verkiezingen voor het Europese Parlement aan voldoen om de toets van het gemeenschapsrecht te kunnen doorstaan? Het nationale actief en passief kiesrecht in deze zaak heeft betrekking op de Nederlandse Kieswet waarin tevens het actief en passief kiesrecht voor de verkiezingen voor het Europese Parlement is geregeld. In deze paper zal met name gekeken worden naar de relevante zaken met betrekking tot het kiesrecht voor de bewoners van de LGO gerelateerd aan het gemeenschapsrecht. Bijna alles wat in deze paper wordt besproken zal hoofdzakelijk in het licht staan van dit aspect. Andere onderdelen zullen, voor zover relevant, louter ter verduidelijking worden aangehaald. Aangezien dit arrest vanuit de invalshoek van de LGO en de daarop betrekking hebbende afwijzing van de registratie van de verzoekers wordt benaderd zal er geen aandacht worden besteed aan de procedure voor de verkiezingen voor het Europees Parlement, evenmin het beginsel van evenredige vertegenwoordiging. 1

3 2 Het arrest Eman Sevinger / college van B&W van Den Haag 2.1 De casus Kiesrecht voor europarlement fout geregeld. 1 Dit is de kop van een artikel in de digitale editie van de NRC krant van 12 september Onder de kop: De Nederlandse regeling voor het kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement is in strijd met het Europees recht. M. G. Eman en O. B. Sevinger zijn twee inwoners van Aruba met de Nederlandse nationaliteit. Zij hebben op 31 maart 2004 het college van Burgermeester en Wethouders in Den Haag verzocht te worden ingeschreven in het desbetreffende kiesregister dat in Nederland wordt bijgehouden ter wille van deelname aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Bij besluit van 3 mei 2004 wees het College van Burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna college van B&W) dit verzoek af op basis van artikel B1, leden 1 en 2, juncto artikel Y3, sub a, van de Kieswet, omdat de verzoekers weliswaar Nederlandse onderdanen zijn, doch hun feitelijke woonplaats op Aruba hadden, en niet gedurende ten minste tien jaren ingezetenen van Nederland zijn geweest. Hiertegen hebben Eman en Sevinger op 28 mei 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. Zij vinden dat de Nederlandse Kieswet in strijd is met de verdragsbepalingen betreffende het burgerschap van de Unie, artikel 17, lid 1 EGverdrag. Daarnaast tevens in strijd met hun recht om te stemmen conform artikel 19, lid 2 EG, in samenhang met artikel 3 van protocol nr. 1 EVRM. Huns inziens verlenen deze bepalingen het kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement aan alle onderdanen van een lidstaat, daaronder begrepen degenen die in de LGO woonachtig zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 2 heeft op 13 juli 2004 een verwijzingsuitspraak gedaan en vervolgens krachtens artikel 234 EG een verzoek ingediend om een prejudiciële beslissing bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg op 15 juli De afwijzing van het College van B&W komt erop neer dat deelname aan verkiezingen van het Europese Parlement niet weggelegd is voor burgers met de Nederlandse nationaliteit die woonachtig zijn op Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij deze burgers ten minste tien jaar in Nederland hebben gewoond. De heren Eman en Sevinger voldoen niet aan deze voorwaarden. De heren stelden beroep in met de reden dat de afwijzing van het verzoek willekeurig en discriminatoir zou zijn. Voorst hebben ze aangegeven dat andere ingezetenen van Aruba die tien jaar in Nederland hebben gewoond wel kunnen deelnemen aan de verkiezingen, terwijl zij in dezelfde mate worden geraakt door de regelgeving van de Europese Unie. Los van de vraag of ze inderdaad geraakt worden door de regelgeving van de Europese Unie en zo ja, in hoeverre, is het volgende wel opvallend; het college van B&W van Den Haag stelt zich op het standpunt dat zij de Kieswet op de juiste 1 NRC 12 september 2006 < 2 Saillant detail is dat de Raad van State tot twee keer toe om een versnelde procedure vroeg aangezien het referendum over de Europese grondwet binnen afzienbare tijd gehouden zou worden en verzoekers ook hiervan uitgesloten zouden worden. Zie conclusie van de Advocaat- Generaal A. Tizzano, zaak C-300/04, 6 april 2006 punt ABRvS 13 juli 2004, LJN AQ3775, <zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx> 2

4 wijze heeft uitgevoerd en dat het niet aan het College van B&W doch aan de wetgever is zich een oordeel te vormen over een mogelijke strijdigheid van de wet met het EVRM of het gemeenschapsrecht. Deze redenering heeft alle schijn van dat het college eigenlijk zegt; ook al zou het kiesrecht in strijd zijn met het EVRM en het gemeenschapsrecht, we kunnen simpelweg niet anders dan het verzoek af te wijzen. In deze zaak gaat het om het wel of niet mogen meedoen aan de verkiezingen van het Europese Parlement voor burgers met de Nederlandse nationaliteit die woonachtig zijn in de Nederlandse Antillen en Aruba. Deze kwestie vraagt om antwoorden betreffende de combinatie LGO/EU-burgerschap en het territoriale toepassinggebied van het EG-verdrag. 2.2 LGO en het EU-burgerschap Om überhaupt een zaak te hebben moest worden bepaald of de LGO burger aanspraak kan maken op het EU-burgerschap. Hierop sloeg dan ook de eerste vraag die de Raad van State aan het Hof van Justitie heeft voorgelegd. Na een duik in de literatuur aangaande het EU-burgerschap valt in ieder geval op dat het onderwerp LGO en EU-burgerschap zelden wordt besproken. In veel verhandelingen over het EU-burgerschap worden de LGO niet eens genoemd. Het is niet helemaal duidelijk waaraan dit ligt, maar het heeft alle schijn van dat het EU-burgerschap voor burgers in de LGO niet vanzelfsprekend is. Bij het EU-burgerschap wordt de relatie gelegd tussen burgers in europa als onderdanen en hun lidstaten. Dit is begrijpelijk als we kijken naar de sociaalpsychologische kant van de term burgerschap. 4 Het heeft betrekking op binding en verbondenheid. In ieder geval de wens en het vermogen om volledig lid te zijn van een politieke of beter gezegd een sociale gemeenschap. Dit bezien vanuit het perspectief van degenen die aansluiting willen en zoeken met een gemeenschap. Een andere benadering is de politiek-juridische, welke duidt op (politieke) rechten, maar ook verplichtingen jegens de staat. 5 Van dit juridisch begrip kunnen derhalve rechten en plichten worden afgeleid. 6 Oftewel some form of legal and political vertical relation. 7 Het EG-verdrag heeft echter wel rekening gehouden met de LGO en bevat een bepaling die helderheid verschaft in deze. Het betreft lid 1 van artikel 17 EG. De bepaling stelt: Burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het Hof overweegt: [ ] Het doet in dit verband niet ter zake dat de onderdaan van een lidstaat ingezetene van of woonachtig is in een gebied dat behoort tot de LGO bedoeld in artikel 299, lid 3, EG. 8 De Advocaat-Generaal heeft in zijn conclusie als het gaat om het EU-burgerschap vooral de aandacht gevestigd op de vraag of iemand een bepaalde nationaliteit wel of niet bezit en laat dit afhangen van hoe de lidstaat dit heeft geregeld. 9 Hierin 4 B.P. Vermeulen, Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap, Den Haag: SDU Uitgevers 2007, p Vermeulen 2007, p Vermeulen 2007, p C. Barnard, The fundamentals of EU Law Revisited, Oxford: Oxford University Press 2007, p HVJ 12 september 2006, zaak C-300/04 Eman Sevinger / college van B&W van Den Haag, < curia.europa.eu/> punt Conclusie van de advocaat-generaal A. Tizzano, zaak C-300/04, 6 april 2006 punt

5 vindt hij verschillende auteurs aan zijn zijde. Nationality for the purposes of the Treaty is to be determined according to the domestic law of each individual Member state. 10 Oftewel het Europees burgerschap 11 wordt bepaald door het nationaliteitsrecht van de lidstaten. 12 Maar ook National citizenship is a requirement for being an EU citizen. 13 Over toekenning van nationaliteit beslissen de lidstaten derhalve soeverein. 14 De verzoekers voeren dan ook aan dat de nationaliteit een aangelegenheid is van het Koninkrijk. 15 Eens het Koninkrijk der Nederlanden heeft bepaald dat de LGO burger de Nederlandse nationaliteit bezit, verkrijgt de LGO burger dientengevolge het EU-burgerschap. Opmerkelijk genoeg wordt door de Nederlandse delegatie aangevoerd dat het oorspronkelijke EEG-verdrag voor het Europese grondgebied van het Koninkrijk de Nederlanden voor Nederland en voor Nieuw Guinee is bekrachtigd met de bewoordingen voor het Koninkrijk der Nederlanden (voor Nederland en Nieuw-Guinea). 16 Voor zover hier van belang is dit iets aangaande het toepassingsgebied van het EG-verdrag en betreft het niet het burgerschap van de gemeenschap, zo je wilt de Unie. Dit is des te meer opmerkelijk aangezien in de preambule van zowel het EG verdrag als het verdrag betreffende de Europese Unie het Koninkrijk der Nederlanden wordt genoemd. Bovendien is het Koninkrijk als geheel lid van de Unie. 17 Met de vaststelling van de Nederlandse nationaliteit en als gevolg daarvan het EUburgerschap is de zaak echter nog niet opgelost, want het blijkt dat er twee soorten Nederlanders zijn: de Nederlandse Nederlanders enerzijds en de Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders anderzijds. 18 Zeker, als het gaat om het kiesrecht, want de Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders hebben anders dan de Nederlandse Nederlanders als ze niet aan alle voorwaarden ingevolge artikel B1 juncto Y3 voldoen geen kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement. De commissie voert dan ook aan, dat aangezien de Nederlandse wetgever aan alle Nederlanders die geen ingezetene zijn van Aruba of de Nederlandse Antillen, ongeacht hun woonplaats, het recht geeft om deel te nemen aan de Europese verkiezingen, moet dat recht ook worden gegeven aan de Nederlanders van Aruba of de Nederlandse Antillen. Anders houdt dit ongerechtvaardigde discriminatie in, tussen de Nederlander die bijvoorbeeld in New York woont en de Nederlander die op Aruba woont, voegt de commissie hieraan toe S. O Leary, European Union Citizenship, London: IPPR 1996, p Met europees burgerschap wordt hier bedoeld het EU-burgerschap 12 F.H. van den Burg, Europees gemeenschapsrecht in de Nederlandse rechtsorde, Deventer: Kluwer 2003, p Barnard 2007, p R.H. Lauwaars & C.W.A. Timmermans, Europees recht in kort bestek, Deventer: Kluwer 2003, p HvJ EG 12 september 2006, zaak C-300/04 Eman Sevinger / college van B&W van Den Haag, < curia.europa.eu/> punt HvJ EG 12 september 2006, zaak C-300/04 Eman Sevinger / college van B&W van Den Haag, < curia.europa.eu/> punt Rapport Verdieping of geleidelijk uiteengaan? februari 2004 < p C.A.J.M. Kortmann, Tweederangs Nederlanders? (AA ), Nijmegen: Ars Aequi 2007, p HvJ EG 12 september 2006, zaak C-300/04 Eman Sevinger / college van B&W van Den Haag, < curia.europa.eu/> punt 39 4

6 De vraag is nu, om met de woorden van Kortmann 20 uitzondering van de Nederlanders rechtens geoorloofd is. te spreken, of deze 2.3 Het territoriale toepassingsgebied van het EG-verdrag Het Hof van Justitie zegt klip en klaar dat degenen die de nationaliteit van een lidstaat bezitten en ingezetenen zijn van, dan wel woonachtig zijn in een gebied dat behoort tot de LGO 21 bedoeld in artikel 299, lid 3, EG, zich kunnen beroepen op de in het tweede deel van het verdrag aan de burgers van de Unie toegekende rechten. 22 De Raad van State heeft het eerder zo verwoord: Niet alleen gelden de rechten die in Deel IV en de daarop gebaseerde besluiten aan de LGOonderdanen worden verleend, maar ook de burgerschapsrechten van Deel II van het EG-verdrag, voorzover de Nederlandse Antillen en Aruba niet van die rechten zijn uitgezonderd. 23 Valt het actief en passief kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement hieronder? Ook dit is geregeld in het tweede deel van het verdrag. Hierop sloeg de volgende vraag waar het Hof zich over moest buigen. 24 De vraag luidt: of artikel 19, lid 2, EG, mede in het licht van de artikelen 189 EG en 190, lid 1 EG, aldus dient te worden uitgelegd dat een burger van de Unie die ingezetene is van, dan wel woonachtig is in een LGO, het actief en passief kiesrecht voor het Europees Parlement heeft. De Advocaat-Generaal gebruikt in zijn conclusie ook artikel 19 lid 2 EG, maar dit artikel biedt geen uitkomst, aangezien het betrekking heeft op een situatie die in deze zaak niet aan de orde is. 25 We hebben immers gezien dat we te maken hebben met EU-burgers die niet in een andere lidstaat verblijven, maar in een LGO die bij een lidstaat hoort. Evenmin hebben we hier te maken met EU-burgers die in een lidstaat verblijven waarvan zij geen onderdanen zijn. Het Hof heeft dan ook in overweging 53 vastgesteld dat artikel 19 lid 2, EG inderdaad niet van toepassing is. Hierbij gaat het erom of het gemeenschapsrecht dusver reikt dat de EU-burgers in de LGO daardoor worden geraakt, oftewel de territoriale werkingssfeer van het EG-verdrag. Wat betekent artikel 17 EG voor de Unie burgers in de LGO als het gaat om het kiesrecht? Alvorens verder op deze vraag in te gaan kijken we naar de status van de LGO. Welke consequenties brengt een dergelijke status feitelijk met zich mee als het gaat om het EG-recht. De LGO hebben een speciale band met één van de lidstaten maar vormen geen onderdeel van de EU. 26 Ook al is het Koninkrijk als geheel lid van de Unie. 27 Voorts is het secundaire gemeenschapsrecht niet van 20 Kortmann 2007, p Zie voor een overzicht van de elementen van het LGO-regime het Rapport Banden met Brussel; De betrekkingen van de Nederlandse Antillen en Aruba met de Europese Unie, juni 2004 < p HvJ EG 12 september 2006, zaak C-300/04 Eman Sevinger / college van B&W van Den Haag, < curia.europa.eu/> punt Rapport Verdieping of geleidelijk uiteengaan? februari 2004 < p Dit is i.c. de derde vraag, de tweede behoefde gezien het antwoord op vraag 1 geen behandeling van het Hof. 25 Conclusie van de advocaat-generaal A. Tizzano, zaak C-300/04, 6 april 2006 punt SEOR-rapport Nederlandse Antillen: LGO of UPG? maart 2004 < p Rapport Verdieping of geleidelijk uiteengaan? februari 2004 < p.8 5

7 toepassing op de LGO, tenzij Deel IV van het verdrag dit zelf mogelijk maakt. 28 Deel IV van het verdrag verwijst echter niet naar het actief en passiefrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement. Deel II van het verdrag behelst niet het kiesrecht voor EU-burgers in de LGO, maar waarborgt het kiesrecht voor EUburgers die verblijven in een Lidstaat, waar zij geen onderdanen van zijn. Het is mede hierdoor goed te volgen waarom het Hof in zijn overweging mee geeft dat het Verdrag geen regel bevat die uitdrukkelijk en nauwkeurig omschrijft wie het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees parlement heeft. 29 In de beantwoording van de vraag geeft het Hof in overweging 46 het volgende aan: In de eerste plaats vormen de LGO het onderwerp van de bijzondere associatieregeling omschreven in het vierde deel van het verdrag (artikelen 182 EG tot en met 188 EG), zodat de algemene verdragbepalingen zonder uitdrukkelijke verwijzing niet op de LGO van toepassing zijn. Het lijkt erop neer te komen dat je als inwoner van de LGO of beter, EU-burger in de LGO, niet al te veel moet verwachten van het EG-verdrag. Zeker niet, als er geen uitdrukkelijke verwijzing is vanuit een verdragsbepaling naar de LGO. Dit is natuurlijk niet helemaal waar. Eerder in dit stuk is al gewezen op elementen van het LGO-regime. Daar komt nog bij dat de Nederlandse Antillen op effectieve (en vaak inventieve) wijze gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die het LGOassociatieverdrag bood. 30 Bood omdat elke keer als een nieuwe opening voor gebruik van de regelingen werd ontdekt een reactie hierop vanuit de Europese Unie volgde. Hierdoor was het bijna niet mogelijk om langdurig gebruik van te maken. 31 De Nederlandse regering heeft in de onderhavige zaak onder meer het volgende standpunt opgevat. Weliswaar heeft de Arubaanse of de Antilliaanse Nederlander de Nederlandse nationaliteit en is hij dientengevolge burger van de Unie, dit betekent echter niet dat hij ook te allen tijde alle aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten heeft. Zolang de betrokkene zich op Arubaans of Antilliaanse grondgebied bevindt, heeft het verdrag voor zijn situatie immers geen werking. 32 Dit ligt niet in de rede met de verdragsbepalingen die op de LGO van toepassing zijn, maar komt wel overeen met de praktijk met betrekking tot het kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement, aangezien de Arubaanse of Antilliaanse Nederlander wel zijn EU-burgerschap kan doen gelden in bijvoorbeeld het Franse deel van Sint Maarten R.F. Burgler, Europa-dossier Nederlandse Antillen. LGO-besluit Handelsregeling, s- Gravenhage: Gravenhage sn.1997, p HvJ EG 12 september 2006, Zaak C-300/04 Eman Sevinger / College van B&W van Den Haag punt SEOR-rapport Nederlandse Antillen: LGO of UPG? maart 2004 < p. i 31 SEOR-rapport Nederlandse Antillen: LGO of UPG? maart 2004 < p. i 32 HvJ EG 12 september 2006, Zaak C-300/04 Eman Sevinger / College van B&W van Den Haag punt HvJ EG 12 september 2006, Zaak C-300/04 Eman Sevinger / College van B&W van Den Haag punt 33. 6

8 De Nederlandse regering heeft tevens eerder in een zaak tegen de Raad betreffende de associatieregeling onder meer het volgende aangevoerd: Met deze regeling betreffende de associatie van de LGO wordt aan die landen en gebieden, waarvan de economische en sociale ontwikkeling beoogd wordt te bevorderen, een gunst verleend. 34 Een gunst, volgens de elektronische van Dale een blijk van gunstige gezindheid. 35 Dit impliceert dat hetgeen deze regeling aan rechten met zich meebrengt voor de LGO als een gunst beschouwd moet worden in plaats van wat deze gebieden rechtens toekomt. Toegegeven, we hebben het over een bijzondere regeling, maar dit getuigt wel van een bedenkelijke standpunt in de relatie met de LGO en typeert voor een deel de juridische positie van de LGO. De Franse regering heeft wat betreft de LGO een andere standpunt ingenomen, aangezien de Franse Kieswet geen enkel onderscheid maakt tussen de Fransen die in het Europese gebiedsdeel van Frankrijk wonen en de anderen. De Fransen die in een overzees departement of in een LGO wonen, nemen onder dezelfde voorwaarden als de Fransen die in het Europese gebiedsdeel van Frankrijk wonen, deel aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. 36 Hiermee zijn we terug bij waar het allemaal om begonnen was en dat is het actief en passief kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement. Het Hof voor de Rechten van de mens heeft zich eerder in een zaak 37 uitgesproken over het onderscheid dat gemaakt wordt tussen staatsburgers en geoordeeld dat het onderscheid tussen Britse staatsburgers op grond van de bijzondere status van Gibraltar in strijd was met het door artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voorgeschreven gelijke genot van fundamentele rechten. Alhoewel de Nederlandse regering en met haar in deze de Franse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk alsmede de Commissie het standpunt heeft ingenomen dat het gemeenschapsrecht zich er niet tegen verzet het kiesrecht toe te kennen aan de burgers van de Europese Unie, die in een derde land of in een LGO gebied verblijf houden, de Nederlandse regering om vooralsnog onduidelijke redenen het anders heeft geregeld voor de burgers in de gebieden hierboven genoemd. Om hier enig zicht op te krijgen is het van belang om het volgende, door de Nederlandse regering aangevoerde argument, in ogenschouw te nemen. Een onderdaan die ingezetene is van een LGO kan niet een dergelijk recht ontlenen aan artikel 19, lid 2, EG, dat enkel beoogt te waarborgen dat de burgers van de unie die in een andere lidstaat verblijven, het kiesrecht hebben onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat. 38 Het is echter de vraag of dit een waarborg is, omdat het zoals nu geregeld is in de Nederlandse kieswet, het tevens een onderscheid creëert tussen de onderdanen 34 HvJ EG 22 november 2001, zaak C-110/97 Nederland / Raad, < curia.europa.eu/> punt < 36 HvJ EG 12 september 2006, Zaak C-300/04 Eman Sevinger / college van B&W Den Haag punt EHRM 18 februari 1999, Matthews v. the United Kingdom (24833/94), NJ 1999, 515, m.nt. EAA; AB 1999, 181, m.nt. Sewandono HvJ EG 12 september 2006, Zaak C-300/04 Eman Sevinger / college van B&W Den Haag punt 35. 7

9 van de lidstaat Nederland en onderdanen van andere lidstaten. De lidstaat onderdanen van Nederland mogen gedurende verblijf in de Nederlandse Antillen en Aruba onder voorwaarde wel hun stem uitbrengen, terwijl de onderdanen van andere lidstaten als LGO ingezetenen in de Nederlandse Antillen en Aruba onder geen enkele voorwaarde hun stem mogen uitbrengen. Het stemrecht voor andere lidstaat onderdanen in de Nederlandse LGO, in casu de Nederlandse Antillen en Aruba is per slot van rekening in de Nederlandse kieswet niet voorzien. Artikel Y3 van de Kieswet stelt immers dat niet-nederlanders die onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie, kiesgerechtigden zijn, mits zij onder meer hun werkelijke woonplaats hebben in Nederland. Daaruit volgt dat onderdanen van andere lidstaten gedurende hun verblijf in de Nederlandse Antillen en Aruba niet gelijk gesteld zijn aan lidstaat onderdanen van Nederland. Met het gevolg dat het huidige kiesrecht behalve de Arubaanse en Antilliaanse Nederlanders ook andere lidstaat onderdanen treft gedurende hun verblijf in de Nederlandse LGO. Dit kan gezien worden als een beperking van hun mobiliteit en dus een belemmering in strijd met artikel 39 EG-verdrag, welke voorziet in vrij verkeer van werknemers binnen de gemeenschap. Ware het niet dat de LGO geen deel uitmaakt van de gemeenschappelijke markt 39. Hoe het ook zij, de Nederlandse staat heeft kennelijk verzuimd om een uniforme regeling voor de burgers van het hele Koninkrijk neer te zetten, die gezien het bovenstaande uiteindelijk alle burgers van de Unie kan treffen. 39 Zie noot EAA onder het arrest EHRM 18 februari 1999, Matthews v. the United Kingdom (24833/94), NJ 1999,

10 3 Het kiesrecht en het gemeenschapsrecht Het kiesrecht is een zaak voor de lidstaat en deze heeft ten aanzien van de inrichting van het kiesrecht een ruime beleidsvrijheid 40. Geeft een ruime beleidsvrijheid de lidstaat de vrije hand? Zijn er zijn grenzen welke de voorwaarden vormen waarbinnen het kiesrecht tot stand kan komen? Waar liggen deze grenzen, waar komen ze vandaan en welke voorwaarden scheppen zij voor het nationale recht? De lidstaat opereert in de eerste plaats in zijn eigen rechtsorde, waarbinnen de wet tot stand komt en de toepassing geschiedt. Met het gemeenschapsrecht wordt deze interne rechtsorde als het ware verruimd. Er spelen vanaf dat moment behalve nationale ook verdragsbepalingen en beginselen mee die vanuit het gemeenschapsrecht intreden in de nationale rechtsorde. De nationale rechtsorde staat niet meer op zichzelf. Het gemeenschapsrecht maakt deel uit van de Nederlandse rechtsorde, het gevolg hiervan is dat Nederlandse wetgeving in sterke mate beheerst wordt door het recht van de EG. 41 Daarmee is er een invloedsrelatie 42 ontstaan die zelfs in zaken die voorbehouden zijn aan de lidstaten zoals de onderhavige een regulerend effect heeft. De Nederlandse Kieswet voldoet, ondanks het gegeven dat het een interne aangelegenheid is, kennelijk niet aan het gemeenschapsrecht. Sedert Costa-ENEL weten we dat de soevereiniteit van de lidstaten definitief is beperkt vanwege voorrang van het gemeenschapsrecht boven dat van de nationale lidstaten. 43 Daarna zijn er meer arresten 44 geweest die het beginsel hebben bekrachtigd. 45 Zonder beginselen als voorrang van bepalingen van het gemeenschapsrecht en de rechtstreekse werking zou de eenvormige toepassing van het communautaire recht in alle lidstaten niet zijn bereikt en de rechtszekerheid in de knel zijn gekomen. 46 Deze zaak betreffende de Kieswet zou ongetwijfeld stuk zijn gelopen op de primaat van de nationale wetgever als teken van de soevereiniteit van de lidstaten. Het is immers een zaak die voorbehouden is aan de lidstaten, aangezien de bevoegdheid niet is overgedragen aan de gemeenschap. Bovendien is het een zaak die op het eerste gezicht weinig van doen lijkt te hebben met het gemeenschapsrecht, behalve dan voor het onderdeel betreffende de verkiezingen voor het Europees Parlement. De bevoegdheid om het kiesrecht in te richten behoort zoals bijvoorbeeld de vrijheid om de immigratie te reguleren tot de kern van de soevereiniteit van de staat. Deze soevereiniteit is aanmerkelijk beperkt door het gemeenschapsrecht en aangezien het hier geen outsiders, maar EU-burgers betreft, heeft de lidstaat 40 Zie noot EAA onder het arrest EHRM 18 februari 1999, Matthews v. the United Kingdom (24833/94), NJ 1999, Vereniging VNO-NCW, De macht van Europa, Den Haag: Vereniging VNO-NCW 1999, p Vereniging VNO-NCW 1999, p HvJ EG 3 juni 1964, 6/64, Costa v. E.N.E.L. 44 HvJ EG 14 december 1970, zaak 43/71 (Politi), jurispr. 1971, p e.v.; HvJ EG 7 maart 1972, zaak 84/71 (Marimex), Jurispr. 1972, p R. Bernhardt, Dertig jaar gemeenschapsrecht, Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen 1983, p Kapteyn e.a., Het recht van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschappen, Deventer: Kluwer 2003, p

11 minder ruimte in het vaststellen van zijn beleid. 47 Tot dusver gold When Member states are acting within the sphere of Community law their actions must be compatible with fundamental rights, including equality. 48 Het Hof toetst niet alleen aan het EG-verdrag, maar ook aan artikel 3 van het Eerste Protocol bij het EVRM en aan het gelijkheidsbeginsel. 49 Hieruit kan worden opgemaakt dat wetgeving die binnen de bevoegdheid van de lidstaten valt, maar die EU-burgers raken onderhevig is aan de toets van het gemeenschapsrecht door het Hof van Justitie. In ieder geval als het betrekking heeft op het kiesrecht voor de verkiezingen voor het Europees Parlement. Volgens artikel 6, lid 2 EG respecteert de Unie tevens de Fundamentele rechten van de mens, zoals gewaarborgd door het EVRM. Dankzij arresten als bijvoorbeeld Hoechst 50 is een redelijke bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers bij het optreden van de Gemeenschap tot stand gekomen. 51 De Advocaat-Generaal komt tot de conclusie dat de burgers van de Unie reeds op basis van de fundamentele beginselen en artikel 6, lid 2, EU bepaling bij wijze van spreken noodzakelijkerwijs het kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement hebben, in die zin dat zij althans in beginsel aanspraak kunnen maken op dat recht. Dit doet echter niet af aan de eventuele beperkingen die gewoonlijk en rechtmatig op dit gebied worden gesteld [ ]. 52 Hieruit kan worden opgemaakt dat door de bank genomen alle EU-burgers kiesrecht hebben voor het Europees Parlement of aanspraak daarop kunnen maken, maar dat de lidstaat bij de inrichting van dit kiesrecht het recht behoudt om daarin beperkingen aan te brengen. Leeftijd en verblijfplaats zijn hier voorbeelden van. Het Hof overweegt het volgende: Blijkens deze overwegingen behoort de vaststelling van wie het actief en passief kiesrecht heeft, bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht tot de bevoegdheid van elke lidstaat, onder eerbiediging van het gemeenschapsrecht [ ]. 53 Hieruit volgt dat de lidstaat zijn bevoegdheid kan aanwenden om de Kieswet in te richten, maar dient daarbij het gemeenschapsrecht te eerbiedigen. Het recht om beperkingen aan te brengen is kennelijk niet grenzeloos. De vraag die vervolgens rijst is: wat is het te eerbiedigen recht in deze zaak? Op basis van zijn algemene opdracht om de eerbiediging van het recht te verzekeren bij de uitlegging en toepassing van het EG-verdrag heeft het Hof in een aantal principiële uitspraken de EG gekarakteriseerd als een rechtsgemeenschap. 54 Dit rechtsgemeenschap omvat in het bijzonder een sluitend systeem van rechtsbescherming en adequate bescherming van fundamentele 47 Vermeulen 2007, p Barnard 2007, p Kortmann 2007, p HvJ EG 21 september 1989, zaak 85/87 Hoechst / Commissie 51 Kapteyn e.a. 2003, p Conclusie van de advocaat-generaal A. Tizzano, zaak C-145/04, 6 april 2006 punt HvJ EG 12 september 2006, Zaak C-300/04 Eman Sevinger / College van B&W punt S. Prechal, Juridisch cement voor de Europese Unie, Deventer: Europe Law Publishing 2006, p

12 rechten. 55 The fundamental rights do not only bind the EU institutions, but also the Member states and their authorities, when they implement Community law or when they act within the field of Community law. 56 Regelmatig treft men in jurisprudentie van het Hof van Justitie verwijzingen aan naar algemene rechtsbeginselen zoals de goede trouw, de rechtszekerheid, de zorgvuldigheid, het gelijkheidsbeginsel, gewettigd vertrouwen of het evenredigheidsbeginsel. 57 Kortmann stelt dat de toetsing in deze zaak aan het geschreven recht (EG-verdrag en het Eerste protocol bij het EVRM) niet leidt tot een veroordeling van de regeling van de Kieswet, maar wel de toetsing aan het gelijkheidsbeginsel, dat deel uitmaakt van de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht. 58 De Advocaat-Generaal verklaarde in dit verband dat een lidstaat in beginsel het kiesrecht voor de nationale verkiezingen, en indirect voor de Europese verkiezingen, kan toekennen aan de eigen onderdanen die op het Europese grondgebied wonen, en dit recht ontzeggen aan de eigen onderdanen die in een deel van de staat wonen dat een met de Gemeenschap geassocieerd gebied overzee vormt. 59 Vervolgens dat Nederlandse regeling niettemin een probleem van verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht doet rijzen, omdat deze regeling schending kan opleveren van een fundamenteel beginsel van de communautaire rechtsorde, te weten het gelijkheidsbeginsel. 60 Het gelijkheidsbeginsel vormt één van de basisbeginselen van het gemeenschapsrecht en volgens dit beginsel mogen vergelijkbare omstandigheden niet verschillend worden behandeld, tenzij differentiatie objectief gerechtvaardigd is. 61 Toepassing van het gelijkheidsbeginsel vergt een oordeel over de vergelijkbaarheid van situaties en de gekozen maatregelen met het oog op de objectieve rechtvaardiging. 62 In een vergelijkbare situatie moet derhalve voor de toepassing van een maatregel een reden zijn die de toepassing kan rechtvaardigen. 63 De objectieve rechtvaardiging kan worden vastgesteld aan de hand van het beoogde doel en de passendheid en noodzakelijkheid van de getroffen maatregel om het doel te bereiken. 64 Dit wordt ook wel een discriminatietoets genoemd, waarbij niet alleen wordt onderzocht of een maatregel objectief gerechtvaardigd is, maar ook de vergelijkbaarheid van de betreffende situaties, het doel van de maatregel, en de verenigbaarheid van dat doel met het EG-recht Prechal S. 2006, p A. Prechal, Europeanisation of the law, Den Haag: Raad voor de Rechtspraak 2005, p Kapteyn e.a. 2003, p Kortmann 2007, p Conclusie van de advocaat-generaal A. Tizzano, zaak C-300/04, 6 april 2006 punt Conclusie van de advocaat-generaal A. Tizzano, zaak C-300/04, 6 april 2006 punt R.H. Lauwaars & C.W.A. Timmermans 2003, p R.H. Lauwaars & C.W.A. Timmermans 2003, p H.S.J. Albers, Europees Gemeenschapsrecht en cultuur: Eenheid en Verscheidenheid, Deventer: Kluwer 1999, p Vermeulen 2007, p Albers 1999, p

13 Het Hof van Justitie heeft uitgemaakt: [ ] bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht weliswaar niets zich ertegen verzet dat de lidstaten, onder eerbiediging van het gemeenschapsrecht, de voorwaarden voor het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement omlijnen op basis van het criterium van het hebben van de woonplaats op het grondgebied waarop de verkiezingen worden georganiseerd, maar het beginsel van gelijke behandeling eraan in de weg staat dat de gekozen criteria meebrengen dat onderdanen die zich in vergelijkbare situaties, zonder objectieve rechtvaardiging ongelijk worden behandeld. 66 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat het Hof van Justitie heeft vastgesteld dat niet genoegzaam is aangetoond dat het verschil in behandeling dat in artikel B1, gelezen in samenhang met Y3, van de Kieswet wordt gemaakt tussen de Nederlanders die in een derde land wonen en de Nederlanders die in de Nederlandse Antillen of op Aruba wonen, objectief gerechtvaardigd is. Voorts overweegt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het college in zijn reactie op het arrest van het Hof van Justitie, noch ter zitting iets heeft aangevoerd dat tot een ander oordeel aanleiding geeft. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zegt voorts: [ ] moet worden geoordeeld dat in zoverre de bepalingen van de Kieswet voormeld onderscheid ten aanzien van de verkiezing voor de leden van het Europees Parlement maken, deze buiten toepassing moesten blijven. De daarop gebaseerde besluiten van 3 mei 2004, waarbij de verzoeken van appellanten om te worden geregistreerd als kiezer voor het Europees Parlement zijn afgewezen, zijn dan ook evenzeer genomen op gronden die strijden met het communautaire gelijkheidsbeginsel en derhalve met het gemeenschapsrecht HvJ EG 12 september 2006, Zaak C-300/04 Eman Sevinger / College van B&W punt ABRvS 21 november 2006, LJNAZ3202, AB

14 4 Conclusie Deze zaak is belicht vanuit het perspectief van twee LGO burgers met de Nederlandse nationaliteit die hun actief stemrecht willen doen gelden voor de verkiezingen van het Europees Parlement. De tocht door dit arrest met het oog gericht op de vraagstelling, heeft het volgende opgeleverd. De lidstaat het Koninkrijk der Nederlanden heeft door te participeren aan het EGverdrag, zoals alle lidstaten van de Europese Unie een stuk van haar soevereiniteit ingeleverd. De lidstaat dient derhalve met betrekking tot zaken die binnen de sfeer van het gemeenschapsrecht liggen te handelen conform de verdragsbepalingen. Daar komt nog bij dat de lidstaat zich moet houden aan het secundaire gemeenschapsrecht. De lidstaat behoudt echter de bevoegdheid om wetgeving die niet in werkingssfeer van het gemeenschapsrecht ligt, naar eigen inzicht in te richten. Het is komen vast te staan dat noch het EG-verdrag noch het verdrag betreffende de Europese Unie bepalingen zijn opgenomen, waaruit vast kan komen te staan wie het actief kiesrecht en passiefrecht heeft voor de verkiezingen van het Europees Parlement. Dit ondanks het feit dat we hier te maken hebben met een zaak betreffende de Europese Gemeenschap. Hieruit volgt dat de lidstaat de bevoegdheid heeft om het kiesrecht voor het Europees Parlement in de nationale wetgeving te regelen. Het Koninkrijk der Nederlanden heeft aldus gebruikgemaakt van haar bevoegdheid en heeft het kiesrecht voor het Europees Parlement in de nationale wetgeving geregeld. Hierbij is de wetgever echter dusdanig te werk gegaan dat burgers met de Nederlandse nationaliteit en derhalve EU-burgers, die in de LGO woonachtig zijn en die niet minstens 10 jaar in Nederland hebben gewoond geen kiesrecht hebben en dientengevolge niet mogen meedoen aan de verkiezingen van het Europees Parlement. De lidstaat heeft hierbij onderscheid gemaakt tussen burgers met de Nederlandse nationaliteit, aangezien Nederlanders die elders gevestigd zijn (buiten de LGO) niet aan de voorwaarde hoeven te voldoen en derhalve wel het kiesrecht bezitten. De Nederlanders in de LGO zijn als gevolg hiervan, in ieder geval met betrekking tot het kiesrecht voor het Europees Parlement, niet gelijkgesteld aan Nederlanders die elders gevestigd zijn. Het betreft een onderscheid naar woonplaats die op zich niet in strijd is met het geschreven recht. Voor dit onderscheid moet echter wel een objectieve rechtvaardiging zijn. Het Koninkrijk heeft deze objectieve rechtvaardiging niet kunnen aantonen. Dientengevolge zijn de bepalingen in de Nederlandse Kieswet op grond waarvan onderscheid gemaakt wordt tussen burgers met de Nederlandse nationaliteit in strijd zijn met het communautair gelijkheidsbeginsel en derhalve met het gemeenschapsrecht. Het gelijkheidsbeginsel is derhalve een voorwaarde waaraan het actief kiesrecht voor de verkiezingen van het Europees Parlement aan moet voldoen, tenzij er een objectieve rechtvaardiging is voor de afwijkende behandeling van de EU-burgers. Hieruit blijkt dat ondanks het feit dat niet alle verdragsbepalingen uit het EG-recht van toepassing zijn op de LGO, het beginsel van gelijkheid voorbij de grenzen gaat van het Europese grondgebied en daarmee tevens de EU-burgers die woonachtig zijn in de LGO raakt. Daaruit volgt dat de EU-burgers in de LGO ruimer bescherming vinden in het gemeenschapsrecht, dan wat je op basis van 13

15 deel IV van het verdrag zou vermoeden. Nader beschouwd is dit op zich niet zo verwonderlijk aangezien in artikel 182 EG deel IV van het verdrag is vastgelegd dat de associatie overeenkomstig de in de preambule van dit verdrag neergelegde beginselen, in de eerste plaats de mogelijkheid moet scheppen de belangen en de voorspoed van de inwoners van die landen en gebieden te bevorderen. Deel IV staat derhalve niet op zichzelf, maar heeft de beginselen van het EG-verdrag als grondslag. De Raad van State heeft op 1 februari 2008 een advies uitgebracht naar aanleiding van een wetsvoorstel 68 om de Kieswet aan te passen. De wijziging van de Kieswet is in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtig zijn. 68 Kamerstuk II 2007/08, 31392, nr 5. 14

16 Literatuur Albers 1999 H.S.J. Albers, Europees Gemeenschapsrecht en cultuur: Eenheid en Verscheidenheid, Deventer: Kluwer Van Aller 1994 H.B. van Aller, Van kolonie tot koninkrijksdeel: De staatkundige geschiedenis van de Nederlandse Antillen en Aruba (1634 tot 1994), Groningen: Wolters-Noordhoff, Van Ballegooij 2004 W. van Ballegooij, Europees burgerschap, Den Haag: T.M.C. Asser Press Banden met Brussel; De betrekkingen van de Nederlandse Antillen en Aruba met de Europese Unie 2004 Banden met Brussel; De betrekkingen van de Nederlandse Antillen en Aruba met de Europese Unie. Rapport van de Commissie ter bestudering van mogelijke toekomstige relaties van de Nederlandse Antillen en Aruba met de Europese Unie, 1 juni Barnard 2007 C. Barnard, The fundamentals of EU Law Revisited, Oxford: Oxford University Press Van den Burg 2003 F.H. van den Burg, Europees gemeenschapsrecht in de Nederlandse rechtsorde, Deventer: Kluwer Burgler 1997 R.F. Burgler, Europa-dossier Nederlandse Antillen. LGO-besluit Handelsregeling, s-gravenhage: s-gravenhage sn Kapteyn e.a., 2003 P.J.G. Kapteyn, P. Verloren van Themaat, R. Barendts, Het Recht van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschappen, Deventer: Kluwer Kortmann 2007 C.A.J.M. Kortmann, Tweederangs Nederlanders? (AA ), Nijmegen: Ars Aequi Lauwaars en Timmermans 2003 R.H. Lauwaars & C.W.A. Timmermans, Europees recht in kort bestek, Deventer: Kluwer Nederlandse Antillen: LGO of UPG? 2004 Nederlandse Antillen: LGO of UPG. SEOR rapport op verzoek van de Centrale Bank van de Nederlandse Antillen, maart

17 O Leary 1996 S. O Leary, European Union Citizenship, London: IPPR Prechal 2005 A. Prechal, Europeanisation of the law, Den Haag: Raad voor Rechtspraak Prechal 2006 S. Prechal, Juridisch cement voor de Europese Unie, Deventer: Europe Law Publishing Van Romondt 2005 A. van Romondt, Gedenkboek 50 jaar Statuut: een koninkrijksbundel, Zuthpen: Walburg pers Rosheuvel 2005 D. A. Rosheuvel, De toekomst van de Nederlandse Antillen in staatsrechtelijke verhouding: een verkenning voor de constitutionele agenda van de 21 ste eeuw, Vereniging VNO-NCW 1999 Vereniging VNO-NCW, De macht van Europa, Den Haag: Vereniging VNO-NCW Verdieping of geleidelijk uiteengaan? 2004 Verdieping of geleidelijk uiteengaan. Raad van State, februari Vermeulen 2007 B.P Vermeulen, Veiligheid, Gelijkheid, Burgerschap, Den Haag: Sdu Uitgevers Jurisprudentie EHRM 18 februari 1999, Matthews v. the United Kingdom (24833/94), NJ 1999, 515, m.nt. EAA; AB 1999, 181, m.nt. Sewandono 33. HvJ EG 3 juni 1964, 6/64, Costa v. E.N.E.L. HvJ EG 14 december 1970, zaak 43/71 (Politi), jurispr. 1971, p e.v.; HvJ EG 7 maart 1972, zaak 84/71 (Marimex), Jurispr HvJ EG 21 september 1989, zaak 85/87 Hoechst / Commissie. HvJ EG 22 november 2001, zaak C-110/97 Nederland / Raad. HvJ EG 12 september 2006, zaak C-300/04 Eman Sevinger / college van B&W van Den Haag. ABRvS 13 juli 2004, LJN AQ3775. ABRvS 21 november 2006, LJNAZ3202, AB

zaaknummer /1b en /1b datum van uitspraak dinsdag 21 november 2006 Kamer 3 - Eerste aanleg - Kieswetzaken

zaaknummer /1b en /1b datum van uitspraak dinsdag 21 november 2006 Kamer 3 - Eerste aanleg - Kieswetzaken Uitspraak Raad van State zaaknummer 200404446/1b en 200404450/1b datum van uitspraak dinsdag 21 november 2006 tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag proceduresoort Overig rechtsgebied

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/38139

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 12 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 12 september 2006 * ARREST VAN 12. 9. 2006 ZAAK C-300/04 ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 12 september 2006 * In zaak C-300/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 200 20 3 392 Wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK 201403327/1/A2. Datum uitspraak: 24 april 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: en de vereniging Vrouwen Partij, gevestigd te Den Haag, appellante, het centraal stembureau voor

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

Advies toekenning kiesrecht ingezetenen Nederlandse Antillen en Aruba voor verkiezingen voor het EP

Advies toekenning kiesrecht ingezetenen Nederlandse Antillen en Aruba voor verkiezingen voor het EP Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Postbus 20011 2500 EA 's-gravenhage Inlichtingen mw. mr. R. Hoorweg T (070) 426 6266 F (070) 426 6489 Uw kenmerk 1. Inleiding Onderwerp

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0176/9. Amendement. Morten Messerschmidt namens de EFD-Fractie

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0176/9. Amendement. Morten Messerschmidt namens de EFD-Fractie 1.6.2011 A7-0176/9 9 Overweging E E. Het Verdrag van Lissabon heeft het mandaat van de leden van het Europees Parlement gewijzigd, door ze rechtstreekse vertegenwoordigers van de burgers van de Unie te

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Module Verkiezingen 2017/331

Module Verkiezingen 2017/331 ECLI:NL:RVS:2017:363 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2017 Datum publicatie 13-02-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201701125/1/A2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 C-181/12-1 Zaak C-181/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 april 2012 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 360 Regels in verband met de deelname van onderdanen van nieuwe lid-staten van de Europese Unie aan de verkiezing van de leden van het Europees

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

Date de réception : 18/10/2011

Date de réception : 18/10/2011 Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2006/46484 (1743) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Vertaling C-637/16-1 Zaak C-637/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2016 Verwijzende rechter: Amtsgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD. van 6 december 1993

RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD. van 6 december 1993 Nr. L 329/34 Publikat eblad van de Europese Gemeenschappen 30. 12. 93 RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

1 Kent u het bericht Hof Antillen: erkenning homohuwelijk niet verplicht? Is dit bericht waar? 1)

1 Kent u het bericht Hof Antillen: erkenning homohuwelijk niet verplicht? Is dit bericht waar? 1) 2009Z12644 Vragen van de leden Brinkman en Bosma (beiden PVV) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat de rechter in hoger beroep op de Nederlandse Antillen

Nadere informatie

Gevoegde zaken C-18 0/98 C-184/98. P. Pavlov e.a. tegen Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten

Gevoegde zaken C-18 0/98 C-184/98. P. Pavlov e.a. tegen Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten Gevoegde zaken C-18 0/98 C-184/98 P. Pavlov e.a. tegen Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten (verzoek van het Kantongerecht te Nijmegen om een prejudiciële beslissing) Verplichte deelneming in

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Vertaling C-338/13-1 Zaak C-338/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 juni 2013 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

WERKOPDRACHT 11 ARUBA EN DE RECHTSORDE VAN DE EUROPESE UNIE

WERKOPDRACHT 11 ARUBA EN DE RECHTSORDE VAN DE EUROPESE UNIE WERKOPDRACHT 11 ARUBA EN DE RECHTSORDE VAN DE EUROPESE UNIE 1. Inleiding Ondanks dat het land Aruba niet tot de Europese Unie (EU) behoort, staat Aruba via het Europese deel van het Koninkrijk, Nederland,

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 16.12.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0171/2012, ingediend door Klaus Träger (Duitse nationaliteit), over verschillende

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 392 Wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 391 27 899 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen

Nadere informatie

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding. Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat in de reactie op zijn klacht over Martinair heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een vermeende overtreding van

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 20.11.2001 COM(2001) 680 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap

Nadere informatie

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije) Vertaling C-125/14-1 Zaak C-125/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 maart 2014 Verwijzende rechter: Fővárosi Törvényszék (Hongarije) Datum van de verwijzingsbeslissing: 10

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013 Datum van inontvangstneming : 01/02/2013 Vertaling C-603/12-1 Zaak C-603/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2012 Verwijzende rechter: Verwaltungsgericht Hannover

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 392 Wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 28.2.2015 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0921/2012, ingediend door Sorin Stelian Torop (Roemeense nationaliteit), namens de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 392 Wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : EU/EER nationaliteit gelijkheidsbeginsel

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate Migratie Web ve 14000068 201200442/1 A/1. Datum uitspraak: 10 januari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

DE GRONDWET - ARTIKEL KIESRECHT GEMEENTERAAD NIET-NEDERLANDERS

DE GRONDWET - ARTIKEL KIESRECHT GEMEENTERAAD NIET-NEDERLANDERS DE GRONDWET - ARTIKEL 130 - KIESRECHT GEMEENTERAAD NIET-NEDERLANDERS De wet kan het recht de leden van de gemeenteraad te kiezen en het recht lid van de gemeenteraad te zijn toekennen aan ingezetenen,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

Date de réception : 01/12/2011

Date de réception : 01/12/2011 Date de réception : 01/12/2011 Resumé C-544/11-1 Zaak C-544/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

van de Advocaat-Generaal C. Wampach in de zaak B 98/1 - Béatrice CODDENS, vertaler-directeur,

van de Advocaat-Generaal C. Wampach in de zaak B 98/1 - Béatrice CODDENS, vertaler-directeur, Vertaling Conclusie van de Advocaat-Generaal C. Wampach in de zaak B 98/1 - Béatrice CODDENS, vertaler-directeur, ambtenaar bij het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie tegen BENELUX ECONOMISCHE

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019 Datum van inontvangstneming : 23/01/2019 Samenvatting C-759/18-1 Zaak C-759/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. B. N. O. WALRAVE, L. J. N. KOCH TEGEN ASSOCIATION UNION CYCLISTE INTERNATIONALE, KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE WIELREN UNIE EN FEDERATION ESPANOLA CICLISMO. (VERZOEK

Nadere informatie

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om NOTENKRAKER Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om CBb 14 oktober 2011, nr. AWB 10/85 en 10/86 E.J. Daalder 1 Inleiding Uit het in, onder meer, artikel 6 EVRM neergelegde

Nadere informatie

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend:

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend: Reactie van het College van B en W op de motie inzake Aanpak Discriminatie Amsterdam (openstellen functies voor iedereen bij ingehuurde organisaties) van het raadslid Flos (VVD) van 18 november 2009. Op

Nadere informatie

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * ARREST VAN 13. 11. 1990 ZAAK C-106/89 Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * In zaak C-106/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Juzgado de Primera

Nadere informatie

HC 5A, , Het Koninkrijk der Nederlanden en de internationale rechtsorde

HC 5A, , Het Koninkrijk der Nederlanden en de internationale rechtsorde HC 5A, 11-12-2017, Het Koninkrijk der Nederlanden en de internationale rechtsorde In het Koninkrijk der Nederlanden van 1954 is opgenomen dat het Statuut in hiërarchie hoger is dan de Grondwet (art. 5

Nadere informatie

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart )

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) [De vrouw] te [woonplaats vrouw], hierna: de vrouw, advocaat: mr. L.J. Zietsman te

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 * ARREST VAN 12.5, 1989 ZAAK 388/87 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 * In zaak 388/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Centrale Raad van Beroep, te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 22/05/2012 C-176/12-1 Zaak C-176/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 april 2012 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk) Datum van

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2018/19 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Amsterdam, 22 juni 2017 Betreft: Schriftelijke opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996

ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996 ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 25-04-2005 Datum publicatie 03-05-2005 Zaaknummer 04/2882 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Werk en Bijstand Nr. W&B/URP/06/ 12499 Nader rapport inzake voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, van de Wet Studiefinanciering

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47 BEGELEIDENDE NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper (2e deel) nr. vorig doc.: 14497/04 JAI 441 ASIM

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Resumé C-233/12-1 Zaak C-233/12 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/06/2012

Datum van inontvangstneming : 21/06/2012 Datum van inontvangstneming : 21/06/2012 Vertaling C-220/12-1 Zaak C-220/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 mei 2012 Verwijzende rechter: Verwaltungsgericht Hannover (Duitsland)

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) 13967/03 LIMITE PUBLIC JUSTCIV 208 TRANS 275 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité burgerlijk recht (algemene vraagstukken)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Vertaling C-218/12-1 Zaak C-218/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 mei 2012 Verwijzende rechter: Landgericht Saarbrücken (Duitsland)

Nadere informatie

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, but Nathan Cambien Inleiding Vaststelling: 3 categorieën personen Belgen EU-burgers Derdelanders Vaststelling: verschillende non-discriminatie

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004, PARLEMENT / RAAD BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * In zaak C-317/04, betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004, Europees Parlement,

Nadere informatie

EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen

EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen BESLUIT VAN DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET COMMUNAUTAIR BUREAU VOOR PLANTENRASSEN van 25 maart 2004 inzake de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015 Datum van inontvangstneming : 19/11/2015 Vertaling C-538/15-1 Zaak C-538/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 oktober 2015 Verwijzende rechter: Juzgado de Primera Instancia

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 933 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland

Nadere informatie

Zaak C-415/93. VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a.

Zaak C-415/93. VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a. Zaak C-415/93 VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond e. a. tegen J.-M. Bosman e. a. (verzoek van het Hof van beroep te Luik om een prejudiciële beslissing) Vrij verkeer van werknemers Mededingingsregels

Nadere informatie

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 54/14 Luxemburg, 8 april 2014 Pers en Voorlichting Arrest in gevoegde de zaken C-293/12 en C-594/12 Digital Rights Ireland en Seitlinger e.a. Hof

Nadere informatie

Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal vragen om de kennis te toetsen. Het betreft steeds drie multiplechoicevragen en drie open vragen.

Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal vragen om de kennis te toetsen. Het betreft steeds drie multiplechoicevragen en drie open vragen. 1 Inleiding In wetten worden veel zaken geregeld: studiefinanciering, de huur van een studentenkamer, de koop van studieboeken en kleding, maar ook verkeersregels en belastingheffing. Hiermee en met vele

Nadere informatie