zitting van 22 april 2014

Transcriptie

1 zitting van 22 april 2014 Openbare zitting 01 Belasting op de afgifte van elektronische identiteitskaarten en reispassen Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen; Gelet op het ministerieel besluit van 15 maart 2013 tot vaststelling van het tarief van de vergoedingen ten laste van de gemeenten voor de uitreiking van de elektronische identiteitskaarten, de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar en de kaarten en verblijfsdocumenten, afgeleverd aan vreemde onderdanen, verder MB van 15 maart 2013; Gelet op het feit dat de kostprijs van de reispassen bepaald worden door de FOD buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking; Gelet op de van 25 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht ter verbetering van het reglement; Art.1. Met ingang van heden tot en met 31 december 2019 wordt een gemeentebelasting gevestigd op de afgifte door het gemeentebestuur van een elektronische vreemdelingenkaart en van een elektronische identiteitskaart aan personen meer dan 12 jaar oud en op de afgifte van de elektronische identiteitskaart voor kinderen onder de 12 jaar en de afgifte van reispassen. Art.2 Volgende basistarieven worden gehanteerd: Identiteitskaarten Elektronische identiteitskaarten afgeleverd aan personen van 12 jaar en ouder: 1. Aflevering volgens de normale procedure 15,20 2. Aflevering via spoedprocedure 116,20 3. Aflevering via extreme spoedprocedure 181,30 Elektronische identiteitskaarten afgeleverd aan personen onder 12 jaar: 1. Aflevering volgens de normale procedure 6,10 2. Aflevering via spoedprocedure 109,80 3. Aflevering via extreme spoedprocedure 174,20 Elektronische vreemdelingenkaart: 1. Aflevering volgens de normale procedure 15,20 2. Aflevering via spoedprocedure 116,20 3. Aflevering via extreme spoedprocedure 181,30 Reispassen met normale procedure Reispassen 1. Reispas 5 jaar met 32 pagina's 71,00 2. Reispas 5 jaar met 32 pagina's onder 18 jaar 41,00 3. Reispas 5 jaar met 64 pagina's 240,00 4. Reispas 5 jaar met 64 pagina's onder 18 jaar 210,00 Reispassen met 32 pagina's met spoedprocedure 1. Reispas 5 jaar met 32 pagina's 240,00 2. Reispas 5 jaar met 32 pagina's onder 18 jaar 210,00

2 Art.3. De belasting is verschuldigd door de persoon aan wie het stuk door het gemeentebestuur op aanvraag of ambtshalve wordt uitgereikt. Bij de aflevering van een elektronische identiteitskaart volgens de dringende of zeer dringende spoedprocedure, zullen de volledig aangerekende kosten door de aanvrager dienen gedragen te worden. Art.4. Bij de aanvraag zal een bedrag gelijk aan de belasting, in consignatie worden gegeven bij de financieel beheerder indien het stuk niet onmiddellijk bij de aanvraag kan afgeleverd worden. Art.5. De belasting moet bij de afgifte van het stuk contant worden betaald tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van contante betaling, wordt de belasting ingekohierd. Art.6. De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamige het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen. Art.7. De belastingen, vastgesteld in artikel 2, volgen de eventueel later gewijzigde som die de gemeente zelf dient te betalen als reële kostprijs van de kaart zoals bepaald door de FOD binnenlandse zaken en FOD buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Art.8. Dit belastingreglement vervangt alle voorgaanden terzake. 02 Belasting op de ontgravingen Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen; Gelet op het Decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging van 16 januari 2004, na wijzigingen, artikel 17; Gelet op de toenemende kosten met betrekking tot de bescherming en beveiliging van het personeel bij het ontgraven, wat schadelijk en ongezond werk is; Gelet op het feit dat thans de ontgraving of verplaatsing van urnen ook wordt aangevraagd wat minder schadelijk en minder ongezond is dan het ontgraven voor het personeel; Gelet op de van 25 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht ter verbetering van het reglement; Art.1. Met ingang van heden en eindigend op 31 december 2019 wordt een gemeentebelasting gevestigd op de ontgravingen van stoffelijke overblijfselen. Art.2. De belasting is verschuldigd door degene die de machtiging tot ontgraven vraagt. Art.3. Geven geen aanleiding tot de toepassing van de belasting, de ontgravingen: - verricht in uitvoering van rechterlijke beslissingen; - deze ambtshalve door de gemeente verricht; - de ontgravingen van voor het vaderland gevallen militairen en burgers. Art.4. De belasting wordt vastgesteld op 600 EUR per ontgraving en op 200 EUR voor ontgraving of verplaatsing van urnen. Art.5. De belastingplichtigen moeten voorafgaandelijk bij het gemeentebestuur een bedrag gelijk aan de vermoedelijke belasting in bewaring geven tegen afgifte van een ontvangstbewijs. Het in bewaring gegeven bedrag zal van ambtswege als een verworven contantbelasting worden geboekt en t.o.v. de belastingplichtige met een kwitantie worden bevestigd indien geen tegenbericht van de belastingplichtige bij het gemeentebestuur toekomt, uiterlijk de dag voor deze waarop het belastbaar feit zich zal voltrekken. Bij gebrek aan contantbetaling zal van ambtswege worden overgegaan tot inkohiering van de belastingschuld. Art.6. De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen; Art.7. Dit belastingreglement vervangt alle voorgaanden terzake. 03 Belasting op de nieuwbouw en de herbouw Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen; Gelet op de van 26 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht ter verbetering van het reglement; Art.1. Met ingang van heden en eindigend op 31 december 2019 wordt ten behoeve van de gemeente een belasting geheven met als grondslag het aantal kubieke meter van de gebouwde of herbouwde gedeelten van gebouwen. Art.2. De belasting is verschuldigd door de bouwheer of de houder van de bouwvergunning. De eigenaar van het gebouw is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting; in geval van

3 onverdeeldheid zijn de onverdeelde eigenaars van het gebouw hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Art.3. Deze belasting wordt berekend aan 0,25 EUR per kubieke meter voor al het gebouwde of herbouwde. Art.4. Indien een gebouw wordt uitgebreid, wordt de belasting berekend volgens de kubieke inhoud van het bijgebouwde gedeelte, de belasting niet meer verschuldigd zijnde voor de reeds bestaande constructies. Art.5. Worden vrijgesteld van deze belasting: 1. het bouwen van gebouwen door de bouwmaatschappijen tot nut van het algemeen; 2. de eigenaars van gebouwen die voldoen aan de voorwaarden door de Gewestelijke overheid gesteld voor het verlenen van tussenkomsten in leningslasten om niet, voor het bouwen van woningen door het privé initiatief; 3. a) de gebouwen die worden opgericht krachtens een toelating afgeleverd ten voorlopige titel, als zij worden afgebroken binnen een tijdsverloop van één jaar te rekenen vanaf de datum der toelating; b) de alleenstaande afdaken; 4. de onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen die worden aangewend voor een kosteloze of niet kosteloze dienst tot nut van het algemeen zelfs al zijn deze onroerende goederen geen domeineigendommen; 5. de eerste m³ voor elk van de voor deze belasting in aanmerking komende bouw- en/of verbouwingswerken. Deze vrijstelling geldt voor iedere bijkomende wooneenheid. Art.6. De gebouwen, opgericht op de grenslijn van onze gemeente worden alleen belast voor het gedeelte dat zich op het grensgebied van onze gemeente bevindt. Art.7. De belasting is verschuldigd vanaf de dag dat het gebouw onder dak is. Van dit feit wordt binnen de maand na voltooiing aangifte gedaan aan het gemeentebestuur door gebruik te maken van het daarvoor bestemde formulier, bijlage bij de aflevering van de bouwvergunning. Art.8. De belasting wordt ingevorderd bij wege van kohieren. Art.9. Bij gebrek aan aangifte of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige wordt de belasting ambtshalve ingekohierd. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art.10. De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, na wijzigingen. Art.11. Dit belastingreglement vervangt alle voorgaanden terzake. 04 Belasting op schutsels, stellingen en schoren Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen; Overwegende dat de berekening van deze belasting, onafgezien van de grootte of aard van de schutsels, stellingen en schoren minimaal de verplaatsing van het personeel meebrengt en bijgevolg een minimum belastingbedrag verantwoordt; Gelet op de van 26 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht ter verbetering van het reglement; Art.1. Met ingang van heden en eindigend op 31 december 2019 wordt een belasting ingevoerd, met als grondslag "de oppervlakte weg" die bij de uitvoering van bouwwerken wordt in bezit genomen en bij middel van een schutsel, een container of enige andere afbakeningswijze wordt afgesloten. Deze taks is eveneens van toepassing op de op het voetpad uitstekende stellingen of schoren welke al of niet op de grond steunen. Art.2. De belasting bedraagt 0,25 EUR per dag en per vierkante meter of gedeelte ervan voor de, door al of niet doorzichtige schutsels, stellingen, schoren of op andere wijze, afgesloten of belemmerde weg of weggedeelte. Een minimumbelasting van 40 EUR zal in elk geval verschuldigd zijn. Art.3. De eerste dag van de inname wordt vrijgesteld van belasting. Art.4. De taks is in éénmaal verschuldigd, onmiddellijk na de opruiming der schutsels. Art.5. Bij de opstelling en de wegruiming zal de eigenaar of aannemer hiervan aangifte doen. Art.6. Bij de afsluiting op de grenslijn van twee gemeenten zal alleen de afgesloten weg op het grondgebied van Wijnegem belast worden. Art.7. Zijn van belasting vrijgesteld: - de schutsels, stellingen of schoren geplaatst voor gebouwen behorende aan de staat, provincie,

4 gemeente of daaraan ondergeschikte openbare besturen. Art.8. Zijn eveneens van belasting vrijgesteld: de vorst- en stakingsperioden met een duur van tenminste vijf achtereenvolgende dagen. De duur van de vorstperiode wordt bepaald zoals deze voor het Gewest wordt vastgesteld door het Fonds voor Bestaanszekerheid der bouwarbeiders. Voor de vaststelling van een stakingsperiode gelden de door de erkende syndicaten afgekondigde beginen einddatum. De vrijstelling geldt alleen voor zover tijdens deze perioden werkelijk niet gewerkt werd aan het afgesloten gebouw. Art.9. De belasting treft het eigendom en de bezitter is deze verschuldigd zoals in zake grondbelastingen. De verkoop van het onroerend goed ontlast geenszins de vorige bezitters van de betaling der belastingen. Art.10. De belastingplichtigen moeten voorafgaandelijk aangifte doen bij het gemeentebestuur De belasting gebeurt door middel van kohieren. Art.11. Bij gebrek aan aangifte of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige wordt de belasting ambtshalve ingekohierd. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art.12. De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen. Art.13. Dit belastingreglement vervangt alle voorgaanden terzake. 05 Belastingreglement op de aanplakborden Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en wijzigingen; Gelet op de van 26 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht ter verbetering van het reglement; Art.1. Met ingang van heden en eindigend op 31 december 2019 wordt ten behoeve van de gemeente een belasting ingesteld op de aanplakborden voor publiciteitsdoeleinden. Art.2. Onder aanplakborden wordt verstaan, elke constructie in hetzij welk materiaal, geplaatst langs de openbare weg of een plaats in openlucht die zichtbaar is vanaf de openbare weg, waarop reclame wordt aangebracht door aanplakking, vasthechting, schildering of door elk ander middel, met inbegrip van muren of gedeelten van muren en de omheiningen die worden gehuurd of gebruikt om er reclame op aan te brengen. Art.3. Voor de berekening van de belasting wordt de nuttige oppervlakte van het bord in aanmerking genomen, zijnde de oppervlakte die voor aanplakking kan worden gebruikt, met uitzondering van de omlijsting. Voor de muren is alleen dat gedeelte van de muur belastbaar dat werkelijk voor reclame wordt gebruikt. Hierbij wordt de bedekte totale oppervlakte beschouwd als één bord, ook indien er verschillende reclames op voorkomen. De belasting is verschuldigd voor gans het jaar, ongeacht het tijdstip in de loop van het aanslagjaar waarop het betrokken bord wordt geplaatst, in gebruik wordt genomen of wordt weggenomen. Art.4. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 50 euro per vierkante meter of gedeelte van een vierkante meter oppervlakte van het bord. Art.5. De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die beschikt over het recht om gebruik te maken van het aanplakbord en in bijkomende orde, als de gebruiker niet is gekend, door de eigenaar van de grond, de muur, omheining of constructie waarop het bord zich bevindt of waarop de reclame is aangebracht. Art.6. De belasting is niet verschuldigd voor: a. de borden geplaatst door openbare besturen, openbare instellingen of instellingen van openbaar nut, voor zover geen winstgevend doel wordt nagestreefd; b. de borden die alleen worden gebruikt voor notariële aankondigingen; c. de borden die alleen worden gebruikt ter gelegenheid van wettelijk voorziene verkiezingen; d. de borden geplaatst door politieke, culturele, sociale en godsdienstige organisaties, wanneer het gaat om aankondigingen van hun eigen activiteiten op politiek, cultureel, sociaal of godsdienstig vlak, op voorwaarde dat die borden niet langer dan één maand voor de aankondiging van hun activiteit worden aangewend; e. de borden aangebracht op eigendommen waarop slechts melding is gemaakt van de handelsnaam en het voorwerp van de handelsbedrijvigheid van de eigenaar of de huurder en/of gebruiker van het

5 betrokken eigendom. Art.7. De belasting wordt ingevorderd bij wege van kohieren. Art.8. Voor het aanslagjaar 2014 is de belastingplichtige gehouden voor 1 juni 2014 spontaan aangifte te doen op een daartoe bestemd formulier dat door de gemeente ter beschikking wordt gesteld. Voor de overige aanslagjaren is de belastingplichtige gehouden om deze aangifte spontaan op 1 februari van het aanslagjaar te doen. De borden geplaatst in de loop van het aanslagjaar moeten worden aangegeven binnen de veertien dagen na de plaatsing. Bij gebrek aan aangifte of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige wordt de belasting ambtshalve ingekohierd. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art.9. De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, na wijzigingen. Art.10. Dit belastingreglement vervangt alle voorgaanden terzake. 06 Belasting op drijfkracht Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen; Gelet op de van 26 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht ter verbetering van het reglement; Art.1. Met ingang van heden en eindigend op 31 december 2019 wordt ten behoeve van de gemeente Wijnegem ten bezware van de nijverheids-, handels- of landbouwbedrijven en onder beneden vermelde voorwaarden een belasting van 29 EUR per kilowatt geheven op de motoren, ongeacht de vloeistof of energie waardoor zij worden voortbewogen. De minimumaanslag bedraagt 29 EUR. De belasting is verschuldigd indien motoren door de belastingplichtige voor de uitbating van zijn inrichting of in de bijgebouwen worden gebruikt. Moet als bijgebouw van een inrichting worden beschouwd, elke instelling of onderneming, iedere werf van om het even welke aard, welke gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente is gevestigd. Daarentegen is de belasting niet verschuldigd aan de gemeente, zetel van de inrichting, voor de motoren gebruikt door een hierboven bedoeld bijgebouw, in de verhouding waarin die motoren kunnen belast worden door de gemeente waar het bijgebouw is gelegen. Wanneer hetzij een inrichting, hetzij een als hierboven bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met een of meer bijgebouwen of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting verschuldigd in de gemeente waar hetzij de inrichting hetzij het hoofdgebouw is gevestigd. Art.2. De belasting wordt gevestigd op het belastbaar kilowattvermogen in het jaar voorafgaand het aanslagjaar. De berekening is dat in volgende: 1. Omzetting van pk naar kw Indien het aangegeven vermogen uitgedrukt is in pk wordt deze omgezet in kw. 1 pk = 0,736 kw, 1 H.P. = 0,746 kw. Het resultaat wordt afgerond op 2 cijfers na de komma. 2. Gebruik van de simultaanfactor a) Voor bedrijven met minder dan 31 motoren wordt een correctie toegepast door het gebruik van een simultaanfactor. Simultaanfactor = (101 - aantal motoren) / 100 b) Voor bedrijven vanaf 31 motoren wordt de simultaanfactor vastgelegd op 0,7 3. Berekening van het belastbaar kilowattvermogen Belastbaar kilowattvermogen = aantal kw X simultaanfactor. Het resultaat wordt steeds naar het volgend geheel getal afgerond. De kracht van de hydraulische toestellen wordt vastgesteld in overleg tussen belanghebbende en het college van burgemeester en schepenen. Het staat belanghebbende vrij, in geval van onenigheid een tegenexpertise uit te lokken. In afwijking op wat voorafgaat zal bij het begin van de bedrijfsuitbating in de loop van het belastingjaar, alsmede in geval van aanwending van motorkracht in de onder artikel 1 bedoelde bijgebouwen, de belasting worden berekend volgens de duur van de ingebruikneming van de motoren gedurende het aanslagjaar, naar rato van 1/12e van het jaartarief per begonnen maand. Deze bedrijven zullen voorlopig

6 worden aangeslagen op basis van het in aanmerking te nemen motorvermogen dat in gebruik is op het ogenblik van de aanvang van de belastbare toestand. Indien echter op het einde van het jaar blijkt dat het in de loop van het aanslagjaar aangewend vermogen hoger was, dan zal op grond hiervan een herberekening van de totaal verschuldigde belasting gebeuren. Art.3. Zijn belastingvrij: 1 De motoren die gans het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar stilliggen. 2 De motor gebruikt door de buslijnen, dienende voor vervoer van personen, geconcedeerd door de openbare besturen. 3 De motor die een elektrische generator drijft, voor het gedeelte van het vermogen, overeenstemmend met dat benodigd voor het drijven van de generator. 4 De persluchtmotor. 5 De motorkracht, gebruikt voor waterbemalingstoestellen om het even van waar het water voortkomt, alsook deze voor ventilatie en verlichtingstoestellen. 6 De reservemotor, dit is deze die uitsluitend is bestemd voor hetzelfde werk als een andere, welke hij tijdelijk moet vervangen. 7 De wisselmotor, dit is deze die uitsluitend bestemd is voor hetzelfde werk als een andere, welke hij tijdelijk moet vervangen. De reserve- en de wisselmotoren kunnen aangewend worden om tezelfdertijd te werken als deze die normaal gebruikt worden gedurende de nodige tijd om de voortzetting van de productie te verzekeren. 8 De motoren van voertuigen die onder de verkeersbelasting op de voertuigen vallen of die speciaal van deze belasting zijn vrijgesteld door de bepaling van desbetreffende samengeordende wetten. 9 De motoren die aan de stations voor aardgasvoorziening gebruikt worden om de compressoren aan te drijven welke instaan voor het drukregime in de vervoerleidingen. Art.4. Een vermindering wordt toegestaan wanneer: 1. Het stilliggen voor een duur gelijk aan of groter dan één maand geeft aanleiding tot belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden dewelke de toestellen hebben stilgelegen. Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot één dag werk op vier weken in bedrijven die met de RVA een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen. Met de inactiviteit voor een duur van één maand wordt eveneens gelijkgesteld de inactiviteit gedurende een periode van vier weken, gevolgd door een activiteitsperiode van één week, als het gebrek aan werk te wijten is aan economische oorzaken. In geval van belastingvermindering wegens gedeeltelijke stilligging wordt de kracht van de motor voorzien van de simultaanfactor, die op de inrichting van belanghebbende is toegepast. 2. een onlangs geplaatste motor die niet dadelijk het normaal rendement oplevert omdat de daarmee te drijven installaties onvolledig zijn, dan wordt de niet gebruikte kracht uitgedrukt in kilowatt aanzien als reservekracht, in zover zij 20% van de in het vergunningsbesluit opgegeven kracht overtreft. Geen belastingvermindering kan toegestaan worden, tenzij op ter post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten, waarbij hij aan het gemeentebestuur door het één de datum van het stilleggen, en door het andere, de datum der wederingangstelling van de motor bekendmaakt of werd bekendgemaakt. Voor de berekening van de belastingvermindering gaat de motorafstelling eerst in na ontvangst van het eerste bericht. Deze kracht wordt voorzien van de simultaancoëfficiënt die op de inrichting van belanghebbende is toegepast. In dat geval is de aangegeven kilowatt slechts geldig voor drie maanden, en moet de aangifte om het kwartaal vernieuwd worden zolang deze uitzonderingstoestand duurt. Voor de toepassing van voorgaande alinea wordt onder "onlangs geplaatste motoren" verstaan deze met uitzondering van alle andere waarvan de tewerkstelling dateert van het voorgaande of van het voorlaatste jaar. In de speciale gevallen mogen deze termijnen worden verruimd. Art.5. De motoren die van de belasting vrijgesteld zijn wegens stilligging, gedurende het ganse jaar voorafgaand aan het aanslagjaar, alsook deze welke bij toepassing van de bepalingen van 2, 3, 4, 5 en 7 van artikel 3 zijn vrijgesteld, komen niet in aanmerking om de simultaanfactor van belanghebbende's installatie te bepalen. Art.6. Wanneer de fabricagemotoren uit oorzaak van een ongeval niet meer mochten in staat zijn om meer dan 80% van de door de belastingplichtige motor geleverde kracht te verbruiken, wordt de nijveraar slechts belast op de verbruikte kracht van de motor uitgedrukt in kilowatt, op voorwaarde dat de gedeeltelijke activiteit minstens drie maanden duurt en dat de beschikbare kracht niet voor andere doeleinden gebruikt wordt. Belanghebbende kan geen belastingvermindering bekomen hetzij op ter post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven berichten, waarbij hij aan het gemeentebestuur door het ene, de datum van het ongeval en door het andere de datum van wederingangstelling aangeeft. Voor de berekening van de belastingvermindering gaat de motorafstelling eerst in na ontvangst van het eerste bericht. Hij moet bovendien, op verzoek van het gemeentebestuur, alle stukken overleggen waardoor de waarachtigheid van zijn verklaringen kan worden nagegaan. Het buiten gebruik stellen van een motor wegens ongeval, moet binnen de acht dagen aan het gemeentebestuur worden genotificeerd, op straffe

7 van ontzetting uit het recht op belastingvermindering. Bijzondere bepalingen van toepassing op sommige nijverheidsbedrijven welke er om verzoeken. Art.6 bis: Wanneer de installaties van een nijverheidsbedrijf voorzien zijn van meetapparaten voor het maximum kwartiervermogen, waarvan de opnemingen maandelijks door de leverancier van elektrische energie worden gedaan, met het oog op het factureren ervan en bovendien dat bedrijf belast werd op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tot 6 gedurende een periode van tenminste twee jaar wordt het bedrag der belastingen betreffende de volgende dienstjaren, op verzoek van de exploitant, vastgesteld op basis van een belastbaar vermogen, bepaald in functie van de variatie, van het ene tot het andere jaar, van het rekenkundig gemiddelde van de twaalf maandelijkse maximum kwartiervermogens. Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste aanslagjaar op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tot 6 aangeslagen werd en het rekenkundig gemiddelde van de twaalf maandelijkse maximum kwartiervermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar. Deze verhouding wordt "verhoudingsfactor" genoemd. Vervolgens wordt het belastbaar vermogen, elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde van de twaalf maximum kwartiervermogens van het jaar met de verhoudingsfactor. De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van de maximum kwartiervermogens van een jaar niet meer dan 20% verschilt van die van het refertejaar, d.w.z. van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor. Bedraagt het verschil meer dan 20% dan telt het bestuur de belastbare elementen teneinde een nieuwe verhoudingsfactor te berekenen. Om het voordeel van de bepalingen van dit artikel te genieten, moet de exploitant voor dit eerste aanslagjaar voor 1 juni en voor de verdere jaren voor 31 maart van het aanslagjaar een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur indienen met opgave van de maandelijkse waarden van het maximum kwartiervermogen welke in zijn installaties werden opgenomen tijdens het jaar voorafgaand aan dat met ingang waarvan hij om de toepassing van deze bepalingen verzoekt. Hij moet er zich voorts toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte de opgave der maandelijkse waarden van de maximum kwartiervermogens van het aanslagjaar te voegen en het bestuur toe te laten te allen tijde de in zijn installatie gedane metingen van het maximum kwartiervermogen, vermeld op de facturen voor levering van elektrische energie, te controleren. De exploitant die deze wijze van aangifte, controle en aanslag verkiest verbindt zich door zijn keuze voor een tijdvak van vijf jaar. Behoudens verzet van de exploitant of van het bestuur bij het verstrijken van het optietijdvak, wordt dit stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van vijf jaar. Art.7. De belasting wordt ingevorderd bij wege van kohieren. Art.8. Voor het aanslagjaar 2014 is de belastingplichtige gehouden voor 1 juni 2014 spontaan aangifte te doen op een daartoe bestemd formulier dat door de gemeente ter beschikking wordt gesteld. Voor de overige aanslagjaren is de belastingplichtige gehouden om deze aangifte spontaan op 1 februari van het aanslagjaar te doen. De exploitant is er toe gehouden de eventuele veranderingen of verplaatsingen, welke zijn installatie in de loop van het jaar mocht ondergaan hebben, aan het gemeentebestuur bekend te maken, behoudens wanneer hij op geldige wijze de regeling bedoeld bij artikel 6 bis heeft gekozen. Bij gebrek aan aangifte of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige wordt de belasting ambtshalve ingekohierd. Op de ambtshalve ingekohierde belasting zal een belastingverhoging als volgt worden toegepast en afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld, afgezien van het feit of het om één of meerdere overtredingen per aanslagjaar gaat: - 10% bij een eerste overtreding - 100%, 200% bij respectievelijk een tweede en derde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art.9. De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen. Art.10. Dit belastingreglement vervangt alle voorgaanden terzake.

8 07 Belasting op het openen of veranderen van hinderlijke inrichtingen Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen; Gelet op de inwerkingtreding van het Vlaamse reglement betreffende de milieuvergunning en de hiermee gepaard gaande kosten voor de gemeente; Gelet op de van 26 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht ter verbetering van het reglement; Art.1. Met ingang van heden en eindigend op 31 december 2019 wordt een gemeentebelasting gevestigd op het openen of veranderen van gevaarlijke, ongezonde, hinderlijke inrichtingen in het kader van een handels-, nijverheids- of landbouwonderneming en waarvan de lijst en de indeling het voorwerp uitmaken van de bijlage van het Vlaams reglement betreffende de Milieuvergunning (Vlarem), evenals de inrichtingen die vallen onder de toepassing van hoofdstuk II van het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen. Art.2. De belasting is verschuldigd door de exploitant. De belasting treft eveneens de exploitant van de inrichting die voor de inwerkingtreding van het Vlarem niet vergunningsplichtig was maar op het ogenblik van de inwerkingtreding van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning reeds in bedrijf is gesteld en overeenkomstig de bepalingen ervan meldings- of vergunningsplichtig wordt. Art.3. De belasting bedraagt: 991 EUR voor de inrichtingen van 1e klasse, bijlage Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning 247 EUR voor de inrichtingen van 2e klasse, bijlage Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning 123 EUR voor de inrichtingen van 3e klasse, bijlage Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning 123 EUR voor de aktename van mededeling van een kleine verandering van bestaande klasse 1 of EUR voor inrichtingen gerangschikt in de 1ste klasse door het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen 74 EUR voor inrichtingen gerangschikt in de 2de klasse door het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen 61 EUR voor inrichtingen gerangschikt in de 3de klasse door het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen. Indien een handels-, nijverheids- of landbouwonderneming wordt geopend waarop gelijktijdig meer dan één klasse van hinderlijkheid van toepassing is, dan is enkel de belasting van de hoogste klasse verschuldigd. Art.4. Voor de inrichtingen die slechts gedeeltelijk op het grondgebied van de gemeente zijn gelegen, wordt de belasting verminderd in dezelfde verhouding als deze welke bestaat tussen de oppervlakte van het gedeelte van de inrichting buiten de gemeente opgericht en de ganse oppervlakte. Art.5. Bovenvermelde belasting is slechts voor 50% verschuldigd als bijdrage in de administratie- en onderzoekskosten van de gemeente indien de vergunningsaanvraag of melding zonder gevolg blijft hetzij: a) omdat de vergunning wordt geweigerd; b) omdat de aanvrager binnen de termijn van zes maanden volgend op de aanvangsdatum van de vergunningstermijn of de datum van deponering van het meldingsformulier, geen gebruik maakt van de vergunning of de melding. Indien in geval b) de inrichting later toch wordt geopend zal deze verminderde belasting in mindering van de op dat ogenblik verschuldigde openingsbelasting worden gebracht. Art.6. Vooraleer tot opening of verandering van de inrichting over te gaan, moet aangifte worden gedaan bij de gemeente. De belasting gebeurt via kohieren. Art.7. Bij gebrek aan aangifte of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige wordt de belasting ambtshalve ingekohierd. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Art.8. De vestiging en de invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, na wijzigingen. Art.9. Dit belastingreglement vervangt alle voorgaanden terzake.

9 08 Retributie voor administratieve prestaties Overwegende dat het afleveren van allerlei inlichtingen uit de gegevensbestanden van de gemeente een zware last betekent voor de gemeente en dat het billijk is hiervoor een vergoeding te vragen; Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur artikel 20, 3; Gelet van 25 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht ter verbetering van het reglement; Overwegende een redelijke kostprijs als retributie mag worden gevraagd; Overwegende het verschil in een kleurenafdruk en een zwart-wit kopie; Art.1. Met ingang van heden en eindigend op 31 december 2019 wordt ten behoeve van de gemeente Wijnegem onder de navolgende voorwaarden een retributie geheven voor administratieve prestaties. Het retributiereglement is niet van toepassing op het afleveren van het model inlichtingenformulier vastgoedinformatie waarvoor een aparte retributie wordt vastgesteld. Art.2. Het bedrag van de retributie wordt als volgt vastgesteld: a) Voor inlichtingen die opzoekingen vergen uit de archiefstukken die de duur van één uur overschrijden, wordt een vergoeding gevraagd van 30 euro per uur opzoeking met een minimum van 30 euro. b) Prijs per afdruk van een bestuursdocument Kleur Formaat Prijs/ bladzijde zwart-wit A4 0,05 kleur A4 0,10 Art.3. De retributie wordt geheven op het ogenblik van de aanvraag. Het bewijs van de betaling blijkt uit het betalingsbewijs, waarop het retributiebedrag is vermeld. Art.4. Zijn van de retributie vrijgesteld: a) de stukken welke krachtens een wet, een K.B. of een overheidsverordening zijn voorgeschreven; b) de instanties die ingevolge wetsbepalingen zijn vrijgesteld van retributierechten, de gerechtelijke overheden, de openbare besturen en de daarmee gelijkgestelde instellingen, alsook de instellingen van openbaar nut; c) de mededelingen door de politie aan de verzekeringsmaatschappijen van inlichtingen omtrent het gevolg dat werd gegeven ter zake van verkeersongevallen op de openbare weg; Art.5. Dit retributiereglement vervangt alle voorgaande reglementen terzake. 09 Retributiereglement op de standplaatsen op het openbaar domein van de kermissen Gelet op de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, zoals gewijzigd; Gelet op het raadsbesluit van 30 juni 2008 houdende organisatie van kermisactiviteiten op openbare kermissen en op het openbaar domein te Wijnegem, goedgekeurd door de FOD Economie zoals bepaald in art van de wet van 25 juni 1993; Overwegende dat in uitvoering van bovengenoemde raadsbeslissing een prijs moet worden vastgesteld voor de inname van het openbaar domein; Overwegende dat de retributie voor het gebruik van de vaste elektriciteitsaccommodatie is opgenomen in het Retributiereglement elektriciteitskast Marktplein; Art.1. Met ingang van heden tot en met 31 december 2019 wordt een retributie gevestigd op het innemen van standplaatsen op het openbaar domein op alle door de gemeente ingerichte of vergunde kermissen. De retributie dekt de ganse duur van de kermis. Art.2. De retributie wordt bepaald per strekkende meter of deel ervan gemeten op de langste zijde en bedraagt: 14,13 per lopende meter of deel ervan voor de inrichtingen met een diepte (kortste zijde) of doormeter tot en met 10 meter 28,27 per lopende meter of deel ervan voor de inrichtingen met een diepte (kortste zijde) of doormeter van meer dan 10 meter waar één spelactiviteit wordt uitgeoefend 42,41 per lopende meter of deel ervan voor de inrichtingen met een diepte (kortste zijde) of doormeter van meer dan 10 meter waar meer dan één spelactiviteit wordt aangeboden zoals in lunaparken, amusementshallen. Art 3. De retributie is verschuldigd door degene aan wie de standplaats is toegewezen. Art.4. De betaling van de retributie door de abonnementhouders moet één maand voor de opening van de kermis gebeuren. Art.5. Dit retributiereglement vervangt alle voorgaande verpachtingen met betrekking tot de standplaatsen op kermissen.

10 10 Retributiereglement tarieven parochiecentrum Gelet op de overeenkomst tussen het gemeentebestuur Wijnegem, VZW Dekenaat Antwerpen regio Deurne-Merksem en Kerkfabriek O.L.V. van de Bloeiende Wijngaard betreffende het beheer van de ontmoetingsruimte, keuken, cafetaria en vergaderlokaal in het parochiecentrum; Gelet op het advies van de cultuurraad op 15 oktober 2013; Gelet op de van 25 maart 2014 van het bestuurlijk toezicht; Overwegende dat de tarieven een billijke vergoeding voor de kostprijs moeten zijn; Overwegende dat de retributie toelaat een deel van de exploitatiekosten te verhalen op de gebruikers; Overwegende dat het billijk is een differentieel tarief toe te passen naargelang men inwoner of niet; Overwegende een inwoner van de gemeente reeds via de aanvullende belasting op de personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing bijdraagt tot de instandhouding van de culturele infrastructuur van de gemeente; Overwegende het billijk is om een differentieel tarief toe te passen naargelang men een erkende of een niet-erkende Wijnegemse vereniging is aangezien een erkenning rechten en plichten met zich mee brengt in verband de culturele uitstraling van de gemeente; Art.1. Met ingang van heden en eindigend op 31 december 2014 worden de tarieven voor gebruikers als volgt vastgesteld: Per dagdeel Erkende Wijnegemse verenigingen Niet-erkende verenigingen en Wijnegemse individuen Commerciële vennootschappen, verenigingen en privépersonen buiten Wijnegem, Vergaderlokaal Cafetaria Ontmoetingsruimte Naamgeving Azalealaan in de nieuwe verkaveling van Arro en Maasakker en Knodderhoeve in de nieuwe verkaveling van de Ideale Woning De Raad in openbare zitting, Gelet op het decreet van 28 januari 1977 tot bescherming van de namen van de openbare wegen en pleinen gewijzigd bij het decreet van 29 november 2002; Gelet op het woonuitbreidingsprojecten van Arro in het centrum van de gemeente en van de Ideale woning aan de Merksemsebaan; Overwegende dat aan een nieuwe straat een naam moet worden toegekend; Gelet op het advies van de Heemkring en de Cultuurraad die de naam Azalealaan voorstellen voor het project van Arro; Gelet op het advies van de Heemkring en de Cultuurraad die de namen Maasakker en Knodderhoeve voorstellen voor het project van de Ideale Woning; Art.1. De naam Azalealaan aan de nieuw aan te leggen straat te geven voor het project van Arro en hiervoor een openbaar onderzoek in te stellen. Art.2. De namen Maasakker en Knodderhoeve aan de nieuw aan te leggen straten te geven voor het project van de Ideale woning en hiervoor een openbaar onderzoek in te stellen. 12 Preventie - Lokale veiligheidsdiagnostiek 2014 en strategisch veiligheids- en preventieplan Bekrachtiging collegebesluit Overwegende dat de Lokale Veiligheidsdiagnostiek en de strategische veiligheids- en preventieplannen moeten worden goedgekeurd; Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen de Lokale Veiligheidsdiagnostiek en de strategische veiligheids- en preventieplannen heeft goedgekeurd; Stelt het college voor om de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 3 april 2014 over de Lokale Veiligheidsdiagnostiek en de strategische veiligheids- en preventieplannen te bekrachtigen.

11 13 Vzw t Gasthuis - samenstelling De Raad in openbare zitting, Gelet op de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen wordt gewaarborgd (Cultuurpact); Gelet op het decreet lokaal cultuurbeleid van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid; Gelet op de vzw-wetgeving van 27 juni 1921; Gelet op de beslissing van de algemene vergadering van vzw t Gasthuis op 22 januari 2013 om vzw t Gasthuis om te vormen tot een EVA-vzw (extern verzelfstandigd agentschap); Gelet op de beslissing van de gemeenteraad tot deelname in een EVA-vzw t Gasthuis op 21 oktober 2013; Gelet op het ministerieel besluit van 5 februari 2014 houdende de goedkeuring van de statuten van en tot deelname in het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm vzw t Gasthuis ; Stelt het college voor om kennis te nemen van de nieuwe samenstelling van de algemene vergadering van vzw t Gasthuis: Vertegenwoordiger van de gemeenteraad: Tom Dijckmans (plaatsvervanger: Elke Laureyssens) Vertegenwoordigers van de fracties: N-VA: Carmen Baelden Durf!: Saskia Koniuszenko CD&V: Philippe Michielsens Sp.a: Guy Patteet Open VLD: Lisette Van der Steen Vlaams Belang: Agnes Van Mechelen Vertegenwoordigers van de adviesraden: Cultuurraad: Karel Baets Jeugdraad: Aline Van Eysendyck Seniorenraad: nog niet ingevuld Gebruikers bibliotheek: Irène De Roeck Koen Heyrman (secretaris) Mona Verloy Gebruikers gemeenschapscentrum: Heemkring: Vik Werrebroeck (voorzitter) Harmonie: Ivo Van Baden KWTG: Herman Luyckx Academie: Luc Moons Gecoöpteerde deskundigen: Hedwig Vigoureux (ondervoorzitter) De cultuurbeleidscoördinator, de bibliothecaris en de vrijetijdscoördinator wonen de vergadering bij met raadgevende stem. 14 Organisatie zomergem Goedkeuring principe en voorwaarden Gelet op de beleids- en beheersdoelstellingen, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van , waarbij strategische doelstelling Ontmoeting, beleidsdoelstelling t Open Gasthuis is de ontmoetingsplek bij uitstek voor iedereen met als actieplan uitgebreider horecagebeuren nodigt uit ; Gelet op het feit dat een cultureel zomerprogramma in en rond t Gasthuis de functie van t Gasthuis als centrale ontmoetingsplek gevoelig kan versterken; Gelet op het advies van de vzw t Gasthuis, de cultuurraad en de jeugdraad waarin deze het principe genegen waren maar ook de verenigingen, naast de privé een kans wilden geven om een dergelijk zomerprogramma uit te werken tussen tot ; Gelet op het feit dat de exploitatie in handen is gegeven van de vzw t Gasthuis; Gelet op de gebruiksvoorwaarden die voor zowel de privé als de verenigingen zo gelijk mogelijk lopen om tot een goede vergelijking te komen; Art.1. De raad gaat akkoord met het principe dat de vzw t Gasthuis zowel de Foyer als het terras van het

12 gemeenschapscentrum t Gasthuis tussen en in bruikleen geeft voor het inrichten van Zomergem, een cultureel programma in en rond t Gasthuis. De gebruiksvoorwaarden, zoals beschreven in de volgende artikels, laten toe dat een vereniging of een privé-uitbater inschrijven. De inschrijving is voor een tijdelijk project en kan geen gevolgen hebben, noch in positieve, noch in negatieve zin voor eventuele toekomstige exploitaties of concessies. Art.2. De nadruk wordt gelegd op de organisatie van een programma waarbij kleine activiteiten worden georganiseerd voor een breed publiek, zo complementair mogelijk met het normale vast weerkerende programma van t Gasthuis. Dit betekent dat de inschrijver de mogelijkheid heeft tot samenwerking met t Gasthuis, weliswaar rekening houdend met de vakantieregelingen en de beperkte aanwezigheden van het personeel. Art.3. De inschrijver zal ook de uitbating verzorgen van de toog volgens de gebruiksvoorwaarden: 1. voor de verenigingen De verenigingen nemen de uitbating van t Gasthuis over voor de periode tot en met Openingsuren toog: zaterdag en zondag van 13u30 tot 24u, woensdag, donderdag en vrijdag van 17u tot 24u. Terras sluit om 22u i.f.v. nachtlawaai. De vereniging kan de ruimte en terras zelf inrichten, maar kan ook gebruik maken van bestaand meubilair. De opstelling zoals door uitbater gemaakt voor de uitbating, wordt ook op de sluitingsdagen behouden (m.a.w. geen wijziging van tafels, stoelen voor activiteiten die op deze dagen zouden plaatsvinden). De vereniging zorgt voor de nodige verzekeringen inzake activiteiten Voor de bar kan het huidig drankenaanbod uitgebreid worden en de tarieven zijn vrij te bepalen. Afrekening met brouwer gebeurt via t Gasthuis. De verenigingen zijn in orde met de regelgeving (o.a. SABAM, geen sterke dranken, leden voldoende verzekerd, voedselveiligheid) De verenigingen voorzien voor de openingsdagen een beperkt, cultureel gelinkt, programma: suggesties: kleine optredens, openluchtfilm, kubb tornooi, badminton, BBQ, picknick Indien gewenst kan samengewerkt worden met sommige bestaande initiatieven / gemeentelijke diensten (bv. krantenhoek, striphoek, pianocafé, schaakavond) De programmatie gebeurt door alle verenigingen + t Gasthuis samen, om te komen tot een evenwichtig programma. Aangezien het om een korte periode gaat, brengen we best zo veel mogelijk regelmaat in de planning, vb, elke woensdag schaken, elke donderdag pianocafé, enz, 11 juli (en 14augustus*): de verenigingen kunnen, indien gewenst, de dranken doen die avonden. Hiervoor gelden wel vastgestelde tarieven: 1,5 euro/consumptie. *Voor 14 augustus is er een samenwerkingsovereenkomst met Wijnegem Zapt: zij werken mee aan de organisatie en de tap. De verenigingen dienen geen vergoeding te betalen voor gebruik van de accommodatie. Er wordt uitdrukkelijk gesteld dat deze zomerconcessie in 2014 een tijdelijk project is. 2. voor de privé-inschrijvers De uitbater neemt de toog van t Gasthuis over voor de periode tot en met Openingsuren: zaterdag en zondag van 13u30 tot 24u, woensdag, donderdag en vrijdag van 17u tot 24u. Terras sluit om 22u i.f.v. nachtlawaai. De uitbater kan de ruimte en terras zelf inrichten, maar kan ook gebruik maken van bestaand meubilair. De opstelling zoals door uitbater gemaakt voor de uitbating, wordt ook op de sluitingsdagen behouden (m.a.w. geen wijziging van tafels, stoelen voor activiteiten die op deze dagen zouden plaatsvinden). De uitbater zorgt voor de nodige verzekeringen inzake activiteiten De uitbater voorziet dranken naar eigen keuze (levering via De Kroon) en de tarieven zijn vrij te bepalen. Afrekening met brouwer gebeurt rechtstreeks tussen uitbater en De Kroon. Ook afrekening van eventueel verbruik op ma, di en wo middag verloopt via de uitbater, volgens tarieven t Gasthuis. De uitbater is in orde met de regelgeving (o.a. SABAM, geen sterke dranken, leden voldoende verzekerd, voedselveiligheid) De uitbater voorziet voor zijn openingsdagen een beperkt, cultureel gelinkt, programma: suggesties: kleine optredens, openluchtfilm, kubb tornooi, badminton, BBQ, picknick Indien gewenst kan samengewerkt worden met sommige bestaande initiatieven / gemeentelijke diensten (bv. krantenhoek, striphoek, pianocafé, schaakavond ). De programmatie gebeurt door de uitbater in samenspraak met t Gasthuis, om te komen tot een evenwichtig programma. Aangezien het om een korte periode gaat, brengt de uitbater best zo veel mogelijk regelmaat in de programmatie.