Indienen verzoek tot compensatie voor effecten woonplaatsbeginsel (voor 17 april)

Transcriptie

1 Indienen verzoek tot compensatie voor effecten woonplaatsbeginsel (voor 17 april) Aanleiding Naar aanleiding van signalen over tekorten bij gemeenten voor residentiële voogdijkinderen en kinderen waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn en waarvan de woonplaats van de gezagdrager niet te achterhalen is, hebben de VNG en VWS in oktober 2014 bestuurlijke afspraken gemaakt. Dit als onderdeel van afspraken over wederzijdse solidariteit bij groei en toepassing woonplaatsbeginsel. Een ander punt van zorg bij gemeenten is de toepassing van het woonplaatsbeginsel. Een kleine groep gemeenten met relatief zeer veel residentiële jeugdhulpcapaciteit kunnen daardoor meer jeugdhulp moeten leveren, omdat de toerekening van het woonplaatsbeginsel daar mogelijk niet volkomen werkt. Voor deze gemeenten kan in de transitiefase worden bekeken of dat eenmalig en op individuele basis kan worden aangetoond en gecompenseerd. Dit is een verdelingsvraagstuk binnen het overgehevelde budget. Indien noodzakelijk wordt hiertoe een bedrag uit het macrobudget 2016 naar voren gehaald. Met deze afspraken willen de VNG en VWS voorkomen dat de continuïteit van zorg in gevaar komt doordat vanwege de toepassing van het woonplaatsbeginsel het historische budget teveel afwijkt van het werkelijk benodigde budget. Voor welke gemeente is deze afspraak gemaakt? Gemeenten komen voor compensatie in aanmerking als: zij zeer veel residentiele capaciteit hebben (hoe u dit kunt berekenen vindt u hieronder uitgewerkt) Als uw gemeente aan deze eerste eis voldoen, dan zijn er twee situaties waarbij u kans maakt op compensatie, als u 1) concrete aanwijzingen heeft dat er te weinig residentiële voogdijcliënten zijn meegeteld (bijvoorbeeld omdat er recent een nieuwe instelling is geopend) en/of 2) uw gemeente verantwoordelijk is voor een aantal residentiële kinderen, waarvoor geldt dat niet te achterhalen is in welke gemeente de gezagdrager van het kind woont Wat zijn de criteria om in aanmerking te komen voor compensatie? 1) Uw gemeente heeft zeer veel residentiële capaciteit. Dat betekent dat u meer dan 2,5 residentiële plaatsen binnen uw gemeente heeft op de 100 jeugdigen. 2) Uw gemeente heeft concrete aanwijzingen dat er te weinig residentiële voogdijcliënten zijn meegeteld (bijvoorbeeld omdat er een nieuwe instelling is geopend) én de toename van het budget als gevolg van de groei van residentiële voogdijkinderen groter is dan 11% van het budget voor 2012 voor residentiële voogdijkinderen en/of 3) Uw gemeente is verantwoordelijk voor een aantal residentiële kinderen, waarvoor geldt dat niet te achterhalen is in welke gemeente de gezagdrager van het kind woont én het ondersteuningsteam decentralisaties (van VNG en de ministeries van VWS en VenJ) tot het oordeel is gekomen dat de onderbouwing voor het aantal residentiële kinderen, waarvoor geldt dat niet te achterhalen is in welke gemeente de gezagdrager van het kind woont, plausibel is.

2 Hoe kunt u een verzoek tot compensatie doen en tot wanneer? U kunt uw verzoek inclusief bijbehorende stukken indienen tot en met vrijdag 17 april bij het ondersteuningsteam decentralisaties via otd@vng.nl. Het OTD zal een toets op uw ingeleverde gegevens uitvoeren en indien noodzakelijk contact met u opnemen. Het OTD bereidt de beslissing van het Rijk voor. Het Rijk neemt uiteindelijk de beslissing over uw verzoek tot compensatie. Uitwerking van de criteria om in aanmerking te komen 1) Heeft u zeer veel residentiele capaciteit? Oftewel, heeft u op peildatum 1 januari 2015 meer dan 2,5 residentiële plekken op de 100 jeugdigen? Vraag bij de zorgaanbieders die actief zijn in uw gemeente het aantal residentiële plekken op 1 januari 2015 aan de instellingen op binnen uw gemeente Het gaat er dan niet om hoeveel jeugdhulpcliënten een intramurale plek hebben conform het woonplaatsbeginsel. Het gaat wel om het aantal residentiële plekken voor alle categorieën van jeugdhulp 1 die zich in uw gemeente bevinden, ongeacht of die plekken ingenomen worden door cliënten die conform het woonplaatsbeginsel aan uw gemeente toe te rekenen zijn. Bereken het aantal plekken per 100 jeugdigen Voor het aantal jeugdigen (tot 18 jaar) in uw gemeente kunt u gebruik maken van de Excel sheet in kolom C en D die u kunt vinden op sociaal-domein/jeugdhulp/nieuws/basisgegevens-gemeenten-van-objectief-verdeelmodel- jeugd-bekend Als uw gemeente niet aan 2,5 residentiele plekken op de 100 jeugdigen komt, komt uw gemeente helaas niet in aanmerking voor compensatie. Uw gemeente voldoet niet aan de toegangseis. 2) Zijn er concrete aanwijzingen zijn dat er te weinig residentiele voogdijcliënten zijn meegeteld? Indien u vermoedt (bijvoorbeeld doordat er recent een nieuwe instelling is geopend) dat het feitelijk aantal residentiele voogdijcliënten in 2015 groter is dan het aantal residentiele voogdijcliënten dat in het historisch verdeelmodel uit 2012 is meegerekend voor uw gemeente, vraagt u de gecertificeerde instellingen (waar jeugdigen waarvoor u conform het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk voor bent) een opgave van het aantal residentiele voogdijcliënten per 1 januari 2015 en het type zorg dat zij ontvangen 2. Het aantal residentiele voogdijcliënten dat per gemeente is meegenomen in het historisch verdeelmodel uit 2012 is niet bekend. Wel is het budget bekend (bij het ministerie van VWS) dat per gemeente voor voogdijcliënten in 2012 is meegerekend in het historisch verdeelmodel, uitgesplitst naar verschillende zorgtypen voor residentiele zorg. Het OTD zal het door u opgegeven aantal residentiele voogdijcliënten vermenigvuldigen met de gemiddelde prijs per gebruiker om tot een jaarbudget 2015 te komen. Vervolgens zal het OTD toetsen of het jaarbudget 2015 groter is dan het jaarbudget 2012 dat afkomstig is uit het historisch verdeelmodel dat toegepast wordt in Zie de bijlage voor de residentiële categorieën van jeugdhulp 2 Zie hiervoor ook de bijlage

3 3) Is de toename van het budget 2015 als gevolg van de groei van residentiële voogdijkinderen groter dan 11% van het budget voor 2012 voor residentiële voogdijkinderen? Tussen 2012 en 2013 heeft zich ruim 11% groei van het aantal voogdijcliënten voorgedaan. De groei of daling in 2014 is onbekend. Omdat beoogd is enkel negatieve effecten van de toepassing van het woonplaatsbeginsel te honoreren, wordt de normale groei van het aantal voogdijcliënten, als drempel gehanteerd. Als er concrete aanwijzingen zijn dat er te weinig cliëntenzijn meegeteld, dan toetst het OTD of de toename van het budget als gevolg van de groei van residentiële voogdijkinderen 2015 groter is dan 11% van het budget 2012 voor residentiële voogdijkinderen. 4) Hoeveel residentiële niet-voogdijkinderen waarvoor geldt dat niet te achterhalen is in welke gemeente de gezagdrager van het kind woont, heeft uw gemeente? Er is een aantal gemeenten waarin de residentiële instelling de kosten voor de zorg voor nietvoogdijcliënten factureren aan de gemeente waar het kind woont c.q. de instelling gevestigd is. Dit omdat zij niet kunnen achterhalen in welke gemeente de gezagdrager van het kind woont. Ook na zorgvuldig onderzoek van de instelling én de gemeente kan met toepassing van het woonplaatsbeginsel geen andere verantwoordelijke gemeente worden benoemd. Indien u vermoedt dat uw gemeente residentiële niet-voogdij kinderen heeft waarvoor geldt dat niet te achterhalen is in welke gemeente de gezagdrager van het kind woont, dan onderzoekt u (bij voorkeur door een externe partij) dat. Stel vast hoeveel niet-voogdijcliënten aan uw gemeente wordt toegekend per 2015 vanwege problemen met het achterhalen van de woonplaats van de gezagdrager. In veel gevallen is dit onderzoek al gedaan. Geef ook aan wat voor type residentiele zorg zij ontvangen 2. Het OTD ontvangt graag een rapportage van dat onderzoek en bekijkt of de opgave plausibel is. Vervolgens zal het OTD het aantal cliënten (residentiële niet-voogdijkinderen, waarvoor geldt dat niet te achterhalen is in welke gemeente de gezagdrager van het kind woont) per zorgtype vermenigvuldigen met de gemiddelde prijs per gebruiker. Het resultaat van die berekening komt in aanmerking voor compensatie. Verdeling van de compensatie Het OTD berekent hoeveel budget de gemeente krijgt. Als het totale bedrag van de claims groter is dan het maximale kasschuifbudget van 20 miljoen, worden de claims naar rato toekend tot 20 mln. Aan te leveren gegevens het aantal residentiële plekken binnen uw gemeente op 1 januari Dit moet in alle gevallen opgegeven worden omdat het de toegangseis voor de compensatieregeling is.. Via de gecertificeerde instellingen opgevraagd het aantal residentiele voogdijcliënten per 1 januari 2015 en het type zorg dat zij ontvangen en/of het aantal residentiële niet-voogdijkinderen, waarvoor geldt dat niet te achterhalen is in welke gemeente de gezagdrager van het kind woont, en de daarbij behorende zorgtypen. Dit kan in de vorm van een onderzoeksrapportage. Planning 17 april: uiterlijk inleveren verzoek om compensatie met de benodigde gegevens

4 Voorjaarscirculaire 2015: budgetten per gemeente worden gecommuniceerd en kasschuif vanuit 2016 wordt toegepast. Meer informatie Oktoberafspraak als bijlage bijvoegen Contactgegevens OTD Mail het OTD via of bel

5 Residentiële categorieën van jeugdhulp Gezinsgericht o wv. kortdurend verblijf (awbz F7) o zzp zonder dagbesteding VG1 o zzp met dagbesteding VG1 o zzp zonder dagbesteding VG2 o zzp met dagbesteding VG2 o zzp LVG1 o zzp LVG2 Gesloten plaatsing Overige verblijf o wv. zzp zonder dagbesteding VG o zzp met dagbesteding VG3 o zzp LVG3 o zzp LVG4 o zzp LVG5 o zzp GGZ o residentiele zorg provinciale jeugdzorg o opname ggz kort. 1 jaar (zvw)