Zaaknummer : S21-58 Datum uitspraak : 5 juli 2016 Plaats uitspraak : Zeist

Transcriptie

1 Zaaknummer : S21-58 Datum uitspraak : 5 juli 2016 Plaats uitspraak : Zeist Bindend Advies in het geschil tussen: J. van Gent en J.H. van Gent- van Elswijk te Standdaarbuiten verder te noemen: Van Gent c.s. tegen: A.J. van Vlimmeren, en P.C.M. van Vlimmeren- Rijnvos te Standdaarbuiten verder te noemen: Van Vlimmeren c.s. en J.G.H.F.P. Braspenning, en D. de Bruijne te Standdaarbuiten verder te noemen: Braspenning c.s. gegeven door mr J.S. Reid, verder te noemen de rijdende rechter.

2 De procedure. Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het bindend adviesreglement "De Rijdende Rechter" te laten beslechten. De rijdende rechter heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken, de vorderingen van Van Gent c.s. en de tegenvorderingen van Van Vlimmeren c.s. en Braspenning c.s. Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 3 juni 2016, die is gehouden te Oudenbosch. Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting. Voorafgaande daaraan heeft de rijdende rechter zich begeven naar de in deze procedure bedoelde percelen en heeft hij die in het bijzijn van partijen bezichtigd en onderzocht. Daarbij waren tevens aanwezig P. Winterswijk van het kadaster als deskundige. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken. Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag. Vaststaande feiten. In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, omdat deze voldoende zijn komen vast te staan. 1. Van Gent c.s. wonen aan de Hoogstraat 26. Braspenning c.s. wonen aan de Hoogstraat 36. Van Vlimmeren wonen aan de Markt Van Gent c.s. hebben naast de eigendom van hun woonperceel met woning, ook de eigendom van een daarachter gelegen garage. Deze garage maakt deel uit van een groep van 14 garages. 3. De eigenaars van de 14 garages hebben ieder ook het onverdeelde 1/14e aandeel in de eigendom van het tussen de garages gelegen perceel (kadastraal bekend gemeente Standdaarbuiten, sectie D nummer) Dit perceel (hierna: het terrein) geeft de gelegenheid om over eigen grond van en naar de openbare weg te komen. 4. Braspenning c.s. hebben geen garage. Zij hebben blijkens een akte van levering van 15 augustus 2011 in eigendom gekregen: "het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te 4758 BN Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk, Hoogstraat 36, kadastraal bekend gemeente Standdaarbuiten, sectie D nummer 2651."

3 5. Blijkens de leveringsakte hebben Braspenning c.s. naast de eigendom van hun woonperceel geleverd gekregen "een erfdienstbaarheid van uitpad van en naar de openbare weg uit te oefenen over de te maken gang en met bepaling dat van deze erfdienstbaarheid, alleen mag worden gebruik gemaakt te voet of met rijwiel of bromfiets aan de hand".de leveringsakte van Braspenning c.s. bepaalt voorts: "Ten behoeve van de in het bouwcomplex gestichte casu quo te stichten garages, [...] wordt, en voorzover reeds eerder overgedragen, is, gevestigd de erfdienstbaarheid van uitweg van en naar de openbare weg, met bepaling: a. dat op de belaste strook grond niet geparkeerd mag worden; enb. het onderhoud van de uitweg ten laste van de eigenaren der garages komt, elk hunner, voor een/veertiende gedeelte." 6. Van Vlimmeren c.s. hebben achterin hun tuin een loods waarvan een zijde grenst aan het terrein. Zij hebben van de gemeente een vergunning gekregen om een deur te maken in deze zijde. Van Vlimmeren c.s. hebben de deur gerealiseerd. Om hiervan gebruik te kunnen maken moeten Van Vlimmeren c.s. over het terrein heen. 7. Braspenning c.s. huren een gedeelte van de loods. De vorderingen van Van Gent c.s. Van Gent c.s. eisen: een verklaring van recht dat Van Vlimmeren c.s. geen recht hebben om zich op het terrein te begeven; een verklaring van recht dat het eventuele recht van overpad van Braspenning c.s. op het terrein slechts bedoeld is om te komen en gaan naar de openbare weg en niet naar de loods van Van Vlimmeren c.s.; dat Van Vlimmeren c.s. de deur in de achterzijde van zijn loods zodanig aanpast dat deze niet meer als doorgang te gebruiken is. De vordering van verweerders. Verweerders eisen een verklaring voor recht dat zij gebruik mogen maken van het terrein. De deskundigen De heer P. Winterswijk heeft in het bijzijn van partijen de kadastrale erfgrens uitgezet.

4 Beoordeling van het geschil. VAN VLIMMEREN C.S. 1. Het geschil tussen partijen is veroorzaakt doordat de gemeente Van Vlimmeren c.s. een vergunning heeft verleend een deur aan te brengen die pal grenst aan een perceel dat niet van hen is. Dat het Van Vlimmeren c.s. ondanks de vergunning niet toegestaan zou zijn de vergunde deur ook daadwerkelijk te gebruiken stuit - niet onbegrijpelijk - op verbazing. Waarom is dan die vergunning verleend? 2. Dat zit zo; in Nederland hebben we gescheiden beoordelingstrajecten bij bouwaanvragen. Privaatrechtelijke belemmeringen spelen geen rol bij de verlening van een bouwvergunning. In de rechtspraak wordt al decennia een vaste lijn gevolgd die bepaalt dat vergunningverlenende instanties bij het verlenen van een bouwvergunning, de civielrechtelijke verhoudingen tussen een aanvrager en derde belanghebbenden niet hoeven te betrekken. Dat moeten buren onderling regelen, dan wel uitvechten. De omgevingsrechtelijke wetten (Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) bevatten dan ook niet het criterium dat een voorgenomen project ook civielrechtelijk de toets der kritiek moet kunnen doorstaan. De wetgever heeft vergunningverlenende instanties namelijk niet willen belasten met de plicht om vast te stellen wat de rechtsverhouding is tussen burgers onderling als het gaat om de realisatie van een (bouw)project. Kort gezegd betekent dit dat hoewel Van Vlimmeren c.s. een vergunning voor de deur hebben - de deur voldeed aan alle bouwkundige vereisten -, de buren daartegen nog steeds een vordering gebaseerd op het civiele recht kunnen indienen. En dat is hier gebeurd. 3. Het voorgaande wordt niet anders doordat Van Gent c.s. bestuursrechtelijk geen bezwaar hebben gemaakt tegen de vergunning. De omstandigheid dat een omwonende ervoor kiest het bestuursrechtelijke traject niet te vervolgen, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat diens (civielrechtelijke/burenrechtelijke) bezwaren zijn komen te vervallen. 4. Van Vlimmeren c.s. betogen ook dat de toelichting die de gemeente heeft verstrekt bij de vergunningaanvraag, vermeldt: "Tenslotte wordt beoordeeld of er andere zaken zijn die voor uw bouwplan van belang zijn. Met deze laatste controle wordt gekeken of er andere wetten of regels zijn waaraan uw bouwplan moet voldoen. Dit kan betrekking hebben op zaken variërend van een inritvergunning tot een [...]". Wat de tekst "Dit kan betrekking hebben op zaken [...]" wél betekent is niet aanstonds duidelijk, maar er staat niet dat Van Vlimmeren c.s. door het afgeven

5 van de vergunning ervan uit mochten gaan dat zij ook over het terrein zou mogen. Voor zover Van Vlimmeren c.s. menen dat zij door de gemeente hierdoor op het verkeerde been zijn gezet, is dit niet iets dat Van Gent c.s. aangaat. 5. Hier stuiten Van Vlimmeren c.s. dus op een eigenaar die hen verbiedt over zijn land te gaan. Dat staat de eigenaar vrij. Ook als dit onredelijk is. De rijdende rechter wil geloven dat automobilisten het terrein gebruiken om te keren. De rijdende rechter heeft ook geconstateerd dat er (geregeld) auto's op het terrein staan geparkeerd, hetgeen uitdrukkelijk in strijd is met de hierboven beschreven erfdienstbaarheid. Dat alles brengt echter nog niet mee dat de weigering van Van Gent c.s. om Van Vlimmeren c.s. gebruik te laten maken van het terrein zodanig van ieder belang ontbloot is, dat deze weigering moet worden aangemerkt als misbruik van recht. 6. De eerste verklaring van recht moet daarom worden toegewezen. Met dien verstande dat wanneer het voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van zijn loods voor Van Vlimmeren c.s. noodzakelijk is van het terrein tijdelijk gebruik te maken, de eigenaars van het terrein gehouden zijn dit (na behoorlijke kennisgeving) en tegen schadeloosstelling toe te staan, tenzij er voor deze eigenaars gewichtige redenen bestaan dit gebruik te weigeren of tot een later tijdstip uit te stellen (art. 5:56 Burgerlijk Wetboek). Dat de eigenaren door het gebruik van het terrein schade zouden leiden of enige gewichtige reden zouden hebben om toestemming te weigeren lijken op voorhand echter ondenkbaar. BRASPENNING C.S. 7. Braspenning c.s. zijn eigenaars van een de woningen aan de Hoogstraat. Zij stellen zich op het standpunt dat zij in ieder geval over het terrein mogen, en dus ook gebruik mogen maken van de deur van Van Vlimmeren c.s. 8. Braspenning c.s. hebben volgens Van Gent c.s. weliswaar een recht van overpad, maar dit is slechts om te komen en te gaan naar de openbare weg en niet naar het perceel van Van Vlimmeren c.s.. Bovendien blijkt volgens Van Gent c.s. uit de gegevens van het kadaster dat Braspenning c.s. niet de eigenaars zijn van een garage op het terrein, en dus vragen zij zich af of Braspenning c.s. dan wel voor 1/14e deel eigenaar zijn van het terrein. 9. De rijdende rechter heeft de leveringsakte van Braspenning c.s.' woning opgevraagd. Hij constateert dat de koopakte vermeldt dat Braspenning c.s. het woonhuis met ondergrond kopen zoals hierboven onder de vaststaande feiten is vermeld, maar dat de tekst dan vervolgt met:

6 "[...] en het 1/28 onverdeeld aandeel in een perceel grond te Standdaarbuiten aan de Hoogstraat, dienende als uitpad en uitweg van de aldaar gebouwde woningen en garages, kadastraal bekend gemeente Standdaarbuiten, sectie D, nummer 2679 [...]" De akte van levering ontbeert echter deze toevoeging. Dat betekent dat Braspenning c.s. de gedeeltelijke eigendom van het terrein niet geleverd hebben gekregen. Zij hebben slechts een recht van overpad om naar de openbare weg te komen, te voet of met een (brom)fiets aan de hand. 10. Naar het oordeel van de rijdende rechter is de vraag of Braspenning c.s. een garage hebben, dan wel (mede)eigenaar zijn van het terrein echter niet van doorslaggevend belang. Van Gent c.s. hebben gelijk waar zij stellen dat zelfs de 1/14 e -eigenaars niet van het terrein naar het perceel van Van Vlimmeren mogen (zulks behoudens toestemming van iedere eigenaar natuurlijk). Ten behoeve van de gezamenlijke eigenaars is ten laste van elkaar gevestigd de erfdienstbaarheid van uitweg van en naar de openbare weg, en niet meer. Dat betekent dat de respectieve eigenaars zich niet op hun eigendomsrecht kunnen beroepen om naar goeddunken op een andere wijze van hun eigendom gebruik te maken. Een mede-eigenaar van het terrein kan dus bezwaar maken tegen enig gebruik van het terrein door een andere mede-eigenaar dat in strijd is met de erfdienstbaarheid. Zo zou bijvoorbeeld ieder van de overige 13 eigenaars zich met recht kunnen verzetten tegen het dagenlang parkeren door Van Gent c.s. van hun caravan op het terrein, daar dit duidelijk in strijd is met de erfdienstbaarheid. Dat Van Gent c.s. mede-eigenaar zijn van het terrein doet daar niets aan af. 11. Nu het van het terrein gaan naar het perceel van Van Vlimmeren c.s. niet is bestreken door de erfdienstbaarheid die Braspenning c.s. hebben, en Van Gent c.s. zich ertegen verzetten, kunnen ook Braspenning c.s. geen gebruik maken van de deur. De gevraagde verklaring van recht kan ook wat dat betreft worden gegeven. 12. De deur hoeft niet onbruikbaar gemaakt te worden. De deur zit immers rechtmatig in de loods van Van Vlimmeren c.s. Wie weet treffen zij ooit buren die hen gewoon het gebruik van het terrein toestaan. DE TEGENVORDERINGEN 13. Gelet op het voorgaande moeten de vorderingen van verweerders worden afgewezen.

7 B E S L I S S I N G De rijdende rechter verklaart van recht dat Van Vlimmeren c.s. geen recht hebben om zich op het terrein te begeven, behoudens toestemming van de eigenaars of gehoudenheid van de eigenaars op grond van het bepaalde in artikel 5:56 BW; verklaart van recht dat het recht van overpad van Braspenning c.s. op het terrein slechts bedoeld is om te komen en gaan naar de openbare weg en niet naar de loods van Van Vlimmeren c.s.. Alle andere vorderingen worden afgewezen. Dit bindend advies is gegeven door mr J.S. Reid als rijdende rechter en uitgesproken te Zeist op 5 juli Bindend Adviseur Secretaris mr. J.S. Reid mr. C.M. Sharif