Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen De aanvraag

Transcriptie

1 > Retouradres Postbus CM Den Haag Rijkswaterstaat Midden-Nederland F.M. Stroeve Griffioenlaan LA UTRECHT Postbus CM Den Haag mijn.rvo.nl T ffwet@rvo.nl.toek.jb Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen Bijlagen 1 Geachte heer Stroeve, Naar aanleiding van uw verzoek van 23 juli 2014 en de aanvulling hierop van 5 september 2014, geregistreerd onder aanvraagnummer, om een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet te krijgen, deel ik u het volgende mee. Hierbij ontvangt u de ontheffing die u heeft aangevraagd, van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, steenuil, heikikker, bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de platte schijfhoren. De aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van het project 3e Kolk Prinses Beatrixsluis en Verbreding Lekkanaal, gelegen in de gemeente Nieuwegein. Het project betreft de verbreding van het Lekkanaal en de uitbreiding van het sluizencomplex om de verwachte groei van de scheepvaart op te kunnen vangen. Om het sluizencomplex te kunnen uitbreiden en het Lekkanaal te kunnen verbreden zal de dijk binnen het plangebied naar het oosten verlegd worden, zullen wegen worden verlegd, zal een nieuwe brug over het sluiscomplex worden aangelegd en een nieuwe sluiskolk worden gebouwd. Twee boerderijen en de woningen bij de Beatrixsluis zullen worden gesloopt en kazematten zullen worden verwijderd en verplaatst. Voor de inrichting van het gezamenlijke compensatiegebied voor de heikikker, bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de platte schijfhoren in de polder Klein Vuylcop, ten noordoosten van het plangebied, zullen hoofdzakelijk graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. Pagina 1 van 18

2 Ontheffing wordt gevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de baardvleermuis (Myotis mystacinus), gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus), waterspitsmuis (Neomys fodiens), watervleermuis (Myotis daubentonii) en de steenuil (Athene noctua), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 11 en 13 voor wat betreft exemplaren van de heikikker (Rana arvalis), bittervoorn (Rhodeus amarus), grote modderkruiper (Misgurnus fossilis), kleine modderkruiper (Cobitis taenia) en de platte schijfhoren (Anisus vorticulus). Overwegingen Wettelijk kader Beschermde soorten De baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, waterspitsmuis en de watervleermuis zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a, van de Flora- en faunawet. De steenuil is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, van de Flora- en faunawet. Voor vogels is alleen ontheffing nodig indien het nest valt onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Hieronder zal dit nader worden toegelicht. De heikikker is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c, van de Flora- en faunawet. De bittervoorn, grote modderkruiper en de kleine modderkruiper zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder d, van de Flora- en faunawet. De platte schijfhoren is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de Flora- en faunawet. De baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, watervleermuis, heikikker en de platte schijfhoren zijn tevens opgenomen in bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn, dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. De waterspitsmuis, bittervoorn en de grote modderkruiper zijn tevens opgenomen in bijlage 1, behorende bij het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten 1. Verbodsbepalingen Op grond van de artikelen 9, 11 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse diersoorten te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren; te vervoeren en onder zich te hebben. 1 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (Stb. 2000, 525), laatstelijk gewijzigd bij Stb.2012, 615. Pagina 2 van 18

3 Voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen Tot voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen als bedoeld in artikel 11 van de Flora- en faunawet worden locaties gerekend waarin zich kraamkolonies, paarverblijven, overwinteringsplaatsen en verblijven van groepen mannetjes bevinden, afhankelijk van de soort. Essentiële migratie- en vliegroutes en foerageergebieden die van belang zijn voor de instandhouding van een voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaats van de soort op populatieniveau, vallen hier ook onder. Daarnaast vallen ook tijdelijke, seizoensgebonden, verblijfplaatsen (bijvoorbeeld holen) of standplaatsen die van belang zijn voor de gunstige staat van instandhouding van een soort op populatieniveau of per exemplaar hieronder. Afwijzing waterspitsmuis U heeft ontheffing aangevraagd voor wat betreft het beschadigen, vernielen en verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de waterspitsmuis. Op basis van het door u uitgevoerde onderzoek kan echter niet aannemelijk worden gemaakt dat de waterspitsmuis binnen het plangebied aanwezig is. Een inschatting van geschiktheid van het habitat binnen het plangebied voor de waterspitsmuis wordt in het aangeleverde onderzoek niet beschreven. De enige aanwijzing voor mogelijke aanwezigheid is dat de soort in 2004 is vastgesteld in Het Klooster het toekomstige bedrijventerrein van de gemeente Nieuwegein dat grenst aan het plangebied. De vindplaats buiten het plangebied en de ouderdom van de vondst vormen echter onvoldoende onderbouwing voor de aanwezigheid van de waterspitsmuis binnen het plangebied. Een ontheffing voor de waterspitsmuis is dan ook niet aan de orde. Afwijzing artikelen 9 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet U heeft ontheffing aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor zover dit het vangen en vervoeren van de heikikker, bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de platte schijfhoren betreft. U heeft hiervoor echter geen ontheffing nodig, omdat het niet de bedoeling is deze soorten definitief aan de natuur te onttrekken en onder u te houden, maar te verplaatsen binnen hun natuurlijke leefomgeving. Slechts als soorten niet binnen een redelijke termijn worden teruggeplaatst, heeft u ontheffing nodig van artikel 13, lid 1, van de Floraen faunawet. De zorgplicht uit artikel 2 van de Flora- en faunawet is wel van toepassing. Er worden door u maatregelen voorgesteld om de zorgplicht na te leven. Deze zijn in de ontheffing opgenomen onder Zorgplicht. Pagina 3 van 18

4 Functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de watervleermuis De verbodsbepalingen worden enkel overtreden als de door dit artikel beschermde voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen hun specifieke functie niet meer naar behoren kunnen vervullen. De functionaliteit van deze beschermde voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen gaat dan door het uitvoeren van de werkzaamheden achteruit of wordt (volledig) aangetast. De voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen kunnen hierdoor niet meer dezelfde functie aan de beschermde diersoorten bieden als voorheen. Onder bepaalde omstandigheden kan het zelfs zo zijn dat aantasting van een - op zich zelf niet beschermd - gebied deze functionaliteit van de beschermde voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaats aantast en derhalve leidt tot overtreding van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet. De watervleermuis is in het plangebied aangetroffen. In de Plofsluis, net buiten het plangebied, is een winterverblijfplaats van ongeveer 15 exemplaren van de watervleermuis vastgesteld. Deze verblijfplaats wordt zeer waarschijnlijk ook als zomerverblijfplaats gebruik door een deel van deze exemplaren. Begin juli werden veel jagende watervleermuizen waargenomen binnen het plangebied. Het plangebied heeft tevens een functie als essentieel foerageergebied. Aantasting van foerageergebieden is enkel ontheffingsplichtig indien zij van groot belang zijn voor de functionaliteit van de vaste rust- of verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Zonder het nemen van mitigerende maatregelen worden door de werkzaamheden voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de watervleermuis beschadigd, vernield en verstoord. Om de functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de watervleermuis te waarborgen, stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april 2014, alsmede zoals beschreven op de bladzijden 22 tot en met 38 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Uitwerking mitigatie- & compensatieplan vleermuizen Lekkanaal van mei Deze zijn in de ontheffing opgenomen onder Zorgplicht. De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Met de voorgestelde maatregelen blijven de foerageermogelijkheden binnen het plangebied tijdens en na de werkzaamheden grotendeels behouden. Dat betekent dat het plangebied de functie van essentieel foerageergebied voor de watervleermuis zal kunnen blijven vervullen. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaats van de watervleermuis blijft daarmee behouden. Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet overtreden worden. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Pagina 4 van 18

5 Conclusie watervleermuis Dit houdt in dat het toegestaan is bovenstaande werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de in dit besluit genoemde maatregelen worden uitgevoerd. Dit besluit geldt slechts voor de hierboven genoemde soort en beschreven verboden handelingen. Dit besluit geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in dit besluit zelf niet anders is aangegeven. U dient direct contact op te nemen met indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als beoordeeld bij dit besluit noodzakelijk zijn. Als u de maatregelen zoals genoemd in dit besluit niet uitvoert, heeft u (mogelijk) toch ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Als u toch een ontheffing nodig heeft voor een soort die genoemd is op bijlage IV van de Habitatrichtlijn dient u voor het verkrijgen van deze ontheffing voor het project een belang, genoemd in de Habitatrichtlijn, aan te tonen. Indien dit belang niet kan worden aangetoond, wordt de aanvraag afgewezen en mag u het project niet uitvoeren. De belangen genoemd in de Habitatrichtlijn zijn: de bescherming van flora en fauna. de volksgezondheid of openbare veiligheid. dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten. Daarnaast wijs ik u erop dat als u afwijkt van de maatregelen zoals genoemd in dit besluit, zonder ontheffing of goedkeuring aan te vragen, u zeer waarschijnlijk in overtreding bent van de Flora- en faunawet. Ik kan dan door bestuursrechtelijke dwang toe te passen de strijdige situatie alsnog beëindigen. Dat kan betekenen dat een last onder dwangsom wordt opgelegd, of dat bestuursdwang wordt toegepast. Ook kunnen strafrechtelijke sancties worden opgelegd. Dit kan in uw geval betekenen dat de werkzaamheden ten behoeve van bovengenoemd project geheel of gedeeltelijk worden stilgelegd totdat weer wordt voldaan aan het bij of krachtens de Flora- en faunawet bepaalde. Pagina 5 van 18

6 Ontheffing Op grond van artikel 75, lid 5, van de Flora- en faunawet worden ontheffingen slechts verleend wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Op grond van artikel 75, lid 6, aanhef en onder c, wordt voor soorten genoemd op bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten ontheffing slechts verleend wanneer er, naast de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, geen andere bevredigende oplossing bestaat en met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. De belangen waarnaar verwezen wordt, zijn genoemd in artikel 2, lid 3 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Instandhouding van de soorten Baardvleermuis en de gewone grootoorvleermuis Er is een winterverblijfplaats van enkele exemplaren van de baardvleermuis en van de gewone grootoorvleermuis in de kazemat bij de Schalkwijkse Wetering aangetroffen. Bovendien is een winterverblijfplaats van de baardvleermuis in de kazemat bij de Lekdijk oost aangetroffen. Een vliegroute van de baardvleermuis en de gewone grootoorvleermuis is niet binnen het plangebied aangetoond maar aanwezigheid daarvan is wel af te leiden uit de aanwezigheid van deze winterverblijfplaatsen. Het plangebied heeft een functie als winterverblijf en vliegroute van de baardvleermuis en de gewone grootoorvleermuis. Aantasting van vliegroutes is enkel ontheffingsplichtig indien zij van groot belang zijn voor de functionaliteit van de vaste rust- of verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de baardvleermuis en de gewone grootoorvleermuis worden beschadigd, vernield en verstoord. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soorten tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april 2014, alsmede zoals beschreven op de bladzijden 22 tot en met 38 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Uitwerking mitigatie- & compensatieplan vleermuizen Lekkanaal van mei De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Door de sloop van deze bouwwerken gaan twee winterverblijfplaatsen van de baardvleermuis en van de gewone grootoorvleermuis verloren. Het uitwateringswerk bij de Schalkwijkse wetering en de kazemat bij Vreeswijk west worden in de nazomer vóór de sloop van deze kazematten geschikt gemaakt voor beide soorten. Hierdoor blijven tijdens en na de uitvoering van het project voldoende overwinteringslocaties beschikbaar. Echter de vervangende verblijven liggen op 1,35 kilometer afstand van de kazemat bij de Schalkwijkse wetering. Hierdoor zullen de vleermuizen waarschijnlijk enkele jaren nodig hebben om deze nieuwe verblijfplaatsen te ontdekken. Pagina 6 van 18

7 De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van de baardvleermuis en van de gewone grootoorvleermuis blijft hierdoor niet gegarandeerd. De huidige winterverblijfplaatsen van de baardvleermuis en de gewone grootoorvleermuis in de kazematten vormen een onderdeel van een netwerk aan winterverblijfplaatsen, dat als geheel van belang is voor de lokale populatie van beide soorten. Gelet echter op het beperkt aantal exemplaren van de soorten dat in de kazematten overwintert zal het effect van de sloop op de lokale populatie van beide soorten beperkt zijn. Daarnaast is de verwachting dat op langere termijn de alternatieve winterverblijven in gebruik worden genomen. Vóórdat de bomen langs de huidige Lekdijk worden gekapt, bent u voornemens als een tijdelijke maatregel een wilgengroep aan te planten in de landschapszone tussen de toekomstige Lekdijk en het industrieterrein Het Klooster. Hierdoor blijft de functie van deze vliegroute behouden tijdens de uitvoering van het project. Na afronding van het project zal deze landschapszone de functie van vliegroute kunnen blijven vervullen. De moeras- en waterzone die hier gepland is zal ook na het verwijderen van de wilgengroepen een geleidende structuur vormen die in belangrijke mate zal worden versterkt door de nieuwe Lekdijk en door de aanplant van een bomenrij aan de oostzijde daarvan. De gunstige staat van instandhouding van de baardvleermuis en de gewone grootoorvleermuis komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is in het plangebied aangetroffen. In het viaduct de Overeindse Brug en aan de oostzijde in de noordelijke heftoren van de Prinses Beatrixsluis zijn twee paarverblijfplaatsen van de soort aangetroffen. Het dijktalud, de rijen hoge populieren en het aanwezige water vormen essentieel foerageergebied voor de soort. Het plangebied fungeert tevens als essentiële vliegroute voor de gewone dwergvleermuis. Het gaat daarbij naar verwachting om vleermuizen van een aantal (kraam)groepen uit Nieuwegein. De gewone dwergvleermuis steekt vanuit Nieuwegein op een aantal plaatsen in grotere getallen het Lekkanaal over, onder meer ter hoogte van de Overeindse brug, de waterzuivering, de Prinses Beatrixsluis en in het zuiden van het plangebied bij de Prinsessenweg. Aantasting van foerageergebied en vliegroutes is enkel ontheffingsplichtig indien zij van groot belang zijn voor de functionaliteit van de vaste rust- of verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis worden beschadigd, vernield en verstoord. Pagina 7 van 18

8 Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april 2014, alsmede zoals beschreven op de bladzijden 22 tot en met 38 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Uitwerking mitigatie- & compensatieplan vleermuizen Lekkanaal van mei De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. De paarverblijfplaatsen bij de Prinses Beatrixsluis en de Overeindsebrug worden als gevolg van de werkzaamheden aangetast. Daarnaast is op dit moment nog niet duidelijk hoe de verlichtingssituatie bij de Overeindsebrug na het realiseren van een fietsverbinding zal zijn. Het is niet uit te sluiten dat de hier aanwezige paarverblijfplaats van een gewone dwergvleermuis permanent verloren gaat. Door in totaal 21 platte houtbetonnen kasten op te hangen aan bomen aan de oostkant van het kanaal die niet hoeven te worden gekapt, kunnen de negatieve effecten van de uitvoering van het project op de paarverblijfplaatsen gemitigeerd worden. Een breder Lekkanaal betekent echter dat de vleermuizen vanuit de bebouwing van Nieuwegein een grotere afstand zonder veel geleiding moeten overbruggen om de foerageergebieden ten oosten van het Lekkanaal te bereiken. Dit betekent een aantasting van de essentiële vliegroute van de gewone dwergvleermuis. Dat zal effect hebben op de kraamverblijfplaatsen die buiten het plangebied zijn gelegen. U stelt voor om naast de 21 platte houtbetonnen kasten zes grotere (kraam)kasten geclusterd op twee locaties tussen palen op te hangen. Die kunnen er op termijn voor zorgen dat een deel van de vleermuizen van de (kraam)groepen in Nieuwegein die het Lekkanaal oversteken zich zal vestigen aan de oostzijde van het kanaal. Ondanks deze maatregelen wordt de functionaliteit van de (kraam)verblijven aan de westzijde van het Lekkanaal als gevolg van de verbreding aangetast. Een andere maatregel die u heeft voorgesteld ter mitigatie van de aantasting van de west-oost vliegroutes is het zoveel mogelijk handhaven of opnieuw aanplanten van ontvangende vegetatie aan de oostoever van het Lekkanaal ter hoogte van oversteekplaatsen van de gewone dwergvleermuis. Tevens wordt bij de oostzijde bij de derde kolk van de sluizen begroeiing aangeplant die de oversteek voor de gewone dwergvleermuis vergemakkelijkt. Met deze maatregelen kan het negatieve effect van de kanaalverbreding worden beperkt maar niet geheel worden opgeheven. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis blijft daarmee niet gegarandeerd. Door de landschapszone met open water en moeras aan te leggen en aan de westzijde hiervan wilgengroepen in noord-zuid richting aan te planten creëert u een gebied waar de gewone dwergvleermuis in de luwte van de wilgen kan foerageren. U zorgt ervoor dat dit gebied als foerageergebied kan functioneren voordat de bomen aan de voet van de huidige Lekdijk worden gekapt. Pagina 8 van 18

9 De wilgengroepen in de landschapszone worden pas verwijderd wanneer de bomenrij aan de voet van de nieuwe Lekdijk voldoende ontwikkeld is om als foerageergebied te kunnen fungeren. Daarnaast zorgt u voor extra foerageermogelijkheid aan de andere kant van het Lekkanaal, zuidwestelijk van het sluizencomplex. Daarmee blijft het aanbod aan foerageermogelijkheden tijdens en na de werkzaamheden op peil. Desalniettemin zal een deel van deze foerageergebieden door de verbreding van het Lekkanaal moeilijker bereikbaar worden. Door de omvang van de werkzaamheden kan niet voorkomen worden dat er gedurende een paar jaar minder nakomelingen worden geboren. Het geheel aan maatregelen kan de effecten van de werkzaamheden wel minimaliseren en garandeert de gunstige staat van instandhouding ook op lokaal niveau. De gunstige staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. Steenuil Het nest van een vogel is de plaats of ruimte die een vogel gebruikt voor het leggen en uitbroeden van de eieren en, voor zover het geen nestvlieders betreft, het grootbrengen van de jongen. In de context van artikel 11 van de Flora- en faunawet moet onder nest ook de inhoud en de functionele omgeving daarvan, voor zover het broedsucces van vogels daarvan afhankelijk is, worden begrepen. Daartoe zijn alle activiteiten begrepen die het broedsucces negatief beïnvloeden of teniet doen. Artikel 11 van de Flora- en faunawet is gedurende het broedseizoen van toepassing op alle in gebruik zijnde nesten van vogels. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat een nieuw nest te maken en gebruiken hun nest niet als vaste rust- of verblijfplaats. Dergelijke nesten voor eenmalig gebruik genieten buiten het broedseizoen niet de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Nesten van de steenuil vallen ook buiten het broedseizoen onder de definitie van 'vaste rust- of verblijfplaatsen' in artikel 11 van de Flora- en faunawet. Deze nesten zijn daarom, voor zover ze niet permanent verlaten zijn, jaarrond beschermd. Derhalve is, bij overtreding van de verbodsbepalingen, ontheffing nodig van artikel 11 van de Flora- en faunawet met betrekking tot de vaste rustof verblijfplaatsen van deze soort. De steenuil is in het plangebied aangetroffen. Er zijn twee territoria van de steenuil vastgesteld binnen het plangebied. Territorium 1 bevindt zich aan Lekdijk Oost 4, in de zuidwestpunt van het plangebied. Territorium 4 bevindt zich aan de Vuilcop 3 in het noorden van het plangebied. Het plangebied heeft een functie als nest- of vaste rust- of verblijfplaats en als essentieel foerageergebied voor de steenuil. Aantasting van foerageergebieden is enkel ontheffingsplichtig indien zij van groot belang zijn voor de functionaliteit van de vaste rust- of verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Pagina 9 van 18

10 Door de werkzaamheden kunnen nest- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de steenuil worden beschadigd, vernield en verstoord. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april 2014, alsmede zoals beschreven op de bladzijden 22 en 23 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Compensatieplan voor Steenuil (Athene noctua) in het kader van de verbreding van het Lekkanaal en bouw van de derde kolk Beatrixsluis van september De door u voorgestelde maatregelen zijn voldoende. Territorium 4 wordt niet fysiek aangetast door de uitvoering van het project. De werkzaamheden spelen zich af op circa 300 meter vanaf het centrum van het territorium en op circa 200 meter van de uiterste westgrens van territorium 4. Gezien het feit dat het huidige leefgebied niet fysiek wordt aangetast als gevolg van de werkzaamheden en dat er voldoende foerageergebied, rust- en nestgelegenheid blijft bestaan in kwaliteit en omvang blijft de functionaliteit van deze voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaats behouden en vindt geen verstoring plaats als gevolg van de werkzaamheden. Voor territorium 1 geldt dat mitigatie binnen het territorium niet mogelijk is, aangezien een groot deel hiervan zal verdwijnen als gevolg van de werkzaamheden. U stelt voor om een gebied ten oosten van de A27 en ten noorden van de Waalseweg geschikt te maken als leefgebied voor de steenuil. Het alternatieve leefgebied biedt op dit moment al goede foerageermogelijkheden voor de steenuil. Door hier ook drie nestkasten te plaatsen is het zeer aannemelijk dat een steenuilenpaartje zijn territorium zal vestigen in het alternatieve leefgebied. Het is echter niet aannemelijk dat het aangeboden nieuwe leefgebied ingenomen zal worden door het steenuilenpaartje uit territorium 1. Er zijn tussen territorium 1 en het ruim een kilometer oostelijker gelegen alternatieve leefgebied barrières in de vorm van de A27 en het territorium van een andere steenuil. De functionaliteit van de nest- of vaste rust- of verblijfplaats van de steenuil in territorium 1 blijft daarmee niet gegarandeerd. Het alternatieve leefgebied is geschikt voor de steenuil en zal dienst doen als leefgebied van een steenuilpaartje uit de omgeving. Hierdoor kan de omvang van de lokale populatie van de steenuil op peil gehouden worden. De gunstige staat van instandhouding van de steenuil komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. Pagina 10 van 18

11 Heikikker De heikikker is in het plangebied aangetroffen. In het plangebied is land- en waterhabitat van de heikikker gelegen. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de heikikker worden beschadigd, vernield en verstoord. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorschriften opgenomen. De werkzaamheden zullen leiden tot aantasting van voortplantings- en vaste rusten verblijfplaatsen van de heikikker. Geschikt waterhabitat en landhabitat van de heikikker zal grotendeels verdwijnen. Wegen met veel verkeer zullen bovendien het huidige leefgebied doorsnijden en grote barrières vormen. U bent voornemens om alternatief leefgebied aan te leggen ten noordoosten van het plangebied. Hier is voldoende biotoop aanwezig om de populatie van de heikikker uit het plangebied te huisvesten. Echter, het aan te leggen biotoop zal in 2015 en 2016 nog niet optimaal zijn voor de heikikker. Ook is het niet zeker dat het alternatieve leefgebied geschikt is als overwinteringsplaats voor de soort. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de heikikker kan daardoor niet worden gegarandeerd. Er zijn in de direct omgeving van het alternatieve leefgebied voldoende geschikte overwinteringsplekken aanwezig zoals de nieuwe Lekdijk, het populierenbosje in noorden van het alternatieve leefgebied en de bosschages langs de Vuilcop. Winterhabitat ligt daarmee nooit verder dan enkele honderden meters van geschikt voortplantingswater en is goed bereikbaar voor de heikikker. Na het uitzetten van de heikikker in het alternatieve leefgebied is een dip in de populatie te verwachten. U spreidt echter het risico dat met uitzetting gepaard gaat door dit in fases te doen. Bij uitzetting van de laatste groep, in septemberoktober 2016, heeft het alternatieve leefgebied zich inmiddels enkele jaren kunnen ontwikkelen. Het is daarom aannemelijk dat de populatie van de heikikker zich zal kunnen vestigen en handhaven binnen het alternatieve leefgebied. De gunstige staat van instandhouding van de heikikker komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. De zorgplicht genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet blijft van toepassing. In de ontheffing zijn dan ook aanvullende voorschriften opgenomen. Pagina 11 van 18

12 Bittervoorn Tijdens het veldonderzoek is de bittervoorn aangetroffen in de Schalkwijkse wetering. De watergangen binnen het plangebied zijn algemeen leefgebied voor de bittervoorn. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de bittervoorn worden beschadigd, vernield en verstoord. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorschriften opgenomen. Met het dempen van de watergangen gaat leefgebied van de bittervoorn verloren. De aanleg van een landschapszone binnen het plangebied met een veel bredere watergang van Vuilcop in het noorden tot de Achterweg in het zuiden van het plangebied biedt op termijn meer leefgebied voor de bittervoorn dan in de huidige situatie. Tot het moment dat deze nieuwe watergang geschikt is voor de soort, moet de bittervoorn echter zijn toevlucht zoeken in bestaande of eerder gegraven watergangen ten oosten van het plangebied. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de bittervoorn blijft hierdoor niet gegarandeerd. Het oost-west gelegen deel van de Schalkwijkse wetering en de Vuylcop worden niet aangetast en zijn een uitwijkmogelijkheid voor de bittervoorn. Op termijn zal de watergang in de nieuwe landschapszone geschikt worden voor de soort en zal het plangebied eerder een grotere populatie van de bittervoorn kunnen huisvesten dan in de bestaande situatie. De gunstige staat van instandhouding van de bittervoorn komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. De zorgplicht genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet blijft van toepassing. In de ontheffing zijn dan ook aanvullende voorschriften opgenomen. Grote modderkruiper De grote modderkruiper is ten zuiden van de Achterweg en in een sloot langs het pitrusmoeras bij Achterweg aangetroffen. De sloten vormen algeheel leefgebied voor de soort. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de grote modderkruiper worden beschadigd, vernield en verstoord. Pagina 12 van 18

13 Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorschriften opgenomen. Vanaf het najaar van 2016 zullen de watergangen rond het pitrus- en rietmoeras worden gedempt, evenals de watergangen ten zuiden van de Achterweg. Daarmee zal het leefgebied van de grote modderkruiper binnen het plangebied verloren gaan. U stelt voor om meer dan 1600 meter aan nieuwe sloten aan te leggen met een geschikt profiel voor de grote modderkruiper. Deze nieuwe sloten dienen functioneel te zijn voor de grote modderkuiper voordat het huidige leefgebied wordt aangetast. De kwaliteit van de nieuwe sloten zal echter niet meteen vergelijkbaar zijn met het huidige leefgebied van de soort. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen van de grote modderkruiper blijft hierdoor niet gegarandeerd. Op dit moment bevindt de lokale populatie van de grote modderkruiper zich in een ongunstige staat van instandhouding. De populatie is geïsoleerd geraakt van andere populaties door de barrière die is ontstaan met de aanleg van de A27. Er zijn slechts enkele volwassen exemplaren gevonden binnen het plangebied, wat er op kan duiden dat voortplanting nauwelijks plaatsvindt en/of dat jonge grote modderkruipers snel worden gepredeerd. Op basis van nu beschikbaar onderzoek zijn voor de instandhouding op lange termijn van een geïsoleerde populatie grote modderkruipers een paar duizend dieren nodig meter aan geschikt habitat (waarvan een gedeelte telkens tijdelijk ongeschikt is als gevolg van onderhoud) is voldoende om zoveel dieren te huisvesten. Door de kwetsbaarheid van de populatie grote modderkruipers in het plangebied is het belangrijk dat de nog aanwezige exemplaren van de grote modderkruiper zorgvuldig worden gevangen en overgezet naar alternatief biotoop dat direct kan functioneren. Wanneer dit gebeurt, kan de lokale verspreiding van de soort behouden blijven en wordt de lokale staat van instandhouding zelfs versterkt. De gunstige staat van instandhouding van de grote modderkruiper komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. De zorgplicht genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet blijft van toepassing. In de ontheffing zijn dan ook aanvullende voorschriften opgenomen. Kleine modderkruiper De kleine modderkruiper is verspreid over het plangebied aangetroffen. De watergangen binnen het plangebied vormen algemeen leefgebied voor de soort. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de kleine modderkruiper worden beschadigd, vernield en verstoord. Pagina 13 van 18

14 Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorschriften opgenomen. Door het dempen van de watergangen wordt leefgebied van de kleine modderkruiper aangetast. De nieuw gegraven of aangepaste watergangen in het compensatiegebied worden op termijn geschikt voor de kleine modderkruiper. Daar waar binnen het compensatiegebied slootoevers worden vergraven tot oevers met een natuurvriendelijk profiel vindt wel een tijdelijke aantasting van leefgebied van de soort plaats. De nieuw aan te leggen watergangen in het compensatiegebied zijn niet meteen in kwaliteit vergelijkbaar met het huidige leefgebied van de soort. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen van de kleine modderkruiper blijft hierdoor niet gegarandeerd. Behalve binnen het plangebied komt de soort ook in de meeste watergangen voor in de omgeving van het plangebied. Hij heeft op die manier voldoende uitwijkmogelijkheden. Het is moeilijk om in te schatten of voor ieder exemplaar van de kleine modderkruiper uit het plangebied in de omliggende watergangen voldoende alternatief leefgebied beschikbaar is. De soort heeft en behoudt echter een brede verspreiding in (de omgeving van) het plangebied en op termijn zullen met name de maatregelen binnen het alternatieve leefgebied gunstig uitpakken voor de soort. De gunstige staat van instandhouding van de kleine modderkruiper komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. De zorgplicht genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet blijft van toepassing. In de ontheffing zijn dan ook aanvullende voorschriften opgenomen. Platte schijfhoren De platte schijfhoren is in het plangebied aangetroffen. De sloten binnen het plangebied functioneren als algemeen leefgebied voor de soort. Door de werkzaamheden kunnen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de platte schijfhoren worden beschadigd, vernield en verstoord. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op de bladzijden 54 tot en met 74 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein. Activiteitenplan Deel A van 8 april De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorschriften opgenomen. Pagina 14 van 18

15 Door het vergraven van de oevers in het compensatiegebied wordt leefgebied van de platte schijfhorens tijdelijk aangetast. Door het dempen van de watergangen binnen het plangebied verdwijnt op deze plekken het leefgebied van de platte schijfhoren permanent. De functionaliteit van de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de platte schijfhoren blijft hierdoor niet gegarandeerd. Door de vernietiging van leefgebied zal een dip in de lokale populatie van de platte schijfhoren optreden. In het compensatiegebied wordt echter een grote lengte aan nieuwe sloten gegraven die samen met de bestaande sloten natuurvriendelijk worden ingericht. Het beheer zal gericht zijn op het optimaliseren van het biotoop voor de platte schijfhoren. Hierdoor zal op termijn het areaal aan geschikt habitat voor de platte schijfhoren naar verwachting toenemen ten opzichte van de huidige situatie. De gunstige staat van instandhouding van de platte schijfhoren komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. Belang van de ingreep U heeft ontheffing van verbodsbepalingen aangevraagd op grond van het belang: de volksgezondheid of openbare veiligheid. Het sluizencomplex Prinses Beatrix - met zijn huidige 2 sluiskolken - is gelegen in het Lekkanaal. Het lekkanaal vormt voor de binnenvaart een zeer belangrijke schakel in de noord - zuid vervoersas tussen Amsterdam/Noord-Nederland en Rotterdam/Antwerpen. Het kanaal is met zijn drie en een halve kilometer één van de kortste en tegelijkertijd één van de drukste kanalen van Nederland. De groei van het scheepvaartverkeer op deze route is de laatste jaren zodanig groot geweest dat een vlotte, veilige en betrouwbare passage van het Lekkanaal, inclusieve het sluizencomplex Prinses Beatrix, onder druk is komen te staan. Verder blijkt dat door schaalvergroting in de binnenvaart de schepen fysiek steeds groter worden, waardoor de bestaande kolken niet meer voldoen. In 2030 bedraagt bij het GE groeiscenario de gemiddelde wachttijd zelfs circa 140 minuten en in 2040 loopt het systeem volledig vast. Met de realisatie van een derde sluis zijn de prognoses dat bij hantering van het TM groeiscenario zowel voor 2020, 2030 als voor 2040 voldaan wordt aan de streefwaarde uit de SVIR en er dus qua maximale wachttijd geen sprake meer is van een knelpunt. Ook als de groei in het vervoer zou stagneren, blijft de veel bredere en langere 3e kolk noodzakelijk. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft dan ook op 27 februari 2012 besloten tot aanleg van een derde kolk. Het project 3de kolk sluizencomplex Prinses Beatrix is opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) 2012 om het huidige en vooral ook het toekomstige knelpunt op de route Amsterdam Rotterdam Antwerpen te kunnen oplossen. Het Rijk heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, pagina 122) ook het beleid neergelegd om door het treffen van permanente verbeteringen het aantal ongevallen met significante gevolgen op de Nederlandse binnenwateren in 2020 substantieel te hebben verminderd. Door Rijkswaterstaat is aangetoond dat ongevallen op vaarwegen vooral plaatsvinden nabij sluizen en bruggen. Pagina 15 van 18

16 Bij sluispassages vinden een veelheid van manoeuvres plaats, manoeuvres die elk een risico op aanvaringen en/of calamiteiten in zich hebben. Uit de landelijke ongevallenstatistieken voor vaarwegen blijkt dat qua ongevallen bij sluizen het sluizencomplex Prinses Beatrix een prominente plaats inneemt; er is sprake van een hot spot. In 2012 hebben zich weer een zestal aanvaringen in en nabij het sluizencomplex Prinses Beatrix voorgedaan. Dit aantal ligt weer boven het gemiddelde aantal van 4 á 5 significante ongevallen per jaar over de periode 2004 tot Jaarlijks passeert een zeer groot aantal schepen met gevaarlijke stoffen het sluizencomplex Prinses Beatrix passeert. In 2011 passeerden in totaal binnenvaartschepen het sluizencomplex waarvan er 7554 gevaarlijke stoffen vervoerden. Het overgrote deel betreft diesel/benzine/kerosine tankers, maar ook een substantieel deel LPG-gastankers. Ongevallen met schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren kunnen dan ook grote negatieve omgevingseffecten tot gevolg hebben. Door een gebrek aan voldoende ruimte om af te meren zullen steeds meer schepen zich drijvend moeten ophouden in de voorhavens. In het bijzonder in de voorhaven aan de Lekzijde zal dat er uiteindelijk toe leiden dat een veilige en verantwoorde verkeersafwikkeling niet meer mogelijk is. Schepen komen vanaf de Lek met een relatief grote snelheid de voorhaven in waar ze al snel zullen worden geconfronteerd met uitvarende, manoeuvrerende en veel wachtende schepen. Voorgestane veiligheidsafstanden tussen schepen kunnen niet meer worden aangehouden. Voor de directe woon- en leefomgeving betekent dit dat hierdoor een onveiligere situatie ontstaat. Het verminderen van ongevallen, inclusief het bevorderen van de veiligheid, verhoogt per definitie de betrouwbaarheid van de vaarweg. Tevens zorgt een vlot en betrouwbaar vaarwegennet ervoor dat er een alternatief voor handen is dat drukke wegen kan ontlasten. Gelet op het voorgaande en de onverminderde actualiteit van de naar voren gebrachte omstandigheden ben ik van oordeel dat het belang de volksgezondheid of openbare veiligheid voldoende onderbouwd is om de negatieve effecten op de baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, steenuil, heikikker, bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de platte schijfhoren, die als gevolg van de uitvoering van het project zullen optreden, te rechtvaardigen. Andere bevredigende oplossing Het project kan niet op een andere plek worden uitgevoerd. Er is gekeken naar mogelijkheden om de verwachte toename van de binnenscheepvaart via andere routes te leiden, maar deze alternatieven waren niet probleemoplossend ze zouden voor te lange omvaartijden zorgen (bij omvaren via Wijk bij Duurstede) of de directe woonomgeving van Nieuwegein teveel belasten en bovendien niet geschikt zijn voor grotere typen schepen (bij alternatieve route via Merwedekanaal). Daarnaast is gekeken naar verschillende mogelijkheden om de capaciteit van het Lekkanaal te vergroten. Pagina 16 van 18

17 Een variant die tot minder negatieve effecten op flora- en fauna zou leiden is uitbreiding van het Lekkanaal bij het handhaven van een kleinere voorhaven aan de Lekzijde. Hierdoor zou de kazemat bij Vreeswijk-oost behouden kunnen blijven als winterverblijf voor vleermuizen. Bij dit alternatief kan de veiligheid van de scheepvaart echter niet voldoende worden gewaarborgd. Voor wat betreft de uitvoering en de planning is grotendeels voor het beste ecologische alternatief gekozen. Door de gekozen inrichting, werkwijze en de planning (buiten de kwetsbare periode) wordt schade aan de baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, steenuil, heikikker, bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de platte schijfhoren. zoveel mogelijk voorkomen. Hiermee is het voldoende aangetoond dat geen andere bevredigende oplossing voorhanden is. Zorgplicht Voor de soorten waarvoor ik u ontheffing verleen, bent u gehouden aan de in de ontheffing opgenomen voorschriften. Voor alle soorten echter, geldt de zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet, die van toepassing is op zowel beschermde als onbeschermde dier en plantensoorten, ongeacht vrijstelling of ontheffing. Op grond hiervan dient u zoveel als redelijkerwijs mogelijk is schade aan deze soorten te voorkomen. Vogels U dient gedurende de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor de in het plangebied te verwachten vogelsoorten kan dit plaatsvinden door werkzaamheden buiten de broedperiode van aanwezige soorten uit te voeren. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Ik wijs u erop dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Conclusie Gelet op het voorgaande verleen ik u ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Aan deze ontheffing zijn voorschriften verbonden. De ontheffing en de voorschriften treft u hierbij aan. Bezwaar Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na verzending van deze brief digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen. De datum bovenaan deze brief is de verzenddatum.een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl/bezwaar. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Pagina 17 van 18

18 Vermeld in uw bezwaarschrift in ieder geval onze referentie, het briefkenmerk en de datum van de beslissing waartegen u bezwaar maakt. U vindt onze referentie en het briefkenmerk in de rechter kantlijn van deze brief. Meer informatie Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons: (lokaal tarief). Met vriendelijke groet, De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze: Marco Klaassen Teammanager Vergunningen Pagina 18 van 18

19 ONTHEFFING Naar aanleiding van het verzoek van heer F.M. Stroeve op 23 juli 2014, namens Rijkswaterstaat Midden- Nederland en de aanvulling hierop van 5 september 2014 gelet op artikel 75, lid 3, van de Flora- en faunawet Verleent de Staatssecretaris 1 van Economische Zaken hierbij aan: Naam: Rijkswaterstaat Midden-Nederland (hierna: ontheffinghouder) Adres: Griffioenlaan 2 Postcode en woonplaats: 3526 LA UTRECHT Ontheffing voor het tijdvak van: tot en met 1 november 2019 Van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de baardvleermuis (Myotis mystacinus), gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus), steenuil (Athene noctua), heikikker (Rana arvalis), bittervoorn (Rhodeus amarus), grote modderkruiper (Misgurnus fossilis), kleine modderkruiper (Cobitis taenia) en de platte schijfhoren (Anisus vorticulus). Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het plangebied voor de realisatie van het project 3e Kolk Prinses Beatrixsluis en Verbreding Lekkanaal, gelegen in gemeente Nieuwegein, één en ander zoals is weergegeven in figuur 1.1 op bladzijde 12 in het bij de aanvraag gevoegde rapport Kader, effecten en maatregelen beschermde soorten, bedrijventerrein Het Klooster, uitbreiding Beatrixsluis, verbreding Lekkanaal Nieuwegein Activiteitenplan Deel A van 8 april Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden: Algemene voorschriften 1. De ontheffing wordt slechts voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen verleend. 2. Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. 3. De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met Ondernemend Nederland indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschrift 1 noodzakelijk zijn. 4. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing. 1 Krachtens de wettekst is de Minister bevoegd tot het afgeven van een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Op basis van de portefeuilleverdeling tussen de Minister van EZ en de Staatssecretaris van EZ is deze bevoegdheid belegd bij de Staatssecretaris. 1 van 5