Begeleiden voortplanting gezelschapsdieren. Fokken van gezelschapsdieren Theorie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Begeleiden voortplanting gezelschapsdieren. Fokken van gezelschapsdieren Theorie"

Transcriptie

1 Begeleiden voortplanting gezelschapsdieren Fokken van gezelschapsdieren Theorie

2

3 Fokken van gezelschapsdieren Theorie Ilse Sprenger Bregje Swanenberg Jos van Gilst Han Smeets Jan Oosterwijk eerste druk, 2002 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE 3

4 Artikelcode: Colofon Auteursteam: Redactie: Illustraties: Ilse Sprenger, Bregje Swanenberg, Jos van Gilst, Han Smeets, Jan Oosterwijk Fidder & Löhr Verbaal - bureau voor visuele communicatie 2002 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum. 4 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

5 Voorwoord Deze uitgave bevat de onderwijseenheid Fokken van gezelschapsdieren van de deelkwalificatie Begeleiden voortplanting gezelschapsdieren. Voor de onderwijseenheid is er een uitgave met opdrachten en bronnen en een uitgave met theorie. Opdrachten Aan het begin van elke opdracht staat het opdrachtdoel. Daar staat wat je aan het einde van de opdracht moet kunnen. De opdrachten bevorderen de zelfwerkzaamheid. Met de opdrachten kun je je kennis in de praktijk toetsen of bepaalde vaardigheden trainen. Als je alle opdrachten met voldoende resultaat hebt uitgevoerd, beheers je de stof. Bronnenoverzicht Om de opdrachten uit te voeren heb je informatie nodig. Hiervoor kun je het bijbehorende theorieboek gebruiken. Maar je kunt ook andere bronnen raadplegen. In het bronnenoverzicht staat waar je allemaal informatie kunt vinden over het fokken van gezelschapsdieren. Dit kunnen boeken zijn, maar ook vakbladen, folders, video s, het internet, enzovoort. Theorie Het theorieboek bevat de theorie die je het meest nodig hebt en die niet gauw verandert. Om het bestuderen en verwerken van de tekst gemakkelijker te maken kun je bij elk hoofdstuk verwerkingsvragen maken. We wensen je veel succes bij het werken met deze uitgave. Het auteursteam VOORWOORD 5

6 Inleiding Het boek Fokken van gezelschapsdieren vormt samen met het boek Voortplanting bij gezelschapsdieren de totale lesstof voor de deelkwalificatie Begeleiden voortplanting gezelschapsdieren (code 3H030). In dit boek komen vooral de foktechnische aspecten aan de orde. In hoofdstuk 1 wordt aandacht besteed aan erfelijkheidsleer. Daarbij worden allerlei voorbeelden gebruikt uit de dierverzorging. In de regel heb je daar al wel het een en ander van gehad bij biologie, maar hier is het vooral toegepast op gezelschapsdieren. Zo komen bijvoorbeeld allerlei erfelijke gebreken aan de orde. Op die manier is het toegepaste biologie. Hoofdstuk 2 gaat over de biologische en anatomische aspecten van voortplanting. Met andere woorden de hormonen en de geslachtsorganen. Naast de natuurlijke manier zijn er ook moderne voortplantingstechnieken. In hoofdstuk 3 wordt daar aandacht aan besteed. Hoofdstuk 4 gaat over rassen, diergroepen en dergelijke. Hier vind je een ruime opsomming met daarbij een beschrijving. Uiteraard kun je dieren op meerdere manieren indelen. De hier beschreven manier is de meest gebruikte methode. Hoofdstuk 5 gaat over de keuze van ouderdieren en het opzetten van een fokprogramma. 6 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

7 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Voortplanten van genen Genetica Kruisingen Crossing-over en mutatie Erfelijkheid en praktijk Inteelt en inteeltdepressie Afsluiting 23 2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31 3 Voortplanten door moderne technieken Kunstmatige inseminatie Embryotransplantatie OPU en IVP Afsluiting 37 4 Voortplanten en rassen Dierrassen Honden Katten Konijnen Knaagdieren Herkauwers Niet -herkauwers Vogels Reptielen Afsluiting 63 5 Voortplanten is geen fokken Fokken met dieren Afsluiting 67 Trefwoordenlijst 69 INHOUD 7

8 8 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

9 1 Voortplanten van genen Oriëntatie Door voortplanting ontstaat een nieuw uniek wezen. Meestal zijn jonge dieren niet exact gelijk aan de vader of moeder, maar zie je wel duidelijke familietrekken. Tijdens het voortplanten vindt er een samensmelting plaats van de erfelijke eigenschappen van het vader- en het moederdier. 1.1 Genetica Genetica leuk, interessant! Genetica saai, moeilijk! Eén leerdoel bereik je ongetwijfeld: je krijgt respect voor de wijsheid, het geduld en de nauwkeurigheid van Mendel. Mendel wetten van Mendel De wetenschap dat bijna alle kenmerken worden bepaald door erfelijke eigenschappen, werd ontwikkeld door de Oostenrijkse monnik Johann Gregor Mendel. Hij leefde van 1822 tot In de kloostertuin deed hij proefjes met allerlei makkelijk te kweken planten zoals erwtenplanten. Hij ontdekte dat elk levend organisme erfelijk overdraagbare eigenschappen bezit die worden doorgegeven aan de nakomelingen volgens bepaalde regels: de wetten van Mendel. In de negentiende eeuw kreeg deze ontdekking niet zoveel aandacht, maar na 1900 hebben andere wetenschappers de regels van Mendel opnieuw ontdekt en sindsdien heeft de erfelijkheidsleer een grote ontwikkeling doorgemaakt. Erfelijkheidsbegrippen celkern chromosomenparen Jullie weten allemaal wel dat een lichaam van een dier is opgebouwd uit cellen. Elke cel wordt bestuurd vanuit de celkern. Deze celkern bevat chromosomen die dragers zijn van erfelijke eigenschappen. In de celkern komt elk chromosoom twee keer voor. Je spreekt dus steeds over chromosomenparen. Elke diersoort heeft een vast aantal chromosomenparen. Een paar voorbeelden: een hond heeft 39 chromosomenparen, een koe 30, een fruitvliegje 8 enzovoort. Het is niet zo dat een groot dier meer chromosomenparen bezit dan een klein dier. In principe kun je uit het aantal chromosomenparen niet aflezen hoe groot het dier is. erfelijke eigenschappen Erfelijke eigenschappen zijn alle eigenschappen die erfelijk zijn en dus van vader en moeder op de nakomeling kunnen overgaan. Een erfelijke eigenschap ligt in de vorm van een code op een chromosoom. Zo n code noem je een gen. Op een chromosoom liggen heel veel genen. De plaats waar zo n gen op een chromosoom ligt, noem je locus. Op de andere helft van het chromosomenpaar ligt op dezelfde plaats een zelfde soort gen dat invloed heeft op dezelfde erfelijke eigenschap. Deze soortgelijke genen noemen we elkaars allelen. Allelen hebben invloed op dezelfde erfelijke eigenschap, maar kunnen ieder wel verschillende informatie bevatten. Bijvoorbeeld op het ene VOORTPLANTEN VAN GENEN 9

10 allel kan de vachtkleur zwart liggen en op het andere allel bruin. Het kan natuurlijk ook gelijk zijn, zodat op beide allelen bijvoorbeeld bruin ligt. dominant Stel je nu voor dat een hond op het ene allel zwart heeft voor de vachtkleur en op het andere allel bruin. Welke kleur heeft hij dan in werkelijkheid? Dat hangt af van het sterkste allel. Zwart is bijvoorbeeld een sterker allel dan bruin. De vachtkleur wordt dan zwart. In de erfelijkheidsleer zeg je dan dat zwart dominant is over bruin. Bruin is dan ondergeschikt aan zwart. Dit noem je recessief. homozygoot heterozygoot Als beide allelen zwart zijn, of allebei bruin, dan is het dier voor die eigenschap homozygoot of fokzuiver. Is het ene allel zwart en het andere bruin, dan is het dier voor die eigenschap heterozygoot of fokonzuiver. In het eerste geval is het dier fokzuiver, omdat het alleen maar zwart kan vererven en in het tweede geval is het fokonzuiver, omdat het zwart of bruin kan vererven. Bij een fokonzuiver dier weet je dus nooit zeker welke kleur het zal vererven, bij een fokzuiver dier wel. zaadcellen Niet alleen de kleur wordt zo bepaald, ook het geslacht. Bij zoogdieren heeft het mannetje een X-chromosoom en een Y-chromosoom. Het vrouwtje heeft alleen twee X-chromosomen. De conclusie die je hieruit mag trekken, is dat het sperma van zoogdieren met daarin de zaadcellen bepaalt of de nakomeling mannelijk of vrouwelijk wordt. De eicel heeft daarop geen invloed. Bij vogels is dit net andersom. Hier wordt door het vrouwtje het geslacht bepaald. meiose Voordat er echter een zaadcel en een eicel zijn ontstaan, vindt er eerst een hele mooie deling plaats, namelijk de meiose. Als twee gewone cellen met het normaal aantal chromosomenparen zouden versmelten, krijg je het dubbel aantal chromosomenparen bij de nakomeling. Dit kan natuurlijk niet. Daarom vindt er bij de productie van zaadcellen en eicellen een deling plaats, waarbij de chromosomenparen uit elkaar getrokken worden. Deze deling heet meiose. Als vervolgens de eicel en de zaadcel versmelten, krijg je een nieuwe cel met hetzelfde aantal chromosomenparen als de ouderdieren. mitose Bij de groei van het lichaam vindt er ook een deling plaats van cellen. Dan blijven de cellen wel dezelfde chromosomenparen houden. Ze worden immers gebruikt voor de toename van het lichaam en niet voor de voortplanting. Deze deling noemen we mitose. 10 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

11 Fig. 1.1 Mitose. Fig. 1.2 Meiose. In de erfelijkheidsleer worden de ouders steeds aangeduid met de P-generatie (de P van parents) en de nakomelingen met de F-generatie (de F van filium). Filium komt uit het Latijn en betekent zoon. Erfelijkheid en milieu Tot nu toe heb je steeds gekeken naar datgene wat erfelijk is en wat door ouders aan nakomelingen wordt doorgegeven. Je hebt steeds het genotype bekeken. Hoe ligt het genotype vast op de chromosomen in de celkern? Het genotype kun je niet zien. Alleen door onderzoek zul je dus achter het genotype kunnen komen. Er is ook een fenotype. Een fenotype is hoe een dier er daadwerkelijk uitziet. Je kunt een fenotype dus zien. Het fenotype wordt niet altijd alleen door het genotype bepaald. Bij de vachtkleur zwart of bruin bepaalt alleen het genotype het fenotype. De hoogtemaat GENETICA 11

12 milieu van een dier wordt echter niet alleen door het genotype bepaald, maar ook door bijvoorbeeld de hoeveelheid en de kwaliteit van het voedsel. Het milieu (omgevingsfactoren) speelt dan ook een rol. Fenotype = genotype + milieu Fig. 1.3 Ook het milieu waarin ze groot worden speelt een rol! De mate waarin het genotype het fenotype bepaalt, noem je de erfelijkheidsgraad. Sommige eigenschappen hebben een hoge erfelijkheidsgraad en andere een veel lagere. Kleurvererving heeft bijvoorbeeld een hoge erfelijkheidsgraad. Dit betekent dat fokken veel invloed heeft op zo n eigenschap. Andere eigenschappen zoals bijvoorbeeld vruchtbaarheid hebben een veel lagere erfelijkheidsgraad. Met fokken heb je vrij weinig invloed op de vruchtbaarheid van de nakomelingen. Het milieu, dus de voeding, de gezondheid, de omstandigheden tijdens de bronst en dergelijke hebben veel meer invloed. Als je een stukje leest over fokken zul je dikwijls de term h 2 tegenkomen. Dit is hetzelfde als erfelijkheidsgraad. De h 2 ligt altijd tussen de waarden 0 en 1. Vragen 1.1 a Wat zijn de dragers van erfelijke eigenschappen? b Wat is het verschil tussen een gen en een allel? c Wanneer noem je een erfelijke eigenschap dominant en wanneer recessief? d Waarom noem je homozygoot ook wel fokzuiver en heterozygoot fokonzuiver? e Hoe ziet een mannetje er genetisch uit en hoe een vrouwtje? f Waarom bepalen alleen de zaadcellen bij zoogdieren het geslacht van de nakomeling en niet de eicel? g Probeer in eigen woorden de begrippen meiose en mitose te omschrijven. h Wat zijn de verschillen tussen het genotype en het fenotype? 12 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

13 1.2 Kruisingen Zwart keer zwart geeft bruin. Vreemd? Het antwoord kun je verklaren door je kennis van het genotype toe te passen in een kruisingsschema. Enkelvoudige kruising monogene kruising Als twee ouderdieren in één eigenschap verschillen, noem je dat een enkelvoudige of monogene kruising. Bijvoorbeeld de kleur van de vacht. Neem als uitgangspunt de kleuren zwart en bruin. Stel zwart is dominant over bruin. Je geeft zo n eigenschap een letter bijvoorbeeld b. Als een eigenschap dominant is, dan geef je dat aan met een hoofdletter. Is de eigenschap recessief, dan geef je dat aan met een kleine letter. Dus zwart is dan B en bruin b. Bij verschillende dieren zijn er vaste afspraken gemaakt over het gebruik van bepaalde letters die dan een bepaalde eigenschap weergeven. Een dier heeft altijd twee allelen voor een bepaalde eigenschap. Een zwarte hond kan er dus genetisch zo, BB, of zo, Bb, uitzien. Een zaadcel of eicel bezit maar één allel. In het eerste geval dus altijd een B (dus zwart), in het tweede geval een B of b (dus zwart of bruin). Wanneer je een reu en een teef kruist, dan zijn er de volgende mogelijkheden: BB x BB; BB x Bb; Bb x Bb. kruisingsschema s Je kunt deze combinaties uitwerken in kruisingsschema s en dan daaruit aflezen hoe de nakomelingen er uit kunnen zien. Fig. 1.4 Kruisingsschema (1). Geslachtscellen B B B BB BB B BB BB 100% van de nakomelingen is zwart Fig. 1.5 Kruisingsschema (2). Geslachtscellen B B B BB BB b Bb Bb 100% van de nakomelingen is zwart Fig. 1.6 Kruisingsschema (3). Geslachtscellen B b B BB Bb b Bb bb 75% van de nakomelingen is zwart en 25% bruin. De verhoudingen die op deze manier berekend worden zijn gemiddelden voor grote aantallen. In één nest kan een heel andere verhouding voorkomen. KRUISINGEN 13

14 Meervoudige kruising polygene kruising Een meervoudige kruising noem je ook wel een polygene kruising. Bij een polygene kruising verschillen de dieren in meer dan één eigenschap van elkaar. Dit komt natuurlijk verreweg het meest voor. Je oefent met twee verschillende eigenschappen. Je kunt het natuurlijk veel moeilijker maken, want in de praktijk verschillen ouderdieren meestal op heel veel punten van elkaar. Stel je voor dat ruwharig dominant is over gladharig. Ruwharig wordt weergegeven met een R en gladharig met een r. Je wilt twee heterozygote zwarte, ruwharige honden met elkaar kruisen. Er worden totaal zestien pups geboren. Welke nakomelingen mag je dan verwachten? Fig. 1.7 Voorbeeld van een meervoudige kruising. BbRr x BbRr Geslachtscellen Br Br br br BR BBRR BBRr BbRR BbRr Br BBRr BBrr BbRr Bbrr br BbRR BbRr bbrr bbrr br BbRr Bbrr bbrr bbrr 9 pups of 56,25% zwart ruwharig 3 pups of 18,75% zwart gladharig 3 pups of 18,75% bruin ruwharig 1 pup of 6,25% bruin gladharig In het voorbeeld vererven de eigenschappen kleur en vachtstructuur onafhankelijk van elkaar. Een zwarte hond is immers niet automatisch gladharig. Wanneer de eigenschappen op verschillende chromosomen liggen, vererven ze ook onafhankelijk ten opzichte van elkaar. Liggen de eigenschappen op hetzelfde chromosoom dan vererven ze afhankelijk van elkaar. Dit betekent dat ze samen gaan of gekoppeld zijn. Een bepaalde vachtkleur kan bijvoorbeeld samengaan met een bepaalde oogkleur. Intermediaire kruising Bij een intermediaire kruising ontstaat er een tussenvorm. Het combineren van zwart en wit kan bijvoorbeeld een gespikkeld of grijs eindresultaat opleveren. Er wordt ook wel gesproken over een verdunningsfactor. In de vorige paragraaf heb je geleerd dat P in de erfelijkheidsleer staat voor ouders en F voor nakomelingen. Bij de nakomelingen zijn er echter ook nog generaties te onderscheiden. Je geeft dit aan met F1, F2 enzovoort. 14 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

15 Fig. 1.8 Dit lijkt me geen fokker! Vragen 1.2 a Geef in eigen woorden het verschil aan tussen een monohybride en polyhybride kruising. b Wat is het verschil tussen afhankelijke en onafhankelijke vererving? c Een zwarte Wyandotte haan (Ss) wordt gekruist met een witte Wyandotte hen (ss). Maak een kruisingsschema en bepaal hoeveel procent van de nakomelingen zwart of wit is. d Bij de snavel- en pootkleur is zwart dominant over geel. Je hebt een raszuivere kip met zwarte snavel en een raszuivere haan met gele snavel. Bepaal met behulp van kruisingsschema s de snavelkleur van de F1 en F2. e Bij een kinderboerderij wordt op een zomeravond door een onbekende een mooie haan over het hek gegooid. Van deze haan en een aantal Barnevelder hennen worden later een aantal eieren uitgebroed. Er komen twintig hennetjes uit die eieren. Van die jonge hennen blijken er acht groene eieren te leggen en twaalf hennen leggen bruine eieren. Groene eieren zijn dominant over bruine eieren. Hoe kan dit? f Je hebt een zwartbonte koe. Hoe kun je onderzoeken of de koe homozygoot of heterozygoot is, als je weet dat zwartbont dominant is over roodbont? g Stel je hebt een homozygote, kortharige, zwarte teef die je kruist met een leverkleurige, langharige reu. Zwart (B) is dominant over leverkleur (b). Het korthaar (S) is dominant over langhaar (s). Geef in een schema de F1-generatie weer. Geef in een schema de F2-generatie weer. KRUISINGEN 15

16 h Geef aan welke genotypen er ontstaan en geef hun aantallen in procenten weer. Geef aan welke fenotypen er ontstaan en geeft hun aantallen in procenten weer. Geef op dezelfde vragen als bij g antwoord, maar nu voor een kruising van een beer KKHH (K is wit en H is krulhaar) met een zeug kkhh (k is gevlekt en h is recht haar). 1.3 Crossing-over en mutatie Ook in de fokkerij zoeken mensen naar bijzonderheden. Op een of andere manier trekt ons dat. Bijzondere kleurveranderingen zijn meestal het gevolg van crossingover of mutatie. Crossing-over Als je dikwijls een bepaalde kruising herhaalt, blijkt de theoretische berekening, zoals je die in paragraaf 1.2 hebt geoefend de praktijk te benaderen. In de fokkerij (erfelijkheidsleer) zijn er echter ook uitzonderingen die soms zelfs vaak blijken voor te komen. Tijdens de meiotische deling, waarbij uiteindelijk de geslachtscellen worden gevormd, kunnen chromosomen elkaar kruisen. Eenvoudig gezegd kunnen tijdens de meiotische deling chromosomen gedeeltelijk over elkaar heen gaan liggen. Stel je een chromosomenpaar voor dat bestaat uit twee chromosomen: A en B. Bij de meiotische deling komt chromosoom A gedeeltelijk over B heen te liggen. Door deze situatie breekt een stuk van chromosoom A en een stuk van chromosoom B. Het afgebroken stuk van chromosoom A hecht zich aan chromosoom B en het afgebroken stuk van chromosoom B hecht zich aan chromosoom A. Op dat moment heeft er crossingover plaatsgevonden. Het gevolg hiervan is dat enkele genen die eerst op chromosoom A lagen, nu afgebroken zijn en op chromosoom B liggen. De genetische informatie van chromosoom A en B is dus veranderd ten opzichte van de uitgangssituatie. Fig. 1.9 Crossing-over. Wanneer bijvoorbeeld een bepaalde vachtkleur is gekoppeld aan een bepaalde oogkleur dan erven ze dus afhankelijk van elkaar over. Wanneer bij crossing-over 16 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

17 deze twee eigenschappen ontkoppeld worden, kan een nakomeling ontstaan met een andere kleur ogen dan je verwacht had op basis van de vachtkleur. Mutatie Mutaties kunnen onverwacht door natuurlijke oorzaken ontstaan. Straling, temperatuurverschillen en dergelijke kunnen mutaties opwekken. Mutaties in lichaamscellen komen meestal niet tot uiting bij het individu. Een vervelende mutatie in een lichaamscel is de mutatie van het celdelingsmechanisme. Daardoor wordt de cel aangezet zich ongecontroleerd te gaan delen. Hieruit kan dan een kankergezwel groeien. Wanneer mutatie zich voordoet in een geslachtscel kan dit leiden tot verandering van een of meerdere genen. Wanneer bijvoorbeeld een wild konijn met een witte vachtkleur wordt geboren door mutatie zal deze snel een prooi worden door zijn opvallende vachtkleur. Wanneer nu zo n opvallend exemplaar bij huisdieren wordt geboren, zijn er mensen die zoiets extreems mooi vinden en wordt er met dit dier verder gefokt. Een andere vorm van mutatie is wanneer bijvoorbeeld een dominant gen verandert in een recessief gen. Dit is een verliesmutatie. Omgekeerd kan ook een winstmutatie ontstaan doordat een recessief gen verandert in een dominant gen. Vragen 1.3 a Probeer in je eigen woorden het begrip crossing-over te omschrijven. b Waarom is de verandering van een dominant gen naar een recessief gen een verliesmutatie? 1.4 Erfelijkheid en praktijk Het spannende van fokken is dat je nooit weet wat er geboren zal worden. Je zoekt een goede combinatie ouderdieren, je kunt met schema s de werkelijkheid inschatten, maar het moment van geboorte blijft spannend. Er zijn soms duidelijke meevallers, maar ook teleurstellingen. Geslachtsgebonden kleurvererving schildpadpatroon Bij katten ken je de lapjeskat. Officieel is dit het schildpadpatroon. Een kat kan ook helemaal oranje zijn of elke willekeurige andere kleur. De O wordt gebruikt voor de kleur oranje en de o voor elke willekeurige andere kleur. De combinatie Oo staat dan voor het schildpadpatroon. Nu vererven kleuren bij de kat geslachtsgebonden. Dit betekent dat deze liggen op het X-chromosoom. Zoals je weet, heeft een poes twee X-en. Een kater heeft één X en één Y. Alleen op het X-chromosoom is ruimte voor de vachtkleureigenschap. Het Y-chromosoom is verder leeg. Dit betekent dat bij de kat OO, Oo en oo kan voorkomen en bij een kater O of o. Een kater kan dus nooit een schildpadtekening hebben. Wanneer je dit in een kruisingsschema uitwerkt, zul je zien dat bij katers de kleur oranje ook meer voorkomt. ERFELIJKHEID EN PRAKTIJK 17

18 Fig Geslachtsgebonden kleurvererving. Subletale en letale factoren Bij een subletale factor is een dier verminderd levensvatbaar. Bij een letale factor is een dier niet levensvatbaar. De vrucht wordt dood geboren of door de baarmoeder opgenomen. Er zijn best veel subletale en letale factoren te noemen. Het is niet de bedoeling om een volledige opsomming te geven. Bij elke diersoort komen ze voor. Een paar voorbeelden die hier aan de orde komen, zijn: bulldogkalf; gladde tong; dwergveulen; intermediaire merle-factor; hemofilie; naakthonden. Erfelijke gebreken kunnen worden veroorzaakt door een gen, dat dan meestal recessief overerft. Het kan zijn dat meerdere genen betrokken zijn bij het ontstaan van het gebrek. Ook kan een erfelijk gebrek plotseling optreden als gevolg van mutatie. 18 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

19 Fig Bulldogkalf. Bulldogkalf Het bulldogkalf heeft een typische bulldogkop (zie figuur 1.11). Het heeft korte ledematen en een dikke buik als gevolg van vochtophoping. Meestal steekt de tong naar buiten en is het gehemelte gespleten. Het is een letale factor. De kalveren worden meestal dood geboren. Gladde tong Een gladde tong komt bij koeien voor. De ruwe tong die een koe typeert en die ze nodig heeft om de graspollen vast te houden bij het grazen, wordt gemist. Het is een subletale factor. In principe kunnen de dieren op stal voldoende voer opnemen. Bij het grazen in de wei ontstaat duidelijk een probleem. De dieren vermageren door onvoldoende grasopname. In de natuur zal een rund met een gladde tong uiteindelijk dood gaan door gebrek aan voedsel. Dwergveulen Een dwergveulen komt voor bij het Friese paard. Een dwergveulen is niet levensvatbaar. Het is een recessieve eigenschap. Dit betekent dat bij de geboorte van een dwergveulen zowel de hengst als de merrie heterozygoot zijn voor deze eigenschap. Tegenwoordig lijkt dit meer voor te komen dan vroeger. Dit komt omdat men vroeger een dwergveulen zag als een soort schande. In sommige gevallen werd om de naam van de hengst hoog te houden het dwergveulen door de hengstenhouder voor veel geld opgekocht. ERFELIJKHEID EN PRAKTIJK 19

20 Intermediaire merle-factor Bij onder andere Collies, Shelties en de Welsh Corgi Cardigan kennen we de tricolor (driekleur) en de blue merle. De blue merle komt tot uiting als grijze (blauwe) platen in de donkere vachtdelen. Nu is de merle-factor een intermediaire kruising. De factor komt zowel homozygoot (wit), als in mengvorm (blauw/grijs) voor. Bij het fokken met deze honden kunnen echter zeer nadelige neveneffecten optreden. In het volgende schema zijn de theoretisch mogelijke kruisingen weergegeven. Bij het lezen van het schema moet je er wel op letten dat de hoofdletters niet staan voor dominant en de kleine letters niet voor recessief. MM staat voor volkomen merle (wit), Mm staat voor blue merle en mm staat voor tricolor. 1 blue merle blue merle Mm Mm = 25% MM (wit) 50% Mm (blue merle) 25% mm (tricolore) 2 tricolor blue merle mm Mm = 50% Mm (blue merle) 50% mm (tricolor) 3 wit blue merle MM Mm = 50% MM (wit) 50% Mm (blue merle) 4 wit tricolor MM mm 100% Mm (blue merle) Honden die homozygoot zijn voor de merle-factor (wit) zijn meestal blind en doof en sterven voor ze volwassen zijn. Worden ze wel volwassen, dan zijn ze over het algemeen steriel. Kruising 3 en 4 zijn dus eigenlijk theoretische kruisingen, omdat ze in de praktijk niet voorkomen. De merle-factor in homozygote toestand is een subletale factor. Hemofilie Hemofilie of bloederziekte is een voorbeeld van een geslachtsgebonden eigenschap. Dit betekent dat ze wordt vererfd via het X-chromosoom. Hemofilie komt meer voor bij mannelijke dieren dan bij vrouwelijke dieren. Bij beschadiging van de huid zal een wond ophouden met bloeden, doordat het bloed stolt. Bij hemofilie vindt er geen of een verminderde bloedstolling plaats. Vrij kleine wonden als een getrokken kies kunnen dan tot levensgevaarlijke bloedingen leiden. Van de Russische tsaren is bekend dat er vroeger meer stierven door hemofilie, dan door kogels. 20 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

21 De volgende genotypen zijn bij honden mogelijk. Teven: XX gezonde teef; XX draagster; XX bloederzieke teef. Reuen: XY gezonde reu; xy bloederzieke reu. Over het algemeen bereiken bloederzieke teven niet de volwassen leeftijd, zodat er met deze teven niet gefokt kan worden. Door het maken van kruisingsschema s kun je zien wat de gevolgen zijn bij het kruisen van de verschillende genotypen. Voor bloederzieke teven is deze erfelijke afwijking dus subletaal. Naakthonden De eigenschap naakt is een dominante eigenschap. Bij kruising van twee naakthonden is de kans op onbehaarde pups 2/3 en op behaarde pups 1/3. Alle naakthonden zijn heterozygoot, omdat homozygote naakthonden tijdens de dracht sterven en niet geboren worden. De factor homozygoot naakt is dus een letale factor. Verder hebben veel naakthonden een zwak gebit. Soms ontbreken er elementen; andere elementen staan scheef of vallen snel uit. Vragen 1.4 a Maak een kruisingsschema voor een lapjespoes en een rode kater die met elkaar gekruist worden. Geef in procenten weer wat de kleur van de nakomelingen zal zijn. b In de tekst staat dat een erfelijk gebrek veroorzaakt kan worden door een gen dat dan recessief overerft. Welk groot nadeel heeft het dat een erfelijk gebrek recessief overerft? c Probeer bij een willekeurige diersoort nog een paar voorbeelden te bedenken van erfelijke gebreken. 1.5 Inteelt en inteeltdepressie Is inteelt verantwoord? In eerste instantie reageer je misschien direct afwijzend. Toch wordt soms ook door fokkers bewust een vorm van inteelt toegepast. Het gebeurt ook wel dat fokkers onbewust intelen. Wat is inteelt precies en welke gevolgen heeft het? Inteelt Bij inteelt denk je natuurlijk aan kruisingen tussen broer en zus, vader en dochter enzovoort. Het gevolg is dat je een homozygote groep dieren krijgt. Wanneer je enige tijd achter elkaar inteelt, krijg je genetisch bijna allemaal dezelfde dieren. Onderling kruisen geeft dan eigenlijk geen onverwachte nakomelingen meer. Terwijl je aan het intelen bent, zullen de gewenste eigenschappen, maar ook de ongewenste eigenschappen sterker naar voren komen. Het is dan nodig dat je de dieren met de ongewenste eigenschappen selecteert en niet gebruikt voor de fokkerij en met de INTEELT EN INTEELTDEPRESSIE 21

22 dieren die de gewenste eigenschappen bezitten, doorfokt. Hoe komt het dat gewenste en ongewenste eigenschappen sterker naar voren komen? Stel je voor dat de erfelijke factor bulldogkalf recessief vererft. Dan betekent dit dat zowel vader als moeder heterozygoot voor deze eigenschap moet zijn. Stel dat bb staat voor een bulldogkalf dan moeten vader en moeder allebei Bb zijn. Kruis je nu tussen heel veel koeien uit verschillende families, dan is de kans niet zo groot dat een stier en een koe allebei Bb hebben. De kans dat een stier en een koe allebei Bb hebben is veel groter als je binnen een familie kruist waarin deze eigenschap voorkomt. In dat geval zal de ongewenste eigenschap zich sneller openbaren dan wanneer je willekeurig tussen heel veel koeien kruist. lijnenteelt Je kunt natuurlijk ook op een gematigde manier intelen. Je kruist dan neven en nichten, of kleindochter en grootvader enzovoort. Je kunt op die manier proberen homozygote of fokzuivere nakomelingen te krijgen. Als je op deze manier met verschillende families apart fokt, of een familie splitst en steeds terugfokt (dus terugkruisen met voorouders), doe je aan lijnenteelt. Lijnenteelt wordt in de fokkerij wel bewust gedaan om fokzuivere dieren te krijgen. In de rasfokkerij krijgt bijvoorbeeld een kampioenreu heel veel nakomelingen, omdat hij door veel fokkers gebruikt wordt op hun teven. Het komt dan wel voor dat uit deze kampioensreu een zoon wordt geboren die ook een topper is en daarom ook veel ingezet wordt op de teven van dat ras. Zeker bij een in aantal vrij klein ras geeft dit een zekere vorm van inteelt. Er wordt ook wel gezegd dat de genetische basis op deze manier versmalt. Fig Ook het aan de nageboorte blijven staan kan een gevolg zijn van inteelt. Inteeltdepressie reproductievermogen Wanneer er binnen een groep dieren sterk of gedurende een lange tijd wordt ingeteeld, ontstaat er inteeltdepressie. Dit betekent verminderde vitaliteit en een verminderd reproductievermogen. Nakomelingen worden dus minder vitaal. Dat betekent dat ze zwakker zijn en soms minder oud worden. Daarnaast vermindert door inteelt ook het reproductievermogen. Dit kan zich op verschillende manier uiten, bijvoorbeeld in de vorm van verminderde vruchtbaarheid, vroeg embryonale sterfte, aan de nageboorte blijven staan of een verminderde zogproductie. 22 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

23 Bij sommige honden treedt afwijkend gedrag op door inteelt. Je ziet dit terug in bepaalde rassen, zoals de Golden Retriever en de Berner Sennenhond. Bij veel dieren neemt ook de hoogtemaat af door inteelt. Vragen 1.5 a Geef kort met eigen woorden weer wat het begrip inteelt betekent. b Welke voor- en nadelen geeft inteelt? (Je mag zelf je antwoorden bedenken, maar je mag ook je antwoorden uit de tekst of eventuele andere informatie halen.) c Wat is jouw persoonlijke mening over lijnenteelt? 1.6 Afsluiting In de erfelijkheidsleer heb je te maken met allerlei begrippen, zoals: X- en Y-chromosoom; locus; allel; mitose en meiose; recessief, dominant en intermediar; genotype, fenotype en milieu; kruising (monogene of polygene kruising); mutatie; letale en subletale gebreken; inteelt en inteeltdepressie. Al deze begrippen samen vormen ongeveer de basis van de kennis over erfelijkheidsleer. AFSLUITING 23

24 2 Voortplanten met organen Oriëntatie Om erfelijk materiaal uit te wisselen zijn geslachtsorganen nodig. Zij produceren de zaadcellen en eicellen en vormen de eventuele verbinding tussen het vrouwelijk en mannelijk dier. 2.1 Bouw en werking van geslachtsorganen geslachtelijke voortplanting Bij elk dier vindt er geslachtelijke voortplanting plaats. Dit betekent dat een zaadcel van het mannelijk dier en een eicel van het vrouwelijk dier versmelten en een nieuw individu vormen. Mannelijke voortplantingsorganen inwendige en uitwendige bevruchting Natuurlijk zijn er per diersoort verschillen in de manier van voortplanten. Denk alleen maar eens aan het verschil tussen inwendige en uitwendige bevruchting bij vissen. Verder vindt er bij zoogdieren een inwendige bevruchting plaats door een koppelingsorgaan (penis). Bij vogels vindt er ook een inwendige bevruchting plaats, maar nu niet door de penis van het mannelijk dier, maar door de cloaca van het mannetje en de pop. In het algemeen zijn er echter veel overeenkomsten. In de teelbal (testikel) worden de zaadcellen geproduceerd. De teelballen kunnen in de buikholte liggen, zoals bij vogels. Ze hangen echter bij veel dieren buiten het lichaam in een huidplooi, namelijk de balzak (scrotum). Naast de teelballen die het eigenlijke zaad produceren, zijn er klieren die bepaalde stoffen uitscheiden. De cowperse klieren scheiden voorvocht af dat de urinebuis ontdoet van urineresten, om de zaadcellen te sparen. De prostaat produceert vocht met voedingsstoffen, onder andere suikers voor de zaadcellen. De zaadblaas produceert een geleiachtige stof die als laatste bij de zaadlozing (ejaculaat) wordt afgegeven. Dit is om de vagina af te sluiten, zodat de zaadcellen niet naar buiten kunnen wegstromen. Niet bij alle dieren zijn alle drie de klieren functioneel, soms neemt één klier alle taken over. De zaadcellen samen met het vocht uit de klieren noem je het sperma. De koppeling waarbij overdracht van zaadcellen plaatsvindt, komt tot stand doordat het mannetje de penis inbrengt bij het vrouwelijk dier, of doordat de cloaca s bij vogels op elkaar worden gedrukt. Afwijkingen aan de mannelijke voortplantingsorganen In sommige gevallen is een mannetje slechts in het bezit van één teelbal, dit heet monorchisme. Soms mist hij beide teelballen. Dit noem je anorchisme. Bij dieren met een balzak zijn soms een of twee teelballen niet ingedaald. Dit heet kryptorchisme. De teelbal(len) zijn dan nog in de buikholte achter gebleven. 24 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

25 Soms zijn door menselijk ingrijpen mannelijke dieren gecastreerd. De teelballen zijn dan verwijderd. Soms zijn mannelijke dieren gesteriliseerd. Ze bezitten nog wel de teelballen, maar de zaadleiders zijn verbroken of afgekneld. In beide gevallen is het dier niet meer in staat om te bevruchten. Bijna alle geholpen mannelijke en vrouwelijke dieren zijn gecastreerd. Fig. 2.1 Mannelijke geslachtsorganen (voorbeeld reu). Vrouwelijke voortplantingsorganen Eicellen zijn al vanaf de geboorte op de eierstokken aanwezig. Voor de ovulatie (eisprong) rijpen een of meerdere eicellen. Dit betekent dat er om de eicel een blaasje met vocht wordt ontwikkeld. Bij de ovulatie springt een eicel van de eierstok in de eileider. Een bevruchting vindt meestal plaats in de eileider. Na enige tijd nestelt het embryo zich in. Dit betekent dat het verbonden wordt via de moederkoekof placenta met de wand van de baarmoeder of baarmoederhoorn. De baarmoeder, baarmoederhoorn, eileider en eierstok worden afgesloten door de baarmoedermond of cervix. De baarmoedermond is alleen geopend tijdens de bronst. Het sperma kan op die manier passeren en de eicel bevruchten. De schede vormt samen met de vulva de verbinding met de buitenwereld, zodat de koppeling tussen het mannelijk en het vrouwelijk dier kan plaatsvinden. BOUW EN WERKING VAN GESLACHTSORGANEN 25

26 kween Afwijkingen aan de vrouwelijke geslachtsorganen Een kween is een onvruchtbaar vrouwelijk dier. Bij geiten kan dit samen gaan met ongehoornd zijn. Bij runderen is bij een tweelingdracht van een stier en een vaarskalf, het vaarskalfje meestal kween. Dit komt omdat de vrouwelijke geslachtsorganen door de mannelijke hormonen beïnvloed worden en daardoor misvormen. Kwenen hebben meestal al bij de geboorte een kortere schede. Soms missen ze zelfs een baarmoeder of eierstokken. Bij sommige diersoorten, denk vooral aan honden en katten, worden heel veel vrouwelijke dieren gesteriliseerd of gecastreerd. In het dagelijks taalgebruik wordt eigenlijk alleen over steriliseren gesproken. Medisch is er wel een verschil. Bij castreren worden de eierstokken en de baarmoeder weggehaald. Dit wordt vrijwel altijd gedaan. Bij sterilisatie worden alleen de eileiders afgebonden. Fig. 2.2 Vrouwelijke geslachtsorganen (voorbeeld teef). Vragen 2.1 a Waarom hangen de teelballen bij veel dieren buiten het lichaam in de balzak? b Geef in eigen woorden de verschillen weer tussen monorchisme, anorchisme en kryptorchisme. c Wat is het grote verschil tussen castreren en steriliseren? 26 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

27 2.2 Werking van geslachtshormonen De voortplanting berust eigenlijk helemaal op hormonen. Geslachtshormonen bepalen heel veel. Denk maar aan de bronstcyclus, secundaire geslachtskenmerken, temperament enzovoort. Welk werk je ook in de dierverzorgingsbranche gaat doen, je zult altijd direct of indirect te maken krijgen met de gevolgen van geslachtshormonen. Een van de gevolgen van de hormonen is het verschil tussen mannetjes en vouwtjes. Primaire geslachtskenmerken De primaire geslachtskenmerken zijn eigenlijk het onderscheid tussen een mannelijk en vrouwelijk dier op grond van hun geslachtsorganen. Bij een aantal dieren kun je zo al op zeer jonge leeftijd het geslacht bepalen. Secundaire geslachtskenmerken Bij sommige dieren is het niet mogelijk of heel moeilijk om op grond van primaire geslachtskenmerken het geslacht vast te stellen. Je moet dan wachten totdat je het verschil ziet aan de secundaire geslachtskenmerken. Dit zijn kenmerken als verschil van kleur, grootte, beharing en vorm tussen mannetjes en vrouwtjes die je meestal pas ziet als het dier volwassen wordt. WERKING VAN GESLACHTSHORMONEN 27

28 Fig. 2.3 Geslachtsonderscheid van een paar dieren. Mannelijke geslachtshormonen hypofyse In de hersenen zit een klier, de hypofyse, die FSH (follikel stimulerend hormoon) vormt. FSH beïnvloedt de productie van zaadcellen in de teelbal. Door de teelbal wordt een ander hormoon gevormd, namelijk testosteron. Testosteron heeft invloed 28 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

29 op de secundaire geslachtskenmerken. (Leeuwen vormen bijvoorbeeld manen, rammen hebben een dikkere kop enzovoort.) Testosteron veroorzaakt ook geslachtsdrift. Vrouwelijke geslachtshormonen Graafs follikel De hypofyse in de hersenen produceert ook bij het vrouwelijk dier FSH. Onder invloed van FSH gaan de eicellen op de eierstok rijpen. Dit betekent dat zich om de eicel een blaasje met vocht vormt. Dit blaasje met daarin de eicel wordt ook wel het Graafs follikel genoemd. Fig. 2.4 Follikels rijpen onder invloed van FSH. oestrogeen Het follikel gaat op zijn beurt tijdens de rijping oestrogeen vormen. Oestrogeen zorgt voor de verdikking van de baarmoederwand. De baarmoederwand wordt dus klaar gemaakt voor de ontvangst van de embryo s. Ook de bronstkenmerken en het bronstgedrag van het vrouwelijk dier worden gestimuleerd door het hormoon oestrogeen. Fig. 2.5 De follikels maken oestrogeen en de teef wordt loops. De hypofyse produceert bij het vrouwelijk dier ook LH (luteïniserend hormoon). Het LH hormoon laat de eicel springen. Bij de ovulatie barst eigenlijk het Graafs follikel WERKING VAN GESLACHTSHORMONEN 29

30 open en springt de eicel in de eileider. De resten van het follikel blijven op de eierstok achter en vormen het geel lichaam. Fig. 2.6 De hypofyse stopt met de FSH-productie en maakt LH. LH zorgt voor de eisprong. Het geel lichaam produceert vervolgens progesteron. Dit wordt ook wel het drachtigheidshormoon genoemd. Progesteron voorkomt dat het dier tijdens de dracht weer bronstig wordt. Fig. 2.7 Het gele lichaam maakt progesteron dat de baarmoeder gereed maakt voor drachtigheid. Wordt het dier niet drachtig, dan verdwijnt het geel lichaam. De productie van progesteron neemt af en de cyclus begint opnieuw. Bij sommige dieren volgt de ene cyclus op de andere. Bij andere dieren is dit seizoensgebonden. Die worden een aantal keer achter elkaar in deze periode bronstig. Bij nog weer andere dieren is er maar één cyclus en treedt er daarna een rustperiode op waarbij de voortplantingshormonen niet actief zijn. Na een drachtperiode volgt een zoogperiode. Melk wordt gevormd door aansturing van het hormoon prolactine. Prolactine wordt ook door de hypofyse gevormd, net zoals oxytocine. Oxytocine zorgt voor de melkafgifte tijdens het drinken van het jong. 30 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

31 Fig. 2.8 Drinken alleen mogelijk door oxytocine! Vragen 2.2 a Wat is een typisch mannelijk geslachtshormoon? b Wat zijn de functies van dit hormoon? c Welke geslachtshormonen komen alleen bij het vrouwelijk dier voor? d Wat is hun functie? e Welke geslachtshormonen komen zowel bij mannelijke als vrouwelijke dieren voor? f Welke functie hebben ze bij het mannelijk dier en welke bij het vrouwelijk dier? g Maak voor jezelf een overzicht van secundaire geslachtskenmerken van mannelijke en vrouwelijke dieren bij een aantal diersoorten. 2.3 Afsluiting De vruchtbaarheid wordt in grote mate gestuurd door de geslachtshormonen. Zij bepalen niet alleen de loop der dingen, maar hebben ook invloed op de bouw en de ontwikkeling van dieren. Niet alleen de primaire, maar ook de secundaire geslachtskenmerken worden door de geslachtshormonen beïnvloed. De belangrijkste hormonen zijn: FSH, LH, progesteron, oestrogeen en testosteron. Daarnaast spelen prolactine en oxytocine een rol bij de melkvorming. Oxytocine heeft daarnaast ook een functie bij de geboorte. AFSLUITING 31

32 3 Voortplanten door moderne technieken Oriëntatie Vooral in de veehouderij worden steeds meer moderne voortplantingstechnieken gebruikt. De eerste moderne voortplantingstechniek was kunstmatige inseminatie (KI). Inmiddels vinden we dit eigenlijk al heel gewoon. Andere en nog modernere technieken worden uitgedacht en toegepast. Binnen de dierverzorging heb je daar meestal niet zo sterk mee te maken als in de veehouderij. Toch is het wel goed om de ontwikkelingen op dit gebied te volgen. 3.1 Kunstmatige inseminatie De tijd dat ieder dorp zijn eigen stier had, is al lang verleden tijd. Heel veel melkveehouders maken gebruik van kunstmatige inseminatie (KI). Ook buiten de rundveehouderij heeft KI zijn intrede gedaan. Denk vooral aan de varkenshouderij en de paardenhouderij. dekinfecties In de jaren vijftig heeft KI binnen de veehouderij een grote vlucht genomen. Vooral koeien en varkens worden vanaf die tijd geïnsemineerd. KI is vervolgens ook toegepast bij onder andere schapen, paarden, konijnen en honden, maar natuurlijke dekking blijft bij deze diergroepen nog een grote plaats innemen. Een van de belangrijkste reden om in de jaren vijftig over te gaan op KI is de positieve invloed op de gezondheid van de dieren. Door de natuurlijke dekking kwamen er veel dekinfecties voor, die soms leidden tot het verwerpen van de vrucht. Binnen de veehouderij wordt KI op zo n grote schaal al jaren toegepast, dat deze techniek eigenlijk niet meer als modern wordt gezien. Een direct gevolg van KI is dat er relatief weinig stieren of beren nodig zijn om de Nederlandse veestapel te voorzien van sperma. Uit één sprong kunnen een aantal tot soms honderd of meer vrouwelijke dieren worden geïnsemineerd. Omdat er maar weinig vaderdieren nodig zijn, kun je alleen de beste mannelijke dieren selecteren. De laatste jaren zie je dat steeds meer veehouders zelf gaan insemineren. Dit wordt onder andere gedaan om de ziekten te bestrijden die de inseminator van bedrijf tot bedrijf zou kunnen overbrengen. 32 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

33 Fig. 3.1 Insemineren van een koe. Een goed voorbeeld van de toepassing van de KI-techniek is de toepassing van KI bij rundvee. Het sperma wordt van de stier gewonnen door hem op een bok (dummy) te laten springen. Het gevangen sperma wordt verdund en in rietjes gestopt. Bij sommige diersoorten wordt met vers sperma geïnsemineerd. Dit betekent dat het sperma wordt gekoeld tot 5 C Celsius en zo snel mogelijk wordt verzonden en geïnsemineerd. Bij rundvee wordt het sperma ingevroren in een stikstofvat. De temperatuur is dan 100 C tot 120 C onder 0. Je kunt het nu jaren bewaren en je kunt het gemakkelijk vervoeren. Bij een inseminatie wordt het bevroren rietje ontdooid in een warmwaterbeker tot een temperatuur van 28 C tot 32 C. Het rietje wordt vervolgens in een pistolet gedaan en aan één kant afgeknipt. Om de pistolet wordt een plastic huls gedaan in verband met de hygiëne. Vervolgens doet de inseminator een plastic handschoen aan met glijmiddel en begeleidt de pistolet rectaal. De pistolet wordt via de schede door de cervix gemanoeuvreerd en aan het eind van de cervix in de baarmoeder leeggespoten. Een koe moet goed tochtig zijn, voordat zij geïnsemineerd kan worden. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar het blijkt dat er in de praktijk nog wel eens op een verkeerd tijdstip wordt geïnsemineerd. Het beste is om in de tweede helft van de tochtigheid te insemineren. Fig. 3.2 Gevulde pistolet. Vragen 3.1 a Noem een aantal voordelen en nadelen van KI? b Waarom neemt doe-het-zelf KI de laatste jaren steeds meer toe denk je? KUNSTMATIGE INSEMINATIE 33

34 3.2 Embryotransplantatie Embryotransplantatie (ET) maakt het niet alleen mogelijk om veel nakomelingen van een mannelijk dier te winnen, maar via embryotransplantatie kun je ook via een vrouwelijk dier veel nakomelingen krijgen. Embryotransplantatie wordt vooral bij koeien toegepast. Normaal gesproken kan een koe jaarlijks één kalf ter wereld brengen. Kijk je naar de levensduur dan kan een koe dus maar een beperkt aantal nakomelingen krijgen. Het is interessant om van een goede koe veel nakomelingen te fokken. Een methode om meer kalveren van een koe te fokken is embryotransplantatie. superovulatie Bij een koe komt normaal één eicel per cyclus tot rijping. Door de koe te behandelen met geslachtshormonen ontstaat een superovulatie. Dit betekent dat er meerdere eicellen tegelijk rijpen en ovuleren. De koe wordt tussen de tiende en veertiende dag na de laatste tochtigheid behandeld met verschillende geslachtshormonen. Bij een superovulatie komen de eicellen niet tegelijk vrij. Er moet dus meerdere keren worden geïnsemineerd. De eerste inseminatie gebeurt 12 uur na het vertonen van de stareflex. De tweede inseminatie weer 12 uur na de eerste inseminatie. Vertoont de koe bij de tweede inseminatie nog de stareflex, dan moet ze 12 uur na de tweede inseminatie voor de derde keer geïnsemineerd worden. 34 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

35 Fig. 3.3 Het spoelen van een donorkoe. Precies zeven dagen na het insemineren wordt de donorkoe gespoeld. De embryo s worden met een vloeistof uit de baarmoeder gespoeld. Je kunt dit zien in figuur 3.3. De koe wordt in een klauwbekapbox geplaatst en met de voorpoten op een verhoging EMBRYOTRANSPLANTATIE 35

36 ontvangsters van 25 cm gezet. De spoelvloeistof met daarin de embryo s wordt opgevangen. Onder de microscoop worden de embryo s opgezocht. Het aantal embryo s varieert van één, twee tot tien of vijftien per keer. Vervolgens wordt ook de kwaliteit van de embryo s bepaald. De beste embryo s kunnen worden ingevroren en pas jaren later worden ingeplant of verhandeld. De kwalitatief minder goede embryo s worden direct ingeplant bij de ontvangsters. Bij de ontvangsters kan op de zevende dag na de tochtigheid een embryo worden ingeplant. Een aantal ontvangsters kan ook worden gesynchroniseerd met de donor. Dit betekent dat ze door hormoonbehandeling in hetzelfde stadium van de cyclus komen als de donor. Na het spoelen van de donor kunnen bij deze ontvangsters direct de embryo s worden ingeplant. Zowel voor de donor als de ontvangsters geldt dat het gezonde dieren moeten zijn, met een goede vruchtbaarheid en regelmatige cyclus. Ten slotte kan er bij de gewonnen embryo s ook nog geslachtsbepaling worden gedaan. Deze methode is wel erg arbeidsintensief. Het drachtigheidspercentage na geslachtsbepaling is lager, dan zonder dit onderzoek. Vragen 3.2 a Welke motivaties kan een veehouder hebben om embryotransplantatie toe te passen? b Embryotransplantatie wordt in de Nederlandse veehouderij al behoorlijk veel toegepast en is wettelijk ook toegestaan. Vind jij zelf deze methode ethisch verantwoord? Motiveer je antwoord. 3.3 OPU en IVP Wat zijn OPU en IVP? In de volksmond is dit reageerbuisbevruchting. OPU staat voor Ovum Pick Up. Dit betekent dat de eicellen van de eierstok worden verzameld. De eicellen zijn dan nog onrijp en zitten op de eierstok in kleine blaasjes. Met een pipet worden onder plaatselijke verdoving de eicellen uit de blaasjes gezogen. Per keer kunnen zo n zes eicellen worden gewonnen. De eicellen worden in een vloeistof opgevangen, onderzocht en op temperatuur gehouden. Na de OPU-methode worden de eicellen in het laboratorium gerijpt. Dit heet In Vitro Maturatie (IVM). Daarna worden de eicellen bevrucht. Dit is In Vitro Fertilisatie (IVF). Elke eicel kan daarbij bevrucht worden met verschillend sperma. Na de bevruchting worden de embryo s zeven dagen in een broedstoof geplaatst. Dit heet In Vitro- Culture (IVC). Deze drie achtereenvolgende stappen worden samen IVP (In Vitro- Productie) van embryo s genoemd. Vervolgens kan een embryo in een ontvangster worden geplaatst of ingevroren. Met deze methode waarbij twee keer per week eicellen van de eierstok worden verzameld, kunnen ongeveer drie tot vier embryo s per week worden gekweekt. Deze methode wordt op dit moment op beperkte schaal toegepast in de Nederlandse rundveehouderij. 36 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

37 Vragen 3.3 a Schrijf kort en duidelijk voor jezelf op wat wordt bedoeld met de OPU-methode. b Schrijf kort en duidelijk voor jezelf op wat wordt bedoeld met de In Vitro- Productie van embryo s. 3.4 Afsluiting Vroeger ging de voortplanting volledig volgens de natuurlijke weg. Tegenwoordig kennen we allerlei methodes om de voortplanting beter of sneller te laten verlopen. Dit gebeurt bijvoorbeeld om dekinfecties te voorkomen of om meer nakomelingen van een ouderdier te krijgen dan onder natuurlijke omstandigheden mogelijk is. De belangrijkste methoden zijn: kunstmatige inseminatie (KI); embryotransplantatie; Ovum Pick Up; In Vitro Fertilisatie. AFSLUITING 37

38 4 Voortplanten en rassen Oriëntatie Als je met dieren wilt gaan fokken, zul je enige kennis moeten hebben van rassen. Er wordt namelijk gefokt binnen bepaalde rasgroepen die weer onderverdeeld zijn in rassen. Meestal worden binnen een diersoort verschillende groepen onderscheiden op grond van grootte, haarlengte, haarstructuur, gebruiksdoel enzovoort. En verder moet je als dierverzorger, dierenartsassistent of medewerker in een dierenspeciaalzaak verschillende rassen bij veel voorkomende dierensoorten kennen. 4.1 Dierrassen Je loopt stage bij een trimsalon. Terwijl je een Poedel aan het föhnen bent, zegt je stagebegeleider: Ik haal even de kinderen op. Als je klaar bent, kun je alvast de Flatcoated Retriever wassen. Je moet dan wel weten welke hond je stagebegeleider bedoelt. Bij elke functie in de dierverzorgingsbranche kun je wel een voorbeeld bedenken van het belang om veel voorkomende rassen en verschillende diersoorten te kennen. 4.2 Honden De Federation Cynologique Internationale onderscheidt tien rasgroepen: Herdershonden en Veedrijvers (uitgezonderd Zwitserse Sennenhonden); Pinchers en Schnauzers, Molossers, Berghonden en Zwitserse Sennenhonden; Terriërs; Teckels; Spitsen en Oertypen; Lopende honden, Zweethonden en verwante rassen; Staande honden; Niet-staande honden; Gezelschapshonden; Windhonden. Herdershonden en Veedrijvers (uitgezonderd Zwitserse Sennenhonden) De categorie Veedrijvers is onder te verdelen in drie groepen: Opbrengers. De hond werkt tegenover de herder aan de andere kant van de kudde. De hond brengt de schapen naar de herder. Drijvers. De hond werkt tussen de herder en de schapen. De hond verwijdert de schapen van de herder en drijft de schapen naar een bepaalde richting. 38 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

39 Hoeders. De hond loopt naast de schapen met de herder voorop en houdt de kudde bijeen. Bearded Collie Beauceron Belgische Herdershond Berghond van de Maremmen en Abruzzen Border Collie Bouvier des Flandres Briard Briard Voorbeelden: Duitse Herdershond Hollandse Herdershond (kort- en langhaar) Komondor Kuvasz Old English Sheepdog (Bobtail) Puli Saarlooswolfshond Schapendoes Schipperke Schotse Herdershond Shetland Sheepdos (Sheltie) Welsh Corgi Cardigan Welsh Corgi Pembroke Witte Herdershond Belgische Herdershond De Belgische Herdershond kan lang-, kort- of ruwharig zijn. Langharig: Groenendaeler (zwart); Tervuerense Herder (zwart gevlamd rossig/rood). Kortharig: Mechelse Herder (zwart rossig gevlamd met zwart masker). Ruwharig: Laekense Herder. Pinchers en Schnauzers, Molossers, Berghonden en Zwitserse Sennenhonden Pinchers en Schnauzers De groep Pinchers werd voornamelijk gebruikt om ratten en muizen te verdelgen en als waakhond. Je zag ze vooral op boerderijen. Er waren grote en kleine Pinchers die in twee vachttypen voorkwamen: kortharig en ruwharig. Uit de ruwharige Pinchers ontstonden de Affenpinchers en Schnauzers en uit de kortharige de Dwergpinchers en Duitse Pinchers. Dit zijn allemaal erkende Duitse rassen. Uit de oerpinchers ontstonden ook de rassen Hollandse Smoushond en de Oostenrijkse Korthaar Pincher. Molosser = Romeinse Dog = Mastiff De Mastiff is samen met de Greyhound een van de oudste rassen ter wereld. In de tijd van de Egyptenaren en Assyriërs werden deze honden al gehouden. Dit is bekend door beelden die gevonden zijn tijdens opgravingen. De beelden zouden kwade geesten afweren. Toen al werden de honden gewaardeerd om hun wakende karakter. De honden werden gehouden als waakhond, maar ook als gezelschapsdier van koningen en vorsten. Ook werden ze ingezet als verdediger van de kudde tegen roofdieren. Later, tot in 1700, vochten de Mastiffs met beren voor vermaak van de mens. De naam Dog voor de Mastiff komt oorspronkelijk van het Franse doque. Wat de Fransen weer hebben overgenomen van het Engelse woord dog, wat hond betekent. HONDEN 39

40 De Mastiffs waren vooral in Engeland erg geliefd. De Fransen dachten dat de hondenpopulatie in Engeland bijna alleen uit Mastiffs bestond. Eind 1700 werd het vechten met beren afgeschaft en de Mastiffs liepen daardoor erg achteruit in aantal. De eerste rasstandaard is, voorzover bekend, in 1870 opgesteld. Sennenhonden Sennenhonden worden ook wel Zwitserse Veedrijvershonden genoemd. Vroeger werden ze tot de groep Herdershonden gerekend vanwege vergelijkbare schedelafmetingen. Men meent tegenwoordig echter dat deze honden dichter bij de Doggen staan. Dit heeft te maken met hun ontwikkelingsgeschiedenis en lichaamsbouw, die veel overeenkomsten vertoont met de Doggen. Affenpincher Appenzeller Sennenhond Argentijnse Dog Berner Sennenhond Bordeaux Dog Boxer Bull Maastiff Dobermann Duitse Dog Duitse Pincher Voorbeelden: Dwergpincher Dwergschnauzer Engelse Bulldog Entlebucher Sennenhond Fila Braseleiro Grote Zwitserse Sennenhond Hollandse Smoushond Hovawart Komondor Landseer E.C.T. Leonberger Mastiff Mastino Napoletano Newfoundlander Pyrenese Berghond Riesenschnauzer Rottweiler Schnauzer (middenslag) Shar Pei Sint Bernhard Terriërs Terriërs zijn ontstaan op de Britse eilanden. Ze stammen waarschijnlijk af van de kleine jachthonden die door de Romeinen naar Groot-Brittannië werden gebracht. De English Brokenhaired Black en de Tan Terriër zijn de stamvaders van de Terriërs. Inmiddels zijn dit uitgestorven rassen. Terriërs worden ook wel aardhonden genoemd. Dit zijn honden die onder de grond het wild zoeken. De ingang van de holen is nauw en de honden mogen daarom een bepaalde omvang niet overschrijden. Hun prooi (otter, vos, das) is een gevaarlijke vijand, De aardhond is dan ook moedig van karakter en beleidvol. Verder moet hij krachtige kaken en een sterk gebit hebben. Sommige aardhonden staan kort op hun benen om zo een prooi uit een hol te kunnen graven. In Ierland verlangt men van de honden dat ze een prooi opzoeken en uitgraven, maar niet doden. In Duitsland wordt wel verlangd dat de hond de prooi doodt. Terriërs die paarden of Lopende honden moeten volgen, om de prooi die onder de grond vlucht weer uit zijn hol te jagen, hebben langere benen. Pas vanaf 1700 werden de Terriërs gekruist met andere rassen om temperament en een moedig karakter te krijgen. Dit werd gedaan om betere vechthonden te fokken, zoals de Bull Terriër en Staffordshire Terriër en ook om de grotere rassen te verbeteren, zoals de Airedale Terriër. Terriërs zijn allemaal goede huis- en gezinshonden. Sommige zijn speciaal geschikt voor de jacht, zoals de Border Terriër, Foxterriër en de Duitse Jachtterriër. Andere zijn vooral geschikt voor politietaken, zoals de Airedale Terriër en weer andere zijn speciaal 40 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

41 geschikt als gezelschapsdieren, zoals de Yorkshire Terriër. Airedale Terriër American Staffordshire Terriër Australian Silky Terriër Bedlington Terriër Border Terriër Bullterriër Cairn Terriër Dandie Dinmont Terriër Voorbeelden: Foxterriër Kerry Blue Terriër Lakeland Terriër Parson Jack Russel Terriër Sealyham terriër Skye Terriër Staffordshire Bull Terriër West Highland White Terriër Yorkshire Terriër Teckels Teckels worden ook wel Dashonden genoemd. Vanaf 400 na Christus werd de Bibarhunt in Duitsland gebruikt voor de jacht op bevers en dassen. Deze honden zijn de voorouders van de Teckel. Er wordt beweerd dat de naam Teckel afkomstig is van het Egyptische Tekal. De naamsontwikkeling is als volgt tot stand gekomen: Tachskrieger, Tachkrieger, Tachshunt, Dachsel, Dackel (=Taxhond), Teckel. Daarbij staat Tach voor das en Krieger betekent (oorlogs-)krijger. In Duitsland wordt deze groep Dachshund genoemd. In Nederland gebruiken ze de benaming Teckel en in Frankrijk Basset Allemand. Er zijn drie variëteiten in grootte: Kaninchenteckel; Dwergteckel; Teckel (standaard). Door de eeuwen heen heeft het ras zich ontwikkeld tot kortharige, ruwharige en langharige variëteiten. Vermoedelijk zijn de ruwharige Duitse Pincher (Schnauzer) en de Dandie Dintmont ingekruist vanwege de beharing (ruw haar). Bij het fokken van de kortharige Teckels werden de Schweiszhund en de Duitse Staande gebruikt. Voor de langharige gebruikte men de Setter en de Cocker. Spitsen en Oertypen Oertype jachthonden Het oertype jachthond is een groepsbenaming voor een aantal hondenrassen, waaronder de Cirneco dell Etna en de Podenco Ibicenco. Het zijn dieren die op Windhonden lijken. Ze hebben de eigenschappen van Brakken en spitse oren. Ze jagen met de neus laag. Spitsen De naam Spitsen is ontleend aan de rechtopstaande oren. Inu Inu is een verzamelnaam voor een aantal Japanse rassen die waarschijnlijk afstammen van de Turfhond die ongeveer 2000 jaar voor Christus in Japan voorkwam. HONDEN 41

42 Akita Inu Alaska Malamute Basenji Chow Chow Keeshond Pharaohond Voorbeelden: Podenco Ibicenco Samojeed Shar Pei Shiba Inu Siberische Husky Lopende honden, Zweethonden en verwante rassen Lopende honden Andere benamingen voor Lopende honden zijn Brakken, Laufhund, Chien Courant, Hound, Stovare, Ajokiramme en Gonic. Brakken zijn een groep jachthonden die verschillende vormen, groottes en kleuren vertonen. Ze stammen al uit de Oud- Egyptische tijd. Vanaf die periode verspreidden ze zich rondom de Middellandse Zee. Ook in Europa en dan vooral in Frankrijk en Duitsland kon je deze honden tegenkomen. De staand-rondoorige hyenahond was de stamvader van de Oud- Egyptische, de Griekse en de Zuid-Europese Brakken. Later zijn er nog Windhonden ingekruist. Hetzelfde is gedaan met de West-Europese Brakken, Sint Hubertushond en de Bloedhond. Om ze wat handelbaar te maken zijn er Dogachtigen ingekruist. Je kunt de Brakken qua uiterlijk indelen in vier groepen, namelijk: Oostelijke Brakken. Oostelijke Brakken hebben korte, spitse oren. Ze jagen met de neus hoog in de wind en geven een eigenaardig geluid. (Dit geluid klinkt als een diep aangezet ach dat overgaat in een 3 à 4 octaven hoger ai-ai-ai ). Zuid-Europese Brakken. Zuid-Europese Brakken zijn recht van bouw. Ze hebben staande, spitse oren en jagen met de neus laag. West-Europese Brakken. West-Europese Brakken hebben vaak een overbouwde achterhand. Dit geldt vooral voor de teven. Ze hebben lange, ronde en hangende oren (kurketrekkervormig gedraaid). Ze jagen met de neus laag. Het jachtgeluid is helder en hoog. Vaak is het tweetonig. West-Europese Brakken worden ook wel hurleur (huiler) genoemd. Dit vanwege het huilende jachtgeluid van de Franse en Zwitserse Brakken en de Engelse Beagles. Intermediaire West-Europese en andere Brakken. Deze groep heeft veel overeenkomsten met de West-Europese Brakken, maar ze hebben bijvoorbeeld geen kurketrekkervormige oren. Hun jachtgeluid is niet tweetonig en ze hebben zowel spits- als rondvormige oren. Deze groep is tot stand gekomen toen de Oud-Egyptische, Griekse en Europese Brakken samen kwamen met de West-Europese (in Oostenrijk, Zwitserland en de Balkan). De belangrijkste groep vormen de West-Europese Brakken. De andere groepen zijn wat de eigenschappen betreft onzuiver geworden door kruisingen met andere rassen. De Brakken jagen in een meute luid achter het wild aan en zijn goede spoorvolgers. Andere kenmerken zijn: een uitgesproken jachtknobbel door een gestrekte schedel met weinig stop; een ruime huid, waardoor een dubbele, verticale keelplooi ontstaat; zeer lange en laag aangezette oren, die een typische verdraaiing vertonen; 42 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

43 een zeer goed reukvermogen; een zware stem (het huilend jachtgeluid, dubbelklank). De West-Europese Brakken worden onderscheiden in: Franse Brakken; Zwitserse Brakken; Bloedhond; Basset Hound. Zweethonden Zweethonden zijn honden die ingezet worden om het zweetspoor uit te werken. Een zweetspoor is het door beschoten wild achtergelaten zweet- of bloedspoor. Voorbeelden: Basset Hound Beagle Bloedhond Dalmatische Hond Rhodesian Ridgeback Staande Honden Staande honden wijzen het wild met een gebogen voorpoot aan en blijven voor het wild staan. Fig. 4.1 Een Engelse Setter wijst het wild aan. Drentse Patrijshond Duitse Staande Hond Engelse Setter Gordon Setter Heidewachtel Voorbeelden: Ierse Setter Pointer Stabyhound Vizsla Weimaraner HONDEN 43

44 Niet-staande Jachthonden De groepsindeling Niet-staande Jachthonden vertegenwoordigt de apporterende honden of Retrievers, opstoters van het wild en waterhonden. Retrievers Retrievers is een benaming voor een groep honden die een aanleg hebben voor het terugbrengen van gedood of gewond wild en het opstoten van veerwild. Retrievers is afgeleid van het Engelse woord terugvinden. Voorbeelden zijn de Golden en Labrador Retriever. Spaniëls De meeste Spaniëls komen in Engeland voor, maar hun stamouders zijn waarschijnlijk van Spaanse afkomst. De Spaniëls hebben de volgende gemeenschappelijke kenmerken: lange beharing; behaarde, plat afhangende oren; beharing aan de achterkant van de voor- en achterpoten. Bij verschillende rassen wordt de naam Spaniël niet meer gebruikt, zoals bij de Setter en de Kwartelhond. Oorspronkelijk zijn deze honden gebruikt voor de jacht. De kleinste soorten voor het vangen van vogels met sleepnet. Zij bleven voor het wild kruipen of zitten en werden ook door het net bedekt. Ook werden ze gebruikt bij de valkenjacht voor het opstoten van wild (patrijs en kwartel). Een deel van de Spaniëls is van de oervorm gefokt tot Staande hond, zoals de Epagneul Breton, Duitse Staander langhaar en Setters. Een ander deel werd gefokt tot drijfhond, zoals de Kwartelhond, Cocker, Springer en de andere Spaniëls. Amerikaanse Cocker Spaniël Chesapeake Bay Retriever Clumber Spaniël Curly Coated Retriever Voorbeelden: Engelse Cocker Spaniël Engelse Springer Spaniël Field Spaniël Flat-coated Retriever Golden Retriever Kooikerhondje Labrador Retriever Sussex Spaniël Welsh Spaniël Wetterhound Gezelschapshonden Bichon Frisé Bolognezer Cavalier King Charles Spaniël Chihuahua Chinese Gekuifde Naakthond Dwergkeeshond Dwergpoedel Papillon/Phalene Voorbeelden van gezelschapshonden zijn: Franse Bulldog King Charles Spaniël Leeuwhondje Lhasa Apso Maltezer Mopshond Pekinees Poedel Shiz-Tzu Silky Terriër Tibetaanse Terriër Yorkshire Terriër 44 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

45 Windhonden Voorbeelden van Windhonden zijn: Afghaanse Windhond Azawakh Barzoi Deerhound Greyhound Ierse Wolfshond Italiaans Windhondje Saluki Sloughi Whippet 4.3 Katten Katten worden ingedeeld op grond van hun vachtlengte. De indeling is langhaar, halflanghaar, korthaar en haarloos. Langhaarkatten De langharige vacht varieert in lengte, afhankelijk van het ras en het jaargetijde. Net als alle katten verliezen langharen een groot deel van de vacht tijdens de ruiperiode in de zomer. Hierdoor kan het uiterlijk aanzienlijk veranderen. De vacht bestaat uit een wollige, dichte ondervacht en een bovenvacht met langere dekharen en kroonharen. Een heel duidelijk voorbeeld is de Pers. De Pers heeft de langste en dikste vacht van de gedomesticeerde katten. Halflanghaarkatten Halflanghaarkatten hebben een relatief lange bovenvacht en een minder ontwikkelde ondervacht als je ze vergelijkt met de Pers. Voorbeelden zijn: Javaan, Angora, Maine Coon, Heilige Birmaan, Turkse kat, Noorse Boskat, Siberische Kat en Balinees. Korthaarkatten De vacht van korthaarkatten kan variëren van heel kort, glad en dicht aanliggend tot plucheachtig. De vacht is dicht ingeplant of fluweelachtig en de haren zijn recht, gekronkeld, gekruld of gegolfd. Voorbeelden zijn: Siamezen, Oosterse korthaar, Manx, Russisch Blauw, Brits korthaar, American Wirehair, American Shorthair, American Curl, Europees korthaar, Devon Rex, Japanse Bobtail, Scottish Fold en Snowshoe. KATTEN 45

46 Fig. 4.2 Manx (Manxkatten hebben een korte staartstomp). Haarloze katten Deze katten zijn niet helemaal kaal, maar hebben een beetje haar op de poten en staart. Verder hebben ze ook wenkbrauwen en snorharen, alleen zijn deze korter dan normaal. Het grootste deel van het lichaam is heel licht bedekt met wolharen. Een voorbeeld hiervan is de Sphynx. 4.4 Konijnen Konijnen worden in vijf groepen verdeeld. De indeling vindt hoofdzakelijk plaats op grond van het gewicht. Eén groep vormt hierop een uitzondering. Dat zijn de rassen met een bijzondere haarstructuur. Grote rassen of reuzenrassen In de categorie grote rassen of reuzenrassen vallen konijnen die een gewicht hebben van 5 kg of meer. Voorbeelden zijn: Vlaamse reus, Groot Lotharinger en Franse Hangoor. Middelgrote rassen In de categorie middelgrote rassen vallen konijnen die een gewicht hebben van 3 tot 5 kg. Voorbeelden zijn: Duitse Hangoor, Groot Chinchilla, Nieuw-Zeelander, Groot Zilver, Belgische Haas, Californian, Wener, Zivervos, Japanner. Kleine rassen Kleine rassen zijn konijnen die een gewicht van 1 tot 3 kg hebben. Voorbeelden zijn: Nederlandse Hangoordwerg, Papillon, Havana, Marter, Klein Zilver, Klein Chinchilla, Thrianta, Tan, Klein Lotharinger, Hollander. 46 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

47 Dwergrassen Dwergrassen zijn konijnen die een gewicht hebben van minder dan 1 kg. Voorbeelden zijn: Pooltje en Kleurdwerg. Rassen met een bijzondere haarstructuur Er konijnenrassen met een bijzondere haarstructuur. Deze konijnen kunnen de volgende beharing hebben: rexbeharing; satijnbeharing; vosbeharing; angorabeharing. Rexbeharing is kort haar dat loodrecht op het lichaam staat. Het voelt fluweelachtig aan. Satijnbeharing is dicht ingeplant haar met een diepe glans. Vosbeharing is dicht ingeplant, zacht en halflang recht haar. Angorabeharing is lang, wollig haar. De oren worden gekenmerkt met pluimen. Voorbeelden zijn: Rex, Satijn, Voskonijn en Angora. 4.5 Knaagdieren Muizen uitmonstering Kleurmuizen De kleurmuis is de gedomesticeerde vorm van de gewone huismuis. Omdat men steeds geselecteerd heeft op kleur, lichaamsbouw en mutaties, zijn er veel verschillende kleuren, aftekeningen (ook wel uitmonstering genoemd) en haarstructuren ontstaan. Deze vormen zijn vergelijkbaar met kleuren, aftekeningen en haarstructuren die bij konijnen en katten voorkomen. Voorbeelden zijn: Kleurmuis cinnamon-agouti, chocolade kleur, champagne kleur, Tanmuizen, Siamese muis, Rus, Kleurmuis met schildpadtekening, Hollander, Kleurmuis met satijnbeharing, borstelhaar, langhaar, haarloos enzovoort. Fig. 4.3 Stekelmuis. KNAAGDIEREN 47

48 Stekelmuizen Stekelmuizen komen uit Afrika en zijn niet gedomesticeerd. Stekelmuizen hebben op de rug een stekelachtige beharing. Ze kunnen goed in een groep gehuisvest worden. Behalve knaagdierenvoer eten deze diertjes ook insecten. Dwergmuizen De Europese dwergmuis wordt ook in een groep gehuisvest en deze kleine diertjes kunnen redelijk tam worden. Ook deze muizensoort heeft behoefte aan dierlijke eiwitten. Veel tepel muizen De veel tepel muizen staan bekend om de grote worpen: ongeveer twintig jongen per worp. Ratten sfinx-beharing Tamme ratten stammen af van de bruine rat (rattus norvegicus) en werden in eerste instantie vooral in laboratoria gehouden voor gedrags- en kankeronderzoek. Tegenwoordig is het een zeer geliefd huisdier. Het zijn echte gezelschapsdieren. De oorspronkelijke kleur is de agoutikleur, maar er zijn nu zeer veel kleurslagen en aftekeningen bekend. Een van die aftekeningen is de Husky-aftekening. Ook bij ratten wordt gefokt op satijn-, rex- en sfinx-beharing (haarloos). Daarnaast bestaan er ook staartloze ratten (Manx) en Dumbo-ratten. Dumbo-ratten hebben een afwijkende oorvorm. Gerbils Mongoolse gerbil De Mongoolse gerbil komt uit Mongolië en is nieuwsgierig en actief. Hij kan gemakkelijk tam gemaakt worden. Er zijn veel kleurslagen gefokt. 48 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

49 Fig. 4.4 Dikstaartgerbil. Dikstaartgerbil De Dikstaartgerbil komt uit Afrika en is veel rustiger dan de Mongoolse gerbil. In principe zijn het solitaire dieren. Ze zijn zandkleurig met een ticking van donkere haartjes en ze hebben een witte buik. Verder hebben ze een onbehaard dik staartje waarin ze vet en water kunnen opslaan om perioden zonder voedsel en water te kunnen overleven. Shawi-gerbil De Shawi-gerbil komt uit de woestijnen van Egypte. Vrouwtjes kunnen het beste alleen gehouden worden. Qua kleur lijken ze veel op de Dikstaartgerbil, maar de voetzooltjes en nagels zijn donkergekleurd. Qua postuur lijken ze op de Mongoolse gerbil. Bleke gerbil Bleke gerbils komen vooral voor in de Egyptische woestijngebieden. Deze gerbils kunnen goed in groepjes gehuisvest worden; het liefst binnenshuis, omdat ze een vrij warme omgeving wel op prijs stellen. De bleke gerbil lijkt veel op de Mongoolse gerbil, maar is iets kleiner en heeft grotere oren en ogen. Hij heeft een kortere beharing dan de Mongoolse soort, vooral op de staart. KNAAGDIEREN 49

50 Hamsters Syrische hamster De Syrische hamster werd vroeger ook wel goudhamster genoemd, maar omdat er tegenwoordig veel meer kleurslagen van zijn, wordt hij nu ook wel genoemd naar het land van herkomst, namelijk Syrië. Het zijn solitair levende dieren. Het zijn echte schemer- of nachtdieren. Syrische hamsters kunnen langharig of kortharig zijn. Daarnaast kunnen ze ook een rex- of satijnbeharing hebben. Als de temperatuur in hun omgeving langdurig lager is dan 10 C, kunnen de dieren in winterslaap gaan. Russische dwerghamster De Russische dwerghamster komt uit Siberië. Ze zijn rustig en kunnen ook overdag actief zijn. Het zijn groepsdieren, maar je kunt beter niet meer dan één mannetje bij meerdere vrouwtjes houden. Ze komen voor in de kleuren wildkleur, saffier, blauw en pearl. In de winter hebben deze hamsters een lichtere vacht. Roborovski-dwerghamster De Roborovski-dwerghamster komt uit Mongolië en kan als paartje of in een groepje gehouden worden. Ze zijn heel levendig en vooral s avonds en s nachts actief. De Roborovski is de kleinste dwerghamster. Hij is slechts 5 tot 7 cm lang. De oren zijn in verhouding groot. Het diertje heeft de wildkleur, geen aalstreep en kleine lichtgekleurde aftekeningen boven de ogen. Campbelli-dwerghamster De Campbelli komt uit Mongolië en China. Je kunt ze het beste als paartje houden, omdat ze monogaam zijn. Het zijn echte schemerdieren. De meeste Campbelli s houden er niet van om opgepakt te worden. De Campbelli-dwerghamster komt voor in de kleuren wildkleur, geel-wildkleur, blauw en albino. Ook gevlekte dieren kunnen voorkomen. Deze gevlekte dieren kun je beter niet onderling kruisen, omdat de nakomelingen zonder of met erg kleine oogjes geboren worden. Vaak sterven ze vroegtijdig. Campbelli s kunnen ook een satijnbeharing hebben. Chinese dwerghamster De Chinese dwerghamster komt uiteraard uit China. Ze hebben een langere staart dan de andere dwerghamsters. Ze zijn s avonds en s nachts actief. Het zijn solitair levende dieren. Ze zijn gemakkelijk tam te maken en bijten niet snel. Ze komen voor in wildkleur en wit. Ze zijn er ook gevlekt. 50 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

51 Eekhoorns Fig. 4.5 Boeroendoek. De meeste eekhoorns zijn overdag actief en slapen s nachts. Ze hebben een lange pluimstaart, die een functie heeft als evenwichtsorgaan, maar die ook dient om het lichaam warm te houden. Er zijn twee soorten eekhoorns: Boomeekhoorns, zoals de Prevost-eekhoorn en vliegende eekhoorns zoals de Sugar-glider; Grondeekhoorns, zoals de boeroendoek, prairiehond, marmot en chipmunk. De boeroendoek is de meest gehouden eekhoorn. Hij komt in het wild voor in Azië en Rusland. Boeroendoeks zijn overdag actief en leven solitair. Ze hebben een lengte van 14 tot 17 cm en wegen ongeveer 100 gram. De vacht is goudbruin en ze hebben vijf donkere strepen over de rug lopen. De buik is wit. Inmiddels zijn er in gevangenschap ook witte exemplaren gefokt. KNAAGDIEREN 51

52 Degoes Fig. 4.6 Degoe. De degoe komt uit het Andesgebergte in Chili. Het zijn echte groepsdieren die overdag actief zijn. Degoes komen alleen maar voor in de wildkleur. Chinchilla s De chinchilla komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika. Vroeger werden deze dieren gehouden om hun prachtige bont. Nu worden ze vooral als huisdier gehouden. Chinchilla s zijn ongeveer 30 cm lang en hebben een rijk behaarde pluimstaart. Ze hebben relatief grote oren en ogen. Het haar van de chinchilla is zijdeachtig en dicht ingeplant, waardoor de haren recht van het lichaam afstaan. Chinchilla s kunnen behalve in de typische chinchillakleur ook voorkomen met zwarte, bruine, beige en blauwe velvets, in diverse witte tinten en in bont. Cavia s Cavia s komen oorspronkelijk uit Zuid-Amerika en worden daar gehouden voor het vlees. Cavia s hebben een gedrongen lichaam, dat goed bevleesd en bespierd is. Ze hebben een ronde achterhand en een ronde, brede kop. De pootjes zijn kort en recht. Ze hebben onbehaarde oortjes, die bijna dubbelgevouwen lijken. Cavia s hebben geen zichtbare staart. Ze komen voor in verschillende kleuren, aftekeningen en haarstructuren. Opvallend is het grote aantal verschillende haarstructuren, namelijk normaal gladhaar, satijnbeharing, gekruinde cavia s, borstelhaar, rexbeharing, langhaar, sheltie, tessel, merino, coronet en alpaca. 52 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

53 4.6 Herkauwers Rundvee Rundvee kun je indelen in drie soorten, namelijk: melkrassen; dubbeldoelrassen; vleesrassen. Melkrassen zijn typisch geschikt voor de productie van melk. Vleesrassen zijn gericht op de productie van vlees. De dubbeldoelrassen zijn zowel voor de productie van melk als vlees geschikt. Ook de oud-hollandse rassen zoals de Lakenvelder, Groninger blaarkop en Witrik kunnen onder de genoemde rasgroepen worden ingedeeld. Voorbeelden van melkrassen zijn: Fries Hollands, Blaarkop, Fries Roodbont, Holstein Friesian, Witrik, Lakenvelder en Jersey. Voorbeelden van dubbeldoelrassen zijn: Maas Rijn en IJsselvee, Brown Swiss en Montbeliarde. Voorbeelden van vleesrassen zijn: Belgisch Blauw, Piemontese, Charolais, Limousin, Blonde d Aquitaine, Aberdeen Angus en Verbeterd Roodbont. Geiten Bij geiten kun je twee groepen onderscheiden. Je hebt de dwerggeiten en de grote geiten. Grote geiten worden vooral gehouden voor melk en vlees. Het ene ras is wat meer gericht op melk en het andere wat meer op vlees. Meestal spreek je over melkgeiten. Voorbeelden zijn: Saanengeit, Toggenburger geit, Bonte Hollandse geit en Nubische geit. Naast deze rassen is er ook nog een geit die vooral gehouden wordt voor de wolproductie. Dit is de Angora geit. Schapen Fig. 4.7 Kempisch heideschaap. HERKAUWERS 53

54 Schapen kun je indelen in vlees- en wolschapen, melkschapen en heideschapen. Voorbeelden van vlees- en wolschapen zijn: Texelaar, Zwartblesschaap, Ile de France, Suffolk, Swifter, Flevolander en Noordhollander. Voorbeelden van melkschapen zijn: Fries melkschaap en Zeeuws melkschaap. Voorbeelden van heideschapen zijn: Drents Heideschaap en Veluws Heideschaap, Kempisch Heideschaap en Schoonebeeker. 4.7 Niet -herkauwers Paarden en pony s temperament De verschillende paardenrassen worden ingedeeld op basis van temperament. Temperament is de manier waarop het paard zich uit. Paarden met veel temperament zijn gevoelig, bereid tot prestaties en moedig. Je kunt de volgende drie groepen onderscheiden: Volbloeds. Volbloeds zijn lichte rijpaarden met een woestijnoorsprong. Zij zijn het resultaat van zuiver fokken over een lange periode, zonder met andere rassen te zijn gekruist. Ze zijn zeer temperamentvol, kunnen grote prestaties leveren en kunnen met weinig voedsel en water toe. Voorbeelden zijn de Arabier en de Engelse volbloed. Warmbloeds. Warmbloeds zijn alle paardenrassen die niet tot de zware trekpaarden behoren. Vaak is in deze rassen een behoorlijke invloed van de Engelse volbloed te herkennen, omdat ze ontstaan zijn door kruisingen. Koudbloeds. Koudbloeds zijn alle rassen van zware werkpaarden, die vooral in stap gebruikt worden. Ze hebben een rustig temperament. Volbloeds en warmbloeds hebben meestal een lang en smal lijf, terwijl de koudbloeds juist een diepere borst en kortere, zwaardere benen hebben dan warmbloeds met dezelfde schofthoogte. Ook de hoeven van koudbloeds zijn in verhouding erg breed. Volbloed: Arabieren en Engelse volbloed Er zijn volbloed-, halfbloed- en Anglo-Arabieren. De Arabische volbloed is de enige echte volbloed, omdat dit ras al eeuwenlang zuiver is gehouden. Toch wordt ook de Engelse volbloed als zuiver beschouwd, omdat dit ras direct afstamt van de Arabische lijnen. Drie Arabische hengsten die in 1600 en 1700 naar Engeland zijn geëxporteerd, zijn de stamvaders van de Engelse volbloed. Anglo-Arabieren zijn de producten van een kruising tussen Engelse en Arabische volbloeds. Voorbeelden van Arabieren: Arabische volbloed en Anglo-Arabische volbloed. De Engelse volbloed is een ras dat ook een aparte rasgroep vormt. Warmbloed De term warmbloed geeft aan dat een paard deels van een Arabisch of een Engelse volbloed afstamt. De toevoeging van een Arabisch volbloed heet veredelen. Afhankelijk van het percentage volbloed heeft een warmbloed veel of weinig adel. Voorbeelden zijn: Hackney, Hannoveraan, Holsteiner, Koninklijk Warmbloed Paard Nederland (KWPN) en Trakehner. 54 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

55 Een draver is een warmbloedpaard dat vooral geschikt is voor de drafsport. Voorbeelden zijn: Amerikaanse draver en Anglo-Normandische draver. Koudbloed Koudbloeden zijn echte Europese zwaargebouwde paarden, die vooral geschikt zijn voor trekarbeid. Voorbeelden zijn: Ardenner, Belgisch trekpaard, Fries, Nederlands trekpaard en Shires. Pony s In vergelijking tot hun hoogte hebben pony s meestal een diepere romp dan paarden. Ook bewegen ze zich anders. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat hun benen in verhouding korter zijn dan die van paarden. Voorbeelden zijn: Exmoor pony, Hackney pony, New Forest, Dartmoor pony, Shetland pony en Welsh pony. Wanneer spreek je nu van een paard en wanneer van een pony? Die vraag is niet zo eenvoudig te beantwoorden. In het algemeen bepaalt de schofthoogte dat. In de internationale paardensport is bepaald dat je boven 147,9 cm van een paard spreekt, daaronder is het een pony. Binnen de Nederlandse paardensport mag je tot 157 cm van een pony spreken, zoals bij de Welsh-sectie K. Toch is niet alleen de schofthoogte bepalend. Ook al is een Fjord niet zo groot, het is wel degelijk een paard. Noren zouden zich beledigd voelen als je het een pony noemde! Bij ponywedstrijden bestaat er een verdeling van de pony's in categorieën (let daarbij op het verschil in de aanduidingen tot en tot en met ): Categorie A gaat tot 1,17 meter schofthoogte. Categorie B gaat vanaf 1,17 meter tot 1,27 meter. Categorie C gaat vanaf 1,27 meter tot 1,37 meter. Categorie D gaat vanaf 1,37 meter tot en met 1,479 meter. Categorie E gaat vanaf 1,481 meter tot 1,57 meter. Varkens Varkens worden vooral gehouden voor het vlees. Er zijn veel voorbeelden van rassen te noemen. Enkele bekende zijn: Nederlands landvarken, Groot Yorkshire, Pietrain, Duroc en Hampshire. Er zijn ook een aantal kleine varkens die als gezelschapsdier op kinderboerderijen worden gehouden, zoals het Hangbuikvarken en het Göttinger Miniaturschwein. 4.8 Vogels Vogels zijn er in heel veel soorten en maten. De verschillende hoofdgroepen waarin we vogels indelen zijn: kooi- en volièrevogels; watervogels; siervogels; kippen; duiven. VOGELS 55

56 Kooi- en volièrevogels Kooi- en volièrevogels worden onderverdeeld in dertien groepen, namelijk: Kwartels (Chinese dwergkwartel, Japanse kwartel en Californische kuifkwartel); Duiven (Diamantduifje, Lachduif, Zwartmaskerduifje en Zebraduif); Vinken (Goudvink, Sijs, Groenling, Putter en Kanaries); Prachtvinken (Rijstvogel, Napoleonnetje, Blauwfazantje, Bandvink, Japanse meeuw, Diamantvink en Zebravink); Wevers (Napoleonwever, Madagascarwever, Roodkopwever en Dwergwever); Gorzen (Geelgors, Saffraanvink en Grote Cubavink); Kardinalen (Groene kardinaal, Rode kardinaal, Roodkuifkardinaal); Papegaaien, kaketoes, parkieten en lori s (Blauwgele ara, Grote geelkuifkaketoe, Valkparkiet, Grijze roodstaartpapegaai, Halsbandparkiet, Grasparkiet en Rode lori); Brilvogels (Indische brilvogel en Japanse brilvogel); Timalia s (Japanse nachtegaal en Zilveroornachtegaal); Buulbuuls (Roodoorbuulbuul en Witoorbuulbuul); Lijsters (Merel, Damalijster en Schamalijster); Spreeuwen (Grote beo, Kleine beo en Koningsglansspreeuw). Watervogels Zwanen Zwanen zijn grote, sierlijke vogels. Naast de algemeen bekende Knobbelzwaan, worden ook de Zwarte zwaan en de Zwarthalszwaan soms gehouden. Ganzen Binnen de groep ganzen wordt onderscheid gemaakt tussen sierganzen en tamme ganzen. Sierganzen worden om hun mooie uiterlijk als sierwatervogels gehouden. Naast water is voor ganzen vooral een strook grasland van levensbelang. De meeste ganzensoorten zijn verdraagzaam ten opzichte van elkaar en ten opzichte van zwanen- en eendensoorten. Maar enkele soorten kunnen agressief zijn. Voorbeelden van sierganzen zijn: Brandgans, Canadagans, Indische strepengans, Grijskopgans en de Hawaïgans. Tamme ganzen werden/worden gehouden voor met name dons, vlees en eieren. Voorbeelden van tamme ganzen zijn: Emdener gans, Grauwe gans, Knobbelgans en Toulousergans (ganzenleverpastei). Eenden Binnen de groep eenden wordt onderscheid gemaakt tussen siereenden en tamme eenden. Voorbeelden van siereenden zijn: Mandarijneend, Carolina eend, Bahamaeend en Krooneend. Tamme eenden werden/worden gehouden voor dons, vlees, eieren en als lokeend in de eendenkooien. Voorbeelden zijn: Krombekeend, Noord-Hollandse witborsteend, Kwakereend en Pekingeend. 56 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

57 Siervogels Siervogels worden ook wel hoenderachtigen of fazantachtigen genoemd. Er wordt dan vanuit gegaan dat de kip een gedomesticeerde soort fazant is. Siervogels worden ook wel grondvogels genoemd, omdat ze het grootste deel van de dag op de grond doorbrengen. Ze kunnen wel vliegen, maar doen dit doorgaans alleen als zelfbescherming of om te overnachten op een tak. Fazanten Fazanten worden ingedeeld in elf verschillende geslachten. Die verschillende geslachten zijn: Kraagfazanten (Goudfazant en Lady Amherstfazant); Bosfazanten (Bosfazant of Gewone fazant); Langstaartfazanten (Koningsfazant, Elliotfazant, Hume s fazant, Mikadofazant en Koperfazant); Gallofazanten (Zilverfazant, Swinhoefazant, Nepalfazant, Keizerfazant, Edwardsfazant, Salvadorifazant, Prelaatfazant, Vuurrugfazant, Balwer s fazant en Kuifloze Vuurrugfazant); Oorfazanten (Witte Oorfazant, Bruine Oorfazant en Blauwe Oorfazant); Glansfazanten (Koningsglansfazant); Kamhoenders (Bankivahoen, Lafayette kamhoen, Sonnerats kamhoen en Het Groene Javahoen); Pauwfazanten (De Grijze Pauwfazant, Palawan Pauwfazant en Germain Pauwfazant); Tragopanen (Satyr Tragopaan, Temminck Tragopaan, Cabot Tragopaan, Blyth Tragopaan en Hastings Tragopaan); Koklasfazanten; Cheer-(Wallich)fazant. Pauwen Pauwen kun je in twee soorten onderscheiden, namelijk de Indische (Blauwe) Pauw en de Groene Pauw. Kalkoenen Kalkoenen zijn de grootste en zwaarste hoendervogels. Volwassen hanen kunnen wel 18 kg wegen (in het wild ongeveer 10 kg). Hennen zijn aanmerkelijk kleiner. Ze hebben donkere veren die een metaalachtige glanzende, groene, gouden en bronzen tint hebben met een tekening van lichte en donkere banden. De naakte ruwe huid van kop en hals is bedekt met wratten en rood en blauw van tint. Op de voorkop van de haan bevindt zich een vlezerige uitwas (vleeskwast) die opgericht kan worden. Opvallend is de afstaande bos lange stijve stekels midden op de borst. De kalkoen is een bosvogel die de voorkeur geeft aan lichte bossen. Kalkoenen lopen liever dan dat ze vliegen. In het wild leven de hanen het grootste deel van het jaar gescheiden van de hennen. In het voorjaar probeert de haan zoveel mogelijk te lokken met zijn balts. Door zijn dekveren en staartveren op te zetten en zijn vleugels te laten hangen is een baltsende kalkoen prachtig om te zien. VOGELS 57

58 Fig. 4.8 Parelhoen. Parelhoenders Het parelhoen komt oorspronkelijk uit West-Afrika. Ze leven daar in grote groepen en zijn bestand tegen warmte en koude. De Fransen gaven dit dier de naam poulepintade, wat bij ons verbasterd is tot poule-petaat. Een parelhoen moet veel ruimte hebben om rond te kunnen scharrelen. Gezellige dieren als ze zijn, doen ze dit altijd in groepsverband. Als ze alleen zijn, lopen ze steeds tussen de kippen. Een parelhoen is winterhard en niet erg vatbaar voor ziekten. Een speciaal nachthok is voor hem niet nodig. Alleen een beschutting tegen de ergste koude wordt op prijs gesteld. Een droge bodem, regelmatig wat zonneschijn en het parelhoen heeft het prima naar zijn zin. De leeftijd die ze kunnen bereiken is ongeveer twaalf jaar. Kippen Dwerghoenders of krielen De dwerghoenders of krielen worden in twee groepen verdeeld: de miniaturen van grote hoenders of dwerghoenders; de echte of oorspronkelijke krielen. De algemene regel is dat de miniaturen hooguit een vijfde van het gewicht van hun grote soortgenoten mogen hebben. De dwergvorm moet voor wat de totale indruk betreft zoveel mogelijk een verkleind model van de grote soort zijn. Miniaturen worden vanaf ongeveer 1850 gefokt. Tegenwoordig is er van bijna elk groot ras een krielvorm. Vanwege de geringe voerkosten en de beperkte oppervlakte die nodig is, zijn de miniaturen erg geliefd. Voorbeelden zijn: Braekel, Drentse hoen, Lakenvelder en Hollandse hoen. Nuts- of bedrijfsrassen Nuts- of bedrijfsrassen zijn gefokt voor de productie van eieren en vlees. Ook hier zijn sommige rassen meer geschikt voor de productie van eieren en andere voor de productie van vlees. Tegenwoordig worden deze rassen vooral gehouden als hobby, en niet meer bedrijfsmatig. 58 FOKKEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN THEORIE

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Voortplanten van genen 9 1.1 Genetica 9 1.2 Kruisingen 13 1.3 Crossing-over en mutatie 16 1.4 Erfelijkheid en praktijk 17 1.5 Inteelt en inteeltdepressie 21 1.6 Afsluiting

Nadere informatie

6,1. Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou

6,1. Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari 2011 6,1 46 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 1: chromosomen Chromosomen: komen voor in een celkern bevindt zich de

Nadere informatie

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Veiligheidsvoorschriften 9 1.1 Genen en hun vererving 9 1.2 Genotype en fenotype 14 1.3 Erfelijke gebreken 18 1.4 Genfrequenties 25 1.5 Afsluiting 27 2 Fokmethoden 28 2.1

Nadere informatie

Man en vrouw vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Man en vrouw vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 12 July 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/73616 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein. Wikiwijsleermiddelenplein

Nadere informatie

Level 1. Vul het juiste woord in

Level 1. Vul het juiste woord in Level 1 Vul het juiste woord in Keuze uit: Gen, Allel, Locus, Dominant, Recessief, Co-dominantie, Monohybride kruising, Dihybride kruising, Autosoom, Autosomale overerving, X-chromosomale overerving, Intermediair

Nadere informatie

PRAKTISCH MEER OVER ERFELIJKHEID

PRAKTISCH MEER OVER ERFELIJKHEID l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH MEER OVER ERFELIJKHEID over houden van huisdieren Heel wat ziekten en aandoeningen bij dieren zijn (helemaal

Nadere informatie

Oefenvraagstukken genetica

Oefenvraagstukken genetica Oefenvraagstukken genetica Monohybride kruisingen. 50 meerkeuze vragen. OPLOSSEN MET KRUISSINGSSCHEMA!!!!! 1. Poes Kitty met lange haren heeft gepaard met kater Kobus. Zij krijgt zowel kortharige als langharige

Nadere informatie

Man en vrouw vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Man en vrouw vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 23 December 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/63362 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken

Nadere informatie

Module Basisgenetica. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2

Module Basisgenetica. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2 Module Basisgenetica De CO 2 -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl www.climatecalc.eu Cert. no. CC-000057/NL Colofon Auteurs Body Bosgra Hans Hilverda

Nadere informatie

Verslag Biologie Drosophila Melanogaste

Verslag Biologie Drosophila Melanogaste Verslag Biologie Drosophila Melanogaste Verslag door A. 1772 woorden 3 januari 2013 5,4 5 keer beoordeeld Vak Biologie Alles om ons heen leeft. We leven en planten ons voort. Bij die voortplanting worden

Nadere informatie

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen). Samenvatting door M. 1493 woorden 28 februari 2014 5 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Genotype en fenotype Veel eigenschappen zijne erfelijk. Je hebt deze eigenschappen geërfd van

Nadere informatie

Level 1. Vul het juiste woord in

Level 1. Vul het juiste woord in Level 1 Vul het juiste woord in Keuze uit: Gen, Allel, Locus, Dominant, Recessief, Co-dominantie, Monohybride kruising, Dihybride kruising, Autosoom, Autosomale overerving, X-chromosomale overerving, Intermediair

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Thema 4

Antwoorden Biologie Thema 4 Antwoorden Biologie Thema 4 Antwoorden door een scholier 2182 woorden 18 januari 2005 7 433 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 1 In de chromosomen zit de informatie voor

Nadere informatie

Mendel en Morgan versie 2009-2010

Mendel en Morgan versie 2009-2010 Mendel en Morgan versie 2009-2010 Vragen bij COO over hoofdstuk 14 en 15 van Campbells Biology, 8e druk De vragen in dit COO-programma zijn vaak gebaseerd op random gegenereerde gegevens. Behalve de antwoorden

Nadere informatie

Erfelijkheid. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.

Erfelijkheid. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen VMBO-GL en TL Erfelijkheid biologie CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 26 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 30 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat

Nadere informatie

Genetische Selectie. Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar. Sabine Spiltijns

Genetische Selectie. Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar. Sabine Spiltijns Genetische Selectie Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar Sabine Spiltijns 2010-2011 0 We kunnen aan de hand van een genetische selectie ongeveer voorspellen hoe de puppy s van onze hondjes er gaan uitzien.

Nadere informatie

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn.

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn. Opdracht door een scholier 1105 woorden 13 november 2004 5,9 55 keer beoordeeld Vak Biologie Basis erfelijkheidsleer Ik kan de bouw en functie van chromosomen beschrijven. In de kern van een cel komen

Nadere informatie

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA DNA bevat de erfelijke informatie van een organisme. Een gen(ook wel erffactor) is een stukje DNA dat de informatie bevat voor een erfelijke eigenschap(bvb

Nadere informatie

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA. Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou 4.1 Fenotype Genotype = waarneembare eigenschappen van een individu = de erfelijke informatie in het DNA Genotype + milieufactoren = fenotype Erfelijke

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen: Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid Basisstof 1 Erfelijke eigenschappen: - Genotype: o genen liggen op de chromosomen in kernen van alle cellen o wordt bepaald op moment van de bevruchting - Fenotype: o

Nadere informatie

Newsletter April 2013

Newsletter April 2013 1. Inleiding Met het thema van deze nieuwsbrief willen we ons richten op de fundamenten van het fokken: de basisgenetica. Want of je het nu wil of niet. dit is ook de basis voor een succesvolle fok! Misschien

Nadere informatie

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou Samenvatting door E. 1393 woorden 6 december 2016 6,4 18 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 4: Erfelijkheid 5-HTTPLR gen heeft invloed op de hoeveelheid geluk die je ervaart.

Nadere informatie

SZH voor levend erfgoed

SZH voor levend erfgoed SZH voor levend erfgoed Populatiemanagement Infoavond Drentsche Patrijshonden Woudenberg 19 november 2013 Een korte introductie Kor Oldenbroek Myrthe Maurice Van Eijndhoven Wat kunt u vandaag verwachten:

Nadere informatie

Oefen Repetitie thema Erfelijkheid

Oefen Repetitie thema Erfelijkheid Oefen Repetitie thema Erfelijkheid Als er geen punten bij een vraag staan, dan is die vraag 1 punt waard. Onderdeel A: waar of niet waar? 1. Een zichtbare eigenschap maakt deel uit van het fenotype van

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Erfelijkheid & Evolutie (Hoofdstuk 7 & 8.1)

Samenvatting Biologie Erfelijkheid & Evolutie (Hoofdstuk 7 & 8.1) Samenvatting Biologie Erfelijkheid & Evolutie (Hoofdstuk 7 & 8.1) Samenvatting door CÃ line 1065 woorden 5 juli 2016 5,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie P4 Hoofdstuk 7 1 Uniek Eigenschappen

Nadere informatie

Monohybride en dihybride kruisingen vmbo-kgt34

Monohybride en dihybride kruisingen vmbo-kgt34 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 19 July 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/63372 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

AAbb of Aabb = normaal zicht aabb of aabb = retinitis pigmentosa AABB of AABb = retinitis pigmentosa

AAbb of Aabb = normaal zicht aabb of aabb = retinitis pigmentosa AABB of AABb = retinitis pigmentosa 13. (MC) Retinitis pigmentosa is een erfelijke vorm van blindheid, die kan veroorzaakt worden door een recessief allel (a) op een locus alfa, of door een dominant allel (B) op een andere locus, bèta. Onderstaande

Nadere informatie

4 HAVO thema 4 Erfelijkheid EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

4 HAVO thema 4 Erfelijkheid EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN Examentrainer Vragen Karyogrammen In afbeelding 1 zijn twee karyogrammen weergegeven. Deze karyogrammen zijn afkomstig van een eeneiige tweeling. Het ene kind is van het mannelijk geslacht zonder duidelijke

Nadere informatie

ERFELIJKHEID. 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2

ERFELIJKHEID. 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2 ERFELIJKHEID 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2 Afbeelding 17-1 Mensen uit elkaar houden vind je vast makkelijker. Toch hebben ook mensen veel meer overeenkomsten dan verschillen.

Nadere informatie

keer beoordeeld 4 maart 2018

keer beoordeeld 4 maart 2018 0 Samenvatting door Syb 870 woorden keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Biologie Biologie H8 Samenvatting PARAGRAAF 8.1 Een jongen maakt zaadcellen door hormonen uit de hypofyse. Via het bloed komen die hormonn

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Erfelijkheidsleer 9 1.1 Erfelijke verandering 9 1.2 Ontdekking van de erfelijkheidsleer (genetica) 12 1.3 De chromosomen 13 1.4 Kwalitatieve eigenschappen 17 1.5 De monogene

Nadere informatie

Voortplanting bij dieren

Voortplanting bij dieren Voortplanting bij dieren Opdracht 1 Geef aan of de beweringen juist of onjuist zijn: 1. De primaire geslachtskenmerken heb je vanaf je puberteit 2. Geslachtshormonen zorgen voor veranderingen in de puberteit

Nadere informatie

Oplossingen Biologie van 2000

Oplossingen Biologie van 2000 www. Oplossingen Biologie van 2000 Disclaimer: Alle uitwerkingen zijn onder voorbehoud van eventuele fouten. Er is geen enkele aansprakelijkheid bij de auteur van deze documenten. Vraag 1 Om deze vraag

Nadere informatie

van een muskiet weer? Leg je antwoord uit.

van een muskiet weer? Leg je antwoord uit. 30 3 VMBO KGT A BEANTWOORD DE VOLGENDE VRAGEN. Afbeelding 1 Bij een muskiet is het aantal chromosomen in een lichaamscel 6. In afbeelding 1 geven beide tekeningen schematisch een delende cel van een muskiet

Nadere informatie

3. Eén gen kan vele allelen hebben. Hoeveel allelen van één gen heeft ieder individu?

3. Eén gen kan vele allelen hebben. Hoeveel allelen van één gen heeft ieder individu? Genetica Vragen bij hoofdstuk 13, 14 en 15 van 'Biology', Campbell, 7e druk Versie 2006 2007 Theorie 1. Hoe noemt men een plant die raszuiver is voor een bepaalde eigenschap? 2. Hoe noemt men planten met

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4 Samenvatting door een scholier 1472 woorden 23 oktober 2007 6,5 24 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 3 - Genetica Homologe chromosomen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie H7 erfelijkheid

Samenvatting Biologie H7 erfelijkheid Samenvatting Biologie H7 erfelijkheid Samenvatting door een scholier 1875 woorden 23 juni 2016 4,6 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Inhoud Paragraaf 1: Verschillen tussen mensen 2 Begrippen

Nadere informatie

De volgende vragen testen je kennis van de meest voorkomende vaktermen in de klassieke genetica. Welk woord ontbreekt in de volgende zinnen?

De volgende vragen testen je kennis van de meest voorkomende vaktermen in de klassieke genetica. Welk woord ontbreekt in de volgende zinnen? Populatiegenetica Versie 2006-2007 Vragen bij COO Belangrijke begrippen De volgende vragen testen je kennis van de meest voorkomende vaktermen in de klassieke genetica. Welk woord ontbreekt in de volgende

Nadere informatie

6.7. Werkstuk door een scholier 1654 woorden 17 april keer beoordeeld. Biologie voor jou. Erfelijkheidsmateriaal

6.7. Werkstuk door een scholier 1654 woorden 17 april keer beoordeeld. Biologie voor jou. Erfelijkheidsmateriaal Werkstuk door een scholier 1654 woorden 17 april 2006 6.7 33 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Erfelijkheidsmateriaal Het menselijk lichaam bestaat uit een veel organen, deze organen

Nadere informatie

Jongetje of meisje? hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Jongetje of meisje? hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd 24 October 2016 Licentie CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/62534 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken

Nadere informatie

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd. Biologie SE4 Hoofdstuk 6 Paragraaf 1 Tijdens de ovulatie komt een eicel vrij uit een van de beide ovaria. Deze eicel komt terecht in een eileider. Een van de zaadcellen die de tocht van de vagina naar

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling

Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling Samenvatting door een scholier 1708 woorden 10 mei 2012 4,9 14 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1. Voorplanting en bevruchting

Nadere informatie

Paragraaf Homologe chromosomen

Paragraaf Homologe chromosomen Paragraaf Homologe chromosomen Opbouw: Lees de les op biologielessn.nl over homologe chromosomen goed door. Maak de onderstaande vragen van deze bladzijde. Reproductie vragen: 1. Wat zijn homologe chromosomen?

Nadere informatie

De geslachtsontwikkeling, zoals het meestal gaat 1

De geslachtsontwikkeling, zoals het meestal gaat 1 De geslachtsontwikkeling, zoals het meestal gaat Je bent zo mooi anders dan ik, natuurlijk niet meer of minder maar zo mooi anders, ik zou je nooit Deze infobrochure heeft als doel om de ontwikkeling uit

Nadere informatie

Normale cyclus. Poli Gynaecologie

Normale cyclus. Poli Gynaecologie 00 Normale cyclus Poli Gynaecologie De inhoud van deze voorlichtingsfolder is samengesteld door de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). Andere folders en brochures op het gebied

Nadere informatie

Keuzeopdracht Biologie Leertaken Hoofdstuk 5 en 7

Keuzeopdracht Biologie Leertaken Hoofdstuk 5 en 7 Keuzeopdracht Biologie Leertaken Hoofdstuk 5 en 7 Keuzeopdracht door een scholier 1132 woorden 13 april 2004 5,1 32 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Hoofdstuk 5 Leertaak B Bij veel zoogdieren

Nadere informatie

Primaire geslachtskenmerken

Primaire geslachtskenmerken Puberteit Primaire geslachtskenmerken -Secundaire geslachtskenmerken -Puberteit -Hormonen -Hypofyse -Groeispurt Wat is het?: Geslachtskenmerken die je vanaf je geboorte hebt. Voorbeelden: Vagina en Penis

Nadere informatie

VOORTPLANTING BIJ DE MENS

VOORTPLANTING BIJ DE MENS VOORTPLANTING BIJ DE MENS 1 Vruchtbaarheid Alle levende wezens planten zich voort om niet uit te sterven. Mensen ook. Dat is één van de redenen waarom we voortplantingsorganen en seksuele gevoelens hebben.

Nadere informatie

Voortplanting. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.

Voortplanting. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen VMBO-GL en TL Voortplanting biologie CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 29 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 36 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat

Nadere informatie

Let er op dat je voor iedere vraag een uitwerking maakt met kruisingsschema en/of berekening.

Let er op dat je voor iedere vraag een uitwerking maakt met kruisingsschema en/of berekening. Week Thema Onderwerp Datum 43 3 Basisstof 1 t/m 4 23/10 28/10 44 3 Basisstof 1 t/m 4 31/10 4/11 45 7/11 11/11 Basisstof 5 t/m 7 bespreken 3 Basisstof 5 t/m 7 bespreken Verrijkingsstof 1 Herhalen en bespreken

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Thema 4 erfelijkheid

Antwoorden Biologie Thema 4 erfelijkheid Antwoorden Biologie Thema 4 erfelijkheid Antwoorden door een scholier 1762 woorden 24 januari 2003 7,2 298 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 1 In de chromosomen zit de informatie

Nadere informatie

M ODULE 1 ERFELIJKHEIDSLEER, BASIS. Module 1 Erfelijkheidsleer, basis K. kent de bouw van de cel, zijn functies en de celdeling.

M ODULE 1 ERFELIJKHEIDSLEER, BASIS. Module 1 Erfelijkheidsleer, basis K. kent de bouw van de cel, zijn functies en de celdeling. M ODULE 1 ERFELIJKHEIDSLEER, BASIS Module 1 Erfelijkheidsleer, basis K. kent de bouw van de cel, zijn functies en de celdeling K. kent basisprincipes van de genetica K. kent basisterminologie van de genetica

Nadere informatie

Modules Eindtermen Geschatte lesuren Module 1 Erfelijkheid. K. kent de bouw van de cel, zijn functies en de celdeling

Modules Eindtermen Geschatte lesuren Module 1 Erfelijkheid. K. kent de bouw van de cel, zijn functies en de celdeling Opbouw modules Raad van Beheer 1. Basiscursus Fokken en Houden van Honden (modules 1 t/m 6) Module 1- Erfelijkheidsleer (basis) Module 2- Voortplanting Module 3- Gezondheid rond het nest Module 4- Wetten

Nadere informatie

Normale cyclus. Gynaecologie

Normale cyclus. Gynaecologie Normale cyclus Gynaecologie Inhoudsopgave In het kort 4 Wat is een normale cyclus? 4 Wat gebeurt er in een cyclus? 5 De rol van hormonen 5 De fasen van een cyclus 6 De rijping van de eiblaas (folliculaire

Nadere informatie

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari 2018 8,6 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica 2 Fenotype, genotype en epigenetica Erfelijke

Nadere informatie

HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde

HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde plaats. Allelen coderen voor dezelfde eigenschap bijvoorbeeld

Nadere informatie

SZH voor levend erfgoed

SZH voor levend erfgoed SZH voor levend erfgoed Verwantschap Kor Oldenbroek en Myrthe Maurice Informatieochtend Drentsche Patrijshonden Woudenberg 15 februari 2014 Programma Wat kunt u vanmorgen verwachten: - Wat is verwantschap?

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni keer beoordeeld. Genetica

Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni keer beoordeeld. Genetica Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni 2004 6 78 keer beoordeeld Vak Biologie Genetica A. Inleiding Ouders en nakomelingen bezitten gelijke kenmerken, maar toch vertonen ze verschillen. Wat

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijkheid 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijkheid 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Erfelijkheid 6/29/2013 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) en studenten van forum http://www.toelatingsexamen-geneeskunde.be

Nadere informatie

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie ALGEMENE INFORMATIE NORMALE CYCLUS. Versie 1.3. Datum Goedkeuring 07-01-2007 Verantwoording

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie ALGEMENE INFORMATIE NORMALE CYCLUS. Versie 1.3. Datum Goedkeuring 07-01-2007 Verantwoording Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie ALGEMENE INFORMATIE NORMALE CYCLUS Versie 1.3 Datum Goedkeuring 07-01-2007 Verantwoording NVOG In het kort Bij vrouwen in de vruchtbare levensfase

Nadere informatie

Omgaan met Inteelt in Fokprogramma s

Omgaan met Inteelt in Fokprogramma s Omgaan met Inteelt in Fokprogramma s Piter Bijma Leerstoelgroep Fokkerij en Genetica Animal Breeding Wageningen & Universiteit De boodschap 1. Enige inteelt is normaal; veel inteelt is riskant 2. Inteelt

Nadere informatie

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Juli geel Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Module Natuurlijke voortplanting & anatomie

Module Natuurlijke voortplanting & anatomie Module Natuurlijke voortplanting & anatomie De CO 2 -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl www.climatecalc.eu Cert. no. CC-000057/NL Colofon Auteur

Nadere informatie

Menstruatiecyclus vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Menstruatiecyclus vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 12 July 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/73618 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Het fokken in kleine populaties

Het fokken in kleine populaties Het fokken in kleine populaties Kor Oldenbroek Samenwerkingsverband Exmoorpony, Zonnemaire, 20 april 2017 Centrum voor Genetische Bronnen, Nederland (CGN) Inhoud van de lezing Introductie Wat is erfelijkheid

Nadere informatie

Normale cyclus. Patiënteninformatie Normale cyclus

Normale cyclus. Patiënteninformatie Normale cyclus Normale cyclus Patiënteninformatie Normale cyclus Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 Wat is een normale cyclus 3 De cyclus zelf 4 Wat gebeurt er in een cyclus 5 De rol van hormonen 6 De rijping van de eiblaas

Nadere informatie

Alles door elkaar 1. a) b) c) 2. a) b) c) a) b) BIOLOGIE 2017/18 WERKBOEK

Alles door elkaar 1. a) b) c) 2. a) b) c) a) b) BIOLOGIE 2017/18 WERKBOEK Alles door elkaar 1. Van twee erwtenplanten worden nakomelingen verkregen. Hiervan blijken er 28 rode bloemen te dragen en 11 witte bloemen. a) Wat zijn de genotypen van de ouderplanten? b) Welk allel

Nadere informatie

Erfelijkheidsschema's deel 1.

Erfelijkheidsschema's deel 1. Erfelijkheidsschema's deel 1. Theorie: o Elke cel bevat 2n chromosomen. n = aantal verschillende chromosomen. Bij mensen is n=23 en dus zitten in elke lichaamscel 23 paar (46) chromosomen. Eén deel kreeg

Nadere informatie

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11 1. Bij honden is het allel voor donkerbruine haarkleur (E) dominant over het allel voor witte haarkleur (e). Het allel voor kort haar (F) is dominant over het allel voor lang haar (f). Een aantal malen

Nadere informatie

normale cyclus patiënteninformatie

normale cyclus patiënteninformatie patiënteninformatie normale cyclus Bij vrouwen in de vruchtbare levensfase rijpt er elke maand in de eierstok een eiblaas waarin een eicel groeit. Als de eiblaas rijp is en openbarst komt de eicel vrij

Nadere informatie

normale cyclus patiënteninformatie Inleiding Wat is een normale cyclus

normale cyclus patiënteninformatie Inleiding Wat is een normale cyclus patiënteninformatie normale cyclus Inleiding Bij vrouwen in de vruchtbare levensfase rijpt er elke maand in de eierstok een eiblaas waarin een eicel groeit. Als de eiblaas rijp is en openbarst komt de

Nadere informatie

Insemineren, de praktijk

Insemineren, de praktijk Hoofdstuk 6 Insemineren, de praktijk Het bronstig zien van de koe Bronst waarnemen is een vak. Koeien geven veel verschillende signalen af bij bronst. Daarbij verschilt de bronst van koe tot koe. Gemiddeld

Nadere informatie

Begeleiden voortplanting vee. Fokkerij en management

Begeleiden voortplanting vee. Fokkerij en management Begeleiden voortplanting vee Fokkerij en management Fokkerij en management Theorie Theo Boumans Jan Rietjens Jan Oosterwijk eerste druk, 2002 FOKKERIJ EN MANAGEMENT 3 Artikelcode: 28054.2 Colofon Auteursteam:

Nadere informatie

Jongetje of meisje? vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Jongetje of meisje? vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd 15 July 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/62461 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Cryptorchidie, een bijzondere erfelijke afwijking

Cryptorchidie, een bijzondere erfelijke afwijking Cryptorchidie, een bijzondere erfelijke afwijking Inleiding Ed.J.Gubbels & Janneke Scholten, Genetic Counselling Services, oktober 2009. Cryptorchidie (het niet ingedaald zijn van één of beide testikels)

Nadere informatie

Oefen Repetitie KGT thema Voortplanting

Oefen Repetitie KGT thema Voortplanting Oefen Repetitie KGT thema Voortplanting Als er geen punten bij een vraag staan, dan is die vraag 1 punt waard. Onderdeel A: waar of niet waar? 1. De pil beschermt zowel tegen SOA s als tegen een zwangerschap

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Biologie Thema 3; Voortplanting

Samenvatting Biologie Biologie Thema 3; Voortplanting Samenvatting Biologie Biologie Thema 3; Voortpl Samenvatting door R. 2279 woorden 14 februari 2014 6,9 14 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Paragraaf 1; Jongens en Meisjes Puberteit:

Nadere informatie

Verklarende Woordenlijst

Verklarende Woordenlijst 12 Verklarende Woordenlijst Gebaseerd op een woordenlijst die werd ontwikkeld door Londen IDEAS Genetic Knowledge Park aangepast volgens hun kwaliteitsnormen. Juli 2008 Vertaald door Mies Wits-Douw en

Nadere informatie

Inteelt en genetische diversiteit van hondenrassen in België

Inteelt en genetische diversiteit van hondenrassen in België Inteelt en genetische diversiteit van hondenrassen in België 23 februari 2012 Prof. Nadine Buys, Dr. Steven Janssens en lic. Katrien Wijnrocx Onderzoeksgroep Huisdierengenetica, K.U.Leuven Overzicht Achtergrond:

Nadere informatie

Verslag Biologie Biologie dossier

Verslag Biologie Biologie dossier Verslag Biologie Biologie dossier Verslag door Z. 1608 woorden 16 juni 2015 6,2 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Om dit verslag volledig te kunnen begrijpen, heb je de afbeeldingen uit het

Nadere informatie

Bij in vitro fertilisatie (IVF) worden eicellen buiten het lichaam bevrucht door

Bij in vitro fertilisatie (IVF) worden eicellen buiten het lichaam bevrucht door Oefen- toets HAVO In vitro fertilisatie Bij in vitro fertilisatie (IVF) worden eicellen buiten het lichaam bevrucht door spermacellen. Een bevruchte eicel ontwikkelt zich en wordt vervolgens meestal in

Nadere informatie

Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5

Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5 Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5 Samenvatting door Carlijn 1162 woorden 15 januari 2018 10 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 5.1 Je veranderd. Geslachtskenmerken zijn kenmerken

Nadere informatie

Dan is de waarde van het recessieve allel q dus 0,87, vanwege het feit dat p + q = 1.

Dan is de waarde van het recessieve allel q dus 0,87, vanwege het feit dat p + q = 1. Opgave 1: Wet van Hardy-Weinberg Een populatie van 10.000 individuen voldoet wat betreft de onderlinge voortplanting aan de voorwaarden, genoemd in de wet van Hardy-Weinberg. Van deze populatie is bekend

Nadere informatie

gestuurd? 5 Hoe heeft de mens de voortplanting

gestuurd? 5 Hoe heeft de mens de voortplanting 5 Hoe heeft de mens de voortplanting gestuurd? Reeds lang geleden heeft de mens technieken ontwikkeld om zoveel mogelijk nakomelingen te krijgen van de beste ouderdieren. Het was vanaf het begin duidelijk,

Nadere informatie

1 Vruchtbaarheid en voortplanting Bronst en bevruchting Bronst bij het varken Bevruchting Afsluiting 18

1 Vruchtbaarheid en voortplanting Bronst en bevruchting Bronst bij het varken Bevruchting Afsluiting 18 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Vruchtbaarheid en voortplanting 9 1.1 Bronst en bevruchting 9 1.2 Bronst bij het varken 12 1.3 Bevruchting 14 1.4 Afsluiting 18 2 Bouw en functie van de geslachtsorganen

Nadere informatie

Basis erfelijkheid. K.V.K de Koperwiek 1 oktober 2013

Basis erfelijkheid. K.V.K de Koperwiek 1 oktober 2013 Basis erfelijkheid K.V.K de Koperwiek oktober 0 Erfelijkheid Elk levend individu heeft evenveel meegekregen van zijn vader als van zijn moeder. Elk onderdeel vererft onafhankelijk van alle andere Kleur

Nadere informatie

Verklarende woordenlijst

Verklarende woordenlijst 12 Verklarende woordenlijst Gebaseerd op een woordenlijst die werd ontwikkeld door Londen IDEAS Genetic Knowledge Park aangepast volgens hun kwaliteitsnormen. Januari 2008 Gesteund door EuroGentest, NoE

Nadere informatie

Omgaan met inteelt in kleine rassen

Omgaan met inteelt in kleine rassen Omgaan met inteelt in kleine rassen Piter Bijma, Jack Windig en Sipke-Joost Hiemstra Centrum Genetische bronnen Nederland (CGN) Animal Breeding and Genomics Centre (ABGC) 23 april 2008. Traditionele planten-

Nadere informatie

Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 3 Thema 3 Voortplanting

Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 3 Thema 3 Voortplanting Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 3 Thema 3 Voortplanting 3.1 Bevruchting = kernen van twee geslachtscellen smelten samen Mitose = gewone celdeling beide dochtercellen evenveel chromosomen als moedercel

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie voortplanting 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie voortplanting 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie voortplanting 6/29/2013 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) en studenten van forum http://www.toelatingsexamen-geneeskunde.be

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE KB minitoets bij opdracht 15 A B X C D

landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE KB minitoets bij opdracht 15 A B X C D landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren SPE KB minitoets bij opdracht 15 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen - Omcirkel het goede antwoord

Nadere informatie

4 Normale en abnormale dracht Normale dracht Abnormale dracht Afsluiting 47

4 Normale en abnormale dracht Normale dracht Abnormale dracht Afsluiting 47 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Oestrische cycli, optimale dektijdstip bij de teef en mogelijke aandoeningen van het vrouwelijke geslachtsapparaat 9 1.1 Overwegingen voorafgaand aan het fokken 9 1.2 Oestrische

Nadere informatie

Klinische Genetica. Geslachtsgebonden (X-chromosoom gebonden) recessieve overerving

Klinische Genetica. Geslachtsgebonden (X-chromosoom gebonden) recessieve overerving Klinische Genetica Geslachtsgebonden (X-chromosoom gebonden) recessieve overerving Klinische Genetica Bij uw bezoek aan de polikliniek Klinische Genetica heeft de klinisch geneticus of een genetisch consulent

Nadere informatie

BIOLOGIE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.10.1

BIOLOGIE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.10.1 BIOLOGIE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2016 V15.10.1 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van

Nadere informatie

Geslachtelijke voortplanting: de kernen van twee geslachtscellen (eicel en zaadcel) versmelten. Dat het bevruchting. Ze vormen samen een nieuwe cel.

Geslachtelijke voortplanting: de kernen van twee geslachtscellen (eicel en zaadcel) versmelten. Dat het bevruchting. Ze vormen samen een nieuwe cel. Samenvatting Voortplanting en ontwikkeling Geslachtelijke voortplanting: de kernen van twee geslachtscellen (eicel en zaadcel) versmelten. Dat het bevruchting. Ze vormen samen een nieuwe cel. Geslachtscellen

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE KB minitoets bij opdracht 15 A B X C D

landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren CSPE KB minitoets bij opdracht 15 A B X C D landbouw en natuurlijke omgeving 2009 dierhouderij en -verzorging gezelschapsdieren SPE KB minitoets bij opdracht 15 variant b Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen - Omcirkel het goede antwoord

Nadere informatie

werkboek Bij deze lessen kan je ook Het Grote Voortplantingsspel gebruiken. ISBN

werkboek Bij deze lessen kan je ook Het Grote Voortplantingsspel gebruiken. ISBN go G ed el ge ez ke en ur en d do or werkboek Bij deze lessen kan je ook Het Grote Voortplantingsspel gebruiken. ISBN 978-90-301-2711-6 9 789030 127116 Puberteit 1 Duid met een boogje de periode aan en

Nadere informatie

Biologie Voortplanting en ontwikkeling Havo

Biologie Voortplanting en ontwikkeling Havo Biologie Voortplanting en ontwikkeling Havo D O C E N T : A. S E W S A H A I H E N R Y N. H A S S A N K H A N S C H O L E N G E M E E N S C H A P L E L Y D O R P ( HHS- S G L ) Boek: 4H Doelstellingen

Nadere informatie

Module Natuurlijke voortplanting & anatomie

Module Natuurlijke voortplanting & anatomie Module Natuurlijke voortplanting & anatomie De CO 2 -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl www.climatecalc.eu Cert. no. CC-000057/NL Colofon Auteur

Nadere informatie