STATUTEN van de stichting Stichting EDS Pensioenfonds

Transcriptie

1 EPF STATUTEN van de stichting Stichting EDS Pensioenfonds Artikel 1. Naam, zetel en duur 1. De stichting draagt de naam: Stichting EDS Pensioenfonds. 2. De stichting is gevestigd te Utrecht. 3. De stichting wordt hierna genoemd: EPF. Artikel 2. Begripsomschrijvingen In deze statuten wordt verstaan onder: bestuur : het bestuur van EPF; vennootschap : Electronic Data Systems (EDS) International B.V., gevestigd te Leidschendam; groep : een groep van ondernemingen zoals bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; werkgever : de vennootschap, alsmede de eventueel met de vennootschap in een groep verbonden ondernemingen, welke door de vennootschap als zodanig bij EPF zijn aangemeld en door het bestuur zijn toegelaten; werknemer : een medewerker in dienst van de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst; deelnemer : de in artikel 4 lid 1 genoemde deelnemer; gewezen deelnemer : de persoon die na de beëindiging van zijn deelnemerschap aanspraken jegens EPF heeft behouden, maar nog geen pensioenuitkering geniet; gepensioneerde : de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan en uit dien hoofde een uitkering ontvangt van EPF; pensioengerechtigde : de persoon voor wie op grond van een pensioenreglement van het fonds het pensioen is ingegaan; aanspraakgerechtigde : de persoon die op grond van een pensioenreglement van het fonds begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen. Artikel 3. Doel Het pensioenfonds stelt zich ten doel het verlenen of doen verlenen van pensioenen aan pensioen- en aanspraakgerechtigden, één en ander overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en de reglementen van EPF.

2 Artikel 4. Deelnemers EPF Deelnemers van EPF zijn de werknemers, die op grond van de bepalingen in het pensioenreglement van EPF door de werkgever als deelnemer zijn aangemeld en die conform een bij de werkgever geldende collectieve arbeidsovereenkomst een pensioenovereenkomst hebben. 2. Door zijn toetreding tot EPF onderwerpt de deelnemer zich aan de bepalingen van de statuten en het voor hem geldende pensioenreglement respectievelijk de voor hem geldende pensioenreglementen. 3. Het bestuur zorgt ervoor dat de deelnemer bij toetreding in het bezit wordt gesteld van een exemplaar van de statuten en het voor hem geldende pensioenreglement, respectievelijk de voor hem geldende pensioenreglementen. Uiterlijk binnen drie maanden na een wijziging van het geldende pensioenreglement worden de deelnemers van de wijzigingen daarin op de hoogte gesteld alsmede van het recht om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het fonds. Het bestuur zorgt er tevens voor dat overige belanghebbenden bij EPF op gemakkelijke wijze van de geldende statuten en de pensioenreglementen kennis kunnen nemen, onverminderd de verplichtingen om op verzoek deze stukken te verstrekken, met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 46 van de Pensioenwet. Artikel 5. Middelen, inkomsten en uitgaven 1. De middelen en inkomsten van EPF bestaan uit: a. bijdragen conform de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever; b. betalingen ter zake van individuele of collectieve waardeoverdrachten door verzekeringsmaatschappijen of andere pensioenfondsen; c. inkomsten uit beleggingen; d. eventuele vrijwillige stortingen van de werkgever of van de deelnemers of gewezen deelnemers; e. hetgeen EPF bij erfenis, legaat of schenking mocht verkrijgen; EPF zal een nalatenschap niet anders aanvaarden dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving; f. inkomsten uit anderen hoofden. 2. De uitgaven van EPF bestaan uit: a. betaling van pensioenen en/of andere uitkeringen; b. betalingen ter zake van individuele of collectieve waardeoverdrachten naar verzekeringsmaatschappijen en andere pensioenfondsen; c. afkoopsommen; d. uitgaven ter zake van beheer, welke het bestuur noodzakelijk of wenselijk acht.

3 EPF Artikel 6. Beheer 1. De middelen van EPF zullen worden belegd en bewaard, afgezonderd van die van de werkgever. Betalingen door de werkgever zullen plaatsvinden door storting of overschrijving op een afzonderlijke ten name van het fonds staande bank- en/of girorekening. 2. Beleggingen in een werkgever worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel, en in geval de werkgever tot een groep behoort, worden beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep behoren beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het fonds premies betaalt, geschieden beleggingen in deze ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie. 3. Belegging van de daartoe beschikbare gelden van EPF zal door het bestuur geschieden met inachtneming van de prudent-person regel volgens het bepaalde bij en krachtens artikel 135 van de Pensioenwet. Het bestuur kan zich daarbij door deskundigen doen bijstaan. Artikel 7. Grondslagen van EPF 1. Het bestuur van EPF stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de uitvoeringsovereenkomst en het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen. De nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De nota voldoet aan het bepaalde bij en krachtens artikel 145 van de Pensioenwet. Voor zover risico s zijn overgedragen, herverzekerd of ondergebracht kan de omschrijving beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen in de betreffende overeenkomsten is opgenomen. 2. Het bestuur legt de in de vorige lid bedoelde nota alsmede iedere wijziging daarvan binnen twee weken na tot stand komen daarvan over aan De Nederlandsche Bank N.V.

4 Artikel 8. Bestuur EPF EPF wordt beheerd door een bestuur bestaande uit zes leden. Drie bestuurders worden benoemd door de vennootschap; deze bestuurders behoeven geen (gewezen) deelnemer te zijn; de overige bestuurders worden op voordracht van de ondernemingsraad door de deelnemersraad benoemd. Een bestuurder kan niet tevens lid zijn van de deelnemersraad. 2. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. De vennootschap wijst één van de bestuurders aan als voorzitter. Indien de voorzitter behoort tot de door de vennootschap benoemde bestuursleden, behoort de secretaris tot de door de deelnemersraad benoemde bestuursleden en omgekeerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van hun plaatsvervangers. 3. Tweejaarlijks treden een door de vennootschap benoemde bestuurder en een door de deelnemersraad benoemde bestuurder af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt: a. indien het een door de vennootschap benoemde bestuurder betreft, door een besluit tot ontslag door de vennootschap; b. indien het een door de deelnemersraad benoemde bestuurder betreft, door ontslag door de deelnemersraad; c. indien en zodra een bestuurder in staat van faillissement of schuldsanering geraakt; d. indien en zodra een bestuurder surséance van betaling aanvraagt; e. indien en zodra een bestuurder overlijdt; f. op verzoek van de betreffende bestuurder; g. indien en zodra een bestuurder of onder curatele of bewind wordt gesteld; h. indien een door de deelnemersraad benoemde bestuurder, die ten tijde van zijn benoeming deelnemer was, ophoudt deelnemer te zijn; i. indien sprake is van ontslag conform lid 14. In het één na laatste geval eindigt het lidmaatschap van het bestuur op dat tijdstip van rechtswege. Betrokkenen kunnen echter wel terstond worden herbenoemd door de deelnemersraad respectievelijk de vennootschap. In bestaande vacatures moet binnen drie maanden na het ontstaan daarvan worden voorzien. Een bestuurder, die is benoemd in een tussentijdse vacature, treedt af op het ogenblik waarop de bestuurder, in wiens plaats hij is getreden, volgens het

5 EPF rooster zou zijn afgetreden. Gedurende het bestaan van een vacature blijft het bestuur wettig samengesteld en behoudt het zijn volledige bevoegdheid. 4. Het bestuur kan een administrateur benoemen, die, onder verantwoordelijkheid van het bestuur, administratieve werkzaamheden voor EPF zal verrichten. De administrateur is van al zijn daden en werkzaamheden met betrekking tot EPF verantwoording verschuldigd aan het bestuur. De aanstelling geschiedt schriftelijk en gaat vergezeld van een instructie voor de administrateur. 5. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken, Het bestuur is, met inachtneming van de statuten en de reglementen, bevoegd tot alle daden, zowel van beheer als van beschikking, welke verband houden met de doelstelling van EPF. 6. EPF wordt vertegenwoordigd door het bestuur of door twee gezamenlijk handelende bestuurders, van wie één moet behoren tot de bestuurders, benoemd door de deelnemersraad en één tot de door de vennootschap benoemde bestuurders. Daarnaast kan EPF worden vertegenwoordigd door de in lid 4 bedoelde administrateur, mits gezamenlijk handelend met een bestuurder. Het bestuur kan aan een bestuurder, de administrateur of een derde procuratie verlenen. 7. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen. 8. Ieder der bestuurders is bevoegd een deskundige te raadplegen alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste één vierde der bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering van het bestuur door een deskundige te laten bijstaan. 9. Alle bestuurders en de administrateur zijn geheimhouding verschuldigd ten aanzien van alle persoonlijke gegevens van de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en andere belanghebbenden, waarvan zij uit hoofde van hun functie kennis dragen, ook na beëindiging van hun functie. 10. De bestuurders genieten als zodanig geen enkele bezoldiging; reis- en blijfkosten en andere uitgaven, in het belang van EPF gedaan, welke naar het oordeel van het bestuur hiervoor in aanmerking komen, worden evenwel door EPF vergoed. 11. Het bestuur zorgt er bij het vervullen van zijn taak voor dat alle belanghebbenden zich door het bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.

6 EPF Het bestuur oefent zijn taak uit met in achtneming van de eisen te stellen aan goed pensioenfondsbestuur. Het bestuur neemt een beschrijving van de wijze waarop het hieraan invulling geeft op in het jaarverslag. 13. Het bestuur stelt een reglement vast voor een periodieke zelfevaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. 14. Indien de periodieke zelfevaluatie of andere aanwijzingen het bestuur aanleiding geven tot de conclusie dat een bestuurslid niet of niet langer voldoet aan de eisen te stellen aan een goed bestuurslid, zal het bestuur aan het betrokken bestuurslid om een reactie hierop vragen. Indien de reactie het bestuur niet tot een andere conclusie brengt, geeft het bestuur het betrokken bestuurslid in overweging ontslag te nemen. Indien het betrokken bestuurslid hieraan geen gevolg geeft kan het bestuur de geleding die het bestuurslid heeft benoemd verzoeken het bestuurslid te ontslaan en een ander bestuurslid te benoemen. 15. EPF beschikt over een door het bestuur opgesteld deskundigheidsplan dat voldoet aan het bepaalde krachtens artikel 105 van de Pensioenwet. Het deskundigheidsplan wordt door het bestuur herzien wanneer daartoe aanleiding bestaat. 16. EPF beschikt over een door het bestuur opgestelde gedragscode voor de bestuurders en medewerkers van het fonds ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. Die gedragscode voldoet aan de eisen die De Nederlandsche Bank N.V. daaraan stelt. 17. Een lid van het bestuur dat een bepaling van deze Statuten overtreedt, kan door een besluit van het bestuur in de uitoefening van zijn functie als bestuurslid worden geschorst. 18. EPF beschikt over een door het bestuur opgesteld uitbestedingsplan. Dit uitbestedingsplan voldoet aan het bepaalde krachtens artikel 34 van de Pensioenwet.

7 Artikel 9. Vergaderingen van het bestuur EPF Vergaderingen van het bestuur vinden plaats volgens het daartoe door het bestuur opgestelde reglement. 2. Iedere bestuurder kan een andere bestuurder schriftelijk, waaronder ook e- mail wordt verstaan, machtigen hem ter vergadering te vertegenwoordigen en voor hem stem uit te brengen. Een bestuurder kan ten hoogste één andere bestuurder vertegenwoordigen. 3. Geldige besluiten kunnen slechts worden genomen, wanneer ten minste de helft plus één der zittende bestuurders ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. 4. Alle bestuursbesluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen uitgebracht door de ter vergadering aanwezige en vertegenwoordigde bestuurders. Een besluit is slechts geldig indien dit door ten minste één bestuurder, benoemd door de vennootschap en één bestuurder, benoemd door de deelnemersraad, wordt ondersteund. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen; bij staking van stemmen over personen beslist het lot. 5. Een bestuursbesluit kan buiten vergadering worden genomen, mits dat schriftelijk, of per of ander electronisch communicatiemiddel geschiedt en alle bestuurders met dat besluit instemmen. Artikel 10. Deelnemersraad 1. EPF kent een Deelnemersraad. 2. Het bestuur stelt een reglement op waarin in ieder geval bepalingen worden opgenomen inzake: a. De samenstelling en omvang; b. De wijze waarop de leden worden benoemd en ontslagen; c. De wijze waarop aspirant-leden worden gekozen en/of voorgedragen; d. De rechten en bevoegdheden; e. De verenigbaarheid van het lidmaatschap met andere functies binnen EPF. Artikel 11. Verantwoordingsorgaan 1. EPF kent een Verantwoordingsorgaan.

8 EPF Het bestuur stelt een reglement op waarin in ieder geval bepalingen worden opgenomen inzake: a. De samenstelling en omvang; b. De wijze waarop de leden worden benoemd en ontslagen; c. De wijze waarop aspirant-leden worden gekozen en/of voorgedragen; d. De rechten en bevoegdheden; e. De verenigbaarheid van het lidmaatschap met andere functies binnen EPF. Artikel 12. Visitatiecommissie 1. EPF kent een Visitatiecommissie. 2. Het bestuur stelt een reglement op waarin in ieder geval bepalingen worden opgenomen inzake: a. De samenstelling en omvang; b. De wijze waarop de leden worden benoemd en ontslagen; c. De rechten en bevoegdheden; d. De werkwijze en manier van rapporteren. Artikel 13. Reglementen 1. Pensioenreglementen van EPF worden door het bestuur vastgesteld op basis van de pensioenovereenkomsten tussen de werkgevers en hun werknemers. 2. Het bestuur wijzigt een pensioenreglement als de pensioenovereenkomst wijzigt die ten grondslag ligt aan het betreffende pensioenreglement. 3. Vaststelling en wijziging van een pensioenreglement vindt plaats met inachtneming van de procedure en voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de geldende uitvoeringsovereenkomst tussen EPF en de werkgever. 4. De pensioenreglementen houden nadere bepalingen in omtrent onder meer: a. de tijdstippen van begin en einde van het deelnemerschap; b. de wijze waarop en de gevallen waarin recht op pensioen ontstaat; c. de aard en de grootte der pensioenen; d. de financiële verplichtingen van de werkgever en de deelnemers.

9 Artikel 14. Vermindering van aanspraken en rechten EPF Indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt, overeenkomstig de voorschriften van de Pensioenwet; b. EPF niet in staat is binnen een redelijke termijn de onder a) genoemde dekking te herstellen, zonder dat de belangen van pensioen- en aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan artikel 131 van de Pensioenwet, worden alle rechten en aanspraken van pensioen- en aanspraakgerechtigden naar rato van het tekort verminderd, met dien verstande dat vermindering van de rechten en aanspraken opgebouwd over achterliggende jaren het laatst zal geschieden. Deze vermindering leidt tot een wijziging van de pensioenreglementen. Artikel 15. Wijziging van de statuten 1. Wijziging van de statuten kan geschieden door een besluit van het bestuur. 2. Voor de totstandkoming van een statutenwijziging is een notariële akte vereist. Elke bestuurder afzonderlijk is gerechtigd zodanige akte te verlijden. Artikel 16. Boekjaar Het boekjaar loopt van de eerste januari tot en met de één en dertigste december daaropvolgend. Artikel 17. Accountant, actuaris 1. EPF heeft een accountant en één of meer actuarissen, die worden benoemd en ontslagen door het bestuur. 2. De actuaris die het actuarieel verslag waarmerkt: a. is onafhankelijk van het fonds; en b. behoort niet tot dezelfde organisatie als een andere actuaris of deskundige die andere werkzaamheden verricht voor het fonds, tenzij die organisatie een door De Nederlandsche Bank N.V. goedgekeurde gedragscode heeft over de onafhankelijkheid van de waarmerkende actuaris; en c. verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds.

10 EPF De accountant dient te zijn ingeschreven als registeraccountant; de actuaris dient lid te zijn van het Actuarieel Genootschap. Artikel 18. Jaarverslag 1. Het bestuur stelt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening en het jaarverslag vast overeenkomstig titel 9, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij zijn de vrijstellingen voor stichtingen met een lage omzet en de vrijstellingen vanwege de omvang van de stichting zoals verwoord in artikel 2:360 lid 3, 2:396 en 2:397 niet van toepassing. 2. De jaarrekening en het jaarverslag liggen voor pensioen- en aanspraakgerechtigden ter inzage ten kantore van EPF en worden hun op verzoek toegezonden. Artikel 19. Zelfstandige voortzetting; ontbinding 1. Het bestuur is bevoegd een besluit tot ontbinding van EPF te nemen. 2. Het bestuur zal in elk geval een besluit tot ontbinding nemen indien geen pensioen- of aanspraakgerechtigden meer aanwezig zijn. 3. Indien de werkgever ophoudt te bestaan zonder dat zijn bedrijf in enigerlei vorm wordt voortgezet zal EPF zelfstandig worden voortgezet, tenzij het bestuur besluit tot ontbinding van EPF. Voor zelfstandige voortzetting dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. het besluit tot zelfstandige voortzetting, de voorwaarden waaronder de voortzetting kan voortduren alsmede de aangepaste statuten en reglementen van EPF dienen door de deelnemersraad te zijn goedgekeurd, en b. De Nederlandsche Bank N.V. heeft noch bezwaar tegen de aangepaste actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid, noch tegen de aangepaste statuten en reglementen van EPF, noch tegen de voorwaarden waaronder de voortzetting kan plaatshebben. 4. Elk besluit tot ontbinding behoeft instemming van de deelnemersraad. 5. Vanaf het tijdstip waarop het besluit tot ontbinding van kracht is geworden wordt EPF geacht in liquidatie te zijn. Artikel 20. Liquidatie 1. Bij liquidatie van EPF is het bestuur met de vereffening van de zaken van EPF belast en is het bestuur verplicht de belangen van de pensioen- en aanspraakgerechtigden te regelen op basis van de geldende statuten en

11 reglementen. EPF Indien gedurende de tijd, dat EPF in liquidatie verkeert, een vacature in het bestuur ontstaat, zal hierin voor zover mogelijk worden voorzien op de in de artikel 8 en 10 omschreven wijze. Indien in een bestuursvacature op deze wijze niet kan worden voorzien, zal het bestuur zichzelf aanvullen door coöptatie, met dien verstande dat in de vacature van een uit de deelnemers benoemde bestuurder slechts kan worden voorzien door iemand, die laatstelijk vóór het besluit tot liquidatie, als vertegenwoordiger van de deelnemers in het bestuur had kunnen fungeren. 3. De bepalingen van deze statuten ten aanzien van de bevoegdheden van het bestuur en de besluitvorming in het bestuur blijven gedurende de tijd, dat EPF in liquidatie verkeert, van kracht. Indien dit niet mogelijk is, wordt zoveel mogelijk in de geest van deze bepalingen gehandeld. 4. De pensioen- en aanspraakgerechtigden zullen in het bezit gesteld worden van een bewijsstuk van hun tot datum van opheffing aan de deelneming in EPF te ontlenen aanspraken of rechten op pensioen. In dit bewijsstuk zal tevens melding worden gemaakt van de instantie resp. instanties, jegens welke zij die aanspraken of rechten geldend kunnen maken. Deze instanties kunnen zijn verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, alsmede pensioenfondsen, waarop deze wet van toepassing is. De vaststelling van die aanspraken of rechten en de veiligstelling daarvan zal niet plaatsvinden in strijd met enig bindend voorschrift van de Pensioenwet. 5. Voor zover terzake van de in lid 4 bedoelde aanspraken of rechten op pensioen verzekeringsovereenkomsten zijn of zullen worden gesloten en deze aan de betrokkenen zelf dan wel aan de pensioenverzekeraar van een (nieuwe) werkgever worden overgedragen, zal de begunstiging ten name gesteld worden van verzekerden resp. hun nabestaanden. Op de door de verzekeraar uit te reiken polissen zal door hem worden aangetekend dat ten aanzien van de daarin belichaamde verzekeringen, voor zover deze betrekking hebben op aan de deelneming in het pensioenfonds te ontlenen aanspraken of rechten op pensioen als bedoeld in lid 4, de voorschriften van de Pensioenwet voor zover nog van toepassing uitsluitend en onverminderd van kracht blijven. 6. Indien na vereffening van alle verplichtingen van EPF enig saldo overblijft, zal dit als volgt worden aangewend: a. Indien EPF wordt ontbonden omdat er geen pensioen of aanspraakgerechtigden aanwezig zijn zal het saldo worden overgedragen aan een charitatieve instelling. b. Indien EPF wordt ontbonden omdat er geen werkgever als bedoeld in artikel 2 meer is zal het saldo worden aangewend in overeenstemming

12 met het doel van EPF. EPF EPF zal niet zijn opgeheven dan nadat in het kader van de Pensioenwet bericht is ontvangen, dat geen bezwaar bestaat tegen het door het bestuur in overeenstemming met de accountant en de actuaris opgestelde liquidatierapport. Artikel 21. Geschillen Het bestuur stelt reglementen vast inzake de behandeling van (interne) klachten en geschillen. Alle geschillen welke ontstaan tussen EPF en belanghebbenden bij EPF zullen in eerste instantie worden beslecht volgens dit reglement. In tweede instantie kunnen deze worden voorgelegd aan de bevoegde rechter. Artikel 22. Onvoorziene gevallen In gevallen, waarin de statuten en reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.