Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland Waterveiligheidsproblematiek dijkring 14 in relatie tot dijkring 15 en 44

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland Waterveiligheidsproblematiek dijkring 14 in relatie tot dijkring 15 en 44"

Transcriptie

1 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland Waterveiligheidsproblematiek dijkring 14 in relatie tot dijkring 15 en 44 Nathalie Asselman Anneloes de Wit Deltares, 2009

2

3

4

5 Inhoud Samenvatting Inleiding Projectgebied Aanpak en uitgangspunten Bedreiging vanuit de Nederrijn/Lek Inventarisatie maatregelen Beoordeling maatregelen Resultaten Conclusies Aanbevelingen a a a b b d d d j k 1 Inleiding Kader Leeswijzer 1 2 Projectgebied en doelstelling Projectgebied Doelstelling 5 3 Aanpak en uitgangspunten Aanpak Uitgangspunten Overstromingsmodel Doorbraaklocaties en bresvorming Hydraulische randvoorwaarden Keringen in het gebied Overige aannamen 12 4 Bedreiging vanuit de Nederrijn/Lek Overstromingsverloop bij doorbraak uit Nederrijn/Lek Doorbraak ter hoogte van dijkring Doorbraak ter hoogte van dijkring Hoogtetoets c-keringen Inleiding Hollandsche IJssel Amsterdam-Rijnkanaal Overstromingskans Dijkring Dijkring Conclusies 22 5 Inventarisatie mogelijke maatregelen Inleiding Mogelijke maatregelen in, of op de grens van dijkring Mogelijke maatregelen in, of op de grens van de aangrenzende dijkringen 15 en Mogelijke ingrepen buiten het studiegebied Conclusie 28 i

6 6 Beoordelingskader Hydraulische effectiviteit Getroffen personen en slachtoffers Economische aantrekkelijkheid Ruimtelijke kwaliteit Robuustheid Flexibiliteit Maatschappelijke onrust 31 7 Beoordeling geselecteerde maatregelen Mogelijke maatregelen in, of op de grens van dijkring Verhoging c-kering Hollandsche IJssel Verhoging c-kering Amsterdam-Rijnkanaal Aanwijzing boezemkaden binnen dijkring 14 als categorie c-kering Mogelijke maatregelen in, of op de grens van de aangrenzende dijkringen 15 en Aanleg nieuwe dijk parallel aan de bestaande dijk Aanbrengen uitlaatwerk in dijkring Aanbrengen van extra uitlaatwerken in dijkring Vergroten van de afvoercapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal Aanleg compartimenteringsdijk Doorbraakvrij maken van de primaire waterkering Versterken van de primaire waterkering van dijkring 15 en/of 44 tot 1: Versterken oostelijk deel primaire waterkering dijkring Ontwikkelingen in het rivierengebied Aanpassing afvoerverdeling splitsingspunten Afsluitbaar open 77 8 Conclusies en aanbevelingen Resultaten onderzochte maatregelen Onderzoeksvragen Aanbevelingen 88 9 Referenties 91 ii

7 Samenvatting Inleiding In 2008 is een verkenning uitgevoerd naar de kansrijkheid van compartimentering in Centraal Holland om de gevolgen van overstromingen te beperken. Uit deze compartimenteringstudie is naar voren gekomen dat de primaire c-keringen die de grens vormen tussen Centraal Holland en de dijkringen Kromme Rijn (dijkring 44) en Lopiker- en Krimpenerwaard (dijkring 15) niet de beoogde bescherming van 1: bieden. Via deze aangrenzende dijkringen kan een deel van dijkring 14 onderlopen wanneer zich een doorbraak vanuit de rivieren voordoet, ook bij afvoeren met een overschrijdingskans groter dan 1: Betrokken bestuurders van de provincies Zuid- en Noord-Holland en het ministerie van Verkeer en Waterstaat hebben gezamenlijk besloten tot een vervolgstudie. Deze studie is uitgevoerd in het kader van Randstad Urgent en had als doel een overzicht en beoordeling te geven van mogelijke maatregelen die er voor zorgen dat de grens van dijkring 14 met dijkring 15 en 44 voldoet aan de veiligheidsnorm van 1: De alternatieve maatregelen zijn onderzocht omdat ophoging van de c-keringen (doordat zich op veel plaatsen bebouwing op en langs de kering bevindt) erg ingewikkeld is, erg duur is en een grote impact heeft op het landschap. Ophoging van de c-keringen kan daardoor waarschijnlijk op veel weerstand kan rekenen. Projectgebied Het studiegebied bestaat uit dijkring Centraal Holland (dijkring 14, Figuur S.1.a) en de aangrenzende dijkringen Lopiker- en Krimpenerwaard (dijkring 15) en Kromme Rijn (dijkring 44) (Figuur S.1.b). De grens tussen dijkring 14 en de aangrenzende dijkringen 15 en 44 wordt gevormd door zogenaamde primaire waterkeringen, categorie C (rode lijn in Figuur S.1.b). Figuur S.0.1 Het studiegebied (a) dijkring 14, (b) aangrenzende dijkringen in het studiegebied en ligging categorie C keringen (rode lijnen) a b a

8 Aanpak en uitgangspunten Om te komen tot een overzicht en beoordeling van mogelijke maatregelen die er voor zorgen dat dijkring 14 voldoet aan de veiligheidsnorm van 1:10.000, zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: Met behulp van modelsimulaties zijn de gevolgen van een overstroming in de huidige situatie in beeld gebracht. Ook is geprobeerd een inschatting te maken van de huidige kans op overstromen. Vervolgens zijn verschillende typen maatregelen geïnventariseerd en onderzocht. Ophoging van de c-keringen wordt hierbij gezien als referentiemaatregel. Voor de beoordeling van de maatregelen is gebruik gemaakt van het beoordelingskader uit de compartimenteringstudie. Aspecten die hierbij aan bod komen zijn onder andere hydraulische effectiviteit, economische aantrekkelijkheid en ruimtelijke kwaliteit. De scores op de verschillende criteria zijn tevens weergegeven in diagrammen en tabellen en geven inzicht in de meest aantrekkelijke oplossingsrichtingen. Voor de overstromingssimulaties is gebruik gemaakt van het zogenaamde Randstadmodel. Dit is een SOBEK 1D2D model waarin dijkringen 14, 15 en 44 zijn geschematiseerd, evenals een groot deel van de Nederrijn/Lek en het benedenrivierengebied. De gebruikte randvoorwaarden komen overeen met de randvoorwaarden die ten grondslag liggen aan de hydraulische randvoorwaarden voor de primaire waterkeringen categorie c, zoals uitgegeven door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Bedreiging vanuit de Nederrijn/Lek Vooruit lopend op de formele toetsing van de c-keringen tonen de resultaten van overstromingssimulaties aan dat de c-keringen tussen dijkring 14, 15 en 44 onvoldoende hoog zijn om het water bij een doorbraak langs de Nederrijn/Lek te keren. Figuur S.2 toont het gebied dat overstroomt bij een doorbraak vanuit de Nederrijn bij Amerongen en de Lek bij Lopik. In beide gevallen overstroomt een deel van dijkring 14. In Figuur S.3 is in kleur aangegeven welk verschil er zit tussen de gemeten dijkhoogte en de berekende te keren waterstand. Groen betekent dat de gemeten dijkhoogte hoger is dan de berekende waterstand. Bij de oranje kleuren is de dijk ongeveer 0,5 m te laag. Bij de rode kleuren bedraagt het verschil meer dan 1,0 m. De kans op een overstroming van dijkring 15 of dijkring 44 is niet bekend. Op basis van informatie aangeleverd door de beheerders van de primaire waterkering mag worden verondersteld dat de keringen van dijkring 15, na voltooiing van de dijkversterkingswerkzaamheden die nu worden uitgevoerd, minimaal aan de norm (1:2.000) zullen voldoen. De actuele overstromingskans van dijkring 44 lijkt kleiner te zijn dan volgens de norm (1:1.250) zou moeten en nijgt wellicht richting de 1: b

9 a Figuur S.0.2 b Overstroomd oppervlak bij een doorbraak vanuit de Nederrijn bij Amerongen (a) en de Lek bij Lopik (b) Oudewater Gouda Nieuwegein Dijktoets golf Capelle ad IJssel golf dijk hoog genoeg dijk minder dan 0,5 m te laag dijk meer dan 0,5 m te laag spoor hoofdweg a Dijktoets golf <all other values> golf10000 Weesp dijk hoog genoeg dijk minder dan 0,5 m te laag dijk meer dan 0,5 m te laag dijkhoogte onbekend spoor hoofdweg Breukelen Utrecht NIeuwegein b Figuur S.0.3 Vergelijking hoogteligging c-kering langs de Hollandsche IJssel (a) en het AmsterdamRijnkanaal (b) en de met SOBEK berekende waterstanden (overschrijdingskans 1:10.000) c

10 Inventarisatie maatregelen De volgende (alternatieve) maatregelen zijn onderzocht: ophoging van de c-keringen langs de Hollandsche IJssel en het Amsterdam-Rijnkanaal (referentiemaatregel); aanwijzing boezemkade binnen dijkring 14 als categorie c-kering; aanleg van een nieuwe dijk, parallel aan de bestaande c-kering, die makkelijker inpasbaar is in het landschap en/of goedkoper is; aanbrengen van een uitlaatwerk in dijkring 15 en/of dijkring 44; vergroten van de afvoercapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal door het kanaal te verbreden of te verdiepen; aanleg van een compartimenteringsdijk, zodat het water de c-kering niet bereikt; onbezwijkbaar of overstroombaar maken van de primaire waterkering van dijkring 15 en/of 44 zodat er minder water het gebied in stroomt en de waterstand lager blijft; samenvoegen van dijkring 14, 15 en 44 met een gelijke norm waardoor de c-keringen hun functie verliezen (aangenomen wordt dat de norm van de samengevoegde dijkring 1: bedraagt). In de tekst wordt kort ingegaan op mogelijke ingrepen die worden getroffen buiten het studiegebied, maar die wel van invloed zijn op de overstromingskans van de c-keringen. Deze ingrepen zijn aanpassing van de afvoerverdeling op de splitsingpunten en uitvoering van de maatregel afsluitbaar open (aanbeveling nr. 10 van de Deltacommissie). Beoordeling maatregelen Voor de beoordeling van de maatregelen is gebruik gemaakt van het beoordelingskader uit de compartimenteringstudie. De gehanteerde beoordelingscriteria zijn: hydraulische effectiviteit: op basis van computersimulaties is het verschil in waterdiepte en overstroomd oppervlak bepaald; getroffen personen en slachtoffers: deze zijn berekend met behulp van het HIS-SSM; economische aantrekkelijkheid: met behulp van beschikbare kostenkentallen uit de compartimenteringstudie zijn de kosten per maatregel globaal geraamd. Het HIS-SSM is gebruikt om het verschil in economische schade en daarmee de verwachte baat te bepalen. Hiermee is het eerstejaarsrendement per maatregel berekend; ruimtelijke kwaliteit: gekeken is naar landschappelijke inpasbaarheid en perspectieven voor meekoppeling van functies; robuustheid: een maatregel is robuust als deze ervoor zorgt dat het systeem te alle tijden blijft functioneren, ook onder zeer zware omstandigheden (bijvoorbeeld bij afvoeren boven de afvoer waarop de maatregel is ontworpen). Onafhankelijkheid van (falend) menselijk handelen is een pre; flexibiliteit: de mogelijkheid om de maatregel aan te passen aan veranderende omstandigheden, onder andere op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling; maatschappelijke onrust: bijvoorbeeld als gevolg van langdurige ontregeling van de dagelijkse gang van zaken. Resultaten Onderstaande tabellen geven een overzicht van de beoordeling van de onderzochte alternatieve maatregelen. d

11 Tabel S.0.1 Beoordeling onderzochte maatregelen dijkring 15 beoordelingscriterium maatregel ophogen c-kering boezemkade in dkr 14 als c-kering nieuwe dijk in dkr 15 Uitlaatwerk (200 m breed, terugslagklep) Uitlaatwerk (600 m breed zonder versterken kering dkr 15 tot 1: (gebaseerd op versterken dijk oostelijk deel dkr 15 terugslagklep) onbezwijkbaar maken) hydraulische effectiviteit voldoet aan norm Ja nee, tenzij nieuwe kering in wet wordt ja net niet net niet formeel alleen met aangepaste norm ja vastgelegd als c- kering afwentelen toename waterstand +0.8m bij Krimpen, +1.2m bij Rijnenburg toename van de waterstand met <0.8 m toename waterstand >0.8 m, oostelijk deel droog (achter dijk) daling waterstand met -1m bij Krimpen, -1.2m bij Rijnenburg daling waterstand met -1.1m bij Krimpen en -2.3m bij Rijnenburg geen verschil, maar wel een kleinere kans van voorkomen geen verschil, maar wel een kleinere kans van voorkomen getroffenen en getroffen -50% -40% -70% -60% -70% 0 0 slachtoffers slachtoffers -10% 0% -35% -50% -55% 0 0 economische aantrekkelijkheid kosten orde 300 miljoen euro orde 350 miljoen euro orde 300 miljoen euro orde 10 miljoen euro orde 10 miljoen euro onbezwijkbaar maken 250 miljoen ongeveer de helft van kosten bij euro (Arcadis), dubbele volgens waterschap; versterken onbezwijkbaar maken (125 tot 250 miljoen euro) tot 1: goedkoper baten per gebeurtenis orde 3.5 miljard euro orde 3.5 miljard euro orde 8 miljard euro orde 12 miljard euro orde 13 miljard euro geen baat per gebeurtenis, wel gemiddelde baat per jaar door kleinere kans van voorkomen geen baat per gebeurtenis, wel gem. baat per jaar door kleinere kans op doorbraak oostelijk deel rendement >10 > e

12 beoordelingscriterium ruimtelijke landschappelijk kwaliteit inpasbaarheid meekoppelen robuustheid onderhoud- /beheersbaarheid gevoeligheid randvoorwaarden overig maatschappelijke onrust maatregel ophogen boezemkade in nieuwe dijk in Uitlaatwerk Uitlaatwerk versterken kering versterken dijk c-kering dkr 14 als dkr 15 (200 m breed, (600 m breed dkr 15 tot 1: oostelijk deel dkr c-kering terugslagklep) zonder (gebaseerd op 15 terugslagklep) onbezwijkbaar maken) slecht, karakter dijk slecht, karakter verloren, door open polderlandschap verloren, ook woonkernen als Oudewater door woonkernen langs Oude Rijn geen mogelijkheden met mogelijkheden ontwikkelingen rondom wonen + werken Oude Rijn grote delen volgen vrijwel geheel langs bestaande waterkering; mn afsluitkering, relatief bestaande waterbare doorgang A12 goed en A2 risico karakter open polderlandschap verloren, maar ontziet woonkernen zeer locale maatregel, met weinig impact op omgeving zeer locale maatregel, met weinig impact op omgeving betreft het verbreden van een toch al groot en duidelijk aanwezig dijklichaam. betreft het verbreden van een toch al groot en duidelijk aanwezig dijklichaam. niet niet niet niet niet deels langs waterkering redelijk, goed, niet goed goed (positief), terugslagklep moet afhankelijk van ook deels door functioneren kunstwerken polder vergt afsluitbare duikers (neg.) matig redelijk slecht goed goed redelijk redelijk weerstand: moeilijk uit te leggen omdat c-kering niet aan het te keren water grenst veel weerstand: moeilijk uit te leggen omdat c- kering niet aan te keren water grenst, bovendien verlaging veiligheidsniveau in deel dkr 14 negatief: moeilijk uit te leggen omdat c-kering niet aan te keren water grenst; postief: extra veiligheid voor Rijnenburg en Leische Rijn kleinschalige ingreep met positieve effecten voor grote groep mensen kleinschalige ingreep met positieve effecten voor grote groep mensen nieuwe ronde van dijkverzwaring zal op weerstand stuiten; wel hoger veiligheidsniveau voor grote groep mensen dijkverzwaring zal op weerstand stuiten; wel extra bescherming voor grote groep mensen f

13 Tabel S.0.2 Beoordeling onderzochte maatregelen dijkring 44 beoordelingscriterium maatregel ophogen c-kering ARK optimalisering spuien gemaalcapaciteit naar Noordzee en Markermeer spuien + vergroten afvoercapaciteit ARK (verdieping + ophoging keringen) spuien + compartimentering (vertragend) via A12 en A27 compartimentering (kerend) door KrommeRijngebied versterken primaire kering dkr 44 (gebaseerd op onbezwijkbaar maken) hydraulische effectiviteit voldoet aan norm ja nee!!! nee nee!! ja ja, indien vastgelegd in norm afwentelen toename waterdiepte in 0 0 ten zuiden van A12 en toename waterdiepte 0 dkr 44 met orde 0.7m A27 toename diepte met meer dan 0.7 m ten zuiden van comp. kering met enkele meters getroffenen en getroffenen +35% -15% -40% -25% -95% 0 slachtoffers slachtoffers +40% -50% -65% -45% -60% 0 economische kosten orde 150 miljoen orde 5 miljoen orde 200 miljoen orde 100 miljoen orde 150 miljoen orde 50 miljoen aantrekkelijkheid baten per negatieve baat orde 6 orde 2 miljard orde 2,5 miljard orde 1,2 miljard orde 15 miljard geen baat per gebeurtenis, gebeurtenis miljard wel gemiddelde baat per jaar door kleinere kans van voorkomen rendement -1.1 > ,3 7 ruimtelijke kwaliteit landschappelijk inpasbaarheid veel bebouwing langs dijk, door industriegebied heeft geen effect op ruimtelijke kwaliteit geen effect op ruimtelijke kwaliteit verhoogd aangelegde snelwegen geven meer aantasting open landschap Kromme geringe aanpassing aan bestaande kering, (weinig ruimte), langs spoor en A2 (weinig ruimte) (aanpassing sturing bestaande sluizen en gemalen) geluidsoverlast en zijn moeilijk inpasbaar Rijngebied weinig bebouwing meekoppelen beperkt (fietssnelweg combineren met paden voor andere recreatieve doeleinden) geen vergroot scheepvaartcapaciteit (meer diepgang) hoogwatervrije weg fietssnelweg niet g

14 robuustheid onderhoud- bestaande dijk, dus gemalen en sluizen afh. van baggeren veel doorgangen die volgt voor groot deel geen afsluitbare /beheersbaarheid relatief weinig moeten sowieso afgesloten dienen te bestaande waterkering, doorgangen, primaire afsluitbare kunstwerken worden onderhouden worden tijdens minder afsluitbare kering wordt reeds overstroming, vergroot doorgangen goed onderhouden kans op falen gevoeligheid matig redelijk redelijk minder bergingsvolume weinig bergingsvolume redelijk randvoorwaarden beschikbaar, dus beschikbaar, dus erg gevoelig voor variatie in gevoelig voor variatie in buitenwaterstand buitenwaterstand overig maatschappelijke grootschalige ingreep, weinig weerstand weerstand beperkt, wel grote impact op grote impact op dijkverzwaring zal op onrust moeilijk uit te leggen verwacht overlast tijdens omgeving en nadelig omgeving en nadelig weerstand stuiten; wel omdat dijk niet aan te realisatie voor steden als Houten voor o.a. Wijk bij extra bescherming voor keren water grenst Duurstede grote groep mensen h

15 Tabel S.3 en Tabel S.4 tonen de relatieve beoordeling ten opzichte van de referentiemaatregel ophoging van de c-kering. Indien het vlak geel gekleurd is betekent dit dat de maatregel op dit criterium een vergelijkbare score heeft met de referentiemaatregel. Een groene kleur betekent dat de maatregel beter scoort en een rode kleur dat de maatregel slechter scoort. Tabel S.0.3 Relatieve beoordeling onderzochte maatregelen dijkring 15, ten opzichte van ophoging van de c- kering als referentiemaatregel ophogen c- kering HIJ boezemkade in dkr 14 als c- kering nieuwe dijk in dkr 15 uitlaatwerk dkr 15, 200 m met terugslagklep uitlaatwerk dkr 15, 600 m zonder terugslagklep verhogen norm dkr 15 tot 1: versterken oostelijk deel dkr 15 hydraulische effectiviteit voldoet aan norm afwentelen getroffenen en slachtoffers getroffenen slachtoffers econ. aantrekkelijkheid kosten baten per gebeurtenis rendement ruimtelijke kwaliteit landschappelijk inpasbaarheid meekoppelen robuustheid onderhoud-/beheersbaarheid gevoeligheid randvoorwaarden overig maatschappelijke onrust Tabel S.0.4 Relatieve beoordeling onderzochte maatregelen dijkring 44, ten opzichte van ophoging van de c- kering als referentiemaatregel hydraulische effectiviteit voldoet aan norm afwentelen getroffenen en slachtoffers getroffenen slachtoffers econ. aantrekkelijkheid kosten baten rendement ruimtelijke kwaliteit landschappelijk inpasbaarheid meekoppelen robuustheid onderhoud-/beheersbaarheid gevoeligheid randvoorwaarden overig maatschappelijke onrust ophogen c-kering ARK optimalisering spui- en gemaalcapaciteit naar Noordzee en Markermeer spuien + vergroten afvoercapaciteit ARK (verdieping + ophoging keringen) spuien + compartimentering (vertragend) via A12 en A27 compartimentering (kerend) door KrommeRijngebied versterken primaire kering dkr 44 (gebaseerd op onbezwijkbaar maken) i

16 Conclusies Op basis van de resultaten (zie Tabel S.1 en Tabel S.2) kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Dijkring 15: Ophoging van de c-kering langs dijkring 15 is een relatief dure maatregel. Dit komt vooral door het grote aantal knelpunten met bebouwing op en langs de dijk. Ook is de maatregel landschappelijk moeilijk inpasbaar. Zo zijn grootschalige ingrepen nodig in onder andere Oudewater en zal het historische karakter van de dijk langs de Hollandsche IJssel verloren gaan. Omdat een categorie c-kering niet direct grenst aan het water dat gekeerd moet worden, zal het doel van de ingreep lastig zijn uit te leggen. Een bijkomend effect van het op sterkte brengen van de c-kering is dat de gevolgen van een overstroming in dijkring 15 verergeren. Het water kan bij een overstroming immers niet meer over de c-kering heen stromen waardoor de waterstand in dijkring 15 hoger oploopt. Wat dat betreft scoren de maatregelen aanwijzen boezemkade in dijkring 14 als nieuwe c-kering of aanleg nieuwe dijk in dijkring 15 niet veel beter. Ook hier zijn de kosten hoog en is de landschappelijke inpasbaarheid niet eenvoudig. Deze maatregelen dienen niet nader te worden verkend. De maatregelen die betrekking hebben op het aanbrengen van een uitlaatwerk scoren op vrijwel alle criteria beter dan ophoging van de c-kering: ze zijn goedkoper, leiden niet tot afwenteling (de waterstand in dijkring 15 neemt met ongeveer 1 m af), hebben een positiever effect op de te verwachten economische schade en slachtoffers. Bovendien zijn ze makkelijker inpasbaar in het landschap. Het enige criterium waarop het aanbrengen van een uitlaatwerk minder goed scoort is het voldoen aan de norm. Immers, ook na het aanbrengen van een uitlaatwerk kan er nog steeds water over de c- kering heen stromen. Wel is de te keren waterstand zo veel afgenomen dat aanvullende maatregelen ter hoogte van de c-kering minder ingrijpend hoeven te zijn. Zo valt te denken aan tijdelijke waterkeringen. Deze oplossingsrichting is daarmee zeker de moeite waard om verder te worden verkend. Het geheel of gedeeltelijk versterken van de primaire waterkering langs de Lek is qua orde van grote even duur als ophoging van de c-kering, maar leidt tot een veel grotere afname in de te verwachten schade en aantallen getroffen personen en slachtoffers. Ook de landschappelijke inpasbaarheid is beter. Dit maakt ophoging van de primaire waterkering langs de Lek een aantrekkelijk alternatief voor ophoging van de c-kering. Overwogen kan worden om alleen het riviergedomineerde deel van de Lekdijk te verhogen. Dijkring 44: Ophoging van de c-kering tussen dijkring 14 en 44 is ingrijpend. De kosten van versterking zijn hoog. Een bijkomend effect van het op sterkte brengen van de C-kering is dat de gevolgen van een overstroming in dijkring 44 verergeren. Het water kan bij een overstroming immers niet meer over de C-kering heen stromen waardoor de waterstand in dijkring 44 hoger oploopt. Dit heeft een negatief effect op de te verwachten economische schade en het verwachte aantal getroffen personen. Ook met betrekking tot landschappelijke inpasbaarheid en maatschappelijke onrust scoort deze referentiemaatregel slecht. j

17 Hoewel compartimentering van dijkring 44 ongeveer even duur is, is deze maatregel economisch gezien aantrekkelijker dan ophoging van de c-kering. Dit komt door de veel grotere baat. Op landschappelijke inpasbaarheid en maatschappelijke onrust scoort deze maatregel echter minder goed. Compartimentering is daarmee geen voor de hand liggende alternatieve maatregel. Maatregelen die op laatstgenoemde criteria beter scoren hebben te maken met het vergroten van de afvoercapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal. Optimalisering van de spui- en gemaalcapaciteit is daarnaast ook economisch aantrekkelijk en heeft een positief effect op het te verwachten aantal getroffen personen en slachtoffers. Het verdiepen van het Amsterdam-Rijnkanaal is economisch gezien minder aantrekkelijk. Voor beide maatregelen geldt echter dat ze niet in staat zijn om te voorkomen dat water over de c-kering heen stroomt naar dijkring 14. Voor een oplossing voor het probleem met de c-kering zijn deze maatregelen daarom niet interessant, het effect is hiervoor veel te klein. Gezien de lage kosten die gemoeid zijn met optimalisering van de spui- en gemaalcapaciteit verdient het aanbeveling deze maatregel in het kader van gevolgenbeperking toch verder uit te werken. Verdieping van het Amsterdam-Rijnkanaal lijkt niet voor de hand te liggen, tenzij deze optie ook vanuit het oogpunt van de scheepvaart aantrekkelijk is. Versterking van de primaire waterkering langs de Nederrijn Lek is wel een maatregel waarmee aan de norm wordt voldaan. De maatregel heeft een positief effect op de verwachte jaarlijkse economische schade en aantallen slachtoffers. Ook op landschappelijke inpasbaarheid en maatschappelijke onrust scoort deze maatregel goed. Versterking van de primaire waterkering langs de Nederrijn Lek is daarmee een interessante maatregel om nader te verkennen. Aanbevelingen De oplossing die volgt uit de wettelijke systematiek is het versterken van de bestaande categorie c-kering. Deze maatregel dient daarom in ieder geval nader te worden uitgewerkt. Echter, op basis van de onderzoeksresultaten wordt aanbevolen de volgende alternatieve maatregelen ook nader te onderzoeken: het aanbrengen van een uitlaatwerk in het westen van dijkring 15, in combinatie met mogelijkheden voor tijdelijke, of anderszins minder ingrijpende aanpassing van de c- kering langs de Hollandsche IJssel; het geheel of gedeeltelijk versterken van de primaire waterkering langs de Lek ter hoogte van dijkring 15; het versterken van de primaire waterkering langs de Nederrijn/Lek ter hoogte van dijkring 44. Het optimaliseren van de spui- en gemaalcapaciteit naar de Noordzee en het Markermeer is voor probleem van de c-kering geen oplossing, maar kan, gezien de lage kosten, wel interessant zijn in het kader van gevolgenbeperking. Opgemerkt wordt dat het versterken van de waterkering langs de Nederrijn/Lek, zoals onderzocht in deze studie, gezien moet worden als een mogelijke maatregel om te voldoen aan de huidige norm van dijkring 14. Hoewel het versterken van deze dijk gevolgen heeft voor de normering van dijkring 15 en 44 staat deze maatregel hier dus los van de landelijke discussie die momenteel wordt gevoerd over de normering van dijkringen. Bij een vervolg- k

18 onderzoek naar de mogelijkheid om de waterkering langs de Nederrijn/Lek te versterken is afstemming met de landelijke discussie echter noodzakelijk. Afstemming is ook noodzakelijk met lopend en toekomstig onderzoek naar de maatregel die is voorgesteld door de Commissie Veerman met betrekking tot een afsluitbaar open Rijnmond. l

19 1 Inleiding 1.1 Kader De toekomstige bescherming van Centraal Holland tegen overstromingen staat onder druk. Het advies van de Deltacommissie van 2008 onderstreept de ernst van klimaatveranderingen en dringt aan op een voortvarende aanpak. Zeker bij Centraal Holland geldt dat een overstroming van deze dijkring zeer ontwrichtende gevolgen heeft voor heel Nederland. Om na te gaan of compartimentering een geschikte maatregel is om de gevolgen van een overstroming te beperken, heeft Rijkswaterstaat in de compartimenteringstudie uit laten voeren (Asselman et al., 2008). Binnen de casestudie Centraal Holland ( Verkenning Compartimentering Centraal Holland ) is geconcludeerd dat compartimentering weliswaar een reductie van het aantal slachtoffers kan geven maar op dit moment economisch niet rendabel is. Wel laat de verkenning zien dat overstromingen uit rivieren een reële dreiging zijn voor Centraal Holland. De categorie C waterkeringen die de grens vormen tussen Centraal Holland en de dijkringen Kromme Rijn (dijkring 44) en Lopiker- en Krimpenerwaard (dijkring 15) bieden niet de beoogde bescherming van 1: Via deze aangrenzende dijkringen kan een deel van dijkring 14 onderlopen wanneer zich een doorbraak vanuit de rivieren voordoet, ook bij afvoeren met een overschrijdingskans groter dan 1: Uit dezelfde studie is ook gebleken dat bestaande regionale waterkeringen nuttig kunnen zijn om de gevolgen van overstromingen voor het dijkringgebied te beperken mits deze waterkeringen ook standzeker zijn. Betrokken bestuurders van de provincies Zuid- en Noord-Holland en het ministerie van Verkeer en Waterstaat hebben gezamenlijk besloten tot een vervolgstudie. Deze studie wordt uitgevoerd in het kader van Randstad Urgent en moet resulteren in: een overzicht en beoordeling van mogelijke maatregelen die ervoor kunnen zorgen dat de grens van dijkring 14 met dijkring 15 en 44 voldoet aan de veiligheidsnorm van 1: en voorstellen om bestaande regionale waterkeringen beter te benutten om gevolgen van eventuele overstromingen te beperken. Dit rapport betreft het onderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van het eerst genoemde onderwerp: de waterveiligheidsproblematiek van dijkring 14 in relatie tot dijkring 15 en Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt allereerst het projectgebied beschreven en de doelstelling van het project verwoord. Hoofdstuk 3 gaat in op de aannamen en uitgangspunten. Een beschrijving van de huidige overstromingsdreiging is gegeven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 en 6 geven een overzicht van de onderzochte maatregelen en het kader op basis waarvan de maatregelen zijn beoordeeld. De resultaten van de beoordeling staan in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 geeft een opsomming van de belangrijkste conclusies. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 1

20

21 2 Projectgebied en doelstelling 2.1 Projectgebied Centraal Holland, ofwel dijkring 14, ligt in de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht. In de dijkring bevinden zich enkele grote steden, waaronder delen van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, Den Haag, Leiden en Haarlem (Figuur 2.1). In het westen wordt de dijkring begrensd door de Noordzee. In het noorden vormt het Noordzeekanaal de grens. In het oosten valt de grens samen met het Amsterdam-Rijnkanaal en in het zuiden met de Nieuwe Waterweg, Nieuwe Maas en Hollandsche IJssel. De aangrenzende dijkringen zijn dijkring 15 (Lopiker- en Krimpenerwaard) en dijkring 44 (Kromme Rijn). De Lopiker- en Krimpenerwaard bevinden zich ten zuidoosten van dijkring 14, tussen de Hollandsche IJssel en de Lek (Figuur 2.1). De Kromme Rijn ligt ten oosten en ten noorden van dijkring 14, doordat de dijkring zich uitstrekt vanaf de Nederrijn/Lek via het Noordzeekanaal tot aan de Noordzeekust bij IJmuiden. De grens tussen dijkring 14 en de aangrenzende dijkringen 15 en 44 wordt gevormd door zogenaamde primaire waterkeringen, categorie C (Figuur 2.2). Figuur 2.1 Ligging van dijkring 14: Centraal Holland Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 3

22 Figuur 2.2 Ligging van de c-keringen op de grens van dijkring 14, 15 en 44 De te onderzoeken maatregelen bevinden zich op de grens van dijkring 14, maar ook in de aangrenzende dijkringen 15 en 44. Figuur 2.3 toont de dijkringgrenzen (in zwart) en de beheersgebieden van de waterschappen in het studiegebied. De meeste alternatieve maatregelen voor het ophogen van de c-keringen bevinden zich in de beheersgebieden van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, en Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Figuur 2.3 Beheersgebieden van de in het studiegebied gelegen waterschappen 4 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

23 2.2 Doelstelling Uit de compartimenteringstudie (Asselman, 2008; Asselman et al., 2008) is naar voren gekomen dat de waterveiligheid van dijkring 14 niet op orde is gegeven de huidige toestand van de categorie C-keringen, die de dijkring aan de oostkant ("achterkant") beschermen. Deze zullen naar verwachting de hoogtetoets niet doorstaan. Het versterken van deze keringen zal naar verwachting erg kostbaar zijn. Ook zijn de landschappelijke / maatschappelijke gevolgen van de dijkversterkingen groot. Het doel van deze studie is om inzicht te krijgen in de mogelijke oplossingen voor het op orde krijgen van de achterkant van de veiligheid van dijkring 14. Het kan gaan om maatregelen direct aan of bij de categorie C keringen, maar ook om maatregelen buiten de dijkring, te weten in dijkringen 15 en 44. Het onderzoek dient de volgende vragen te beantwoorden: Wat is de bedreiging van dijkring 14 vanuit de grote rivieren (kans en gevolg)? Welke maatregelen zijn mogelijk om dijkring 14 aan de wettelijke veiligheidsnorm te laten voldoen? In welke mate zijn de categorie C keringen te laag en wat zijn globaal de kosten en impact op de omgeving die gemoeid zijn met het op orde brengen van de keringen? Wat zijn de mogelijkheden voor alternatieve tracés van de categorie C kering rond dijkring 14 of mogelijk nieuwe keringen? Wat is het effect van overlaten/uitlaten in de dijkringen 15 en 44 bij een eventuele doorbraak, zodat water niet of in mindere mate in dijkring 14 kan komen? Wat kan gedaan worden om de categorie a-keringen van dijkring 15 en 44 aan te passen tot dijken met een hogere veiligheidsnorm dan de huidige 1:2000 en 1:1250? Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 5

24

25 3 Aanpak en uitgangspunten 3.1 Aanpak Om antwoord te kunnen geven op de in hoofdstuk 2 gestelde vragen zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: Met behulp van modelsimulaties zijn de gevolgen van een overstroming in de huidige situatie in beeld gebracht. Ook is geprobeerd een inschatting te maken van de huidige kans op overstromen. Vervolgens zijn verschillende typen maatregelen geïnventariseerd en onderzocht. Ophoging van de C-keringen wordt hierbij gezien als referentiemaatregel. Voor de beoordeling van de maatregelen is gebruik gemaakt van het beoordelingskader uit de compartimenteringstudie. Aspecten die hierbij aan bod komen zijn onder andere hydraulische effectiviteit, economische aantrekkelijkheid en ruimtelijke kwaliteit. De scores op de verschillende criteria zijn tevens weergegeven in diagrammen en tabellen en geven inzicht in de meest aantrekkelijke oplossingsrichtingen. De werkzaamheden, het gebruikte beoordelingskader en de resultaten worden uitgebreider beschreven in de volgende hoofdstukken. 3.2 Uitgangspunten Overstromingsmodel Model De overstromingsberekeningen zijn computersimulaties van potentiële dijkdoorbraken bij Amerongen, Lopik en Krimpen. De simulaties zijn gemaakt met het zogenaamde Randstadmodel. Dit is een 1D2D SOBEK-model (versie ). Dit model combineert de eendimensionale waterstroming in waterlopen (blauwe lijnen in Figuur 3.1 en Figuur 3.2) met een tweedimensionale waterstroming over een hoogtegrid dat het land representeert (het oranje vlak in Figuur 3.2). Het model is ter beschikking gesteld door de opdrachtgevers. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 7

26 Figuur 3.1 Het 1-dimensionale model van de waterlopen (blauwe lijnen) geprojecteerd op een topografische achtergrond Figuur 3.2 Het Randstadmodel: combinatie van het 1D model met een 2D hoogtemodel (hoe donkerder hoe hoger) 8 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

27 De schematisatie maakt gebruik van het eendimensionale model van het Noordelijk Deltabekken (NDB-model). De rivierafvoer op de Maas en de Rijn wordt vertaald naar de drie randvoorwaarden op de grenzen van het NDB model bij Hagestein (Nederrijn/Lek), Tiel (Waal) en Lith (Maas). De afvoergolven bij deze drie grenzen zijn bepaald volgens de verhouding zoals vermeld in Tabel 3.2. In het model zijn ook de Maeslant- en de Hartelkering gemodelleerd. Aanpassingen Omdat er enkele fouten in de modelschematisatie bleken te zitten zijn de volgende aanpassingen gedaan: Berging Markermeer: in het oorspronkelijke model van dijkring 44 was het Markermeer geschematiseerd met behulp van een bergingsknoop met een oppervlakte van 700 km². In de aangeleverde versie van het Randstadmodel was deze bergingsknoop vervangen door een knoop zonder berging, waardoor geen water af kan stromen naar het Markermeer. Bij de ontwikkeling van het Randstadmodel was ervoor gekozen uit te gaan van een worst case schematisatie omdat afvoer richting het Markermeer niet in procedures is vastgelegd. Voor deze studie is de berging van het Markermeer terug op 700 km² gezet. Verbinding Hollandsche IJssel: in het bestaande model bleek de Hollandsche IJssel te bestaan uit twee afzonderlijke delen. Hierdoor kon geen water uit de gekanaliseerde Hollandsche IJssel worden afgevoerd naar het westen. De boundary node van de westelijke tak is verwijderd, waarna de twee delen zijn gekoppeld. De Waaiersluis is niet uit het model verwijderd. Oude Maasdijk: het westelijk deel van de Oude Maasdijk (een regionale waterkering die globaal loopt tussen Vlaardingen en Hoek van Holland) zat niet correct in het hoogtemodel verwerkt. De hoogteligging van de Zijdijk en de Zanddijk nabij Hoek van Holland bleek te laag te zijn weergegeven. De hoogtegegevens aangeleverd door het Hoogheemraadschap van Delfland zijn gebruikt om het model te verbeteren. Deze aanpassing heeft geen gevolgen voor doorbraken vanuit het rivierengebied, maar wel voor doorbraken vanuit de kust (zie de deelstudie Standzekerheid Boezemkaden ). Afhankelijk van de door te rekenen maatregelen zijn, eenmalig, aanvullende aanpassingen in het model verricht. Deze aangepaste schematisaties zijn alleen gebruikt om één specifieke maatregel door te kunnen rekenen en worden hier niet nader omschreven Doorbraaklocaties en bresvorming De overstromingssimulaties zijn uitgevoerd voor dijkdoorbraken op drie locaties (Figuur 3.3): 1 Amerongen (maatgevend verondersteld voor een doorbraak ter hoogte van dijkring 44); 2 Lopik (maatgevend verondersteld voor een doorbraak ter hoogte van dijkring 15 als gevolg van een hoge afvoer op de Rijn); 3 Krimpen (maatgevend verondersteld voor een doorbraak ter hoogte van dijkring 15 als gevolg van een stormvloed). Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 9

28 Figuur 3.3 Dijkdoorbraaklocaties De bresvorming is gesimuleerd met SOBEK, volgens de methode van Verheij en Van der Knaap (2002). Deze methode gaat uit van een initiële bresbreedte. In korte tijd schuurt de bres uit tot een door de gebruiker op te geven diepte. In alle simulaties is aangenomen dat de initiële bresbreedte 10 m beslaat en dat deze in 10 minuten uitschuurt tot een diepte gelijk aan het achterliggende maaiveld. Daarna groeit de bres in de breedte. De snelheid waarmee dit gebeurt is afhankelijk van de stroomsnelheid door de bres en de erosiebestendigheid van het materiaal. De gebruikte parameterwaarden zijn te zien in Tabel 3.1. Tabel 3.1 Parameter Initiële breedte Initiële hoogte Bresdiepte Gebruikte bresparameters Kritieke stroomsnelheid voor erosie van de bres 0.2 m/s Afvoercoefficient 1 F1 1.3 F waarde 10 m gelijk aan dijkhoogte gelijk aan niveau van achterliggend maaiveld De aannamen met betrekking tot bresgroei komen overeen met de aannamen die ten grondslag liggen aan de hydraulische randvoorwaarden voor de primaire waterkeringen categorie c (HRC 2006, uitgegeven door Ministerie van Verkeer en Waterstaat). Wel is in deze studie uitgegaan van een kleiner aantal doorbraaklocaties. 10 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

29 3.2.3 Hydraulische randvoorwaarden De hydraulische bedreiging van de a-kering langs dijkring 15 en dijkring 44 komt van de Nederrijn / Lek (doorbraaklocaties Amerongen en Lopik). Het benedenstroomse deel van dijkring 15 (doorbraaklocatie Krimpen) is vooral gevoelig voor stormvloeden op zee. De waterstanden op de Nederrijn / Lek worden vooral bepaald door hoge afvoeren op de rivier de Rijn. Voor de simulaties voor de doorbraaklocaties Amerongen en Lopik is gebruik gemaakt van afvoergolven met een overschrijdingsfrequentie gelijk aan de norm van de betreffende dijkring (overschrijdingskans 1:1.250 per jaar voor Amerongen, 1:2.000 per jaar voor Lopik). Om na te kunnen gaan of de c-keringen en de onderzochte maatregelen voldoende zijn om dijkring 14 te beschermen is ook gerekend met een afvoergolf met een kans van voorkomen van 1: per jaar. Hierbij is aangenomen dat het fysisch maximum van de Rijn m 3 /s bedraagt. De bijbehorende piekafvoeren zijn weergegeven in Tabel 3.2. Het verloop van het hoogwater is te zien in Figuur 3.4. De hydraulische belasting van de noordelijk Lekdijk is hetzelfde als gebruikt voor het vaststellen van de toetspeilen voor de categorie c-keringen (zie Oost en Slootjes, 2008). Tabel 3.2 Locatie Maximale debieten per locatie bij verschillende terugkeertijden Maximaal debiet bij verschillende terugkeertijden (m 3 /s) per jaar per jaar per jaar Lobith (Rijn) Hagestein (Lek) Tiel (Waal) Lith (Maas) Figuur 3.4 Afvoergolven voor Lobith met terugkeertijd van 1:1.250, 1:2.000 en 1: per jaar (overgenomen uit Oost en Slootjes, 2008) Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 11

30 Aangenomen is dat de doorbraak optreedt op het moment dat de maatgevende afvoer wordt bereikt. Bij de afvoergolven met een kans van voorkomen van 1:1250 en 1:2.000 valt dat moment samen met het passeren van de maximum afvoer. Bij de afvoergolf met een kans van 1: per jaar treedt de doorbraak al eerder op. Alle aannamen met betrekking tot de hydraulische belasting komen overeen met de aannamen die ten grondslag liggen aan de hydraulische randvoorwaarden voor de primaire waterkeringen categorie c (HRC 2006, uitgegeven door Ministerie van Verkeer en Waterstaat) Keringen in het gebied In het gebied bevinden zich verschillende kunstwerken waaronder sluizen en een stormvloedkering. De volgende aannamen zijn gedaan t.a.v. het functioneren van de belangrijkste kunstwerken: Kunstwerken in de westelijke dijk van het Amsterdam-Rijnkanaal zijn gesloten: er kan dus geen water via aangrenzende watergangen naar dijkring 14 stromen; In dijkring 44 kan water af worden gevoerd via de sluizen en het gemaal bij IJmuiden en o.a. via de Oranjesluizen naar het IJmeer; De stormvloedkering in de Hollandsche IJssel nabij Krimpen aan de IJssel staat open; De Waaiersluis nabij Gouda staat bij de afvoergolf met een kans van voorkomen van 1: aanvankelijk dicht. Pas na het passeren van het hoogwater op de rivier wordt deze geopend, zodat het water dat via dijkring 15 naar dijkring 14 stroomt gedeeltelijk via de Hollandsche IJssel kan worden afgevoerd Overige aannamen Voor het berekenen van de baat van een maatregel is een schatting nodig van de overstromingskans. In deze studie is aangenomen dat de overstromingskans van een dijkring gelijk is aan de wettelijke veiligheidsnorm van de betreffende dijkring. Voor dijkring 44 is dus aangenomen dat sprake zal zijn van een overstroming wanneer de maatgevende waterstand met een overschrijdingskans van 1:1.250 per jaar wordt bereikt of overschreden. Voor dijkring 15 komt de overstromingskans daarmee uit op 1:2.000 per jaar. Omdat de dijken ontworpen zijn om de maatgevende waterstand te kunnen keren zal de werkelijke overstromingskans, wanneer de dijken op orde zijn, kleiner zijn dan de overschrijdingskans. Als referentiejaar wordt uitgegaan van Dit is gedaan omdat aan mag worden genomen dat de primaire waterkeringen categorie a dan op orde zijn. Ook wordt aangenomen dat de lopende werkzaamheden in het kader van de PkB benedenrivieren dan zijn uitgevoerd. De potentiële schade en het potentiële aantal slachtoffers zijn in beeld gebracht met de schade- en slachtoffermodule van het HIS (HIS-SSM versie Standaardmethode2008). De landgebruikskaart in deze versie is al enige jaren oud. Recente uitbreidingen van stedelijk gebied, zoals de woonwijk Leidsche Rijn bij Utrecht, zijn daarom nog niet in deze versie opgenomen. Ook kan geen rekening worden gehouden met geplande woningbouwlocaties, waaronder de Utrechtse wijk Rijnenburg. Er zijn plannen om het toepassen van aangepaste landgebruikskaarten binnen HIS-SSM in de toekomst mogelijk te maken. Op dit moment is dat echter nog niet het geval. 12 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

31 4 Bedreiging vanuit de Nederrijn/Lek 4.1 Overstromingsverloop bij doorbraak uit Nederrijn/Lek Doorbraak ter hoogte van dijkring 15 Indien zich tijdens een hoogwater met een overschrijdingskans van 1:2.000 per jaar een doorbraak voordoet nabij Lopik (dijkring 15) neemt de waterdiepte in dijkring 15 in 5,5 dagen toe tot een maximum diepte van 1,5 tot 3,5 m (afhankelijk van de locatie in de dijkring). Na 3 uur bereikt de vloedgolf Schoonhoven. Na 12 uur staat het water reeds tegen de Hollandsche IJssel en is het al enige tijd over de Vlisterdijk tussen Schoonhoven en Haastrecht aan het stromen (Figuur 4.1a). Na 2 dagen en 6 uur is de benedenstroomse helft van dijkring 15 volledig overstroomd, weer ruim 2 dagen later stroomt het water tussen Montfoort en Oudewater over de dijken langs de gekanaliseerde Hollandsche IJssel naar dijkring 14 (Figuur 4.1b). Een kleine dag later is de waterstand zover gestegen dat het ook ten westen van Oudewater over de c-kering naar dijkring 14 begint te stromen. Eenmaal binnen dijkring 14 wordt het water eerst tegengehouden door de A12, de Linschoterzandweg en het spoortalud. Ruim 6 dagen na de doorbraak worden Woerden en Harmelen overstroomd. Een dag later overstroomt de Prinsendijk langs de Enkele Wiericke nabij de Reewijkse plassen en de N212/N198 nabij Woerden. Gouda wordt ruim 9 dagen na de doorbraak overstroomd vanuit het noorden. Rond dezelfde tijd begint water uit watergangen te stromen nabij Leimuiden en Woubrugge (ten zuidwesten van de Haarlemmermeer, Figuur 4.1d). Na 13 dagen is een groot deel van dijkring 14 overstroomd. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 13

32 a b c d e Figuur 4.1 Overstroomd oppervlak op verschillende tijdstippen na een doorbraak bij Lopik (a) 12 uur, (b) 4 dagen en 9 uur, (c) 7 dagen, (d) 9 dagen en 3 uur (e) 13 dagen Doorbraak ter hoogte van dijkring 44 Indien zich tijdens een hoogwater met een overschrijdingskans van 1:1.250 per jaar een doorbraak voordoet langs de Nederrijn - Lek ter hoogte van Amerongen (dijkring 44) neemt de waterdiepte in het direct achter de primaire kering gelegen gebied binnen 10 uur toe tot 1,5 à 2 m. De dichtstbijgelegen plaats (Wijk Bij Duurstede), wordt al na 5 uur bereikt. Het water stroomt richting Utrecht, waar het wordt tegengehouden door de A12 en de hoge ligging van de stad zelf. Ten gevolge hiervan stroomt het water over het Amsterdam- Rijnkanaal heen richting Schalkwijk. Een deel van het water stroomt via het Amsterdam- Rijnkanaal in noordelijke richting. Doordat het water in het Amsterdam-Rijnkanaal stijgt stroomt het na 1 dag en 6 uur ten noorden van Utrecht, nabij Breukelen, over de oostelijke kanaaldijk. Ruim 2 dagen na de doorbraak stroomt het water nabij de kruising met de A12 ook over de westelijke kanaaldijk. De A2 keert het water dan nog voor enige tijd (Figuur 4.2b). Een kleine dag later stroomt het water over de A2 meer naar het westen toe. Nieuwegein is dan voor een groot deel overstroomd, mede door de compartimenterende werking van de A2. Vervolgens stroomt het water door langs de A12 in westelijke richting. In dijkring 44 verspreidt de vloedgolf zich tegelijkertijd in noordelijke richting. 14 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

33 a b c d Figuur 4.2 e f Overstroomd oppervlak op verschillende tijdstippen na een doorbraak bij Amerongen (a) 18 uur, (b) 2 dagen en 19 uur, (c) 4 dagen en 18 uur, (d) 6 dagen, (e) 7 dagen en 6 uur, (f) 12 dagen en 16 uur (einde simulatie) 4.2 Hoogtetoets c-keringen Inleiding Hoewel de formele hoogtetoets voor de c-keringen wordt uitgevoerd door de beheerders, volgt hier een globale verkenning met behulp van hoogtegegevens aangeleverd door de beheerders van de c-keringen en de hoogtegegevens zoals ze in het SOBEK model verwerkt zijn. Om de benodigde hoogte van de c-keringen te bepalen is het SOBEK-model gedraaid met een zeer grote dijkhoogte (>100m) langs de Hollandsche IJssel en het Amsterdam- Rijnkanaal, zodat ze het water te allen tijde keren. De waterstanden die vervolgens in het model berekend worden, zijn de waterstanden die optreden wanneer de c-keringen voldoende hoog zijn om het water te keren. De gebruikte afvoergolven in het model zijn de HCR2006 golven met een overschrijdingskans van 1:1.250 per jaar (voor het Amsterdam- Rijnkanaal), 1:2.000 per jaar (voor de Hollandsche IJssel) en 1: per jaar (beide c- keringen). De bijbehorende afvoergolven zijn te vinden in hoofdstuk 3. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 15

34 De resultaten van de modelberekeningen zijn op basis van locatie gecombineerd met de hoogtemetingen van de waterschappen. Ofwel: voor ieder meetpunt op een c-kering is de bijbehorende waterstand opgezocht in het overstromingsmodel. De waarden zijn in grafieken geplot. De hoogte van de c-kering zoals waargenomen in het SOBEK model is eveneens weergegeven in de grafiek. Op deze wijze kan worden bekeken of het hoogtegrid in het model de juiste informatie bevat. Tot slot zijn de toetspeilen zoals vermeld in het randvoorwaardenboek voor de waterkeringen categorie c in de grafiek getekend. De kilometernummering langs de x-as van de lengteprofielen is terug te vinden in Figuur 4.3. Figuur 4.3 Kilometeraanduiding langs de c-keringen tussen dijkring 14, 15 en 44 (bron: HRC 2006, Hollandsche IJssel Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2009) Voor de toetsing van de c kering langs de Hollandsche IJssel zijn de modelresultaten van een doorbraak bij Lopik gebruikt. In Figuur 4.4 zijn de waterstanden te zien zoals berekend bij een afvoer met een overschrijdingskans van 1:1.250, 1:2.000 en 1: per jaar. De toetshoogte uit het randvoorwaardenboek is weergegeven ter vergelijking. Naast de berekende waterstand zijn ook de hoogtepunten van de kering weergegeven zoals aangeleverd door de beheerders (blauwe punten, Hmeet) en geschematiseerd in het model (oranje punten, Hraster). De spreiding in de hoogtepunten van de kering komt vooral doordat niet altijd het hoogste punt van de kering is weergegeven. Toch geven de punten wel een aardige indicatie van de hoogte van de kering. 16 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

35 Langsprofiel Hollandsche IJssel Hmeet Hraster Hmaxc1:1250 Hmax 1:2000 Hmax 1:10000 Toetspeil HCR Hoogte (mnap) afstand vanaf het Amsterdam Rijnkanaal (m) Figuur 4.4 Langsprofiel van de Hollandsche IJssel vanaf het Amsterdam Rijnkanaal (rechts) tot Kralingscheveer (links). Op ca.30km ligt Gouda. Hmeet = gemeten hoogten waterkering zoals aangeleverd door waterschappen, Hraster = hoogten zoals in het model, Hmax 1:10000= waterstand op de Hollandsche IJssel bij golf van 1:10000 begrensd op een afvoerdebiet van ca. 16:500 bij Lobith en een doorbraak bij Lopik, Hmax 1:2000 en Hmax 1:1250 waterstand op Hollandsche IJssel bij afvoeren met kans van voorkomen van resp. 1:2000 en 1:1250 per jaar. Twee belangrijke verschillen zijn waarneembaar in Figuur 4.4 tussen het toetspeil en de waterstanden berekend in deze studie: 1 de toetshoogte in de Hollandsche IJssel ten westen van de Waaiersluis vertoont een heel ander verloop dan de berekende waterstanden; 2 de berekende waterstand uitgaande van een maximum afvoergolf met kans van voorkomen van 1: leidt tot een veel lagere waterstand dan het toetspeil volgens HRC Het verschil in waterstandsverloop ten westen van de Waaiersluis wordt veroorzaakt door de factoren die al dan niet zijn meegenomen om de maximum waterstand te bepalen. In de SOBEK berekeningen is alleen gekeken naar het effect van een doorbraak bij Lopik. Ofwel: er is alleen rekening gehouden met hoge afvoeren op de Lek. Voor het vaststellen van de toetspeilen is ook gekeken naar het effect van windkracht, windrichting e.d. Voor het gebied ten westen van de Waaiersluis geldt dat de maximum waterstand wordt bereikt tijdens stormcondities en niet tijdens hoge afvoeren op de Rijn en Maas. De storm leidt tot opstuwing van het water in oostelijke richting. Dit resulteert in de hoge waterstand tegen de Waaiersluis. In het westelijke deel is aangenomen dat het toetspeil nooit lager kan zijn dan het niveau waarop een maalstop wordt afgekondigd: NAP 2,6 m. Ten slotte verdient de relatief lage maximale waterstand ten oosten van de Waaiersluis (rond km 31) nog enige uitleg. Het betreft een soort kantelpunt tussen het westelijke deel van de Hollandsche IJssel waar de maximum berekende waterstand bepaald wordt door opstuwing en/of instroming van water vanuit de Nieuwe Maas en het oostelijke traject waar de maximum Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 17

36 berekende waterstand het gevolg is van water dat bij Lopik in dijkring 15 is gestroomd en uit eindelijk de Hollandsche IJssel bereikt. Figuur 4.5 toont het berekende waterstandsverloop voor drie locaties in de Hollandsche IJssel (km 25, km 32, en km 35). In het meest benedenstroomse punt, hier aangegeven als km 35, is het effect van het getij duidelijk waarneembaar. Daarnaast is een langdurigere stijging van de waterstand waarneembaar tussen 5 en 10 januari. Deze langdurige stijging is veroorzaakt door het hoogwater op de Lek dat de monding van de Hollandsche IJssel passeert en leidt tot een maximum waterstand van ongeveer NAP 1,95 m. In het meest bovenstrooms gelegen punt (hier aangegeven als km 25) is de getijwerking minder groot. Ook hier is een toename van de waterstand te zien rond 8 januari, die wordt veroorzaakt door het passeren van het hoogwater op de Lek langs de monding van de Hollandsche IJssel. Na 13 januari bereikt het water dat bij Lopik door de bres is gestroomd de Hollandsche IJssel. Dit leidt op deze locatie tot een veel sterkere toename in waterstand. De maximum waterstand wordt rond 20 januari bereikt en bedraagt ongeveer NAP 2,25 m. Op het kantelpunt is de waterstandstoename als gevolg van het passeren van het hoogwater langs de monding van de Hollandsche IJssel minder sterk dan bij het benedenstroomse punt. Tegelijkertijd leidt het passeren van het water dat via dijkring 15 in de Hollandsche IJssel is gekomen tot minder hoge waterstanden dan in het meer bovenstrooms gelegen punt. De waterstand blijft daardoor gedurende de hele berekening lager. Anders gezegd is bovenstrooms in de Hollandsche IJssel de aanvoer van water vanuit dijkring 15 bepalend voor de maximum waterstand terwijl dit meer benedenstrooms de opstuwing door de waterstand in de Lek is. Rond het kantelpunt zijn beide effecten min of meer even groot, maar minder sterk waarneembaar Uitleg verloop maximum waterstand Hollandsche IJssel waterpeil (mnap) Jan 06-Jan 08-Jan 10-Jan 12-Jan 14-Jan 16-Jan 18-Jan 20-Jan 22-Jan 24-Jan invloed waterstand Lek bepalend (km 35) invloed aanvoer over land en waterstand Lek gelijk (km 32) invloed aanvoer over land uit dijkring 15 bepalend (km 25) Figuur 4.5 Waterstandsverloop berekend met SOBEK voor 3 locaties in de Hollandsche IJssel De reden voor de 0,4 m lagere waterstand in onze modelsimulaties ten opzichte van het toetspeil is niet exact bekend. Beide waarden zijn gebaseerd op dezelfde hydraulische uitgangspunten. Wel is voor het vaststellen van het toetspeil gebruik gemaakt van meerdere doorbraaklocaties. Echter, omdat een doorbraak bij Lopik een worst case scenario is, zou het toetspeil naar verwachting niet boven de in deze studie berekende waterstand moeten liggen. Mogelijk is voor de simulaties gebruik gemaakt van een verschillende doorbraaklocatie, 18 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

37 waardoor het verschil in buitenwaterstand en maaiveldniveau binnendijks kleiner is in de simulaties uitgevoerd in deze studie dan bij de studie die ten grondslag ligt aan de HRC 2006 randvoorwaarden. Een verschil in verhang resulteert in verschillende stroomsnelheden door de bres en daarmee in verschillen in bresgroei. Hoe groter het verhang door de bres, hoe hoger de snelheid, en des te sneller de bres zal groeien. Dit leidt tot een groter instroomdebiet en daarmee tot hogere waterstanden. Ook zouden de aanpassingen die zijn doorgevoerd in het Randstadmodel (verbinden Hollandsche IJssel) van invloed kunnen zijn. Tot slot wordt opgemerkt dat in het kader van de Compartimenteringstudie een simulatie is uitgevoerd met een doorbraak nabij Lopik en een 1: afvoergolf afgetopt op m 3 /s in plaats van m 3 /s bij Lobith. Dit is dus een extremere situatie. Deze simulatie gaf de waarde NAP 3,25 m als waterstand op de Hollandsche IJssel, wat overeenkomt met het toetspeil. Met betrekking tot de hoogte van de c-kering blijkt uit Figuur 4.4 dat het bovenstroomse deel van de dijk langs de Hollandsche IJssel globaal tussen Hekendorp (gelegen bij de Prinsendijk, 4 km ten westen van Oudewater) en de aansluiting met het Amsterdam Rijnkanaal niet voldoende hoog is om het water in dijkring 15 te keren. Zelfs niet bij een afvoergolf met een kans van voorkomen van 1:1250. De berekende waterstand is weergegeven tot het punt waar de c-kering afbuigt van de dijk langs de Hollandsche IJssel. Uit de modelresultaten blijkt dat de waterstand echter in het gehele gebied min of meer gelijk is. De lijn kan worden doorgetrokken Amsterdam-Rijnkanaal Voor de toetsing van de c-kering langs het Amsterdam Rijnkanaal zijn de modelresultaten van een doorbraak bij Amerongen gebruikt. Ook hier is uitgegaan van een hoogwater met kans van voorkomen gelijk aan de norm van de dijkring (1:1.250) en aan de norm van de c- kering (1:10.000). De resultaten zijn weergegeven in Figuur 4.6. De in deze studie berekende waterstanden bij een doorbraak te Amerongen zijn veel hoger dan het berekende toetspeil. Het toetspeil is gebaseerd op een reeks simulaties met verschillende doorbraaklocaties. Ook wanneer de nieuwe simulaties worden vergeleken met de gesimuleerde doorbraak te Amerongen die gebruikt is in het randvoorwaardenboek blijven de nieuwe waterstanden te hoog. Dit komt door een groot verschil in gesimuleerde bresbreedte en daarmee ook het gesimuleerde instroomvolume, dat mogelijk samenhangt met een andere doorbraaklocatie (groter verhang). Verschillen in berekende waterstanden in het noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal (km 40-45) hangen vooral samen met de mogelijkheid water af te voeren naar het Markermeer. Bij de som met een afvoergolf met een overschrijdingskans van 1:1.250 per jaar is geen water afgevoerd naar het Markermeer. Bij de 1: afvoergolf is dit wel het geval. Hoewel de gebeurtenis extremer is, blijven de waterstanden in het benedenstroomse deel van het Amsterdam-Rijnkanaal lager (Figuur 4.6). Uit Figuur 4.6 wordt zichtbaar dat het bovenstroomse gedeelte van de westelijke kanaaldijk onvoldoende hoog is om het water te kern. Tussen de Beatrixsluis en de A12 (km 4 tot 8) is de kering 0,8 m tot ruim 1 m te laag afhankelijk van het gekozen waterstandsverloop. Ook het traject ten westen van Utrecht tot aan Maarssen (km 11 tot 20) is duidelijk te laag. Benedenstrooms van Maarssen wisselen trajecten met voldoende en onvoldoende hoogte elkaar af (het toetspeil en de met SOBEK berekende waterstanden vallen min of meer samen met de gemiddelde hoogte van de kering). Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 19

38 Langsprofiel Amsterdam Rijnkanaal (RWS) Hoogte (mnap) Hmeet Hraster Hmax 1250 (geen storage MM) Hmax (wel storage MM) Toetspeil HCR afstand vanaf Beatrixsluis (m) Figuur 4.6 Langsprofiel van het Amsterdam Rijnkanaal vanaf Nieuwegein tot Amsterdam. Hmeet = gemeten hoogten, zoals aangeleverd door Rijkswaterstaat, Hraster = hoogten zoals in het model op de locatie van het meetpunt, Hmax 1250 = waterstand op het ARK bij golf van 1:1250, een doorbraak bij Amerongen en geen berging gemodelleerd voor het Markermeer, Hmax = waterstand op het ARK bij golf van 1: met een maximum van bij Lobith, een doorbraak bij Amerongen en een oppervlak van het Markermeer van 700 km Overstromingskans Voorgaande tekst geeft een beeld van de gevolgen indien zich een doorbraak voordoet vanuit de Nederrijn Lek. Het antwoord op de vraag hoe groot de kans is dat een dergelijke overstroming daadwerkelijk optreedt is moeilijker te beantwoorden. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de informatie zoals verstrekt door de beheerders van de betreffende dijken (het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden) en zoals geschat in het kader van de projecten WV21 en Nederland Later Dijkring 15 Delen van de Lekdijk in het westelijk deel van dijkring 15 voldoen op dit moment niet aan de norm. In het gebied van de Krimpenerwaard vinden op dit moment dijkversterkingswerkzaamheden plaats om er voor te zorgen dat de dijk aan een 1:2.000 norm voldoet. De belangrijkste problemen zijn gerelateerd aan macrostabiliteit en opdrijving (zie ook hoofdstuk 7.2.6, met daarin meer informatie over de lopende dijkverzwaringswerkzaamheden zoals gegeven door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard). 20 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

39 Uit informatie van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden blijkt dat het oostelijk deel van dijkring 15 vrijwel over de hele lengte minimaal als voldoende is getoetst. Uitzondering hierop is een traject van ongeveer 1 km lengte waar de grasbekleding niet voldoet. Over ongeveer 1 km is geen oordeel over de macrostabiliteit. De hoogte in dit traject is overal "goed" getoetst. De gemiddelde overhoogte is 40 cm. De dijk is ontworpen op een maatgevende afvoer van m3/s. Op het gebied van piping volgen geen problemen uit de toetsing, echter tijdens hoogwater zijn er wel plekken die met het oog op piping extra aandacht behoeven. Dit is het geval bij Jaarsveld en langs het Lekkanaal. Uit VNK volgt voor heel dijkring 15, dat 13 van de 82 dijkvakken een hoge faalkans geven voor het mechanisme piping en opdrijven. De exacte overstromingskans is niet bekend bij de beheerders, maar op basis van bovenstaande informatie mag worden verondersteld dat de dijken in 2015 minimaal aan de norm (1:2.000) zullen voldoen. In de studie NL Later voor het Milieu- en NatuurPlanbureau (Klijn et al., 2007) was de actuele overstromingskans van dijkring 15 op 1:1.000 per jaar geschat (ondergrens 1:100, bovengrens 1:10.000). Deze relatief grote kans is het gevolg van de toen bekende problemen met piping en macrostabiliteit met name in het westelijk deel van de dijkring. Voor 2020 beredeneren Klijn et al. (2007) een afname van de overstromingskans tot orde 1:5.000 (ondergrens 1:1.000, bovengrens 1:50.000). Deze afname komt doordat is aangenomen dat de dijkversterking in 2020 is afgerond en de dijken dus minimaal voldoen aan de norm. Omdat de dijken ontworpen zijn om de maatgevende afvoer met een kans van voorkomen van 1:2.000 per jaar te keren mag worden verondersteld dat de werkelijke faalkans kleiner is dan 1:2.000 en wel orde 1: Dijkring 44 Uit informatie van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden blijkt dat de Nederrijn- en Lekdijk van dijkring 44 volledig "voldoende of goed" getoetst is. De overhoogte van de dijktrajecten die beheerd worden door het hoogheemraadschap is minimaal 40 cm tot meer dan 1 meter. De dijk is ontworpen op een maatgevende afvoer van m 3 /s bij Lobith die is afgetopt tot m 3 /s om tot de belasting voor de Lek te komen. De kering zou dus theoretisch moeten voldoen aan een norm van 1: In de huidige situatie leiden macrostabiliteit en piping nergens tot problemen. Wel wordt door de Provincie Utrecht opgemerkt dat de overhoogte ter plaatse van de voorhavendijken en kunstwerken die in het beheer zijn bij Rijkswaterstaat directie Utrecht slechts 0,1 m bedraagt. Hoewel ook voor dijkring 44 de actuele overstromingskans onbekend is, lijkt bovenstaande informatie erop te wijzen dat deze kleiner is dan volgens de norm zou moeten en wellicht richting de 1: nijgt. Klijn et al. (2007) hanteren voor dijkring 44 in de huidige situatie een overstromingskans van 1: (ondergrens 1:20.000, bovengrens 1: ). Deze kans is zo klein verondersteld omdat de dijk ontworpen is op een hogere maatgevende afvoer. Bovendien wordt de kans dat een maatgevende afvoer op deze locatie optreedt zeer klein verondersteld. Dit komt doordat veel bovenstrooms gelegen dijkringen een veel minder sterke kering hebben. Dit zou betekenen dat andere dijkringen, zoals de Betuwe, Tieler- en Culemborgerwaarden, eerder overstromen. Dit ontlast de dijk ter hoogte van dijkring 44 (positieve systeemwerking). Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 21

40 Voor 2020 veronderstellen Klijn et al. (2007) een grotere overstromingskans in de orde van 1: ((ondergrens 1:10.000, bovengrens 1: ). Deze toename komt vooral doordat de dijken langs bovenstrooms gelegen dijkringen zullen worden versterkt. Hierdoor neemt de positieve systeemwerking voor dijkring 44 af. Daarnaast zullen in dijkring 44 geen aanvullende maatregelen worden uitgevoerd omdat de keringen reeds op orde zijn. 4.4 Conclusies Vooruit lopend op de formele toetsing van de c-keringen tonen de resultaten van overstromingssimulaties aan dat de c-keringen tussen dijkring 14, 15 en 44 onvoldoende hoog zijn om het water bij een doorbraak langs de Nederrijn/Lek te keren. In Figuur 4.7 en Figuur 4.8 is in kleur aangegeven welk verschil er zit tussen de gemeten dijkhoogte en de met SOBEK berekende waterstand. Groen betekent dat de gemeten dijkhoogte hoger is dan de berekende waterstand. Bij de oranje kleuren is de dijk ongeveer 0,5m te laag. Bij de rode kleuren bedraagt het verschil meer dan 1,0 m. Gouda Oudewater Nieuwegein Capelle ad IJssel Dijktoets golf2000 golf2000 dijk hoog genoeg dijk minder dan 0,5 m te laag dijk meer dan 0,5 m te laag spoor hoofdweg Gouda Oudewater Nieuwegein Capelle ad IJssel Dijktoets golf golf dijk hoog genoeg dijk minder dan 0,5 m te laag dijk meer dan 0,5 m te laag spoor hoofdweg Figuur 4.7 Vergelijking hoogteligging c-kering langs de Hollandsche IJssel en de met SOBEK berekende waterstanden (overschrijdingskans 1:2.000 en 1:10.000) 22 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

41 Dijktoets golf1250 Dijktoets golf <all other values> <all other values> Weesp golf1250 dijk hoog genoeg Weesp golf10000 dijk hoog genoeg dijk meer dan 0,5 m te laag dijk minder dan 0,5 m te laag dijk minder dan 0,5 m te laag dijk meer dan 0,5 m te laag dijkhoogte onbekend dijkhoogte onbekend spoor spoor hoofdweg hoofdweg Breukelen Breukelen Utrecht Utrecht NIeuwegein NIeuwegein Figuur 4.8 Vergelijking hoogteligging c-kering langs het Amsterdam-Rijnkanaal en de met SOBEK berekende waterstanden (overschrijdingskans 1:1.250 en 1:10.000) Trajecten waar de hoogte van de c-keringen onvoldoende is doen zich vooral voor langs de Hollandsche IJssel bovenstrooms van de Prinsendijk en langs het Amsterdam Rijnkanaal tussen Nieuwegein en de A12 en Utrecht-west en Maarssen. Hier komen verschillen tussen het benodigde niveau en het gemeten niveau voor van ruim meer dan 1m. Hoewel de formele toetsing door de beheerders nog dient te worden uitgevoerd, duiden de resultaten van deze studie erop dat de c-keringen moeten worden opgehoogd om aan de norm te voldoen. Als alternatief kunnen maatregelen worden bedacht waardoor de huidige hoogteligging misschien wel voldoende is, of de vereiste ophoging minder zal zijn. Deze maatregelen worden beschreven in het volgende hoofdstuk. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 23

42 24 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

43 5 Inventarisatie mogelijke maatregelen 5.1 Inleiding Dijkring 14, Centraal Holland, heeft een hoog veiligheidsniveau met een normfrequentie van 1: Uit voorgaande studies en het voorgaande hoofdstuk is gebleken dat de dijken die de dijkring begrenzen niet overal aan de bijbehorende toetsingscriteria voldoen. Zo overstromen de c-keringen aan de zuid- en oostkant van dijkring reeds bij waterstanden die lager zijn dan de waterstanden berekend onder maatgevende condities. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van maatregelen die bij kunnen dragen aan de bescherming van de achterkant van dijkring 14. Ophogen van de categorie c-keringen is één van de maatregelen, maar er zijn ook andere maatregelen denkbaar die bijvoorbeeld gericht zijn op het verlagen van de waterstand in de aangrenzende dijkringen. De mogelijke maatregelen zijn ingedeeld naar de locatie waar ze worden uitgevoerd, te weten: binnen of op de grens van dijkring 14; binnen of op de grens van de aangrenzende dijkringen 15 en 44 buiten het studiegebied (i.e. elders in het rivierengebied). Mogelijke aanpassingen buiten het onderzoeksgebied die van invloed kunnen zijn op de waterstand in dijkring 15 en 44 worden wel in beschouwing genomen, maar niet in detail uitgewerkt. Te denken valt dan o.a. aan de afspraken gemaakt in het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier, of de voorstellen van de Deltacommissie voor aanpassingen in het benedenrivierengebied. Deze aanpassingen hebben gevolgen op een veel grotere schaal (vaak een groot deel van het rivierengebied). Ook spelen meer belangen en afwegingen een rol dan het voorkomen van overstroming van de c-keringen langs de Hollandsche IJssel en het Amsterdam-Rijnkanaal. Aanpassingen die buiten het onderzoeksgebied kunnen worden getroffen worden daarom niet nader verkend. Wel wordt aangegeven of deze grootschalige aanpassingen van invloed zijn op de effectiviteit van de onderzochte maatregelen. 5.2 Mogelijke maatregelen in, of op de grens van dijkring 14 Maatregelen die getroffen worden in, of op de grens van dijkring 14 zijn er op gericht het water buiten te houden en zo de norm van 1: te kunnen waarborgen. De volgende maatregelen komen hiervoor in aanmerking: 1 c-keringen langs de Hollandsche IJssel en/of het Amsterdam Rijnkanaal verhogen; 2 aanwijzing boezemkaden binnen dijkring 14 als categorie c-kering. Ophoging van de c-keringen is de referentiemaatregel waartegen alle alternatieve maatregelen worden afgezet. De tweede maatregel houdt in dat enkele boezemkades in het zuidoostelijk deel van dijkring 14 worden opgehoogd en versterkt zodat ze het water dat over de huidige c-keringen stroomt Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 25

44 kunnen keren. Het zuidoostelijke deel van dijkring 14 krijgt daarmee dezelfde norm als de aangrenzende dijkringen, die lager is dan de norm van dijkring Mogelijke maatregelen in, of op de grens van de aangrenzende dijkringen 15 en 44 Maatregelen die getroffen worden in, of op de grens van de aangrenzende dijkringen 15 en 44 zijn er op gericht de waterstand voor de categorie c-keringen te verlagen waardoor er geen water meer over de c-keringen stroomt. De volgende maatregelen komen hiervoor in aanmerking: 3 aanleg van een nieuwe dijk, parallel aan de bestaande dijk, die makkelijker inpasbaar is in het landschap en/of goedkoper is; 4 aanbrengen van uitlaatwerk in dijkring 15 ( te onderzoeken varianten: uitlaten van water naar Hollandsche IJssel of de Nieuwe Maas; uitlaatwerk met en zonder terugslagklep om instroming van water uit de Hollandsche IJssel en de Nieuwe Maas te voorkomen); 5 aanbrengen van extra uitlaatwerken in dijkring 44 (extra spui- of gemaalcapaciteit naar de Noordzee bij IJmuiden of naar het IJmeer); 6 vergroten van de afvoercapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal door het kanaal te verbreden of te verdiepen; 7 aanleg compartimenteringsdijk, bijvoorbeeld in het Kromme Rijn-gebied of door ophoging van de A12, zodat het water de c-kering niet bereikt; 8 onbezwijkbaar of overstroombaar maken van de primaire waterkering van dijkring 15 en/of 44 zodat er minder water het gebied in stroomt en de waterstand lager blijft; 9 samenvoegen van dijkring 14, 15 en 44 met een gelijke norm waardoor de c-keringen hun functie verliezen (aangenomen wordt dat de norm van de samengevoegde dijkring 1: bedraagt). Voor laatst genoemde maatregel wordt ook nog een variant in beschouwing genomen door slechts een deel van dijkring 15 bij dijkring 14 en 44 te voegen. Het westelijk deel van dijkring 15 (ten westen van de Vlist of de provinciale weg ten westen van de Vlist) behoudt de huidige norm. Het idee hierachter is dat het oostelijk deel van dijkring 15 gedomineerd wordt door hoge rivierafvoeren, terwijl hoge waterstanden bij het benedenstroomse deel het gevolg zijn van stormvloeden. Deze zijn van kortere duur, waardoor de waterdiepten in het gebied mogelijk beperkt blijven en de c-keringen niet overstromen. De aanleg van een bypass ten oosten van Utrecht om het Amsterdam-Rijnkanaal te ontlasten is wel als mogelijke maatregel overwogen maar zal niet nader worden verkend omdat deze maatregel zo ingrijpend is dat niet snel tot uitvoering zal worden overgegaan. Het vergroten van de afvoercapaciteit van de Hollandsche IJssel wordt evenmin in beschouwing genomen. In de huidige situatie is de afvoercapaciteit zo klein dat een omvangrijke verbreding nodig zou zijn om te kunnen spreken van een effectieve maatregel. Dit wordt niet realistisch geacht. 5.4 Mogelijke ingrepen buiten het studiegebied Ingrepen die getroffen worden buiten het studiegebied hebben veelal een ander doel dan het verkleinen van de overstromingskans van de c-keringen tussen dijkring 15 en 44 enerzijds en dijkring 14 anderzijds. Ze kunnen echter wel van invloed zijn hierop. Dit betekent dat ze wel in beschouwing moeten worden genomen bij het beoordelen van bovenstaande maatregelen. 26 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

45 Het gaat hierbij om de volgende aanpassingen: 10 aanpassing afvoerverdeling bij de splitsingspunten bij afvoeren boven de m 3 /s te Lobith; 11 afsluitbaar open, water uit de Lek afvoeren naar de Merwede. Binnen de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier is vastgesteld dat de procentuele afvoerverdeling over de verschillende Rijntakken bij de maatgevende rivierafvoer van m³/s gehandhaafd blijft. Bij een verdere toename van de maatgevende rivierafvoer boven m³/s wordt de extra afvoer verdeeld over de Waal en de IJssel (zie de Planologische Kernbeslissing deel 4 ruimte voor de rivier, 2006). Vrij vertaald betekent dit dat de afvoer op de Nederrijn/Lek maximaal m 3 /s bedraagt, ongeacht de hoogte van de afvoer bij Lobith. Dit besluit beperkt het volume water dat bij een doorbraak vanuit de Lek het achterliggende gebied instroomt. Extra sturing op de splitsingspunten om bij een dreigende doorbraak de afvoerverdeling te wijzigen zou een positief effect hebben op de overstromingskans. Echter, gezien de omvang van deze aanpassing lijkt het niet realistisch dat dit wordt uitgevoerd voor In deze studie wordt met deze mogelijkheid dan ook geen rekening gehouden. De maatregel afsluitbaar open is gebaseerd op aanbeveling nr. 10 van de Deltacommissie (Deltacommissie, 2008). In de mogelijke invulling van de afsluitbaar open variant voor het Rijnmondgebied zoals weergegeven in het achterliggende rapport is sprake van zes beweegbare keringen die het Rijnmondgebied beschermen tegen hoogwater vanaf de zee en de rivier. De extreme afvoeren van de Rijn en de Maas moeten dan via de Zuidwestelijke delta worden afgevoerd (Figuur 5.1). Figuur 5.1 Schematische weergave van de maatregel afsluitbaar open Rijnmond (bron: Buijs, 2008) De bypass tussen de Lek en de Merwede zou de Lekdijk bij dijkring 15 aanzienlijk ontlasten. Indien de afvoercapaciteit voldoende groot is zou ook een positief effect merkbaar kunnen zijn op de Nederrijn / Lek ten noorden van Vianen. De vraag is echter of een waterstandsdaling hier haalbaar is gezien het geringe verhang over de bypass. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 27

46 Bij het bespreken van de robuustheid van de maatregelen (zie beoordelingskader in hoofdstuk 6) worden deze (mogelijke) ingrepen in beschouwing genomen. Dit geldt ook voor de optie die is voorgesteld door de Provincie Zuid Holland om water uit de Lek af te laten via de Diefdijk en de Hollandsche waterlinie naar de Linge. 5.5 Conclusie De negen mogelijke maatregelen die getroffen kunnen worden in dijkring 14 of in de aangrenzende dijkringen 15 en 44 worden verder uitgewerkt. Mogelijke aanpassingen buiten het onderzoeksgebied die van invloed kunnen zijn op de waterstand in dijkring 15 en 44 worden wel in beschouwing genomen, maar niet in detail uitgewerkt. 28 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

47 6 Beoordelingskader De maatregelen worden beoordeeld volgens het beoordelingskader dat is ontwikkeld voor de Compartimenteringstudie. Hieraan is het criterium maatschappelijke onrust toegevoegd. De volgende beoordelingscriteria worden gehanteerd. 6.1 Hydraulische effectiviteit Dit criterium geeft aan in hoeverre de maatregel bijdraagt aan het voorkomen van overstroming van de c-keringen. Daarbij wordt het effect op het overstroomd oppervlak en de berekende waterdiepten in dijkring 15 en 44 eveneens besproken om aan te geven of de maatregel nadelige gevolgen heeft voor deze dijkringen ( afwentelen ). 6.2 Getroffen personen en slachtoffers Voor het bepalen van het aantal getroffen personen en het aantal slachtoffers wordt gebruik gemaakt van de zogeheten Schade- en SlachtofferModule van het HoogwaterInformatie- Systeem (HIS-SSM). In hoeverre bij een overstroming slachtoffers vallen is sterk afhankelijk van een tijdige, succesvolle evacuatie van het gebied. Het HIS-SSM houdt hier geen rekening mee. Voor het rivierengebied zijn er in beginsel goede mogelijkheden tot evacuatie en kan/zal het aantal slachtoffers van een overstroming naar verwachting beperkt blijven. Bij een doorbraak vanuit zee of het IJsselmeer zal preventieve evacuatie op grotere problemen stuiten. Hoe succesvol een evacuatie zal verlopen is op voorhand moeilijk te voorspellen. Dat neemt niet weg dat een schatting van het aantal slachtoffers zonder evacuatie wel een indicatie vormt voor de mogelijke gevolgen van een overstroming en de kans op slachtoffers. Bij de beoordeling van de maatregelen wordt aangegeven in hoeverre sprake is van een toeof afname van de kans op slachtoffers. Ook wordt aangegeven of de maatregel invloed heeft op het aantal te evacueren personen en/of de afstand waarover deze geëvacueerd dienen te worden. Afhankelijk van de vordering bij het project WV21 zal ook worden getracht een uitspraak te doen over het effect van de maatregel op het groepsrisico en het individueel risico. 6.3 Economische aantrekkelijkheid Voor de kosten-batenanalyse is aangesloten op de kosten-batenanalyse van de RBSOstudie, de Compartimenteringstudie en WV21. Voor de bepaling van de baten/kostenverhouding wordt gekeken naar het eerstejaarsrendement in het referentiejaar 2015; dat is het moment waarop de primaire keringen op orde zouden moeten zijn en een eventuele maatregel op z n vroegst gerealiseerd kan zijn. Het eerstejaarsrendement is daarbij gedefinieerd als de verhouding tussen de gemiddelde jaarlijkse baten en de jaarlijkse kosten. Een baten/kostenverhouding groter dan 1 betekent dat de maatregel financieel aantrekkelijk is. De baat is dan groter dan de investeringskosten. Bij een verhouding kleiner dan 1 is de maatregel financieel niet aantrekkelijk omdat de investeringskosten niet opwegen tegen de verwachte baat. Om de jaarlijkse kosten te kunnen bepalen worden vooraf eerst de investeringskosten voor de aanleg bepaald. Voor de verschillende maatregelen zijn de kosten globaal geraamd. Dit is gedaan met kostenkentallen zoals gebruikt in de RBSOstudie (2004), de Compartimenteringstudie (2008) en WV21 (2008). Voor het omrekenen van investeringskosten naar jaarlijkse Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 29

48 kosten wordt uitgegaan van een disconteringsvoet van 2,5 %. Bij het bepalen van de totale jaarlijkse kosten wordt daarnaast rekening gehouden met beheer- en onderhoudskosten gelijk aan 1% van de investeringskosten. De jaarlijkse baten worden afgeleid uit de vermeden economische schade. De vermeden schade tijdens een overstroming is bepaald met de HIS Schade en Slachtoffer Module. De berekende schade betreft zowel directe als indirecte schade. HIS-SSM bevat niet alle schaden. Zo ontbreken de kosten van evacuatie, hulpverlening, schoonmaak, herstel, uitval van weg- en spoorverbindingen en van uitval van nutsvoorzieningen en communicatieverbindingen. Voor deze schadeposten wordt een toeslag van 16% toegepast. De toeslag voor (immateriële) welzijnsschade wordt gewaardeerd op 30% van de financieeleconomische overstromingsschade. Meer informatie over de toeslagen is te vinden in Baan et al., 2008). Het grondgebruik in het HIS-SSM heeft nog betrekking op de situatie van Dit betekent dat ontwikkelingen van de laatste jaren niet goed zijn meegenomen. De schaden zullen daarmee enigszins worden onderschat. Het effect van toekomstige ontwikkelingen op de schade zal in de tekst worden besproken. Voor de bepaling van het eerstejaarsrendement in het referentiejaar 2015 moeten de schadebedragen worden omgerekend naar het jaar Daarbij is uitgegaan van een jaarlijkse economische groei van 2%. Dit bedrag wordt omgerekend naar een jaarlijkse baat door rekening te houden met de kans op een overstroming. In Nederland wordt in de normstelling en bij het ontwerpen van waterkeringen nog in hoofdzaak gewerkt met het begrip overschrijdingskans en niet met de overstromingskans. Volgens de huidige Wet op de Waterkering geldt voor de waterkeringen van dijkring 14, 15 en 44 een norm van respectievelijk 1:10.000, 1:2.000 en 1:1.250 per jaar ten aanzien van de overschrijdingskans van de maatgevende hoogwaterstand. De kans dat er ook daadwerkelijk water over de dijk heenstroomt of een bres optreedt, waardoor er een (onbeheerste) overstroming ontstaat, is echter kleiner; de dijk is immers ontworpen op het keren van deze waterstand. Over de werkelijke overstromingskans bestaat veel discussie. In deze studie wordt daarom aangenomen dat de overstromingskans gelijk is aan de norm van de betreffende dijkring. 6.4 Ruimtelijke kwaliteit Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het onder meer om de volgende criteria: Landschappelijke inpasbaarheid: de maatregelen verschillen in de mate waarin zij landschappelijk inpasbaar zijn. Belangrijk hierbij is de mate waarin wordt aangesloten op of wordt toegevoegd aan bestaande structuren. Perspectieven voor meekoppeling van functies: een maatregel kan een stimulans geven of gecombineerd worden met de ontwikkeling van bepaalde gebruiksfuncties. Aangegeven wordt voor welke functies perspectieven bestaan. 30 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

49 6.5 Robuustheid Robuustheid wil zeggen dat een systeem blijft functioneren, ook bij zeer zware en/of overbelasting. In die zin is robuustheid een soort performance indicator. Toegepast op overstromingsrisicobeheersing betekent het dat kan worden omgegaan met extremen (in neerslag, in hoogwaterafvoer, in stormsterkte), hetzij door deze onaangedaan te doorstaan (weerstand) hetzij door meegeven gevolgd door snel herstel (veerkracht). De robuustheid van de maatregel kan worden afgemeten aan de volgende criteria: Beheersbaarheid & onderhoudbaarheid: vanuit het beheer is er een behoefte aan een maatregel zonder ingewikkelde kunstwerken, opdat het functioneren van de maatregel niet afhankelijk is van (falend) menselijk handelen. Zo dient bij een compartimenteringsdijk het aantal kruisingen met hoofdwegen en grotere waterlopen tot een minimum beperkt te blijven. Gevoeligheid hydraulische randvoorwaarden: De maatregel is vooral beoordeeld onder de huidige maatgevende afvoer op de Rijn bij Lobith en voor een beperkt aantal dijkdoorbraaklocaties. Hoe goed de maatregel functioneert onder andere hydraulische condities zoals bij bovenmaatgevende afvoer, geeft verder een beeld van de robuustheid van het tracé. Hierbij wordt echter opgemerkt dat dit criterium voor dijkring 15 en 44 grenzend aan de Nederrijn/Lek minder relevant is dan voor sommige andere dijkringen. In de Langetermijnvisie PKB Ruimte voor de Rivier (2005) is namelijk gekozen voor een afvoerplafond voor de Nederrijn: al het water boven m 3 /s bij Lobith als gevolg van veranderende maatgevende hoogwaterafvoergolven (door bijv. klimaatverandering), wordt omgeleid via de IJssel en/of Waal, omdat de Lek benedenstrooms geen hogere afvoer aankan. 6.6 Flexibiliteit Met flexibiliteit wordt bedoeld dat aanpassing aan veranderende omstandigheden (zowel fysiek als sociaal-economisch: klimaatverandering, ruimtelijke ontwikkelingen in de regio e.d.) mogelijk blijft en dat men geen spijt krijgt van gedane zaken. Dat laatste is namelijk op te vatten als het afwentelen op toekomstige generaties, bijvoorbeeld als deze worden geconfronteerd met een onnodig grote schuldenlast, met een grote kwetsbaarheid, met irreversibele aantasting van natuur en landschap of met oplossingen die niet goed werken en die niet zijn aan te passen aan toekomstige behoeften. Met name de beperkingen voor de ruimtelijke ordening, denk aan de gevolgen voor de uitbreidingsmogelijkheden van stedelijk gebied, zijn hierbij van belang. 6.7 Maatschappelijke onrust Sommige maatregelen kunnen veel onrust veroorzaken omdat de uitvoering leidt tot een langdurige ontregeling van de dagelijkse gang van zaken, bijvoorbeeld doordat grote gebieden op de schop gaan. Ook wanneer de uitvoering van de nieuwe maatregel (bijv. verder ophogen of overstroombaar maken van een dijk) volgt op de recente uitvoering van een vergelijkbare ingreep (bijv. lopende dijkversterking om de dijk aan de norm te laten voldoen) kan dit op weerstand stuiten. De maatschappelijke weerstand zal hoger zijn naarmate de maatregel een grotere impact heeft op de leefomgeving en het dagelijks Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 31

50 functioneren van bewoners, en naarmate de maatregel moeilijker uit te leggen is. Bij dit laatste valt te denken aan het verlagen van de norm, en daarmee het beschermingsniveau, van een deel van een dijkring. 32 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

51 7 Beoordeling geselecteerde maatregelen 7.1 Mogelijke maatregelen in, of op de grens van dijkring Verhoging c-kering Hollandsche IJssel De primaire categorie c-kering die de zuidkant van dijkring 14 begrenst is de noordelijke dijk langs de Hollandsche IJssel, welke loopt van Capelle a/d IJssel naar Gouda en Oudewater (Figuur 7.2). In het oosten buigt het tracé af via de A12 en Leidsche Rijn naar Utrecht. Ten westen van Gouda ligt de kruin van de dijk op ongeveer NAP 4,0 m. Bovenstrooms van Oudewater bedraagt de hoogte ongeveer NAP 0,8 m. Het laagste punt bevindt zich bij de kruising met de A12, waar de kering onder een viaduct doorloopt (Figuur 7.1). Hier varieert de hoogte tussen de NAP 0,3 en 0,5 m (donker blauwe kleuren in Figuur 7.2). Figuur 7.1 Kruising van de c-kering tussen dijkring 14 en 15 met de A12. De provinciale weg ligt op de c- kering en gaat onder de A12 door (foto: Paul Neijenhuis). Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 33

52 Figuur 7.2 Categorie 1c waterkering langs de Hollandsche IJssel: de huidige grens tussen dijkring 14 en 15 Uit de computersimulaties is gebleken dat de kering onvoldoende hoog is om het water te keren wanneer zich een doorbraak voordoet bij Lopik. De kering moet over een lengte van ruim 25 km met 1,5 tot 2 m worden opgehoogd. Het ophogen van de c-kering kan worden beschouwd als de referentiemaatregel waarmee alle alternatieve maatregelen worden vergeleken. Hydraulische effectiviteit Om het effect van ophoging van de c-kering te bepalen is de hoogte van het de kering in het overstromingsmodel aangepast. Vervolgens zijn twee simulaties gedraaid, met een afvoer met een kans van voorkomen van respectievelijk 1:2.000 per jaar en 1: per jaar. De doorbraaklocatie bevond zich bij Lopik. Ophoging van de dijken langs de Hollandsche IJssel voorkomt dat het water over de categorie c-kering heen naar dijkring 14 stroomt. De omvang van het overstroomde gebied neemt daarmee af (Figuur 7.3). Wel neemt de waterdiepte in dijkring 15 met 0,8 m toe (uitgaande van maatgevend hoogwater (1:2000) en een doorbraak te Lopik). Bovenstrooms, nabij de A12 en de nog te realiseren wijk Rijnenburg, neemt de waterdiepte met 1,2 m toe en tegen het Amsterdam-Rijnkanaal plaatselijk zelfs met 2,5 m. Hierdoor komen plaatsen als Schoonhoven, Krimpen en vooral het noorden van Nieuwegein dieper onder water te staan. Max. waterdiepte (m) Leiden Breukelen Zoetermeer Utrecht Gouda NIeuwegein Capelle ad IJssel Figuur 7.3 a b Maximum waterdiepte bij een doorbraak te Lopik onder maatgevende omstandigheden (a) in de huidige situatie, (b) na ophoging van de c-kering langs de Hollandsche IJssel 34 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

53 De relatief grote ruimtelijke verschillen in toename in waterdiepte hangen samen met de manier waarop dijkring 15 overstroomt. In de huidige situatie loopt het gebied ten oosten van de Vlist als eerste onder water (Figuur 7.4 a). Al snel stroomt het water over de Vlist heen naar het westen. Omdat het oostelijk deel van de dijkring hoger ligt wordt dit ontzien. Pas wanneer het waterniveau in dijkring 15 voldoende hoog is gestegen stroomt het water in het oostelijk deel van de dijkring over de dijken van de Hollandsche IJssel heen (Figuur 7.4 c). In de huidige situatie gebeurt dat naar het oostelijk deel van dijkring 15 (Rijnenburg) maar ook naar dijkring 14. Wanneer men de c-kering verhoogt kan het water niet meer naar dijkring 14 wegstromen, waardoor er meer water naar het oostelijk deel van dijkring 15 wordt geperst, Dit heeft onder meer tot gevolg dat Rijnenburg dieper onder water komt, maar ook dat er meer water onder de A2 doorstroomt naar Nieuwegein. De voorkeursstromingsrichting is in de huidige situatie blijkbaar meer richting dijkring 14 dan naar Nieuwegein. Na ophoging van de c-kering wordt deze route geblokkeerd en is het water gedwongen richting Nieuwegein te stromen. a b Figuur 7.4 c d Overstromingsverloop in de huidige situatie (a) 7 uur na de doorbraak (water stroomt over de kade langs de Vlist naar het westen) (b) ruim 2 dagen na de doorbraak (de relatief hoge ligging en de kaden langs de Hollandsche IJssel keren in het oostelijk deel het water) (c)na ruim 4 dagen (water stroomt over de Hollandsche IJssel naar het oostelijk deel van dijkring 15 maar ook naar dijkring 14 (d) na 5 dagen (water stroomt via enkele viaducten onder de A2 naar Nieuwegein) Getroffen personen en slachtoffers Het ophogen van de dijken langs de Hollandsche IJssel leidt tot een sterke afname in het aantal getroffen personen (Tabel 7.1). Bij het schatten van het aantal slachtoffers m.b.v. het HIS-SSM is aangenomen dat geen evacuatie heeft plaatsgevonden. Gezien de voorspeltijd van een hoogwater op de Rijn mag echter worden aangenomen dat preventieve evacuatie mogelijk is en dat het werkelijke aantal slachtoffers veel (90% tot 95%) lager zal zijn dan de aantallen vermeld in Tabel 7.1. Met betrekking tot evacuatie heeft de maatregel als bijkomend voordeel dat inwoners van dijkring 15 over een kleinere afstand hoeven te worden geëvacueerd. Na ophoging van de c-kering is men immers veilig zodra men zich ten noorden van de Hollandsche IJssel bevindt. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 35

54 Tabel 7.1 Situatie Effect van ophoging van de dijken langs de Hollandsche IJssel op de economische schade en potentiële aantallen slachtoffers zoals berekend met het HIS-SSM Economische schade (miljard euro) Getroffenen (personen) Dodelijke slachtoffers (personen) Huidige situatie 21, Na ophoging c-kering Hollandsche IJssel 17, Verschil -3, Relatief verschil -17% % Economische aantrekkelijkheid De kosten voor het ophogen van de dijken c-kering zijn geraamd op 309 miljoen euro. Dit is hoger dan de kosten geraamd door Asselman (2008) in het kader van de compartimenteringstudie. Dit komt doordat de schatting van het aantal te slopen woningen naar boven toe is bijgesteld. Bijna 60% van de kosten hangen samen met te slopen woningen langs de Hollandsche IJssel tussen Gouda en Achthoven (de locatie waar de c-kering naar het noordoosten afbuigt). Doordat een kleiner gebied overstroomt neemt de verwachte economische schade bij een doorbraak af van 21,4 naar 17,8 miljard euro. De baat per gebeurtenis bedraagt daarmee 3,5 miljard euro (Tabel 7.2). Tabel 7.2 Berekend eerstejaarsrendement (referentiejaar 2015) voor ophoging van de dijken langs de Hollandsche IJssel, uitgaande van een overstromingskans gelijk aan de norm Bedrag / rendement schade per gebeurtenis zonder ophoging (miljard euro) 21,4 schade per gebeurtenis na ophoging (miljard euro) 17,8 baat per gebeurtenis (miljard euro) 3,5 investeringskosten (miljoen euro) 309 eerstejaarsrendement ,17 Het eerstejaarsrendement voor het ophogen van de dijken langs de Hollandsche IJssel bedraagt ongeveer 0,17 (Tabel 7.2). Hierbij is uitgegaan van een overstromingskans gelijk aan de norm van de dijkring (1:2.000 per jaar). Ruimtelijke kwaliteit Er bestaan vrijwel geen mogelijkheden voor het meekoppelen met andere functies. Ook qua landschappelijke inpassing scoort het ophogen van de dijken langs de Hollandsche IJssel slecht. De dijk loopt door oude historische kernen waaronder die van het stadje Oudewater. Ophoging van de dijk met 1,5 tot 2 m leidt hier tot grote problemen (Figuur 7.5). Ook de dijk zelf is een waardevol object vanwege haar oorspronkelijke karakter met betrekking tot de hoogte, de steilheid en de combinatie met boerenerven langs de dijk. Het oostelijk deel van de c-kering loopt door een polder via de Meern naar Utrecht. Indien men het open karakter van de polder wil behouden is een (hogere) dijk hier moeilijk inpasbaar. Tot slot zal ophoging van de dijk ook van invloed zijn op de uitwerking van de nog te realiseren woonwijk Rijnenburg. 36 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

55 VEB-0002, Versie 10, 4 augustus 2009, definitief Figuur 7.5 De c-kering langs de Hollandsche IJssel ter hoogte van Oudewater (foto boven: G. Spaargaren, onder: N. Asselman) Robuustheid Omdat het tracé wordt gevormd door een bestaande waterkering is het aantal doorgangen gering. Dit betekent dat de onderhoudbaarheid en de beheersbaarheid relatief goed zijn. Wel vormen de kruisingen met de A12 en vooral de A2 een probleem. De robuustheid van de kruising met de A12 (de kering gaat hier onder een viaduct door, Figuur 7.6) kan worden vergroot door kanteldijken aan te leggen voor en achter het viaduct. Bij de kruising met de A2 Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 37

56 (bij knooppunt Hooggelegen gaat de c-kering via een viaduct over de snelweg heen, gaat hier onder de kering door) is echter sprake van een afsluitbare coupure. Dit vergt meer onderhoud en is minder robuust. Figuur 7.6 Knooppunt Hooggelegen: de c-kering gaat via een viaduct over de A2 heen (foto links: P. Neijenhuis, foto rechts: G. Spaargaren). De gevoeligheid voor de hydraulische randvoorwaarden blijkt redelijk groot. Uit modelberekeningen blijkt dat de waterstand bij een 1: afvoergolf (afgetopt op m 3 /s te Lobith en een constante afvoerverdeling op de splitsingspunten) leidt tot een ongeveer 0,5 m hogere waterstand ter hoogte van de c-kering dan bij een 1:2.000 afvoergolf. Flexibiliteit De maatregel is weinig flexibel. Aanpassing aan veranderende omstandigheden, bijv. bij een verhoogde hydraulische belasting, is moeilijk en kostbaar in verband met de aanwezige bebouwing. Aantasting van het karakter van de dijk en mogelijk ook van de aanliggende dorpskernen is onomkeerbaar. De gevolgen voor de ruimtelijke ordening zijn naar verwachting beperkt omdat de dijk geen barrière vormt voor dorpen en steden die willen uitbreiden. Wel kan het vestigingsklimaat van dijkring 15 afnemen ten opzichte van dat van het aangrenzende deel van dijkring 14. Maatschappelijke onrust Deze maatregel zal naar verwachting op veel maatschappelijke weerstand stuiten, vooral omdat deze moeilijk is uit te leggen aan de lokale bevolking. Er wordt immers een hoge dijk aangelegd, met een grote impact op het landschap en de aanwezige bebouwing, terwijl het te keren water niet zichtbaar is en de kans op een overstroming vanuit de Lek klein is Verhoging c-kering Amsterdam-Rijnkanaal De c-kering op de oostgrens van dijkring 14 wordt gevormd door de westelijke dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze c-kering loopt van de Lek bij Nieuwegein via Utrecht naar Amsterdam. De hoogteligging varieert van NAP 4,0 m bij Nieuwegein tot NAP 1,3 m bij Amsterdam. Locaal komen lagere trajecten voor. Zo heeft de dijk ten zuiden van Maarssen een hoogte van NAP 0,5 m en ten noorden en zuiden van Breukelen is dit rond de NAP 1,1 m. Zie ook Figuur 7.7 en Figuur Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

57 Figuur 7.7 Categorie 1c waterkering langs het Amsterdam-Rijnkanaal: de huidige grens tussen dijkring 14 en 44 Hydraulische effectiviteit Wanneer de dijk in Amerongen bezwijkt onder maatgevende condities (dat wil zeggen bij een afvoer op de Rijn te Lobith van m 3 /s) stroomt er vooral water over de westelijke dijk langs het Amsterdam Rijnkanaal in het gebied ten westen en ten zuiden van de stad Utrecht. Wanneer men deze dijken verhoogt blijft het overstroomde oppervlak beperkt tot dijkring 44 (Figuur 7.8). De woonwijk Leidsche Rijn blijft gevrijwaard van overstromen. Ook de nog te realiseren woonwijk Rijnenburg blijft droog. De waterdiepte in dijkring 44 neemt echter toe (Figuur 7.9), waardoor een groter deel van de stad Utrecht en omringende dorpen en steden in dijkring 44 onder water loopt. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 39

58 IJmuiden Haarlem golf1250 max waterdiepte (m) IJmuiden Haarlem golf1250_dijkverhoogd max waterdiepte (m) Amstelveen Weesp Amstelveen Weesp Breukelen Breukelen Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Utrecht Utrecht Gouda Nieuwegein Gouda Nieuwegein Figuur 7.8 a b Maximum waterdiepte berekend bij een doorbraak te Amerongen onder maatgevende omstandigheden (a) in de huidige situatie en (b) na ophoging van de westelijke dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal. IJmuiden golf1250 dijkverhoogd - golf1250 verschil waterdiepte (m) < Haarlem > 0.75 Amstelveen Weesp Breukelen Alphen ad Rijn Utrecht Gouda Nieuwegein Figuur 7.9 Verschil in maximum waterdiepte berekend bij een doorbraak te Amerongen onder maatgevende omstandigheden in de huidige situatie en na ophoging van de westelijke dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal 40 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

59 Getroffen personen en slachtoffers Tabel 7.3 geeft aan dat het ophogen van de westelijke dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal resulteert in een toename van het aantal getroffen personen met ongeveer 30%. Dit komt doordat in dijkring 44 nu meer woonkernen onder water komen te staan, terwijl in de gebruikte versie van het HIS-SSM het drooggebleven gebied in dijkring 14 als vrijwel onbebouwd stond vermeld. Indien wordt rekening gehouden met Leidsche Rijn en de nog aan te leggen woonwijk Rijnenburg zal het aantal getroffen personen dichter bij elkaar liggen (orde personen in de huidige situatie en na ophoging van de c-kering langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Het verwachte aantal dodelijke slachtoffers neemt eveneens toe. Echter, ook hierbij geldt dat indien rekening wordt gehouden met Leidsche Rijn en Rijnenburg de verschillen tussen de huidige situatie en na ophoging van de c-kering gering zullen zijn. Tot slot dient ook hier te worden gemeld dat het werkelijke aantal slachtoffers veel lager zal liggen indien evacuatie plaatsvindt. Ophoging van de dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal heeft als voordeel dat evacuatie ook in westelijke richting plaats kan vinden. Tabel 7.3 Effect van het ophogen van de westelijke kering langs het Amsterdam-Rijnkanaal op de economische schade en potentiële aantallen slachtoffers zoals berekend met het HIS-SSM Getroffenen Dodelijke slachtoffers (personen)* (personen) Huidige situatie Na ophoging Verschil Relatief verschil 34% 40% * Indien rekening wordt gehouden met Leidsche Rijn en Rijnenburg bedraagt het aantal getroffen personen in de huidige situatie ongeveer Ophoging van de c-kering leidt dan tot een toename van het aantal getroffen personen met ongeveer 7% Economische aantrekkelijkheid De kosten voor het ophogen van de westelijke dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal bedragen ongeveer 133 miljoen euro. Bij de kostenraming is aangenomen dat over grote trajecten voldoende ruimte is om de dijk te verzwaren door de kruin van de dijk in binnendijkse richting te verplaatsen. Over de trajecten die dicht bij het spoor en/of de A2 lopen wordt gewerkt met damwanden. Uit de analyse met het HIS-SSM blijkt dat de schade bij een overstroming sterk toeneemt wanneer de dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal wordt verhoogd (Tabel 7.4). De vermeden schade in dijkring 14 is kleiner dan de extra schade in dijkring 44 als gevolg van de toegenomen waterdiepte. Dit komt vooral doordat in de huidige situatie het water in dijkring 14 in een gebied terechtkomt met een relatief laag schadepotentieel. Hierbij dient te worden gemeld dat Leidsche Rijn en Rijnenburg niet in het HIS-SSM zijn verwerkt. Indien met deze wijken rekening wordt gehouden zouden de verschillen kleiner, maar mogelijk nog wel steeds negatief zijn. Door de toename van de economische schade en de daarmee samenhangende negatieve baat valt ook het eerstejaarsrendement negatief uit (Tabel 7.4). Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 41

60 Tabel 7.4 Berekend eerstejaarsrendement (referentiejaar 2015) voor ophoging van de westelijke dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal, uitgaande van een overstromingskans gelijk aan de norm van dijkring 44 ophogen westelijke dijk ARK schade per gebeurtenis zonder ophoging (miljard euro) 20,1 schade per gebeurtenis na ophoging (miljard euro) 26,3 vermeden schade per gebeurtenis (miljard euro) -6,1 investeringskosten (miljoen euro) 133 eerstejaarsrendement ,1 De baten/kostenverhouding voor deze variant lijkt echter uiterst gevoelig voor de gehanteerde uitgangspunten. Uit de gevoeligheidsanalyse die is uitgevoerd in het kader van de compartimenteringstudie blijkt dat met name de duur van het hoogwater van invloed is op de vermeden schade (Asselman, 2008). Een klein verschil in de golfvorm kan leiden tot relatief grote verschillen in geschat eerstejaarsrendement. Indien de standaard afvoergolfvorm wordt toegepast (zoals in deze studie), leidt ophoging van de c-kering tot meer schade en dus tot een negatieve baat. Uit de compartimenteringstudie bleek dat het toepassen van de GRADE golfvorm, welke een kortere duur heeft, leidt tot een afname van de schade en een geringe positieve baat. Een mogelijk nog grotere bron van onzekerheid wordt gevormd door het verouderde landgebruik in het HIS-SSM. Economische schade in Leidsche Rijn en de nog aan te leggen woonwijk Rijnenburg worden hierdoor niet in de berekening meegenomen. Indien dit wel gebeurt zal de baat naar verwachting groter en mogelijk positief zijn. Ruimtelijke kwaliteit Het zuidelijk deel van het onderzochte tracé ligt in stedelijk gebied. Ophoging van de dijk kan daar voor problemen zorgen. Nabij Utrecht is de kering naar verwachting lastig inpasbaar in het industrieterrein Lage Weide. Op dit moment is de kering daar niet of nauwelijks waarneembaar (Figuur 7.10). Tot slot wordt opgemerkt dat ophoging van het zuidelijke deel kan leiden tot aantasting van de cultuurhistorische waarden omdat de Nieuwe Hollandse Waterlinie hier een rol speelt. Figuur 7.10 Industriegebied Lage Weide te Utrecht: de c-kering loopt ter hoogte van de bomen, links van de hoogspanningsmasten (foto s G. Spaargaren). 42 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

61 Robuustheid Omdat het tracé wordt gevormd door een bestaande waterkering is het aantal doorgangen gering. Dit betekent dat de onderhoudbaarheid en de beheersbaarheid relatief goed zijn. De maatregel is matig gevoelig voor veranderingen in de hydraulische randvoorwaarden. Zo leidt een toename van de maximale afvoer bij Lobith van een 1:1250 golf tot een (afgetopte) 1: golf, bij een gelijkblijvende afvoerverdeling, tot een toename van 0,2 m nabij de c- kering. Flexibiliteit De maatregel is weinig flexibel. Aanpassing aan veranderende omstandigheden, bijv. bij een verhoogde hydraulische belasting, is moeilijk en kostbaar. De gevolgen voor de ruimtelijke ordening zijn naar verwachting beperkt omdat de dijk geen barrière vormt voor dorpen en steden die willen uitreiden. Voor de stad Utrecht vormt het Amsterdam-Rijnkanaal in de huidige situatie reeds een barrière tussen de verschillende wijken. Deze barrièrewerking zal niet noemenswaardig toenemen wanneer de dijk wordt verhoogd. Maatschappelijke onrust Deze maatregel zal naar verwachting op maatschappelijke weerstand stuiten, omdat deze moeilijk is uit te leggen aan de lokale bevolking. Net als bij de c-kering langs de Hollandsche IJssel is het te keren water immers niet zichtbaar Aanwijzing boezemkaden binnen dijkring 14 als categorie c-kering Bij deze maatregel worden de dijken langs de gekanaliseerde Hollandsche IJssel niet opgehoogd, In plaats daarvan wordt een aantal boezemkaden in dijkring 14 opgehoogd en versterkt, zodat zij het water kunnen keren. De categorie c-kering wordt als het ware in noordelijke richting verlegd. Deze maatregel heeft wel tot gevolg dat het zuidoostelijke deel van dijkring 14 kan overstromen wanneer een doorbraak plaatsvindt vanuit de Lek. Dit deel van dijkring 14 krijgt daarmee een lagere norm dan de rest van dijkring 14. In het kader van de compartimenteringstudie is het effect van ophoging van de Prinsendijk en het oostelijk deel van de Oude Rijn onderzocht. Het onderzochte tracé is aangegeven in Figuur Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 43

62 Figuur 7.11 Ligging van de Prinsendijk (rood) en het oostelijke deel van de Oude Rijndijk (groen) Hydraulische effectiviteit Het ophogen van de Prinsendijk en de dijken langs de Oude Rijn leiden tot een kleiner overstroomd oppervlak (Figuur 7.12). Er is wel sprake van een toename van de waterdieptes in het overstroomde gebied. Opgemerkt wordt dat de berekende waterdieptes in Figuur 7.12 zijn gebaseerd op een doorbraak bij Lopik bij een piekafvoer van m 3 /s en een ongewijzigde afvoerverdeling. Dit betekent dat het overstroomd oppervlak en de optredende waterdieptes zijn overschat (vergelijk Figuur 7.12a en Figuur 7.8a). 44 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

63 Figuur 7.12 a b Maximum waterdiepte berekend bij een doorbraak te Lopik bij m3/s te Lobith en de huidige afvoerverdeling (a) in de huidige situatie en (b) na ophoging van de Prinsendijk en de Oude Rijndijk (bron: achtergrond document compartimenteringstudie, Oost en Holterman, 2008). Getroffen personen en slachtoffers Het ophogen van de Prinsendijk en de dijk langs de Oude Rijn leidt tot een kleiner overstroomd oppervlak en daarmee tot een kleiner aantal getroffen personen. Het relatieve verschil zal in werkelijkheid kleiner zijn dan in Tabel 7.5 is aangegeven omdat de inwoners van Leidsche Rijn niet in beschouwing zijn genomen. Indien ook de toekomstige bewoners van Rijnenburg in ogenschouw worden genomen neemt het relatieve verschil nog verder af. Door de een toename van de waterdiepte neemt het aantal verwachte slachtoffers toe. Het aantal verwachte slachtoffers in Leidsche Rijn en Rijnenburg zal eveneens toenemen. Ook bij deze maatregel dient te worden opgemerkt dat geen rekening is gehouden met evacuatie. Gezien de lange voorspeltijd van een hoogwatergolf op de Rijn is preventieve evacuatie mogelijk. Het aantal slachtoffers kan daardoor beperkt blijven. Tabel 7.5 Schadecategorie Effect van ophoging van de Prinsendijk en de dijk langs de Oude Rijn op het potentiële aantal getroffen persoenen en slachtoffers zoals berekend met het HIS-SSM zonder rekening te houden met evacuatie (bron: Asselman, 2008) Getroffenen (personen) Dodelijke slachtoffers (personen) Huidige situatie Na ophoging Prinsendijk-OudeRijndijk Verschil Relatief verschil -40% 1% Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 45

64 Economische aantrekkelijkheid De kosten voor het ophogen van de Prinsendijk worden geraamd op ongeveer 47 miljoen euro. De kosten voor ophoging van de Oude Rijndijk zijn beduidend hoger en worden geraamd op 326 miljoen euro. De hoge kosten zijn grotendeels het gevolg van de aanwezige bebouwing. In het totaal bedragen de kosten van deze maatregel dus 383 miljoen euro (Asselman, 2008). Omdat het verschil in overstroomd oppervlak gering is, is ook het verschil in economische schade beperkt. Dit vertaalt zich in een kleine baat. Als gevolg van de zeer geringe baat en de zeer hoge kosten valt het eerstejaarsrendement zeer laag uit: 0,01. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat de baten/kostenverhouding nog verder zal afnemen indien rekening wordt gehouden met Leidsche Rijn en Rijnenburg. Door de toename van de waterdiepte in deze wijken zal de economische schade, na uitvoering van de maatregel, hier toenemen. De economische baat zal daardoor afnemen en mogelijk zelfs negatief worden. De afname aan schade in dijkring 14 is dan mogelijk kleiner dan de toename van de schade in o.a. Leidsche Rijn en Rijnenburg. Tabel 7.6 Berekend eerstejaarsrendement (referentiejaar 2015) voor ophoging van de Prinsendijk en de dijken langs de Oude Rijn, uitgaande van een overstromingskans gelijk aan de norm (bron: Asselman, 2008) Prinsendijk en Oude Rijn dijk ten oosten van Bodegraven schade per gebeurtenis zonder ophoging (miljard euro) 21,4 schade per gebeurtenis na ophoging (miljard euro) 18,1 investeringskosten (miljoen euro) 383 eerstejaarsrendement ,12 Ruimtelijke kwaliteit Langs de Oude Rijn zijn enkele nieuwe ontwikkelingen gaande rondom wonen en werken. Dit zou een mogelijkheid kunnen vormen voor functiecombinatie. Daarnaast zou een verbrede dijk mogelijkheden bieden voor recreatiedoeleinden. Te denken valt hierbij aan de aanleg van een recreatief (jaag)pad. Landschappelijk is het ophogen van de dijken langs de Oude Rijn moeilijk inpasbaar omdat de Oude Rijn door verschillende woonkernen loopt. De ruimte voor verbreding is vaak ook beperkt door bebouwing langs de dijk. Bovendien heeft dit gebied een relatief hoge cultuurhistorische waarde. De Prinsendijk maakt onderdeel uit van de Hollandsche Waterlinie. De dijk is hierdoor goed inpasbaar, mits de ophoging beperkt blijft. Bij een grote ophoging gaat het karakter van het open polderlandschap verloren. Robuustheid Omdat het tracé wordt gevormd door een bestaande waterkering is het aantal doorgangen gering. Dit betekent dat de onderhoudbaarheid en de beheersbaarheid relatief goed zijn. Flexibiliteit De maatregel is weinig flexibel. Aanpassing aan veranderende omstandigheden, bijv. bij een verhoogde hydraulische belasting, is moeilijk en kostbaar. De gevolgen voor de ruimtelijke 46 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

65 ordening zijn naar verwachting beperkt omdat de dijk geen barrière vormt voor dorpen en steden die willen uitreiden. Maatschappelijke onrust Tot slot wordt opgemerkt dat deze maatregel mogelijk op veel weerstand zal stuiten. Een deel van dijkring 14 krijgt immers te maken met een verlaging van het beschermingsniveau. 7.2 Mogelijke maatregelen in, of op de grens van de aangrenzende dijkringen 15 en Aanleg nieuwe dijk parallel aan de bestaande dijk Omdat ophoging van de c-keringen duur is en landschappelijk moeilijk inpasbaar is, kan worden overwogen bovenstrooms van de kering een nieuwe dijk aan te leggen die de functie van c-kering overneemt. In dijkring 44 is de aanleg van een nieuwe dijk ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal geen optie omdat er onvoldoende ruimte is. De dijk zou in dat geval door plaatsen als Utrecht, Maarssen en Breukelen lopen. Dijkring 15 is veel minder dicht bebouwd. Hier is voldoende ruimte om een nieuwe dijk ten zuiden van de Hollandsche IJssel te realiseren. Een mogelijk tracé is weergegeven met behulp van de blauwe lijn in Figuur 7.13 en loopt via de Zuidelijk Hollandsche IJsseldijk van Gouda naar Montfoort. Daar buigt de dijk af in zuid oostelijke richting. Het traject ten westen van Montfoort (globaal de helft van de totale lengte) betreft ophoging van de oude winterdijk van de Hollandsche IJssel, tevens provinciale weg, welke ten westen van Oudewater nog een functie als waterkering heeft. Het traject ten zuidoosten van Montfoort betreft de aanleg van een nieuwe dijk. Omdat de nieuwe dijk bij Lopikerkapel, ten zuiden van IJsselstein, aanluit op de primaire waterkering langs de Lek, is het noodzakelijk de dijk bij Nieuwegein te versterken tot een norm 1: Immers, indien de dijk juist hier bezwijkt heeft de kering een averechts effect. Het water kan dan niet meer naar het westen van dijkring 15 stromen en zal versneld worden afgevoerd naar dijkring 14. Figuur 7.13 Alternatief tracé voor de primaire categorie c-kering tussen dijkring 15 en 14 Hydraulische effectiviteit De nieuw aan te leggen kering zorgt ervoor dat dijkring 14 droogblijft wanneer zich een doorbraak voordoet in de noordelijke Lekdijk. Ook blijven enkele plaatsen die zich in dijkring 15 bevinden droog. Dit zijn onder andere Haastrecht en het zuidelijke deel van Oudewater. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 47

66 De gekozen ligging zorgt er ook voor dat de woonwijken Leidsche Rijn en Rijnenburg beschermd zijn. In het overige deel van dijkring 15 neemt de waterdiepte echter met 0,2 tot 0,3 m toe. Hoofddorp maxd_golf2000 paralleldijk <VALUE> Amstelveen Leiden Breukelen Max. waterdiepte (m) Leiden Alphen ad Rijn Mijdrecht Breukelen Utrecht Zoetermeer Gouda Utrecht NIeuwegein Zoetermeer Gouda Woerden Nieuwegein Capelle ad IJssel Capelle ad IJssel Figuur 7.14 a Maximum waterdiepte (a) in de huidige situatie en (b) na aanleg van een nieuwe kering in dijkring 15, parallel aan de huidige c-kering b Getroffen personen en slachtoffers De afname van het overstroomd oppervlak resulteert ook in een afnamen van het aantal getroffen personen. Het aantal slachtoffers neemt eveneens af (Tabel 7.7). Tabel 7.7 Schadecategorie Effect van de aanleg van een nieuwe kering in dijkring 15 op het potentiële aantal getroffen personen en slachtoffers zoals berekend met het HIS-SSM zonder rekening te houden met evacuatie Getroffenen (personen) Dodelijke slachtoffers (personen) Huidige situatie Na aanleg nieuwe dijk Verschil Relatief verschil -70% -40% * Indien rekening wordt gehouden met Leidsche Rijn en Rijnenburg bedraagt de afname in het aantal getroffen ruim 70% Economische aantrekkelijkheid De kosten voor de aanleg van de dijk in Figuur 7.13 worden geraamd op ongeveer 288 miljoen euro. De kosten zijn zo hoog omdat zich langs de kering langs de Hollandsche IJssel tussen Gouda en Montfoort veel bebouwing bevindt die mogelijk gesloopt moet worden. Ten zuidoosten van Montfoort is weliswaar minder bebouwing aanwezig maar moet een hoge nieuwe dijk worden aangelegd met enkele grote afsluitbare doorgangen waar de dijk een wetering kruist. De vermeden schade is terug te vinden in Tabel 7.8. Omdat het verschil in overstroomd oppervlak gering is, is ook het verschil in economische schade beperkt. Dit vertaalt zich in een kleine baat. 48 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

67 Als gevolg van de zeer geringe baat en de zeer hoge kosten valt het eerstejaarsrendement laag uit: 0,4. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat de baten/kostenverhouding wel toe zal nemen indien rekening wordt gehouden met Leidsche Rijn en Rijnenburg. Doordat deze wijken droogblijven zal de economische schade, na uitvoering van de maatregel, hier afnemen. De economische baat zal daardoor toenemen, wat leidt tot een toename van het eerstejaarsrendement. Tabel 7.8 Berekend eerstejaarsrendement (referentiejaar 2015) voor aanleg van een nieuwe kering in dijkring 15, uitgaande van een overstromingskans gelijk aan de norm Nieuwe c-kering in dijkring 15 schade per huidige situatie (miljard euro) 21,4 schade per gebeurtenis na aanleg nieuwe kering (miljard euro) 12,9 investeringskosten (miljoen euro) 288 eerstejaarsrendement ,43 Ruimtelijke kwaliteit De nieuw aan te leggen dijk heeft als voordeel dat hij oude dorpskernen ontwijkt. Ook heeft de zuidelijke dijk langs de Hollandsche IJssel een minder historisch karakter door de provinciale weg die er op ligt. Een belangrijk nadeel is dat het oostelijk deel van de dijk het nu nog open polderlandschap doorkruist ten zuidoosten van Montfoort. Ook moeten in dit gebied belangrijke wijzigingen worden aangebracht in het locale watersysteem. De dijk kruist immers een groot aantal sloten en watergangen. Robuustheid De robuustheid van het westelijk deel is goed. De dijk valt hier immers samen met een bestaande waterkering. Ten zuidoosten van Montfoort is de robuustheid minder goed. De kruisingen met wegen en waterlopen maken deze maatregel hier moeilijk onderhoudbaar en beheersbaar. Alle doorgangen moeten, bij een dreigende overstroming, immers tijdig worden afgesloten. De mate van robuustheid van de kering hangt vooral samen met de eventuele overdimensionering. Indien de hoogte van de kering wordt afgestemd op de huidige hydraulische randvoorwaarden is de robuustheid beperkt. Onder extremere omstandigheden zal de kering immers overstromen. In dit opzicht wijkt de nieuw aan te leggen c-kering niet af van de reeds bestaande c-kering. Flexibiliteit Met betrekking tot flexibiliteit scoort deze maatregel eveneens slecht. De ingreep heeft een grote impact op de omgeving die moeilijk ongedaan te maken is. Aanpassing aan veranderende omstandigheden, bijv. bij een verhoogde hydraulische belasting, is kostbaar. Gevolgen voor de ruimtelijke ordening zijn er met name in het zuidoostelijk deel, waar de dijk een mogelijke barrière vormt voor de uitbreiding van Montfoort en IJsselstein. Maatschappelijke onrust Hoewel ook hier het te keren water niet direct zichtbaar is, zal de maatschappelijke onrust mogelijk minder groot zijn dan bij de voorgaande maatregelen. Dit komt doordat twee grote woonwijken (Leidsche Rijn en Rijnenburg) extra beschermd worden tegen overstromen. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 49

68 7.2.2 Aanbrengen uitlaatwerk in dijkring 15 In het kader van de compartimenteringstudie heeft een eerste verkenning plaats gevonden naar de mogelijkheid om in het westen van dijkring 15 een uitlaatwerk aan te brengen. Omdat deze maatregel veelbelovend leek is ze in deze studie nader verkend. Een overzicht van de onderzochte varianten is gegeven in Tabel 7.9. Tabel 7.9 Onderzochte varianten op het uitlaatwerk in dijkring 15 Variant locatie afvoer naar breedte terugslagklep 1 ten noorden van Krimpen a/d Lek Nieuwe Maas 200 m ja 2 ten noorden van Krimpen a/d Lek Nieuwe Maas 200 m nee 3 ten noorden van Krimpen a/d Lek Nieuwe Maas 600 m nee 4 ten oosten van Krimpen a/d IJssel Hollandsche IJssel 200 m nee* * bij deze variant is aangenomen dat de stormvloedkering in de Hollandsche IJssel tijdens vloed kan worden gesloten om instroming van water in dijkring 15 te voorkomen Bij de eerste variant is uitgegaan van een uitlaatwerk met een totale breedte van 200 m. Een terugslagklep voorkomt dat water tijdens vloed de dijkring in kan stromen. De tweede variant gaat uit van een kunstwerk van dezelfde breedte, maar eenvoudiger qua uitvoering. Onder de dijk, en aan de zijkant van het af te graven deel, bevindt zich een harde laag. Tijdens de overstroming wordt de bovenliggende dijk weg geschoven. De harde laag voorkomt verdere erosie van de dijk. Tijdens vloed kan water vanuit de Nieuwe Maas naar dijkring 15 stromen. Deze variant zal naar verwachting minder efficiënt zijn, maar is eenvoudiger te realiseren. Zelfs zonder harde laag onder de dijk kan men tijdens een overstroming overwegen een stuk van de dijk te verwijderen. Zonder harde laag bestaat wel de kans dat een stroomgat ontstaat, waarvan de breedte en de diepte moeilijk controleerbaar zijn. De derde variant lijkt op de tweede variant, maar is breder. De vierde variant lijkt ook op de tweede variant. In dit geval wordt het water echter afgevoerd via de Hollandsche IJssel. Deze variant is mogelijk interessant omdat de waterstand op de Hollandsche IJssel lager is en omdat de stormvloedkering in de Hollandsche IJssel kan worden gebruikt om instroming van water te voorkomen. Hydraulische effectiviteit Tabel 7.10 geeft de afname van de waterdiepte als gevolg van het aanbrengen van een uitlaatwerk. Bij een hoogwater met een kans van voorkomen van 1:1250 per jaar en een doorbraak bij Lopik varieert de afname in het centrale deel van dijkring 15 van 0,75 m bij een uitlaatwerk richting de Hollandsche IJssel tot 1,1 m voor een 600 m breed uitlaatwerk naar de Nieuwe Maas. In het oostelijk deel is de afname nog groter. Dit heeft te maken met het wel/niet overstromen van de Hollandsche IJssel. Tabel 7.10 Berekende afname in overstromingsdiepte bij een doorbraak te Lopik tijdens een hoogwater met een kans van voorkomen van 1:1.250 als gevolg van de aanleg van een uitlaatwerk Type uitlaatwerk Dijkring 15 westelijk deel Dijkring 15 centrale deel Rijnenburg Nieuwegein noord 200 m met uitlaatklep -1,02-1,01-1,2-2,3 (droog) 200 m zonder uitlaatklep -0,98-0,97-1,06-2,3 (droog) 600 m zonder uitlaatklep -1,12-1,11-2,4 (bijna droog) -2,3 (droog) 200 m zonder uitlaatklep, naar Hollandsche IJssel -0,76-0,75-0,76-1,05 50 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

69 Figuur 7.15 toont de verandering in overstroomd oppervlak bij een doorbraak te Lopik en een afvoer met kans van voorkomen gelijk aan de norm (1:2.000). Onder deze omstandigheden stroomt er vrijwel geen water meer over de c-kering heen naar dijkring 14. Bij een afvoergolf met een kans van voorkomen van 1: stroomt er nog wel water over de c-kering heen. Het effect van een uitlaatwerk op de waterstand voor de c-kering is uitgezet in Figuur Het effect van het uitlaatwerk op de maatgevende waterstand blijkt uit het verschil tussen de hoogte van de groene lijn in Figuur 7.16.a en Figuur 7.16.b. De scherpe knik in het waterstandsverloop bij km 30 hangt samen met de Waaiersluis. In de simulaties is aangenomen dat deze gesloten is tot het moment waarop het hoogwater op de Lek de monding van de Hollandsche IJssel gepasseerd is. De relatief hoge maximale waterstanden ten westen van de Waaiersluis worden dus veroorzaakt door opstuwing en instroming van water vanuit de Nieuwe Maas. Hoofddorp Amstelveen maxd_golf2000 waterdiepte (m) Hoofddorp Amstelveen golf2000_db200m waterdiepte (m) Mijdrecht Mijdrecht Leiden Alphen ad Rijn Breukelen Leiden Alphen ad Rijn Breukelen Utrecht Utrecht Woerden Woerden Zoetermeer Zoetermeer Gouda Nieuwegein Gouda Nieuwegein Capelle ad IJssel Capelle ad IJssel a b Hoofddorp Amstelveen golf2000_db600m waterdiepte (m) Mijdrecht Leiden Alphen ad Rijn Breukelen Utrecht Woerden Zoetermeer Gouda Nieuwegein Capelle ad IJssel Figuur 7.15 c Maximum waterdiepte (a) in de huidige situatie en (b) na aanleg van een uitlaatwerk van 200m breed nabij Krimpen a/d Lek, (c) na aanleg van een uitlaatwerk van 600m breed nabij Krimpen a/d Lek (afvoergolf met kans van voorkomen van 1:2.000 per jaar). Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 51

70 Langsprofiel Hollandsche IJssel Hmeet Hraster Hmaxc1:1250 Hmax 1:2000 Hmax 1:10000 Toetspeil HCR Hoogte (mnap) afstand vanaf het Amsterdam Rijnkanaal (m) Langsprofiel Hollandsche IJssel Hmax 1:1250_DB600m Hmax 1:2000_DB600m Hmax 1: DB600m Toetspeil HCR2006 Hmeet Hraster Hoogte (mnap) afstand vanaf het Amsterdam Rijnkanaal (m) Figuur 7.16 Het effect van het uitlaatwerk op de toetshoogte van de c-kering langs de Hollandsche IJssel. Boven de waterstanden in de huidige situatie, onder na aanleg van een 600 meter breed uitlaatwerk. Figuur 7.16 toont dat de c-kering in de huidige situatie 1,5 tot 2 m te laag is. Na realisatie van een uitlaatwerk kan dit hoogtetekort worden teruggebracht tot ongeveer 0,5 m. Dit betekent de dijk minder ver hoeft te worden opgehoogd of dat gebruik zou kunnen worden gemaakt van andersoortige maatregelen. Zo zou kunnen worden overwogen om ter hoogte van dorpen en steden te werken met tijdelijke waterkeringen. Figuur 7.17 toont een voorbeeld van een tijdelijke waterkering die tijdens een oefening wordt geplaatst door de brandweer in Ellikon am Rhein. 52 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

71 Figuur 7.17 Voorbeeld van een tijdelijke waterkering tijdens een oefening van de brandweer in Ellikon am Rhein ( Figuur 7.18 toont het effect van het uitlaatwerk op het verloop van de waterstand in de tijd ter hoogte van Rijnenburg. Deze vergelijking is uitgevoerd met een afvoer die eens per 1250 jaar voorkomt. Figuur 7.19 toont eenzelfde vergelijking, maar dan voor een locatie in het westen van de dijkring. Hier is het effect van het getij waarneembaar wanneer geen terugslagklep wordt aangebracht. De berekende debieten door het uitlaatwerk zijn weergeven in Figuur Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 53

72 Nabij locatie Rijnenburg Waterstand (m NAP) geen werk IJsselklep 200m terugslag 200m_doorprik 600m doorprik 9-Jan 11-Jan 13-Jan 15-Jan 17-Jan 19-Jan 21-Jan 23-Jan Figuur 7.18 Het effect van het uitlaatwerk op de waterstand ter hoogte van Rijnenburg (terugslag=terugslagklep, doorprik= zonder terugslagklep). Nabij Krimpen ad Lek Waterstand (m NAP) geen werk IJsselklep 200m terugslag 200m_doorprik 600m doorprik Jan 11-Jan 13-Jan 15-Jan 17-Jan 19-Jan 21-Jan 23-Jan Figuur 7.19 Het effect van het uitlaatwerk op de waterstand ter hoogte van Krimpen aan de Lek (terugslag=terugslagklep, doorprik= zonder terugslagklep). 54 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

73 2000 Debiet door uitlaatwerk (positief = uitgaand) Waterstand (m NAP) geen werk IJsselklep 200m terugslag 200m_doorprik 600m doorprik 6-Jan 7-Jan 8-Jan 9-Jan 10-Jan Figuur 7.20 Het berekende debiet door het uitlaatwerk Tot slot wordt opgemerkt dat er een optimale breedte en hoogte bestaat voor het uitlaatwerk. Een te smal uitlaatwerk loost minder water dan de rivier kan afvoeren. Een te breed uitlaatwerk kost meer en biedt weinig extra waterstandsdaling. Uit Figuur 7.19 blijkt dat de waterstand in het westen van dijkring 15 niet veel verder zakt dan de gemiddelde vloedwaterstand. Men zou kunnen overwegen om de harde laag onder het uitlaatwerk aan te brengen op een hoogte van ongeveer NAP 1 m. Het effect hiervan is in dit kader niet nader onderzocht. Getroffen personen en slachtoffers Bij een doorbraak onder maatgevende condities heeft het aanbrengen van een uitlaatwerk een groot effect op het aantal getroffen personen en het potentiële aantal slachtoffers (Tabel 7.11). Indien rekening gehouden wordt met de nog te realiseren woonwijk Rijnenburg is het verschil in potentieel aantal getroffen personen nog groter. Tabel 7.11 Schadecategorie Effect van het aanbrengen van een uitlaatwerk in het westen van dijkring op het potentiële aantal getroffen persoenen en slachtoffers zoals berekend met het HIS-SSM zonder rekening te houden met evacuatie Getroffenen (personen) Dodelijke slachtoffers (personen) Huidige situatie Na aanbrengen uitlaatwerk 200 m Na aanbrengen uitlaatwerk 600 m Relatief verschil uitlaatwerk 200 m -63% -50% Relatief verschil uitlaatwerk 600 m -70% -55% Economische aantrekkelijkheid De kosten voor de realisatie van een uitlaatwerk zijn niet exact geraamd. De verwachting is echter dat een harde laag onder de dijk niet veel hoeft te kosten. Om een indruk te krijgen van de baten/kostenverhouding is hier uitgegaan van een bedrag van 10 miljoen euro. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 55

74 De vermeden schade is terug te vinden in Tabel In beide gevallen is sprake van meer dan een halvering van de schade. Deze grote baat in combinatie met geringe investeringskosten resulteert in een zeer hoog rendement. Dit betekent dat, hoewel een geringe aanvullende ophoging van de c-kering noodzakelijk is om aan de norm te voldoen, deze maatregel ook als losse maatregel economisch zeer interessant is. Tabel 7.12 Berekend eerstejaarsrendement (referentiejaar 2015) voor aanleg van een uitlaatwerk in dijkring 15, uitgaande van een overstromingskans gelijk aan de norm Uitlaatwerk bij Krimpen schade per gebeurtenis zonder uitlaatwerk (miljard euro) 21,4 schade per gebeurtenis na uitlaatwerk 200 m zonder terugslagklep (miljard euro) 9,2 schade per gebeurtenis na uitlaatwerk 600 m zonder terugslagklep (miljard euro) 8,0 investeringskosten (miljoen euro) 10* eerstejaarsrendement 2015 uitlaatwerk 200 m 18 eerstejaarsrendement 2015 uitlaatwerk 600 m 19 * geen gedetailleerde raming Ruimtelijke kwaliteit De landschappelijke inpasbaarheid van deze maatregel is goed. Dit komt doordat het effect van de maatregel alleen locaal merkbaar is. Bovendien is, afhankelijk van de gekozen variant, de maatregel niet of nauwelijks waarneembaar. Bij de varianten zonder terugslagklep is immers sprake van een groene dijk. De lintbebouwing langs de dijken vormt wel een probleem. Mogelijk zullen huizen nabij het uitlaatwerk moeten verdwijnen. Robuustheid Met name de varianten zonder terugslagklep zijn goed onderhoudbaar. Het onderhouden van de variant met terugslagklep vergt meer inspanning. Ook de beheersbaarheid van de varianten zonder terugslagklep is goed. De maatregel is weinig gevoelig voor veranderende randvoorwaarden in die zin dat een grotere aanvoer van water door de bres bovenstrooms automatisch zal leiden tot een grotere afvoer van water door het uitlaatwerk. De waterstand in dijkring 15 zal naar verwachting echter wel toenemen indien sprake is van een grotere aanvoer van water. Flexibiliteit Qua flexibiliteit scoort deze maatregel goed. Er is geen sprake van grootschalige aantasting van landschappelijke waarden waarvan men in de toekomst spijt kan krijgen. Ook is de maatregel relatief eenvoudig aan te passen aan veranderende omstandigheden. Ook de impact op de ruimtelijke ordening is gering. Wel dient te worden nagegaan wat het hydraulische effect zou zijn indien men in de toekomst een woonwijk aan wil leggen voor het uitlaatwerk. Een eerdere studie uitgevoerd door WL Delft Hydraulics (Van Mierlo en Stone, 2003) naar het effect van bebouwing voor de Dalemse overlaat bij Gorinchem doet vermoeden dat de invloed van bebouwing echter beperkt is. 56 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

75 7.2.3 Aanbrengen van extra uitlaatwerken in dijkring 44 In de huidige situatie bestaat de mogelijkheid om water af te voeren vanuit dijkring 44 naar de Noordzee via het sluizencomplex bij IJmuiden en het Markermeer via de Oranjesluizen bij Schellingwoude (Figuur 7.21). Onderzocht is of het uitbreiden van de spui- en bemalingscapaciteit leidt tot een lagere waterstand in dijkring 44. Figuur 7.21 Het sluizencomplex bij IJmuiden (links) en de Oranjesluizen (rechts) (bron: Wikipedia) Hydraulische effectiviteit Asselman (2002) heeft bij het maken van het overstromingsmodel van dijkring 44 een simulatie uitgevoerd om het effect van anticiperen en maximaal spuien bij IJmuiden vast te stellen. Bij de simulatie werd op een mogelijke doorbraak geanticipeerd door het waterpeil op het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal preventief te verlagen tot NAP m. De resultaten toonden aan dat het effect van maximaal spuien en anticiperen op de berekende waterdiepte in grote delen van dijkring 44 te verwaarlozen was. Figuur 7.22 toont de berekende maximale waterstand op het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal. Scenario 3 geeft de waterstand weer zoals berekend bij een doorbraak vanuit de Lek bij de A27 (nabij Nieuwegein), een bresbreedte van 200m en een maximale afvoer te Lobith van m 3 /s. Bij scenario 4 zijn dezelfde randvoorwaarden gebruikt, maar is aangenomen dat bij IJmuiden maximaal kan worden gespuid en bemalen. Ook is de waterstand op het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal preventief verlaagd van NAP -0,4m tot NAP - 0,55m. Ten zuiden van Breukelen (km 25) is geen verschil in waterstand waarneembaar. Ten noorden van Breukelen neemt het effect toe. Op het Noordzeekanaal is het effect maximaal en bedraagt de waterstandsdaling 0,2 m. De grijze lijnen geven de hoogteligging van de westelijke en oostelijk dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal weer zoals die destijds in het model zijn verwerkt. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 57

76 5 4 waterstand (m +NAP) ARK-oost ARK-w est scenario 3 scenario afstand (km) Figuur 7.22 Maximaal berekende waterstand in het Amsterdam-Rijnkanaal bij een doorbraak nabij Nieuwegein zonder te spuien bij IJmuiden (scenario 3) en met maximaal spuien te IJmuiden (scenario 4). (Bron: Asselman, 2002). De Lek ligt bij km 45, IJmuiden ligt bij km -25, Amsterdam ligt bij km 0. Uit Figuur 7.22 blijkt dat het vergroten van de afvoercapaciteit bij IJmuiden of Amsterdam nauwelijks effect heeft op de waterstand in grote delen van dijkring 44. Dit komt doordat de afvoer naar de Noordzee en het Markermeer niet wordt beperkt door de spuicapaciteit, maar door de afvoercapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal zelf. Deze conclusie wordt bevestigd door het onderzoek dat Hydrologic in 2008 heeft uitgevoerd. Hydrologic heeft in 2008 onderzocht in hoeverre maximaal spuien bij IJmuiden en afvoeren naar het Markermeer de overstromingsschade vermindert. Uit de figuren in het bijbehorende rapport (Hydrologic, 2008) blijkt dat de vermindering in het overstroomd oppervlak vooral plaatsvindt ten noorden van Utrecht. Het effect voor dijkring 14 en 15 lijkt zeer klein te zijn (Figuur 7.23). 58 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

77 Figuur 7.23 Door Hydrologic berekende waterdiepten in de huidige situatie (links) en na uitvoering van de maatregel maximaal afvoeren (rechts) Samenvattend: Het anticiperen en extra spuien heeft geen effect in het gebied rond Utrecht of ten zuiden van Utrecht. De c-kering ten zuiden van Utrecht blijft overstromen. Naar verwachting zal het nog verder uitbreiden van de spui- of bemalingscapaciteit bij IJmuiden evenmin bijdragen tot het voorkomen van overstromingen richting dijkring 14 en 15. De beperkende factor wordt gevormd door de afvoercapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal zelf en niet door de huidige spui- en bemalingscapaciteit. Getroffen personen en potentieel aantal slachtoffers Bij een doorbraak onder maatgevende condities ter hoogte van Amerongen heeft de maatregel maximaal afvoeren een gering effect op het aantal getroffen personen en het potentiële aantal slachtoffers (Tabel 7.13). Tabel 7.13 Schadecategorie Effect van het maximaal afvoeren van water naar Markermeer en Noordzee op het potentiële aantal getroffen personen en slachtoffers zoals berekend met het HIS-SSM zonder rekening te houden met evacuatie (bron: Hydrologic, 2008) Getroffenen (personen) Dodelijke slachtoffers (personen) Huidige situatie Met maximale benutting spui- en bemalingscapaciteit Relatief verschil -16% -25% Economische effectiviteit Er zijn geen kosten gemoeid met het realiseren van deze maatregel, omdat gebruik wordt gemaakt van de reeds bestaande spuicapaciteit. De vermeden schade bij een overstroming werd door Hydrologic (2008) geraamd op ongeveer 2 miljard euro. De vermeden schade treedt vooral op in het gebied ten noorden van Utrecht. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 59

78 Omdat de kosten nihil zijn is het rendement van deze maatregel groot. Het eerstejaarsrendement wordt geschat op orde 50. Dit betekent dat hoewel de maatregel absoluut niet geschikt is om dijkring 14 te beschermen tegen een overstroming vanuit de Nederrijn, hij wel economisch aantrekkelijk is om de schade in dijkring 44 te beperken. De aantrekkelijkheid zit vooral in het feit dat de kosten zo laag zijn. Ruimtelijke kwaliteit Bij het realiseren van deze maatregel is geen sprake van een fysieke ingreep, maar slechts van optimalisering van de sturing van de bestaande spuicomplexen bij IJmuiden en de Oranjesluizen bij Schellingwoude (Zeeburg). De landschappelijke inpasbaarheid is dus goed. Robuustheid De bestaande sluizen moeten toch al onderhouden worden. Daarmee vergt deze maatregel geen extra inspanning. Met betrekking tot de gevoeligheid voor de hydraulische belasting wordt opgemerkt dat de maatregel in de toekomst minder effectief kan zijn omdat de spuicapaciteit sterk afhankelijk is van het peil op het Markermeer en de Noordzee. Zeespiegelstijging zal leiden tot een afname van de spuicapaciteit en daarmee tot een geringere waterstandsdaling langs het Amsterdam- Rijnkanaal ten noorden van Breukelen. Flexibiliteit Ook met betrekking tot flexibiliteit scoort deze maatregel goed omdat slechts sprake is van optimalisering van de sturing van reeds bestaande spui- en gemaalcapaciteit. De maatregel heeft daarmee geen negatieve effecten voor toekomstige ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Maatschappelijke onrust De maatregel zal geen maatschappelijk onrust veroorzaken omdat de ingreep geen merkbaar effect heeft voor omwonenden Vergroten van de afvoercapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal Hydrologic (2008) heeft het effect van het vergroten van de afvoercapaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal bij gemaal Zeeburg onderzocht. In het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van Zeeburg bevonden zich twee schutsluizen die het water vanuit de Noordzee konden keren. De sluizen hadden daarmee een compartimenterende werking. Nadat de kering bij IJmuiden eind jaren 90 op Deltahoogte was gebracht werd deze keersluis overbodig. Uit andere overwegingen (grotere tonnage in de scheepvaart) is deze keerschuif daarna vrijwel direct verwijderd. Het sluiseiland is echter niet verwijderd (locatie A in Figuur 7.24). Door de aanwezigheid van een sluiseiland is het kanaal hier maar 50 m breed. Direct bovenstrooms van het sluiseiland is het kanaal 160 m breed. Benedenstrooms van het sluiseiland neemt de breedte van het kanaal af tot ongeveer 80 m (locatie B in Figuur 7.24). Onderzocht is wat het effect is van het verwijderen van het sluiseiland op de waterstanden in dijkring 44. Een tweede mogelijkheid om de afvoercapaciteit te vergroten is door het Amsterdam- Rijnkanaal te verdiepen. Hydrologic (2008) suggereert dat ook de kaden langs het kanaal kunnen worden verhoogd om de afvoercapaciteit te vergroten. Echter, ophoging van de oostelijke kanaaldijk zal leiden toch nog hogere waterstanden op het Amsterdam-Rijnkanaal met mogelijk grotere overstromingen in dijkring 14 en 15 als gevolg. 60 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

79 Ook kan de afvoercapaciteit van het kanaal worden vergroot door het over de hele lengte te verbreden. Deze maatregel is echter moeilijk te realiseren omdat het kanaal door Utrecht en Breukelen loopt. De maatregel verbreding is daarom niet verder onderzocht. Figuur 7.24 Sluiseiland in het Amsterdam-Rijnkanaal bij Zeeburg (bron: Google earth) Hydraulische effectiviteit Uit de simulaties van Hydrologic (2008) blijkt dat het verwijderen van het sluiseiland vrijwel geen effect heeft op het overstromingspatroon. Dit komt mogelijk doordat de breedte benedenstrooms van het sluiseiland ook slechts ongeveer 80 m bedraagt. Het verdiepen van het Amsterdam-Rijnkanaal met 1,5 meter in combinatie met het verwijderen van het sluiseiland leidt tot een sterke toename van de afvoer naar Noordzee en Markermeer. Hierdoor neemt het overstroomd oppervlak en de waterdiepte af (Figuur 7.25). Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 61

80 De maatregel is echter onvoldoende om overstroming van dijkring 14 en 15 geheel te voorkomen. Een belangrijk voordeel van de maatregel is dat het effect op de waterdiepte en overstroomde oppervlakten voor alle getroffen dijkringen positief is. Er is dus geen sprake van afwentelen. Figuur 7.25 Door Hydrologic berekende waterdiepte bij een overstroming van dijkring 44 in de huidige situatie (links) en na verdieping van het Amsterdam-Rijnkanaal (rechts) Getroffen personen en slachtoffers Maximaal spuien en bemalen in combinatie met verdieping van het Amsterdam-Rijnkanaal leidt tot een grotere afname in verwachte aantallen getroffen personen en slachtoffers dan spuien alleen (Tabel 7.14). Tabel 7.14 Schadecategorie Effect van het maximaal afvoeren van water naar Markermeer en Noordzee op het potentiële aantal getroffen personen en slachtoffers zoals berekend met het HIS-SSM zonder rekening te houden met evacuatie (bron: Hydrologic, 2008) Getroffenen (personen) Dodelijke slachtoffers (personen) Huidige situatie Met maximale benutting spui- en bemalingscapaciteit Relatief verschil -38% -49% Economische aantrekkelijkheid De kosten voor het verdiepen van het Amsterdam-Rijnkanaal worden door Hydrologic (2008) geschat op 120 miljoen euro (prijspeil 2002). Aangenomen is dat het kanaal 1,5 m wordt verdiept en dat de kwaliteit van het gebaggerde materiaal klasse III of IV bedraagt. Bij een sterke vervuiling zullen de kosten hoger uitvallen. In combinatie met een beperkte verhoging van de dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal komen de kosten volgens Hydrologic uit op ongeveer 210 miljoen euro. 62 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

81 Opgemerkt wordt dat bij de kostenraming geen rekening is gehouden met kabels en leidingen die het kanaal kruisen. Bij een inventarisatie van Rijkswaterstaat directie Utrecht is gebleken dat er 1525 vergunningen zijn afgegeven voor kabels en leidingen onder de dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Onbekend is hoe veel van deze leidingen het kanaal kruisen. Uit een studie voor de Maaswerken bleek dat 1 miljoen euro moet worden gereserveerd per kruising. Dit is dus een aanvullende kostenpost waardoor de totale kosten significant hoger uit kunnen vallen. Rijkswaterstaat directie Utrecht merkt verder op dat de westelijke kanaaldijk tussen Utrecht en Amsterdam zeer kwelgevoelig is. De verwachting is dan ook dat bij verdieping aanvullende maatregelen vereist zijn met betrekking tot de lengte van de damwanden. Mogelijk moet een afdekkende kleilaag worden aangebracht op de bodem van het kanaal. Ook deze kosten zijn niet in de raming verwerkt. Tot slot zijn ook aanpassingen nodig bij kunstwerken in verbindingen met aangrenzende wateren. De vermeden schade bedraagt ongeveer 2,5 miljard euro per gebeurtenis (Hydrologic, 2008). De maatregel levert echter ook baten op voor de scheepvaart omdat er meer diepgang mogelijk is. Deze baat is hier niet meegenomen. Indien alleen het sluiseiland wordt verwijderd bedraagt de baat slechts 0,1 miljard euro. Het eerstejaarsrendement van maximaal spuien in combinatie met het verdiepen van het Amsterdam-Rijnkanaal bedraagt 1,2 indien wordt uitgegaan van een kostenpost van 120 miljoen euro voor het uitbaggeren van het kanaal. In dit geval is de baten/kostenverhouding groter dan 1, wat betekent dat de maatregel zichzelf op de lange termijn terug verdient. Indien ook de dijken lokaal worden verhoogd neemt het rendement af tot 0,7. Afhankelijk van het aantal leidingen dat het kanaal kruist en de mogelijke noodzaak om een afdekkende kleilaag aan te brengen het aanbrengen kan de baten/kostenverhouding nog verder afnemen. Ruimtelijke kwaliteit De impact van het verdiepen van het Amsterdam-Rijnkanaal op het omringende landschap is gering. Daarmee scoort de maatregel positief op ruimtelijke kwaliteit. Robuustheid De beheersbaarheid van de maatregel is goed. Er is immers geen sprake van kunstwerken die op tijd moeten worden geopend of gesloten. Wel verdient het aanbeveling om na te gaan of de kans op piping toeneemt op plaatsen waar het Amsterdam-Rijnkanaal een zandbaan kruist. De onderhoudbaarheid van de maatregel is goed. Er wordt weinig sediment aangevoerd vanaf de rivier waardoor onderhoudsbaggerwerkzaamheden beperkt zijn. Met betrekking tot gevoeligheid voor veranderende hydraulische randvoorwaarden wordt opgemerkt dat bij een grotere aanvoer van water naar het Amsterdam-Rijnkanaal, bijvoorbeeld door een veel grotere bres in de primaire kering of een hogere afvoer op de Nederrijn/Lek, er alsnog een grotere hoeveelheid water over de c-kering heen kan stromen naar dijkring 14. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 63

82 Flexibiliteit Omdat de maatregel ook positieve gevolgen heeft voor de scheepvaart is de kans op toekomstige spijt gering. Ook het effect op de ruimtelijke ordening is beperkt, wat tot een geringe kans op spijt leidt. De flexibiliteit van de maatregel wordt echter beperkt doordat verdieping niet in kleine stapjes plaats kan vinden. Bij iedere verdieping zijn immers maatregelen nodig bij kunstwerken in wateren die grenzen aan het Amsterdam-Rijnkanaal. Maatschappelijke onrust De maatschappelijke onrust zal gering zijn. Wel leidt uitvoering van de maatregel tot overlast voor de scheepvaart Aanleg compartimenteringsdijk Hydrologic (2008) en Asselman (2008) hebben gekeken naar de mogelijkheid om een compartimenteringsdijk aan te leggen in dijkring 44. Deze compartimenteringsdijk zorgt ervoor dat geen of minder water de grens met dijkring 14 bereikt, zodat de c-keringen niet hoeven te worden verhoogd. Hydrologic (2008) heeft gekeken naar het tracé via de A12 en de A27 (rode lijn in Figuur 7.26 Ligging van de onderzochte tracés voor een compartimenteringsdijk in dijkring 44: A27/A12 (rood) en door het Kromme Rijn-gebied (groen). Omdat de snelwegen op dit moment niet hoog genoeg zijn om het water te keren moeten ze over een totale lengte van 18 km worden verhoogd. Op basis van de maximale hoogte die in het landschap past en wat technisch realistisch is, heeft Hydrologic gekozen voor ophoging van de A12 tot NAP +5 m (maximaal ongeveer 1,5 verhoging, m.n ten oosten van Utrecht). De A27 is opgehoogd tot NAP +4 m (maximaal 2,5 m verhoging). Door de A27 lager te houden dan de A12, stroomt het water richting het westen zodra het compartiment vol is. Het stroomt dan naar het Amsterdam-Rijnkanaal, waardoor het gebied achter de A12, met daarin onder andere de stad Utrecht, langer droog blijft. De capaciteit van het Amsterdam Rijnkanaal en de Kromme Rijn werden beperkt door een kunstwerk aan te brengen in het model onder respectievelijk de A27 en de A12. Deze kunstwerken laten net zoveel water door als kan worden afgevoerd zonder overstromingen langs het Amsterdam Rijnkanaal. Doorgangen moeten afsluitbaar worden gemaakt. Het gaat hierbij om 7 viaducten met kruisende (spoor-) wegen en een groot aantal (>10) duikers. Asselman (2008) heeft een globale verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden voor een compartimenteringsdijk door het Kromme Rijn-gebied, ten zuiden van Houten (groene lijn in Figuur 7.26). De dijk loopt via het Amsterdam-Rijnkanaal door het gebied van de Kromme Rijn naar de hoge gronden van de Utrechtse Heuvelrug. In deze studie is deze variant verder uitgewerkt. 64 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

83 Figuur 7.26 Ligging van de onderzochte tracés voor een compartimenteringsdijk in dijkring 44: A27/A12 (rood) en door het Kromme Rijn-gebied (groen). Hydraulische effectiviteit Uit de resultaten van Hydrologic (2008) blijkt dat de maatregel een positief effect heeft op het overstroomd oppervlak. Er wordt meer water vastgehouden tussen de snelwegen en de Nederrijn/Lek. De waterdiepten nemen hier wel toe. De ophoging van de snelwegen is onvoldoende om het water te keren, zodat ook het gebied ten noorden van de A12 overstroomt. Het water stroomt ook nog steeds over de c-kering heen naar dijkring 14. Wel is de totale omvang van het overstroomd gebied met ongeveer 17% afgenomen (Figuur 7.27). Figuur 7.27 Door Hydrologic berekende maximale waterdiepten in de huidige situatie en na aanleg van een compartimenteringsdijk ter hoogte van de A27/A12. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 65

84 Hydrologic (2008) merkt op dat bij een doorbraak tussen de A27 en het Lekkanaal de gevolgen erger kunnen zijn. Het water zal sneller richting dijkring 15 en de stad Utrecht stromen. Wel is de kans klein dat een doorbraak optreedt op dit kleine stuk van de Lekdijk van minder dan 1 km lang. De berekende waterdiepten bij de kerende compartimenteringsdijk in het zuiden van dijkring 44 zijn weergegeven in Figuur In het meest zuidelijke compartiment is sprake van een zeer sterke toename van de maximum waterdiepte van minder dan 1 m in het oosten (rode kleuren) tot 4 m in het westen. De gevolgen voor dit, weliswaar kleine, gebied zijn dus zeer nadelig. IJmuiden A golf1250 IJmuiden golf1250_comp.dijk waterdiepte (m) waterdiepte (m) Haarlem Haarlem > 2,5 > 2,5 Amstelveen Weesp Amstelveen Weesp Breukelen Breukelen Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Utrecht Utrecht Gouda Nieuwegein Gouda Nieuwegein a b IJmuiden compdijk - dijkverh(1250) verschil (m) Haarlem Amstelveen Weesp Breukelen Alphen ad Rijn Utrecht Gouda Nieuwegein Figuur 7.28 c Berekende maximum waterdiepte bij een doorbraak te Amerongen onder maatgevende omstandigheden (a) in de huidige situatie (b) na realisatie van de compartimenteringsdijk (c) toename in waterdiepte ten zuiden van de compartimenteringsdijk 66 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

85 Opgemerkt wordt dat er bij het onderzochte tracé nabij Wijk bij Duurstede water over het Amsterdam-Rijnkanaal heen kan stromen. Men zou het tracé aan kunnen laten sluiten op de sluizen bij Wijk bij Duurstede. Hierdoor kan het compartiment ten noorden van Wijk bij Duurstede alleen overstromen bij een doorbraak van de primaire waterkering tussen Amerongen en Wijk bij Duurstede. Het compartiment ten westen van Wijk bij Duurstede kan alleen overstromen bij een doorbraak tussen Wijk bij Duurstede en Nieuwegein. Dit levert een verdere afname van het overstroomde oppervlak op. Getroffen personen en slachtoffers Het aantal getroffen personen neemt af van ruim tot orde bij de variant A12/A27 en tot ruim bij het tracé door het Kromme Rijn-gebied (Tabel 7.15). Tabel 7.15 Schadecategorie Effect van compartimentering van dijkring 44 op het potentiële aantal getroffen personen en slachtoffers zoals berekend met het HIS-SSM zonder rekening te houden met evacuatie Getroffenen (personen) Dodelijke slachtoffers (personen) Huidige situatie Compartimentering via A27 en A12 (tijdelijk kerend) Compartimentering door Kromme Rijn-gebied (kerend tot 1: afvoer te Lobith) Opgemerkt wordt dat de waterstand in het gebied ten zuiden van de compartimenteringsdijk snel stijgt, waardoor mensen moeilijker weg kunnen komen nadat de doorbraak heeft plaatsgevonden. Dit verklaart het relatief grote aantal potentiële slachtoffers na aanleg van een compartimenteringsdijk. Een goed evacuatieplan is noodzakelijk voor dit gebied. Een voordeel van de aanleg van een compartimenteringsdijk is dat mensen over kortere afstanden hoeven te worden geëvacueerd en dat er minder mensen hoeven te worden geëvacueerd. Bij de variant door het gebied van de Kromme Rijn hoeven inwoners van onder andere Houten en Utrecht niet preventief te worden geëvacueerd. Ook blijven de wegen rond Utrecht tijdens de ramp beschikbaar. Economische aantrekkelijkheid De kosten van ophoging van de A27 en de A12 worden geraamd op 100 miljoen euro. Hoewel sprake is van ophoging van een bestaand zandlichaam zijn de kosten relatief hoog. Dit komt onder meer door het grote aantal onderdoorgangen dat afsluitbaar moet worden gemaakt. De kosten van het tracé door het Kromme Rijngebied bedragen ongeveer 166 miljoen euro. De baten van de variant die is verkend door Hydrologic (2008) bedragen ongeveer 10% van de huidige schade. De schade ten noorden van de compartimenteringsdijk neemt weliswaar af, maar de grotere inundatiediepten in het compartiment ten zuiden van de compartimenteringsdijk leidt tot een grotere schade in dit gebied. De netto baten zijn daardoor relatief gering. De baten van het tracé door het Kromme Rijn gebied bedragen 80% van de huidige schade. Ook hier neemt de schade ten zuiden van de compartimenteringsdijk sterk toe, maar doordat de kering al het water tegenhoudt wordt de schade in de rest van de dijring tot nul teruggebracht. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 67

86 De baten/kostenverhouding voor de variant door het Kromme Rijn-gebied komt uit op ongeveer 2 terwijl die van de A27 en A12 neerkomt op 0,3. Tabel 7.16 Berekend eerstejaarsrendement (referentiejaar 2015) voor aanleg van een compartimenteringsdijk in dijkring 44, uitgaande van een overstromingskans gelijk aan de norm compartimentering schade per gebeurtenis huidige situatie (miljard euro) 20,1 investeringskosten compartimentering via A27 en A12 (miljoen euro) 98 investeringskosten compartimentering Kromme Rijn gebied (miljoen euro) 166 economische baat per gebeurtenis comp. via A27 en A12(miljard euro) 1,2 economische baat per gebeurtenis comp. Kromme Rijn gebied (miljard euro) 16,6 eerstejaarsrendement 2015 compartimentering via A27 en A12 0,3 eerstejaarsrendement 2015 compartimentering Kromme Rijn gebied 2,3 Ruimtelijke kwaliteit De onderzochte compartimenteringsdijken zijn slecht inpasbaar in het landschap. Het verhoogd aanleggen van een snelweg is visueel onaantrekkelijk en leidt tot meer geluidsoverlast in gebieden waar de snelweg nu nog niet verhoogd is aangelegd. Het realiseren van een dijklichaam in het nu nog open Kromme Rijngebied is evenmin wenselijk, omdat het karakter van het landschap ernstig aantast. Robuustheid De robuustheid van het tracé via de A27 en de A12 scoort slechter dan het tracé door het Kromme Rijngebied. Dit komt vooral doordat het tracé via de snelwegen gekenmerkt wordt door een groot aantal afsluitbare doorgangen. Dit vergt meer onderhoud en vergroot de kans op falen. Het tracé door het Kromme Rijngebied valt voor een groot deel samen met de dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit heeft als groot voordeel dat het aantal doorgangen beperkt is. Zelfs de spoorlijn Utrecht - Den Bosch gaat over de kering heen, zodat geen afsluitbare doorgang nodig is. Indien de compartimenteringsdijken ook onder andere hydraulische belastingen moeten functioneren dient een voldoende grote marge te worden aangehouden in de hoogte van de kruin. Flexibiliteit Ook qua flexibiliteit scoort de variant via de snelwegen slechter dan door het Kromme Rijngebied. Dit komt vooral doordat het kostbaar is een dijklichaam met een weg er op aan te passen. Bij een volledig groene dijk is dit goedkoper. De maatregel kan een grote invloed uitoefenen op de ruimtelijke ontwikkeling in het gebied: uitbreiding van stedelijk gebied in zuidelijke richting zal worden belemmerd door de fysieke aanwezigheid van een dijk (barrièrewerking) en doordat het gebied ten zuiden van de kering minder veilig is dan het gebied aan de noordkant. 68 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

87 VEB-0002, Versie 10, 4 augustus 2009, definitief Maatschappelijke onrust Omdat uitvoering van de maatregel tot veel overlast leidt zal de maatschappelijke onrust groot zijn. Ook het afwentelen op het gebied bovenstrooms van de compartimenteringsdijken zal tot veel weerstand leiden Doorbraakvrij maken van de primaire waterkering Voor de primaire waterkering categorie-a die grenst aan dijkring 15 en dijkring 44 geldt dat de hoogte voldoende is om een afvoer van m 3/s te keren. Dit wordt momenteel gezien als het fysisch maximum van de Rijn. Het overstroombaar maken van deze keringen is daarmee niet nodig. De belangrijkste problemen met het doorbraakvrij maken van de dijk zijn gerelateerd aan macrostabiliteit en piping. De primaire waterkering van dijkring 15 is vooral gevoelig voor macrostabiliteit als gevolg van de slappe ondergrond, waaroor dijken op kunnen opdrijven. In het benedenstroomse deel van de dijkring is het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard momenteel bezig met het uitvoeren van dijkversterkingswerkzaamheden. In Figuur 7.29 is in blauw en rood aangegeven welke locaties niet door de toetsing (1e en 2e toetsronde) zijn gekomen. Figuur 7.29 Dijkversterking in de Krimpenerwaard (bron: Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard) De blauwe trajecten zijn, met uitzondering van Nederlek en BAS, reeds versterkt naar 1:2000. De rode vlakken staan in het huidige Hoogwaterbeschermingsprogramma en moeten voor 2015 verbeterd zijn naar 1:2000. Het traject Nederlek (ca 5,5 km) wordt op dit moment versterkt. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 69

88 Hier wordt bijna over de gehele lengte een stabiliteitsscherm in de vorm van een zware stalen damwand aangebracht en soms een kistdam of diepwand. BAS zal, als alles goed gaat, eind 2009 in uitvoering gaan. Hier wordt grotendeels gewerkt met steunbermen. Het binnentalud van niet versterkte dijkvakken die wel voldoen aan de toets 1:2000, ligt rond de 1:2,5 met uitschieters naar boven en beneden. Bij de versterkte vakken is, waar geen sprake is van een damwandscherm, het binnentalud een groene helling van 1:3. Silva en van Velzen (2008) stellen de volgende voorwaarden aan een dijk om het label doorbraakvrij toe te kennen: Het binnentalud is 1:3 of flauwer. Bij een steiler talud kan infiltratie van golfoverslag tot instabiliteit en vervolgens afschuiving leiden. Voor het minder steil maken van de dijk is binnendijks ruimte nodig. Op locaties waar zich bebouwing op korte afstand van de dijk bevindt (Figuur 7.30) kunnen constructies met damwanden worden uitgevoerd, net zoals dat nu al gebeurt in de Krimpenerwaard. Het bekleden van het binnentalud met een met geotextiel versterkte grasmat, doorgroeistenen of open asfaltbeton draagt eveneens bij aan het beschermen van de dijk bij golfoverslag. Om macro-instabiliteit door opdrijven tegen te gaan moet een (extra) binnenberm worden aangebracht van ongeveer 5 m breed en 2 m dik in het bovenrivierengebied, tot 15 m breed en 2 m dik in het benedenrivierengebied. Waar zandlagen dicht onder de afdekkende klei- en/of veenlaag zitten moet een extra berm worden aangebracht om opbarsten en piping tegen te gaan. Langs de Waal gaan Silva en van Velzen (2008) uit van een berm van ongeveer 20 m breed en 0,75 m dik. Langs de Nederrijn kan een iets kleinere berm waarschijnlijk volstaan. In het benedenrivierengebied worden echter diktes in de orde van 2 à 3 m genoemd. 70 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

89 Figuur 7.30 Bebouwing op en langs dijk (bron: Silva en van Velzen, 2008) Met name in het benedenrivierengebied zijn ingrijpende maatregelen nodig om de dijken doorbraakvrij te krijgen. De benodigde aanpassing is voor een dwarsprofiel van de Lekdijk nabij Vianen in meer detail bekeken door Han Knoeff (Deltares, unit geo-engineering). Het dwarsprofiel is te zien in Figuur De ondergrond bestaat uit een circa 6 m dik pakket met slappe lagen bestaande uit klei en veen, gelegen op Pleistoceen zand. Berekeningen tonen aan dat de neerwaartse druk van de veen- en kleilagen onvoldoende is om de stijghoogte in het Pleistocene zand bij maatgevend hoogwater te compenseren. Dit betekent dat ter plaatse van deze dijk sprak zal zijn van opdrijven. Ook is het dijkontwerp onvoldoende om macrostabiliteitsproblemen te voorkomen. De dijk zal naar verwachting aan de binnenzijde afglijden. Tot slot voldoet het dwarsprofiel ook niet aan de norm voor piping. Om het probleem met de macrostabiliteit te voorkomen zou een 12 m brede en 2 m hoge binnenberm moeten worden aangebracht. Om het probleem met piping op te lossen is volgens Knoeff zelfs een 28 m lange berm noodzakelijk. Deze waarden zijn van dezelfde orde als die genoemd door Silva en Van Velzen (2008). Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 71

90 Figuur 7.31 Dwarsprofiel Lekdijk bij Vianen Hydraulische effectiviteit Het doorbraakvrij maken van de primaire waterkering is zeer effectief omdat de kans op een doorbraak nagenoeg tot nul wordt gereduceerd. Silva en van Velzen (2008) gaan uit van een afname van de kans met een factor 100. Indien zich onverhoopt toch een doorbraak voordoet zijn de gevolgen echter gelijk aan die in de huidige situatie. Getroffen personen en slachtoffers Net als bij de hydraulische effectiviteit geldt dat het aantal getroffen personen bij een doorbraak niet afneemt. Echter, omdat de kans op een doorbraak veel kleiner wordt neemt ook de kans op getroffenen en slachtoffers (uitgedrukt in personen per jaar) zeer sterk af. Economische aantrekkelijkheid De kosten voor de uitvoering van deze maatregel zijn gebaseerd op de ramingen uitgevoerd door Arcadis (2008) in het kader van het project Quick scan doorbraakvrije dijken (Silva en van Velzen, 2008). Het betreft een globale raming op basis van eenheidsprijzen per strekkende meter dijk. Voor dijkring 15 worden de kosten van het doorbraakvrij maken van de primaire kering langs de Lek geraamd op 200 miljoen euro. Hierbij is aangenomen dat 39% van de kering te maken heeft met bebouwing. Indien rekening wordt gehouden met klimaatverandering (zeespiegelstijging) is 250 miljoen euro nodig. Omgerekend bedragen de kosten respectievelijk 4,3 en 5,4 miljoen euro per kilometer. Deze waarden lijken aan de lage kant. De kosten van de lopende dijkversterkingen BAS en Nederlek in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard zitten in de range 15 tot 18 miljoen per km. Dit zou betekenen dat de kosten zo een factor 3 hoger uit zouden kunnen vallen. Een meer gedetailleerde raming is gewenst. 72 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

91 Voor dijkring 44 raamt Arcadis de kosten op 60 miljoen euro, wat neer komt op 1,8 miljoen euro per kilometer dijk. De kosten zijn zo gering omdat de ingreep beperkt is (geen ophoging, beperkt minder steil binnen talud en aanleg extra berm) en omdat weinig bebouwing te vinden is langs de dijk (4%). Ook hier geldt dat de raming aan de lage kant kan zijn. De baat bedraagt in beide gevallen ruim 10 miljoen euro per jaar. De schade per gebeurtenis blijft weliswaar gelijk, maar de kans wordt 100 keer kleiner. Het eerstejaarsrendement komt daarmee uit op 1,2 voor dijkring 15 en 5,6 voor dijkring 44. Dat betekent dat de maatregel economisch zeer aantrekkelijk is, zeker in dijkring 44. Indien de kosten drie keer zo hoog uitvallen kan het onbezwijkbaar maken van de primaire waterkering in dijkring 15 economisch niet meer uit. De baten/kostenverhouding bedraagt in dat geval nog maar 0,4. In dijkring 44 is de maatregel zelfs bij een 5 keer hogere kostenraming nog steeds aantrekkelijk, mits de huidige overstromingskans min of meer gelijk is aan de norm van de dijkring. Ruimtelijke kwaliteit Met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit scoort de maatregel positief. De primaire waterkering is op dit moment al een dijklichaam dat nadrukkelijk in het landschap aanwezig is. Bovendien is de kering in het verleden versterkt waardoor er geen, of in mindere mate, sprake is van een authentiek stuk rivierdijk met historisch karakter. De grootste belemmeringen met betrekking tot ruimtelijke inpasbaarheid doen zich voor ter hoogte van de steden en dorpen zoals Amerongen en Wijk bij Duurstede. Robuustheid Qua robuustheid scoort de maatregel eveneens goed. Door het binnentalud minder steil te maken is de kans op een doorbraak kleiner wanneer er onverhoopt toch water over de kruin stroomt. Bovendien blijft de instroming in dit geval beperkt tot maximaal een orde van een paar honderd m². De schade zal dan beperkt blijven en de c-keringen langs het Amsterdam- Rijnkanaal zullen voldoende hoog zijn om dit water te keren. De extra berm zorgt ervoor dat opdrijven, piping en opbarsten ook minder zullen zijn mochten er zich onverhoopt bovenmaatgevende omstandigheden voordoen. De dijk is daarmee in staat om een grote range aan hydraulische belastingen te keren. Omdat weinig kunstwerken aanwezig zijn is de maatregel bovendien goed beheersbaar (weinig menselijk handelen vereist tijdens een dreigende overstroming) en onderhoudbaar. Flexibiliteit Omdat in de huidige situatie al sprake is van een hoge waterkering vormt de maatregel geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Maatschappelijke onrust Omdat de dijken in dijkring 15 op dit moment worden versterkt kan deze maatregel (een nieuwe ronde van dijkverzwaring) hier tot maatschappelijke onrust leiden. Het feit dat het veiligheidsniveau van een groot gebied en een grote groep mensen sterk toeneemt, zal een deel van de maatschappelijke weerstand wegnemen. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 73

92 7.2.7 Versterken van de primaire waterkering van dijkring 15 en/of 44 tot 1: Deze maatregel lijkt qua uitvoering sterk op het onbezwijkbaar maken van de primaire waterkering. In beide gevallen zal de dijk vooral worden versterkt door deze bestand te maken tegen piping en opdrijven. De vereiste aanpassingen zijn echter moeilijk te kwantificeren omdat onbekend is hoe sterk de waterkering op dit moment is en hoe de dijk er uit zou moeten zien om te voldoen aan een 1: situatie. Uit informatie van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden blijkt dat Nederrijn- en Lekdijk van dijkring 44 volledig "voldoende of goed" getoetst is. De overhoogte is minimaal 40 cm tot meer dan 1 meter. De dijk is ontworpen op een hogere maatgevende afvoer van m 3 /s bij Lobith die is afgetopt tot m 3 /s om tot de belasting voor de Lek te komen. Deze belasting komt overeen met een huidige maatgevende waterstand van 1: In de huidige situatie leiden macrostabiliteit en piping nergens tot problemen. De verwachting is dat de benodigde aanpassingen om de primaire kering van dijkring 44 te laten voldoen aan een norm van 1: gering zijn. Om de Lekdijk van dijkring 15 aan de norm te laten voldoen zijn meer aanpassingen nodig. In het gebied van de Krimpenerwaard vinden op dit moment dijkversterkingswerkzaamheden plaats om er voor te zorgen dat de dijk aan een 1:2.000 norm voldoet. Aanvullende maatregelen zouden nodig zijn om de dijk te versterken tot een 1: norm. Uit informatie van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden blijkt dat het oostelijk deel van dijkring 15 (beheersgebied HDSR) vrijwel over de hele lengte minimaal als voldoende is getoetst. De gemiddelde overhoogte is 40 cm. Op het gebied van piping volgen geen problemen uit de toetsing, echter tijdens hoogwater zijn er wel plekken die met het oog op piping extra aandacht behoeven. Ook uit VNK volgt voor heel dijkring 15, dat 13 van de 82 dijkvakken een hoge faalkans geven voor het mechanisme piping en opdrijven. Op basis van deze informatie mag worden verondersteld dat de benodigde ingrepen in dijkring 15 aanzienlijk zijn. Hydraulische effectiviteit Evenals bij het doorbraakvrij maken van de primaire waterkering geldt dat het overstroomd oppervlak tijdens een overstroming gelijk blijft. De kans op een doorbraak neemt echter af. Getroffen personen en slachtoffers Het aantal getroffen personen neemt bij een doorbraak niet af. Echter, omdat de kans op een doorbraak kleiner wordt neemt ook de kans op getroffenen en slachtoffers (uitgedrukt in personen per jaar) af. Economische aantrekkelijkheid Omdat de benodigde werkzaamheden niet exact bekend zijn is geen gedetailleerde kostenraming mogelijk. Aangenomen mag worden dat de kosten lager zijn dan die voor het doorbraakvrij maken van de dijk. De kosten vermeld bij het doorbraakvrij maken gelden dan als een bovengrens voor het versterken tot 1: De kosten bedroegen orde 250 miljoen euro voor dijkring 15 (wat mogelijk een onderschatting is met een factor 2 à 3) tot 60 miljoen euro voor dijkring Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

93 Een indicatie van het eerstejaarsrendement kan ook worden afgeleid uit de maatregel onbezwijkbaar maken. Overige criteria Met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit, robuustheid, flexibiliteit en maatschappelijke onrust scoort de maatregel min of meer hetzelfde als bij het onbezwijkbaar maken van de dijk Versterken oostelijk deel primaire waterkering dijkring 15 Een variant op het versterken van de gehele dijk in dijkring 15 is het versterken van het oostelijke deel, waar de belasting vooral bepaald wordt door hoge afvoeren op de Rijn. Het westelijk deel wordt vooral belast bij een stormvloed. Deze zijn van kortere duur. Bovendien is de maatgevende waterstand in het oosten hoger dan in het westen. Beide effecten hebben tot gevolg dat de gevolgen van een overstroming bij een dijkdoorbraak in het westelijk deel kleiner zijn dan in het oostelijk deel (vergelijk Figuur 7.32 en Figuur 7.14a). Leiden Hoofddorp Alphen ad Rijn Amstelveen Mijdrecht maxd_golf10000 Krimpen max waterdiepte (m) Breukelen Zoetermeer Woerden Utrecht Gouda Nieuwegein Capelle ad IJssel Figuur 7.32 Maximum waterdiepte berekend bij een doorbraak te Krimpen bij een buitenwaterstand met een kans van voorkomen van 1: per jaar (onder) Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 75

94 Hydraulische effectiviteit De gevolgen van een overstroming worden niet beïnvloed door deze maatregel. De kans op een doorbraak in het oostelijk deel neemt echter af. Getroffen personen en slachtoffers Ook het aantal getroffen personen en slachtoffers tijdens een overstroming blijft gelijk, maar de kans op getroffenen en slachtoffers neemt wel af doordat de overstromingskans afneemt. Economische aantrekkelijkheid Omdat in deze studie niet in detail is bepaald tot waar de primaire waterkering langs de Lek dient te worden versterkt is aangenomen dat de kosten voor deze maatregel ongeveer de helft bedragen van de maatregel waarbij de volledige kering wordt versterkt. Dit is 125 miljoen euro indien de kostenraming van Arcadis wordt aangehouden. De economische baat komt vooral door de kleinere kans op doorbraak van het oostelijke deel. De baten/kostenverhouding komt daarmee uit op ongeveer 2. Opgemerkt wordt dat deze lager uitvalt wanneer de kostenraming van de Hoogheemraadschappen wordt gebruikt. Het eerstejaarsrendement van deze maatregel is hoger dan van het ophogen van de gehele waterkering. Dit komt doordat de baat weliswaar minder groot is (de kans op een doorbraak in het benedenstroomse kant blijft in dit geval gelijk), maar de kosten ook halveren. Ruimtelijke kwaliteit Met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit scoort het gedeeltelijk versterken van de primaire waterkering van dijkring 15 iets gunstiger dan het versterken van de gehele waterkering omdat de ingreep merkbaar is in een kleiner gebied. Robuustheid & Flexibiliteit Op deze criteria scoort de maatregel vergelijkbaar als de maatregel waarbij de gehele dijk versterkt wordt. Maatschappelijke onrust Net als bij het criterium ruimtelijke kwaliteit scoort het gedeeltelijk versterken van de primaire waterkering van dijkring 15 iets gunstiger dan het versterken van de gehele waterkering omdat de ingreep merkbaar is in een kleiner gebied. Dit zal minder maatschappelijke onrust geven. Bovendien wordt het deel van de waterkering waar op dit moment dijkverzwaringswerken in uitvoering zijn grotendeels ontzien. 7.3 Ontwikkelingen in het rivierengebied Aanpassing afvoerverdeling splitsingspunten Binnen de PKB is afgesproken in de toekomst de Nederrijn/Lek te ontlasten bij afvoeren boven de m 3 /s te Lobith. Deze sturingsmogelijkheid is niet op korte termijn beschikbaar. Omdat het huidige fysische maximum van de Rijn op ongeveer m 3 /s wordt geschat is dat ook (nog) niet relevant. Mochten er in de toekomst op Duits grondgebied maatregelen worden getroffen waardoor grotere afvoeren ons land kunnen bereiken, dan is deze maatregel van essentieel belang voor het onderzochte gebied. Dit betekent immers dat de onderzochte maatregelen minder robuust hoeven te worden ontworpen omdat de kans uiterst klein is dat de waterstanden bij een overstroming in dijkring 15 en 44 als gevolg van hoogwater op de Rijn hoger uit zullen vallen dan nu het geval is. 76 Nadere verkenning waterveiligheid Centraal Holland

95 7.3.2 Afsluitbaar open Indien de maatregel afsluitbaar open zoals voorgesteld door de Commissie Veerman in de toekomst wordt uitgevoerd heeft dit een gunstig effect op dijkring 15. Een groot deel van dijkring 15 valt dan namelijk binnen het afgesloten gebied. De kans op een doorbraak zal daarmee afnemen. Bovendien zullen de gevolgen van een eventuele doorbraak kleiner zijn omdat de aanvoer van water wordt beperkt. Figuur 7.33 geeft een indicatie van de waterdiepten die op kunnen treden bij een doorbraak ten westen van Lopik nadat de maatregel afsluitbaar open is doorgevoerd. Voor deze simulatie is aangenomen dat in het hele afgesloten gebied een waterstand van NAP +4 m voorkomt. Ter referentie: voor grote delen in dit gebied ligt deze waterstand boven de huidige maatgevende waterstand. De belasting is dus extreem te noemen. Echter, doordat de aanvoer van extra water naar dit gebied onmogelijk is (de keringen zijn gesloten) blijft het overstroomd oppervlak beperkt tot dijkring 15. Er is te weinig water aanwezig in het afgesloten gebied om het water over de c- kering te laten stromen naar dijkring 14. Voor dijkring 44 en het meest oostelijke deel van dijkring 15 heeft de maatregel afsluitbaar open geen positieve gevolgen. Vermoedelijk zijn de gevolgen hier zelfs negatief door opstuwing van water op de Nederrijn/Lek. Figuur 7.33 Maximum waterdiepte berekend bij een doorbraak ten westen van Lopik na uitvoering van de maatregel afsluitbaar open waarbij in het gehele afgesloten gebied een waterstand van NAP 4 m is opgelegd. Nadere verkenning Waterveiligheid Centraal Holland 77

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Achtergrondrapport Vollenhove-Noordoostpolder (dijkring 7) en Vollenhove-Friesland/Groningen (dijkring

Nadere informatie

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Achtergrondrapport Gekanaliseerde Hollandsche IJssel (dijkring 14) Auteurs: Nadine Slootjes Tessa

Nadere informatie

Overstromingsrisico van dijkringgebieden 14, 15 en 44

Overstromingsrisico van dijkringgebieden 14, 15 en 44 Overstromingsrisico van dijkringgebieden 14, 15 en 44 November 2012 Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico van dijkringgebieden 14, 15 en 44 Documenttitel Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico

Nadere informatie

Onderwerp: Veiligheid Nederland in Kaart Nummer: Dit onderwerp wordt geagendeerd ter kennisneming (n.a.v.) besluitvorming college)

Onderwerp: Veiligheid Nederland in Kaart Nummer: Dit onderwerp wordt geagendeerd ter kennisneming (n.a.v.) besluitvorming college) COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN COMMISSIE BMZ ALGEMEEN BESTUUR Onderwerp: Veiligheid Nederland in Kaart Nummer: 701704 In D&H: 20-08-2013 Steller: ir. P.G. Neijenhuis In Cie: BMZ (ter kennisneming)

Nadere informatie

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Hollandsche IJssel (dijkring 14 en 15) Auteurs: Bastiaan Kuijper Nadine Slootjes

Nadere informatie

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Achtergrondrapport keringen langs het Amsterdam Rijnkanaal en Noordzeekanaal (dijkring 13, 14

Nadere informatie

Gebiedspilot Centraal Holland. Eindrapport

Gebiedspilot Centraal Holland. Eindrapport Gebiedspilot Centraal Holland Eindrapport Gebiedspilot Centraal Holland Eindrapport Marnix van der Vat Rolf van Buren Peter de Grave Irene van der Zwan 1203964-000 Deltares, 2011 Inhoud Samenvatting

Nadere informatie

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Wieringermeerdijk (dijkring 13)

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Wieringermeerdijk (dijkring 13) Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Wieringermeerdijk (dijkring 13) Auteur: Nadine Slootjes PR1322 november 2008 november

Nadere informatie

hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon

hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon memo Witteveen+Bos Postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon datum

Nadere informatie

2.2.1 Noordelijke kust

2.2.1 Noordelijke kust In opdracht van Rijkswaterstaat RIZA is onderzoek gedaan naar de ergst denkbare overstroming voor verschillende regio s. Dit onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau HKV in juli en augustus 2007. Hierbij

Nadere informatie

1.1 Overstromingsscenario s

1.1 Overstromingsscenario s Afgedrukt: 28 november 2016 memorandum Project : Kaartbeelden overstromingsrisico s t.b.v. vitale en kwetsbare infrastructuur Datum : 28 juni 2016 Onderwerp : Duiding scenario s en toelichting op toelichting

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE Imandra: :D

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE Imandra: :D ONDERWERP Gemaal Korftlaan - advies wel of niet verbreden watergang aanvoertracé DATUM 7-7-2016, PROJECTNUMMER C03071.000121.0100 ONZE REFERENTIE Imandra: 078915484:D VAN Arjon Buijert - Arcadis AAN J.

Nadere informatie

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Kaarten Waterbelangen DM: 303052 1 Wateropgaven 2015 / 2027 Kaart 1. Gebieden met een WB21 wateropgave In 2005 is een studie wateropgave uitgevoerd (conform

Nadere informatie

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ. WINN Verkenning compartimentering. Rapport. Januari 2006. WL delft hydraulics Q4112

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ. WINN Verkenning compartimentering. Rapport. Januari 2006. WL delft hydraulics Q4112 Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ WINN Verkenning compartimentering Rapport Januari 2006 Q4112 WL delft hydraulics Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ WINN Verkenning compartimentering Nathalie Asselman

Nadere informatie

2013? Provinciale Staten van Noord-Holland: Besluiten: Uitgegeven op 4 juni Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

2013? Provinciale Staten van Noord-Holland: Besluiten: Uitgegeven op 4 juni Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; 2013? Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 8 april 2013 tot wijziging van de Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Provinciale Staten van Noord-Holland: Gelezen het

Nadere informatie

IN DEZE NIEUWSFLITS. De brochures maken de uitleg over de gehanteerde methode en de eerste resultaten eenvoudiger.

IN DEZE NIEUWSFLITS. De brochures maken de uitleg over de gehanteerde methode en de eerste resultaten eenvoudiger. IN DEZE NIEUWSFLITS Publicaties gaan als gebakjes Voortgang fase 1b Fase 1c goed begonnen Kansen en onzekerheden in VNK2 VNK2-beraad 20 september Systeemwerking in VNK2 Meer informatie op locatie Publicaties

Nadere informatie

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen

Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hydraulische randvoorwaarden voor categorie c-keringen Achtergrondrapport Diefdijklinie (dijkring 16) Auteurs: Nadine Slootjes Bob Maaskant Andries Nederpel

Nadere informatie

Extreme neerslag 1:100 jaar NAP 1,1 m Apparatuur op NAP -0,6 m Doorbraak dijk boezem 1:300 jaar NAP + 0,0 m Apparatuur op NAP + 0,5 m.

Extreme neerslag 1:100 jaar NAP 1,1 m Apparatuur op NAP -0,6 m Doorbraak dijk boezem 1:300 jaar NAP + 0,0 m Apparatuur op NAP + 0,5 m. MEMO Aan : S. Huvenaars (TenneT B.V.) Van : P. van de Rest Controle: L. de Wit Datum : 4 november 2011 ref : 1649/U11229/PvdR/B betreft : Controle gegevens opstellingshoogte 380kV station Breukelen 1 Inleiding

Nadere informatie

Deltadijken: locaties die voorrang verdienen vanuit het perspectief van slachtofferrisico s

Deltadijken: locaties die voorrang verdienen vanuit het perspectief van slachtofferrisico s Deltadijken: locaties die voorrang verdienen vanuit het perspectief van slachtofferrisico s Karin de Bruijn Presentatie Slachtofferrisico s s Maatregelen ter reductie van slachtofferrisico s Deltadijken

Nadere informatie

Onderwerp: wijziging Waterverordening Hoogheemraadschap

Onderwerp: wijziging Waterverordening Hoogheemraadschap Haarlem, 26 maart 2013 2013 18 Onderwerp: wijziging Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Bijlagen: Ontwerpbesluit 1 Inleiding Op grond van artikel 2.4 van de Waterwet moeten bij

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Wijziging van de Verordening ruimte 2014, provincie Noord-Holland

PROVINCIAAL BLAD. Wijziging van de Verordening ruimte 2014, provincie Noord-Holland PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Noord-Holland Nr. 9365 18 december 2018 Wijziging van de Verordening ruimte 2014, provincie Noord-Holland Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, maken

Nadere informatie

Compartimentering of robuuste primaire kering. Verkennend onderzoek naar beperking overstromingsrisico in Gelderse Vallei (dijkring 45)

Compartimentering of robuuste primaire kering. Verkennend onderzoek naar beperking overstromingsrisico in Gelderse Vallei (dijkring 45) Compartimentering of robuuste primaire kering Verkennend onderzoek naar beperking overstromingsrisico in Gelderse Vallei (dijkring 45) Opdrachtgever: Provincie Utrecht Compartimentering of robuuste primaire

Nadere informatie

Het verzoek om bijzondere waarnemingen is verstuurd aan de waterschappen zoals weergegeven in tabel 1. Waterschap Reactie Waarnemingen

Het verzoek om bijzondere waarnemingen is verstuurd aan de waterschappen zoals weergegeven in tabel 1. Waterschap Reactie Waarnemingen agendapunt 6 ENW-T-11-13 Aan: ENW-Techniek Van: H. van Hemert - STOWA Betreft: Waarnemingen Hoogwater2011 Datum: 11 maart 2011 Projectnummer: 474.020 Kenmerk: 20110xxx Situatie Naar aanleiding van enkele

Nadere informatie

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat. Gevolgberekening falen Blankenburgtunnel

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat. Gevolgberekening falen Blankenburgtunnel Opdrachtgever: Rijkswaterstaat Gevolgberekening falen Blankenburgtunnel PR3025.10 maart 2015 Opdrachtgever: Rijkswaterstaat Gevolgberekening falen Blankenburgtunnel Auteurs C. Vermeulen S. Mühle PR3025.10

Nadere informatie

Achter het water: wat te doen aan de toenemende overstromingsrisico s in deltagebieden? Frans Klijn 30 nov. 2016

Achter het water: wat te doen aan de toenemende overstromingsrisico s in deltagebieden? Frans Klijn 30 nov. 2016 Achter het water: wat te doen aan de toenemende overstromingsrisico s in deltagebieden? Frans Klijn 30 nov. 2016 7 december 2012 7 december 2012 7 december 2012 Hoe is dit zo gekomen? Zeespiegelstijging

Nadere informatie

Wat is de invloed van Bypass IJsseldelta op de Waterveiligheid?

Wat is de invloed van Bypass IJsseldelta op de Waterveiligheid? Wat is de invloed van Bypass IJsseldelta op de Waterveiligheid? antwoorden op veelgestelde vragen Matthijs Kok Cor-Jan Vermeulen 8 september 2010 HKV lijn in water 1 Inleiding Invloed van de bypass op

Nadere informatie

Verkenning meerlaagsveiligheid 110

Verkenning meerlaagsveiligheid 110 110 7 Verkenning meerlaagsveiligheid 111 7.1 Inleiding Binnen de hoogwaterbescherming wordt een benadering in drie lagen toegepast (Meerlaagsveiligheid): Laag 1 Preventie (door dijken en/of ruimte voor

Nadere informatie

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag nieuwe waterkering Alexander, Roermond WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag i Datum 17 maart 2014 Status Concept, versie 0.2 Project P0056.9 Naam Paraaf Datum Auteur Drs. R.C. Agtersloot 17-03-2014

Nadere informatie

vw Toetspeilen 1 bovenrivierengebied (de Rijntakken en de Maas) Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat

vw Toetspeilen 1 bovenrivierengebied (de Rijntakken en de Maas) Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat vw02000044 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat Den Haag, 21 januari 2002 Hierbij deel ik u mede dat ik op 21 december 2001 de hydraulische randvoorwaarden 2001 (HR 2001)

Nadere informatie

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31(0)

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31(0) Memo Deltares ~ Aan Pedja Zivojnovic Datum 19 februari 2016 Van Nadine Slootjes Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)883358080 Aantal pagina's 5 E-mail nadine.slootjes@deltares.nl Onderwerp Analyse effect Nieuwe

Nadere informatie

Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw gemaal.

Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw gemaal. MEMO Aan: Van: Kwaliteitsborging: Onderwerp: Koos van der Zanden (PMB) Jeroen Leyzer (WH) Anne Joepen Datum: 27-11-2014 Status: Adviesnummer WH: Hydraulische toetsing Klaas Engelbrechts polder t.b.v. nieuw

Nadere informatie

RBOI - Rotterdam/Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel

RBOI - Rotterdam/Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel RBOI - /Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook

Nadere informatie

Provinciale Staten. Gedeputeerde Staten van Overijssel, voorzitter, secretaris.

Provinciale Staten. Gedeputeerde Staten van Overijssel, voorzitter, secretaris. www.prv-overijssel.nl Provinciale Staten Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 48 41 Uw kenmerk Uw brief Ons kenmerk Datum WB/2005/592 01 03

Nadere informatie

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren Rijkswaterstaat beheert de grote rivieren in Nederland. Het stuwensemble Nederrijn en Lek speelt hierin een

Nadere informatie

Rivierverruiming in een nieuw perspectief

Rivierverruiming in een nieuw perspectief Rivierverruiming in een nieuw Waterveiligheid in Nederland Nederland al honderden jaren door dijken beschermd Waterveiligheid geregeld in de wet: voldoet dijk aan vastgestelde norm In jaren negentig een

Nadere informatie

Casestudies voor overstromingsschade in dijkringgebieden 30, 31 en 32

Casestudies voor overstromingsschade in dijkringgebieden 30, 31 en 32 Opdrachtgever: ProSes Casestudies voor overstromingsschade in dijkringgebieden 30, 31 en 32 Auteurs: H.J. Barneveld C.A.H. Wouters J. Udo PR772 april 2004 april 2004 Casestudies overstromingsschade Zeeland

Nadere informatie

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397. Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte Willemskade 19-20 postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek

Nadere informatie

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem Deltaprogramma 2013 Bijlage A Samenhang in het watersysteem 2 Deltaprogramma 2013 Bijlage A Bijlage A Samenhang in het watersysteem Het hoofdwatersysteem van Eijsden en Lobith tot aan zee Het rivierwater

Nadere informatie

Versie 22 september Inleiding

Versie 22 september Inleiding Inleiding Verschil watersnood en wateroverlast Watersnood is een door een overstroming veroorzaakte ramp. Een overstroming kan plaatsvinden vanuit zee, zoals bij de watersnoodramp van 1953, maar ook vanuit

Nadere informatie

Handreiking gebruik overstromingsgevaar- en gevolgenkaarten risicokaart.nl

Handreiking gebruik overstromingsgevaar- en gevolgenkaarten risicokaart.nl Handreiking gebruik overstromingsgevaar- en gevolgenkaarten risicokaart.nl Inleiding Naar aanleiding van de implementatie van de EU-Richtlijn Overstromingsrisico s 1 (EU-ROR) is het thema overstromingen

Nadere informatie

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING

notitie Grondbank GMG 1. INLEIDING notitie Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.nl onderwerp project opdrachtgever projectcode referentie opgemaakt

Nadere informatie

Hydraulische analyse schuren van de stadsgrachten. Inleiding. Gegevens

Hydraulische analyse schuren van de stadsgrachten. Inleiding. Gegevens Hydraulische analyse schuren van de stadsgrachten Inleiding Het doorspoelen van de grachten in Gouda, zoals dat tot in de jaren 50 gebruikelijk was, zal een kortstondig effect hebben op de waterstand en

Nadere informatie

Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep. Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep. Inhoudsopgave

Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep. Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep. Inhoudsopgave 74OF86 RWD rapporten.indd 1 23-10-2007 14:23:15 74OF86 RWD rapporten.indd 2 23-10-2007 14:23:21 Naar een Duurzaam en Veilig Meppelerdiep Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 4 Het watersysteem...

Nadere informatie

Grebbedijk - Deltadijk? Studie naar de betekenis van actualisering van de beschermingsniveaus van de Grebbedijk

Grebbedijk - Deltadijk? Studie naar de betekenis van actualisering van de beschermingsniveaus van de Grebbedijk Grebbedijk - Deltadijk? Studie naar de betekenis van actualisering van de beschermingsniveaus van de Grebbedijk Rapport Waterschap Vallei en Veluwe Januari 2014 (geactualiseerde versie) Definitief v3.1

Nadere informatie

Veiligheidsaspecten van de bypass Kampen actualisering onderzoek

Veiligheidsaspecten van de bypass Kampen actualisering onderzoek Veiligheidsaspecten van de bypass Kampen actualisering onderzoek Auteurs: C.J.M. Vermeulen J.K. Leenders PR1743 juni 2009 juni 2009 Veiligheidsaspecten van de bypass Kampen Inhoud 1 Inleiding... 1 1.1

Nadere informatie

Compartimenteringsstudie Maasdijk & zuidrand dijkring 14

Compartimenteringsstudie Maasdijk & zuidrand dijkring 14 Opdrachtgever: Provincie Zuid-Holland Compartimenteringsstudie Maasdijk & zuidrand dijkring 14 Impactanalyse DPV-normering & STOWA richtlijn PR2870.10 oktober 2014 Opdrachtgever: Provincie Zuid-Holland

Nadere informatie

DE WAARDE VAN NORMEN EN DE EFFECTEN VAN KLIMAATVERANDERING, BODEMDALING EN VERANDEREND GRONDGEBRUIK

DE WAARDE VAN NORMEN EN DE EFFECTEN VAN KLIMAATVERANDERING, BODEMDALING EN VERANDEREND GRONDGEBRUIK DE WAARDE VAN NORMEN EN DE EFFECTEN VAN KLIMAATVERANDERING, BODEMDALING EN VERANDEREND GRONDGEBRUIK Toetsing hoogten boezemkaden binnen dijkring 14 en 44 Nederland heeft duizenden kilometers boezemkaden.

Nadere informatie

Welke informatie wordt bij het risico-oordeel getoond?

Welke informatie wordt bij het risico-oordeel getoond? Welke informatie wordt bij het risico-oordeel getoond? Het risico-oordeel richt zich op primaire en regionale waterkeringen. Primaire waterkeringen beschermen tegen een overstroming uit zee, de grote meren

Nadere informatie

Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse

Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard 9T5318.A0 Definitief 24 maart 2010 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon

Nadere informatie

Project VNK de Veiligheid van Nederland in Kaart. Overstromingen in Nederland, kansen en gevolgen

Project VNK de Veiligheid van Nederland in Kaart. Overstromingen in Nederland, kansen en gevolgen Project VNK de Veiligheid van Nederland in Kaart Overstromingen in Nederland, kansen en gevolgen De Veiligheid van Nederland in Kaart Absolute veiligheid tegen overstromingen bestaat niet In de afgelopen

Nadere informatie

Assetmanagement bij waterkeringen

Assetmanagement bij waterkeringen Assetmanagement bij waterkeringen Frank den Heijer NVRB symposium Assetmanagement in de publieke sector Assetmanagement bij waterkeringen Historie en context Toetsproces waterkeringen Cases: toetsronden

Nadere informatie

Toetspeilen Oude IJssel

Toetspeilen Oude IJssel Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIZA Auteurs: A.A.J. Botterhuis H.J. Barneveld K. Vermeer PR1011 december 2005 december 2005 Inhoud 1 Inleiding...1-1 1.1 Aanleiding tot het project...1-1 1.2 Probleembeschrijving...1-1

Nadere informatie

Van Neerslag tot Schade

Van Neerslag tot Schade Van Neerslag tot Schade Opdrachtgevers: STOWA Stichting Leven met Water Provincie Zuid Holland Waterschap Zuiderzeeland Verbond van Verzekeraars Uitvoerenden: HKV, KNMI en UT Doelstelling Het onderzoeken

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004 Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Zonewateren 28 juli 2004 Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Zonewateren 28 juli 2004 Inhoudsopgave........................................................................................

Nadere informatie

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda Deze samenvatting bevat de hoofdlijn van de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) van de MIRT Verkenning

Nadere informatie

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.

Nadere informatie

Systeem Rijn-Maasmond Afsluitbaar Open

Systeem Rijn-Maasmond Afsluitbaar Open BESTAAND NIEUW DAM MET SLUIS EN/OF DOORLAATMIDDEL SYSTEEMUITBREIDING Systeem Het onderzoeksproject Afsluitbaar Open Rijnmond een eerste integrale ver kenning, onder leiding van de Technische Universiteit

Nadere informatie

Overstromingsrisico Dijkring 15 Lopiker- en Krimpenerwaard December 2011

Overstromingsrisico Dijkring 15 Lopiker- en Krimpenerwaard December 2011 VNK2 Overstromingsrisico Dijkring 15 Lopiker- en Krimpenerwaard December 2011 Overstromingsrisico Dijkring 15 Lopiker- en Krimpenerwaard December 2011 Kijk voor meer informatie op www.helpdeskwater.nl

Nadere informatie

DERDE TOETSING DIJKRING 14 TRAJECT GEKANALISEERDE HOLLANDSE IJSSEL

DERDE TOETSING DIJKRING 14 TRAJECT GEKANALISEERDE HOLLANDSE IJSSEL TRAJECT GEKANALISEERDE HOLLANDSE IJSSEL OPDRACHTGEVER HOOGHEEMRAADSCHAP DE STICHTSE RIJNLANDEN 25 juni 2010 C03011.000035 Definitief Inhoud Samenvatting 3 1 Inleiding 4 2 Beschrijving dijkringgebied en

Nadere informatie

IJsseldijk Zwolle-Olst Masterclass

IJsseldijk Zwolle-Olst Masterclass IJsseldijk Zwolle-Olst Masterclass Prof. dr. ir. Matthijs Kok hoogleraar Waterveiligheid 14 mei 2018 Inhoud 1. Inleiding 2. Risico van overstromingen 3. Wat is acceptabel? 4. IJsseldijken; wat is er aan

Nadere informatie

Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek. Agendapuntnr: 13

Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek. Agendapuntnr: 13 Rotterdam, 17 mei 2005 V.V.: 29 juni 2005 Onderwerp: Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek Agendapuntnr: 13 Inleiding Het Waterakkoord voor de Hollandsche IJssel en Lek is opgesteld op grond van artikel

Nadere informatie

Dijkversterking Wolferen Sprok. Veiligheidsopgave 29 augustus 2017

Dijkversterking Wolferen Sprok. Veiligheidsopgave 29 augustus 2017 Dijkversterking Wolferen Sprok Veiligheidsopgave 29 augustus 2017 Welkom! 19:00 19:10: Welkom WSRL 19:10 20:10: Interactief gastcollege veiligheidsopgave door Matthijs Kok (TU Delft) 20:10 20:25: Toelichting

Nadere informatie

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd. partner in bouwputadvies en grondwatertechniek 1/5 Project : HT140056 Park Waterrijk Hekelingen Datum : 1 September 2014 Betreft : Nota waterhuishouding Opsteller : M. (Marco) Zieverink, MSc Documentstatus

Nadere informatie

Vragen van het Ministerie van Financien ten aanzien van Noodoverloopgebieden

Vragen van het Ministerie van Financien ten aanzien van Noodoverloopgebieden Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Vragen van het Ministerie van Financien ten aanzien van Noodoverloopgebieden 2 december 2003 Werkdocument RIZA 2004.148X R.M. Slomp Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Maascollege Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Inhoud presentatie kararkteristiek stroomgebied waar komt het water vandaan hoogwater en lage afvoer hoogwaterbescherming De Maas MAAS RIJN

Nadere informatie

Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016)

Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016) Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016) Opgave waterveiligheid Westelijk van de veerdam is 2,3 km betonblokkenbekleding in de teen van de dijk afgetoetst

Nadere informatie

MEMO. 1. Aanleiding. Datum: 22-oktober Aan: Joep de Koning (WSK) Van: Martijn Tilma en Mia Süss (B&O-WH)

MEMO. 1. Aanleiding. Datum: 22-oktober Aan: Joep de Koning (WSK) Van: Martijn Tilma en Mia Süss (B&O-WH) MEMO Aan: Joep de Koning (WSK) Van: Martijn Tilma en Mia Süss (B&O-WH) Datum: 22-oktober 2015 Onderwerp: Capaciteit duikers Wilhelminapark, Plaspoel- en Schaapweipolder 1. Aanleiding Het Wilhelminapark

Nadere informatie

Naar veilige Markermeerdijken

Naar veilige Markermeerdijken Naar veilige Markermeerdijken Naar veilige Markermeerdijken Hoogheemraadschap Hollands Noorder kwartier versterkt 33 kilometer afgekeurde dijk tussen Hoorn en Amsterdam. Tijdens de toetsronde in 2006 zijn

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

Overstromingen en wateroverlast

Overstromingen en wateroverlast Atlasparagraaf Overstromingen en wateroverlast 1/6 In deze atlasparagraaf herhaal je de stof van Overstromingen en wateroverlast. Je gaat extra oefenen met het waarderen van verschijnselen (vraag 4 en

Nadere informatie

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica Gemeente Nijmegen 1 oktober 2010 Definitief rapport 9V0718.05 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat

Nadere informatie

Na WO II gaf men waarschijnlijk de voorrang aan de wederopbouw

Na WO II gaf men waarschijnlijk de voorrang aan de wederopbouw Inhoud Inleiding Ramp 1953 meteorologie stormvloed gevolgen herstel Deltaplan 1960-1986 - 1997 New Orleans 2005 Toetsing en Veiligheid Nederland in Kaart Conclusies Inleiding Inleiding Na WO II gaf men

Nadere informatie

Land + Water jaargang 40, nummer 9, pag , Auteurs: M.T. Duits H. Havinga J.M. van Noortwijk ISBN

Land + Water jaargang 40, nummer 9, pag , Auteurs: M.T. Duits H. Havinga J.M. van Noortwijk ISBN Land + Water jaargang 40, nummer 9, pag. 59-61, 2000 Auteurs: M.T. Duits H. Havinga J.M. van Noortwijk ISBN 90-77051-06-6 nummer 6 april 2002 Onzekerheden in waterstanden en kosten onderzocht M.T. Duits

Nadere informatie

Veiligheid Nederland in Kaart Inschatting van het aantal slachtoffers ten gevolge van overstroming

Veiligheid Nederland in Kaart Inschatting van het aantal slachtoffers ten gevolge van overstroming Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat Veiligheid Nederland in Kaart Inschatting van het aantal slachtoffers ten gevolge van overstroming Dijkringen 7, 14 en 36 Januari 2006 Ministerie van

Nadere informatie

Samenvatting van het onderzoek Grensoverschrijdende effecten van extreem hoogwater op de Niederrhein, april 2004

Samenvatting van het onderzoek Grensoverschrijdende effecten van extreem hoogwater op de Niederrhein, april 2004 Samenvatting van het onderzoek Grensoverschrijdende effecten van extreem hoogwater op de Niederrhein, april 2004 In opdracht van de Duits-Nederlandse werkgroep hoogwater is vanaf 2002 tot 2004 door de

Nadere informatie

Deltaprogramma Rivieren. Samenvating. Plan van Aanpak

Deltaprogramma Rivieren. Samenvating. Plan van Aanpak Samenvating Plan van Aanpak Deelprogramma Rivieren In de afgelopen eeuwen hebben de rivieren steeds minder ruimte gekregen, omdat we ruimte nodig hadden voor wonen, werken en recreëren. Rivieren zijn bedijkt,

Nadere informatie

opstelterrein "Uitgeest e.o." - analyse water

opstelterrein Uitgeest e.o. - analyse water Memo Aan Jan Bosman Van Eric Westerhuis Datum 4 december 2014 Bijlage(n) - Onderwerp opstelterrein "Uitgeest e.o." - analyse water Telefoonnummer E-mail Inleiding Voor de benodigde opstelcapaciteit voor

Nadere informatie

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid. 2016/17 digitaal cursus naslagwerk 2016/17 totaal

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid. 2016/17   digitaal cursus naslagwerk 2016/17 totaal Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid 2016/17 www.opleidingen.stowa.nl digitaal cursus naslagwerk 2016/17 totaal Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid Link naar: Digitaal Cursus Naslagwerk

Nadere informatie

LTV O&M thema Veiligheid Vergelijking Nederlandse en Vlaamse hydraulische randvoorwaarden in het Schelde-estuarium

LTV O&M thema Veiligheid Vergelijking Nederlandse en Vlaamse hydraulische randvoorwaarden in het Schelde-estuarium Lange Termijn Visie: Onderzoek en Monitoring LTV O&M thema Veiligheid Vergelijking Nederlandse en Vlaamse hydraulische randvoorwaarden in het Schelde-estuarium Nathalie Asselman, Govert Verhoeven Patrik

Nadere informatie

Overstromingsrisico Dijkring 15 Lopiker- en Krimpenerwaard December 2011

Overstromingsrisico Dijkring 15 Lopiker- en Krimpenerwaard December 2011 VNK2 Overstromingsrisico Dijkring 15 Lopiker- en Krimpenerwaard December 2011 Overstromingsrisico Dijkring 15 Lopiker- en Krimpenerwaard December 2011 Kijk voor meer informatie op www.helpdeskwater.nl

Nadere informatie

Droogtebericht. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 23 september 2013 Nummer 2013-10

Droogtebericht. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 23 september 2013 Nummer 2013-10 Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 23 september 2013 Nummer 2013-10 Laatste Droogtebericht 2013. De neerslag in de afgelopen periode heeft

Nadere informatie

Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse

Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam 28 oktober 2009 Definitief 9S6258.E0 Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon (024) 360 54 83 Fax info@nijmegen.royalhaskoning.com

Nadere informatie

Datum: 30 augustus 2016 Betreft: Hoogwatergeul Varik Heesselt, alternatief plan Ir. Spaargaren

Datum: 30 augustus 2016 Betreft: Hoogwatergeul Varik Heesselt, alternatief plan Ir. Spaargaren Van: Waalzinnig Verzonden: dinsdag 30 augustus 201611:39 Aan: POST; info@wsrl.nl CC: Griffie; esther.van.dijk@minienm.nl; Yvonne.Doorduyn@minienm.nl; cie.im@tweedekamer.nl; gemeente@neerijnen.nl

Nadere informatie

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens Stroomgebiedsafstemming Rijnwest ER in combinatie met meetgegevens Stroomgebiedsafstemming Rijn-West 2 Opdrachtgever: Rijn West Begeleidingsgroep / beoordelingsgroep: Provincies, RAO, KRW-Kernteam Rijn

Nadere informatie

Aan Robert Vos;Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving. Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0)

Aan Robert Vos;Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving. Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0) Memo Aan Robert Vos;Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving Datum Van Joost den Bieman Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)88335 8292 Aantal pagina's 10 E-mail joost.denbieman@deltares.nl Onderwerp OI2014

Nadere informatie

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier.

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier. MEMO Aan: Koos verbeek Van: J. den Dulk Datum: 23 mei 2007 Onderwerp: Stand van zaken maatregelen ter voorkoming wateroverlast Oranjebuurt, De Lier Bijlagen: Functioneel programma van eisen voor de verbetering

Nadere informatie

Pompen - Markermeerdijken Noord-Holland. Syntheserapport. Harold van Waveren Rijkswaterstaat

Pompen - Markermeerdijken Noord-Holland. Syntheserapport. Harold van Waveren Rijkswaterstaat Pompen - Markermeerdijken Noord-Holland Syntheserapport Harold van Waveren Rijkswaterstaat Inhoud (conform Syntheserapport) 1. Inleiding 2. Watersysteem Markermeer 3. Hydraulische belasting 4. Analyse

Nadere informatie

Handelingsperspectief hoge gronden en waterveiligheid

Handelingsperspectief hoge gronden en waterveiligheid Handelingsperspectief hoge gronden en waterveiligheid Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Waterwet zijn onduidelijkheden ontstaan met betrekking tot de hoge gronden. Met het loslaten van de dijkringgedachte

Nadere informatie

Naar een veilige en aantrekkelijke (bedijkte) Maas voor iedereen! Belangrijkste kenmerken van de potentiële voorkeurstrategie voor de bedijkte Maas (van Heumen/Katwijk tot aan Geertruidenberg), december

Nadere informatie

Waterbericht Rijn. Statusbericht nummer S Uitgegeven om: 10:00 lokale tijd. Kleurcode GEEL

Waterbericht Rijn. Statusbericht nummer S Uitgegeven om: 10:00 lokale tijd. Kleurcode GEEL 01-06-2016 Uitgegeven om: 10:00 lokale tijd Waterbericht Rijn Statusbericht nummer S1 Kleurcode GEEL Huidige (gemeten) waterstand Lobith 1107 cm +NAP 01-06, 09:30 uur Verwachte waterstand Lobith 1210 cm

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A ONDERWERP Aangepaste leggerwijziging Tradeportsloot DATUM 14-4-2016 PROJECTNUMMER C01031.000363.0900 ONZE REFERENTIE 078903199 A VAN Joost Veltmaat AAN Waterschap Peel en Maasvallei Inleiding Klaver 6a

Nadere informatie

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb Revisietoetsing Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-generaal Rijkswaterstaat Directie Zeeland Polder/bestek Ser-Lippens- en Nieuw Othenepolder dp 0084 15 dp 0094 85 bestek ZL-5109 Aan Simon

Nadere informatie

Waterbericht Rijn. Statusbericht nummer S Uitgegeven om: 10:00 lokale tijd. Kleurcode GEEL

Waterbericht Rijn. Statusbericht nummer S Uitgegeven om: 10:00 lokale tijd. Kleurcode GEEL 02-06-2016 Uitgegeven om: 10:00 lokale tijd Waterbericht Rijn Statusbericht nummer S2 Kleurcode GEEL Huidige (gemeten) waterstand Lobith 1206 cm +NAP 02-06, 09:10 uur Verwachte waterstand Lobith 1230 cm

Nadere informatie

Wateroverlast Wouw. ICM case study. Marcel Zandee 8 maart 2017

Wateroverlast Wouw. ICM case study. Marcel Zandee 8 maart 2017 Wateroverlast Wouw ICM case study Marcel Zandee 8 maart 2017 Inhoud van de presentatie Waar ligt Wouw? Aanleiding studie Situatie Opbouw model Resultaten simulaties Conclusies Vragen 2 Waar ligt Wouw?

Nadere informatie

Rioleringsplan Tivolikerk te Eindhoven

Rioleringsplan Tivolikerk te Eindhoven Project : Rioleringsplan Tivolikerk te Eindhoven Projectnummer : NC8110503 Versie : definitief Datum : 15 juli 2008 Aanleiding Het terrein van de Tivolikerk en het naastgelegen Zusterhuis aan de Heezerweg

Nadere informatie

Advies interim boezempeil

Advies interim boezempeil Advies interim boezempeil Aanleiding, waarom interim boezempeil Sinds 1998 geldt in de boezem een zomerpeil van NAP-0,42 m. en een winterpeil van NAP-0,47m. Het lagere winterpeil is ingesteld om de kans

Nadere informatie

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK

Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard Concept voorkeursbeslissing KIJK Wilco Werumeus Buning Concept Voorkeursalternatief Dijkvakken Q, R, S, T, U, V, W 21 juni 2018 Gouderak D2017-12-000411 Programma

Nadere informatie

Windhinderonderzoek. Woontoren Bètaplein. Gemeente Leiden. Datum: 12 juni 2015 Projectnummer:

Windhinderonderzoek. Woontoren Bètaplein. Gemeente Leiden. Datum: 12 juni 2015 Projectnummer: Windhinderonderzoek Woontoren Bètaplein Gemeente Leiden Datum: 12 juni 2015 Projectnummer: 120728 SAB Postbus 479 6800 AL Arnhem tel: 026-357 69 11 fax: 026-357 66 11 Auteur rapport: Johan van der Burg

Nadere informatie

Dijkvaksessies 2017 augustus - oktober 2017

Dijkvaksessies 2017 augustus - oktober 2017 Dijkvaksessies 2017 augustus - oktober 2017 Doel Doel van de dijkvaksessies zijn: Bespreken van de kansrijke alternatieven Bespreken van de zogenoemde zeef 2, de criteria waarop de kansrijke alternatieven

Nadere informatie

Primaire waterkeringen getoetst. Landelijke Rapportage Toetsing 2006

Primaire waterkeringen getoetst. Landelijke Rapportage Toetsing 2006 Primaire waterkeringen getoetst Primaire waterkeringen getoetst 2 Inhoudsopgave 1 Toetsen op veiligheid 4 1.1 De tweede toetsing van de primaire waterkeringen 5 1.2 Categorieën primaire waterkeringen 5

Nadere informatie