Filosofische vaardigheden. Tekstanalyse, argumentatie, schrijven en spreken in het openbaar.
|
|
- Irma Nora Meyer
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Filosofische vaardigheden. Tekstanalyse, argumentatie, schrijven en spreken in het openbaar. Faculteit Wijsbegeerte Vrije Universiteit Augustus 2012 Geschreven en samengesteld door: Dr. A. Halsema Dr. M. Willemsen
2 Verantwoording herziene versie Deze syllabus is tot stand gekomen in samenwerking met de docenten die in de periode en het vaardighedenonderwijs aan de Faculteit Wijsbegeerte verzorgden: drs. H. van den Berg, dr. A. Halsema, drs. M. Heijdra, drs. M. Martijn, dr. H. de Regt, dr. A. Verbrugge, dr. M. Willemsen. Het hoofdstuk Tekstanalyse is gebaseerd op de reader die tot 2003 gebruikt werd bij de cursus Tekstanalyse. Het cursusmateriaal werd in de jaren negentig door dr. M. Willemsen ontwikkeld met financiële steun van het Onderwijs Kwaliteitsfonds van de Vrije Universiteit en in nauwe samenwerking met Margreet Onrust van het Taalcentrum-VU. Het hoofdstuk Het schrijven van een filosofische tekst is deels gebaseerd op, en dient als vervanging voor de Richtlijnen voor het schrijven van een paper of thesis van dr. M. Willemsen. De Bijlage Bibliografische bestanden is geschreven door de vakreferent filosofie van de Universiteitsbibliotheek van de VU, drs. R. de Joode. Deze syllabus is in 2012 herzien en bijgewerkt door de studentassistenten die het onderdeel Studievaardigheden verzorgden in Bachelor 1, Jamie Assendorp en Ype de Boer. Van hun hand is het eerste hoofdstuk, Studievaardigheden. Annemie Halsema Augustus
3 Inhoudsopgave 1. Studievaardigheden 3 2. Tekstanalyse 6 3. Praktische argumentatie Het schrijven ven een filosofische tekst Spreken in het openbaar Het Socratisch gesprek 43 Bijlage 1: Bibliografische bestanden 50 Bijlage 2: Plagiaat 51 Bijlage 3: Richtlijnen voor niet-seksistisch taalgebruik 52 Geraadpleegde literatuur 54 2
4 1. Studievaardigheden 1.1 Nieuw terrein De studie Wijsbegeerte is voor sommigen onder jullie de eerste kennismaking met de universiteit en het academische leven. Zoals welbekend verschilt het algemene karakter van universiteiten in veel opzichten van dat van middelbare scholen en HBO s. Hoewel in het vwo een zelfstandige studiehouding tot op bepaalde hoogte al wordt aangeleerd, is het pas op de universiteit dat een dergelijke houding het uitgangspunt vormt. Tevens is Wijsbegeerte binnen de universiteit een bijzondere studie en vakgebied wat betreft academische methode en techniek. Hieronder staan enkele belangrijke verschillen. Algemene verschillen tussen universitair studeren en hoger of middelbaar onderwijs. - In tegenstelling tot het onderwijs op de middelbare en hogeschool, komt het op de universiteit vaak voor dat er geen aanwezigheidsplicht bij colleges is. Er wordt wel verwacht dat je aanwezig bent. Hiervoor ben je echter zelf verantwoordelijk. - Voor een vruchtbaar college is het van belang dat je altijd voorbereid op college komt. De docenten gaan er vanuit dat de opgegeven stof gelezen is en richten het college ook op die wijze in. Zo komt het voor dat de docent tijdens een college inzoomt op een kernpassage en andere gedeelten omwille van de tijd onbehandeld laat. Het is evenzeer gangbaar dat een actieve inbreng van je gevraagd wordt tijdens discussies (met name tijdens werkcolleges). Hiervoor geldt dat voorbereiding lang niet altijd wordt nagegaan door de docent: dit is je eigen verantwoordelijkheid. - Er wordt zelfstandig onderzoek van je verwacht in de vorm van literatuurstudies, papers en uiteindelijk de scriptie. Hiervoor is het van belang dat je je kritisch kunt verhouden tegenover ideeën en teksten. Dit is een groot verschil met het HBO waarin toepassing van theorieën centraal staat. Verschillen tussen Wijsbegeerte en andere universitaire studies - Wijsbegeerte is geen empirische wetenschap zoals bij bèta- en gammastudies. Hoewel empirische gegevens aanleiding kunnen geven tot, of bruikbaar kunnen zijn voor onderbouwing van, filosofisch onderzoek, word je in de studie Wijsbegeerte niet tot empirisch onderzoeker opgeleid. - Methode is binnen filosofie een heikel punt: er is niet één en slechts één juiste filosofische methode. Voor een groot gedeelte behelst het filosofisch discours deze vraag: wat is (de juiste methode van) filosofie beoefenen? - Er zijn uiteraard wel enkele vaardigheden die filosofen dienen te beheersen. Inhoudelijke tekstanalyse (Hoofdstuk 2), argumentatie (Hoofdstuk 3) en het schrijven van papers (Hoofdstuk 4) staan in de studie Wijsbegeerte centraal. Tevens zijn spreken in het openbaar (Hoofdstuk 5) en het voeren van een socratisch gesprek (Hoofdstuk 6) belangrijke filosofische vaardigheden. 1.2 Het volgen van een wijsgerig college Doorgaans worden er twee collegevormen onderscheiden: hoorcollege en werkcollege. In een hoorcollege staat de uitleg van de docent centraal. Het college kan een analyse van een filosofische tekst zijn, een schets van een filosofisch historische ontwikkeling of debat zijn, of een uitdrukking van 3
5 het eigen gedachtegoed van de docent. Het is handig een goed beeld te krijgen van het doel van het hoorcollege. Staat de tekst centraal dan is het van belang het verhaal van de docent steeds te relateren aan deze tekst. Gaat het om een ontwikkeling dan moet je de grote lijn kunnen reproduceren. Is het vooral de interpretatie of het verhaal van de docent dat centraal staat dan moet de gedachtegang van de docent herhaald kunnen worden. Het maken van aantekeningen kan hierbij goed helpen. Schrijf die dingen op waar de leraar zelf de nadruk op legt. In het werkcollege staat de student centraal. Vaak heeft een werkcollege de vorm van een discussie of gesprek. Er kunnen opdrachten van studenten besproken worden of presentaties door studenten gegeven worden. Het doel is vaak door middel van gesprek elkaar te helpen om inzicht in de op het college behandelde problematiek te verkrijgen. Argumentatie en verwijzing naar de tekst staan hierin centraal. Hoewel filosofie bekend staat als een studie voor zogenaamde Einzelgängers, is het aan te raden om ook op eigen initiatief met elkaar gesprekken over de collegestof te voeren. In een gesprek word je gedwongen je eigen gedachten of interpretaties tot coherente verhalen om te vormen en word je dubbel getoetst: je toetst jezelf door je eigen gedachten scherp te krijgen en je wordt door de ander getoetst op je kennis. 1.3 Het voorbereiden voor een tentamen Een universitair tentamen verschilt veel van een proefwerk in het voortgezet onderwijs. Waar in het voortgezet onderwijs veel nadruk wordt gelegd op feitenkennis, dien je op de universiteit vaak blijk te geven van inzicht. Dit geldt a forteriori voor de studie wijsbegeerte. Uiteraard is het belangrijk de opgegeven literatuur te kennen, belangrijker is het echter deze te begrijpen. Een goede voorbereiding houdt dus meer in dan het uit het hoofd leren van de teksten. Hoe bereid je je nu goed voor? Ten eerste is het van belang goed op de hoogte te zijn van het soort vragen dat je bij het tentamen mag verwachten. Vaak is een docent bereid een voorbeeldtentamen in de digitale leeromgeving te plaatsen. Dit geeft een goede indruk van het daadwerkelijke tentamen. Beschouw het volgende voorbeeld. 8. Plato s Ideeën a. Leg de Ideeënleer van Plato uit aan de hand van de grotvergelijking. 1 Bij deze vraag moet je letten op een aantal punten. Je zult naast het beantwoorden van de vraag een aantal begrippen uit moeten leggen, ook al wordt hier strikt genomen niet naar gevraagd: -Wat is de Ideeënleer van Plato? -Wat is, zowel inhoudelijk als qua vorm, de grotvergelijking? -Welke begrippen uit zowel de Ideeënleer als de grotvergelijking zijn relevant? -Etc. Vaak gaat op: schrijf liever teveel dan te weinig. Voer echter slechts die zaken aan die relevant zijn. Daarnaast dien je er rekening mee te houden dat de facto kennis van de literatuur niet volstaat. Een docent zal toetsen of je dwarsverbanden met andere teksten doorziet, de wijsgerige tekst in de juiste context kunt begrijpen, etc..wat er van je verwacht wordt is te vinden in de 1 Voorbeeldvraag uit het voorbeeldtentamen voor het vak Antieke en patristische filosofie van dr. M. Martijn 4
6 studiehandleiding van het betreffende vak. Ook doe je er goed aan ruim van tevoren te beginnen met de voorbereiding. Al te vaak komt het voor dat men pas doorheeft iets niet te begrijpen wanneer het al te laat is. In dit verband helpt het om met je medestudenten de teksten te bespreken, of, wanneer je liever alleen studeert, vragen te formuleren en deze schriftelijk te beantwoorden. Meestal kom je er tijdens het spreken of schrijven achter wat je wel of niet begrijpt. In het geval van tentamenvrees is het mogelijk raad te vragen aan de studieadviseur of je mentor. Schroom niet hen op te zoeken: zij zijn er om je te helpen. 5
7 2. Tekstanalyse 2.1 Niveaus van analyse: van oriënterend tot grondig lezen Bij de systematische analyse van filosofische (en andersoortige) teksten is een onderscheid te maken tussen drie niveaus waarop de analyse kan gebeuren: macroniveau, mesoniveau en microniveau. Het macroniveau is het niveau van de tekst als geheel. Op dat niveau analyseren we de grote lijnen van de tekst. Een belangrijke vraag op macroniveau is bijvoorbeeld: wat is de probleemstelling van de tekst? Het mesoniveau is het niveau van de middelgrote onderdelen van de tekst: de paragrafen en de alinea s. Op dit niveau concentreren we ons op de ontwikkeling per alinea: hoe ontwikkelt de tekst zich van alinea tot alinea? Het microniveau, ten slotte, is het niveau van de zinnen. Wat gebeurt er van zin tot zin in de tekst? Hoe hangen de achtereenvolgende zinnen precies samen? Het analyserend van niveau naar niveau afdalen is een beweging van steeds dieper de tekst ingaan. Wat we doen is eigenlijk verschillende manieren van lezen toepassen: oriënterend, globaal en grondig lezen. Bij oriënterend lezen van een tekst gaat het erom te kijken hoe de tekst in elkaar zit. Dit is het soort lezen dat je doet als je een boek voor het eerst in handen hebt: je leest de flaptekst en het voorwoord, bekijkt de inhoudsopgave en het register, en je werpt een blik op de eventuele samenvatting. Vervolgens vorm je een beeld van waar de tekst in grote trekken over gaat, waarbij je vooral geïnteresseerd bent in de probleemstelling (die hoofdvraag van de tekst kun je bijvoorbeeld al uit de titel of de flaptekst aflezen, of in de eerste paragraaf geformuleerd zien). Oriënterend lezen is soms voldoende - bijvoorbeeld als je bepaalde literatuur wilt bijhouden, zonder de details te hoeven weten -, maar meestal is een dergelijke oppervlakkige lezing een voorbereiding op een verdere kennismaking met de tekst. Het analyseren op macroniveau is te beschouwen als een systematische variant van het oriënterende leeswerk. Bij globaal lezen is het de bedoeling de rode draad van de tekst te vinden. Wie ooit eens een cursus snel lezen heeft gevolgd, weet dat je de belangrijkste informatie in een tekst meestal vindt door het begin en slot van paragrafen en alinea s te lezen en door de aandacht te richten op gemarkeerde stukjes tekst. Globaal lezen levert vooral wat op als je niet vergeet wat je bij oriënterend lezen aan de weet bent gekomen: je moet bijvoorbeeld proberen de nu verkregen informatie in te passen in het kader van de probleemstelling die je in die eerdere fase al hebt opgespoord. Het analyseren op mesoniveau hangt samen met deze manier van lezen. Bij grondig lezen doe je verschillende dingen. Ten eerste lees je de tekst nauwkeurig door. Je neemt de tekst van woord tot woord en van zin tot zin tot je. Daarbij zoek je termen die je niet kent op in een naslagwerk. Ten tweede doordenk je wat er eigenlijk staat en maak je gevolgtrekkingen die impliciet blijven in de tekst. En ten derde vorm je je een kritisch oordeel over de tekst: klopt wat hier staat eigenlijk wel; bevat deze tekst geen tegenspraken; is wat hier gezegd wordt belangrijk? Het analyseren op microniveau houdt verband met de eerste fase van het grondig lezen: het van woord tot woord en - in deze cursus vooral - van zin tot zin volgen van het geschrevene. 6
8 2.2 Macroniveau Het analyseren op macroniveau levert een soort röntgenfoto van de tekst. Op dit niveau breng je een aantal belangrijke hoofdzaken in kaart. Allereerst vorm je je een beeld van de context van het werk. Daartoe heb je gegevens nodig over de auteur, tijd waarin het werk is geschreven, en eventueel (als het om een artikel of deel van een boek gaat) over het tijdschrift of de bundel waarin de tekst is verschenen. Vragen die relevant zijn in dit stadium zijn bijvoorbeeld: tot welke stroming behoort de auteur; heeft hij of zij meer boeken geschreven en zo ja, hoe verhoudt dit werk zich dan tot die andere geschriften; aan welke discussie levert het een bijdrage? Zo is het voor een eerste begrip van het werk Over de methode van René Descartes van belang te weten dat in Descartes werk afscheid wordt genomen van een aristotelisch wereldbeeld en de stap wordt gezet naar een mechanisch wereldbeeld. Het is relevant om je te realiseren wat die overgang inhoudt (- en bij daadwerkelijke lezing moet je je afvragen wat er van die overgang zichtbaar wordt in de tekst zelf.) Je concentreert je verder op de titel: wat betekent deze titel? Neem bijvoorbeeld de volgende titel van een belangrijk boek van Jean François Lyotard: Het postmoderne weten. Een verslag. Wat zegt deze titel je over de inhoud en over de structuur van het werk? Let ook altijd op de oorspronkelijke titel. In dit geval: La condition postmoderne - rapport sur le savoir. Of neem een andere titel van een hedendaagse filosofe, Martha Nussbaum: The fragility of goodness: luck and ethics in Greek tragedy and philosophy. Wat geeft deze (poëtische) titel voor indruk van het ermee aangeduide werk? Ook kijk je naar de inhoudsopgave. Op grond van de hoofdstuktitels en paragraaftitels vorm je je een beeld van de inhoud en structuur van het werk. Sommige teksten hebben een zeer gelaagde structuur met hoofdstukken die bestaan uit paragrafen, subparagrafen en zelfs subsubparagrafen. Vooral argumentatieve teksten hebben zo n ondergeschikkende opbouw. Bij andere teksten, zeker bij die van beschouwende aard, is de opzet minder gelaagd: de paragrafen staan nevengeschikt bijeen. Dergelijke structuurkenmerken kun je aan de inhoudsopgave al aflezen. Ga verder na of de auteur ergens een samenvatting heeft opgenomen. Zo geeft Descartes aan het begin van Over de methode een kort overzicht van wat in de zes gedeelten van dit werk behandeld wordt. Een blik op de voetnoten, literatuurverwijzingen en het register kan je eventueel nog meer relevante informatie geven, die je in de voorbereiding op het echte leeswerk kan helpen. Je belangrijkste houvast op macroniveau biedt echter de inleiding met probleemstelling. Meestal zal een auteur ergens aan het begin van het werk aangeven wat precies de kwestie is die in het komende werk aan de orde wordt gesteld. Het is zaak om die probleemstelling aan de weet te komen. De probleemstelling bepaalt in hoge mate de inhoud en structuur van de tekst. Er zijn diverse typen probleemstellingen te onderscheiden: beschrijvend; verklarend, evaluerend, stellend. Deze komen ook elders in deze reader, in het hoofdstuk over schrijven, aan de orde. Zoals je je als schrijver bewust moet zijn van de vraag die je wilt stellen, zo moet je je als lezer afvragen wat voor soort kwestie de auteur gaat behandelen en met wat voor type tekst je te maken hebt. Je moet in staat zijn om te herkennen wat voor soort tekst je aan het lezen bent. Vraag je altijd af door welke probleemstelling de tekst wordt gedragen. Daarbij kan het helpen om te letten op de werkwoorden die de auteur, veelal in de inleiding, gebruikt om aan te geven wat er te gebeuren staat. 7
9 Typen probleemstellingen: 1) beschrijvend: wat is...? evt. in de inleiding gebruikt werkwoord: beschrijven, laten zien, schilderen, kenschetsen, karakteriseren, typeren, uiteenzetten, verslag doen, rapporteren, berichten, meedelen... 2) verklarend: waarom...? evt. in de inleiding gebruikt werkwoord: analyseren, verklaren, laten zien... 3) evaluerend: wat is... waard? evt. in de inleiding gebruikt werkwoord: evalueren, beoordelen, veroordelen, verdedigen, becommentariëren, recenseren... 4) stellend evt. in de inleiding gebruikt werkwoord: beweren, stellen, betogen, beargumenteren, concluderen... Als je alle gegevens met betrekking tot context, titel, inhoudsopgave, probleemstelling en wat ook maar voor een eerste oriëntatie van belang is in kaart hebt gebracht, ben je goed voorbereid op een eerste lezing van de tekst. Bij zo n eerste lezing moet je met grote stappen door de tekst heengaan. Probeer daarbij vooral dóór te lezen en let in het bijzonder op typisch aankondigende, terugwijzende, samenvattende en concluderende zinnen of passages. Die kunnen je namelijk helpen bij het in het oog houden van de grote lijn. 2.3 Mesoniveau Nadat je door middel van een analyse op macroniveau de grote lijnen van de tekst in beeld gekregen hebt, kun je overgaan naar het mesoniveau. Dit is het niveau van de hoofddelen van een tekst, dat wil zeggen dat van de paragrafen. Als het goed is, werkt de auteur via de paragrafen de gekozen probleemstelling uit. Binnen deze eenheden concentreren we ons bij de mesoanalyse op de achtereenvolgende alinea s. De alinea is de beslissende eenheid op mesoniveau. In een paragraaf zeker in een wat langere paragraaf - hebben sommige alinea s een bijzondere functie: ze brengen grotere verbanden aan in de tekst, bijvoorbeeld door vooruit te wijzen of terug te wijzen. Zulke alinea s noemen we hier schakelalinea s. Vaak is de openingsalinea en/of de slotalinea van een paragraaf zo n schakelalinea. Het is nuttig om zulke alinea s goed in de gaten te houden, omdat ze een soort samenvatting van (een deel van) de tekst bieden. Vanwege hun verband stichtende rol in het geheel van de tekst bevinden schakelalinea s zich op de grens van macroniveau en microniveau. Als je, bijvoorbeeld door het bekijken van schakelalinea s, zicht hebt op de plaats van de paragraaf in de gehele tekst, kun je van alinea tot alinea gaan analyseren. Bij de analyse van achtereenvolgende alinea s draait het om de volgende vragen: - Wat is het thema van de alinea: waarover gaat dit stukje tekst globaal gesproken? - Wat is in essentie de inhoud van de alinea: wat is de inhoudelijke kern van wat er gezegd wordt? - Wat is het verband tussen deze alinea en de vorige alinea (of zelfs, tussen deze alinea en de omringende alinea s): hoe hangt deze alinea samen met wat voorafging (of zelfs, met wat volgt)? 8
10 Een eenvoudig voorbeeld uit een filosofisch artikel kan illustreren wat precies de bedoeling is: G.E. Lock, Wijsgerig Perspectief 26. Er is - op dit punt - een overeenkomst tussen de Wittgenstein van de Philosophische Untersuchungen en de Oxford-school. Ook deze laatste stroming, die zich in de jaren vijftig met het nauwkeurig beschrijven van de taal bezighield, wees het opstellen van systematische theorieën af. Er zijn natuurlijk belangrijke verschillen tussen deze twee benaderingen. Zo gelooft Ryle bijvoorbeeld in tegenstelling tot Wittgenstein, dat er wel specifieke filosofische waarheden te vinden zijn. Maar ondanks alle fundamentele verschillen stemmen ze overeen in hun afwijzing van de noodzaak van een kunstmatige, logisch superieure taal voor de behandeling - en eventueel de oplossing - van wijsgerige problemen Dit is een schoolvoorbeeld van een alinea. Thema, inhoudskern en verbandaanduiding zijn makkelijk te vinden: Het thema: de overeenkomst tussen (de latere) Wittgenstein en de zogenaamde Oxford-school. De inhoud in essentie, de inhoudskern: Wittgenstein en de Oxford-school wezen het opstellen van systematische theorieën af. Het verband: op dit punt verwijst naar een of ander punt dat in het voorafgaande kennelijk genoemd is (bij een serieuze analyse zou je dat punt dan precies moeten aangeven). Er blijken nu wat betreft de genoemde drie dingen zekere wetmatigheden te zijn: - Het thema van de alinea staat doorgaans in de eerste zin, al is het soms in een heel algemene, of rudimentaire vorm. Maar: soms moet je de hele alinea bestuderen om te kunnen afleiden wat nu eigenlijk het thema is. - De inhoudskern staat doorgaans in de eerste zin (en valt dan min of meer samen met het thema), of in de tweede zin (als directe uitwerking van het thema), of in de laatste zin van de alinea (als een soort conclusie waar de alinea naar toegeschreven is). Maar: soms staat de kern van het beweerde niet met zoveel woorden in de alinea - dan moet je zelf een kern zien te formuleren; en soms staan er verschillende kernen in een alinea - die moet je dan alle noemen en zo mogelijk met elkaar in verband brengen. En eventueel moet je de alinea opdelen in verschillende alinea s. - Het verband met de voorafgaande alinea( s) wordt doorgaans in de eerste zin gepresenteerd. Maar: auteurs geven verbanden niet altijd expliciet aan - dan moet je als het ware van binnenuit (door de alinea goed te lezen) erachter zien te komen wat het verband is tussen deze alinea en wat voorafging. Waar het om gaat is dat je bij het analyseren van een paragraaf ten slotte uitkomt op een degelijke samenvatting van de tekst: een lijstje met thema s, met daarbij de essentiële informatie per alinea en een omschrijving van de samenhang tussen de diverse alinea s. Opgemerkt zij hier nog dat het nu eens handig is om eerst te zoeken naar het verband, dan weer om te beginnen met het opsporen van het thema en weer een andere keer om als eerste zet te kijken naar de kern van de alinea. Het hangt van de aard van de tekst af wat in een gegeven geval de beste volgorde is. En veelal gaat het zoeken naar thema, kern en verband in één beweging alleen in de analyse houd je die drie zaken goed uit elkaar. 2.4 Microniveau Ging het op het macroniveau om de grote lijnen van de tekst, op het mesoniveau om de thema s, de specifieke informatie en de verbanden per alinea, op het microniveau bewegen we 9
11 ons op het terrein van de zinnen. Op dit niveau is veel te doen. Wanneer je eens hardop lezend en denkend met een groepje mensen een klein stukje van een filosofische tekst doorneemt, blijkt dat er van zin tot zin niet alleen zuivere informatie te bekomen is, maar dat er ook diverse vooronderstellingen naar boven te halen zijn. Verder zijn er doorgaans verschillende retorische trucs en interessante stijlkenmerken die een rol spelen bij het lezen van de tekst. Maar dergelijke kwesties van betekenis, verzwegen vooronderstellingen, retorica, stijl zijn moeilijk te systematiseren. Wat we wel op een tamelijk systematische wijze kunnen doen, is de verbanden tussen zinnen in kaart brengen. We zullen ons concentreren op twee soorten samenhang: inhoudelijke samenhang en referentiële samenhang. Bij het zoeken naar de inhoudelijke samenhang tussen zinnen let je op de verbanden tussen zinsinhouden: met elke nieuwe zin wordt een nieuwe inhoud geïntroduceerd, die op een bepaalde manier verband houdt met de vorige inhoud. Deze verbanden worden soms expliciet aangegeven (door zogenaamde structuuraanduiders, zoals voegwoorden of bijwoorden), maar vaak ook niet. Als ze niet worden aangegeven moet je uit de inhouden van de betrokken zinnen afleiden welk verband er aan de orde is. Bij het nagaan van referentiële samenhang tussen zinnen (en ook binnen de zinnen) let je op verwijswoorden (zoals hij, haar, deze, daarmee ) en kijk je waar deze betrekking op hebben. Aanduidingen in afzonderlijke zinnen kunnen verwijzen naar een en dezelfde referent. Zo kunnen ketens van antecedenten relaties ontstaan die de inhouden van achtereenvolgende zinnen met elkaar verbinden. Verwijswoorden zorgen voor continuïteit in een tekst. Het is zaak om die continuïteit goed in het oog te krijgen. I Inhoudelijke samenhang Verbanden tussen zinnen worden lang niet altijd expliciet aangegeven. Bezie bijvoorbeeld het volgende fragment uit een literaire tekst. Het zijn de openingszinnen van een novelle van Hermans: Willem Frederik Hermans, Het behouden huis De grote tak, bijna de hele kruin lag ineens onder de boom, zonder dat ik gekraak hoorde. Het was overstemd door de knal uit een kortstondig struikgewas van aardklonten, niet ver bij de boom vandaan. Er volgden andere knallen, zonder dat ik de uitwerking zag. Ik keek niet om. Voor mij liep niemand. Ik was de voorste misschien. Er waren weinig bomen en ik moest goed zichtbaar zijn. Toch leek het of er in het wilde weg geschoten werd. Mijn voeten zwikten op de harde aardkluiten bij iedere stap. De helling was lang en steil. Aan de andere kant van de heuvel lagen de Duitsers. Ik hoopte dat zij ons tegemoet zouden komen. Ergens dekking zoeken, ergens stil wegkruipen. Alleen van dorst al kon ik bijna niet verder. Mijn veldfles was leeg. Ik keek om naar de anderen. Niemand was dicht genoeg bij dat ik om water had kunnen vragen. (Amsterdam: Bezige Bij 1976 (1951), pp. 5-6). Onder andere door het vrijwel ontbreken van verbandaanduidingen is de tekst spannend. De ik-figuur beschrijft wat zich voordoet, wat hij ziet. Samenhang tussen die ervaringen wordt nauwelijks aangebracht. In filosofische teksten gaat het meestal anders toe. Dat illustreert bijvoorbeeld het volgende stukje tekst: Rudolf Carnap, Philosophical foundations of physics. An introduction to the philosophy of science
12 Sommige filosofen zijn van mening dat men zich moet hoeden voor een al te scherpe scheiding tussen de wetenschappelijke en de wetenschapsfilosofische werkzaamheden die op een bepaald terrein verricht worden; en in zekere zin valt daar wel iets voor te zeggen. Want ook al dient men zich voortdurend bewust te zijn van het verschil tussen het onderzoek van de empirische wetenschappen en dat van de wetenschapsfilosofie, toch zullen beide vaak dooreen lopen. Zo zal een fysicus tijdens zijn werk regelmatig op methodologische vragen stuiten. Welke begrippen moet hij hanteren? Aan welke regels zijn die begrippen onderworpen? Volgens welk logisch systeem zal hij zijn begrippen definiëren? Al dit soort vragen vereist een wetenschapsfilosofisch antwoord, want empirische procedures kunnen hier geen uitsluitsel geven. Anderzijds is het eveneens onmogelijk in de wetenschapsfilosofie veel zinnig werk te doen zonder betrekkelijk goed op de hoogte te zijn van de empirische resultaten die de wetenschap heeft opgeleverd. [ ] Als iemand die wetenschapsfilosofische kwesties bestudeert niet terdege met een bepaald vakgebied bekend is, zal hij ook nauwelijks tot het stellen van belangwekkende vragen over de toegepaste begrippen en methodes in staat zijn. (In vertaling opgenomen in: Jan Bor en Sytske Teppema, 25 eeuwen filosofie. Teksten/Toelichtingen. Amsterdam: Boom 1992, p. 308.) Bij een analyse van dit fragment zou je precies moeten benoemen wat woordjes als want, zo, eveneens en anderzijds voor verband stichten. Behalve dergelijke woordjes kunnen ook de dubbele punt en de puntkomma als verbandaanduiding fungeren: wat is bijvoorbeeld de functie van de puntkomma - gecombineerd met het voegwoord en dat erop volgt - in de eerste zin van dit fragment? En ook wanneer in een zin geen verbandaanduiding staat, moet je aangeven hoe hij samenhangt met het voorafgaande. Zo is het duidelijk dat de drie achtereenvolgende vragen halverwege de alinea voorbeelden zijn van de methodologische vragen waarvan in de eraan voorafgaande zin sprake is. Dat verband moet je in je analyse vermelden. II. Referentiële samenhang Met referentie wordt gedoeld op het verschijnsel dat tekens in de taal een verwijzende functie hebben. Woorden of woordgroepen verwijzen naar entiteiten in de (tekstuele) werkelijkheid, zinnen verwijzen naar een situatie. Van referentiële samenhang is sprake als verschillende aanduidingen naar hetzelfde verwijzen. Een paar simpele voorbeelden: 1) Wittgenstein vertrok naar Noorwegen. Daar kwam hij tot rust. 2) Wittgenstein vertrok naar Noorwegen. Dat was een belangrijke beslissing. Door daar en hij in 1), die verwijzen naar de al eerder genoemde entiteiten Noorwegen en Wittgenstein, en door dat in 2), dat verwijst naar de situatie van het vertrekken van Wittgenstein (en wat voorafging om tot dat vertrek te kunnen komen), wordt samenhang gesticht en voor continuïteit gezorgd. Er zijn verschillende manieren waarop referentiële samenhang kan worden bewerkstelligd. De belangrijkste verwijswoorden zijn: a) persoonlijke verwijzingen: hij, zij, het, hun, onze, mijn... b) aanwijzende verwijzingen: dat, daar, deze, hier, zo... c) hernemende verwijzingen: hernemingen van eerder genoemde woorden (letterlijk, synoniem, parafraserend). Een voorbeeld van een stukje tekst met diverse verwijzingen: 11
13 (k) Plotinus, Enneaden V 1 [10] (vertaling Ferwerda) Daarom moeten er twee redeneringen gehouden worden tegen hen die zo geaard zijn, als tenminste iemand hen wil laten omkeren in de richting van de eerste dingen en hen weer tot het hoogste, het Ene, het eerste omhoog wil voeren. Wat zijn die beide redeneringen? De ene toont de waardeloosheid van dat waarvoor de ziel nu waardering heeft; daar zullen we het elders uitvoeriger over hebben. De andere onderwijst de ziel en brengt haar om zo te zeggen haar afkomst en haar waarde weer in herinnering; deze redenering gaat aan die andere vooraf en als deze duidelijk is ontwikkeld, zal ze ook de andere verhelderen. Hierover moet nu gesproken worden, want deze komt dicht bij het onderwerp dat we nu onderzoeken en baant de weg voor de andere. Bekijk nu de volgende zinnen: 1) Hegel zwaaide naar Schopenhauer. Hij zag hem niet. (Vraag: wie zag wie niet?) 2) Russell heeft Wittgenstein jarenlang begeleid. Hij kon dat op den duur echter niet volhouden. (Vraag: wie kon wat niet volhouden?) 3) Russel heeft Wittgenstein jarenlang begeleid. Deze kon dat op den duur echter niet volhouden. (Zelfde vraag als bij 2) Het is grammaticaal correct om naar het onderwerp van de vorige zin te verwijzen met een persoonlijk voornaamwoord (in dit geval hij in de voorbeelden 2) en 3)) en naar het lijdend voorwerp met deze. De eerste zin is daardoor wat vreemd. Want het is raar, zij het niet onmogelijk, om te zwaaien (Hegel) naar iemand (Schopenhauer) zonder naar die persoon te kijken. Op inhoudelijke gronden lijkt het meer voor de hand te liggen om te denken dat Schopenhauer Hegel niet zag. Maar dan had er eigenlijk moeten staan: Deze zag hem niet. Zo kan er soms een botsing zijn tussen wat er grammaticaal wordt gezegd en wat er inhoudelijk voor de hand ligt (maar goede schrijvers zullen het niet zo ver laten komen). Het is soms een gepuzzel om erachter te komen wat waarnaar verwijst. Maar bij lastige stukjes tekst kan het helpen om eens nauwkeurig alle verwijswoorden in te lossen. Daarbij kan een enkele keer blijken dat er vergissingen zijn gemaakt met de verwijswoorden of dat deze op een wat onduidelijke manier verwijzen. Dat is bijvoorbeeld nogal eens het geval met frasen als uit dit alles volgt dat..., hiermee is aangetoond dat... Bij zulke frasen moet je als lezer een beetje op je hoede zijn: uit wat precies volgt wat de auteur nu gaat zeggen? En waarmee exact is aangetoond wat de auteur vervolgens beweert? 2.5 Besluit Analyserend lezen is bij uitstek zinvol bij het in de weer zijn met filosofische teksten. Daarbij kan het helpen om de tekst op de hier besproken drie niveaus te analyseren. Je zult merken dat de ene tekst zich goed leent voor een analyse op macroniveau, terwijl de andere het best in de greep te krijgen is door een stevige mesoanalyse. Maar sommige teksten laten zich moeilijk benaderen via een macro- of mesoanalyse. Zo kan het bij de wat meer literair-filosofische teksten ondoenlijk zijn om per alinea naar thema en kern te zoeken. Bij zulke teksten is een lezing van zin tot zin vaak toch weer wel zinvol. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat je de hier uiteengezette methode koste wat kost op elke tekst toepast. Het gaat erom dat je een zekere vertrouwdheid krijgt met het 12
14 oriënterend, globaal en grondig lezen. De geboden hulpmiddelen kun je inzetten op momenten dat je werkelijk de grote lijnen van een tekst goed in het oog wilt hebben (macroanalyse), wanneer je een degelijke samenvatting van de tekst wilt hebben (meso-analyse), of op het ogenblik dat je dreigt vast te raken in een lastige alinea (micro-analyse). 13
15 3. Praktische argumentatie Argumenteren doen we iedere dag en we worden er ook iedere dag mee geconfronteerd: in de krant, in colleges, tijdens discussies over politieke of sociale kwesties. We proberen redenen te geven voor de meningen en stellingen die we naar voren brengen. Dat doen we in taal. Argumentatie is dus een sociale activiteit, die op denkwerk berust en verbaal is. Ze heeft betrekking op meningen die worden ontkracht of gerechtvaardigd. Het doel daarbij is om je toehoorder of publiek te overtuigen. Ook in de studie Filosofie zul je regelmatig argumenteren. Argumentatie komt onder meer voor: - bij het voeren van een betoog, mondeling of schriftelijk. Het doel is je publiek te overtuigen van een standpunt; - in een discussie of debat. Het doel is eveneens je publiek te overtuigen van een standpunt; - in een onderzoek. Hierin gaat het niet primair om overtuigen, maar om beweringen te funderen, te staven. Je bewijst beweringen met argumenten. Voor het beoefenen van filosofie is argumentatie dan ook van het grootste belang. Niet alleen treffen we het aan ter onderbouwing van stellingen in filosofische teksten, maar ook moeten we onze eigen visies op een adequate wijze funderen. In dit hoofdstuk worden enige elementaire aspecten van het argumenteren behandeld, waarbij het accent ligt op het achterhalen van de structuur van een redenering in filosofische teksten en op drogredenen. In de cursus Vaardigheden: Argumentatie in het eerste jaar van de opleiding worden deze onderwerpen nader uitgewerkt Argumentatie-analyse Enkelvoudige en complexe redeneringen Wanneer we de structuur van redeneringen willen achterhalen is het allereerst relevant te onderscheiden tussen conclusie en premissen. De premissen zijn de argumenten die bedoeld zijn om een conclusie aannemelijk of aanvaardbaar te maken. Voor de analyse van een betogende of argumentatieve tekst ga je eerst op zoek naar de conclusie en vervolgens naar de premissen die de conclusie moeten aantonen. Daarbij kunnen we enkelvoudige en samengestelde en meervoudige argumentatie onderscheiden. Bij enkelvoudige argumentatie wordt de conclusie direct door één of meer met elkaar samenhangende premissen aannemelijk gemaakt: P 1, P 2, P 3,, dus C. Bij samengestelde argumentatie is er sprake van meerdere premissen die in een opeenvolging van redeneerstappen de conclusie ondersteunen. De premissen verwijzen dus onderling naar elkaar. Daarbij vormt de ene premisse (B) als het ware een subconclusie, waarvoor de andere premisse (A) een premisse vormt. Hetzelfde geldt voor D (subconclusie) en C (premisse): 14
16 A B C D E F Samen beargumenteren B en D, via premisse E, de conclusie F. Bij meervoudige argumentatie is sprake van meerdere redeneringen met dezelfde conclusie. Er zijn dus meerdere afzonderlijke argumenten die ook afzonderlijk (en dus niet gezamenlijk, zoals bij samengestelde argumentatie) tot de conclusie leiden. In schema: A B C D E Een voorbeeld van een meervoudige redenering is: Prins Bernard heeft het land voor verrassingen gesteld. Want hij bleek na zijn dood zonder medeweten van RVD en koningin een aantal onthullende interviews te hebben gegeven. Daarnaast heeft hij toegegeven een aantal onwettige dochters te hebben. We onderscheiden: Premisse A: Prins Bernard bleek na zijn dood zonder medeweten van RVD en koningin een aantal onthullende interviews te hebben gegeven. Premisse B: Prins Bernard heeft toegegeven een aantal onwettige dochters te hebben. C(onclusie): Prins Bernard heeft het land voor verrassingen gesteld. Het redeneerschema ziet er dan als volgt uit: A en B dus C. In dit geval maakt het woordje Daarnaast duidelijk dat er sprake is van een meervoudige redenering. Het woordje daarnaast is een redeneringsindicator. In schema: A B C Een voorbeeld van een samengestelde redenering: Het is nuttig de richtlijnen in deze syllabus te volgen. Er wordt in de colleges in de bachelor Filosofie naar verwezen wanneer je een paper moet schrijven, omdat er goede tips in staan voor het schrijven van filosofische teksten. We onderscheiden: Premisse A: Er staan goede tips voor het schrijven van filosofische teksten in de syllabus. Premisse B: In de colleges in de bachelor wordt verwezen naar de syllabus, wanneer je een paper moet schrijven. 15
17 Conclusie: Het is nuttig om de richtlijnen in de syllabus te volgen. In schema: A B C (A dus B dus C, of: C want B want A). Aangezien A een argument vormt bij B en B weer een argument vormt bij C, spreken we van een samengestelde redenering Argumenteren pro en contra Argumenteren pro en contra is een speciaal geval van de complexe redeneringen. Hierbij worden niet alleen argumenten voor de stelling gegeven, maar ook tegen de stelling. Bijvoorbeeld: Het is warm vandaag, dus we kunnen wel eens naar het strand gaan. Maar er zullen wel lange files staan. De stelling in dit voorbeeld is: S: We kunnen wel eens naar het strand gaan Voor de stelling pleit: P(ro): Het is warm vandaag Maar ertegen pleit: C(ontra): Er zullen wel lange files staan In schema: P S C Bij een argumentatie pro en contra worden de argumenten vóór de stelling aan de linkerzijde genoteerd van de stelling. De argumenten tegen de stelling staan aan de rechterzijde. De volgende complexe redenering geeft een voorbeeld van deze notatiewijze: P 1 S C 1 P 1 C 1 P 1 P 1 C 1 P 2 P 1 P 3 P 3 P 1, P 2, P 3 en C 1 zijn 1 e orde argumenten. P 1 P 3 en P 1 C 1 noem je 2 e orde argumenten (dat wil zeggen subargumenten bij een argument, oftewel argumenten die een ander argument ondersteunen). Hierbij worden de argumenten die de argumenten vóór ondersteunen genoteerd door middel van dubbel-p. De argumenten die de contra-argumenten ondersteunen worden genoteerd met: P n C P 1 P 1 C 1 is een 3 e orde argument. Met behulp van de in deze paragraaf gemaakte onderscheidingen kun je argumentaties van auteurs analyseren en in premissen en conclusies uiteenleggen. Wanneer een redenering niet 16
18 helemaal helder is, kan het helpen om deze schematisch weer te geven. Daarmee krijg je niet alleen zicht op de argumentatiestructuur, maar ook op eventuele gebrekkige argumentatie (argumenten die de conclusie niet aantonen, of argumenten die de conclusie onvoldoende aantonen), en op mogelijkheden om de argumentatie te weerleggen. Maar de elementaire argumentatie die in deze paragraaf aan de orde is gesteld, helpt je niet alleen bij het analyseren van teksten van anderen. Ze kan je ook helpen je eigen argumentatie in een te schrijven tekst of te houden voordracht te ordenen. In de hoofdstukken over Schrijven (hoofdstuk 3) en Spreken (hoofdstuk 4) gaan we daar nader op in. 3.2 Drogredenen in het kort Bij drogredenen gaat het om stereotiepe vormen van ondeugdelijke argumentatie, dat wil zeggen argumentatie die wel min of meer overtuigend kan zijn, en dus een functie kan hebben in een discussie of dispuut, maar die toch volgens deugdelijkheidcriteria niet overtuigend zou moeten zijn. Het gaat hier dus om bedrieglijke redeneringen. In de cursus Vaardigheden: Argumentatie in Bachelor 1 wordt uitgebreider ingegaan op drogredenen, hier beperken we ons tot een opsomming van enkele gangbare drogredenen. Aristoteles was de eerste die min of meer systematisch studie maakte van bedrieglijke redeneringen en schijndiscussies, en ze classificeerde. Schijndiscussies zijn discussies waarbij niet werkelijk wordt ingegaan op een stelling of waarin de medediscussiant misleid wordt, afgeleid of op het verkeerde been gezet. Aristoteles lijst is in de loop der tijd aanzienlijk uitgebreid en ook anders geformuleerd, maar toch blijft de opzet van zijn leer in moderne behandelingen van drogredenen herkenbaar. Verder is Locke s Essay Concerning Human Understanding (1689) een belangrijke bron voor het indelen en aanwijzen van drogredenen. Naar het werk dat Aristoteles schreef waarin drogredenen werden onderscheiden, De Sophisticis Elenchis (= Over weerleggingen zoals sofisten die gebruiken), worden drogredenen ook wel sofismen genoemd. Aristoteles onderscheidt: Drogredenen in dictione: afhankelijk van taal Drogredenen extra dictione: onafhankelijk van taal. Hier ligt het misleidende in de zaak zelf. Hieronder volgen enkele veel gebruikte drogredenen: Drogredenen afhankelijk van taal: 1. Ambiguïteit of meerzinnigheid van woorden. Bijvoorbeeld: Ingezonden brief NRC (27/7/1985): Waar ik me ook altijd aan erger dat is het gebeier van de kerkklokken op zondagmorgen. Dat Jezus is opgestaan wil toch niet zeggen dat wij allemaal ook moeten opstaan? (Ambiguïteit van het woord opstaan.) 2. Amfibolie: grammaticale meerzinnigheid. Voorbeeld: Dat is een portret van Herman. (Het is onduidelijk of het portret Herman afbeeldt, of dat Herman het portret heeft geschilderd.) 17
19 3. Compositie en divisie: Wat geldt voor een deel, wordt verondersteld ook voor het geheel te gelden en omgekeerd, wat geldt voor het geheel, geldt voor een deel. Compositie: van deel naar geheel. Bijvoorbeeld: Deze speler speelt goed, dus zal het elftal wel winnen. (Wat geldt voor een individu, geldt niet per se ook voor het geheel waar dat individu deel van uitmaakt.) Divisie: van geheel naar deel. Bijvoorbeeld: Het elftal speelt goed, dus speler X heeft ook goed gespeeld. Taal-onafhankelijke drogredenen: 1. Many questions : vraag met veronderstelling(en). Voorbeeld: Sla jij je kind nog altijd? (Deze vraag is niet te beantwoorden zonder daarbij te erkennen dat je je kind slaat of geslagen hebt. Als je nee zegt, is de implicatie dat je je kind eerder wel sloeg. Zeg je ja dan geef je eenvoudigweg toe je kind te slaan.) 2. Ex consequentia: Voorbeeld: Als er rook is, dan is er vuur. Er is vuur, dus, er is rook 3. Secundum quid: overhaaste generalisatie. Bijvoorbeeld: Het eerste hoorcollege van de heer X was heel saai. Dus ik ga voortaan maar niet meer naar zijn colleges. 4. Petitio principii: cirkelredenering Voorbeeld: Veronica is de grootste omroep, want ze heeft de meeste leden. (Dit is een cirkelredenering, want de grootte van een omroep wordt gedefinieerd door het aantal leden.) 5. Non causa pro causa: tussen twee verschijnselen wordt een causaal verband verondersteld vanwege hun nauwe samenhang. Bijzonder geval hiervan: post hoc, ergo propter hoc, erna en dus erdoor. Bijvoorbeeld: Het invoeren van het alcoholverbod tijdens koninginnenacht was succesvol, want er zijn dit jaar aanzienlijk minder ordeverstoringen geweest. (Hierbij wordt er al te gemakkelijk van uit gegaan dat als een verschijnsel na een ander verschijnsel optreedt, het eerste verschijnsel de oorzaak is van de tweede. Terwijl bijvoorbeeld het feit dat het een zeer koude nacht was een meer voor de handliggende verklaring zou zijn.) 18
20 Ad -argumenten 1. Ad hominem: op de man spelen. Voorbeeld: Je kunt me nu wel verwijten dat ik de fusie niet heb voorkomen, maar je hebt zelf tijdens de aandeelhoudersvergadering ook geen mond open gedaan! (Voorbeeld van een drogreden Tu quoque, Jij ook ) Maar ook: De filosofie van Bacon is onbetrouwbaar, omdat hij wegens oneerlijkheid uit het ambt van kanselier is ontslagen. 2. Ad verecundiam: beroep op gezag of autoriteit. Voorbeeld: "Vrouwen beschikken over een heel andere logica dan mannen; dat meen ik als hoogleraar toch wel met enige nadruk te mogen zeggen." 3. Ad ignorantiam: beroep op onwetendheid. Het aannemen dat een stelling waar is, omdat niet bewezen is dat ze onwaar is, of omgekeerd. Voorbeeld: U kunt dit medicijn best gebruiken, want er zijn geen schadelijke effecten ontdekt. 4. Ad baculum: beroep op de stok. Je moet dat doen, anders., openlijke bedreiging van je tegenstander. Voorbeeld: U bent natuurlijk volkomen vrij om uw standpunt te bepalen, maar u moet zich wel realiseren dat wij uw grootste adverteerder zijn (en als u dat artikel over onze rol in Zuid-Afrika publiceert, kunt u ons wel schrappen als klant). 5. Ad populum: het argument doet een beroep op het publiek, op wat gemeengoed is. Voorbeeld: De monarchie is een goede zaak, want het merendeel van de Nederlanders vindt dat. 6. Ad misericordiam: beroep op medelijden. Voorbeeld: Ik heb nachtenlang doorgewerkt aan mijn scriptie, dus nu moet u me wel een voldoende geven. 7. Ad consequentiam: gericht op de gevolgen Een feitelijke stelling wordt in een ongunstig daglicht gesteld door te wijzen op mogelijke negatieve gevolgen, zonder dat de juistheid van het standpunt ter discussie wordt gesteld. Bijvoorbeeld: God bestaat, anders zou er geen hoop meer zijn. Een speciaal soort van deze drogredenen is de drogreden van het hellend vlak (slippery slope): de negatieve gevolgen worden te ver doorgetrokken. Er wordt ten onrechte van uitgegaan dat je van kwaad tot erger vervalt, wanneer je eenmaal aan iets begint. Bijvoorbeeld: Het legaliseren van euthanasie is onwenselijk, want leidt ertoe dat uiteindelijk iedere zieke van hoge leeftijd gedood kan worden. Of de (te) veelgehoorde bewering rondom het Generaal Pardon: Wanneer we asielzoekers die al enige jaren in Nederland leven een verblijfsvergunning geven, is het hek van de dam en wordt Nederland overstroomd met vluchtelingen en asielzoekers. 19
21 4. Het schrijven van een filosofische tekst Tijdens je studie zul je met grote regelmaat schriftelijke opdrachten, papers en werkstukken schrijven, en ter afsluiting een werkstuk voor de Bachelor en eventueel een Masterscriptie. Deze verschillende soorten teksten hebben een verschillende omvang: een opdracht beslaat vaak een beperkt aantal bladzijden, papers tussen de 5 en 15 bladzijden, het werkstuk waarmee je de Bachelor afsluit 20 bladzijden en de Masterscriptie 60 à 70 bladzijden. Met het soort tekst dat je schrijft, hangt ook de probleemstelling samen. Een kortere tekst vraagt om een meer ingeperkte thematiek. In dit hoofdstuk formuleren we de voorwaarden waaraan dergelijke teksten moeten voldoen en geven we een aantal tips en richtlijnen. 4.1 Vooraf: Overleg met de docent Het is van belang om voordat je aan de slag gaat zo precies mogelijk te weten wat de docent die jouw opdracht, paper, werkstuk of scriptie gaat beoordelen van je verwacht. Ga bij het schrijven van een opdracht, paper of werkstuk na welke specifieke eisen de betreffende docent stelt: ben je binnen de grenzen van een vastgesteld thema vrij in de keuze van een probleemstelling? moet je bepaalde literatuur gebruiken? wanneer is precies de uiterste inleverdatum? krijg je alleen maar een cijfer voor je tekst of volgt er een (tentamen)gesprek naar aanleiding van het geschrevene? Betreft het de scriptie, dan zul je in overleg met de begeleidende docent het thema, de probleemstelling en de te gebruiken literatuur vaststellen (zie hiervoor de Regeling afsluitend werkstuk Bachelor en de Scriptieregeling Master elders op de site). Maak al in een vroeg stadium samen met de docent een plan over de voortgang van het geheel. Zeker bij een scriptie is het van belang regelmatig contact te hebben met de begeleidende docent. 4.2 Eisen van wetenschappelijkheid en formele eisen Wie een universitaire studie afrondt, wordt geacht te kunnen schrijven volgens maatstaven van wetenschappelijkheid. Nu is over die maatstaven beslist te discussiëren, maar een zekere consensus bestaat er toch wel. In ieder geval moet je bij het schrijven van een filosofische wetenschappelijke tekst het volgende in acht nemen: het thema van je tekst moet filosofisch relevant zijn (zie 3.3); je tekst moet binnen het gekozen thema een duidelijke en belangwekkende vraag aan de orde stellen of een stelling naar voren brengen (zie 3.4); de gestelde vraag moet op gestructureerde wijze worden beantwoord of verder ontwikkeld. Ga je uit van een stelling, dan moet deze op logisch samenhangende wijze worden onderbouwd (zie 3.5); er moet recht worden gedaan aan de bronnen die je in je paper, werkstuk of scriptie gebruikt. Dat betekent dat je: 20
22 a) in je tekst en in de bibliografie naar de gebruikte literatuur verwijst volgens de regels die verderop in dit hoofdstuk beschreven zijn (zie 3.6); b) in je tekst de gebruikte literatuur inhoudelijk op correcte wijze weergeeft; je geeft in je tekst blijk van beheersing van de stof, creativiteit en visie. Verder word je geacht je bij het afwerken van de tekst te houden aan de volgende formele regels: je tekst moet volgens de aanvaarde spellingregels, in ondubbelzinnige bewoordingen, in grammaticaal correcte zinnen en in samenhangende alinea s geschreven zijn (zie 3.4 en 3.5); de uiterlijke verzorging van de tekst moet in orde zijn (zie 3.7). 4.3 Thema en probleemstelling Wat is een thema? Het thema is het algemene onderwerp waarbinnen je verhandeling zich afspeelt. Dat is in het geval van een paper of werkstuk doorgaans één van de onderwerpen die op het college in het kader waarvan het paper geschreven wordt, zijn behandeld. Bij een scriptie is het thema een onderwerp dat in de loop van je studie speciale aandacht heeft gekregen: het kan om een (of meer) denker(s) gaan, een belangrijk filosofisch geschrift, een stroming, een (of meer) concept(en). Zorg ervoor dat je bij het schrijven van een scriptie een thema kiest dat je werkelijk interessant vindt. Wat is een probleemstelling? Een thema is nog geen probleemstelling! Een probleemstelling is een specifieke vraag of stelling binnen het gebied van het vastgestelde thema. Het is erg belangrijk om de probleemstelling al in een vroeg stadium te formuleren. Dat is soms lastig, omdat je het een en ander moet lezen en begrijpen voordat je een dergelijke vraag kunt bedenken. Maar probeer in elk geval een voorlopige vraag of stelling te formuleren: die voorlopige probleemstelling, die je later eventueel nog kunt aanscherpen, kan je helpen bij het maken van een eerste opzet van je paper, werkstuk of scriptie. Er zijn een aantal zaken waar je op moet letten bij de formulering van je probleemstelling: de probleemstelling moet helder afgebakend en goed gefocust zijn. Dit is een pragmatisch punt: onderzoek strandt wanneer de probleemstelling te breed en algemeen is. Let er dus op dat je probleemstelling beperkt genoeg is om het doel dat je vraag oproept te kunnen bereiken; de probleemstelling moet haalbaar en uitvoerbaar zijn: je moet enige voorkennis van het onderwerp hebben of je die in geringe tijd kunnen eigen maken, je moet enig overzicht hebben omtrent de belangrijkste discussies rondom je onderwerp, je moet de (oorspronkelijke) taal beheersen van de teksten waarop je een beroep zult doen. de probleemstelling moet duidelijk en ondubbelzinnig geformuleerd zijn. De begrippen die je gebruikt moeten duidelijk zijn. Alleen wanneer dat het geval is, kun je met de probleemstelling specifieke onderzoeksvragen formuleren, en kan duidelijk worden met welke methode deze beantwoord kunnen worden. De probleemstelling moet je belangstelling hebben. Het doen van onderzoek staat of valt immers met je eigen motivatie. Een goede probleemstelling maakt duidelijk wat gezocht wordt, waarom het gezocht wordt en hoe. 21
Klas:.. 2HV. 12 december 21 december Docent: Mevr. K.Kompier
Naam: Klas:.. 2HV 12 december 21 december Docent: Mevr. K.Kompier Inhoudsopgave INLEIDING 3 1. LES 1 ORIËNTATIELES 3 2. LES 2 ARGUMENTEN VERZAMELEN 4 3. LES 3 - LEREN BEOORDELEN 6 4. LES 4 DROGREDENEN
Nadere informatieLezen. Doelgroep Lezen. Omschrijving Lezen
Lezen Het programma is met name geschikt voor groepen waarin grote niveauverschillen bestaan en voor leerlingen die het gewone oefenen met teksten niet interessant meer vinden. Doelgroep Lezen Muiswerk
Nadere informatieDocenten Handleiding
2HV Docenten Handleiding 1. les 1 Oriëntatieles In groepjes met even aantallen wordt een discussie gevoerd over een stelling. De helft van een groepje zal over deze stelling discussiëren, terwijl de andere
Nadere informatieI nhoud. Voorwoord 5. Inleiding 11
I nhoud Voorwoord 5 Inleiding 11 1 Ruziën of discussiëren 13 1.1 Wie beweert, moet bewijzen 13 1.2 Het belemmeren van het geven van een mening 16 1.2.1 Het taboe verklaren van een standpunt 17 1.2.2 Het
Nadere informatieMinor Filosofie en Wetenschap Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren - 2013-2014
Minor Filosofie en Wetenschap Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren - 2013-2014 Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren - 2013-2014 I Inhoudsopgave Vak: Filosofische
Nadere informatieJan Bransen Het Schrijven van een Filosofisch Essay
Jan Bransen Het Schrijven van een Filosofisch Essay Onderstaande tekst schreef ik jaren geleden om studenten wat richtlijnen te geven bij het ontwikkelen van een voor filosofen cruciale vaardigheid: het
Nadere informatieonthouden. Schrijfdoelen Schrijfdoel Inhoud schrijfdoel Voorbeeld vermaakt door een leuk, spannen, aangrijpend of interessante tekst.
Nederlands Leesvaardigheid Leesstrategieën Oriënterend lezen Globaal lezen Intensief lezen Zoekend lezen Kritisch lezen Studerend lezen Om het onderwerp vast te stellen en te bepalen of de tekst bruikbaar
Nadere informatieLeerstofoverzicht Lezen in beeld
Vaardigheden die bij één passen, worden in Lezen in beeld steeds bij elkaar, in één blok aangeboden. Voor Lezen in beeld a geldt het linker. Voor Lezen in beeld b t/m e geldt het rechter. In jaargroep
Nadere informatieBepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag
Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag De probleemstelling is eigenlijk het centrum waar het werkstuk om draait. Het is een precieze formulering van het onderwerp dat je onderzoekt. Omdat de probleemstelling
Nadere informatieCONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo
Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis
Nadere informatieDe theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan
De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan 1. Globaal lezen a. Lees eerst altijd een tekst globaal. Dus: titel, inleiding, tussenkopjes, slot en bron. b. Denk na over het onderwerp,
Nadere informatieBBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Persoonlijke ontwikkeling Studievaardigheden
BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Inleiding en leerdoelen Leren en studeren is een belangrijk onderdeel in je opleiding tot verpleegkundige. Om beter te leren studeren is het belangrijk niet
Nadere informatie1
1 2 3 4 5 6 7 8 - - - 9 10 o o 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Toetsingskader scriptie master Financieel recht SCRIPTIE BEOORDELINGSFORMULIER MASTER FINANCIEEL RECHT Uitleg beoordelingsformulier
Nadere informatieBrochure Begrijpend lezen VMBO 1
Brochure Begrijpend lezen VMBO 1 Brochure Begrijpend lezen VMBO 2 Inleiding Het belang van begrijpend lezen kan nauwelijks overschat worden. Het niveau van begrijpend lezen dat kinderen aan het einde van
Nadere informatie10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij
10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij 10.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde informatie over de doelstellingen, eindkwalificaties en opbouw van de Masteropleiding Filosofie & Maatschappij.
Nadere informatieBEOORDELINGSFORMULIER
Faculteit Geesteswetenschappen Versie maart 2015 BEOORDELINGSFORMULIER MASTER SCRIPTIES Eerste en tweede beoordelaar vullen het beoordelingsformulier onafhankelijk van elkaar in. Het eindcijfer wordt in
Nadere informatieTeksverklaringen!!!!! Samenvattingen!! - Meerkeuzevragen! - Open! !!!! Nederlands! 1. Spellen! 2. Samenvatting schrijven
NEDERLANDS Nederlands Teksverklaringen Samenvattingen 1. Hoofdgedachte 2. Meerkeuzevragen 3. Tekstverbanden 4. Open vragen 5. Argumentatie 6. Mening en doel van de schrijver 1. Spellen 2. Samenvatting
Nadere informatieEducatief Startbekwaam (STRT) - B2
Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) of jongeren (16+) aan het einde van het secundair of voortgezet onderwijs in het buitenland die starten met een studie
Nadere informatie5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen
naam: Leesvaardigheid examenvoorbereidingen Opdracht: vul de juiste begrippen in op de lege plekken. Je kunt kiezen uit: acceptatie afhankelijk belanghebbend beschouwing betrouwbare deskundige discussiant
Nadere informatieDwerggras 30, Rotterdam. 1. Schrijf tijdens het kijken dingen op die jou belangrijk lijken. Je hebt dit later nodig.
Les 1: Een Wikitekst schrijven Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken Bekijk met de klas het Jeugdjournaalfilmpje over koningin Beatrix op www.nieuwsbegrip.nl 1. Schrijf tijdens het
Nadere informatieEen onderzoeksvraag formuleren in vier stappen
Een onderzoeksvraag formuleren in vier stappen In vier stappen kun je tot een bruikbare, zinvolle onderzoeksvraag komen. Die stappen zijn: 1. Het onderzoeksterrein verkennen 2. Het onderzoeksterrein afbakenen
Nadere informatieZelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W
Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W 1 Naam student: Studentnummer: Datum: Naam leercoach: Inleiding Voor jou ligt het meetinstrument ondernemende houding. Met dit meetinstrument
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Module 9
Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting door een scholier 1519 woorden 26 juni 2004 7,5 55 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Kiliaan Module 9: A3 Tekstsoorten A4 Structuur van de boodschap C4
Nadere informatieInhoud. Introductie tot de cursus
Inhoud Introductie tot de cursus 1 Inleiding 7 2 Voorkennis 7 3 Het cursusmateriaal 7 4 Structuur, symbolen en taalgebruik 8 5 De cursus bestuderen 9 6 Studiebegeleiding 10 7 Huiswerkopgaven 10 8 Het tentamen
Nadere informatieHet Muiswerkprogramma Argumenteren is een programma voor het leren analyseren en beoordelen van mondelinge en schriftelijke betogen.
Argumenteren Het Muiswerkprogramma Argumenteren is een programma voor het leren analyseren en beoordelen van mondelinge en schriftelijke betogen. Doelgroepen Argumenteren Argumenteren is bedoeld voor leerlingen
Nadere informatieHet Socratisch Gesprek als methode voor kritisch denken
Ontwerponderzoek Paper 2 Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Links Bibliografische referentie I.F. Hazewindus, drs. Filosofie Het Socratisch Gesprek als methode voor
Nadere informatieEerst: herhaling Evalueren
Eerst: herhaling Evalueren KRITISCH DENKEN 20 Drogredenen Kritisch Denken 2 De Gouden Regel bij het Evalueren: evalueer elke bewering of basisvak die betrekking heeft op een gegeven bewering voordat je
Nadere informatie5.3 SAMENVATTEND SCHEMA SOORTEN VERBANDEN
10.2.9 Andere verbanden Soms worden ook nog de volgende verbanden onderscheiden: 1 toelichtend verband (komt sterk overeen met het uitleggend verband) 2 argumenterend verband 3 verklarend verband Deze
Nadere informatieONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?
ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? Wim Biemans Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfswetenschappen 4 juni, 2014 2 Het doen van wetenschappelijk onderzoek Verschillende
Nadere informatieStudiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging
Studiehadleiding Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging Naam onderwijseenheid: Methoden en vaardigheden voor praktijkonderzoek Code onderwijseenheid: HBOMIGV015MV Jaar: Onderwijsperiode:
Nadere informatieWat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden
Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden Soorten vragen, vraagwoorden, signaal- en sleutelwoorden Schema 1 Soorten vragen Open vraag
Nadere informatie1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen
1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen Wanneer je als student in het hoger onderwijs de opdracht krijgt om te zoeken naar wetenschappelijke informatie heb je de keuze uit verschillende informatiebronnen.
Nadere informatieAanpak van een cursus
Aanpak van een cursus Je gaat best op zoek naar een efficiënte manier van studeren. In het hoger onderwijs is het immers niet meer doeltreffend om alles op dezelfde manier aan te pakken. Je kan dus niet
Nadere informatieNederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)
Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Examen VWO Vragenboekje Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 19 mei 9.00 12.00 uur 20 03 Voor dit examen zijn
Nadere informatieModule 3. Hoe gebruik ik informatie op een correcte manier? www.thomasmore.be/bibliotheek
www.thomasmore.be/bibliotheek Module 3 Hoe gebruik ik informatie op een correcte manier? Gebaseerd op de tutorials informatievaardigheden van Bibliotheek Letteren - K.U.Leuven Hoe gebruik ik informatie
Nadere informatieCurriculumevaluatie BA Wijsbegeerte
Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte Beste student, U heeft onlangs alle onderdelen van uw bacheloropleiding Wijsbegeerte afgerond en kunt nu het BA-diploma aanvragen. Het bestuur van het Instituut voor
Nadere informatieWaarom een samenvatting maken?
Waarom een samenvatting maken? Er zijn verschillende manieren om actief bezig te zijn met de leerstof. Het maken van huiswerk is een begin. De leerstof is al eens doorgenomen; de stof is gelezen en opdrachten
Nadere informatieLESSENSERIE 4: CKV-NL Recensie schrijven Lesplannen
LESSENSERIE 4: CKV-NL Recensie schrijven Lesplannen Algemene gegevens Docent Evah den Boer School Helen Parkhurst Titel lessenserie Recensie schrijven CKV/NETL Klas (en niveau) 4 vwo Aantal leerlingen
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Lezen en Argumenteren
Samenvatting Nederlands Lezen en Argumenteren Samenvatting door B. 1258 woorden 29 oktober 2014 4,3 4 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Betrouwbaarheid controle 1.auteur 2.publicatieplaats
Nadere informatieHuiswerk Spreekbeurten Werkstukken
Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.
Nadere informatie2.4 Tekstopbouw In deze paragraaf oefen je in het schrijven van een tekst met een indeling in inleiding, kern en slot.
Fase.4 Tekstopbouw In deze paragraaf oefen je in het schrijven van een tekst met een indeling in inleiding, kern en slot. 1 1 Lees onderstaande tekst. Daarna ga je zelf een soortgelijke tekst schrijven.
Nadere informatieDeel het leven Johannes 4:1-30 & 39-42 7 december 2014 Thema 4: Gebroken relaties
Preek Gemeente van Christus, Het staat er een beetje verdwaald in dit hoofdstuk De opmerking dat ook Jezus doopte en leerlingen maakte. Het is een soort zwerfkei, je leest er ook snel overheen. Want daarna
Nadere informatie1 Oriëntatie op de opdracht: wat verwachten ze van me? 21
Inhoudsopgave Inleiding 13 FASE 1 Oriënteren op de opdracht 19 1 Oriëntatie op de opdracht: wat verwachten ze van me? 21 1.1 Inleiding 21 1.1.1 Een essay is een essay? 21 1.1.2 En toch: kenmerken van academisch
Nadere informatieZorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.
Werkstukwijzer Deze werkstukwijzer helpt je om een werkstuk in elkaar te zetten. Je vult eerst een formulier in. Op dit formulier komt te staan waar je werkstuk over gaat en hoe je het aanpakt. Met behulp
Nadere informatieWORKSHOP ARGUMENTEREN IN DE DAGELIJKSE LESPRAKTIJK EN EXAMINERING 3F
WORKSHOP ARGUMENTEREN IN DE DAGELIJKSE LESPRAKTIJK EN EXAMINERING 3F Taalcoachacademie 25-5-2012 Christianne Alberts Inhoudsopgave Taalniveau B2/3F voor studenten Werken volgens vaste structuren Communicatieschema
Nadere informatieEducatief Professioneel (EDUP) - C1
Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent
Nadere informatieEen Goede Lezing. Hans L. Bodlaender
Een Goede Lezing Hans L. Bodlaender Dit verhaal Waar moet ik op letten als ik een lezing geef? Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt? 2 Overzicht Voorbereiding van een lezing Algemene voorbereiding
Nadere informatieDit verhaal. Een Goede Lezing. Overzicht. Algemene voorbereiding
Dit verhaal Een Goede Lezing Waar moet ik op letten als ik een lezing geef? Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt? Hans L. Bodlaender 2 Overzicht Voorbereiding van een lezing Algemene voorbereiding
Nadere informatieMinor Ethiek en sociale filosofie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren
Minor Ethiek en sociale filosofie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren - 2013-2014 Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren - 2013-2014 I Inhoudsopgave Vak:
Nadere informatieSTIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding
STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING Inleiding De door leidinggevenden gehanteerde stijlen van beïnvloeding kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld, te weten profileren en respecteren. Er zijn twee profilerende
Nadere informatieKritisch Denken met Rationale
Docentendag Maatschappijleer 2018 Kritisch Denken met Rationale Timo ter Berg & Daan van Riet Kritisch Denken Inhoud 1. Introductie 2. Belang Kritisch Denken (= KD) 3. Wat is KD? 4. Hoe ontwikkel je KD-vaardigheden?
Nadere informatieUiteenzetting: We moeten onderweg tijd zien te winnen, dus kunnen we beter het vliegtuig nemen.
HARC2603 Watson-Glaser testboek 12-09-2006 10:36 Pagina 3 1 AANNAMES Een aanname is iets dat wordt verondersteld of voor waar wordt aangenomen. Wanneer iemand in januari zegt: Ik studeer in juni af, veronderstelt
Nadere informatieCONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo
Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 vmbo de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 vmbo de betekenis
Nadere informatieScriptie over Personal Branding en Netwerking
Scriptie over Personal Branding en Netwerking 1e versie - 16 november 2012 Jana Vandromme Promotor: Hannelore Van Den Abeele 1. Inhoudstafel 1. Inhoudstafel 2. Onderzoeksvragen 2.1 Onderzoeksvraag 1 2.2
Nadere informatieMuiswerk Strategisch Lezen is gericht op het aanleren van deelvaardigheden die nodig zijn voor een strategische leesaanpak.
Strategisch Lezen Muiswerk Strategisch Lezen is gericht op het aanleren van deelvaardigheden die nodig zijn voor een strategische leesaanpak. Doelgroepen Strategisch Lezen Muiswerk Strategisch Lezen is
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Hoofdstuk 3
Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 802 woorden 14 februari 2004 5,4 39 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Topniveau 3.5 persuasieve teksten betoog beschouwing Bevat
Nadere informatieONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2015-2016 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt
Nadere informatieHier vertel je wat je hebt gedaan om informatie te vinden. Wat en waar gezocht? Wie geïnterviewd, enz.
Onderzoeksverslag Omslag en titelpagina Op het omslag staan in elk geval de titel van het onderzoek en de namen van de schrijvers. Op de titelpagina opnieuw de titel en de namen van de schrijvers. Nu uitgebreid
Nadere informatieIk geloof, geloof ik. Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw. Mijn naam en klas:
Ik geloof, geloof ik Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw Mijn naam en klas: Bezinningsmomenten In de godsdienstlessen stonden de afgelopen jaren verhalen centraal en de verschillende
Nadere informatieExamen HAVO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 19 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen HAVO 2008 tijdvak 1 maandag 19 mei 13.30-16.30 uur Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 22 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 53 punten
Nadere informatieWaarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen
week 17 20 april 2015 - Schrijfopdrachten niveau A, les 1 Les 1: Een overtuigende tekst schrijven Beantwoord deze vragen: Een mooie manier om te herdenken 1. Waarom is het volgens jou belangrijk om de
Nadere informatieDOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER
DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER 2018 The Spirit Level Een authentieke toetstaak in de praktijk Niels Hoendervanger Stedelijk Gymnasium Nijmegen The Spirit Level Wat gaan we doen? Korte introductie op de taak
Nadere informatieReflectiegesprekken met kinderen
Reflectiegesprekken met kinderen Hierbij een samenvatting van allerlei soorten vragen die je kunt stellen bij het voeren van (reflectie)gesprekken met kinderen. 1. Van gesloten vragen naar open vragen
Nadere informatieOntdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek
Ontdek de Bibliotheek Ontdek de Bibliotheek Ontdek de Bibliotheek Welkom in de bibliotheek. Je gaat op ontdekking in de bibliotheek. Hierbij doe je een onderzoek naar verschillende soorten media; zoals
Nadere informatieLESBRIEF. Laat uw leerlingen 10 minuten lezen in 7Days. Uw leerlingen mogen zelf weten welke artikelen ze deze 10 minuten lezen.
Vrijdag 15 januari 016 Artikelen: Alle artikelen - 7Days week Inhoud: De leerlingen leren om kritisch te kijken naar de verschillende artikelen uit 7Days. De leerlingen leren strategieën toe te passen
Nadere informatieWat te doen met zwakke begrijpend lezers?
Wat te doen met zwakke begrijpend lezers? Cor Aarnoutse Wat doe je met kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen? In dit artikel zullen we antwoord geven op deze vraag. Voor meer informatie verwijzen
Nadere informatieWorkshop voorbereiden Authentieke instructiemodel
Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Uitleg Start De workshop start met een echte, herkenbare en uitdagende situatie. (v.b. het is een probleem, een prestatie, het heeft
Nadere informatieZ I N S O N T L E D I N G
- 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk
Nadere informatieJe gedachten gestructureerd op papier
Online training: Je gedachten gestructureerd op papier Start: 14 september 2015 Een online programma, mét coaching, voor ondernemers en werknemers Voor als je logisch opgebouwde teksten wil leren schrijven,
Nadere informatieExamen VWO. Nederlands. tijdvak 2 dinsdag 17 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen VWO 2014 tijdvak 2 dinsdag 17 juni 13.30-16.30 uur Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 18 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 48 punten
Nadere informatieHandleiding voor de leerling
Handleiding voor de leerling Inhoudopgave Inleiding blz. 3 Hoe pak je het aan? blz. 4 Taken blz. 5 t/m 9 Invulblad taak 1 blz. 10 Invulblad hoofd- en deelvragen blz. 11 Plan van aanpak blz. 12 Logboek
Nadere informatieWaarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen
week 17 20 april 2015 - Schrijfopdrachten niveau B, les 1 Les 1: Een overtuigende tekst schrijven Beantwoord deze vragen: Een mooie manier om te herdenken 1. Waarom is het volgens jou belangrijk om de
Nadere informatieNiveaus van het Europees Referentiekader (ERK)
A Beginnend taalgebruiker B Onafhankelijk taalgebruiker C Vaardig taalgebruiker A1 A2 B1 B2 C1 C2 LUISTEREN Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete
Nadere informatieEisen en lay-out van het PWS
Eisen en lay-out van het PWS INHOUD EN OPZET VAN HET PROFIELWERKSTUK In het navolgende komen achtereenvolgens aan bod: de titelpagina, de inhoudsopgave, de inleiding, de hoofdtekst, de samenvatting, de
Nadere informatieWIJ DENKEN OVER KENNIS EN WETENSCHAP. Verwerkingsboek. Philippe Boekstal DAMON. WD kennis wetenschap 2601.indd 1 26-1-10 12:16
WIJ DENKEN OVER KENNIS EN WETENSCHAP Verwerkingsboek Philippe Boekstal DAMON WD kennis wetenschap 2601.indd 1 26-1-10 12:16 VOORWOORD Dit verwerkingsboek bevat een aantal teksten en opdrachten die aansluiten
Nadere informatieGedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2. Brainstorm maak hieronder je brainstorm inzichtelijk
Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2 Wat? Datum? Aftrek punten paraaf? Hoofdvragen & deelvragen - ½ punt Bronnen (2 verscheidene) - 1 punt 1 e versie - 2 punten Beoordeling (klasgenoot) - ½
Nadere informatie@ AB. Eigenaardig Mentorschap
@ AB Eigenaardig Mentorschap Als mentor moet je kunnen omgaan met al die eigenaardigheden van je leerlingen. Daarbij heb je ook je persoonlijke eigenaardigheden waarvan het prettig is als die een plek
Nadere informatieKennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011
Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Naam: Violette van Zandbeek Vak: Social research Datum: 15 april 2011 1 Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Als onderdeel van het vak social research
Nadere informatieAANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?
AANTEKENINGEN Alles draait om de visie op Jezus Christus. Door de eeuwen heen is er veel discussie geweest over Jezus. Zeker na de Verlichting werd Hij zeer kritisch bekeken. De vraag is waar je je op
Nadere informatieOVERZICHT VAN TOETSVORMEN
OVERZICHT VAN TOETSVORMEN Om tot een zekere standaardisering van de gehanteerde toetsvormen en de daarbij geldende criteria te komen, is onderstaand overzicht vastgesteld. In de afstudeerprogramma's voor
Nadere informatieBloom. Taxonomie van. in de praktijk
Bloom Taxonomie van in de praktijk De taxonomie van Bloom kan worden toegepast als praktisch hulpmiddel bij het differentiëren in denken en doen. Het helpt je om in je vraagstelling een plaats te geven
Nadere informatieOnderzoeksvaardigheden (Creatieve Actie Methodologie)
studiehandleiding voor de cursus Onderzoeksvaardigheden (Creatieve Actie Methodologie) code Studiepunten Willy BI-B6VHO 1 EC blok B6 studiejaar 2013 2014 schrijver M. Rutten en J.G. de Zwart datum 27-08-2013
Nadere informatieNederlands, leesvaardigheid (oude stijl) en Nederlands (nieuwe stijl)
Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) en Nederlands (nieuwe stijl) Examen VWO Vragenboekje Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 16 mei 9.00 12.00 uur 20 01 Voor dit examen zijn
Nadere informatieEducatief Professioneel (EDUP) - C1
Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent
Nadere informatieOpdrachten bij hoofdstuk 4
Opdrachten bij hoofdstuk 4 4.1 Opbouw van je portfolio a b c d e Bekijk of je ontwikkelingsportfolio een persoonlijk ontwikkelplan heeft. Heb je een aanleiding voor je ontwikkeldoelen genoemd? Heb je vakliteratuur
Nadere informatieAfdeling VAVO. Praktische opdracht HAVO/VWO. Handleiding
Afdeling VAVO Praktische opdracht HAVO/VWO Handleiding Inleiding Voor verschillende vakken dient u een praktische opdracht te maken. In deze handleiding staan instructies voor het maken van een praktische
Nadere informatieFriese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010
Friese taal en cultuur VWO Syllabus centraal examen 2010 oktober 2008 2008 Centrale Examencommissie Vaststelling Opgaven vwo, havo, vmbo, Utrecht Alle rechten voorbehouden. Alles uit deze uitgave mag worden
Nadere informatieProgramma van Inhoud en Toetsing
Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp werkwoordelijk gezegde
Nadere informatieFRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO
FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2016 Inhoud Voorwoord 6 1 Examenstof van centraal examen en schoolexamen 7 2 Specificatie van de globale eindtermen voor het CE 8 Domein A: Leesvaardigheid
Nadere informatieFeedback Project Ergonomisch Ontwerpen
Feedback Project Ergonomisch Ontwerpen Competenties Sociaal en communicatief functioneren (P9) Initiatief (P10) Reflectie (P11) Afgelopen module heb je met een groepje gewerkt aan je project. In week 7
Nadere informatieSamenvatting Nederlands Top niveau -
Samenvatting Nederlands Top niveau - Samenvatting door een scholier 1412 woorden 6 april 2005 5,5 6 keer beoordeeld Vak Nederlands Nederlands: 3.5 Uiteenzetting herkennen Uiteenzetting (tekst) geef je
Nadere informatieBeoordelingscriteria scriptie Nemas HRM
Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus
Nadere informatieSpoor je leerlingen dus aan om een verzorgde taal te hanteren tijdens en buiten de lessen. Je maakt hen enkel sterker!
Jongeren en chattaal geen probleem, standaardtaal is ook een must in ons systeem! September Aandacht voor Standaardnederlands Taal verbindt en maakt van een groep mensen een samenleving. Een rijke taal
Nadere informatiepagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil
pagina 1 van 5 Home > Bronteksten > Plato, Over kunst Vert. Gerard Koolschijn. Plato, Constitutie (Politeia), Amsterdam: 1995. 245-249. (Socrates) Nu we [...] de verschillende elementen van de menselijke
Nadere informatieONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2016-2017 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Master Filosofie () Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt in werking op 1 september 2016.
Nadere informatieVoorwoord. Veel succes met de schrijftraining! Amsterdam, februari 2012. Freek Bakker Joke Olie. 6 Voorwoord
Voorwoord Schrijven op B2 is een takenboek dat hulp biedt bij de training in het schrijven van korte en langere teksten in het Nederlands, die geschreven moeten worden op het Staatsexamen NT2 II. Schrijven
Nadere informatie20 tips voor een goed debat!
20 tips voor een goed debat! Moedig elkaar aan tijdens jullie voorbereidingen en de wedstrijd. Geef elkaar tips en zoek samen de sterktes en zwaktes van de argumenten. Je kan veel leren van elkaar, ook
Nadere informatieCommon European Framework of Reference (CEFR)
Common European Framework of Reference (CEFR) Niveaus van taalvaardigheid volgens de Raad van Europa De doelstellingen van de algemene taaltrainingen omschrijven we volgens het Europese gemeenschappelijke
Nadere informatieCV en motivatiebrief. 1. Kop Curriculum Vitae, eventueel je naam
CV en motivatiebrief Hoe zorg je, dat je met jouw CV en brief wordt uitgenodigd voor een gesprek? Moeilijk te zeggen, want het aannemen van personeel is mensenwerk en iedereen kijkt anders naar dit soort
Nadere informatie