AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 7 december 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 15 september 2010 in zaak nr. 09/31806 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Justitie.

2 /1/V3 2 7 december Procesverloop Bij besluit van 2 juni 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie de vreemdeling ongewenst verklaard. Bij besluit van 21 augustus 2009 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 1 5 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 12 oktober 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister voor Immigratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V3 3 7 december Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat. w.g. Van Wagtendonk lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Dokkum ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 7 december Verzonden: 7 december 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 12. OKT :09 KRAUTH ADVOCATEN NR P. 4 7/ uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Nevenzittingsplaats Zutphcn Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.mv. AWB 09/31806 Uitspraak in het geding tussen: geboren op van Iraanse nationaliteit, V-nummer: eiser, gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth. advocaat ie Zwolle, en de Minister van Justitie (voorheen: de Staatssecretaris vftn Justilie) verweerder, gemachtigde: mr. H.R.JD. Leenc, werkzaam bij (Je IND. I, Procesverloop Bij besluit van 2 juni 2009 heeft verweerder etser ongewenst verklaard. Hel daartegen gerichte bezwaar van eiser heeft verweerder bij besluit van 21 augustus 2009 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard, Hij brief van 2 scplember 2009 heeft eiser daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak heirekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Hel beroep is behandeld ter zitting van 3 augustus 2010, waar eiser is versehenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordijjen, 2, Overwegingen 2,1 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van da Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dienl de rechtbank het be.slredcn besluit Ie toetsen aan de hand van de tegen dai besluit aangevoerde beroeps gronden.

5 12. OKT :09 KRAUTH ADVOCATEN NR P. 5 Reg.nr.:AWB 09/ De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter zitting vast dat eiser rijn betoog dat hij, gelet op de onrustige sitniitie in Tran, ten onrechte ongewenst is verklaard, niet langer aan zijn beroep ten grondslag legt. 2.2 Ingevolge artikel 67, eerste üd, aanhefen onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) kan-de vreemdeling door Onze Minister ongewenst worden verklaard indien hij een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid en geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a toten met e dan wel 1, van de Vw Op grond van het In paragraaf A/5.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna; Vc 2000) neergelegde beleid kan een vreemdeling met toepassing van voormelde bepaling ongewenst worden verklaard indiende vreemdeling ter zake van een misdrijf is veroordeeld loteen gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie), of een taakstraf dan wel vrijheidsontnemende maatregel opgelegd heeft gekregen, waarbij het (totale) onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel ten minste een maand bedraagt, Het is niet vereist dat de uitspraak waarbij de vreemdeling is veroordeeld wegens een misdrijf onherroepelijk is geworden. 2.4 De rechtbank stelt vast, en tussen partijen is niet in geschil, dat is voldaan aan de hiervoor uiteengezette criteria op grond waarvan tot ongewenst verklaring kan worden overgegaan. De conclusie is dat verweerder bevoegd is om eiser op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 ongewenst te verklaren. 2.5 Vervolgens zal derechtbankhebben te bezien of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om eiser ongewenst te verklaren. 2.6 Eiser heeft betoogd dat het bestreden besluit waarbij zijn on ge wens [verklaring in stand is gelaten in strijd is met artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van do rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), nu dit besluit tot gevolg heeft dat eiser geen verblijfsvergunning kan worden verleend en eiser niet naar zijn land van herkomst kan terugkeren, omdat de ïraanse autoriteiten hem geen reispapieren zullen verstrekken De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog. Uit deze stelling, die eerst ter zitting is aangevoerd en voorts op geen enkele wijze is onderbouwd, kan niet worden opgemaakt dat eiser niet in zijn land van herkomst dan wel in een derde land kan of zal worden toegelaten, en, zo daar al sprake van zou zijn, dit een schending van artikel 3 van hel EVRM zou opleveren die aan het besluit in de weg zou staan. Derechtbankneemt hierbij in aanmerking dal eiser volgens de in het verweerschrift gegeven toelichting op 15 augustus 2008 is gepresenteerd bij de ïraanse autoriteiten, dat deze autoriteiten op 18 augustus 2008 de ïraanse nationaliteit van eiser hebben vastgesteld en een naüonaliteitsverklaring hebben afgegeven, maar geen laissez-passer hebben afgegeven, omdat eiser destijds heeft meegedeeld niet vrijwillig naar Iran to willen terugkeren. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad vnn State (hierna; Afdeling) van 4 september 2008 (?.oak nr /1, JV 2008/395). Gelet op het vorenstaande kan de verwijzing van eiser naar een tweetal uitspraken niet leiden tot een ander oordeel.

6 12. OKT :10 KRAUTH ADVOCATEN NR P. 6 Reg.nr.;AWB 09/ Eiser heeft betoogd dat het besneden besluit onzorgvuldig is voorbereid, nu eiser ten onrechte geen nadere termijn is gegevea om zijn bezwaarschrift van nadere gronden te voorzien. De rechtbank overweegt als volgt De rechtbank stelt vast dat eiser bij brief van 24 juni pro-forma - bezwaar heeft gemaakt en dut eiser verweerder kierbij heeft verzocht om een termijn voor het indienen van de nadere gronden van hd bezwaar. Bij brief van 26 juni 2009 heeft verweerder eiser een termijn van twee weken verleend voor het indienen van gronden. Bij brief van 29 juni 2009 heeft eiser verweerder verzocht om een afschrift van het dossier en om na ontvangst van het dossier een termijn Ie geven voor de indiening van de gronden. Bij brief van 9 juli 2009 heeft eiser dit verzoek herhaald en het bezwaar voorzien van gronden. Bij brief van 15 juli 2009 heeft verweerder eiser een afschrift van het dossier toegezonden In paragraaf B 1/10.9 van de Vc2000 is vastgelegd dat uitstel voor het indienen van nadere gronden - behoudens een zevental uitzonderingen - niet wordt verleend. Het kan voorkomen dat een indiener van een bezwaarschrift toch voor het verstrijken van de termijn om uitstel vraagt. Hier moet altijd uitdrukkelijk op worden gereageerd, omdat anders een stilzwijgende verlenging wordt aangenomen, aldus de Vc De rechtbank stelt vast dat eiser zijn verzoek(en) om uitstel voor het indienen van de nadere bezwaargronden niet heeft gemotiveerd. Niet is gebleken dat hij voldoet aan één van de uitzonderingen waarin verlening van uitstel volgens voormeld beleid mogelijk is. Daarnaast sielt de rechtbank vast dat verweerder in strijd met zijn beleid niet uitdrukkelijk heeft gereageerd op etsers verzoek(en) om uitstel voor het indienen van de bezwaargronden. Dit brengt volgens voormeld beleid ma zich dai de termijn voor het indienen van de gronden stilzwijgend wordt verlengd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dit beleid aldus moet worden uitgelegd dat de reeds - bij brief van 26 juni gestelde termijn voor het indienen van gronden van twee weken eenmalig en niet repeterend met twee weken wordt verlengd. De rechtbank acht deze ter zitting gegeven uitleg van het beleid niet (kennelijk) onredelijk. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verweerder na toezending van het afschrift van hel dossier op 15 juli 2009 nog omstreeks 5 weken heeft gewacht met het nemen va«het bestreden besluit en dat eiser in die periode geen nadere gronden heeft ingediend Nu eiser zijn bezwaar van nadere gronden heeft voorzien, hij op de hoogte was. dan wel kon zijn van voormeld beleid, en desondanks vijf weken is blijven wachten op een reactie van verweerder zonder ook zelf te hebben geïnformeerd naar de behandeling vim zijn verzoek, en de rechtbank niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad, bestaat geen grond voor het oordeel dal hel besluit niet op de vereiste zorgvuldige wijze is voorbereid. 2.8 Met belrekking tot het betoog van eiser dat verweerder hem len onrechte niet heeft gehoord alvorens op hot bezwaar te beslissen, overweegt de rechtbank dal met betrekking tol hel horen in hezwaarde in artikel 7:2, eerste Üd, en 7:16, eerste lid, van de Awb vervatte algemene regel dal er voor het bestuur een hoorplicht bestaat, uitgangspunt is. Artikel 7:3 van de Awb somt limitatief de uitzonderingen op deze algemene regel op. Ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder b, Van de Awb kun van het horen worden afgezien indien hot bezwaar kennelijk ongegrond b. De vraag of sprukc is van een kennelijk ongegrond bezwaar moet worden beoordeeld aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift, in samenhang met hetgeenïn eerste instantie is aangevoerd en met de motivering van de primaire beslissing. Er is sprake van een kennelijk ongegrond bezwnar

7 2. OKT :1t KRAUTH ADVOCATEN NR P. 7 Reg.nr.:AWB 09/31806 indien uir het bezwaarschrift zelf reeds blijkt dat de bezwaren van de indiener ongegrond zijn en er redelijkenvijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geoordeeld dat die situatie zich hier voordeed. 2.9 De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, geen grond aanwezig voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om eiser ongewenst te verklaren De conclusie is dat het bestreden besluit toetsing in rechte kan doorstaan. Het beroep is derhajve ongegrond. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.G.J. Welbergen. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 september 2010.?r~~ Rechtsmiddel N^ Tegen deze uitspraak kan binnen vier wekken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursréchtspfaak van de Uaad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op: 11 s Vbof fotocopie conform Mt oorspronkelijke Do Çïrifïïer van de Arrondfcfieineats - Rechibunk tezutwißn

8 12. OKT :08 KRAUTH ADVOCATEN NR P. RAAD VAN STATE Mr. P.L.E.M. KRAUTH INGEKOMEN Advocaat Karsweg 55 Postbus 488 NL 6000 AL Zwolle Telefoor Telefax stichting Beheer Dasdangaldan postfeanjtxejeeni-ngnuimsari K.v.K. nr Per fax: OKT 2010 ZAAKNR ÀùiQcattiu AAN: Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Postbus BC 's-gravenhage BEHANDELD DD: -IQ,L 7 PAR: 1 Datum Inzake Referentie Uw refarsntie 12 oktober 2010 /Ministervan Justitie Immigratie-en Naturalisatiedienst nnb Hoger Beroep Geeft eerbiedig te kennen: van Iraanse nationaliteit, geboren op INDdossiernummer, , V-nummer te dezer zake domicilie kiezende te 8013 PE Zwolle aan de Marsweg 55 (Postbus 488, 8000 AL Zwolle) ten kantore van zijn raadsman, de advocaat Mr. P.LE.M. Krauth, die ten deze door appellant bepaaldelijk is gevolmachtigd het onderhavige hoger beroepschrift In te dienen en die te dezer zake tot gemachtigde wordt gesteld met het recht van substitutie. Appellant heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank 's-gravenhage, zittinghoudende te Zutphen tegen de afwijzende beschikking van de Minister van Justitie (IND) van 21 augustus 2009'. BIJ uitspraak van 15 september 2010, Awb-nummer 09/31806 heeft de Rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.

9 > 12. OKT :08 KRAUTH ADVOCATEN NR P. 2 Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak van de Rechtbank 's-gravenhage, zittinghoudende te Zutphen. Naar aanleiding van deze uitspraak dient appellant thans hoger beroep in bij uw afdeling. Grïef 1 ten onrechte overweegt de Rechtbank dat "De Rechtbank stelt vast dat eiser zijn niet heeft gemotiveerd geen nadere gronden heeft ingediend. Nu eiser wijze is voorbereid, "(p 3 overweging en 2.7.4). Toelichting Appellant had tweemaal verzocht om toezending van het dossier en om een nadere termijn voor het Indienen van gronden. Verweerder heeft weliswaar het dossier toegezonden maar nimmer gereageerd op het verzoek om een nadere termijn. Het doel van de nadere termijn was waar nodig na bestudering van het integrale dossier gronden aan te vullen. Anders dan aangegeven In de bestreden uitspraak dient in ogenschouw te worden genomen dat het verzoek om uitstel niet los staat van het ontvangen van het dossier. Het was een samenhangend verzoek. In de Vreemdelingencirculaire Is sprake van een op zichzelf staand verzoek om uitstel. De invulling van het verzoek was afhankelijk van de ontvangst van het dossier. Het is daarom dat B1/10.9 niet van toepassing was op het verzoek. Los daarvan heeft B1/20.9 betrekking op de reguliere verblijfsprocedure. De procedure inzake de ongewenstverklaring wordt geregeld in deel A van de Vreemdelingenprocedure en daar worden geen beperkingen inzake uitstel geformuleerd. Onder deze omstandigheden is appellant van mening dat er wel grond bestaat voor het oordeel dat het besluit niet op de vereiste zorgvuldige wijze is voorbereid. Anders dan de Rechtbank stelt in het woord "desondanks" Is appellant van mening mede gezien de ter zitting ter sprake gebrachte vakantietijd waarin een ander zich afspeelde dat de bestreden uitspraak blijkt geeft van een interpretatie van de Vreemdelingencirculaire die strijdig is met een systematische interpretatie of dat de invulling van het aanhoudingsbeleid door de Vreemdelingenkamer in strijd is met de redelijkheid nu deze interpretatie niet vooraf gekend kon worden nu deze mede gebaseerd Is op uitleg van verweerder ter zitting nu daarover niet voldoende helderheid vooraf bij de Rechtbank bestond. Appellant Is in zijn belangen geschaad doordat hij de gronden niet kon aanvullen. Uit van de uitspraak wordt opgemerkt dat stellingen eerst ter zitting worden aangevoerd en niet onderbouwd zijn.- Dit had in de bezwaarschriftprocedure dienen te geschieden en zou daar ook zijn geschied.

10 12. OKT :09 KRAUTH ADVOCATEN WR P. 3 Reden waarom appellant zich wendt tot uw Afdeling Bestuursrechtspraak met het eerbiedige verzoek de bestreden uitspraak van de Rechtbank te 's-gravenhage, zittinghoudende te Zutphen, van 15 september 2010 met Awb-nummer 09/31806 te vernietigen, met veroordeling van de Staat der Nederlanden in de kosten van de procedure. Hoogachtend, P.L.E.M. Krauth Bijlage Uitspraak Rechtbank 's-gravenhage, zittinghoudende te Zutphen d.d. 15 september 2010 (Awb 09/31806)