Elektrische instaltatie 200 Um 95 series 3.1. Fig.16. Het elektrisbhe systeem

Transcriptie

1 Het elektrisbhe systeem Elektrische instaltatie 200 Um 95 series 3.1 In veel gevallen zullen op de bestaande elektrische installatie nog andere verbruikers worden aangesloten. Het is belangrijk dat dit met zorg en volgens de onderstaands instructies wordt uitgevoerd omdat zelfs kleine storingen tot uitval van gr:ote delen van de elektrische installatie en zelfs tot stilstand van het gehele voertuig kan leiden. Fig.16 De opbouwfabrikant dient een schema van de toegevoegde elektrische installatie te maken en bij de wagenpapieren te voegen. Het gebruik van de kleurcodes die ook in het bestaande schema zijn gebruikt, maakt de aanleg niel alleen eenvoudiger maar maakt reparaties ook gemakkelijker. Kabeldiameters De doorsnede van de verbindingskabel tussen de startmotor en de accu's is afhankelijk van de lengte van de kabel, zie tabel 12. Tabel 12 Doorsnede van de kabel tussen startmotor en accu Lengte v/d kabel(m) N.B. Het is raadzaam deze kabel zo kort mogelijk te houden. doorsnede v/d kabel (mmz) 24 volt 12 volt tot DAF - aoril

2 De minimale doorsnede van de overige kabels kan in de onderstaande tabel worden afgelezen. Tabel 13 Maximaal ampèrage Kabeldoorsnede (mmz) 15 1,5 2, tot 2 m Kabellengte van 2-4 m van 4-8 m vanaf I m 24V 12V 2r[v 12V 12V 24Vt12V 99 22,5 13,5 37,5 22, ,5 7,5 22,5 12, s ,566 12, A zto 4A N.B. Vooral bij grotere slroom$terkten moet de kabellengle zo kort mogelijk worden gehouden. DAF-april

3 Capaciteit van de elektrische installatie De elektrische installatie mag extra worden belast tot de onderstaande waarden. Tabel 14 Voertuigserie * Neem contact op met DAF. Dynamo Amp.A/olt. 45 At12V 45 Al12V 55 A/12 V 35 A/24 V 55 N24V 55 Al24V 95 At24V Maximum extra belasting,oo * 259W 560W 300w f 1000 w Beveiliging elektrische instaltatie Het elektrische systeem is zodanig uitgevoerd dat alle apparatuur afzonderlijk beveiligd is tegen inductieve piekspanningen. Alle toe te voegen stroomverbruikers dienen daarom ook beveiligd te zijn tegen inductieve piekspanningen. Wanneer een toe te voegen stroomverbruiker deze beveiliging niet heeft, kan een diodebeveiliging (zie Fig. 17) worden gemonteerd. a = zekering b = schakelaar c = diode d = stroomverbruiker Fig. 17 Bij controle-metingen mogen inductieve piekspanningen bij minimaal 50 Hz niet hoger oplopen dan 40 volt. Wanneer deze waarde overschreden wordt, kan schade aan de elekîrische installatie ontstaan. De beveiligingsdiode, die DAF in het leveringsprogramma heeft (zie hoofdstuk 10), dient zo dicht mogelijk bij de stroomverbruiker te worden geplaatst. Denk bij het plaatsen van de diode aan de polariteitl N.B. Het is niet toegestaan de accukabels bij draaiende motor los te nemen. Bii het opladen van de accu's moeten altijd beide accukabels losgenomen worden. DAF - april

4 Aansluitmogeliikheden van de elekfrische installatie 200/400 serie 3.2 Deze voertuigserie heefl een 12 volts elektrische installatie met twee accu's die parallel geschakeld ziin. -Extra verbruikers kunnen op twee plaatsen worden aangesloten: in de zekeringskast en rechtstreeks op de accu. Fig.18 In de zekeringskast, die zich in het dashboard bevindt, kunnen op een aantal plaatsen exlra verbruikers worden aangesloten. Zie Fig. 19. Fig. f 9 De capaciteit van deze aansluitpunten is als volgt: Aansluiting Capaciteit 7A 15 Amp Amp. 7C 25 Amp.-. Via het contactslot geschakeld. --t --J I Verbruikers met een capaciteit van meer dan 25 Amp. mogen alleen rechtstreeks op de accu worden aangesloten. a = zekering b = schakelaar c = stroomverbruiker DAF - april

5 600 t/m 1000 series De voertuigseries 600 t/m 1000 hebben een 1 2 volts elektrische installatie met twee accu's die parallel geschakeld ziin. Extra stroomverbruikers kunnen aangesloten worden op een aantal plaatsen. Deze zijn in Fig. 21 aangegeven. Fig.21 Verbruikers met een capaciteit van meer dan 15 Amp. mogen alleen rechtstreeks op de accu worden aangesloten. a = zekering r-- L J 12V b = schakelaar c = stroomverbruiker Fig.22 Voor het aansluiten van accessoires is de cabine al voorzien van extra bedrading. De voedingsdraad bevindt zich achter het rechter binnenverlichtingsarmatuur. Het is een rode draad met een 3 mm steker. De maximale belasting is 5 Amp. De stroomtoevoer via deze draad wordt samen met het breedtelicht in- en uitgeschakeld. Fig. 23 DAF - aoril

6 Ook voor h t aansluiten van verlichting in de laadruimte is er al een stroomdraad gelegd. Deze paarsgekleurde draad, met een maximum capaciteit van 5 Amp., bevindt zich in de rechter langsligger, bij de versnellingsbak. Fig.24 De stroomtoevoer wordt geschakeld via een schakelaar op de console tussen de stoelen (zie Fig. 25) Fig.25 De achterlichten zijn voorzien van een speciale aansluiting voor de markeerverlichting van de opbouw. Fig.25 DAF - april

7 1100 t/m 3600 series Deze series ziin uitgerust met een 24 volts installatie met tvyee accu's dle in serie geschakeld zijn. Verbruikers met een capaciteit van meer dan 15 Amp. mogen alleen rechtstreeks op de accu's worden aangesloten. a = zekeríng b = schakelaar c = stroomverbruiker Fig Volts aansluiting In bepaalde gevallen zal een 12 volts aftakking noodzaketijk kunnen zijn. Dit kan met een omvormer zoals in Fig. 28 staat aangegeven. Een aansluiting aan slechts één accu is onder geen enkele voorwaarde toegestaan. + a = zekering b - schakelaar 24V c C = OmVOfmer d = stroomverbruiker 12V Fig.28 Bij DAF-omvormers (zie hoofdstuk 10), moeten zekeringen van 7,5 Amp. worden gebruikt. DAF - april

8 95 series De 95 voertuigseries hebben een 14 volts elektrische installatie met twee accu's die in serie geschakeld zijn. Extra stroomverbruikers kunnen aangssloten worden op een aantal plaatsen. Deze zijn in Fig. 29 aangegeven. Fig.29 De massskabels van deze verbrslkcra moeten worden aangesloten op het centrale maesasysteem van de trtrck. Oe kleurcode van het centrale massasysteem is wit en het heeft goen cilfercodering. Het is verboden om op witle barlrading met cilfercodering 0f100 een aansluiting te maken! Dit is de centrale msgaa voor de electronisoha componenten van de truck. In de hemel van de cabine bevindt zich een aansluiting vooî accessoires. De stroomtoevoer van deze aansluiting is via het contactslot geschakeld, zodat bij draaiende motor of met de contactsleutel op de accessoirestand, er spanning op de aansluiting staat. De aansluiting (code 1108) is geschikt voor 12 Volt, max. 7Amp. De aanstekerplug (24 V.) mag worden belast tot max. 7 Amo. Fig.31..DAF - april

9 Op de printplaat zijn twee aansluitpunten: a) rechtstreeks, 24 V. max. 10 Amp. b) via het contactslot, 24 V. max. 5 Amp. Aansluiting via de aceessoire-stand van het contactslot,24v. max. 4 Amp. Kleur wit, code 1'130 (naast diagnose stekker). ln de achterkant van de cabine is een aansluiting voor een werklamp geplaatst. Constante voeding 24 V. max.7amp.,i28

10 i:, ' Stroomverbruikers van meer dan 15 Amp. mogen alleen worden aangesloten op d6 accu's of op de B + aansluiting van de dynamo. Fig.35 Deze aansluiting in de verdeeldoos is alleen bij bakwagens aanwezig, 24 Volt max. 10 A kabelcodering Fig Volts aansluiting In bepaalde gevallen zal 6en extra 12 volts aftakking noodzakelijk kunnen zijn. Dit kan met een omvormer zoals in Fig. 37 staat aangegeven. Een aansluiting aan slechts één accu is onder geen enkele voorwaarde toegestaan. a = zekering b = schakelaar = Omvormer d = stroomverbruiker Fig.37 Bij DAF-omvormers (zie hoofdstuk 10), moeten zekeringen van 7,5 Amp. worden gebruikt. DAF - april

11 Extra accu's en dynamo's 200 Um 95 series 3.3 Het kan voorkomen dat het aantal extra stroomverbruikers dat geplaatst moet worden zeer groot is of dat er veel elektrische energie gevraagd wordt bij stationair draaiende motor. De capaciteit van de bestaande elektrische installatie zal dan in veel gevallen onvoldoende blijken te zijn. Extra accu's, extra dynamo's of dynamo's met een grotere capaciteit bieden dan uitkomst. De volgende afbeeldingen laten zien hoe extra accu's aangesloten dienen te worden. 200 t/m 1000 series 12V i-a-li-rl-l r T lr T I L-f J r-t-, II a = controle relais b = contact relais c = diode d = varistor e - stroomverbruiker Fig.38 DAF - april

12 1100 Um 95 series d a=conlrolerelais b = contact rèlais c =diode d= varistor e = stroomverbruik Fig.39 De benodigde onderdelen voor het SAnsluiten van extra accu's kunnen worden geleverd door DAF; zi hoofdstuk 10 voor de bestelnummers. Voordat er extra accu'$ worden geplaatst moet m6n zich er van vergewissen dat de dynamocapaciteit van het voertuig votdoende is om alle acculs op te laden. ls dit niet het geval dan kan een zwaardere of ee-n extra dynamo wolden gemonteerd. Fig. 40 toont het schakel6chema voor ean extra dynamo. Het is niet noodzakelijk dat.deze dynamo dezelfde capaciteit heeft als de originele dynamo, maar hij dient wel van hetzelfde merk te zijn en een geintegreerde spanningsregelaar te hebben. Neem in deze gevallen conlact 0P mel DAF. Fig. a0 DAF-april