LJN: AR4837, Hoge Raad, C03/290HR
|
|
- Fedde de Ruiter
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 LJN: AR4837, Hoge Raad, C03/290HR Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: 28 januari 2005 Eerste Kamer Nr. C03/290HR JMH/AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: de vennootschap naar Belgisch recht B.V.B.A. VERGO KWEKERIJEN, gevestigd te Meer, gemeente Hoogstraten, België, EISERES tot cassatie, advocaat: mr. E. van Staden ten Brink, t e g e n [Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats], VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt. 1. Het geding in feitelijke instanties... Uitspraak 28 januari 2005 Eerste Kamer Nr. C03/290HR JMH/AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: de vennootschap naar Belgisch recht B.V.B.A. VERGO KWEKERIJEN, gevestigd te Meer, gemeente Hoogstraten, België, EISERES tot cassatie, advocaat: mr. E. van Staden ten Brink, t e g e n [Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats], VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt. 1. Het geding in feitelijke instanties Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploot van 2 december 1996 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Vergo - gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en, voor zover in cassatie nog van belang en kort gezegd, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren, dat: - op de ten processe bedoelde koopovereenkomst de Algemene Voorwaarden van de Nederlandse Vereniging van Plantenkwekers van toepassing zijn; - [verweerster] niet aansprakelijk is voor de schade als gevolg van bacteriebesmetting van de geleverde tomatenplanten, en
2 - (subsidiair) [verweerster] niet verder aansprakelijk is voor de schade dan tot de koopprijs. Vergo heeft de vorderingen bestreden. De rechtbank heeft na een tussenvonnis van 3 september 1998 bij tussenvonnis van 18 maart 1999 een deskundigenonderzoek bevolen, een deskundige benoemd en een aantal vragen geformuleerd. Na deskundigenbericht heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 30 maart 2000 [verweerster] tot bewijslevering toegelaten en bij eindvonnis van 26 april 2001 de primaire vorderingen toegewezen. Tegen de vonnissen van 30 maart 2000 en 26 april 2001 heeft Vergo hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-gravenhage. Bij arrest van 24 juni 2003 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft Vergo beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. [Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep. De advocaat van Vergo heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. 3. Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [Verweerster] is een in Nederland gevestigde plantenkweker. Vergo is een in België gevestigde exploitant van een tuinbouwbedrijf. (ii) In oktober 1995 is tussen partijen een koopovereenkomst gesloten, in welk kader door [verweerster] aan Vergo zijn verkocht en geleverd tomatenplanten van het ras Durinta, geënt op wilde onderstam. Op de overeenkomst is het Weens Koopverdrag (Verdrag van 11 april 1980, Trb. 1986, 61) van toepassing. (iii) Met betrekking tot die transactie heeft Vergo op 14 oktober 1995 een bestelbon getekend, waarop aan de voorzijde, boven de handtekeningen van partijen, onder meer staat vermeld: "Alle verkopen en leveringen geschieden uitsluitend volgens onze verkoop- en leveringsvoorwaarden. De koper verklaart kennis te hebben genomen van de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden op de achterzijde dezer bestelbon gedrukt en deze voorwaarden volledig te aanvaarden." Aan de achterzijde van die bestelbon staan integraal vermeld de Algemene voorwaarden van de Nederlandse Vereniging van Plantenkwekers, hierna: de NVP-voorwaarden. Art. 9 van die voorwaarden luidt onder meer: "Reclame en schadevergoeding (...). 5. (...) uitsluitend indien de mislukking van de oogst te wijten is aan de kwaliteit van het door verkoper geleverde plantaardig materiaal en de verkoper ten aanzien van deze kwaliteit grove schuld verweten kan worden, kan koper aanspraak maken op een schadevergoeding. 6. De door de verkoper uit welke hoofde ook (waaronder niet-, niet tijdige of niet behoorlijke levering) verschuldigde vergoeding van door de koper geleden schade zal de koopprijs nimmer te boven gaan. (...)." (iv) Naar aanleiding van voormelde bestelling heeft [verweerster] op 25 oktober 1995 aan Vergo een orderbevestiging toegezonden die onder meer vermeldt: "Op al onze offertes, verkopen, leveringen en/of bewerkingen zijn van toepassing de
3 ALGEMENE VOORWAARDEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN PLANTENKWEKERS zoals vermeld op de ommezijde en gedeponeerd (...)." Aan de achterzijde van die orderbevestiging staan eveneens de NVP-voorwaarden integraal vermeld. (v) Op basis van voormelde bestelling en orderbevestiging is de koopovereenkomst door partijen uitgevoerd. [verweerster] heeft de geleverde planten aan Vergo in rekening gebracht bij factuur van 19 december 1995 ten bedrage van Bfrs ,40, welke factuur onder verrekening van een creditering wegens korting door Vergo is voldaan. (vi) [Verweerster] heeft de aan Vergo geleverde tomatenplanten gekweekt door het uitzaaien van zaad voor de onderstam, door het uitzaaien van zaad van het ras Durinta voor de bovenstam, en door het vervolgens enten van de bovenstam op de onderstam. Het zaad van het ras Durinta voor de bovenstam heeft [verweerster] betrokken bij Western Seeds Holland, die dat zaad op haar beurt had betrokken bij de zaadproducent Western Seeds Espana, gevestigd op de Canarische Eilanden (Spanje). Dat zaad is gekweekt op de Canarische Eilanden. (vii) Een in 1996 in België uitgevoerd deskundigenonderzoek heeft uitgewezen dat een gedeelte van de door [verweerster] aan Vergo geleverde tomatenplanten aangetast was door de 'Corynabacteriumverwelkingsziekte', veroorzaakt door de bacterie 'Clavibacter michiganensis spp michiganensis', welke besmetting alleen optrad bij het ras Durinta gekweekt uit door Western Seeds Espana geproduceerd en door [verweerster] voor de opkweek van de aan Vergo geleverde tomatenplanten gebruikt zaad. (viii) [Verweerster] heeft in het kader van de inkoop van het zaad van het ras Durinta aan de betrokken leverancier en/of producent geen garantie gevraagd tegen eventuele besmetting met 'Clavibacter michiganensis spp michiganensis' noch heeft [verweerster] dat zaad voorafgaande aan de opkweek op zodanige besmetting doen onderzoeken en/of doen ontsmetten. (ix) Vergo heeft ten gevolge van vorenbedoelde aantasting van de door [verweerster] aan haar geleverde tomatenplanten oogstschade geleden, voor welke schade Vergo [verweerster] aansprakelijk heeft gesteld. 3.2 De rechtbank heeft op vordering van [verweerster] in haar eindvonnis van 26 april 2001 voor recht verklaard dat op de tussen partijen gesloten koopovereenkomst de NVPvoorwaarden toepasselijk zijn, alsmede dat [verweerster] niet aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan doordat door [verweerster] ingevolge de koopovereenkomst geleverde planten achteraf besmet bleken te zijn met genoemde bacterie. Het hof heeft met verbetering van gronden het eindvonnis en enkele daaraan voorafgaande tussenvonnissen bekrachtigd Onderdeel I keert zich tegen rov. 5, waarin het hof in aansluiting op rov. 4 het verweer van Vergo dat haar toestemming ten aanzien van de toepasselijkheid van de NVPvoorwaarden niet gericht is geweest op de in deze voorwaarden vermelde exoneratieclausules, als volgt heeft verworpen: "Vergo heeft zich in verband met de in de NVP-voorwaarden voorkomende exoneratieclausules tevens nog beroepen op artikel 8 lid 2 van het EVO-Verdrag [Verdrag van 19 juni 1980, Trb. 1980, 156], stellende dat het niet redelijk zou zijn om ten aanzien van de exoneratieclausules de gevolgen van haar gedrag te bepalen overeenkomstig het Nederlandse recht. Het hof overweegt hierover als volgt. Krachtens artikel 8 lid 2 van het EVO-verdrag kan een partij zich er in bepaalde gevallen op beroepen dat zijn stilzwijgen bij de totstandkoming van de overeenkomst dan wel bepaalde clausules of algemene voorwaarden naar de maatstaven in zijn woonland geen toestemming impliceert. De situatie waarop dit artikellid ziet doet zich in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof echter niet voor. Nu van een stilzwijgende aanvaarding geen sprake is, komt aan Vergo reeds om die reden een
4 beroep op artikel 8 lid 2 van het EVO-verdrag naar het oordeel van het hof niet toe." Nu - naar het hof, in cassatie onbestreden, heeft aangenomen - op de overeenkomst van partijen het Weens Koopverdrag van toepassing is, moeten op grond van art. 7 lid 2 van dit verdrag vragen betreffende de door het verdrag geregelde onderwerpen, die hierin niet uitdrukkelijk zijn beslist, worden opgelost aan de hand van de algemene beginselen waarop het verdrag berust, of bij ontstentenis van zodanige beginselen, in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht. Tot de door het Weens Koopverdrag geregelde onderwerpen behoort de vraag of een partij haar toestemming heeft verleend tot de totstandkoming van een koopovereenkomst en daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden. De vraag of Vergo toestemming heeft verleend tot de toepasselijkheid van de door [verweerster] gebruikte algemene voorwaarden en de daarin opgenomen exoneratie-clausules, wordt derhalve ingevolge art. 7 lid 2 van het Weens Koopverdrag beheerst door de daarop betrekking hebbende regeling van dit verdrag en niet door het rechtsstelsel dat door enige regel van internationaal privaatrecht wordt aangewezen. Nu het in het onderdeel herhaalde beroep op de toepasselijkheid van Belgisch recht niet steunt op het Weens Koopverdrag, maar op de in art. 8 lid 2 van het EVO-verdrag vervatte regel van internationaal privaatrecht, heeft het hof met juistheid geoordeeld dat Vergo op die bepaling geen beroep kan doen, wat er zij van de daartoe door het hof gebezigde gronden en de daartegen gerichte klachten. Het onderdeel kan derhalve bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden. 3.4 Onderdeel II keert zich tegen het oordeel van het hof in rov dat [verweerster] in beginsel ervan mocht uitgaan dat het desbetreffende zaad voldeed aan de in de EG van kracht zijnde fytosanitaire eisen en derhalve vrij was van de Corynebacteriumverwelkingsziekte en dat omstandigheden dat zulks in concreto anders zou zijn niet aannemelijk zijn geworden en in ieder geval geen grove schuld van [verweerster] opleveren. De in het onderdeel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling Onderdeel III klaagt dat het hof niet is ingegaan op de door Vergo in haar memorie van grieven onder en 45 ontwikkelde betoog dat het hier niet alleen gaat om de controle op het zaad, maar ook om de positie van [verweerster] als plantenkweker, nu [verweerster] in de zin van het Besluit van 26 mei 1993, houdende Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten, Stcrt. 1993, 98, heeft te gelden als producent van de geleverde tomatenplanten en als zodanig zich niet alleen ervan had dienen te vergewissen dat het zaad aan alle eisen voldeed, maar ook, alvorens de planten in het verkeer te brengen, actief had dienen op te treden om te voorkomen dat de door haar geproduceerde planten besmet zijn met een schadelijk organisme. Door op dit betoog niet in te gaan heeft het hof zijn motiveringsplicht geschonden. Voorzover het hof mocht hebben geoordeeld dat zijn overwegingen met betrekking tot de zaden ook toepasselijk zijn op het produceren onderscheidenlijk het in het verkeer brengen van de planten, heeft het blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de bedoelde voorschriften zelfstandige verplichtingen voor de producenten van planten daarstellen, aldus het onderdeel, dat voorts klaagt dat indien blijkt dat [verweerster] basale wettelijke verplichtingen niet heeft nageleefd en zich heeft onttrokken aan met de naleving van de wettelijke voorschriften gepaard gaand grondig onderzoek, zij zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op de exoneratieclausules kan beroepen Het hof heeft in rov. 17 overwogen dat het met de rechtbank van oordeel is dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaraan kan worden ontleend dat [verweerster],
5 voorafgaande aan de levering van de tomatenstekken aan Vergo, van de besmetting op de hoogte moet zijn geweest, zodat ook op dit punt [verweerster] geen grove schuld te verwijten valt. Volgens het hof doet hieraan niet af het enkele feit dat de besmetting, indien de planten op deze ziekte zouden zijn onderzocht, had kunnen worden geconstateerd De klacht dat het hof niet is ingegaan op het door Vergo in haar memorie van grieven onder en 45 ontwikkelde betoog dat het hier niet alleen gaat om de controle op het zaad, maar ook om de positie van [verweerster] als plantenkweker, mist feitelijke grondslag voorzover dat betoog inhoudt dat [verweerster] als plantenkweker grove schuld kan worden verweten ter zake van de aflevering van de tomatenplanten. Dat betoog heeft het hof immers behandeld en verworpen Ook de klacht dat het hof heeft miskend dat [verweerster] zich in haar hoedanigheid van plantenkweker aan de uit het hiervoor genoemde Besluit voortvloeiende verplichtingen moest houden, wordt tevergeefs voorgesteld. Het hof heeft immers kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat het door Vergo in verband met deze verplichtingen gestelde onvoldoende was om het verwijt van grove schuld in de zin van art. 9 lid 5 van de NVP-voorwaarden te kunnen dragen. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde, in het licht van de gedingstukken, geen nadere motivering dan door het hof is gegeven. Daarbij is in aanmerking te nemen dat Vergo aan hetgeen zij met betrekking tot het bedoelde Besluit in de memorie van grieven onder heeft aangevoerd, onder 24 slechts, zonder verdere toelichting, de conclusie verbond dat [verweerster] zich niet alleen ervan diende te vergewissen dat het zaad aan alle vereisten voldeed, maar ook zelf actief diende op te treden alvorens de door haar geproduceerde planten in het verkeer te brengen, hetgeen zij eveneens heeft verzuimd. Het hof heeft hierin, na hetgeen het met betrekking tot de overige aan [verweerster] gemaakte verwijten had overwogen, geen aanleiding behoeven te vinden voor een nadere motivering Voorzover het onderdeel in verband met de positie van [verweerster] als plantenkweker nog betoogt dat het beroep op de exoneratieclausule onder enkele in het onderdeel genoemde omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, slaagt het evenmin. Nadat de rechtbank dit beroep had verworpen, heeft het hof in rov. 19 de daartegen gerichte appelgrief van Vergo verworpen. De thans in het onderdeel nog aangevoerde omstandigheden behoefden het hof daarvan niet te weerhouden, omdat deze, al aangenomen dat het hof had moeten begrijpen dat deze door Vergo mede ten grondslag werden gelegd aan dat beroep, in feite kennelijk slechts strekten ter adstructie van de stelling dat [verweerster] grove schuld kan worden verweten, welke stelling het hof, naar uit het voorgaande volgt, genoegzaam gemotiveerd heeft verworpen. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt Vergo in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op 316,34 aan verschotten en 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 28 januari 2005.
6 Conclusie Rolnr. C03/290HR Mr L. Strikwerda Zt. 29 okt conclusie inzake B.V.B.A. Vergo Kwekerijen tegen [verweerster] Edelhoogachtbaar College, 1. Het gaat in deze zaak om de vraag of op de tussen partijen gesloten internationale koopovereenkomst van een partij tomatenplanten de door de verkoper gebruikte algemene voorwaarden toepasselijk zijn en, zo ja, of de verkoper een beroep toekomt op de daarin opgenomen exoneratieclausules. 2. De feiten waarvan in cassatie uitgegaan dient te worden, treft men aan in r.o. 2.1 t/m 2.9 van het tussenvonnis van de rechtbank van 3 september 1998 (zie r.o. 1 van het arrest van het hof), alsmede in r.o. 7 van het arrest van het hof. Zij komen op het volgende neer. (i) Thans verweerster in cassatie, hierna: [verweerster], is een in Nederland gevestigde plantenkweker. Thans eiseres tot cassatie, hierna: Vergo, is een in België gevestigde exploitant van een tuinbouwbedrijf. (ii) In oktober 1995 is tussen partijen een koopovereenkomst gesloten, in welk kader door [verweerster] aan Vergo zijn verkocht en geleverd tomatenplanten van het ras Durinta, geënt op wilde onderstam. Op de overeenkomst is het Weens Koopverdrag (Verdrag van 11 april 1980, Trb. 1986, 61) van toepassing. (iii) Met betrekking tot die transactie heeft gedaagde op 14 oktober 1995 een bestelbon getekend, waarop aan de voorzijde, boven de handtekeningen van partijen, onder meer staat vermeld: "Alle verkopen en leveringen geschieden uitsluitend volgens onze verkoop- en leveringsvoorwaarden. De koper verklaart kennis te hebben genomen van de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden op de achterzijde dezer bestelbon gedrukt en deze voorwaarden volledig te aanvaarden." Aan de achterzijde van die bestelbon staan integraal vermeld de Algemene voorwaarden van de Nederlandse Vereniging van Plantenkwekers, hierna: de NVP-voorwaarden. Art. 9 van die voorwaarden luidt onder meer: "Reclame en schadevergoeding (...). 5. (...) uitsluitend indien de mislukking van de oogst te wijten is aan de kwaliteit van het door verkoper geleverde plantaardig materiaal en de verkoper ten aanzien van deze kwaliteit grove schuld verweten kan worden, kan koper aanspraak maken op een schadevergoeding. 6. De door de verkoper uit welke hoofde ook (waaronder niet-, niet tijdige of niet behoorlijke levering) verschuldigde vergoeding van door de koper geleden schade zal de koopprijs nimmer te boven gaan. (...)."
7 (iv) Naar aanleiding van voormelde bestelling heeft [verweerster] op 25 oktober 1995 aan Vergo een orderbevestiging toegezonden die onder meer vermeldt: "Op al onze offertes, verkopen, leveringen en/of bewerkingen zijn van toepassing de ALGEMENE VOORWAARDEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN PLANTENKWEKERS zoals vermeld op de ommezijde en gedeponeerd (...)." Aan de achterzijde van die orderbevestiging staan eveneens de NVP-voorwaarden integraal vermeld. (v) Op basis van voormelde bestelling en orderbevestiging is de koopovereenkomst door partijen uitgevoerd. [verweerster] heeft de geleverde planten aan Vergo in rekening gebracht bij factuur van 19 december 1995 ad Bfrs ,40, welke factuur onder verrekening van een creditering wegens korting door Vergo is voldaan. (vi) [Verweerster] heeft de aan Vergo geleverde tomatenplanten gekweekt door het uitzaaien van zaad voor de onderstam, door het uitzaaien van zaad van het ras Durinta voor de bovenstam, en door het vervolgens enten van de bovenstam op de onderstam. Het zaad van het ras Durinta voor de bovenstam heeft [verweerster] betrokken bij Western Seeds Holland, die dat zaad op haar beurt had betrokken bij de zaadproducent Western Seeds Espana, gevestigd op de Canarische Eilanden (Spanje). Dat zaad is gekweekt op de Canarische Eilanden. (vii) Een in 1996 in België uitgevoerd deskundigenonderzoek heeft uitgewezen dat een gedeelte van de door [verweerster] aan Vergo geleverde tomatenplanten aangetast was door de 'Corynabacteriumverwelkingsziekte', veroorzaakt door de bacterie 'Clavibacter michiganesis spp michiganesis', welke besmetting alleen optrad bij het ras Durinta gekweekt uit door Western Seeds Espana geproduceerd en door [verweerster] voor de opkweek van de aan Vergo geleverde tomatenplanten gebruikt zaad. (viii) [Verweerster] heeft in het kader van de inkoop van het zaad van het ras Durinta aan de betrokken leverancier en/of producent geen garantie gevraagd tegen eventuele besmetting met 'Clavibacter michiganensis spp michiganensis' noch heeft [verweerster] dat zaad voorafgaande aan de opkweek op zodanige besmetting doen onderzoeken en/of doen ontsmetten. (ix) Vergo heeft tengevolge van vorenbedoelde aantasting van de door [verweerster] aan haar geleverde tomatenplanten oogstschade geleden, voor welke schade Vergo [verweerster] aansprakelijk heeft gesteld. 3. Bij exploit van 2 december 1966 heeft [verweerster] Vergo gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en, voor zover thans in cassatie van belang, onder meer gevorderd een verklaring voor recht dat, kort gezegd, - op de onderhavige koopovereenkomst de NVP-voorwaarden van toepassing zijn, - [verweerster] niet aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de bacteriebesmetting van de geleverde tomatenplanten, en - (subsidiair) [verweerster] niet verder aansprakelijk is voor de schade dan tot de koopprijs. 4. Nadat Vergo de vordering had bestreden heeft de rechtbank, na tussenvonnissen van 3 september 1998, 18 maart 1999 en 30 maart 2000, bij eindvonnis van 26 april 2000 voor recht verklaard dat op de tussen partijen gesloten koopovereenkomst de NVP-voorwaarden toepasselijk zijn, alsmede dat [verweerster] niet aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan doordat [verweerster] ingevolge de koopovereenkomst geleverde planten achteraf besmet bleken te zijn met genoemde bacterie.
8 5. Vergo is van zowel de tussenvonnissen als het eindvonnis van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te 's-gravenhage, doch tevergeefs: bij arrest van 24 juni 2003 heeft het hof de beroepen vonnissen - met verbetering van gronden - bekrachtigd. Ten aanzien van de toepasselijkheid van de in de NVP-voorwaarden opgenomen exoneratieclausules overwoog het hof onder meer als volgt (r.o. 5): "Vergo heeft zich in verband met de in de NVP-voorwaarden voorkomende exoneratieclausules (...) beroepen op artikel 8 lid 2 van het EVO-Verdrag (Verdrag van 19 juni 1980, Trb. 1980, 156, A-G), stellende dat het niet redelijk zou zijn om ten aanzien van de exoneratieclausules de gevolgen van haar gedrag te bepalen overeenkomstig het Nederlandse recht. Het hof overweegt hierover als volgt. Krachtens artikel 8 lid 2 van het EVO-verdrag kan een partij zich er in bepaalde gevallen op beroepen dat zijn stilzwijgen bij de totstandkoming van de overeenkomst dan wel bepaalde clausules of algemene voorwaarden naar de maatstaven in zijn woonland geen toestemming impliceert. De situatie waarop dit artikellid ziet doet zich in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof echter niet voor. Nu van een stilzwijgende aanvaarding geen sprake is, komt aan Vergo reeds om die reden een beroep op artikel 8 lid 2 van het EVO-verdrag naar het oordeel van het hof niet toe." Ten aanzien van het beroep van [verweerster] op de in art. 9 lid 5 van de NVP-voorwaarden opgenomen exoneratieclausule overwoog het hof onder meer als volgt: "14. [Verweerster] mocht er naar het oordeel van het hof in beginsel van uit gaan dat het zaad, dat zij heeft gekocht bij Western Seeds Holland en derhalve niet zelf van buiten de EG heeft ingevoerd, voldeed aan de in de EG van kracht zijnde fytosanitaire eisen en derhalve vrij was van de Corynebacteriumverwelkingsziekte. (...). In het midden kan blijven of het zaad op het moment van verkrijging door [verweerster] daadwerkelijk in het vrije verkeer van de EU was in de zin van de fytosanitaire regelgeving. Doorslaggevend in dit geval is dat [verweerster] daar naar het oordeel van het hof in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van uit mocht gaan. 15. Omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat [verweerster] op de afwezigheid van ziekten als de Corynebacterium verwelkingsziekte in dit geval redelijkerwijs niet had mogen vertrouwen, zijn naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Het enkele feit dat het zaad was geproduceerd op de Canarische eilanden, waar een warm klimaat heerst, is hiervoor onvoldoende. Ditzelfde geldt voor het feit dat het zaad betrof van een (op dat moment) vrij nieuw tomatenras. Op [verweerster] rustte ten opzichte van Vergo geen verplichting om zelfstandig nader te onderzoeken of het betreffende tomatenzaad bij invoer in de EG was gecontroleerd op deze ziekte, noch behoefte [verweerster] het zaad zelf te (doen) testen of te ontsmetten. Voorzover [verweerster] al enig verwijt kan worden gemaakt dat zij niet heeft geïnformeerd naar de naleving van de fytosanitaire regelgeving terzake van het onderhavige zaad, levert dit naar het oordeel van het hof in ieder geval geen grove schuld van [verweerster] op. 16. Het enkele feit dat [verweerster] het zaad, alvorens dit te gebruiken, op (besmettelijke) ziektes als de onderhavige had kunnen laten testen, waarvan [verweerster] overigens gemotiveerd heeft betwist dat dit op eenvoudige wijze mogelijk was, brengt nog niet mee dat aan [verweerster], nu zij een dergelijke test achterwege heeft gelaten, grove schuld kan worden verweten. Ditzelfde geldt voor het feit dat [verweerster] het zaad zekerheidshalve had (kunnen) laten ontsmetten dan wel van haar zaadleverancier een garantie op dit punt had kunnen vragen. Ook op dit punt is het hof van oordeel dat voorzover [verweerster] al enig verwijt kan worden gemaakt, geen feiten of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan
9 geconcludeerd kan worden dat [verweerster] grove schuld verweten kan worden. 17. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaraan kan worden ontleend dat [verweerster], voorafgaande aan de levering van de tomatenstekken aan Vergo, van de besmetting op de hoogte moet zijn geweest. Ook op dit punt treft [verweerster] derhalve geen grove schuld. Het enkele feit dat de besmetting, indien de planten op deze ziekte zouden zijn onderzocht, had kunnen worden geconstateerd, doet hieraan niet af." 6. Vergo is tegen het arrest van het hof (tijdig) in cassatie gekomen met een uit drie onderdelen opgebouwd middel dat door [verweerster] is bestreden met conclusie tot verwerping van het cassatieberoep. 7. Onderdeel I van het middel keert zich met een rechtsklacht en, subsidiair, een motiveringsklacht tegen het oordeel van het hof - in r.o. 5 - dat, nu van een stilzwijgende aanvaarding geen sprake is, aan Vergo geen beroep op art. 8 lid 2 EVO toekomt. Het middelonderdeel voert aan dat het hof heeft miskend dat het bij "het bewijs dat zij haar toestemming niet heeft verleend" als bedoeld in art. 8 lid 2 EVO niet alleen gaat om gevallen van stilzwijgen, maar ook om gevallen waarin een toestemming weliswaar niet stilzwijgend is gegeven maar wordt gesteld dat deze geen betrekking heeft op de betreffende exoneratieclausules, althans dat het hof zijn arrest op dit punt nader had dienen te motiveren. 8. Het onderdeel faalt wegens gebrek aan belang. Het hof heeft - onbestreden in cassatie - vastgesteld dat op de overeenkomst van partijen het Weens Koopverdrag van toepassing is (r.o. 7). Ingevolge art. 7 lid 2 van dit verdrag worden vragen betreffende de door het verdrag geregelde onderwerpen, die hierin niet uitdrukkelijk zijn beslist, opgelost aan de hand van de algemene beginselen waarop het verdrag berust, of bij ontstentenis van zodanige beginselen, in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht. De vraag of een partij haar toestemming heeft verleend tot de totstandkoming een koopovereenkomst of bepalingen daarvan, waaronder algemene voorwaarden, behoort tot de door het Weens Koopverdrag geregelde onderwerpen (art. 4 en art. 8). Vgl. R.I.V.F. Bertrams en F.J.A. van der Velden, Overeenkomsten in het internationaal privaatrecht en het Weens Koopverdrag, 2e dr. 1999, blz. 94; F. Ferrari, Interpretation of statements: Article 8, in: F. Ferrari, H. Flechtner, R.A. Brand (ed.), The Draft UNCITRAL Digest and Beyond: Cases, Analysis and Unresolved Issues in the U.N. Sales Convention, 2004, blz. 172 e.v., blz De vraag of Vergo toestemming heeft verleend tot de toepasselijkheid van de door [verweerster] gebruikte algemene voorwaarden en, meer bepaald, van de daarin opgenomen exoneratieclausules, wordt derhalve ingevolge art. 7 lid 2 van het Weens Koopverdrag beheerst door de daarop betrekking hebbende regeling van dit verdrag en niet door het rechtsstelsel dat door enige regel internationaal privaatrecht, zoals de regel van art. 8 lid 2 EVO, wordt aangewezen. 's Hofs oordeel dat aan Vergo een beroep op art. 8 lid 2 EVO niet toekomt, is derhalve juist, wat er ook zij van de door het Hof aan dit oordeel gegeven motivering. 9. Ten overvloede teken ik aan dat, indien zou moeten worden aangenomen dat in het onderhavige geval art. 8 lid 2 EVO wèl toepasselijk geoordeeld kan worden, de klachten van onderdeel 1 ongegrond zijn. Hoewel juist is dat art. 8 lid 2 EVO niet alleen van toepassing is in gevallen van stilzwijgen, maar ook ziet op "actief" gedrag van de partij die zich op het ontbreken van toestemming beroept volgens het recht van haar gewone verblijfplaats (zie het Toelichtende Rapport op het EVO van de hand van M. Giuliano en P. Lagarde, PbEG C 282, ad art. 8 lid 2), is 's hofs oordeel dat aan Vergo een beroep op artikel 8 lid 2 van het EVO-
10 verdrag niet toekomt, reeds omdat van een stilzwijgende aanvaarding geen sprake is, niet onjuist of onbegrijpelijk. Vergo heeft zich blijkens de gedingstukken niet beroepen op een bepaald actief gedrag of ander gedrag dan stilzwijgen aan haar zijde dat naar Belgisch recht meebrengt dat zij haar toestemming niet heeft verleend (het onderdeel noemt ook geen vindplaatsen), doch heeft ter ondersteuning van haar beroep op art. 8 lid 2 EVO aangevoerd dat "voorzover uw hof (...) zou oordelen dat [verweerster] naar Nederlands recht een beroep op de clausule toekomt, het niet redelijk zou zijn de gevolgen van het gedrag (stilzwijgen) van Vergo overeenkomstig dit recht te bepalen" (memorie van grieven onder 43). Waar het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk deze stelling van Vergo aldus heeft begrepen dat Vergo zich erop beroept dat haar stilzwijgen naar Belgisch recht geen toestemming impliceert, was het hof niet gehouden te onderzoeken of ander gedrag van Vergo dan het gestelde stilzwijgen de conclusie kan rechtvaardigen dat Vergo naar het recht van haar vestigingsplaats niet geacht kan worden de hebben ingestemd met de exoneratieclausules. 10. Onderdeel II van het middel neemt stelling tegen het oordeel van het hof - in r.o. 14 t/m 17 - dat [verweerster] er in beginsel van uit mocht gaan dat het betreffende zaad voldeed aan de in de EG van kracht zijnde fytosanitaire eisen en derhalve vrij was van de Corynebacteriumverwelkingsziekte en dat omstandigheden dat zulks in concreto anders zou zijn niet aannemelijk zijn geworden en in ieder geval geen grove schuld van [verweerster] opleveren. Volgens het onderdeel heeft het hof bij dit oordeel twee essentiële stellingen van Vergo buiten beschouwing gelaten, te weten de stelling dat de Belgische deskundigen in elk geval tot de conclusie kwamen dat [verweerster] het zaad ongeacht de toepasselijke regelgeving had moeten laten controleren indien enig vermoeden zou kunnen bestaan dat het zaad besmet was, alsook dat een dergelijk vermoeden bestond (memorie van grieven onder 18), en de stelling dat volgens art. 2.3 van het Beheersprotocol quarantaine organisme van buiten de EU gelegen landen - waaronder de Canarische Eilanden - geïmporteerd zaad vergezeld dient te zijn van een fytosanitair certificaat, welk certificaat ontbrak en dat bij dergelijk importzaad wordt geadviseerd de leverancier om een verklaring te vragen dat het zaad onbesmet is, hetgeen is nagelaten (memorie van grieven onder 19). Kennelijk subsidiair voert het onderdeel voorts als klacht aan dat, indien en voorzover het hof tot uitgangspunt heeft genomen dat slechts de te dezen geldende wettelijke voorschriften van belang zijn, het hof heeft miskend dat hier niet alleen die voorschriften van belang zijn, maar ook de vraag of [verweerster] heeft gehandeld overeenkomstig de te dezen van haar te verwachten zorgvuldigheid. 11. De primaire klacht van het onderdeel faalt m.i. Wat de eerstbedoelde stelling betreft, mist de klacht feitelijke grondslag. De Belgische deskundigen hebben blijkens hun rapport (overgelegd als productie 2 bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg) hun bevinding dat bij [verweerster] het vermoeden van besmetting had kunnen bestaan, gegrond op de omstandigheid dat het ging om een nieuw ras dat gekweekt was in het warme klimaat van Spanje (blz. 21 van het rapport). Het hof heeft deze omstandigheid uitdrukkelijk in zijn oordeel betrokken en geoordeeld dat het enkele feit dat het zaad was geproduceerd op de Canarische Eilanden, waar een warm klimaat heerst, onvoldoende is om aan te nemen dat [verweerster] op de afwezigheid van ziekte als de Corynebacteriumverwelkingsziekte in dit geval redelijkerwijs niet had mogen vertrouwen, en dat ditzelfde geldt voor het feit dat het zaad betrof van een (op dat moment) vrij nieuw tomatenras (r.o. 15). Ook wat de tweede stelling betreft, mist de klacht m.i. feitelijke grondslag. Het hof heeft - onbestreden in cassatie - als vaststaand aangenomen dat [verweerster] het zaad heeft gekocht bij Western Seeds Holland en derhalve niet zelf van buiten de EG heeft ingevoerd. Daarin ligt besloten dat naar 's hofs oordeel, nu van import door [verweerster] uit een niet-eu-lidstaat geen sprake was, [verweerster] niet verplicht was overeenkomstig art. 3.2 van het Beheersprotocol quarantaine
11 organisme: Clavibacter michiganensis ssp michiganensis van het NAGK (overgelegd als productie 1 bij de conclusie van repliek in eerste aanleg), wat er verder ook zij van de status van dit protocol, de levering van het zaad aan Vergo vergezeld te doen gaan van fytosanitair certificaat. De stelling dat [verweerster] heeft nagelaten om, zoals door art. 3.2 van genoemd protocol wordt geadviseerd, bij importzaad dat verkregen is in een EU-lidstaat, de leverancier om een verklaring te vragen dat het zaad onbesmet is, heeft het hof behandeld en verworpen in r.o. 14: [verweerster] mocht er naar het oordeel van het hof in beginsel van uit gaan dat het zaad, dat zij heeft gekocht bij Western Seeds Holland, voldeed aan de in de EG van kracht zijnde fytosanitaire eisen en derhalve vrij was van de Corynebacteriumverwelkingsziekte. In dit oordeel ligt besloten dat [verweerster] geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij de leverancier van het zaad niet heeft gevraagd om een verklaring dat het zaad onbesmet is. 12. De subsidiaire klacht van het onderdeel kan naar mijn oordeel evenmin tot cassatie leiden. Het ziet eraan voorbij dat, al aangenomen dat [verweerster] door niet een fytosanitair certificaat en/of een verklaring dat het zaad onbesmet is bij haar leverancier, Western Seeds Holland, op te vragen, niet heeft gehandeld overeenkomstig de te dezen van haar te verwachten zorgvuldigheid, daarmee nog niet gegeven is dat [verweerster] grove schuld in de zin van art. 9 lid 5 van de NVP-voorwaarden kan worden verweten. Het onderdeel geeft ook niet aan waarom die nalatigheid grove schuld in bedoelde zin zou opleveren. 13. Onderdeel III van het middel klaagt erover dat het Hof niet is ingegaan op de door Vergo in haar memorie van grieven onder 21 t/m 24 en 45 ontwikkelde betoog dat het hier niet alleen gaat om de controle op het zaad, maar ook om de positie van [verweerster] als plantenkweker, nu [verweerster] in de zin van het Besluit van 26 mei 1993, houdende Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten, Stcrt. 1993, 98, heeft te gelden als producent van de geleverde tomatenplanten en als zodanig zich niet alleen ervan had dienen te vergewissen dat het zaad aan alle eisen voldeed, maar ook, alvorens de planten in het verkeer te brengen, actief had dienen op te treden om te voorkomen dat de door haar geproduceerde planten besmet zijn met een schadelijk organisme. Door op dit betoog niet in te gaan heeft het hof zijn motiveringsplicht geschonden en, voor zover het hof mocht hebben geoordeeld dat zijn overwegingen met betrekking tot de zaden ook toepasselijk zijn op het produceren resp. het in het verkeer brengen van de planten, blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, aldus het onderdeel. Hieraan voegt, naar ik begrijp, het onderdeel nog als klacht toe dat (het hof heeft miskend dat) [verweerster] zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op de exoneratieclausules niet kan beroepen, indien blijkt dat zij haar wettelijke verplichtingen inzake het in het verkeer brengen van de tomatenplanten heeft geschonden. 14. De motiveringsklacht faalt wegens gebrek aan feitelijke grondslag. Het hof heeft de vraag of [verweerster] ten aanzien van de aflevering van de tomatenplanten grove schuld verweten kan worden, behandeld in r.o. 17 en die vraag in ontkennende zin beantwoord. 15. Ook de rechtsklacht kan naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden. Het onderdeel verliest uit het oog dat, al aangenomen dat [verweerster] als producent van de geleverde tomatenplanten, alvorens de planten in het verkeer te brengen, actief had dienen op te treden om te voorkomen dat de door haar geproduceerde planten besmet zijn met een schadelijk organisme en dat [verweerster], door zulks na te laten, niet heeft voldaan aan de voorschriften van genoemd Besluit, daarmee nog niet gegeven is dat [verweerster] grove schuld in de zin van art. 9 lid 5 van de NVP-voorwaarden kan worden verweten. Het onderdeel geeft ook niet aan waarom die nalatigheid grove schuld in bedoelde zin zou opleveren. 16. De aanvullende klacht dat het hof heeft miskend dat [verweerster] zich naar maatstaven
12 van redelijkheid en billijkheid op de exoneratieclausules niet kan beroepen, indien blijkt dat zij haar wettelijke verplichtingen inzake het in het verkeer brengen van de tomatenplanten heeft geschonden, kan evenmin doel treffen. Nog daargelaten de vraag of deze klacht wel voldoet aan de ingevolge art. 407 lid 2 Rv aan een cassatieklacht te stellen eisen, nu het onderdeel nalaat de vindplaatsen in de stukken van het geding in feitelijke instanties te vermelden van de stelling dat [verweerster] zich om de door het onderdeel bedoelde reden op de exoneratieclausules naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan beroepen, valt niet in te zien waarom het hof het beroep van [verweerster] op haar exoneratieclausules als in strijd is met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid had moeten afwijzen, nu naar 's hofs oordeel [verweerster] geen grove schuld treft. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven de vraag of de toetsing van algemene voorwaarden, waaronder de toetsing aan maatstaven van de redelijkheid en billijkheid, een onderwerp is dat door het Weens Koopverdrag wordt geregeld en, zo neen, welk recht krachtens de regels van internationaal privaatrecht, mede gezien art. 6:247 lid 2 BW, op die toetsing van toepassing is (zie daarover Bertrams en Van der Velden, a.w., blz ). De conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392
ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie
ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR
Nadere informatieLJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie
LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring
Nadere informatieECLI:NL:HR:2003:AF2831
ECLI:NL:HR:2003:AF2831 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-04-2003 Datum publicatie 04-04-2003 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C01/186HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF2831
Nadere informatieECLI:NL:HR:2004:AM2315
ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315
Nadere informatieECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239
ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:HR:2007:BA6231
ECLI:NL:HR:2007:BA6231 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-07-2007 Datum publicatie 13-07-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/331HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA6231
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieHoge Raad der Nederlanden
4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:
Nadere informatieHoge Raad der Nederlanden
21 juni 1996 Eerste Kamer Nr. 16.009 (C 95/161) AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: AUTOMATISERINGSCENTRUM WIM VAN GENK B.V., gevestigd te Roosendaal, gemeente en Nispen, Roosendaal EISERES
Nadere informatieECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642
ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46
Nadere informatieECLI:NL:HR:2004:AM2358
1 of 5 3-8-2014 18:56 ECLI:NL:HR:2004:AM2358 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden C02/239HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2358
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481
ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieIN NAAM DER KONINGIN
2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatiede vennootschap naar Duits recht MECKLENBURGER KARTOFFELVEREDLUNG GMBH, gevestigd te Hagenow, Bondsrepubliek Duitsland,
LJN: AD9613, Hoge Raad, C00/311HR Datum uitspraak: 26-04-2002 Datum publicatie: 26-04-2002 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Cassatie Vindplaats(en): JOL 2002, 260 Rechtspraak.nl Uitspraak 26
Nadere informatieECLI:NL:HR:2014:3351. Uitspraak. Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2014:3351 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-03-2010 Datum publicatie 05-01-2016 Zaaknummer 200.015.254-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2016:2505
ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof
Nadere informatieECLI:NL:HR:2005:AR8876
ECLI:NL:HR:2005:AR8876 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 08-04-2005 Datum publicatie 08-04-2005 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C04/004HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR8876
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053
ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-07-2009 Datum publicatie 09-07-2009 Zaaknummer 316131 / HA ZA 08-2408 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:HR:2009:BH2624
ECLI:NL:HR:2009:BH2624 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 05 06 2009 Datum publicatie 05 06 2009 Zaaknummer 07/11607 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH2624 Civiel recht Bijzondere
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2011:BP3927
ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2015:6585
ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel
Nadere informatieECLI:NL:HR:2001:AD4914
1 of 5 12-10-2014 15:35 ECLI:NL:HR:2001:AD4914 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-12-2001 Datum publicatie 14-12-2001 Zaaknummer C00/042HR Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD4914 Rechtsgebieden
Nadere informatieDe Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,
Nadere informatieI n z a k e: T e g e n:
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BK7671
ECLI:NL:HR:2010:BK7671 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-02-2010 Datum publicatie 19-02-2010 Zaaknummer 08/02127 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK7671
Nadere informatiehttp://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...
Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel
Nadere informatieIn cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483
ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op
Nadere informatieECLI:NL:HR:2004:AO1428
ECLI:NL:HR:2004:AO1428 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-03-2004 Datum publicatie 19-03-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/295HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AO1428
Nadere informatieECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236
ECLI:NL:HR:2016:2707 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-11-2016 Datum publicatie 25-11-2016 Zaaknummer 15/05236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:874,
Nadere informatieHoge Raad der Nederlanden
c. ' ir. ij i O 29 mei 1987 Eerste Kamer Nr. 12.908 AT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. Peter STRUYCKEN, wonende te Gorinchem, 2. Gerard Anthony UNGER, wonende te Bussum, EISERS tot
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2012:BW1285 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/01468
ECLI:NL:PHR:2012:BW1285 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 01-06-2012 Datum publicatie 01-06-2012 Zaaknummer 11/01468 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBMNE:2016:6315
ECLI:NL:RBMNE:2016:6315 Instantie Datum uitspraak 02112016 Datum publicatie 22122016 Zaaknummer 4515811 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank MiddenNederland Internationaal privaatrecht
Nadere informatieECLI:NL:HR:2004:AR2782
ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782
Nadere informatieECLI:NL:HR:2007:BA1414
ECLI:NL:HR:2007:BA1414 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-06-2007 Datum publicatie 15-06-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/339HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA1414
Nadere informatie1 Het geding in feitelijke instanties
Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2016:2884. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1003, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2016:2884 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-12-2016 Datum publicatie 16-12-2016 Zaaknummer 15/04494 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1003,
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05
ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieRechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken
Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.
Nadere informatieECLI:NL:HR:2003:AF3057
ECLI:NL:HR:2003:AF3057 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2003:af3057 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21 03 2003 Datum publicatie 21 03 2003 Zaaknummer C01/201HR
Nadere informatieHoge Raad der Nederlanden
6 maart 1998 Eerste Kamer Nr. 16.561 (C97/040 HR) AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Karl Heinz HILLE, wonende te Haarlem, EISER tot cassatie, advocaat : mr E. Grabandt, t e g e n 1. de
Nadere informatieARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-hertogenbosch, sector civiel recht, eerste kamer, van 29 mei 2007, gewezen in de zaak van:
LJN: BA6976, Gerechtshof 's-hertogenbosch, C0501069 Datum uitspraak: 29-05-2007 Datum publicatie: 13-06-2007 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Nu gesteld noch gebleken
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer 200.091.734-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:HR:2002:AE4366
ECLI:NL:HR:2002:AE4366 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2002 Datum publicatie 28-06-2002 Zaaknummer C01/012HR Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE4366 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2009:BH4446
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:3834
ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatiehet college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:3066
ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:RBLIM:2017:3845
ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD
ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger
Nadere informatieVindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak
ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging
Nadere informatieECLI:NL:HR:1999:AA5088
ECLI:NL:HR:1999:AA5088 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 08-01-1999 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer C97/125HR Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie - Vindplaatsen
Nadere informatiePartijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
LJN: BY0971, Hoge Raad, 11/01100 Datum uitspraak: 04-01-2013 Datum publicatie: 04-01-2013 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Vindplaats(en): Art. 81 lid 1 RO. Door
Nadere informatieECLI:NL:HR:2016:2885. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2016:2885 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-12-2016 Datum publicatie 16-12-2016 Zaaknummer 15/04731 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004,
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2017:3619
ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01
ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:HR:2003:AL7059
1 of 6 12-10-2014 15:31 ECLI:NL:HR:2003:AL7059 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 05-12-2003 Datum publicatie 08-12-2003 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden C02/183HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AL7059
Nadere informatieECLI:NL:RBMNE:2015:6266
ECLI:NL:RBMNE:2015:6266 Instantie Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 18-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3818581 UC EXPL 15-1353
Nadere informatieLJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:
LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2015:5812
ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01
ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-10-2016 Datum publicatie 21-10-2016 Zaaknummer 200.181.474/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/
HET BENELUX-GERECHTSHOF LA COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/1/7 ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/1 -------------------------- Inzake : BEVIER VASTGOED B.V. tegen GEBR. MARTENS BOUWMATERIALEN B.V Procestaal
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Nadere informatieECLI:NL:HR:2004:AR3137
ECLI:NL:HR:2004:AR3137 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-11-2004 Datum publicatie 19-11-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C03/189HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR3137
Nadere informatieECLI:NL:HR:2016:2356. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00920
ECLI:NL:HR:2016:2356 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 04-11-2016 Zaaknummer 15/00920 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:238,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie
ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2007:BB1240
ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 266642 / HA ZA 06-2184 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:HR:2000:AA4941
ECLI:NL:HR:2000:AA4941 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-02-2000 Datum publicatie 13-08-2001 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C98/232HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2000:AA4941
Nadere informatieHoge Raad der Nederlanden
28 november 2014 Eerste Kamer 13/02749 LH/AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: TIDO VESTA NEDERLAND B.V., gevestigd te Naaldwijk, gemeente Westland, EISERES tot cassatie, advocaat: mr. P.J.L.J.
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935
ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935 Instantie Datum uitspraak 31-03-2009 Datum publicatie 03-04-2009 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer HD 200.002.315 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2017:2682
ECLI:NL:GHARL:2017:2682 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 200.189.034/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BN1414
ECLI:NL:HR:2010:BN1414 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-10-2010 Datum publicatie 15-10-2010 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C07/034HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN1414
Nadere informatieECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119
ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 Instantie Datum uitspraak 27-01-2004 Datum publicatie 20-02-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch C0201298-RO Civiel
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieLJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB
LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2015:350
ECLI:NL:GHARL:2015:350 Instantie Datum uitspraak 20-01-2015 Datum publicatie 26-01-2015 Zaaknummer 200.145.738-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel
Nadere informatieUitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: [Onteigeningswet, art. 40, art. 41]
Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: W.J.E. van der Werf. Tijdschrift voor Agrarisch Recht (TvAR), juli/augustus, Nr. 7/8, TvAR 2018/5940 22 december 2017 Hoge Raad Huiskavel, bouwblok, onteigening,
Nadere informatieECLI:NL:HR:2006:AW6166
ECLI:NL:HR:2006:AW6166 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 23-06-2006 Datum publicatie 23-06-2006 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/149HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW6166
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer
ECLI:NL:GHLEE:2004:AQ8119 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-08-2004 Datum publicatie 30-08-2004 Zaaknummer Rolnummer 0300145 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650
ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 17-05-2011 Datum publicatie 09-06-2011 Zaaknummer 302487 CV EXPL 10-8041 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2015:4468
ECLI:NL:RBROT:2015:4468 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer C-10-459512 - HA ZA 14-950 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:RBGEL:2017:4300
ECLI:NL:RBGEL:2017:4300 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 17-08-2017 Zaaknummer 57810247/CV VERZ 17-2894 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste
Nadere informatieLJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, Print uitspraak
LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, 107309 Print uitspraak Datum uitspraak: 17-03-2004 Datum publicatie: 13-05-2004 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie: In
Nadere informatieECLI:NL:GHARN:2007:BA9538
ECLI:NL:GHARN:2007:BA9538 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 10-07-2007 Datum publicatie 13-07-2007 Zaaknummer 0600551 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918
ECLI:NL:HR:2016:24 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/03918 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1701,
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2014:4609
ECLI:NL:GHDHA:2014:4609 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 03-06-2014 Datum publicatie 16-06-2015 Zaaknummer 200.132.906/01 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3234, (Gedeeltelijke)
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2012:BV6392
ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15-02-2012 Datum publicatie 21-02-2012 Zaaknummer 372890 / HA ZA 11-458 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2001:AB2754
ECLI:NL:PHR:2001:AB2754 Instantie Datum uitspraak 09-11-2001 Datum publicatie 12-11-2001 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad C00/054HR
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-01-2013 Datum publicatie 26-05-2014 Zaaknummer 200.053.330-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2015:9831
ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel
Nadere informatie