AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 15 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 27 januari 2011 in zaak nr. 09/42636 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V juli Procesverloop Bij besluit van 20 maart 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken. Bij besluit van 30 oktober 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 27 januari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 februari 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V juli Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.S.N. Nasrullah-Oemar, ambtenaar van staat. w.g. Mondt-Schouten lid van de enkelvoudige kamer w.g. Nasrullah-Oemar ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 1 5 juli Verzonden: 15 juli 2011

4 Uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Nevenzittingsplaats Assen Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Zaaksnummen AWB 09/42636 BEPTDN S6 Uitspraak van de rechtbank van 27 januari 2011 inzake: geboren op van Russische nationaliteit, IND-dossiernumrner: , V-nummer: eiseres, gemachtigde: mr. A. de Haan, advocaat te Heerenveen, tegen: de minister voor Immigratie en Asiel. voorheen de minister van Justitie, daarvoor de staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)), te 's-gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. H.R. Nobel, ambtenaar bij de IND. Procesverloop Eiseres is in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) onder de beperking 'verblijf bij partner. Deze vergunning is verleend met ingang van 27 juli 2006, geldig tot 27 juli Bij besluit van 2 november 2007 heeft verweerder deze verblijfsvergunning verlengd van 28 juli 2007 tot 28 juli Bij besluit van 20 maart 2009 heeft verweerder voornoemde verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 september Op 16 april 2009 heeft eiseres daartegen een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 30 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Bij beroepschrift van 18 november 2009 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit.

5 Zaaknummer: AWB 09/42636 BEPTDN S6 2 De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft bij schrijven van 3 september 2010 aangegeven af te zien van de mogelijkheid schriftelijk verweer te voeren. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 september Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Motivering In geschil is de vraag of de relatie van eiseres door verweerder als verbroken kon worden beschouwd, waardoor eiseres niet meer aan de beperking van de aan haar verleende verblijfsvergunning voldeed. Verweerder heeft de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken op grond van artikel 19 Vw 2000 in samenhang met artikel 16, eerste lid, onder g, Vw De verblijfsvergunning van eiseres is per 1 september 2008 ingetrokken met terugwerkende kracht, omdat naar de mening van verweerder de relatie op grond waarvan verblijf was toegestaan, per die datum als feitelijk verbroken kan worden beschouwd en eiseres derhalve niet meer aan de beperking voldeed waaronder de verblijfsvergunning regulier eerder is verleend. Verweerder acht hiervoor redengevend dat de referent van eiseres, de heer (verder de referent), op 26 januari 2009 persoonlijk bij het IND loket te Zwolle heeft aangegeven per augustus 2008 geen relatie meer te hebben met eiseres, hetgeen de referent bij schrijven van 5 maart 2009 schriftelijk heeft bevestigd. Voorts heeft de referent bij schrijven van 4 mei 2009 en 18 juni 2009 de relatiebreuk nogmaals bevestigd en heeft hij op 23 oktober 2009 telefonisch tegenover een medewerker van verweerder herhaald dat de relatie verbroken is geweest. Voorts acht verweerder van belang dat eiseres op twee adressen ingeschreven heeft gestaan in de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA), anders dan het adres waarop dereferentwoonachtig is. Aan de brief van 10 september 2009 waarin dereferentaangeeft dat zijn verklaring van 26 januari 2009, dat de relatie was beëindigd, verband hield met spanningen en ruzies en dat de relatie gewoon heeft voortgeduurd, hecht verweerder niet de door eiseres gewenste waarde, nu de referent tot vier maal toe heeft verklaard dat de relatie met eiseres was verbroken en er bij verweerder op heeft aangedrongen de verblijfsvergunning van eiseres in te trekken. Namens eiseres is opgemerkt dat zij niet bekend is met de precieze inhoud van de brieven, geschreven door referent waar naar verweerder heeft verwezen. Voorts is aangevoerd dat voornoemde brieven subjectief zijn en niet meteen maken dat de relatie ook was beëindigd. Eiseres meent dat het op de weg van verweerder had gelegen om haar naar aanleiding van de brieven te horen en notulen daarvan op te stellen, alvorens een beschikking af te geven. Namens eiseres is betwist dat referent in het telefonisch contact met verweerder op 23 oktober 2009 heeft aangegeven dat de relatie verbroken is geweest. Hiertoe wordt verwezen naar een brief van referent van 10 september 2009, waarin deze aangeeft dat de relatie voortduurt. Voorts is betoogd dat verweerder ten onrechte stelt dat de omstandigheid dat eiseres op twee andere GBA-adressen dan referent ingeschreven heeft gestaan, bevestigt dat de relatie verbroken is (geweest). Hiertoe wordt aangevoerd dat het zeer wel mogelijk is dat de relatie ondanks het beëindigen van de samenwoning gewoon voorduurt. Voorts is aangevoerd dat de meest actuele stelling van referent overeenkomt met die van eiseres, namelijk dat de relatie nimmer is beëindigd, hetgeen als uitgangspunt dient te worden genomen. Verwezen wordt in dit verband naar de schriftelijke verklaringen van eiseres op 10 september 2009 en 14 december 2009.

6 Zaaknummer: AWB 09/42636 BEPTDN S6 3 De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 19 juncto 18, eerste lid, onder f, Vw 2000 kan de verblijfsvergunning worden ingetrokken, indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verbonden. Daarvan zal met name sprake zijn ingeval van verbreking van de (huwelijks)relatie. Ingevolge B2/9.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is er sprake van een verbreking van de (huwelijks) relatie indien: de (huwelijks)relatie op grond waarvan verblijf was toegestaan feitelijk of juridisch is verbroken. Dit kan ondermeer blijken uit het feit dat de vreemdeling en de hoofdpersoon niet meer staan ingeschreven op hetzelfde adres in de GBA, of uit het feit dat de partners naar buiten toe verschillende adressen voeren; de hoofdpersoon is overleden; of de hoofdpersoon zich vrijwillig in het buitenland heeft gevestigd. De rechtbank stelt vast dat verweerder met terugwerkende kracht per 1 september 2008 de relatie tussen eiseres en de referent als verbroken heeft beschouwd en om die reden de verleende vergunning aan eiseres onder de beperking "verblijf bij partner per die datum heeft ingetrokken. De rechtbank stelt op basis van de processtukken en het verhandelde ter zitting allereerst vast dat verweerder zich onder andere heeft gebaseerd op drie brieven van de referent aan verweerder, gedateerd 1 maart 2009,4 mei 2009 en 18 juni Blijkens de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting ontkent de gemachtigde van eiseres voornoemde brieven in kopie te hebben ontvangen, reden waarom verweerder zich naar de mening van eiseres bij zijn beoordeling niet heeft kunnen beroepen op deze brieven. Anders dan namens eiseres is gesteld is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze brieven wel heeft kunnen betrekken bij zijn beoordeling. Tijdens de hoorzitting op 27 oktober 2009 heeft de voorzitter van de ambtelijke commissie eiseres en haar gemachtigde geconfronteerd met de brieven van de referent. Eiseres en haar gemachtigde zijn toen in de gelegenheid gesteld om op deze brieven te reageren. Indien bij eiseres of haar gemachtigde behoefte had bestaan om deze brieven in te zien of daarvan een kopie te ontvangen, had het op hun weg gelegen om verweerder daarom te verzoeken. Gesteld noch gebleken is dat eiseres of haar gemachtigde een dergelijk verzoek hebben gedaan. De rechtbank overweegt voorts dat de griffie van de rechtbank op 14 juli 2010 de op de zaak betrekking hebben stukken van verweerder naar gemachtigde van eiseres heeft doorgezonden, met inbegrip van de drie brieven van de referent De stelling namens eiseres, ingenomen ter zitting, dat de stukken van verweerder niet van de rechtbank zijn ontvangen, maakt dit niet anders. De rechtbank overweegt dat niet valt in te zien dat in een dergelijk geval geen contact met de griffie van de rechtbank zou kunnen worden opgenomen om de niet ontvangen stukken alsnog te verkrijgen. Nu de gemachtigde van eiseres desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat er door of namens hem geen contact met de griffie van de rechtbank hierover is opgenomen, ziet de rechtbank geen aanleiding de gemachtigde van eiseres in diens standpunt te volgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op juiste gronden op het standpunt gesteld dat de relatie van eiseres in elk geval vanaf september 2008 als verbroken moet worden beschouwd en dat eiseres vanaf die datum niet meer aan de beperking voldeed waaronder de vergunning is verleend.

7 Zaaknummer: AWB 09/42636 BEPTDN S6 4 De rechtbank overweegt dat verweerder hiervoor van belang heeft kunnen achten dat de referent op 26 januari 2009 in persoon aan het loket bij verweerder heeft verklaard dat zijn relatie met eiseres sedert augustus 2008 is beëindigd en dat de referent nadien bij schrijven van 1 maart 2009 de beëindiging van zijn relatie met eiseres per eind juli 2008 gemotiveerd heeft beschreven. Ook in de brieven van 4 mei 2009 en 18 juni 2009 heeft de referent nogmaals de beëindiging van zijn relatie bevestigd en heeft hij opnieuw om de intrekking van de vergunning van eiseres verzocht. Tevens heeft verweerder hierbij kunnen betrekken dat verweerder op 23 oktober 2009 telefonisch contact met de referent heeft gehad, waarin deze heeft bevestigd dat de relatie verbroken was en dat eiseres ook bij hem is weggegaan. Nu voorts blijkens de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting niet in geschil is dat eiseres sedert mei 2009 bij het GBA is uitgeschreven op het adres waar zij met de referent samenwoonde en zij sedertdien bij het GBA op een tweetal andere adressen ingeschreven heeft gestaan, heeft verweerder ook deze omstandigheid van belang kunnen achten. De rechtbank verwijst hiertoe naar het, niet onredelijk geachte, beleid van verweerder in deze, zoals weergegeven in hoofdstuk B2/4.9 van de Vc 2000 waarin staat vermeld dat de vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven feitelijk moeten samenwonen, een gemeenschappelijke huishouding dienen te voeren en op hetzelfde GBA adres ingeschreven dienen te staan. De stelling namens eiseres dat sprake was van grote spanningen - en het beter was om even apart ingeschreven te staan -, maar dat spanningen, hoe groot ook, niet hoeven te leiden tot een relatiebreuk, volgt de rechtbank gelet op het hiervoor overwogene niet. Anders dan namens eiseres is betoogd is de rechtbank voorts van oordeel dat de omstandigheid dat de referent bij brieven van 10 september 2009 en 24 december 2009 heeft verklaard dat zijn relatie met eiseres nooit verbroken is geweest, niet maakt dat verweerder niet in redelijkheid op basis van vier meldingen in een periode van een halfjaar, alsmede een uitschrijving op het GBA-adres van de referent, heeft mogen aannemen dat de relatie per september 2008 feitelijk was verbroken. Bovendien heeft de referent op 23 oktober 2009 telefonisch tegenover de voorzitter van de ambtelijke commissie verklaard dat de relatie met eiseres verbroken is geweest en dat eiseres ook bij hem is weggegaan. De referent heeft voorts nog verklaard dat de relatie ongeveer twee maanden eerder is hersteld en dat eiseres bij hem mag terugkomen. Ook uit deze verklaring heeft verweerder in redelijkheid kunnen afleiden dat de relatie tussen eiseres en de referent per september 2008 feitelijk was verbroken. Voorts acht de rechtbank van belang dat blijkens het procesdossier - naast eiseres - ook de referent tijdens de bezwaarprocedure bij schrijven van 8 oktober 2009 door verweerder is uitgenodigd om te verschijnen voor de hoorzitting op 27 oktober 2009, teneinde een nadere toelichting te geven op het bezwaarschrift. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen dat de referent niet bij de hoorzitting van de ambtelijke commissie is verschenen. De rechtbank overweegt hiertoe dat voornoemde zitting van de ambtelijke hoorcommissie een uitgelezen gelegenheid was waarop de referent het standpunt van eiseres dat de relatie nimmer verbroken is geweest, had kunnen bevestigen. De stelling van eiseres dat tijdens het telefoongesprek met verweerder op 23 oktober 2009 door verweerder is aangegeven dat de aanwezigheid van de referent tijdens de hoorzitting niet meer nodig was, volgt de rechtbank niet, nu eiseres deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Daar komt bij dat uit de door de voorzitter van de ambtelijke hoorcommissie naar aanleiding van dit gesprek opgemaakte telefoonnotitie niet blijkt dat namens verweerder een dergelijke opmerking is gemaakt.

8 Zaaknummer: AWB 09/42636 BEPTDN S6 5 Tevens acht de rechtbank van belang dat ter zitting namens verweerder is betoogd dat de betreffende voorzitter desgevraagd heeft verklaard niet tegen de referent te hebben gezegd dat diens aanwezigheid niet meer nodig was. De stelling van eiseres dat de referent het te druk had om naar de hoorzitting te komen omdat hij eigenaar is van een Computerwinkel, heeft verweerder in redelijkheid niet verschoonbaar hoeven achten. Gesteld noch gebleken is dat door of namens eiseres is verzocht de hoorzitting vanwege deze drukke werkzaamheden op een ander moment te laten plaatsvinden. Voorts overweegt de rechtbank nog dat de referent evenmin ter zitting van 16 september 2010 is verschenen, teneinde ten overstaan van de rechtbank te verklaren dat de relatie met eiseres niet verbroken is geweest. Ter zitting heeft eiseres wederom de stelling ingenomen dat de referent het ook te druk had om naar de zitting van deze rechtbank en nevenzittingsplaats te komen. Deze stelling acht ook de rechtbank niet verschoonbaar, nu gesteld noch gebleken is dat door of namens eiseres is verzocht de zitting vanwege de drukke werkzaamheden van de referent op een ander moment te laten plaatsvinden. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf bij partner S.V. Bedevko' met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2008 heeft kunnen intrekken. Het beroep is, gelet op het voorgaande, ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechter, bijgestaan door E.R. Horstman, griffier. In het openbaar uitgesproken op 27 januari Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken ", postbus 16113, 2500 BC te 's-gravenhage. De vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 85 van de Vreemdelingenwet Afschrift verzonden op: -p y -,, ; ---.,..-.,-...,..,-..._,...,..,.

9 Portier Advocaten mr. L.F. Portier mr. P.JJ. van de Kerkhof Correspondentieadres Fellenoord ZB Eindhoven lfportier@lfportier.com pjjvandekerkhof@lfportier.com Secretariaat: mbportier@lfportier.com Bezoekadres Fellenoord ZB Eindhoven (Regus gebouw, 4e etage) Uw brief van Ons kenmerk P1I.0682/MB Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus BC DEN HAAG RAAD VAN STATE INGEKOMEN ZAAKNR. AAN: V 2 3 "FEB 2011 a ^ g ^ BEHANDELD DD^^^PAR; > u»t*j" " - datum 22 februari 2011 Inzake Nos-HB Uw kenmerk Bijlage(n) Geachte heer/mevrouw, Hierbij zend ik u het hoger beroep in bovengenoemde zaak met het verzoek v oor behandeling te wülen zorgdragen. In afwachting van uw verdere berichten. / Met vriendelijke groet, L.F. Porti telefoon telefax

10 Toevoeging aangevraagd. BEROEPSCHRIFT Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN: _ wonende te te dezer zake domicilie kiezende te Eindhoven aan Fellenoord 130, ten kantore van de advocaat mr L.F. Portier, die hierbij verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om namens haar hoger beroep in te stellen, in te dienen en te ondertekenen; Bij uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, zitting houdende te Assen van 27 januari 2011, is het namens appellante ingediende beroepschrift ongegrond verklaard (procedurenummer AWB 09/42636). De desbetreffende uitspraak wordt hierbij overgelegd (prod. 1). Appellante kan zich met deze uitspraak niet verenigen en komt hierbij in beroep. Een machtiging hoger beroep vreemdelingenzaken treft u eveneens aan (prod. 2). FEITEN: Eiseres was in het bezit van een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner, de heer zulks met ingang van 27 juli 2006, laatstelijk verlengd tot 28 juli Bij besluit van 20 maart 2009 heeft verweerder voornoemde verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 september Vervolgens is een bezwaarschrift en het beroep ongegrond verklaard. Eisers voert de volgende grief aan: GRIEF I Ten onrechte heeft de rechtbank het volgende overwogen: "Anders dan namens eiseres is betoogd, is de rechtbank voorts van oordeel dat de omstandigheid dat de referent bij brieven van 10 september 2009 en 24 december 2009 heeft verklaard dat zijn relatie met eiseres nooit verbroken is geweest, niet maakt dat verweerder niet in redelijkheid op basis van 4 meldingen in een periode van een halfjaar, alsmede een uitschrijving op het GBA adres van de referent, heeft mogen aannemen dat de relatie per september 2008 feitelijk was verbroken. Bovendien heeft de referent op 23 oktober 2009 telefonisch tegenover de voorzitter van de ambtelijke commissie verklaard dat de relatie met eiseres verbroken is geweest en dat eiseres ook bij hem is weggegaan. De referent heeft voorts nog verklaard dat de relatie ongeveer 2 maanden eerder is hersteld en dat eiseres bij hem mag terugkomen. Ook uit deze verklaring heeft

11 verweerder in redelijkheid kunnen afleiden dat de relatie tussen eiseres en de referent per september 2008 feitelijk was verbroken." TOELICHTING: Vaststaat dat referent bij brieven van 10 september 2009 en 24 december 2009 heeft verklaard dat zijn relatie met eiseres nooit verbroken is geweest. Voor zover verweerder terecht mocht concluderen dat de relatie feitelijk in september 2008 was verbroken, kan in ieder geval worden vastgesteld dat de relatie vanaf 10 september 2009, dan wel 24 december 2009 weer was hersteld. Vanaf die tijd voldeed eiseres weer aan de beperkingen, waaronder de verblijfsvergunning is verleend. In de beslissing op bezwaar merkt verweerder nog op dat voor zover betrokkene van mening is dat zij (wederom) met de heer een relatie heeft en in het bezit gesteld wenst te worden van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verblijf bij partner zij erop gewezen wordt dat het haar vrij staat een daartoe strekkende aanvraag in te dienen. De rechtbank had in deze kunnen beslissen dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet met ingang van 10 september 2009, dan wel 24 december 2009 weer in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner Bedevko. Vanaf september 2009 tot eerdergenoemde datum, zou de verblijfsvergunning geen rechtsgeldigheid meer hebben gehad, maar daarna weer wel. Er zou dan een "gaf'zijn ontstaan in de verblijfsduur van eiseres'. De rechtbank is geheel voorbij gegaan aan de omstandigheid dat de relatie weer was hersteld. Om die reden kan de beslissing niet in stand blijven en dient te worden vernietigd. REDENEN, waarom appellante zich wendt tot uwe Raad van State, met het eerbiedige verzoek de bestreden uitspraak te vernietigen, met veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure. Eindhoven, 22 februari 2011 Gemachi

12 MACHTIGING HOGER BEROEP VREEMDELINGENZAKEN Gelet op het bepaalde in artikel 70 van de Vreemdelingenwet 2000, verklaart ondergetekende, mr. L.F. Portier advocaat te Eindhoven door verblijvende bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van (de voorzieningenrechter van) de rechtbank te 's Gravenhage (nevenzittingsplaats Assen), van 27 januari 2011, met het kenmerk Awb 09/ Plaats: Eindhoven, Datum: 22 februari 2011 Handtekeni ig: mr L.F. Portier

13 Raad vanstate /2/V1. Datum uitspraak: 15 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep vah: verzoekster, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 9 mei 2011 in zaak nr. 10/38424 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.

14 /2/V juli Procesverloop Bij besluit van 10 oktober 2010 heeft de minister van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen. Bij uitspraak van 9 mei 2011, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 juni 2011, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft de vreemdeling de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. 2. Overwegingen 2.1. Het verzoek is er op gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt uitgezet gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep Dat het besluit van 10 oktober 2010 voor uitvoering vatbaar is, aan de vreemdeling een maatregel van bewaring is opgelegd en een laissez-passer is verstrekt, levert echter geen spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb op. Bij dit oordeel is betrokken dat op dit moment niet duidelijk is dat en zo ja, op welke termijn uitzetting zal plaatsvinden Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

15 /2/V juli Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat. w.g. Bijloos voorzitter w.g. Beerse ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 15 juli Verzonden: 15 juli 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser