Joint Investigation Teams Een adequaat middel in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Joint Investigation Teams Een adequaat middel in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit?"

Transcriptie

1 Joint Investigation Teams Een adequaat middel in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit? Eric Willems Leergang recherchekunde Kernopgave Studentnummer

2 Inhoud Samenvatting Inleiding Methodologische verantwoording Vraagstelling Onderzoeksvragen en onderzoeksmethode Definities Juridische inbedding JIT Europese Rechtshulpovereenkomst en het kaderbesluit Wetboek van strafvordering en aanwijzing PG s Operationeel JIT Start Informatiegebruik en uitwisseling Gebruik van bevoegdheden Samenwerking Resultaat Nieuwe ontwikkelingen internationale samenwerking Verdrag van Enschede Verdrag van Prüm Conclusie en aanbevelingen Conclusies Beantwoording van de centrale vraagstelling Aanbevelingen Literatuurlijst Bijlage 1 artikel 13 EU-RHO Bijlage 2 art. 552qa t/m 552qe Wetboek van Strafvordering

3 Samenvatting Een adequaat middel in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit? Sinds langere tijd is binnen de opsporing het besef aanwezig dat georganiseerde criminaliteit niet ophoudt aan de grenzen van een land. Niet alleen de samenleving is meer internationaal georiënteerd, ook de georganiseerde criminaliteit heeft de wereld als speelveld gekregen. Door deze internationalisering ontstond de situatie dat politie en justitie zeer regelmatig het nakijken hadden daar waar het ging om de aanpak van internationale georganiseerde misdaadgroeperingen. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door het ontbreken van afspraken op het gebied van internationale samenwerking. De aanpak van de georganiseerde misdaad vergde veel tijd. Tijd die voornamelijk verloren ging aan het organiseren van de internationale politiële en justitiële samenwerking. Dit besef van tijdsverlies heeft geresulteerd in verschillende verdragen die tot doel hebben de internationale samenwerking in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit te vereenvoudigen en te versnellen. Het inmiddels geratificeerde Europese Verdrag inzake het verlenen van wederzijdse rechtshulp (EU-RHO) maakt het mogelijk om gezamenlijke onderzoeksteams, ook wel Joint Investigation Teams (JIT)genoemd te starten. Het EU-RHO is inmiddels in het Wetboek van Strafvordering geïmplementeerd. De vraag, en tevens de centrale vraagstelling in deze paper, die zich aandient is: Wat is in de praktijk de toegevoegde waarde van een Joint Investigation Team voor de bestrijding van de internationale georganiseerde criminaliteit? In 2005 werd een JIT, onder de naam Operation Became, gevormd waarbij Nederland en Engeland de samenwerking aangingen in de aanpak van een internationaal opererende drugsbende. Dit JIT kende een eenvoudige organisatiestructuur en was gedurende drie maanden operationeel. Gedurende deze tijd werden enkele problemen geconstateerd. Een van de eerste problemen was het feit dat de voertaal van het JIT weliswaar Engels was maar dat de verschillende digitale systemen waarin gewerkt diende te worden Nederlands als voertaal hadden. Gaandeweg Operation Became werd duidelijk dat de uitwisseling van informatie de nodige haken en ogen had. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de disclosure-regels die in Engeland gelden daar waar het gaat om de uitwisseling van informatie. Dit probleem werd opgelost door de Dienst Internationale Netwerken van het Korps Landelijke Politiediensten in te schakelen. Hierdoor ontstond er enige vertraging in de informatie-uitwisseling wat nu juist door een JIT voorkomen diende te worden, maar werd de start- en sturingsinformatie ten behoeve van dit JIT rechtmatig verstrekt. Een andere heikele kwestie gedurende Operation Became was het gebruik van opsporingsbevoegdheden door buitenlandse opsporingsambtenaren. Hierover is een stevige discussie gevoerd tussen het College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie. Uitkomst van deze discussie is dat een enge uitleg gegeven dient te worden aan artikel 552qb Wetboek van strafvordering Het behaalde resultaat van het JIT is enerzijds een succes te noemen en anderzijds is het teleurstellend. Het behaalde resultaat is succesvol omdat binnen een korte onderzoeksperiode twee verdachten in Nederland en zes verdachten in Engeland werden aangehouden. Bovendien zijn de twee verdachten in Nederland veroordeeld door de 3

4 rechtbank. Anderzijds is het resultaat teleurstellend omdat het JIT zijn doelstelling, het oprollen van een criminele organisatie niet heeft behaald. De toegevoegde waarde van een Joint Investigation Team is gelegen in het feit dat gedetacheerde leden van een ander land fysiek aanwezig zijn binnen het team waardoor lokale kennis en contacten direct beschikbaar zijn voor het onderzoeksteam. Door de beschikbaarheid van deze kennis en contacten is het team in staat snel opsporingshandelingen aan te vragen en te laten verrichten in het buitenland. Hierdoor wordt het JIT een flexibel instrument in de strijd tegen de internationale georganiseerde criminaliteit. Bovendien heeft de gezamenlijke doelstelling tot gevolg dat er ééndrachtig wordt samengewerkt om dit doel te behalen. Een bijkomend voordeel is het feit dat er één leiding is gedurende het onderzoek waaraan het team verantwoording verschuldigd is. Hierdoor is gewaarborgd dat een transparante organisatiestructuur aanwezig is. Gezien de recente ontwikkelingen neemt de waarde van het JIT alleen maar toe nu de samenwerking tussen de Europese lidstaten steeds intensiever wordt. Met name het verdrag van Prüm zorgt voor een gehele nieuwe dimensie waar het gaat om uitwisseling van informatie. Er kunnen ook twee kanttekeningen worden geplaatst bij de meerwaarde van een JIT. Ten eerste heeft een JIT tussen twee landen niet onmiddellijk een toegevoegde waarde. Parallelle opsporing tussen twee landen kan een goed alternatief zijn, mits voorzien is in een gezamenlijke doelstelling die is vastgelegd in een overeenkomst. Hierdoor wordt een minder groot beroep gedaan op de capaciteit bij politie en justitie, waardoor de mogelijkheid tot een JIT behouden blijft voor andere onderzoeken waarbij meer dan twee landen betrokken zijn. Kortom de toegevoegde waarde van een JIT is evidenter indien sprake is van een onderzoek waarbij drie of meer landen een belang hebben. Ten tweede knelt de aanwijzing internationale gemeenschappelijke onderzoeksteams van het college van Procureurs-generaal als een keurslijf om de wetgeving van het JIT. Door het strenge regime van deze aanwijzing verliest het JIT een deel van zijn flexibiliteit waardoor het een instrument wordt dat alleen ingezet kan worden bij langlopende onderzoeken nu er allerlei administratieve handelingen verricht dienen te worden voordat een JIT van de grond kan komen. De tijd die hierdoor verloren gaat bij het vormen van een JIT kan er toe leiden dat een land dient in te grijpen zonder dat het grensoverschrijdende karakter van deze strafbare feiten ook kan worden aangepakt. Gevolg hiervan is dat een deel van de toegevoegde waarde van een JIT verloren gaat. Ondanks deze twee kanttekeningen ben ik van mening dat een JIT toegevoegde waarde heeft. Om deze waarde tot zijn recht te laten komen dient het JIT vaker als instrument ingezet te worden waardoor een bepaalde routine kan ontstaan als het gaat om de vorming van dergelijke teams. Door het JIT vaker in te zetten als middel ontstaat een effectieve en efficiënte aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit binnen de Europese Unie. Oldenzaal, mei

5 1. Inleiding In mei 2006 werd mijn aandacht getrokken door een krantenartikel met als kop Europese aanpak bedreigt de opsporing 1. Het artikel vermeldde dat het door de inzet van Europese politieteams mogelijk was geworden opsporingsbevoegdheden te gebruiken die door de commissie van Traa 2 aan banden was gelegd en destijds werden bestempeld als onwenselijk. Verder werd in dit artikel beweerd dat informatie die uit andere landen afkomstig was kon worden witgewassen ten behoeve van een opsporingsonderzoek. Tijdens het lezen van dit artikel werd mij duidelijk dat het hier ging om een drugsonderzoek dat verricht was door een Joint Investigation Team (JIT) en een samenwerkingsverband was geweest tussen Nederland en Engeland. Dit samenwerkingsverband had er toe geleid dat twee personen waren aangehouden als verdacht van de in- en uitvoer van drugs tussen Engeland en Nederland. De raadslieden verdachten, Boone en Leijdekker, vreesden dat door de inzet van een JIT nieuwe rampen en IRT-achtige toestanden zouden ontstaan nu het volgens hen mogelijk was om opsporingsbevoegdheden in te zetten in andere landen die in Nederland verboden zijn. De informatie die hiermee werd verkregen kon volgens hen legitiem gebruikt worden in strafzaken die in Nederland aanhangig werden gemaakt. Bovendien waren Boone en Leijdekker van mening dat dit nu juist leidde tot shopgedrag bij de verschillende opsporingsdiensten. Het opsporen van internationale georganiseerde criminaliteit betekent een samenwerking tussen verschillende landen. Maar welke vorm van samenwerking dient men te kiezen bij de bestrijding van de internationale georganiseerde criminaliteit? Het pallet van de internationale samenwerking kent een drietal bekende verschijningsvormen. Als eerste zijn er de verzoeken om wederzijdse rechtshulp. Hier wordt gevraagd om inlichtingen en wordt gevraagd om bepaalde opsporingshandelingen te laten verrichten door een ander land. De tweede mogelijkheid waar voor gekozen kan worden is het gelijktijdig met een ander land een opsporingsonderzoek in te stellen waarbij hetzelfde doel wordt nagestreefd. Dit noemt men parallelle opsporing. En ten derde is er de mogelijkheid te kiezen voor zogenaamde joint teams. Deze joint teams kwamen tot stand onder sterke invloed van de politiek. Met name Frankrijk was daarin de drijvende kracht. Dit had voornamelijk te maken met het feit dat Frankrijk veel hinder ondervond van de drugshandel tussen Nederland en Frankrijk. Op de Europese top in het Finse Tampere in 1999 werd gesproken over een nauwere politiële en justitiële samenwerking tussen de verschillende Europese landen. Deze samenwerking in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit diende uit te monden in het Europees verdrag inzake het verlenen van wederzijdse rechtshulp. De ratificering zou echter nog langere tijd op zich laten wachten en derhalve werd besloten tot de instelling van joint teams. Deze teams zijn werkzaam aan weerszijden van de grenzen en waarbij de opsporingsambtenaren van het team ieder in hun eigen land werkzaam bleven. De verbinding met de buitenlandse collega s werd in stand gehouden en onderhouden door verschillende liaison officers die toegevoegd werden aan de teams. Dat wil zeggen dat een liaison uit Nederland in een Frans team zitting had en vice versa. Hierdoor bleek de communicatie tussen de verschillende opsporingsdiensten snel en effectief te verlopen (Blauw, 2002). 1 TCTubantia, 13 mei De commissie van Traa was een parlementaire enquêtecommissie die onderzoek deed naar een interregionaal rechercheteam (IRT) van Utrecht/Noord-Holland dat in 1994 in opspraak kwam door het gebruik van omstreden opsporingsmethoden. 5

6 De ratificering van het Europese verdrag inzake het verlenen van wederzijdse rechtshulp (EU-RHO) vond op 29 mei 2000 (Trb. 2000) plaats. In de aanloop naar de implementatie van de EU-RHO in het Nederlandse Wetboek van Strafvorderingen en de vorming van een eerste JIT werd in Nederland op 4 juni 2003 een studiedag 3 georganiseerd met als centraal thema Joint Investigation Teams. De verwachtingen op deze studiedag waren hooggespannen waar het ging om de efficiëntie en effectiviteit van een JIT in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Van een JIT werd verwacht dat de daadkracht van de opsporingsdiensten internationaal zou toenemen. Als voordelen werden gezien dat er een gezamenlijk opsporingsbelang was tijdens een JIT en er een éénhoofdige leiding was. Verder werd als voordeel gezien het feit dat ieder deelnemend land aan een JIT in dezelfde opsporingsfase zat waardoor veel tijd zou kunnen worden bespaard. W. Schepers, commissaris in de regio Haaglanden, zag als eerste voordeel het feit dat er veel minder tijd verloren zou gaan aan allerlei complexe procedures die er voor moeten zorgen dat in verschillende landen een opsporingsonderzoek wordt gestart (de Graaf et al., 2004). En als tweede voordeel noemt hij het feit dat een teamlid van een JIT eenvoudig opsporingshandelingen in zijn eigen land kan aanvragen. Schepers noemt dit alles practical cooperation with minimum legal hassle (De Graaff et al, 2004:100). Op 1 juli 2004 werd artikel 13 EU-RHO in het Wetboek van strafvordering (WvSv) geïmplementeerd. De artikelen 552qa tot en met 552qe WvSv vormen de rechtsbasis voor Nederlandse deelname aan een JIT. Door de genoemde artikelen heeft het JIT een vaste plaats verworven binnen het Nederlands rechtssysteem en is dus daarmee een nieuw instrument geworden in de strijd tegen de internationale georganiseerde misdaad. Leeswijzer. In hoofdstuk 2 van deze paper zal een methodologische verantwoording worden afgelegd. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de centrale vraagstelling van deze paper met de daarbij behorende onderzoeksvragen. Verder treft u daarin aan de verklaring van de gebruikte termen en de gebruikte onderzoeksmethode voor deze paper. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de juridische inbedding van een JIT. Een operationeel JIT en de facetten die daarbij een rol spelen worden besproken in hoofdstuk 4. Ook zal in dit hoofdstuk worden gekeken naar het behaalde resultaat van het JIT en de toetsing door de rechter. In het daarop volgende hoofdstuk 5 zal een korte schets worden gegeven van de meest recente ontwikkelingen op het gebied van de internationale strafrechtelijke samenwerking. Tot slot treft u in hoofdstuk 6 de conclusies en aanbevelingen aan. 3 Studiedag Joint Investigation Teams, georganiseerd door het Studiecentrum Kerckebosch op 4 juni Op deze dag waren verschillende sprekers aanwezig uit het openbaar ministerie, Eurojust, Europol en politie die te maken hadden gehad met internationale samenwerking op het gebied van de bestrijding van de internationale georganiseerde misdaad. 6

7 2. Methodologische verantwoording In dit hoofdstuk zal verantwoording worden afgelegd met betrekking tot de gebruikte methode van onderzoek. 2.1 Vraagstelling Sinds 1999 is Europa actiever bezig om meer grip te krijgen op de internationale georganiseerde criminaliteit. Dit leidde uiteindelijk tot wetgeving die het mogelijk maakt om diverse internationale teams op te richten die een slag zouden kunnen toebrengen aan de internationale georganiseerde criminaliteit. De vraag die zich dan voor doet is; zijn de Europese landen alleen op deze wijze in staat de verschillende internationaal opererende criminele organisaties te ontmantelen? Bovendien kun je je afvragen of de bestaande bevoegdheden binnen de Europese lidstaten niet toereikend zijn om de georganiseerde criminaliteit een gevoelige slag toe te brengen. Deze vragen in overweging nemend ben ik tot de volgende centrale vraagstelling gekomen. Centrale vraagstelling; Wat is in de praktijk de toegevoegde waarde van een Joint Investigation Team voor de bestrijding van de internationale georganiseerde criminaliteit? Om deze centrale vraagstelling te kunnen benantwoorden heb ik verschillende onderzoeksvragen opgesteld die ik in de volgende paragraaf zal beschrijven. 2.2 Onderzoeksvragen en onderzoeksmethode Om de centrale vraagstelling te kunnen onderzoeken en uiteindelijk te kunnen beantwoorden heb ik de volgende onderzoeksvragen geformuleerd; 1. Hoe komt een Joint Investigation Team tot stand en welke invloed heeft de politiek daarop? 2. Wat is de juridische inbedding van een Joint Investigation Team? 3. Welke alternatieven zijn er voor een Joint Investigation Team? 4. Welke praktische en juridische knelpunten hebben zich voorgedaan tijdens een onderzoek van een Joint Investigation Team? 5. Tot welk strafrechtelijk resultaat heeft (hebben) een (de verschillende) JIT( s) uiteindelijk geleid? De onderzoeksmethoden voor deze paper bestaan uit literatuurstudie, bestudering van beleidsstukken en processtukken, bestudering van de relevante wetgeving en interviews. Bij literatuuronderzoek dient gedacht te worden aan de meest relevante (wetenschappelijke) literatuur met als thema Joint Investigation Teams of internationale strafrechtelijke samenwerking. De beleidsstukken die bestudeerd zijn in het kader van deze paper zijn de aanwijzing internationale gemeenschappelijke onderzoeksteams van het college van Procureurs Generaal, een briefwisseling tussen het college van Procureurs Generaal en de Minister van Justitie omtrent de inzet van bevoegdheden ten tijde van het operationele JIT, 7

8 Tweede Kamerstukken en het toelichtend rapport op de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. De processtukken die bestudeerd zijn, bestaan uit het requisitoir van de officier van justitie in de zaak operation Became, de overeenkomst tussen Nederland en Engeland betreffende het instellen van een JIT, het besluit van de Minister van Justitie omtrent het dragen van bewapening door de gedetacheerde leden van het JIT en de twee vonnissen van de rechtbank Rotterdam die werden opgelegd naar aanleiding van het JIT Operation Became. Interviews Een belangrijke aanvulling op de bovengenoemde onderzoeksmethoden zijn de interviews. De gehouden interviews zijn semi-gestructureerd van opzet. De mensen die door mij werden geïnterviewd zijn; Dr. A.C. Spapens, Senior onderzoeker, Faculteit Rechtsgeleerdheid Departement Strafrechtwetenschappen, expertise georganiseerde criminaliteit en transnationale misdaadbestrijding, universiteit Tilburg Dr. mr. Conny R.J.J. Rijken, Universitair docent, Faculteit Rechtsgeleerdheid Departement Europees en International Publiekrecht, expertise europees strafrecht en mensenrechten, universiteit Tilburg Mr. B. den Hartigh, officier van justitie landelijk parket te Rotterdam en Expert Joint Investigation Teams Dhr. P. Hooites, coördinator Interregionaal Bureau Internationale Betrekkingen regiopolitie Twente, IJsselland en Gelderland Noordoost 2.3 Definities Joint Investigation Team (JIT) In het kader van deze paper wordt met JIT bedoeld de omschrijving gegeven in artikel 13 van het Europees Verdrag inzake het verlenen van wederzijdse rechtshulp (EU-RHO). De omschrijving in artikel 13 luidt: Een gemeenschappelijk onderzoeksteam dat is Ingesteld krachtens overeenkomst Tussen de bevoegde autoriteiten Van twee of meer Europese lidstaten Voor een bepaald doel En voor een beperkte periode ( die in onderlinge overeenstemming kan worden verlengd) Om strafrechtelijk onderzoeken uit te voeren In een of meer lidstaten die het team samenstellen En de samenstelling van het team in de overeenkomst is vermeld Praktijk Onder praktijk dient te worden verstaan de dagelijkse gang van zaken in het kader van de strafrechtelijke onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit. Toegevoegde waarde Met deze term wordt in deze paper bedoeld welke voordelen een JIT heeft ten opzichte van de gebruikelijke internationale samenwerking (wederzijdse rechtshulp en parallelle opsporing). Voordelen in de zin van informatie-uitwisseling, rechtshulpverzoeken, 8

9 efficiëntere inzet van opsporingsdiensten en opsporingsbevoegdheden ten behoeve van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in de verschillende deelnemende landen. Wederzijdse rechtshulp In geen enkel verdrag wordt beschreven wat bedoeld wordt met wederzijdse rechtshulp. Van rechtshulp is sprake als staten elkaar over en weer gevraagd en ongevraagd hulp en bijstand verlenen bij de bestrijding van de criminaliteit (Elbers en Engeltjes 2001). De meest ruime definitie van wederzijdse rechtshulp wordt beschreven door Koers ( (Koers, 2001:197 in: Elbers en Engeltjes 2001). Daaronder dient volgens Koers verstaan te worden zowel de justitiële als de politiële rechtshulp. Hieronder vallen dan tevens alle aspecten van informatie-uitwisseling. Parallelle opsporing Met deze term wordt bedoeld de strafrechtelijke onderzoeken die op elkaar afgestemd zijn en die inhoudelijk met elkaar verband houden of die op hetzelfde feitencomplex betrekking hebben in twee of meer landen (Aanwijzing College van Procureurs Generaal, 01 juli 2004). Georganiseerde criminaliteit Met deze term wordt bedoeld hetgeen verwoord staat in artikel 140, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven ( Cleiren en Nijboer, 2006). Daarbij dient aangetekend te worden dat een min of meer toevallig samenwerkingsverband niet voldoende is. Er hoeft niet altijd sprake te zijn van dezelfde personen binnen het samenwerkingverband, al zal wel steeds sprake moeten zijn van een harde kern die zich bezighoudt met het plegen van misdrijven (De Vries-Leemans, art. 140 Wetboek van Strafrecht, 1995, p.36 en HR 29 januari 1991, NJB 1991, nr50 in Cleiren en Nijboer 2006:740) Resultaat Met de term resultaat wordt in deze paper bedoeld wat heeft het opsporingsonderzoek van het JIT uiteindelijk opgeleverd. Opgeleverd in de zin van: zijn er verdachten aangehouden, zijn er goederen in beslaggenomen en heeft de vervolging geleid tot een veroordeling van de verdachten. 9

10 3. Juridische inbedding JIT In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op het kaderbesluit dat werd genomen in verband met de ratificering van de EU-RHO. Verder zal in dit hoofdstuk de implementatie van de EU-RHO in het Wetboek van Strafvordering en de aanwijzing van het college van Procureurs Generaal ter sprake komen. 3.1 Europese Rechtshulpovereenkomst en het kaderbesluit Zoals gememoreerd in de inleiding ontstond in 1999 bij verschillende politici het besef dat de strijd tegen de georganiseerde misdaad vroeg om een krachtigere bestrijding. Vanuit die gedachte ontstond het idee om internationaal meer te gaan samenwerken en kwam er Europese wetgeving voor het instellen van gezamenlijke onderzoeksteams. Deze Europese wetgeving betrof het Europees verdrag inzake het verlenen van wederzijdse rechtshulp (EU-RHO). In mei 2000 werd dit verdrag geratificeerd en daarmee leek een goede basis gelegd te zijn voor het implementeren van dit verdrag in de nationale wetgeving van de verschillende Europese lidstaten. Gaandeweg bleek dat de verschillende Europese lidstaten geen haast maakten met het implementeren van het EU-RHO. Om de implementatie meer vaart te geven werd in 2002 een kaderbesluit genomen door de Raad van Europa waarin werd opgenomen dat de Europese lidstaten er voor dienden te zorgen dat het EU-RHO voor 1 januari 2003 geïmplementeerd was in de nationale wetgeving. Door dit genomen kaderbesluit ontstond een opmerkelijke situatie. Want wat is nu de juridische basis indien er een JIT wordt geformeerd terwijl een deelnemend land de Europese wetgeving nog niet heeft geïmplementeerd in haar nationale wetgeving? Vertrouwen in het rechtsverkeer speelt al sinds mensenheugenis een belangrijke rol. Het is lange tijd een ongeschreven regel geweest die uiteindelijk in het verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht(1969) werd gecodificeerd. Artikel 26 van het verdrag van Wenen luidt elke in werking getreden verdrag verbindt de partijen en moet door hen te goeder trouw ten uitvoer worden gelegd (Pacta sunt servanda ofwel pacten moeten gerespecteerd worden ). Indien een verdrag is getekend tussen verschillende staten kan er van worden uitgegaan dat de verschillende verdragsluitende partijen vertrouwen in elkaar hebben en dat men elkaars rechtssysteem respecteert. Over de rechtskracht stelt Rijken (2006:105) dat een kaderbesluit geen directe werking heeft of kan hebben en het dus niet mogelijk zou zijn dat op basis daarvan een JIT wordt opgericht omdat een kaderbesluit geen directe werking heeft. Niettemin komt zij tot de conclusie, gezien de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie dat een kaderbesluit, inhoudende de verplichting wetgeving te implementeren, tevens dient te worden gezien als een algemene opdracht zich aan de inhoud van een kaderbesluit te houden (Rijken 2006:107). Daarbij wijst zij er op dat het adagium pacta sunt servanda ook hier van toepassing is. Daarnaast wijst Rijken op het feit dat de interpretatie van het kaderbesluit zeer verschillend kan zijn in de verschillende Europese lidstaten waardoor verschillend kan worden omgegaan met de status van dit kaderbesluit. Rijken stelde tijdens het door mij gehouden interview dat..het op zijn zachtst gezegd vreemd zou zijn dat indien een land wel het Europese verdrag ratificeert, zich niet gebonden zou voelen aan een kaderbesluit. 10

11 Vervolgens stelt Rijken de vraag of het voor een individu mogelijk is aanspraak te maken op de onrechtmatige toepassing van dit kaderbesluit indien het als basis voor een JIT heeft gediend. Zij komt tot de slotsom dat een direct appel op de onrechtmatigheid van een JIT gebaseerd op het kaderbesluit waarschijnlijk geen succes zal hebben (Rijken, 2006:107). Zij stelt:..the Framework Decision on JITs does not directly provide rights for or impose obligations for individuals (Rijken, 2006:107). Gezien het bovenstaande lijkt het kaderbesluit voldoende juridische basis te geven voor het instellen van een JIT mocht een deelnemend land artikel 13 EU-RHO nog niet hebben geïmplementeerd in haar nationale wetgeving. In de volgende paragraaf zal nader worden ingegaan op de regeling internationale gemeenschappelijk onderzoeksteams van het Wetboek van Strafvordering en de aanwijzing internationaal gemeenschappelijk onderzoeksteams van het college van Procureurs Generaal (aanwijzing PG s). 3.2 Wetboek van strafvordering en aanwijzing PG s. De implementatie van artikel 13 EU-RHO is terug te vinden in de artikelen 552 qa tot en met 552qe WvSv onder vermelding van internationale gemeenschappelijke onderzoeksteams, boek IV, titel X, eerste afdeling A WvSv. Naast deze genoemde artikelen is tevens de aanwijzing internationale gemeenschappelijke onderzoeksteams (aanwijzing PG s; 2004) van toepassing. Deze aanwijzing regelt onder andere de voorwaarden en gevallen wanneer een JIT kan worden ingesteld, de deelname van een Nederlandse opsporingsambtenaar binnen een in het buitenland gevestigd JIT. JIT Artikel 552qa WvSv is in overeenstemming met artikel 13, lid 1 EU-RHO. Hier wordt nader beschreven wat verstaan dient te worden onder een JIT. De omschrijving van een JIT luidt als volgt: Een gemeenschappelijk onderzoeksteam dat is Ingesteld krachtens overeenkomst Tussen de bevoegde autoriteiten Van twee of meer Europese lidstaten Voor een bepaald doel En voor een beperkte periode ( die in onderlinge overeenstemming kan worden verlengd) Om strafrechtelijk onderzoeken uit te voeren In een of meer lidstaten die het team samenstellen En de samenstelling van het team in de overeenkomst is vermeld Landkeuze Alvorens een JIT daadwerkelijk van start kan gaan dient er een keuze te worden gemaakt vanuit welk land een JIT zal gaan werken. Het college van PG s geeft daarvoor een aantal vragen in overweging zodat dit beter bepaald kan worden. De vragen betreffen respectievelijk waar het zwaartepunt van het opsporingsonderzoek dient te liggen, waar de bevoegdheid aanwezig is om verdachten te vervolgen, waar het grootste gedeelte van het bewijs dient te worden vergaard en tot slot de vraag waar de meeste capaciteit voor handen is of de gevraagde deskundigheid. 11

12 Basis Aan de basis van een JIT ligt te allen tijde een rechtshulpverzoek. Het desbetreffende rechtshulp verzoek is afkomstig van het initiërende land en gericht aan de deelnemende landen van het JIT. De aanwijzing PG s memoreert aan het feit dat een rechtshulpverzoek in beginsel een verplichtend karakter heeft. De aangezochte partij dient het rechtshulpverzoek in te willigen tenzij er sprake is van een zwaarwegende reden van nationaal belang om dat niet te doen. Standaardprocedure De aanwijzing van het college van PG s maakt een onderscheid tussen de procedures die doorlopen dienen te worden waanneer een JIT tot stand komt op initiatief van Nederland (uitgaande verzoeken) en wanneer een JIT tot stand komt op initiatief van het buitenland(inkomende verzoeken). JIT op initiatief van Nederland; 1. Inschrijving bij een internationaal rechtshulpcentrum (IRC) door de verantwoordelijke OvJ in afstemming met de hoofd-ovj. 2. Aanmelding bij het Landelijke parket 3. Opstellen van een plan van aanpak 4. Conceptovereenkomst maken 5. Het plan van aanpak en de conceptovereenkomst dient te worden voorgelegd aan het college van PG s 6. Goedkeuring van het college van PG s JIT op initiatief van het buitenland; 1. Inschrijving bij het IRC 2. Schriftelijk aanmelden bij het landelijke parket 3. De betrokken OvJ dient het verzoek te beoordelen. Bij afwijzing van het verzoek is het tevens einde procedure. Indien de OvJ besluit het verzoek toe te wijzen dan 4. Dient de OvJ er voor te zorgen dat er een schriftelijke aanmelding wordt gedaan bij het IRC en het landelijke parket 5. De stappen III tot en met VI van de uitgaande verzoeken dienen vervolgens weer te worden doorlopen. Spoedprocedure De aanwijzing van de PG s spreekt verder nog over een spoedprocedure voor het instellen van een JIT. Deze spoedprocedure verschilt in die zin van de reguliere procedure dat alle schriftelijke toestemmingen worden vervangen door een mondelinge toestemming. De aanwijzing noemt twee gevallen waarin gebruik kan worden gemaakt van de spoedprocedure, namelijk; I: in het buitenland loopt sinds langere tijd een opsporingsonderzoek en dat Nederland, gezien de belangen binnen dat onderzoek met spoed dient aan te sluiten II: ter voorkoming van strafbare feiten die in Nederland voltooid worden, terwijl de voorbereiding van deze feiten in het buitenland heeft plaatsgevonden. De aanwijzing schrijft verder voor dat de spoedprocedure een uitzondering dient te blijven en de aanvraag voor het instellen van een JIT in principe volgens de standaard procedure dient te geschieden. Opmerkelijk is dat in deze aanwijzing geen nadere omschrijving van de term spoed wordt gegeven. Door het ontbreken hiervan zal het in de 12

13 praktijk moeilijk zijn om precies te duiden wanneer er sprake is van een spoedeisende situatie. Gevallen Het college van PG s ziet het inzetten van een JIT als een relatief zwaar middel dat veel voorbereiding nodig heeft op juridisch, logistiek en organisatorisch gebied. Tevens dient er rekening mee gehouden te worden dat de gevraagde capaciteit ook geleverd kan worden en dat deze capaciteit de nodige deskundigheid bezit zodat een JIT ook effectief kan zijn. Gezien het vorenstaande dient volgens het college van PG s dan ook steeds de afweging te worden gemaakt of het beoogde doel ook op een andere, meer eenvoudige wijze kan worden bereikt. Gedacht kan worden aan klassieke internationale opsporing of parallelle internationale opsporing. Tijdens het interview gaf OvJ den Hartigh aan dat er altijd wel iets anders te verzinnen is voordat een JIT in het leven wordt geroepen. Daarbij kan gedacht worden aan de verzoeken tot wederzijdse rechtshulp en parallelle opsporing. Maar, zo stelde hij, begreep hij de gedachtegang wel namelijk het gezamenlijk optreden tegen de internationale georganiseerde criminaliteit zou uiteindelijk wel eens meer vruchten kunnen afwerpen dan wanneer slechts gebruik kan worden gemaakt van de traditionele internationale opsporingsinstrumenten. Volgens Den Hartigh dient desondanks de inzet van het JIT wel goed in de gaten te worden gehouden gezien de kosten en de capaciteit dat een JIT vergt. Voorwaarden De aanwijzing van de PG s noemt een drietal criteria, één formeel criterium en twee inhoudelijke criteria, waaraan voldaan dient te zijn (cumulatief) wil overgegaan kunnen worden tot een JIT. Als eerste (formele) criterium geldt dat er minimaal twee verdragsstaten met het onderzoek te maken moeten hebben. Dus met andere woorden dient er sprake te zijn van een grensoverschrijdend karakter. Het tweede (inhoudelijke) criterium betreft de complexiteit van het onderzoek zoals artikel 13 EU-RHO dit beschrijft. Doorslaggevend dient hier de afweging te zijn dat een JIT voordelen oplevert ten aanzien van de informatie-uitwisseling, dat er synergie ontstaat in opsporingstactiek en opsporingstechniek en het JIT een betere efficiëntie oplevert. Ook kan een snelle waarheidsvinding, die niet volgens de traditionele wijze kan worden verkregen, een zwaarwegend belang zijn om een JIT te formeren. Het derde (inhoudelijke) criterium waaraan voldaan dient te zijn betreft de ernst van het strafbare feit. Het is niet vereist dat het feit de rechtsorde van iedere lidstaat afzonderlijk schokt maar in hun onderling georganiseerd verband wel. De gedachten van het college van PG s gaan dan voornamelijk uit naar terrorisme, drugshandel, mensensmokkel en mensenhandel. Echter onderzoeken naar andere feiten worden door het college niet uitgesloten. Informatie-uitwisseling De informatie-uitwisseling binnen het JIT en eventueel met een JIT waaraan Nederland deelneemt maar niet in Nederland is gevestigd, wordt geregeld in artikel 552qd WvSv en is daarmee een vertaling van artikel 13 lid 9 en 10 EU-RHO. Tevens wordt in artikel 552qd WvSv geregeld dat de officier van Justitie, die betrokken is bij een JIT, stukken van overtuiging en gegevensdragers voorlopig ter beschikking kan stellen van het JIT. De definitieve ter beschikkingstelling van deze zaken kan pas na een daartoe door de rechtbank verleend verlof (552qd lid 3 WvSv). 13

14 Bevoegdheden Indien een JIT vanuit Nederland wordt geleid en dus daar ook gehuisvest is dan dienen de verschillende opsporingshandelingen door de leden van het team verricht te worden conform het wetboek strafvordering en de geldende verdragen tussen de verschillende betrokken lidstaten (artikel 552qb WvSv). Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat leden van een JIT ook opsporingshandelingen in het buitenland kunnen gaan verrichten ten behoeve van het JIT. Daarom stelt artikel 552qc WvSv dat de verschillende documenten die door de leden van het gemeenschappelijk onderzoeksteam worden opgesteld van de in het buitenland verrichte ambtshandelingen als bewijs kunnen dienen. De bewijskracht van deze documenten is even sterk als die van door Nederlandse ambtenaren in Nederland verrichte ambtshandelingen (zie de artikelen 339 WvSv e.v). De wetgever heeft echter wel een beperking in bewijskracht aangebracht. Namelijk dat de bewijskracht van desbetreffende documenten niet uitstijgt boven de bewijskracht naar het recht van de staat waaruit de gedetacheerde leden afkomstig zijn. Onderzoek telecommunicatie Artikel 552qe WvSv de mogelijkheid van het gebruiken van een telefoontap. De officier van justitie (OvJ) is bevoegd en kan een bevel als bedoeld in artikel 126m eerste lid WvSv ( onderzoek telecommunicatie) of 126t eerste lid WvSv ( onderzoek telecommunicatie bij georganiseerde criminaliteit) doorgeleiden aan een JIT dat in het buitenland is gevestigd. Daarbij blijft gelden dat gesprekken die vallen onder het regime van geheimhouders ( artikel 218 WvSv) niet mogen worden gebruikt voor het opsporingsonderzoek en vernietigd dienen te worden. Tevens schrijft artikel 552qe WvSv voor dat de gegevens opgedaan vanuit de telefoontap alleen gebruikt mogen worden voor het doel van het JIT. Wil men deze gegevens voor een ander doel gebruiken dan dient vooraf toestemming gevraagd en verkregen te zijn. Aan de tot standkoming van een JIT zijn verschillende administratieve handelingen verbonden die door het college van PG s zijn voorgeschreven. Het is de vraag of in de praktijk deze handelingen een flexibele inzet van een JIT in de weg staan. 14

15 4. Operationeel JIT In dit hoofdstuk zullen de praktische en juridische knelpunten van een operationeel JIT aan de orde komen. Betreffende een operationeel JIT heb ik een interview gehouden met de OvJ Den Hartigh van het landelijk parket. Daar waar relevant zal door mij geciteerd worden uit dit interview. 4.1 Start De toenmalige minister van justitie Donner zei min of meer dat er een JIT geformeerd diende te worden en dat wij, justitie en politie, het gewoon moesten gaan regelen volgens den Hartigh. Vanuit politiek standpunt is de opstelling van de minister van justitie wel te verklaren. Destijds, 2004, was Nederland voorzitter van de Europese Unie en één van de speerpunten genoemd in het werkplan politieel gedeelte van het Nederlands Voorzitterschap van Europese Unie 2004 was;..dat onafhankelijk van het Nederlands voorzitterschap een eerste JIT wordt gestart ( werkplan 2003:9). Dit speerpunt werd destijds geformuleerd omdat ook de politiek hoge verwachtingen had ten aanzien van een JIT. De bedoeling was om een JIT te formeren in het kader van mensenhandel. Volgens het werkplan (2003) is voor dit thema gekozen omdat het een hoge prioriteit kent en de verwachting was dat een JIT juist zeer efficiënt zou zijn in de strijd tegen de zware georganiseerde criminaliteit. Vanwege van dit speerpunt zijn er twee pogingen ondernomen om te komen tot een daadwerkelijk JIT waarbij Nederland betrokken was. Eerste poging JIT De eerste poging betrof het formeren van een JIT in het kader van mensenhandel waarbij Bulgarije, België, Engeland, Duitsland en Nederland betrokken waren. Dit JIT kwam niet tot een operationele fase. Volgens Rijken (2006) zijn daar verschillende reden voor te noemen. Ten eerste is het onderzoeken van mensenhandel zeer moeilijk. Het JIT had moeite om een duidelijke groep van personen te benoemen die zich schuldig maakte aan grensoverschrijdende mensenhandel. Als tweede oorzaak noemt Rijken het feit dat er gebrek aan bereidwilligheid was van de verschillende landen om hun informatie te delen met elkaar. Ten derde was er verschil van mening over het doel van het JIT. Een deel van de landen was van mening dat het JIT als doel had de mensenhandel te bestrijden terwijl een ander deel van de leden van mening was dat het JIT tot doel had om het JIT als concept te testen. En tot slot bleek dat Duitsland juridisch niet in staat was mee te werken aan een JIT. Gevolg van dit alles was dat het JIT uiteindelijk werd opgeheven omdat er irritaties onderling waren ontstaan en de motivatie om een JIT uit te voeren niet meer aanwezig was bij de leden van het JIT. Tweede poging JIT; Operation Became In Engeland liep al een geruime tijd een onderzoek naar een criminele organisatie die zich voornamelijk bezig hield met het importeren en exporteren van verdovende middelen. Deze criminele Engelse organisatie bleek tevens een tak te hebben die actief was in Nederland. Ten behoeve van de bestrijding van deze Nederlandse tak had de National Crime Squad of England and Wales (NCSEW) een aantal rechtshulpverzoeken gericht aan Nederland. Echter de Nederlandse politie en justitie hadden destijds onvoldoende capaciteit om onmiddellijk aan dit rechtshulpverzoek te voldoen. Den Hartigh geeft aan dat mede door de druk vanuit de politiek een JIT met Engeland werd geformeerd. Het betrof weliswaar geen mensenhandel, maar vanuit justitie en politie werd het JIT gezien als een testcase. Dit werd het JIT onder de naam operation Became. 15

16 Den Hartigh geeft aan dat er wel wat obstakels werden verwacht gedurende het onderzoek maar dat deze gaandeweg opgelost dienden te worden. Aan de Engelse kant was er de vrees dat de rechter in Engeland het JIT en de daarin verrichtte opsporingshandelingen niet goed zou keuren met als mogelijk gevolg dat het hele onderzoek aldaar voor niets was geweest. Als gevolg hiervan werd besloten om het JIT als een parallel onderzoek van het onderzoek in Engeland op te starten, maar wel helemaal zelfstandig zou gaan functioneren. Gezien de definitie van het JIT (paragraaf 2.3) was er dus geen sprake van een JIT in de zuivere zin van de definitie. Overeenkomst Zoals de wetgeving voorschrijft diende voor de aanvang van het JIT een overeenkomst met de NCSEW te worden gesloten. Naast de doelstelling van het JIT, the JIT will be established in relation to investigating the drug trafficking activities of a criminal organisation operating in the Netherlands and England & Wales ( overeenkomst JIT, 2004), staan tevens de leden van het team benoemd met de taken die zij tijdens het onderzoek zullen hebben. In de overeenkomst staat expliciet genoemd dat het een parallel onderzoek betreft van het onderzoek in Engeland. In paragraaf 9 van de overeenkomst staan de bijzondere afspraken vermeld. De afspraken verwijzen naar de artikelen 552qa en 552qb WvSv ( zie paragraaf 3.2). Verder staan in deze paragraaf de bevoegdheden genoemd waarvan verwacht wordt dat deze kunnen worden ingezet gedurende het onderzoek. De opsporingsbevoegdheden die gebruikt konden worden tijdens het JIT varieerden van observatie, pseudo-koop, opnemen telecommunicatie tot burgerinfiltratie et cetera. De reden waarom gekozen is voor de opsomming van deze bijzondere opsporingsmethoden was de verwachting dat hierover problemen zouden kunnen ontstaan gedurende de terechtzitting. Verder wordt in deze paragraaf afgesproken dat Nederland zich niet houdt aan de disclosure regels (zie paragraaf 4.2) zoals men die in Engeland kent. Dat wil zeggen dat alle informatie die ter beschikking wordt gesteld aan het team ook zal worden gepresenteerd aan de rechter en aan de verdediging. En tot slot regelt deze paragraaf dat al het bewijs en alle informatie afkomstig uit Engeland gedeeld zal worden met de Nederlandse autoriteiten. Start operationele JIT Nadat deze overeenkomst werd getekend op 24 november 2004 kon het JIT operationeel worden. Alvorens met de werkzaamheden te beginnen werd eerst geïnvesteerd in teambuilding. Dit hield concreet in dat door Den Hartig eerst een korte introductie werd gegeven betreffende het Nederlandse rechtssysteem. Tevens werd op die dagen door de Crown Prosecutor (Openbaar Ministerie) ook een introductie van het Engelse rechtssysteem gegeven. Verder werden deze dagen gebruikt om elkaar beter te leren kennen. Den Hartigh geeft aan dat de inleidingen op de verschillende rechtssystemen van belang zijn geweest gedurende het JIT. Met name hierdoor wisten de leden van elkaar hoe over bepaalde zaken werd gedacht en het zorgde tevens voor begrip voor elkaars situatie gedurende het opsporingsonderzoek. Vervolgens werd een rechtshulpverzoek aan Engeland gericht aangaande de doelstelling van het JIT. Voor de Nederlandse leden van het JIT was dit een normale gang van zaken immers de aanwijzing van het college van PG s schrijft deze handelswijze voor. Maar volgens Den Hartigh was dit wel een kleine verrassing voor de Engelse teamleden. De Engelsen waren namelijk van mening dat een rechtshulpverzoek niet meer nodig was nu artikel 13 EU-RHO in het leven was geroepen. Nadat door den Hartigh was uitgelegd dat politie en justitie naast de wetgeving zich ook dienden te houden aan de aanwijzing van het college van PG s was dit voor de Engelsen geen thema verder. In de volgende paragraaf zal nader worden ingegaan op de informatie-uitwisseling gedurende het operationele JIT en de problemen die daarbij werden ondervonden. 16

17 4.2 Informatiegebruik en uitwisseling Artikel 13, lid 9 van de EU-RHO maakt het mogelijk dat ieder deelnemend lid van het JIT informatie kan verstrekken aan het JIT. Deze informatie dient dan wel binnen de grenzen van het nationale recht verkregen te zijn. Bovendien dient de verzamelde informatie verkregen te zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek van het JIT. Artikel 552qd WvSv is de Nederlandse juridische basis waarop informatie kan worden gebruikt en uitgewisseld binnen het JIT. Deze informatie kan afkomstig zijn vanuit verschillende lidstaten. Artikel 13 lid 10 EU-RHO geeft aan onder welke voorwaarden deze informatie kan worden verstrekt. Gegevens waarover een lid of een gedetacheerd lid beschikt en die voor de desbetreffende bevoegde autoriteiten niet op een andere wijze beschikbaar zijn, mogen worden verstrekt voor de volgende doeleinden: Voor het doel waarvoor het JIT is samengesteld Voor het opsporen, onderzoeken en vervolgen van andere strafbare feiten, mits er een voorafgaande toestemming van de lidstaat is gegeven Ter voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid mits er een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld Voor andere doeleinden mits dit vooraf tussen de verschillende lidstaten is overeengekomen De opzet van het gestarte JIT was om rechtsreeks informatie vanuit Engeland te krijgen aan de hand waarvan het JIT haar opsporingshandelingen kon verrichten. Zoals reeds hierboven beschreven is artikel 552qd WvSv de basis voor deze informatie-uitwisseling. De Nederlandse leden gingen er van uit dat een telefoontje zou volstaan om deze informatie te verkrijgen. Vervolgens zou de teamleider van het JIT een proces-verbaal opmaken en dit zou dan de basis voor verder onderzoek van het JIT kunnen zijn. Dit stuitte op weerstand bij de Engelse politieorganisatie. In Engeland is men zeer voorzichtig met het vrijgeven van informatie en dit heeft alles te maken met de disclosure- regels. Het vraagstuk met betrekking tot de disclosure (onthulling) van bewijsmateriaal is sinds 1997 geregeld in de Criminal Procedure and Investigation Act Er zijn in het proces van disclosure van unused material drie fasen te onderscheiden te weten (Tak, 2000:231 e.v); De verdediging dient over alle bewijsmateriaal te beschikken indien dit van belang is voor de verdediging tijdens het proces. Hierdoor is het nog steeds mogelijk dat de verdediging niet al het bewijsmateriaal krijgt. De verdediging dient opening van zaken te geven van alle zaken die zij zal aandragen ter verdediging van de verdachte. De laatste fase van dit proces is een antwoord op de opening van zaken gegeven door de verdediging. Hierbij moet de vervolgende instantie dát bewijsmateriaal ter beschikking stellen van de verdediging waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat dit tot steun van de verdediging kan zijn. Op deze regels is er een uitzondering gemaakt waardoor de vervolgende autoriteit de mogelijkheid heeft om bewijsmateriaal achter te houden. Deze uitzondering betreft bewijsmateriaal dat zeer gevoelig is en in het belang van het algemeen belang achter dient te worden gehouden (Tak, 2000). 17

18 Degene die bepaalt dat bepaalde informatie al dan niet wordt vrijgegeven is een politiefunctionaris. Deze politiefunctionaris maakt een lijst op van verstrekte gegevens die inzichtelijk is voor de rechter. In de aanloop naar het JIT bleek dat door beide partijen over het hoofd was gezien dat informatie in Engeland uit verschillende bronnen afkomstig kon zijn. In dit geval bleek dat de informatie niet afkomstig was van de National Criminal Intelligence Service (NCIS), vergelijkbaar met de Criminele Inlichtingeneenheid alhier, maar van Customs and Excise of the Special Branches (Customs). De NCIS was wel partij geweest bij het tot stand komen van de overeenkomst maar Customs was geen partij in de overeenkomst van het JIT. Den Hartigh geeft aan dat de regels van disclosure wel wat onderschat werden door de Nederlandse leden van het JIT. Door Engeland werd besloten dat er op deze wijze geen informatie verstrekt kon worden aan het JIT. Voor de Engelse politie was het werken met de Dienst Internationale Netwerken vertrouwd en bekend en daarom ook toelaatbaar als schakel tussen het Engelse onderzoek en het JIT. Vervolgens werd de Dienst Internationale Netwerken (DINPOL) 4 ingeschakeld door het team. Door de DIN de informatie vanuit Engeland middels een proces-verbaal te laten verstrekken aan het JIT was het bruikbaar voor het JIT. Den Hartigh geeft aan dat ondanks het feit dat deze constructie wel werkte en de DINPOL zeer actief was er toch tijd werd verloren die nu juist door het inzetten van een JIT bespaard diende te worden. Deze gang van zaken maakt duidelijk dat het wenselijk blijft, ondanks de goede juridische basis in Nederland, dat de leden van een JIT over goede kennis beschikken van het rechtssysteem van de landen waarmee samengewerkt gedurende een operationeel JIT. In paragraaf 4.3 zal het gebruik van bevoegdheden door de leden en gedetacheerde leden van het JIT worden besproken. 4.3 Gebruik van bevoegdheden Omtrent het gebruik van bevoegdheden door de gedetacheerde leden van het JIT dat hier in Nederland is gevestigd, lijkt op voorhand voldoende duidelijkheid te bestaan. Artikel 552qb WvSv stelt dat het gebruik van de bevoegdheden door de leden van het JIT conform de regelgeving van het wetboek van strafvordering en de geldende verdragen tussen de deelnemende landen aan het JIT dient te geschieden. Hieruit zou je kunnen afleiden dat de gedetacheerde leden van het JIT dezelfde bevoegdheden hebben als de Nederlandse leden van het JIT. De aanwijzing van het college van PG s voegt daar echter aan toe dat aan de buitenlandse opsporingsambtenaren die hier in Nederland werkzaam zijn geen opsporingsbevoegdheid toe komt, tenzij bij wet of verdrag anders is bepaald. Gebruik bevoegdheden door buitenlandse opsporingsambtenaar In het interview meende Den hartig dat het wat vreemd is indien je hier in Nederland buitenlandse opsporingsambtenaren aan het werk hebt die geen enkele opsporingsbevoegdheid hebben gedurende het JIT. Daarom werd in de overeenkomst met Engeland opgenomen dat de Engelse opsporingsambtenaren dezelfde bevoegdheden 4 Dienst Internationale Politiesamenwerking (DINPOL) bestaat uit een samenvoeging van de KLPD-Dienst Internationale Netwerken en het Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking (NCIPS). De makelaarsfunctie van DINPOL heeft tot doel het uitwisselen van rechtshulpverzoeken en het zo soepel mogelijk laten lopen van andere politie-informatie. raadpleegdatum 13 april

19 hadden als de Nederlandse leden van het JIT. In de overeenkomst werd ook opgenomen dat de Engelse leden van het JIT gerechtigd waren om bewapening ( wapenstok en peperspray) te dragen gedurende de uitvoering van hun dienst. Daartoe werd door de minister van justitie een beschikking afgegeven op 14 februari Volgens Den Hartigh is over het toekennen van bevoegdheden een stevige discussie ontstaan met als centraal thema of dit ook de bedoeling is van de wetgever. Volgens Den Hartigh zijn de wet, de toelichting op de wet en de aanwijzing van het college van PG s niet geheel duidelijk op dit punt. Brief college van PG s Op 11 juli 2005 wordt omtrent de toekenning van bevoegdheden door het college van PG s (Brief PG s; 2005) een brief geschreven aan de minister van justitie. De brief van het college van PG s stelt dat het mogelijk moet zijn dat de teamleider van het JIT de gedetacheerde leden belast met opsporingshandelingen op basis van zowel artikel 13 lid 6 EU-RHO als artikel 552qb WvSv. Het college van PG s komt tot de vraag of artikel 552qb WvSv gezien de huidige redactie van het desbetreffende artikel, wel voldoende duidelijk is. Tevens komt het college van PG s tot de vaststelling dat voor de buitenlandse leden van het JIT er geen mogelijkheden zijn om dwangmiddelen toe te passen in Nederland. Het college vraagt zich in de brief af waarom een dergelijk team dan hier in Nederland actief is en stelt vast dat het JIT slechts dient als versnelling van de rechtshulp. Antwoord Minister van Justitie De minister van justitie ( brief minister van justitie; 2006) nuanceert dit door te stellen dat de teamleden door de teamleider kunnen worden belast met het verrichten van bepaalde opsporingsbevoegdheden. Volgens de minister is er geen sprake van een verplichting voor de teamleider om dergelijke handelingen op te dragen. Verder stelt hij dat het nationale recht in eerste instantie bepalend is in deze en dat er een goedkeuring dient te zijn van de bevoegde autoriteiten. De minister van justitie komt daarmee tot een enge interpretatie van artikel 552qb WvSv en stelt dat dit ook zo bedoeld is door de wetgever. Deze enge uitleg van artikel 552qb WvSv wordt ook bevestigd door de kamerstukken (Kamerstukken II 2001/ (r1720), nr. 3, blz 19) behorende bij het desbetreffende artikel. Hier valt te lezen dat de regering van oordeel is dat aan gedetacheerde leden van het JIT geen opsporingsbevoegdheid toekomt op Nederlands grondgebied. De regering verwijst daarbij naar de reeds geldende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 40 en 41 Uitvoeringsovereenkomst van Schengen 5 en ziet geen aanleiding om deze regelingen verder te verruimen. Met het soevereiniteitsbeginsel wordt aangeduid dat de rechten die in Nederland gelden niet door diezelfde overheid in een ander land kunnen worden gehandhaafd. Indien Nederlandse ambtenaren opsporingshandelingen zouden verrichten in het buitenland zonder medeweten van dat land dan wordt er een inbreuk gemaakt op de soevereiniteit van dat land. Staten onderling kunnen echter wel overeenkomen dat opsporingsambtenaren van een andere staat opsporingshandelingen kunnen verrichten mits zij dit onderling overeenkomen en dit niet in strijd is met het Volkenrecht. Zie hiervoor artikel 539a WvSv (Cleiren en Nijboer, 2006). Gezien het bovenstaande wordt er door de wetgever veel waarde gehecht aan de soevereiniteit van een staat en worden niet zonder meer opsporingsbevoegdheden verleend aan buitenlandse opsporingsambtenaren. Dat dit niet een typische Nederlandse aangelegenheid betreft blijkt uit de inventarisatie van Europol/Eurojust. Ten tijde van een JIT tussen Ierland en Zweden werd overeengekomen dat de gedetacheerde leden van het JIT geen 5 Het akkoord van Schengen was een intentieverklaring die er voor diende te zorgen dat de onderlinge samenwerking en solidariteit tussen de deelnemende staten versterkt zou worden. De uitvoeringsovereenkomst behorende bij dit verdrag legt een aantal belangrijke politiële bevoegdheden vast. 19

GEORGANISEERDE MISDAAD EN STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE NEDERLANDSE GRENSGEBIEDEN

GEORGANISEERDE MISDAAD EN STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE NEDERLANDSE GRENSGEBIEDEN GEORGANISEERDE MISDAAD EN STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE NEDERLANDSE GRENSGEBIEDEN TOINE SPAPENS intersentia Antwerpen - Oxford INHOUD VOORWOORD LIJST VAN AFKORTINGEN xv xvii HOOFDSTUK 1 ALGEMENE

Nadere informatie

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 april 2000 (17.04) (OR. en) 7316/00 LIMITE EUROPOL 4 NOTA van: Europol aan: de Groep Europol nr. vorig doc.: 5845/00 EUROPOL 1 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3 Betreft: Artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 351 Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Wet politieregisters en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht

Nadere informatie

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom INHOUD Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 14 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 15 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van

Nadere informatie

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 16 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Samenvatting. Aanleiding voor het onderzoek

Samenvatting. Aanleiding voor het onderzoek Samenvatting Aanleiding voor het onderzoek Het nationale bestuursrecht is van oudsher verbonden met het territorialiteitsbeginsel. Volgens dat beginsel is een autoriteit alleen bevoegd op het grondgebied

Nadere informatie

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004. Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2004 (23.07) (OR. en) 0369//04 REV PUBLIC LIMITE DROIPEN 24 NOTA van: het voormalige Ierse voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig

Nadere informatie

Steun bij internationale samenwerking in strafzaken voor praktijkmensen. Europees justitieel netwerk en Eurojust. Wat kunnen zij betekenen?

Steun bij internationale samenwerking in strafzaken voor praktijkmensen. Europees justitieel netwerk en Eurojust. Wat kunnen zij betekenen? Gezamenlijk Task Force document Steun bij internationale samenwerking in strafzaken voor praktijkmensen Europees justitieel netwerk en Eurojust Wat kunnen zij betekenen? 6 mei 2014 1 Inleiding Dit document

Nadere informatie

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Inhoudstafel Nationaal Strafwetboek (extracten)... 15 Artikelen 6-14 V.T. Wetboek van Strafvordering (extract)... 17 Wetboek van Strafvordering (extracten)... 23 Artikelen 11 en 873 Gerechtelijk Wetboek

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE PUBLIC ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4 NOTA van: van het voorzitterschap aan: het Comité van artikel

Nadere informatie

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol P5_TA(2002)0269 Toekomstige ontwikkeling van Europol Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de toekomstige ontwikkeling van Europol en zijn volledige opneming in het institutioneel bestel

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) PUBLIC 12561/04 LIMITE EUROJUST 78 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Ontwerp-conclusies van de Raad over een

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad betreffende de beveiliging van de bijeenkomsten

Nadere informatie

9337/16 rts/pau/as 1 DG D 2A

9337/16 rts/pau/as 1 DG D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 27 mei 2016 (OR. en) 9337/16 NOTA I/A-PUNT van: aan: de Groep e-recht (e-justitie) EJUSTICE 86 JUSTCIV 130 DROIPEN 97 JAIEX 51 het Comité van permanente vertegenwoordigers

Nadere informatie

(Resoluties, aanbevelingen en adviezen) RESOLUTIES RAAD

(Resoluties, aanbevelingen en adviezen) RESOLUTIES RAAD 19.1.2017 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 18/1 I (Resoluties, aanbevelingen en adviezen) RESOLUTIES RAAD RESOLUTIE VAN DE RAAD BETREFFENDE EEN MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK

Nadere informatie

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, september 2007 (2.09) (OR. en) 2494//07 REV COPEN 23 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36/het COREPER/de Raad nr. vorig doc.: 257/07 COPEN 7 Betreft:

Nadere informatie

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen Toelichting Deze uitgave bundelt de voornaamste, voor België relevante beleidsdocumenten en nationale en multilaterale regelgeving inzake internationaal en Europees strafrecht. Bijzondere aandacht is gegeven

Nadere informatie

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie)

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 39 van 11/02/2000 (Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) RAAD Initiatief van het Koninkrijk

Nadere informatie

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN KADERBESLUIT VAN DE RAAD over de accreditatie van activiteiten van gerechtelijke laboratoria

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN KADERBESLUIT VAN DE RAAD over de accreditatie van activiteiten van gerechtelijke laboratoria RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 9 juli 2009 (OR. en) 11419/09 JAI 424 ENFOPOL 181 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: KADERBESLUIT VAN DE RAAD over de accreditatie van activiteiten van

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juni 2000 (30.06) (OR. fr) 9639/00 LIMITE EUROPOL 18

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juni 2000 (30.06) (OR. fr) 9639/00 LIMITE EUROPOL 18 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 juni 2000 (30.06) (OR. fr) 9639/00 LIMITE EUROPOL 18 NOTA van: het toekomstige Franse voorzitterschap aan: de Groep Europol nr. vorig doc.: 7370/00 EUROPOL 6 Betreft:

Nadere informatie

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1,

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1, C 42/8 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 15.2.2002 II (Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) Initiatief van het Koninkrijk Belgiº en het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie

Brussel, 27 februari 2014 (28.02) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 6490/1/14 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2013/0255 (APP)

Brussel, 27 februari 2014 (28.02) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 6490/1/14 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2013/0255 (APP) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 februari 2014 (28.02) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0255 (APP) 6490/1/14 REV 1 EPPO 9 EUROJUST 38 CATS 23 FIN 117 COPEN 53 GAF 10 NOTA van: het voorzitterschap

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

VOOR Rf CH f SPRAAK. Geachte heer Hirsch Ballin,

VOOR Rf CH f SPRAAK. Geachte heer Hirsch Ballin, fr NFJ)EREANDSF VFRENIGIN( VOOR Rf CH f SPRAAK De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 2030! 2500 GH Den Haag Datum 22 september 2010 Kenmerk 83.2000u/JT Uw kenmerk 5658242/ 0/6 Onderwerp

Nadere informatie

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 8 mei 2015 (OR. en) 8658/15 COPEN 115 EUROJUST 93 EJN 42 NOTA van: d.d.: 14 april 2015 aan: Betreft: Mevrouw Anne Vibe Bengtsen, attaché Juridische Zaken, Permanente

Nadere informatie

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 juni 2009 (24.06) (OR. en) 10964/09 JAI 391 E FOPOL 170

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 juni 2009 (24.06) (OR. en) 10964/09 JAI 391 E FOPOL 170 RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 16 juni 2009 (24.06) (OR. en) 10964/09 JAI 391 E FOPOL 170 I ITIATIEF van: Betreft: de Zweedse en de Spaanse delegatie Initiatief van het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 1 juli 2009 (03.07) (OR. en) 11457/09 DROIPE 53 COPE 120 OTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig doc.: 10597/00 COPEN

Nadere informatie

OVEREENKOMST BETREFFENDE BELASTINGHEFFING OP INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN EN DE VOORLOPIGE TOEPASSING ERVAN

OVEREENKOMST BETREFFENDE BELASTINGHEFFING OP INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN EN DE VOORLOPIGE TOEPASSING ERVAN OVEREENKOMST BETREFFENDE BELASTINGHEFFING OP INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN EN DE VOORLOPIGE TOEPASSING ERVAN DE A. Brief van de Bondsrepubliek Duitsland Mijnheer, Ik heb de eer te verwijzen naar de teksten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 743 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en

Nadere informatie

14257/16 pro/oms/fb 1 DG G 2B

14257/16 pro/oms/fb 1 DG G 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 9 november 2016 (OR. en) 14257/16 FISC 190 ECOFIN 1023 RESULTAAT BESPREKINGEN van: d.d.: 9 november 2016 aan: het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties nr.

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117 NOTA I/A-PUNT van: het secretariaat-generaal aan: het Coreper / de Raad nr. vorig doc.: 12712/3/12

Nadere informatie

Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht "Politie en justitie tappen te veel af

Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Politie en justitie tappen te veel af 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van 01-01-2013 t/m heden Wet van 29 mei 2006 tot vaststelling van regels met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten en de instelling van het functioneel

Nadere informatie

PUBLIC 14277/10 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 oktober 2010 (11.10) (OR. en) LIMITE GENVAL 12 ENFOPOL 270 NOTA

PUBLIC 14277/10 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 oktober 2010 (11.10) (OR. en) LIMITE GENVAL 12 ENFOPOL 270 NOTA Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 1 oktober 2010 (11.10) (OR. en) PUBLIC 14277/10 LIMITE GENVAL 12 ENFOPOL 270 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de Groep algemene aangelegenheden,

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

Wijzigingen in versie 1.1 ten opzichte van versie 1.0 (d.d. 21 juni 2016) van de toetstermen voor Wettelijke Kaders Milieu Specifiek:

Wijzigingen in versie 1.1 ten opzichte van versie 1.0 (d.d. 21 juni 2016) van de toetstermen voor Wettelijke Kaders Milieu Specifiek: Wijzigingen in versie 1.1 ten opzichte van versie 1.0 (d.d. 21 juni 2016) van de toetstermen voor Wettelijke aders Milieu Specifiek: Tijdsduur: De tijdsduur is verlengd van 70 naar 80 minuten. Cesuur:

Nadere informatie

Examencommissie Milieu Status: Vastgesteld. Kennisonderdeel Toetsvorm Hulpmiddelen Duur Cesuur

Examencommissie Milieu Status: Vastgesteld. Kennisonderdeel Toetsvorm Hulpmiddelen Duur Cesuur ennisonderdeel Toetsvorm Hulpmiddelen Duur Cesuur Wettelijke aders Milieu Specifiek Gesloten vragen Geen 70 minuten 55% + gokkans Deze toetstermen worden zo mogelijk specifiek bevraagd Onderwerp Artikel/begrip

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Internationale bewijsgaring in strafzaken

Internationale bewijsgaring in strafzaken Internationale bewijsgaring in strafzaken Nederland, Engeland & Wales S.K. de Groot Gouda Quint Deventer 2000 Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Lijst van afkortingen V VII XI Hoofdstuk 1: Inleiding

Nadere informatie

Uit: DE GRENZEN VERKEND Juridisch Kader informatieuitwisseling tussen Nederland en Duitsland

Uit: DE GRENZEN VERKEND Juridisch Kader informatieuitwisseling tussen Nederland en Duitsland Uit: DE GRENZEN VERKEND Juridisch Kader informatieuitwisseling tussen Nederland en Duitsland Het doel van dit juridisch kader is om een beschrijving te geven van de mogelijkheden en beperkingen in het

Nadere informatie

Toetsmatrijs Wettelijke Kaders Milieu Specifiek

Toetsmatrijs Wettelijke Kaders Milieu Specifiek walificatiedossier: Domein II Milieu Toetsvorm: 50 Gesloten vragen ennisonderdeel: Wettelijke aders Milieu Specifiek Toetsduur: 80 minuten Cesuur: 67% (55% met correctie voor de gokkans) Deze toetstermen

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104 19 (1950) No. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1956 No. 104 A. TITEL Verdrag inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven, met Bijlage; Brussel,

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling Klokkenluidersregeling Surplus heeft als maatschappelijke organisatie openheid en integriteit hoog in het vaandel staan. De klokkenluidersregeling is onder andere een instrument om dit te borgen. In deze

Nadere informatie

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 348/130 Publicatieblad van de Europese Unie 24.12.2008 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG BESLUIT 2008/976/JBZ VAN DE RAAD van 16 december

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 1079 232 28 28november 2008 Aanwijzing inzake de informatie-uitwisseling in het kader van de wederzijdse rechtshulp

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 616 Wet van 13 december 2000 tot herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede

Nadere informatie

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken in verdragen, resoluties, aanbevelingen, wetten, richtlijnen en circulaires 2e bijgewerkte en herziene druk verzameld en ingeleid door

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat

Nadere informatie

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 328/42 Publicatieblad van de Europese Unie 15.12.2009 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG KADERBESLUIT 2009/948/JBZ VAN DE RAAD van 30 november

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 22 januari 2010 (OR. en) 2010/0801 (COD) PE-CONS 1/10 DROIPEN 6 COPEN 22 CODEC 41 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief voor

Nadere informatie

No.W /I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018

No.W /I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018 ... No.W04.18.0031/I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018 Bij brief van 16 februari 2018 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties)

Nadere informatie

Ministerie van Justitie

Ministerie van Justitie ϕ1 Ministerie van Justitie Aan de Koningin Onderdeel sector straf- en sanctierecht Contactpersoon Mr. L.P. Mol Lous Registratienummer 5501938/07/6 Datum 10 september 2007 Onderwerp Nader rapport inzake

Nadere informatie

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Rb 's-gravenhage - De rechtbank Rotterdam (nevenvestigingsplaats 's-gravenhage) heeft vandaag in Amsterdam

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 606 final 2017/0265 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa

Nadere informatie

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar Samenvatting aangemelde strafzaken Toegangscommissie CEAS 2006/0001 wetenschapper Indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar een strafzaak, die heeft geleid tot onherroepelijke veroordelingen

Nadere informatie

Incidentonderzoek terugkeer Bangladesh. Plan van aanpak

Incidentonderzoek terugkeer Bangladesh. Plan van aanpak Incidentonderzoek terugkeer Bangladesh Plan van aanpak 1 Inleiding 3 2 Onderzoek 5 2.1 Doelstelling onderzoek 5 2.2 Centrale vraagstelling 5 2.3 Onderzoeksvragen 5 2.4 Afbakening 6 2.5 Onderzoeksaanpak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 800 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2005 Nr. 153 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Nadere informatie

t.a.v. de hoofdofficier van justitie ONS KENMERK z

t.a.v. de hoofdofficier van justitie ONS KENMERK z POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20 TEL 070-381 13 00 FAX 070-381 13 01 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Arrondissementsparket DATUM 9 oktober 2003

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE 10.11.2015 L 293/15 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE van 8 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier.

Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier. Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier. Datum gegenereerd: 29-7-2017 7:32:19 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Francais... 4 Nederlands... 5 Documentatie...10 2 Inleiding LET OP. GEBRUIK DEZE

Nadere informatie

Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie. De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie

Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie. De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie Afstemmingsprotocol De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie Inleiding Indien naar een voorval zowel een

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

crisis in de verzorgingsstaat , 294 economische crisis 82-85

crisis in de verzorgingsstaat , 294 economische crisis 82-85 Trefwoordenregister A Accusatoir versus inquisitoir 71-76, 137, 149-153 Afgeschermde getuige 524-527 Afluisteren van telefoongesprekken 233-235, 235-236, 336-342, 366, 380-381, 383, 387-388, 415, 432-433

Nadere informatie

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wijziging in SZW wetgeving

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wijziging in SZW wetgeving POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De minister van Sociale Zaken en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 276 Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003 Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 28.11.2014 COM(2014) 715 final 2014/0339 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van

Nadere informatie

2 Op welke wijze wordt de Wet opsporing terroristische misdrijven in de praktijk toegepast en wat zijn daarvan de gevolgen voor de opsporing?

2 Op welke wijze wordt de Wet opsporing terroristische misdrijven in de praktijk toegepast en wat zijn daarvan de gevolgen voor de opsporing? Samenvatting Op 1 februari 2007 is de Wet ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven in werking getreden. Deze wet is erop gericht om opsporingsonderzoek

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Autoriteit Consument en Markt en Stichting Autoriteit Financiële Markten,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Autoriteit Consument en Markt en Stichting Autoriteit Financiële Markten, STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 14473 26 mei 2014 Samenwerkingsprotocol tussen Autoriteit Consument en Markt en Stichting Autoriteit Financiële Markten

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

Versie consultatie september 2012

Versie consultatie september 2012 Besluit van houdende regels in verband met het vaststellen van strafbare feiten met de vervolging waarvan de officier van justitie bij het functioneel parket dan wel de officier van justitie bij het landelijk

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 september 2003 (15.09) (OR. en) 11374/1/03 REV 1 LIMITE CRIMORG 53 MIGR 66 ENFOPOL 69

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 september 2003 (15.09) (OR. en) 11374/1/03 REV 1 LIMITE CRIMORG 53 MIGR 66 ENFOPOL 69 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 september 2003 (15.09) (OR. en) PUBLIC 11374/1/03 REV 1 LIMITE CRIMORG 53 MIGR 66 ENFOPOL 69 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Multidisciplinaire Groep

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard.

1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard. ECLI:NL:PHR:2016:86 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 05-01-2016 Datum publicatie 08-03-2016 Zaaknummer 15/02696 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:385, Gevolgd

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5157/02 STUP 3

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5157/02 STUP 3 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5157/02 STUP 3 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de Groep Drugshandel Ontwerp-conclusies van de Raad betreffende de noodzaak

Nadere informatie

M (2015) 7. Overwegende dat deze samenwerking dus internationaal, interinstitutioneel en multidisciplinair moet zijn,

M (2015) 7. Overwegende dat deze samenwerking dus internationaal, interinstitutioneel en multidisciplinair moet zijn, AANBEVELING van het Benelux Comité van Ministers betreffende de ontwikkeling van een multilaterale samenwerking in de strijd tegen grensoverschrijdende sociale fraude op Benelux- en Europees niveau M (2015)

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2017 No. 26 Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, regelende de samenwerking tussen Nederland,

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.5.2019 COM(2019) 242 final 2019/0116 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in de Raad van Ministers in te nemen standpunt met

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 17 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0409 (COD) 15490/14 NOTA van: aan: het voorzitterschap Raad DROIPEN 129 COPEN 278 CODEC 2241 Nr. Comdoc.:

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie