Paniekstoornis met agorafobie
|
|
- Camiel de Boer
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Paniekstoornis met agorafobie M. Wouters Universiteit van Amsterdam Abstract Om een beter begrip te krijgen van de psychologische mechanismen die zich voordoen tijdens de behandeling van paniekstoornis met agorafobie, zijn in dit onderzoek zes patiënten gevolgd in hun proces van behandeling van deze stoornis. Drie van de patiënten werden toegewezen aan In Vivo Exposure en drie patiënten aan Virtual Reality Exposure. De behandeling bestond uit cognitieve gedragstherapie gevolgd door één van beide therapieën. Er werd exploratief gekeken naar de verschillen in verandering van cognities en effect van behandeling. Uit de resultaten komt naar voren dat de patiënten uit de Virtual Reality exposure conditie minder cognitieve en fysiologische symptomen rapporteren na de behandeling te hebben afgerond dan de patiënten die de In Vivo exposure behandeling kregen. Patiënten uit de Virtual Reality conditie rapporteren na behandeling een lagere kans op het krijgen van een paniekaanval in verschillende situaties, minder agorafobische gedachten, minder lichamelijke panieksensaties en meer vertrouwen in het adequaat kunnen handelen wanneer zij in paniek raken, dan de patiënten die in vivo exposure therapie volgden. Hoewel de zojuist genoemde symptomen in mindere mate afnamen bij de patiënten uit de In Vivo exposure conditie, nam ook bij deze patiënten de ernst van de paniekklachten af. Masterthese M. Wouters Afdeling: Klinische Psychologie, Gezondheidszorgmaster Supervisor: Prof. P.M.G. Emmelkamp Datum:
2 INHOUDSOPGAVE Inleiding blz. 3 Methode Patiënten blz. 7 Materialen blz. 8 Procedure blz. 11 Resultaten blz. 14 Discussie blz. 9
3 INLEIDING Het is noodzakelijk voor ieder mens om angst te voelen. Een adequaat gevoel van angst leidt op het juiste moment tot de juiste respons zoals vechten of vluchten. Oftewel de fight or flight respons. Dit is echter alleen het geval als de angstgevoelens het moment dat ze zich voordoen, een functie dienen. In andere woorden; de angst dient een functie als er sprake is van een bedreiging en mogelijk gevlucht of gevochten dient te worden. De angst zal verdwijnen wanneer de bedreiging verdwijnt. Volgens Foa en Kozak (1986) wordt angst pathologisch op het moment dat de angst overdreven intens is en de associaties tussen de stimuli niet meer realistisch zijn. Angstgevoelens worden dan dus ook ervaren als er geen sprake is van een bedreiging. Dit is het geval bij mensen die lijden aan een paniekstoornis. Paniekstoornis met of zonder agorafobie is één van de meest voorkomende mentale stoornissen (NEMESIS-; Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-, 010). Paniekstoornis wordt gekenmerkt door steeds terugkerende paniekaanvallen en een angst voor het krijgen van een paniekaanval in de toekomst (Beck en Zebb, 1994). De Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders (DSM-IV: American Psychiatric Association, 1994) noemt als criteria voor een paniekaanval een cluster van fysiologische - en cognitieve symptomen. Onder de fysiologische symptomen vallen: hartkloppingen, trillen, kortademigheid, zweten, het gevoel te stikken, drukkend gevoel of pijn op de borst, misselijkheid, duizeligheid, licht in het hoofd, tintelingen en het plotseling warm of koud krijgen. Onder de cognitieve symptomen vallen: bang zijn om dood te gaan, denken de controle te verliezen, denken gek te worden, een gevoel van onwerkelijkheid en een gevoel van depersonalisatie. Naast de symptomen van de stoornis zelf, brengt deze stoornis vervelende consequenties met zich mee, welke de kwaliteit van het leven sterk ondermijnen (Botella et al. 007). Mensen met paniekstoornis worden vaak agorafobisch. Agorafobie refereert aan het vermijden van situaties waarin vluchten moeilijk zal zijn of waar geen hulp kan worden geboden op het moment dat een paniekaanval zich voordoet. Hierbij kan gedacht worden aan het vermijden van supermarkten, metrostations of restaurants. Hoewel paniekstoornis chronisch kan zijn als het niet behandeld wordt, is gebleken dat behandelingen goede resultaten kunnen opleveren (Beck et al. 1994). Zo is in de afgelopen jaren gebleken dat in vivo exposure therapie een zeer goede behandeling is voor patiënten met paniekstoornis en agorafobie (Powers en Emmelkamp, 007). De Emotional Processing theorie waarop in vivo exposure therapie in het algemeen gebaseerd is, komt van Foa en Kozak (1998). Emotional processing (emotionele verwerking) wordt gedefinieerd als de bepaling/wijziging van geheugenstructuren die ten grondslag liggen aan 3
4 emoties. Foa en Kozak leggen uit dat angst zich voordoet op het moment dat een angststructuur geactiveerd wordt. In een bedreigende situatie wordt de angststructuur geactiveerd omdat de stimuli van buitenaf overeenkomen met de informatie uit de angststructuur. Op dit moment voelt het individu angst en ondersteunt de activiteit van de angststructuur bepaald gewenst gedrag zoals vluchten. Volgens Foa en Kozak zijn angststoornissen een reflectie van pathologische angststructuren. Dat wil zeggen dat de geheugenstructuur in de afgelopen jaren verkeerd gevormd is en het individu daardoor op de verkeerde momenten en in overdreven mate angst voelt. Foa en Kozak waren niet de enige die de mechanismen die ten grondslag liggen aan paniek onderzochten. Ook Clark (1986) en Beck (1988) onderzochten de mechanismen van paniekaanvallen. Paniekaanvallen worden volgens hen veroorzaakt door de catastrofale misinterpretaties van lichamelijke sensaties. Deze misinterpretaties leiden tot disfunctionele gedachten als denken dood te gaan of denken gek te worden. Als bijvoorbeeld in een pathologische angststructuur opgeslagen ligt dat honden zeer gevaarlijk zijn, zal de angststructuur geactiveerd worden op het moment dat een hond gezien wordt. Als dit individu vervolgens angstig wordt en de lichamelijke sensaties als catastrofaal interpreteert, kan er paniek ontstaan. Beide theorieën brengen naar voren dat het met name de foutieve cognitieve mechanismen en structuren zijn die er voor zorgen dat de paniek ontstaat. De volgende studies hebben zich in lijn met de theorie van Clark (1986) en Beck (1988) gericht op de cognities die samengaan met paniekaanvallen. Zo vond Clark (1994) dat veranderingen in disfunctionele gedachten de beste voorspellers waren van de uitkomst van de behandeling van paniekstoornis. Hofman et al. (007) onderzochten de mechanismen achter de effectieve behandelingen voor paniekstoornis. Zij vonden ook dat het vooral de paniekgerelateerde gedachten waren die de veranderingen in ernst van paniek veroorzaakten. Casey, Oei, Newcombe en Kenardy (00) onderzochten de rol van zowel negatieve als positieve gedachten in het voorspellen van de ernst van paniek bij mensen met paniekstoornis (met of zonder agorafobie). Zowel de catastrofale misinterpretaties van lichamelijke sensaties als panic self-efficacy (de mogelijkheid zoals de patiënt dit zelf ervaart om goed met de paniek om te gaan) voorspelden allebei onafhankelijk de ernst van de paniekklachten. Casey, Newcombe, Tian en Oei (005) onderzochten de rol van negatieve en positieve cognities bij uitkomst van de behandeling door een vergelijking tussen een conditie die cognitieve gedragstherapie kreeg en een wachtlijstcontrolegroep. Patiënten in de cognitieve gedragstherapiegroep rapporteerden grotere veranderingen in cognities dan de wachtlijstcontrolegroep. Zij scoorden hoger op panic self-efficacy en lager op catastrofale misinterpretaties van lichamelijke sensaties tijdens de behandeling. Tijdens de nameting bleek de paniek minder ernstig dan vóór de cognitieve gedragstherapie. 4
5 Om de paniek te reduceren dient de pathologische angststructuur dus te worden gewijzigd. De eerder genoemde in vivo exposure therapie is gericht op deze wijziging. Er wordt getracht de pathologische angststructuur aan te passen tot een meer functionele angststructuur. Om een pathologische angststructuur te wijzigen zijn er twee condities nodig (Foa en Kozak, 1986); Ten eerste dient te angststructuur gewijzigd te worden door gebruik te maken van angstrelevante informatie (Foa en Kozak, 1986). Pas dan kan emotionele verwerking plaatsvinden. De tweede voorwaarde om emotionele verwerking te laten plaatsvinden, houdt in dat verbeterde informatie die onverenigbaar is met de onrealistische informatie uit de angststructuur ook aanwezig moet zijn. Uiteindelijk zal na meerdere malen over achtereenvolgende gelegenheden geconfronteerd te worden met de angst een graduele reductie in angst plaatsvinden. Kortom, Foa en Kozak stellen dat na meerdere malen geconfronteerd te worden met de angst, gepaard gaande met correctieve informatie, de angst zal reduceren en uiteindelijk volledige habituatie zal optreden. Ter illustratie: Stel dat een meisje met een hondenfobie keer op keer geconfronteerd wordt met een hond die niet bijt, biedt de habituatie correctieve informatie over honden, namelijk dat honden niet bijten (Foa, Cahill & Pontossi, 004). In het geval van paniekstoornis is het doel van exposure om de patiënten in te laten zien dat confrontatie met hun angsten niet leidt tot de zo gevreesde negatieve consequenties, bijvoorbeeld; het hebben van hartkloppingen betekent niet dat er een hartaanval op komst is. Voor in vivo exposure therapie is de afgelopen jaren veel ondersteuning gevonden (Botella et al. 007, Powers & Emmelkamp, 007). Tijdens de in vivo exposure therapie worden patiënten met paniekstoornis keer op keer geconfronteerd met hun agorafobische angsten. Hoewel deze behandeling voor velen zeer effectief blijkt, is er een groot deel van de patiënten die geen voordeel haalt uit in vivo exposure therapie (Botella et al., 007). Zij vinden de procedure te aversief, accepteren het niet en stoppen met het programma. Hier zou Virtual Reality Exposure Therapie (VRET) een uitkomst kunnen bieden. Bij VRET is er sprake van een virtuele omgeving welke de werkelijkheid nabootst. Zo worden de patiënten geconfronteerd met hun angsten zonder dat zij deze confrontatie in werkelijkheid dienen aan te gaan. VRET is daardoor minder aversief en mogelijk beter te accepteren voor patiënten dan in vivo exposure therapie (Botella et al., 007). Omdat VRET vele voordelen heeft, wordt deze behandeling steeds vaker gebruikt voor verschillende angsten en specifieke fobieën (Meyerbröker & Emmelkamp, 010). Niet alleen biedt deze behandeling een uitkomst voor mensen die in vivo exposure therapie te aversief vinden, virtual reality exposure biedt ook de mogelijkheid om situaties keer op keer te oefenen. Zo kan in het geval van paniekstoornis een beangstigende situatie op het metrostation keer op keer geoefend worden. In een meta-analyse van Emmelkamp en Powers (007) werden van 13 studies de effect-sizes van VRET vergeleken met de effect-sizes van in vivo exposure therapie 5
6 en controle condities. Uit de resultaten kwam naar voren dat in vivo exposure therapie niet effectiever was dan VRET. VRET bleek zelfs iets effectiever dan in vivo exposure therapie. Parsons en Rizzo (007) vonden in hun meta-analyse ook dat de angstsymptomen verminderden als gevolg van VRET, maar zij gaven ook aan dat veel van de bevindingen ook kunnen samenhangen met verschillende andere therapiespecifieke factoren in plaats van de virtuele exposure therapie. Botella et al. (007) vergeleken ook het effect van virtual reality exposure therapie en in vivo exposure therapie bij mensen met paniekstoornis en agorafobie. De virtual reality exposure therapie bleek effectiever dan de wachtlijstcontrolegroep en net zo effectief als in vivo exposure therapie. VRET zou gezien deze resultaten mogelijk een goed alternatief kunnen zijn voor in vivo exposure therapie. Om meer inzicht te krijgen in de mechanismen achter de werking van zowel VRET als in vivo exposure therapie, is het belangrijk om te weten wanneer welke symptomen veranderen. Oftewel veranderen cognitieve symptomen bijvoorbeeld eerst, en nemen daardoor ook de fysiologische symptomen af? Of is dit net andersom? Met dit onderzoek wordt getracht meer duidelijkheid te krijgen omtrent de mechanismen die plaatsvinden tijdens de behandeling van paniekstoornis met agorafobie. De vraagstellingen in dit onderzoek zijn; (1) zijn de veranderingen in cognitieve symptomen bij mensen met paniekstoornis en agorafobie hetzelfde voor in vivo exposure therapie en virtual reality exposure therapie en () welke behandeling is het meest effectief? Deze vraagstellingen monden uit in de volgende deelvragen; Welke veranderingen in welke symptomen (cognitief of fysiologisch) zijn er aanwezig tijdens virtual reality exposure therapie en in vivo exposure therapie en bij welke behandeling verminderen de cognitieve symptomen sneller? De antwoorden op deze vragen bieden hopelijk meer inzicht in de mechanismen achter de effectiviteit van beide behandelingen. In deze pilot-studie zal aan de hand van zes patiënten bestudeerd worden welke veranderingen in symptomen er plaatsvinden tijdens de 10-sessie durende behandeling. Drie van de patiënten ondergaan de in vivo exposure therapie en drie patiënten ondergaan de virtual reality exposure therapie. Er is voor een case-series design gekozen omdat dit de mogelijkheid biedt per individu specifiek te kijken naar de veranderingen die de patiënt op verschillende momenten van de behandeling doormaakt. Zoals Zubin (1950, aangehaald in Clinical Psychology and Single Case Evidence,001) over het gebruik van de single-case aanpak zei tijdens een Symposium on Statistics for the Clinician ; De hedendaagse onderzoekmethoden zijn veelal gericht op groepen in plaats van op het individu. De behandelaar voelt de behoefte om zijn empirisch gevonden bevindingen te objectiveren, terwijl de statisticus zich begint af te vragen of zijn huidige analyses de complexiteit van de het individu wel kan grijpen. Ook al deed hij deze uitspraak ruim 60 jaar geleden, de opmerking is onverminderd actueel. In de hoop de onderliggende mechanismen van de verschillende behandelingen voor paniekstoornis en 6
7 agorafobie in kaart te brengen wordt in lijn met deze opvatting gekozen voor een methode waarbij de complexiteit van elke patiënt in kaart gebracht kan worden. METHODE Patiënten Om de patiënten voor dit onderzoek te werven is een internetsite ontworpen; Via deze site konden eventuele deelnemers de nodige informatie verkrijgen met betrekking tot de studie en contact maken met het secretariaat van de afdeling Klinische Psychologie. Vervolgens vond eerst een telefonische intake plaats en wanneer aan de criteria werd voldaan, volgde een intake die plaatsvond aan de Universiteit van Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie. Naast de internetsite zijn er folders gemaakt die bij verschillende huisartsen werden achtergelaten. Op deze manier konden huisartsen de patiënten die volgens hen in aanmerking kwamen deze folder meegeven. Net als bij de internetsite stond in deze folder wat het onderzoek precies inhield en kon de patiënt hierin contactgegevens vinden waardoor de patiënt via het secretariaat doorverwezen werd naar de onderzoekers. De belangrijkste criteria voor deelname was het hebben van een paniekstoornis met agorafobie en een leeftijd tussen de 18 en 65 jaar. Er kon geen deelname plaatsvinden op het moment van zwangerschap, het hebben van een pacemaker (dit in verband met de virtuele apparatuur) en bij het gebruik van beta-blockers, instabiele psychetropische medicatie of kalmeringsmiddelen. Er is in dit geval sprake van een serie case-studies waarbij drie patiënten toebedeeld werden aan de VRET-conditie en drie patiënten aan de in vivo-conditie. Bij elkaar zijn voor dit onderzoek zes patiënten behandeld. 7
8 MATERIALEN De vragenlijsten die zullen worden gebruikt tijdens dit onderzoek zijn de volgende; Panic Appraisal Inventory (PAI; Telch, 1987) Deze vragenlijst bevat vragen over 3 domeinen van paniek (PAI-1, PAI-, PAI-3): anticiperen op paniek, consequenties van paniek en het door de patiënt ervaren vertrouwen om adequaat met de paniek om te gaan. Voorbeelditem PAI-1: Winkelen in een groot/druk winkelcentrum. Het is hierbij de bedoeling dat de patiënt de kans aangeeft dat hij/zij in de genoemde situatie een paniekaanval zal ervaren. Voorbeelditem PAI-: Straks word ik gek. Het is hierbij de bedoeling dat de patiënt de mate van verontrusting weergeeft bij de genoemde gedachte. Voorbeelditem PAI-3: Als u een echte paniekaanval ervaren heeft, de dag erna terugkeren naar de situatie waar de aanval heeft plaatsgevonden. Het is hierbij de bedoeling dat de patiënt aangeeft in hoeverre hij/zij er vertrouwen in heeft dat hij/zij op de genoemde manier met de paniekaanval zal omgaan. De test-hertestbetrouwbeid van de PAI is α=0.88. (Feske & De Beurs, 1997). Panic Disorder Severity Scale-Interview (PDSS-I; Shear, Rucci, Williams, Frank, Crochocinski, Vander Bilt, Houck & Wang,001) Deze vragenlijst bevat vragen uit zeven domeinen waaruit de ernst van de paniek gedurende de laatste maand opgemaakt kan worden. De scores op de items geven een beeld van de paniekfrequentie, de mate van ellende, pijn en uitputting (distress) tijdens paniek, fobische vermijding, gebreken op werkgebied en gebreken op sociaal gebied. Voorbeelditem; In hoeverre hadden in de afgelopen week de klachten (paniek en angstaanvallen, zorgen over aanvallen, angst over of vermijding van situaties of activiteiten vanwege paniek) een negatieve invloed op de uitoefening van uw beroep (of schoolwerk, of de uitvoering van huishoudelijke taken)? De items worden gescoord op een 5-puntsschaal van 0 tot 4. De test-hertestbetrouwbaarheid van de PDSS-I is α=0.88 (Shear et al., 001). 8
9 Agoraphobic Cognitions Questionnaire (ACQ; Chambless, Caputo, Bright en Gallagher, 1984) Deze vragenlijst schat de frequentie van beangstigende en dysfunctionele gedachten over de conseqenties van paniek en angst. Voorbeelditem: 'Ik ga flauwvallen.' De patiënt kruist aan in hoeverre de gedachte op hem/haar van toepassing is. De meting geschiedt via een 5-puntsschaal van nooit (1) tot altijd (5). De ACQ is onder te verdelen in twee subschalen; De ACQ- fysieke gevolgen (ik ga flauwvallen ) en de ACQ-sociale gevolgen ( ik ga me gek gedragen ). De test-hertestbetrouwbaarheid van de eerste subschaal is; α= 0.80 en de tweede subschaal is α= 0.71 (Chambless et al.,1984). Body Sensations Questionnaire (BSQ; Chambless, Caputo, Bright en Gallagher, 1984) Deze vragenlijst bevat vragen over de lichamelijke sensaties, oftewel de fysiologische symptomen. Voorbeelditem; 'Druk of zwaar gevoel in je borst.' De patiënt geeft op een 5-puntsschaal aan hoe bang hij/zij is voor deze gevoelens. De antwoordmogelijkheden lopen van niet (1) tot heel erg ( 5). De BSQ heeft een test-hertestbetrouwbaarheid van α=0.81 (Chambless et al., 1984). Agoraphobic Self-Statements Questionnaire (ASQ; Van Hout, Emmelkamp, Koopmans, Bögels en Bouman, 001) Deze vragenlijst meet de frequentie van bepaalde gedachten wanneer de patiënt in een situatie angstig of gespannen is of wordt. Voorbeelditem; 'Ik zal in paniek raken.' De patiënt geeft op een 5-puntsschaal aan hoe vaak deze gedachte voorkomt. De antwoordmogelijkheden lopen van nooit (0) tot voortdurend (4). De test-hertestbetrouwbaarheid van de ASQ is α= 0.78 (Van Hout et al., 001). De ASQ is onder te verdelen in twee subschalen; De ASQ voor positieve gedachten ( ik probeer het gewoon, ik zal wel zien hoe het gaat ), welke de ASQ-P zal worden genoemd en de ASQ voor negatieve gedachten ( ik kan hier niet weg zo snel ik wil ) welke de ASQ-N zal worden genoemd. 9
10 Behavioral Avoidance Test (BAT; Mavissakalian en Michelson, 1983) Deze gedragstest schat de klassieke 'gedragsmarkers' van agorafobie. De test biedt een directe observatie van het responssysteem van de patiënt in een bepaalde situatie. Ook biedt de test een objectieve indicatie van angst of verstoordheid op een bepaald moment en een indicatie van vermijdingen in bepaalde situaties. Daarnaast kunnen aan de hand van de BAT safety behaviors geïdentificeerd worden. Het gebruik van de BAT is vaak meer accuraat dan self-report vragenlijsten. Een typische BAT bevat vaak een hiërarchie van beangstigende situaties (bepaald door de patiënt), lopend van niet zo beangstigend tot heel erg beangstigend. Een voorbeeld hiervan is 'tien minuten in een drukke metro reizen'. De test neemt meestal 1 tot uur in beslag. Van de patiënt wordt gevraagd of hij/zij zo lang mogelijk in de gevreesde situatie kan blijven. Gedurende de test rapporteert de patiënt ongeveer elke 30 seconden de mate van angst. De ideale situatie is dat de patiënt de gehele BAT zonder therapeut kan doorlopen (Barlow, 00). In het geval van dit onderzoek bestond de BAT uit het volgende; Aan de patiënten werd gevraagd een stuk te lopen. De wandeling begon op de hoek van de Sarpahitstraat met de Roeterstraat. De patiënt kreeg de instructie de straat uit te lopen tot hij/zij bij het kruispunt van de Sarphatistraat met de Wibautstraat was. Vervolgens diende de patiënt het kruispunt over te steken, het metrostation van de Wibautstraat in te lopen en via de ondergrondse gang, aan de andere kant van het kruispunt weer naar buiten te komen. Vervolgens liep de patiënt via de straat weer terug. Er is voor deze route gekozen om verschillende redenen; de Sarphatistraat is een vrij grote straat. De huizen zijn hoog en er lopen relatief weinig mensen. Naast de auto s rijdt er ook een tram over deze straat. Wat betreft verkeer is de straat druk. De intensiteit hiervan kan voor patiënten met paniekstoornis en agorafobie beangstigend zijn. Van de andere kant lopen er weinig mensen. Voor sommige patiënten maakt dit de situatie minder beangstigend, voor andere patiënten juist beangstigender, omdat zij bijvoorbeeld bang zijn geen hulp te krijgen als er iets met hen zou gebeuren. Voor het metrostation is gekozen omdat dit voor de meeste patiënten met een paniekstoornis een beangstigende plek is. Dit door de drukte en het feit dat de plek zich onder de grond bevindt. Er is voor deze beangstigende plekken gekozen omdat op deze manier goed gemeten kan worden op verschillende momenten in de behandeling hoe beangstigend de situaties voor de patiënten zijn. Bovendien geeft het een goed beeld van hoe agorafobisch de patiënten bij aanvang van de behandeling zijn. Na het uitvoeren van de BAT vulden de patiënten de ASQ in om de lichamelijke sensaties en de 10
11 gepaard gaande paniekklachten die zij tijdens de BAT ervaren hadden,in kaart te brengen. PROCEDURE Nadat de patiënt zich via de internetsite of folder had aangemeld werd de patiënt door een van de onderzoekers teruggebeld en werd via een telefonische intake bekeken of de patiënt in aanmerking kwam voor de behandeling. Indien na supervisie bleek dat de patiënt in aanmerking kwam voor de behandeling werd deze uitgenodigd voor een intakegesprek aan de UvA. Dit intakegesprek vond plaats in het Ambulatorium, Klinische psychologie aan de UvA. Tijdens dit gesprek werden de SCID-I (SCID-I; First, Spitzer, Gibbon en Williams, 00) en enkele paniekspecifieke vragenlijsten afgenomen. Als na het intakegesprek bleek dat de patiënt geschikt bleek voor de behandeling werd de patiënt at random ingedeeld in één van de volgende condities; 1) in vivo exposure therapie ) virtual reality exposure therapie De behandeling bestond uit twee blokken waarbij tussen het eerste en het twee blok een tussenmeting plaatsvond. Deze tussenmeting vond plaats aan het eind van het cognitieve gedragstherapie- en interoceptieve exposureblok en aan het begin van het in vivo- of virtual reality exposure-blok (afhangende van de conditie). Ter illustratie; BLOK 1 BLOK Sessie 1 tot en met 4; Bestaande uit; Psychoeducatie (vicieuze cirkel van paniek, automatische gedachten en misinterpretaties etc), cognitief herstructureren, interoceptieve exposure Sessie 5 tot en met 10; Exposure in vivo of in virtual reality (ook tijdens deze sessie bleven de patiënten de automatische gedachten rapporteren evt. bezig met cognitief herstructureren.) Voormeting Tussenmeting Nameting De behandeling bestond uit tien sessies, waarna een nameting plaatsvond. Een follow-up vond zes maanden na afloop van de behandeling plaats. 11
12 Zowel voor de conditie van in vivo exposure therapie als de conditie van de virtual reality exposure therapie gold dat de eerste sessies gericht waren op psychoeducatie, paniekregistratie en cognitief herstructureren. In sessie 3 en 4 kwam interoceptieve exposure aan bod. Ook dit gold voor beide condities. Bij interoceptieve exposure dient gedacht te worden aan oefeningen als het snel op en af lopen van een trap, in- en uitademen via een rietje en het ronddraaien op een stoel. Deze oefeningen zouden de fysiologische symptomen moeten opwekken waarvan de patiënt ook last heeft wanneer er paniek op komst is. De rationale achter de interoceptieve exposure is dat de patiënt door het bewust en zelf opwekken van deze symptomen, aanleert dat deze ongevaarlijk zijn. Vanaf sessie 5 werd de patiënt geconfronteerd met zijn/haar angsten. In de in vivo conditie werd er een angsthiërarchie opgesteld, gebaseerd op beangstigende situaties in de echte buitenwereld. In de virtual reality conditie werd ook een angsthiërarchie opgesteld, gebaseerd op beangstigende situaties uit het echte leven, maar in deze conditie werd de patiënt geconfronteerd met een nagebootste omgeving. Sessie 5 tot en met 10 richtten zich op deze exposure-oefeningen. Sessie 11 was een nameting en gericht op de eindevaluatie. Zes maanden later vond een follow-up plaats. Belangrijk om te vermelden is, dat ook gedurende de exposure-fase van de behandeling (sessie 5 tot en met 10) er waar nodig cognitieve herstructurering kon plaatsvinden. Op deze manier werd getracht de patiënten een denkwijze aan te leren waardoor zij in het vervolg zelfstandig hun automatische gedachten kunnen uitdagen. Op den duur zullen door de cognitieve herstructurering de automatische gedachten in sterke mate afnemen of zelfs helemaal verdwijnen. Ook de paniekregistratie bleef gedurende alle sessies een punt van aandacht. Bij aanvang van de sessie werden de verschillende vragenlijsten afgenomen. Onder het kopje 'Materialen' zijn de vragenlijsten die in het volgende stuk genoemd zullen worden, inhoudelijk toegelicht. Tijdens het intake-gesprek werden de PDSS-I,, de BSQ, de ACQ, de ASQ (aan de hand van de BAT) afgenomen. De ASQ, ACQ en BSQ werden ook vooraf aan sessie 4 en tijdens de nameting afgenomen. Vooraf aan sessie 1 tot en met 10 sessie werd de PAI afgenomen. Vooraf aan sessie 1 tot en met 10, de nameting en de follow-up werd de PDSS-I afgenomen. In Figuur 1 staan de verschillende vragenlijsten en hun meetmomenten genoemd. In het geval van in vivo exposure therapie werden de patiënten wanneer aangekomen bij de vijfde sessie geconfronteerd met hun angsten in de buitenwereld. De patiënt zocht samen met de therapeut een plek op die vermeden werd door de patiënt omdat hij/zij dacht niet te kunnen vluchten uit deze situatie of niet geholpen te kunnen worden op het moment dat een 1
13 paniekaanval zich voordoet. Hierbij moet gedacht worden aan een metrostation, een supermarkt of een groot plein. De plekken werden door patiënt en behandelaar samen vastgesteld. In het geval van de virtual reality exposure therapie vonden de exposure sessies plaats in de Cave in het Scienc Park van de UvA. De cave is een ruimte waarin door middel van projectoren een driedimensionale wereld afgebeeld werd. Deze 3D-wereld is computergegenereerd en bootst werkelijke omgevingen na. De omgevingen die in de cave nagebootst werden, zijn; de marktplaats in Bonn, de grote markt in Brussel, een supermarkt, een metrostation, een druk en een rustig restaurant en een schemerige stad. In deze virtuele wereld stond de patiënt stil, maar door de omgeving (zoals deze geprojecteerd zijn op de muren rondom) te bewegen, kon de illusie gewekt worden dat de patiënt liep. De therapeut bevond zich dichtbij, maar in een andere ruimte en kon communiceren met de patiënt. Op deze manier kon de patiënt de therapeut op de hoogte houden van zijn/haar angsten, en kon de therapeut aanmoedigen en geruststellen. Naast dat de therapeut de omgeving rondom de patiënt kon laten bewegen, kon de therapeut ook de drukte in de verschillende situaties aanpassen door meerdere avatars (de computergegenereerde mensen) toe te voegen. De therapeut kon ook het volume van het geluid in de ruimte aanpassen, waardoor de stemmen van de avatars harder of zachter klonken, waardoor de intensiteit van de situatie gestuurd kon worden. Figuur 1. Metingen tijdens de behandeling Sessies > I F PDSS-I X X X X X X X X X X X X X BSQ X X X ACQ X X X ASQ X X X BAT X X X PAI X X X X X X X X X X 13
14 RESULTATEN Onderzoeksresultaten Gedurende het onderzoek heeft er geen uitval van patiënten plaatsgevonden. Dit betekent dat de resultaten afkomstig zijn van de behandeling van zes patiënten. Deze groep bestond uit vier vrouwen en twee mannen. De leeftijd van de patiënten lag tussen de 34 en 56 jaar met een gemiddelde leeftijd van 43 jaar. In beide condities zaten twee vrouwelijke patiënten en één mannelijke patiënt. Ook de leeftijd van de patiënten was gelijk verdeeld over de condities. De Panic Appraisal Inventory werd gedurende sessie 1 tot en met 10 afgenomen. Omdat de PAI drie subschalen heeft waarin elke keer verschillende typen appraisals (zie uitleg onder Materialen) worden onderzocht, zijn de verschillen in scores op alle drie de subschalen apart onderzocht. De eerste twee subschalen van deze vragenlijst zijn negatief geladen. Oftewel hoe hoger hierop wordt gescoord hoe ernstiger de klachten zijn. De derde subschaal van de PAI is positief geladen. Een hogere score reflecteert het hebben van meer vertrouwen in het adequaat omgaan met de paniek. Voor elke subschaal is onderzocht of er een verschil was in scores tussen beide condities gedurende de behandeling. PAI-1 Een One way repeated measures is uitgevoerd om de scores op de PAI-1 per conditie te vergelijken. Omdat niet aan de assumptie van Sphericity werd voldaan is gekeken naar de Huynh-Feldt correctie.er werd een hoofdeffect van tijd gevonden; F(3.446, 13.79)= 5,678, p= 0,008. Er werd ook een effect tussen beide groepen gevonden; F (1,4)=1,0, p= 0,010. Er werd geen significant interactie-effect gevonden maar op het oog (zoals te zien in Figuur ) verbeterden de patiënten uit de virtual reality conditie in sterkere mate dan de patiënten uit de in vivo conditie. De patiënten uit de virtual reality conditie achtten de kans dat zij in een gevreesde situatie een paniekaanval zullen ervaren, naarmate de behandeling vorderden lager dan de patiënten uit de in vivo conditie. In Figuur staan de scores per condities afgebeeld. Figuur. Scores op de PAI-1 per conditie 14
15 PAI- Voor de PAI- is ook een One way repeated measures uitgevoerd. Ook hier werd niet voldaan aan de Sphericiteits-assumptie en werd gekeken naar de Huynh-feldt correctie. Er werd een significant tijdseffect gevonden; F (9,36)= 3,947, p = 0,001. Ook werd een significant effect tussen beide groepen gevonden; F (1,4)= 10,99, p = 0,03. Er werd geen significant interactie-effect gevonden. Op het oog is echter wel te zien dat de patiënten uit de vret-conditie naarmate zij meer sessies hebben gevolgd lager scoren op de PAI- dan de patiënten uit de in vivo-conditie. Zij hebben minder last van de negatieve gedachten gedurende een plotselinge paniekaanval of extreme angst dan de patiënten uit de in vivo-conditie. In Figuur 3 staan de scores op de PAI- per conditie. Figuur 3. Scores op de PAI- per conditie PAI-3 Tot slot is een One way repeated measures uitgevoerd om de scores op de PAI-3 per conditie te vergelijken. Wederom werd naar de Huynh-Feldt correctie gekeken. Er werd een significant hoofdeffect gevonden van tijd; F (8., 3.90) = 6,88, p = 0,000. Er werd geen effect van groepen gevonden. Er werd wel een significant interactie-effect gevonden; F (8., 3.90) = 3,05, p = 0,01. De patiënten die de virtual reality exposure behandeling hebben gehad rapporteren tijdens de laatste sessie aanzienlijk meer vertrouwen in het adequaat kunnen handelen wanneer zij met paniek zullen worden geconfronteerd, vergeleken met de patiënten die de in vivo exposure behandeling hebben gehad. Figuur 4 biedt een illustratie. 15
16 Figuur 4. Scores op de PAI-3 per conditie De PDSS-I voor het meten van de ernst van de paniekklachten werd van intake tot follow-up afgenomen. Een One way repeated measures is uitgevoerd om de scores op de PDSS-I per conditie te vergelijken. Er werd geen verschil in effect gevonden tussen beide condities. Wel was er een significant effect voor beide behandelingen F (1)=9,63 p = 0,00. Figuur 5. Scores op de PDSS-I per conditie Om de veranderingen in cognities vast te leggen in beide condities is vervolgens gekeken naar de Agorafobic Cognitions Questionaire. Deze vragenlijst is op te delen in twee subschalen; Fysieke gevolgen en Sociale gevolgen. In Tabel 1 staan de ruwe scores van de patiënten uit de in vivo conditie naast de ruwe scores uit de vret-conditie tijdens de intake en de nameting op de ACQ-fysieke gevolgen. Deze subschaal bestaat uit acht items. 16
17 Tabel 1. Scores op de ACQ-fysieke gevolgen per conditie tijdens voor- en nameting In Vivo Intake In Vivo Nameting Patiënt 1 1,88.00 Patiënt Patiënt VRET Intake VRET Nameting Patiënt Patiënt Patient De scores zijn uitgedrukt in gemiddelde score per item. Oftewel patiënt 1 uit de in vivo-conditie heeft tijdens de nameting gemiddeld genomen over de items een waarde van.00 gescoord. In deze tabel is te zien dat de scores van de patiënten geplaatst in de vret-conditie tijdens de nameting aanzienlijk gedaald zijn ten opzichte van de voormeting. Zelfs terwijl deze patiënten hoger scoorden tijdens de intake op de ACQ-fysieke gevolgen, en dus meer negatieve cognities en ernstigere klachten ervoeren tijdens de intake dan de patiënten uit de in vivo-conditie, scoren de patiënten uit de vret-conditie opvallend lager dan tijdens de intake en opvallend lager dan de patiënten uit de in vivo-conditie. Ter illustratie is hier in Figuur 6 en 7 van elke patiënt een grafiek afgebeeld waarin het verloop tijdens de behandeling en de daarmee gepaard gaande daling in negatieve gedachten te zien is. (van patiënt 1 uit de in vivo conditie missen de gegevens van de tussenmeting op de ACQ). Figuur 6. Grafieken van de scores op de ACQ-fysieke gevolgen gedurende de behandeling in de in vivo conditie,05 1,95 1,9 1,85 1,8,5 1,88 voor tussen na In vivo pat 1,3,5,,15,1,05 1,95 1,9 1,85,5,5 voor tussen na in vivo pat 3,4,3,38,38,,1 Pat in vivo 1,9 1,8 voor tussen na 17
18 Figuur 7. Grafieken van de scores op de ACQ-fysieke gevolgen gedurende de behandeling in de vret conditie 3,5 3,5 1,5 1 0,5,88 1,5 pat 1 VRET Er treedt zowel gedurende de cognitieve gedragstherapiesessies als tijdens de virtual reality exposure therapie vermindering van klachten op 0 voor tussen na 4 3,5 3,5 1,5 1 0,5 0 3,75,75,15 voor tussen na Pat VRET 4 3,5 3 3,38,5 1,5 1 0,5,5 1,75 pat 3 VRET Er treedt voornamelijk verandering op tijdens de cognitieve gedragstherapiesessies 0 voor tussen na In de grafieken is duidelijk te zien dat de negatieve gedachten gemeten met de ACQ-fysieke gevolgen in sterke mate afnemen in de vret-conditie. Om vast te stellen of deze verandering een verandering reflecteert die ervoor zorgt dat de patiënt niet meer in de patiëntgroep valt maar in de normale populatie, is gekozen voor een methode van Jacobson & Truax (1991). In hun artikel; Clinical Significanc; A Statistical approach to Defining Meaningful Change in Psychotherapy Research beschrijven zij de methode om via Clinical significance en Reliable Change na te gaan of de gevonden verandering een daadwerkelijke verbetering reflecteert. De verandering in symptomen zal in twee stappen geanalyseerd worden. In de eerste stap zal worden bekeken of de verandering zoals deze te zien is in de grafieken een daadwerkelijke en betrouwbare verandering voorstelt (Reliable Change). Wanneer dit het geval is, zal de cut off point berekend worden en kan bepaald worden of er sprake is van klinische significantie; oftewel, valt de score van de patiënt na behandeling in de score-range van de normale populatie? 18
19 Reliable Change Index. Hiervoor geldt de volgende formule; RC = (X X1) / Sdiff X = score op nameting van een patiënt X1 = score op voormeting van een patiënt Sdiff = standard error of difference tussen de twee testscores Wanneer de RC groter is dan 1,96 is het onwaarschijnlijk dat de score geen echte verandering reflecteert. De formule voor de Sdiff ziet er als volgt uit; Sdiff = (SE)² waarbij de formule voor SE geldt als; SE = S¹ 1-rxx SE = de standard error of measurement, S¹ = standaarddeviatie van de experimentele groep rxx = de test-hertestbetrouwbaarheid van de gebruikte vragenlijst Zoals in de grafieken al te zien is, blijkt ook na berekening volgens bovenstaande formule dat de verandering bij de patiënten uit de in vivo conditie te klein is om een betrouwbare verandering (RC) te zijn. Voor de patiënten uit de vret-conditie is ook bekeken of er sprake was van daadwerkelijke verandering. De RC Index van de eerste patiënt uit deze conditie is,60. Dit is groter dan 1,96. Dit wil zeggen dat er sprake is van daadwerkelijke verandering. De tweede patiënt uit deze conditie maakt geen daadwerkelijke verandering door. De derde patiënt heeft een RC Index van 3,08. Dit is groter dan 1,96 en ook bij patiënt drie uit de virtual reality conditie is sprake van echte verandering. In bijlage 1 staat per vragenlijst, per patiënt vermeld of er sprake is van Reliable Change. Vervolgens werd nu onderzocht of deze patiënten ook klinisch significant verbeterd zijn. Hiervoor is de volgende formule gebruikt; C = S0 M1 + S1 M0 / S0 + S1 Met deze formule wordt aan de hand van het gemiddelde van de normale populatie en het 19
20 gemiddelde van agorafobische populatie (oftewel paniekpatiënten) een cut-off point berekend. S0 = standaarddeviatie van de normale populatie M0 = gemiddelde van de normale populatie S1 = standaarddeviatie van de agorafobische patiënten M1 = gemiddelde van de agorafobische patiënten Voor deze gemiddelden en standaarddeviaties is de data uit de studie van De Beurs (1993; The Assessment and Treatment of Panic Disorder and Agoraphobia) gebruikt. In deze studie werden 99 agorafobische patiënten onderzocht doormiddel van onder andere de ACQ-fysieke gevolgen. Daarnaast onderzocht de Beurs 438 normalen. In Figuur 8 staat een illustratie van de rationale achter de cut off point. Doormiddel van deze formule zal bekeken worden of de score van een patiënt op de nameting dichterbij het gemiddelde van de normale populatie is komen te liggen, in plaats van dichterbij het gemiddelde van de patiëntgroep. Figuur 8. Voor de ACQ- fysieke gevolgen is de cut off point berekend. De cut off point is vastgesteld op 1,60. (In Bijlage staan de berekende cut off points per vragenlijst). Zoals terug te zien is in de tabel zijn de scores van de twee vret-patiënten waarbij sprake is van daadwerkelijke verandering op de nameting; Patiënt 1: 1.50, Patiënt 3; De score van patiënt 1 ligt onder de cut-off point. Dit betekent dat er sprake is van klinisch significante verbetering bij deze patiënt. De score van patiënt 3 ligt boven de cut off point. De klachten van deze patiënt zijn wel degelijk verminderd, maar niet 0
21 genoeg om binnen de score-range van de normale populatie te vallen. Hetzelfde kan gedaan worden voor de ACQ-sociale gevolgen. Hieronder vallen zes items. In Tabel staan de scores op de voor- en nameting. Tabel. Scores op de ACQ-sociale gevolgen voor beide condities op de voor en nameting. In Vivo Intake In Vivo Nameting Patiënt Patiënt Patiënt VRET Intake VRET Nameting Patiënt Patiënt Patiënt Ook hier is aan de hand van de scores in de tabel te zien dat er weinig positieve verandering is in de in vivo conditie en daarentegen wel grote veranderingen in de virtual reality conditie. Om dit te testen is opnieuw bekeken of er sprake is van daadwerkelijke verandering. In het geval van de patiënten uit de in vivo conditie zijn de veranderingen te klein om een betrouwbare verandering te zijn. In het geval van de patiënten uit de virtual reality conditie is in alle drie de gevallen sprake van reliable change. De RC Index van patiënt 1;.18, patiënt ;,18 en patiënt 3;,7. Aan de hand van de studie van De Beurs (1993) en de eerder genoemde formule is ook hierbij de cut off point berekend. Deze is vastgesteld op; Vervolgens zijn de scores van elke patiënt op de nameting met dit cut off point vergeleken. In het geval van de patiënten uit de virtual reality conditie, zijn er twee patiënten die onder deze 1.53 scoren. Zij zijn beide klinisch significant verbeterd, oftewel de scores op de nameting van deze patiënten vallen binnen de score-range van de normale populatie en niet langer in de patiëntenpopulatie. In figuur 9 en 10 staan de scores op de ACQ-sociale gevolgen. Figuur 9. Scores op de ACQ-sociale gevolgen in de in vivo conditie,6,5,4,3,,1 1,9,16 voor tussen na,5 Pat 1 In vivo 4 3,5 3,5 1,5 1 0,5 0 3,5 3,83 voor tussen na Pat in vivo 1
22 3,4 3,3 3,33 3,33 3, 3,1 3,9 3 Pat 3 in vivo,8 voor tussen na Figuur 10. Scores op de ACQ-sociale gevolgen in de virtual reality conditie 4 3,5 3,5 1,5 1 0,5 0 3,66 3,33,33 voor tussen na pat 1 vret Grootste vermindering treedt op tijdens de exposure sessies 3,5,66 1,5 1 0,5 1,67 1,33 Pat Vret Grootste vermindering vindt plaats tijdens de cognitieve gedragtherapie 0 voor tussen na 3,5,66 1,5 pat 3 VRET 1 0, Grootste vermindering treedt op tijdens de cognitieve gedragstherapie voor tussen na
23 Hetzelfde is onderzocht voor de Body Sensations Questionnaire (BSQ). In tabel 3 volgen de scores van beide condities tijdens de voor- en nameting. Tabel 3. Scores van beide condities op de BSQ tijdens de intake en de nameting In Vivo Intake In Vivo Nameting Patiënt Patiënt Patiënt VRET Intake VRET Nameting Patiënt Patiënt Patiënt Ook hier is bekeken of de veranderingen daadwerkelijke verandering representeren. In het geval van de patiënten uit de in vivo conditie liggen de RC Indexen onder de Deze patiënten maken geen daadwerkelijke verandering door wanneer gemeten wordt met de BSQ. Voor de patiënten uit de virtual reality conditie gelden de volgende RC Indexen; patiënt 1:.44, patiënt : 4.9, patiënt 3: Dit is in alle drie de gevallen hoger dan Er heeft in alle gevallen bij de patiënten uit de virtual reality conditie daadwerkelijke verandering plaatsgevonden. Ook hier is gebruikt gemaakt van de formule en de data uit de studie van De Beurs om de cut off point vast te stellen. De cut off point van de BSQ is vastgesteld op 1,94. In de virtual reality conditie scoren twee van de drie patiënten op de nameting onder deze Deze patiënten zijn klinisch significant verbeterd. In Figuur 11 staan de scores per patiënt afgebeeld. Figuur 11. Scores op de BSQ per conditie Patiënten in de In Vivo conditie 4 3,5 3,5 1,5 1 0,5 0 voor;,94 tussen; 3,35 voor tussen na na;,65 In Vivo Pat 1 3,8 3,7 3,6 3,5 3,4 3,3 3, 3,1 3,76 3,47 3,35 voor tussen na In Vivo Pat 3
24 4 3,5 3,5 1,5 1 0,5 0,47 3,9 3,41 voor tussen na In Vivo Pat 3 Patiënten in de Virtual Reality conditie 4 3,5 3,5 1,5 1 0,5 0 3,58 3,35,41 voor tussen na VRET Pat 1 Grootste vermindering vindt plaats tussen de tussen- en nameting 4,5 4 3,5 3,5 1,5 1 0,5 0 3,94 3,65 1,9 voor tussen na VRET Pat Grootste vermindering vindt plaats tussen de tussen - en nameting 4 3,5 3,5 1,5 1 0,5 0 3,59,47 1,1 voor tussen na VRET Pat 3 Grootste vermindering vindt plaats tussen de tussen- en na meting Een derde vragenlijst die gericht is op gedachten en gevoelens omtrent paniek is de Aqoraphobic Self-statements Questionnaire. Deze vragenlijst is onder te verdelen in twee subschalen; de positieve subschaal en de negatieve subschaal. De ASQ is daarom in de analyses onderverdeeld in de ASQ-P (positieve subschaal) en de ASQ-N (negatieve subschaal). In Tabel 4 zijn de scores te zien van de ASQ-P per conditie tijdens de voormeting en de nameting. 4
25 Tabel 4. Scores op de ASQ-P tijdens de voor- en nameting In Vivo Intake In Vivo Nameting Patiënt Patiënt Patiënt VRET Intake VRET Nameting Patiënt Patiënt Patiënt N.B. Hierbij staat een hogere score voor meer positieve gedachten en zal de score op de nameting van de patiënten dan ook boven de cut off point dienen te liggen. Omdat van deze vragenlijst geen data van normalen bekend zijn, wordt hier gebruikt gemaakt van de scores op de voormeting van alle agorafobische patiënten die beschikbaar zijn in deze studie. Hierbij werd dus ook de data van de patiënten die op de wachtlijst staan, meegenomen. Om de cut off point te berekenen wordt daardoor een andere formule gehanteerd; C = M0 S1 M0 = gemiddelde op de voormeting van agorafobische patiënten S1 = standaarddeviatie agorafobische patiënten Er werd voor dit gemiddelde dus gebruik gemaakt van de data van de voormeting van alle agorafobische patiënten waarvan deze data al bekend was. Dit kwam op een N=30 uit. Ook voor de RC Index werd hier gebruik gemaakt van de standaardeviatie van deze groep agorafobische patienten om de standaardmeetfout te berekenen die nodig is om de standard error of difference te berekenen. Omdat de scores op de voormeting dusdanig ver uit elkaar lagen dat de standaarddeviatie erg groot was, konden zowel geen betrouwbare RC Indexen als een betrouwbaar cut off point berekend worden. Op het oog is te zien dat alle drie de patiënten uit de in vivo conditie meer positieve gedachten kregen. In het geval van de patiënten uit de virtual reality conditie was er bij slechts 1 patiënt sprake van iets meer positieve gedachten, maar bij de andere twee patiënten uit deze conditie is te zien dat zij juist iets minder positieve gedachten hebben tijdens de nameting. Hetzelfde kan onderzocht worden voor de negatieve subschaal van de ASQ, de ASQ-N. In Tabel 5 staan de scores van de voor- en de nameting op de ASQ-N. 5
26 Tabel 5. Scores op de ASQ-N tijdens de voor- en nameting In Vivo Intake In Vivo Nameting Patiënt Patiënt Patiënt VRET Intake VRET Nameting Patiënt Patiënt Patiënt Wanneer naar de scores wordt gekeken, is te zien dat de scores van de patiënten uit de virtual reality conditie alledrie dalen tot vrijwel nul. Hoewel dit niet geval is bij de patiënten uit de in vivo conditie, is de verandering bij deze patiënten wel groter. Zo dalen de symptomen van de eerste patiënt uit deze conditie van.9 tot 0.08 en de tweede patiënt daalt ook van.77 tot De scores van de patiënten uit de virtual reality conditie liggen op de nameting lager, maar de verandering die plaatsvindt, is in het grootste geval (patiënt ) Ook in het geval van de ASQ-N lagen de scores van de patiënten op de voormeting zodanig uit elkaar dat er geen RC indexen of cut off point berekend kon worden. In Tabel 6 is een overgezicht afgebeeld waarin per vragenlijst te zien of er bij de patiënt sprake was van reliable change en of er sprake was van klinisch significante verbetering. Hoewel alle patiënten uit de in vivo conditie op de ACQ-fysieke gevolgen niet vooruit zijn gegaan, is er bij twee van de patiënten uit de virtual reality conditie sprake van daadwerkelijke verandering en bij één daarvan is ook sprake van klinisch significante vooruitgang. In het geval van de ACQ-sociale gevolgen zijn er geen patienten uit de in vivo conditie waarbij sprake is van reliable change, terwijl dit bij alle drie de patiënten uit de virtual reality conditie het geval is. Bij twee hiervan is ook sprake van klinisch significante vooruitgang. Hetzelfde geldt wanneer wordt gekeken naar de BSQ-fear. 6
27 Tabel 6. Overzicht; Reliable Change en Clinical Significance ACQ ACQ Subschaal Fysieke Subschaal Sociale gevolgen gevolgen BSQ IN VIVO Patiënt 1 Patiënt Patiënt 3 VRET Patiënt 1 R + C R R Patiënt R + C R + C Patiënt 3 R R + C R + C R = er is sprake van een RC Index groter dan 1,96 > er is sprake van daadwerkelijke verandering C = er is sprake van klinisch significante verbetering 7
28 DISCUSSIE In deze studie werden twee behandelingen voor paniekstoornis met agorafobie vergeleken. Via een case-series design werd exploratief onderzocht welke symptomen van paniekstoornis met agorafobie door welke behandeling verminderden en welke behandeling het meest effectief was. De eerste vragenlijst die gericht was op het meten van de cognitieve symptomen was de Panic Appraisal Inventory (PAI; Telch, 1987). Als gekeken werd naar de PAI-1 werd er geen interactie-effect gevonden tussen conditie en effect van behandeling maar wel een effect van behandeling voor beide groepen. Voor de PAI-1 werd gevonden dat patiënten uit zowel de virtual reality exposure conditie als de patiënten uit de in vivo exposure conditie na behandeling significant lager scoorden. De patiënten rapporteren na de behandeling een lagere kans om in situaties als het nemen van een bus of trein, of het winkelen in een druk winkelcentrum, een paniekaanval te ervaren. Hoewel geen interactie-effect werd gevonden, is op het oog duidelijk te zien dat de patiënten uit de virtual reality conditie meer baat hebben gehad bij de behandeling dan de patiënten uit de in vivo conditie. Eerstgenoemde scoorden duidelijk lager. Wat betreft het moment dat de patiënt de kans kleiner ging schatten dat hij/zij een paniekaanval zal ervaren, kan gezegd worden dat de vermindering tussen sessie en 3 (eerste blok) en 4 en 6 (start tweede blok) het grootst is, en dat vanaf sessie 6 de vermindering gestaag doorzet tot de 10 de sessie. Het lijkt erop dat geconcludeerd kan worden dat de cognitieve herstructureringsfase direct effect heeft gehad op de cognities die in de PAI-1 aan de orde kwamen, aangezien de grootste daling van deze symptomen plaatsvond gedurende Blok 1. Er werd geen interactie-effect gevonden tussen beide condities als cognities gemeten werden doormiddel van de PAI-. Maar ook hier kwam naar voren dat alle patiënten, ongeacht conditie, beter scoorden na te zijn behandeld. Hoewel ook hier geen interactie-effect werd gevonden tussen conditie en effect van behandeling, is ook hier duidelijk te zien dat het met name de patiënten uit de virtual reality conditie zijn, die een grote vermindering van klachten rapporteren. Wat betreft het moment waarop de vermindering van klachten plaatsvond, kan ook hier gezegd worden dat net als in het geval van de PAI-1, de grootste vermindering van klachten geconstateerd werd tussen sessie en 4, de cognitieve herstructureringsfase. Het verschil in effect van behandeling gemeten aan de hand van de PAI-3 werd gevonden in voordeel van de virtual reality exposure conditie. In lijn met de resultaten van Casey, Oei, Newcome & Kenardy (005) over panic-self efficacy bleek dat patiënten uit deze conditie na de behandeling aanzienlijk meer vertrouwen rapporteren in het adequaat kunnen handelen wanneer zij in paniek zouden raken. Deze stijging in vertrouwen om adequaat te handelen vindt 8
1 2 3 4 5 Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het nooit zelden soms meestal altijd
MI 1 Naam:... Datum:... Hieronder vindt U een lijst met situaties en activiteiten. Het is de bedoeling dat U aangeeft in hoeverre U die vermijdt, omdat U zich er onplezierig of angstig voelt. Geef de mate
Nadere informatieANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.
ANGST Zit het in een klein hoekje? Dr. Miriam Lommen Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.nl Wie is er NOOIT bang? Heb ik een angststoornis? Volgens
Nadere informatieHoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het
Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve
Nadere informatieWorkshop groepstherapie voor paniekstoornis. Marianne Hendrickx Hannelore Tandt 20 november 2015
Workshop groepstherapie voor paniekstoornis Marianne Hendrickx Hannelore Tandt 20 november 2015 Overzicht evidentie groepstherapie Soares, 2013 Overzicht verschillende sessies 12 sessies, wekelijks, 1,5u,
Nadere informatieCognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met
Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van
Nadere informatieWorkshop: (op)weg met angst VVKP Studiedag
Workshop: (op)weg met angst VVKP Studiedag Tine Daeseleire Barbara Depreeuw www.thehumanlink.be The Human link Expertisecentrum: stress en angst Gedragstherapeutische aanpak Activiteiten: Angsten en fobieën
Nadere informatieToepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn. Christine van Boeijen
Toepasbaarheid en effectiviteit van behandeling voor angststoornissen in de eerste lijn Christine van Boeijen Indeling presentatie Welke stoornissen Vooronderzoeken Hoofdonderzoeken Implementatie Welke
Nadere informatieChapter 8. Nederlandse samenvatting
Chapter 8 Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Angst is een menselijke emotie die iedereen van tijd tot tijd wel eens ervaart. Veel mensen voelen zich angstig of nerveus wanneer ze bijvoorbeeld
Nadere informatiePANIC DISORDER SEVERITY SCALE (PDSS)
PANIC DISORDER SEVERITY SCALE (PDSS) 1 1992, Department of Psychiatry University of Pittsburgh School of Medicine All Rights Reserved Ontwikkeld en getest door M. Katherine Shear M.D.; Timothy Brown Psy.D.;
Nadere informatieMarrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting
Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld
Nadere informatieVroeginterventie via het internet voor depressie en angst
Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent
Nadere informatieHet klinisch effect van AOT: Onderzoek in de praktijk. Jennie Wakker
Het klinisch effect van AOT: Onderzoek in de praktijk Jennie Wakker Symposium AOT: werkt het? Is het bewezen? AOS, Arnhem, 14 maart 2009 Titel The clinical effectiveness of breathing and relaxation therapy:
Nadere informatieIndeling lezing. Stoornissen Randomised Controlled Trial (RCT) Implementatie minimale interventie
Indeling lezing Minimale interventie Christine van Boeijen Stoornissen Randomised Controlled Trial (RCT) Implementatie minimale interventie Minimale i interventie ti inhoudelijk Conclusie Nog 2 vragen
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15
Nadere informatieNieuwe inzichten in de werking en toepassing van exposure. Marleen Rijkeboer & Erik ten Broeke
Nieuwe inzichten in de werking en toepassing van exposure Marleen Rijkeboer & Erik ten Broeke Het kan beter. Exposure is een effectieve behandeling van angststoornissen, maar Ongeveer de helft van de patiënten
Nadere informatiehet laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en
Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur
Nadere informatieOmgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten. Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest
Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest Van DSM IV naar DSM 5 DSM IV - somatisatie stoornis, - somatoforme
Nadere informatieGEZONDHEID SUBSTANTIEEL VERBETERD
RESULTATEN ANALYSE 2014 GEZONDHEID SUBSTANTIEEL VERBETERD De Rughuis Methode heeft aangetoond dat de gezondheidstoestand en kwaliteit van leven bij patiënten met chronische rugklachten enorm kan toenemen.
Nadere informatieStoornissen Randomised Controlled Trial (RCT) Implementatie Begeleide zelfhulp inhoudelijk Conclusie
Begeleide zelfhulp, een nieuwe interventie Christine van Boeijen Indeling presentatie Stoornissen Randomised Controlled Trial (RCT) Implementatie Begeleide zelfhulp inhoudelijk Conclusie Begeleide zelfhulp
Nadere informatieOver de behandeling van angst Doen we de goede dingen en doen we de dingen goed? Colin van der Heiden in Dth 2017, nummer 1
Over de behandeling van angst Doen we de goede dingen en doen we de dingen goed? Colin van der Heiden in Dth 2017, nummer 1 Refereermiddag SCBS 21 december 2017 Máasja Verbraak GZ-psycholoog Cognitief
Nadere informatieStepped care behandeling voor paniekstoornis
Stepped care behandeling voor paniekstoornis Een vergelijking van een 10-weeks begeleide zelfhulp, zo nodig gevolgd door protocollaire CGT, vergeleken met TAU. M. Kampman, A.J.L.M. van Balkom, T. G. Broekman,
Nadere informatieOnline Psychologische Hulp Angst & Paniek
Online Psychologische Hulp Angst & Paniek 2 Therapieland Therapieland Online Psychologische Hulp In deze brochure maak je kennis met de online behandeling Angst & Paniek van Therapieland. Je krijgt uitleg
Nadere informatierecidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst
Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst
Nadere informatiePatiënteninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek:
Patiënteninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek: Virtual reality exposure therapy (VRET) voor militairen met psychische klachten Geachte heer/mevrouw, Wij vragen u vriendelijk
Nadere informatiePatiënteninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek:
Patiënteninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek: Virtual reality exposure therapy (VRET) voor slachtoffers van seksueel kindermisbruik in de kindertijd Geachte heer/mevrouw, Wij
Nadere informatieUniversiteit van Amsterdam Programmagroep Klinische Psychologie Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
Universiteit van Amsterdam Programmagroep Klinische Psychologie Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen De Effectiviteit van Virtual Reality Exposure Therapy voor Paniekstoornis met Agorafobie:
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.
Nadere informatierapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.
Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst
Nadere informatieBrief Symptom Inventory. Edwin de Beurs Klinische Psychologie, Leiden SBG
Brief Symptom Inventory Edwin de Beurs Klinische Psychologie, Leiden SBG Kenmerken Verkorte versie van de SCL-90 53 items 9 subschalen (met 4 tot 6 items) Antwoordcategorieën: 0 4 Scoring (gemiddelde):
Nadere informatieAnalyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels
Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland
Nadere informatieHij heeft 7(angst, depressie, sociale fobie, agorafobie, somatische klachten, vijandigheid, cognitieve klachten)+2 (vitaliteit en werk) subschalen
SQ-48: 48 Symptom Questionnaire Meetpretentie De SQ-48 bestaat uit 48 items en is in 2011 ontworpen door de afdeling psychiatrie van het LUMC om algemene psychopathologie (angst, depressie, somatische
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
In dit proefschrift worden een aantal psychometrische methoden beschreven waarmee de accuratesse en efficientie van psychodiagnostiek in de klinische praktijk verbeterd kan worden. Psychodiagnostiek wordt
Nadere informatiePerseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting
Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.
Nadere informatieHELP, I need somebody Hèèèèlp!!
HELP, I need somebody Hèèèèlp!! Paniek in de huisartsenpraktijk. Wat is het verschil tussen angst en paniek? Wat is angst? Angst = universeel Angst = functioneel Angst = ons lichaam maakt zich klaar om
Nadere informatieEffect van multidisciplinaire graded exposure bij Complex Regionaal Pijn Syndroom-Type I. Marlies den Hollander
Effect van multidisciplinaire graded exposure bij Complex Regionaal Pijn Syndroom-Type I Marlies den Hollander Inhoud van de presentatie Beperkingen en pijn-gerelateerde angst in CRPS-I Graded exposure
Nadere informatiePaniekstoornis. Angststoornissen
Paniekstoornis Angststoornissen GGZ Friesland is de grootste aanbieder van geestelijke gezondheidszorg in de provincie Friesland. We bieden u hulp bij alle mogelijke psychische problemen. Met meer dan
Nadere informatieIs de therapeutische relatie in CGT voor CVS van belang voor het behandelresultaat?
Is de therapeutische relatie in CGT voor CVS van belang voor het behandelresultaat? Hans Knoop Marianne Heins Gijs Bleijenberg CGT leidt tot een afname van klachten % patienten dat geen of duidelijk minder
Nadere informatieHoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4
SAMENVATTING Chronische nek pijn is vaak het gevolg van een verkeersongeval, en dan met name van een kop-staart aanrijding. Na zo een ongeval ontwikkelen mensen vaak een zeer specifiek klachtenpatroon.
Nadere informatieBrief Symptom Inventory. Edwin de Beurs Klinische Psychologie, Leiden SBG
Brief Symptom Inventory Edwin de Beurs Klinische Psychologie, Leiden SBG Overzicht Kenmerken BSI Subschalen, items, verschillende scores Psychometrische kwaliteit Betrouwbaarheid en validiteit T-scores
Nadere informatieMindfulness bij somatoforme stoornissen. Hiske van Ravesteijn psychiater i.o.
Mindfulness bij somatoforme stoornissen Hiske van Ravesteijn psychiater i.o. Mindfulness-based cognitieve therapie (MBCT) bij somatoforme stoornissen Onverklaarde lichamelijke klachten 20% Persisterende
Nadere informatieEmotioneel redeneren kun je afleren!
Emotioneel redeneren kun je afleren! Een experimentele manipulatie in het lab Miriam J.J. Lommen, Iris M. Engelhard, Marcel A. van den Hout, and Arnoud Arntz Waar het mee begon Therapie: Verstandelijke
Nadere informatieAnke van den Beuken Straat Postcode Mail. De heer Jansen Kapittelweg EN Nijmegen. Horst,
Anke van den Beuken Straat Postcode Mail De heer Jansen Kapittelweg 33 6525 EN Nijmegen Horst, 13-1-2017 Betreft: terugkoppeling behandeling meneer D*****, 12-**-1988 Geachte Meneer Jansen, Met toestemming
Nadere informatieBiowalking voor ouderen
Biowalking voor ouderen Een pilot onderzoek naar de effecten van en ervaringen met Biowalking voor ouderen Dr. Jolanda Maas Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie 1. Inleiding IVN
Nadere informatieHyperventilatie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!
Hyperventilatie Wanneer u gespannen bent of angstig, kunnen verschillende lichamelijke klachten ontstaan. Eén van die klachten is hyperventileren. Hyperventileren wil zeggen dat u te snel of te diep ademt.
Nadere informatieEFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS
EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.
Nadere informatiesamenvatting Opzet van het onderzoek
167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.
Nadere informatieSUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch
SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen
Nadere informatieHoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4
Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
Nadere informatieBegeleide zelfhulp, een nieuwe interventie. Christine van Boeijen
Begeleide zelfhulp, een nieuwe interventie Christine van Boeijen Indeling workshop Voor welke stoornissen Randomised Controlled Trial (RCT) Bekendheid effectieve methode Implementatie Begeleide zelfhulp
Nadere informatieANGSTEN OVERWINNEN Een mentale, gedragsmatige en lichamelijke aanpak Vlaams Angstcentrum Bart De Saeger
ANGSTEN OVERWINNEN Een mentale, gedragsmatige en lichamelijke aanpak Vlaams Angstcentrum Bart De Saeger In elk mens schuilt een potentiële moordenaar! Wat als zij straks het schelmes neemt? ANGSTEN OVERWINNEN
Nadere informatieSymptom Questionnaire SQ-48. V. Kovács! M. de Wit! M. Lucas! LUMC Psychiatrie
Symptom Questionnaire SQ-48 V. Kovács! M. de Wit! M. Lucas! LUMC Psychiatrie SQ-48 Naam patiënt: Datum: Nummer: Geboortedatum: HOEVEEL LAST HAD U VAN: Nooit Zelden Soms Vaak Zeer Vaak 18. Ik had zin om
Nadere informatie1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse.
Oefentoets 1 1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Conditie = experimenteel Conditie = controle Sekse = Vrouw 23 33 Sekse = Man 20 36 Van
Nadere informatieComet Paniek voor paniekstoornis (m/z agorafobie) Sjef Peeters, psychotherapeut b.d. PsyQ Haaglanden Behandelprogramma Angststoornissen
Comet Paniek voor paniekstoornis (m/z agorafobie) Sjef Peeters, psychotherapeut b.d. PsyQ Haaglanden Behandelprogramma Angststoornissen VGCt Najaarsconferentie 17-11-2011 Onderzoeksgroep Kees Korrelboom
Nadere informatieIndividuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen. Denise Bodden, Universiteit Utrecht
Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen Denise Bodden, Universiteit Utrecht Waarom effectieve therapie nodig? meest voorkomende vorm van psychopathologie bij kinderen/adolescenten
Nadere informatiewaardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.
amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum
Nadere informatieDe behandeling van paniekstoornis
De behandeling van paniekstoornis Cognitieve gedragstherapie, SSRI of de combinatie van beide Najaarscongres VGCt 15 november 2013 Onderzoeksgroep: Franske J. van Apeldoorn, Wiljo J.P.J. van Hout, Peter
Nadere informatieCHAPTER. Samenvatting
CHAPTER 9 Samenvatting CHAPTER 9 Klachten aan pols en hand komen veel voor; bij 9 tot 12.5% van de Nederlandse volwassenen. Niet alle mensen bezoeken de huisarts voor pols- of handklachten. De huisarts
Nadere informatieOn Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof
On Mindfulness and Autism A. Ridderinkhof Over Mindfulness en Autisme Kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) worden gekenmerkt door problemen in de sociale communicatie en interactie, evenals repetitieve,
Nadere informatieDiagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
Diagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Inleiding Bij de diagnostiek van psychische klachten in de huisartsenpraktijk worden niet altijd dezelfde diagnostische criteria
Nadere informatieE book Angst. Praktijk Meta Bosheuvel 5 5683 AS Best info@praktijkmeta.nl
E book Angst Praktijk Meta Bosheuvel 5 5683 AS Best info@praktijkmeta.nl E-Book Angst Waarom zijn wij bang? Wat is precies de functie van angst? We hebben er allemaal bijna dagelijks mee te maken, maar
Nadere informatieColin van der Heiden 1, Kim Melchior 2, Erik Stolk 3 & Gerda Methorst 4. samenvatting
Gedragstherapie 2010, 43 293-306 293 Tiendaagse intensieve cognitieve gedragstherapie voor patiënten met een paniekstoornis die onvoldoende baat hebben bij een reguliere behandeling: een pilotonderzoek
Nadere informatieSamenvatting Nederlands
Samenvatting Nederlands 178 Samenvatting Mis het niet! Incomplete data kan waardevolle informatie bevatten In epidemiologisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van vragenlijsten om data te verzamelen.
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra
Nadere informatieGeven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.
Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van
Nadere informatiePsychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga
Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich
Nadere informatieCHAPTER 9.2. Dutch summary (Samenvatting)
CHAPTER 9.2 Dutch summary (Samenvatting) 180 TRAUMA-FOCUSED TREATMENT IN PSYCHOSIS PTSS behandeling bij psychose De belangrijkste doelstelling van dit proefschrift was het onderzoeken van de effectiviteit
Nadere informatieROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University
ROM met de OQ-45 Kim la Croix, sheets: Kim de Jong Vraag Gebruikt u op dit moment de OQ-45? a. Nee, maar ik overweeg deze te gaan gebruiken b. Ja, maar ik gebruik hem nog beperkt c. Ja, ik gebruik hem
Nadere informatieSamenvatting SAMENVATTING Hoofdstuk 1 is de algemene introductie over de inhoud van dit proefschrift. Depressie en angststoornissen zijn de meest voorkomende psychische stoornissen en brengen een grote
Nadere informatieSociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren
Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten Sociale angst Risicofactoren Interventies Angst voor het oordeel van anderen Voor gek staan Uitgelachen te worden In verlegenheid gebracht te worden In de belangstelling
Nadere informatieSamenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie
Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder
Nadere informatieMetacognitieve therapie voor de Gegeneraliseerde Angst Stoornis: Wat is het en werkt het? Colin van der Heiden PsyQ
Metacognitieve therapie voor de Gegeneraliseerde Angst Stoornis: Wat is het en werkt het? Colin van der Heiden PsyQ Inhoud Waarom MCT v GAS Wat is MCT v GAS Werkt MCT v GAS MCT v GAS: Achtergrond CGT v
Nadere informatieDia-Fit: blended-care CGT voor chronische vermoeidheid bij diabetes type 1
Dia-Fit: blended-care CGT voor chronische vermoeidheid bij diabetes type 1 Effecten en verklarende mechanismen Juliane Menting Nivel, Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg NKCV, Nederlands
Nadere informatieSamenvatting (summary in Dutch)
Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,
Nadere informatieIs cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie?
Nijmeegs Kenniscentrum Is cognitive gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom ook effectief als groepstherapie? Jan-Frederic Wiborg, Jose van Bussel, Agaat van Dijk, Gijs Bleijenberg, Hans
Nadere informatiein hoofdstuk 1 wordt een algemene inleiding voor die proefschrift gepresenteerd. De gebruikte termen worden beschreven en sleutelbegrippen worden
samenvatting samenvatting in hoofdstuk 1 wordt een algemene inleiding voor die proefschrift gepresenteerd. De gebruikte termen worden beschreven en sleutelbegrippen worden geïntroduceerd. Na een korte
Nadere informatieHoofdstuk 1 Hoofdstuk 2
179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit
Nadere informatieDe behandeling van complexe rouw. Jantien Piekstra GZ psycholoog / cognitief gedragstherapeut
De behandeling van complexe rouw Jantien Piekstra GZ psycholoog / cognitief gedragstherapeut Disclosure of interest Mogelijke belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven
Nadere informatieDit gevoel van onrust in een publieke ruimte wordt ook wel Agorafobie genoemd.
Inleiding Voor dit verslag hebben wij onderzoek gedaan naar een persoonlijke ervaring die wij hebben opgedaan in Berlijn, om deze vervolgens over te kunnen brengen op andere mensen door middel van een
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients
Nadere informatieWat zijn angststoornissen en hoe worden ze behandeld?
NEDERLANDSE SAMENVATTING INTRODUCTIE Het vertrekpunt van dit proefschrift was een probleem dat in de klinische praktijk veel voorkomt. Mensen die een angststoornis hebben gebruiken vaak antidepressiva.
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) SAMENVATTING Jaarlijks wordt 8% van alle kinderen in Nederland prematuur geboren. Ernstige prematuriteit heeft consequenties voor zowel het kind als de ouder. Premature
Nadere informatieNederlandse samenvatting (Dutch summary)
Nederlandse samenvatting (Dutch summary) 125 Angststoornissen zijn veel voorkomende psychiatrische aandoeningen (ongeveer 1 op de 5 Nederlanders heeft, op enig moment in het leven een angststoornis). Onder
Nadere informatiePersoonlijkheidsstoornis Cluster C
Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Deze folder geeft informatie over de diagnostiek en behandeling van cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Wat is een cluster C Persoonlijkheidsstoornis? Er bestaan verschillende
Nadere informatieIn beweging. Een studie naar het effect van lichaamsbeweging en cognitieve coaching bij de behandeling van paniekstoornis
In beweging Een studie naar het effect van lichaamsbeweging en cognitieve coaching bij de behandeling van paniekstoornis Naam: Lana van Es Studentennummer: 0367354 Begeleider: P.M.G. (Paul) Emmelkamp Inhoudsopgave
Nadere informatiePsychofysiologische begeleiding zinvol bij SOLK. (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijk Klachten)
Psychofysiologische begeleiding zinvol bij SOLK. (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijk Klachten) Eveline Kempenaar Algemene Leden Vergadering VDV november 2012 In het nieuws! 1 Definitie SOLK Lichamelijke
Nadere informatieAngststoornissen bij vrouwen: een mythe? Eni Becker Radboud University, Behavioural Science Institute Silvia Schneider Universität Bochum
Angststoornissen bij vrouwen: een mythe? Eni Becker Radboud University, Behavioural Science Institute Silvia Schneider Universität Bochum Overzicht Wat is Angst wat is een Angststoornis Epidemiologie van
Nadere informatieMINDFULNESS EN ACT INTERVENTIES ALS E-HEALTH: EEN META-ANALYSE
MINDFULNESS EN ACT INTERVENTIES ALS E-HEALTH: EEN META-ANALYSE MARION SPIJKERMAN VGCT CONGRES, 13 NOVEMBER 2015 OVERZICHT Introductie Methode Resultaten Discussie Mindfulness en ACT interventies als ehealth:
Nadere informatieTraumagerichte CGt versus EMDR na stabilisatie voor de behandeling van PTSS na misbruik in de jeugd: pilot data. Paul Emmelkamp
Traumagerichte CGt versus EMDR na stabilisatie voor de behandeling van PTSS na misbruik in de jeugd: pilot data Ingrid Wigard Thomas Ehring Paul Emmelkamp Achtergrond Samenwerking PsyQ met Universiteit
Nadere informatieSAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104
Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,
Nadere informatiePARELPRIJS VOOR PETER MEULENBEEK
PARELPRIJS VOOR PETER MEULENBEEK (Foto: ZonMw) Peter Meulenbeek, universitair docent geestelijke gezondheidsbevordering bij de faculteit Gedragswetenschappen van de Universiteit Twente, kreeg donderdag
Nadere informatieWERKT DE WEBCARE INTERVENTIE?
WERKT DE WEBCARE INTERVENTIE? Onderwerp: Hoe lees ik een wetenschappelijk artikel? Marjolein Snaterse, docent/onderzoeker Faculteit Gezondheid, Hogeschool van Amsterdam TOCH MAAR WEER: EVIDENCE BASED PRACTICE
Nadere informatieTSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie
TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst
Nadere informatiePatricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn
Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn 9 november 2012 VU Medisch Centrum/GGZinGeest/Amsterdam Patricia van Oppen 1 Presentatie
Nadere informatieNeurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie
Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het bestuderen van de aard en de mate van veranderingen op meerdere domeinen van het neurocognitief
Nadere informatieBij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R
14. Herhaalde metingen Introductie Bij herhaalde metingen worden er bij verschillende condities in een experiment dezelfde proefpersonen gebruikt of waarbij dezelfde proefpersonen op verschillende momenten
Nadere informatieBehandeling informatie.
Behandeling informatie. Bij een wachttijd langer dan een maand wordt de mogelijkheid geboden om door te verwijzen naar een andere GBGGZ- aanbieder. Psychologenpraktijk NK heeft nauwe contacten met een
Nadere informatie- 172 - Prevention of cognitive decline
Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing
Nadere informatieATL: wat doe je er mee?
ATL: wat doe je er mee? 1 Ruud Bosscher Fac. Bewegingswetenschappen Vrije Universiteit Bezint eer ge begint! 2 Veel werk Wat is het doel? Wat voegt het toe? Zijn er niet al voldoende? Wanneer is het goed?
Nadere informatiepatiënteninformatie Hyperventilatie Spoedgevallendienst G e z o n d h e i d s Z o r g m e t e e n Z i e l
i patiënteninformatie Spoedgevallendienst Hyperventilatie G e z o n d h e i d s Z o r g m e t e e n Z i e l Inhoud Voorwoord...5 1. Wat is hyperventilatie...6 2. Welke verschijnselen kunnen optreden?...6
Nadere informatie